pp r&m HET POLITIE-WERK VAN MEYRICK Geniale vervalschers Rembrandts, Van Dycks en Picasso's aan den loopenden band 1115 mm VAN PERSFOTOGRAAF TOT MILLIONNAIR Cecil Beaton's EEN SALOMONSOORDEEL Verdonck, de man met het kakebeen Halszaken |SÉÉ®k-':2 De man met het kakebeen De Mona Lisa De wereldberoemde Mona Lisa De Rommelpotspeler Met een dubbeltje per maand mag een dubieus debiteur zijn schuld van f 100.voldoen - \'A': /v.Sikj; v> 'DD;ϧ. Sv,i'f tei isgsasati DM'-." 1 Het vroolijke gezelschap sprookjesachtige carrière KORT VERHAAL ALS Beroemde schilderijen zijn kostbare dingen, op wier bezit groote musea zeer naijverig zijn en waarvoor rijke kunstliefhebbers vaak hun halve vermogen veil hebben. Zoo kwamen schilders met ta lent doch zonder karakter (wellicht vaak ook zonder eten) er toe, Rembrandts, Van Dycks, Picasso's enz. aan den loopenden band te vervaardigen. Schilders als een zekere mijnheer Trot- tin, die met een productie van twee stuks per dag voor vijftig of honderd harde Fransche francs de heele Fransche schil dersschool nabootste, en aan zijn huisbaas verkocht, om den deurwaarder van zijn ka mer te houden, behooren niet tot de cate gorie, die ten deze de grootste gevaren voor de kunst opleveren. Het zijn eerder de geniale vervalschers, wier werk vaak de grootste experts als echt herkennen en waarvoor de musea dikwijls tegen elkaar opbieden om in het bezit te komen van deze schilderijen, die onderteekend worden met de beroemdste schildersnamen. De we tenschap gaat- verder en vaak na jaren eerst komt zij tot de ontdekking, dat de werken, die zij voordien tot de grootste meesterwerken gerekend had, slechts kun dige nabootsingen zijn Toch moet men met de qualificatie „valsch" immer zeer voorzichtig zijn, om dat de scheidslijn tusschen echt en valsch vaak lang niet zoo scherp te trekken is. Het is bekend, dat op de ateliers der oude meesters veelal tal" van leerlingen werk zaam waren, die de détails van het werk stuk des meesters geheel of gedeeltelijk verzorgden of ook wel werkstukken vervaar digden, die na een laatste verbetering of verandering door den meester ondertee kend werden, om alzooeen grooteren prijs te kunnen opbrengen. (Wie kennis neemt van de vaak zeer behoeftige omstan digheden, waaronder de oude meesters hadden te léven, zal hen hierom niet hard kunnen vallen). Alhoewel de kunsthistorische wetenschap op dit gebied steeds vorderingen maakt, is 't ook thans nog dikwijls moeilijk, een uit gesproken oordeel te vellen over de al of niet echtheid van een bepaald schilderij. Experts staan hierin vaak tegenover elkaar en lange procedures en schadevergoeding- kwesties waren en zijn er het onaangename en geruchtmakende gevolg van De laatste Hals-expositie te Haarlem heeft het vraagstuk over de al of niet echt heid van beroemde meesterwerken weer op den voorgrond geplaatst. Het is waarschijn lijk niet geheel onbekend, dat er op elke ten toonstelling van oude meesters wel eens twij felachtige stukken doorloopen. De laatste Frans Hals-expositie is in dit opzicht echter niet gelukkig geweest, daar er hier kennelijk verscheidene doeken aanwezig waren, die aan den grooten Hals toegeschreven werden en om trent wier herkomst toch minstens eenige twij fel gegrond was. De schilder M. M. van Dantzig heeft er zelfs aanleiding in gevonden, een speciaal werkje („Frans Hals echt of onecht", uitg. H. J. Paris, A'dam) in het licht te doen geven, waarin hij tot de volgende opzien barende conclusies omtrent deze tentoon stelling komt: er waren 33 goede werken van Hals, 5 dubieuze Halsen, 11 copieën, 22 andere 17-eeuwsche schilderijen, 9 on herkenbare en36 vervalschingen! Dat komt dus volgens den heer Van Dantzig hierop neer, dat van de in totaal 116 aan wezige schilderijen op deze Hals-expositie niet meer of minder dan slechts 33 we zenlijk geheel echte werken van Frans Hals waren. Het zou in het bestek van dit artikel te ver voeren, de argumenteering van deze krasse be wering van den heer Van Dantzig op den voet te volgen. Hij grondt zijn conclusies door op o.m. volgende kenmerken van Frans Hals' werk aan die der betreffende schilderijen te toetsen: de voorstelling, de eenheid van han- &c&t oJQ. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiimiiiii deling, coloriet, gamma, belichting, verschil in accent van hoofd- en bijzaken, anatomie, plooival, perspectief, geaccentueerde vingerge wrichten, neusconstructie, mondconstructie, contour van het gelaat, schaduw van den neusrug, vlotte schildering, teekening, perspec tivische werking der penseelstreken, weer gave van het haar, constructie van het onder ste ooglid-neus, gelaatsuitdrukking, stofuit drukking. Tegenover dit vonnis van den heer Van Dantzig staan echter de directeuren van bijna alle groote musea ter wereld, die werken voor deze expositie afstonden, en alle kunstkenners van naam, die allen tot zulke verregaande con clusies heel niet geneigd blijken. Ook komt ons als een fout in des heeren Van Dantzig's betoog voor, dat hij heel geen rekening houdt met de ontwikkeling van den schilder Hals, zijn uitgroei, zijn verdieping in het latere leven, die .rechtvaardigen, dat zijn werk in de perioden verdeeld wordt, waarin het ontstond, zooals wij bij vele groote schil ders belangrijke karakterverschillen kunnen waarnemen in de verschillende stadia van hun leven. Is dus de heer Van Dantzig wellicht wat gulzig geweest, het is niettemin zeer waarschijnlijk, dat er op eenige werken op de Frans Hals-tentoonstelling wel het een en ander aan te merken geweest is. Twee zul len wij hier nader aanduiden. Van de vier bestaande schilderijen van den Rommelpotspeler erkent de kunstgeleerde dr. W. R. Valentiner géén als echt. Volgens deze bestaat liet echte schilderij niet meer. pen Rommelpotspeler, die in Haarlem was ten toongesteld en waarvan wij hier een repro ductie geven, kwalificeert de heer Van Dant zig zeer waarschijnlijk als een 19de-eeuwsche copie. Algemeen slecht was men te spreken over de op de tentoonstelling geëxposeerde schilderij „Het vroolijke gezelschap", waar van nog een ongeveer zelfde voorstelling hangt in het Metropolitan Museum te New Youk. Onze reproductie van het te Haar lem tentoongestelde schilderij toont zelfs den meest onervaren leek gebreken, die wij moeilijk op Hals' talent kunnen schuiven. Men bezie het schrale, magere opgeheven vrouwenhandje, dat tevens niet logisch uit den schouder komt; het te kleine vrou wenhoofdje, dat gedrongen op den hals ge plant staat. De haar omringende koppen zijn voorts alle even zwak van uitbeelding en uitdrukking. Het valt niet te ontkennen, dat de Hals expositie eenige twijfelachtige stukken her bergde, waarvan het ons beter voorgekomen zou zijn, dat deze geheel op deze tentoon stelling waren weggebleven. Heel wat on rust-wekkende en soms overdreven geruch ten zouden hét publiek dan bespaard zijn gebleven. De 'geschiedenis van schilderijen van be roemde meesters is somwijlen heel merkwaar dig en veelbewogen. Zoo heeft het Hals-schil derij van den man met het ezelskinnebak een zekere vermaardheid verworven. In het maand schrift Historia vertelt dr. A. M. de Wild een en ander over dit schilderij, dat ook op de Hals-tentoonstelling geëxposeerd was. In 1916 gaf mr. Moubray het schilderij aan Schotlands Nationaal Museum ten geschenke, die, naar hij zeide, daarmede zijn dankbaar heid wilde betuigen voor het genot, dat het museum hem in zijn jeugd op regenachtige Zaterdagmiddagen verschaft had. Het schil derij was in 1895 bij Christie's in Londen in veiling geweest, daar voor 430 pond sterling verkocht en later door Thomas Agnew and Sons aan den heer Moubray overgedaan. Het stelde een vroolijk uitzienden man voor met bruin krulhaar, borsteligen baard, snor en wenkbrauwen, met een karmijnroode fluwee- len baret en in zijn hand een wijnglas, alsof hij iemand wilde uitnoodigen tot drinken. Het schilderij vond bij de kenners niet die waardeering, waarop een goede Frans Hals recht heeft. Men meende een zekere mistee- kening in de hand en het glas te zien, de muts was van een ongewoon fel rood, dat de harmonie Van het geheel verstoorde en slecht paste bij het tijdperk, waarin het schilderij werd geplaatst. Door het in 1927 door dr. de Wild nader ge dane technisch onderzoek blijkt hem al spoe dig, dat de baret van veel later datum was dan de rest van het schilderij en zelfs be trekkelijk kort geleden geschilderd moest zijn. Met behulp van een aantal Röntgen-foto's van den „vroolijken drinker" bleek toen, dat het glas in des drinkers hand oorspronkelijk geen glas, maar een soort langwerpig, omhooggaand voorwerp is geweest. Dr. de Wilde herinnerde zich een 17e-eeuwsche ets van Jan van de Velde, die een portret voorstelt van een ze keren Verdonck, den man met een kakebeen. Die prent was bekend en kunstkenners als Bode en anderen hadden ze steeds beschouwd als een reproductie naar een verloren gegane schilderij van Hals. De kop van de prent nu bleek identiek te zijn met die van het betref fende schilderij. Toen in 1928 het museumbestuur dr. de Wilde toestond, het schilderij van haar la tere overschildering te ontdoen, waren de roode baret en het wijnglas verdwenen en de origineele krullebol en het kakebeen in eere hersteld! De mare van deze gedaante verwisseling liep door de Europeesche pers en zoo kon het gebeuren, dat dr. de Wilde na eenigen tijd een schrijven kreeg van een in Riga wonend, hoogbejaard schilder, waarin deze hem mededeelde, die over schildering tusschen 1890 en 1900 te heb ben verricht, Frans Hals dus te heb ben „verbeterd", op verzoek van den toen- maligen eigenaar in Sint Petersburg om de schilderij daardoor een aantrekkelijker, ..beschaafder", aspect te verleenen! Het zjjn echter niet alleen Hals-schilde rijen, waarom wel eens (wellicht tè) veel gerucht is ontstaan. Zelfs een der meest wereldberoemde schilderijen als de Mona Lisa van Leonardo da Vinei heeft het zwaar te ontgelden gehad. Men kent de geschiedenis van den diefstal van de Mona Lisa en hoe Vincenzo Peruigia in Florence gearresteerd werd, toen hij trachtte het schilderij te ver- koopen. Maar nog amper een jaar geleden werd in alle stilte door het ministerie van Schoone Kunsten in Parijs een nauwlettend onderzoek ingesteld naar de echtheid van de Mona Lisa. Jack Dean, die beweerde aan de zen diefstal te hebben medegewerkt, deed aan belangstellenden Kunstkenners een rapport toe komen, waarin hij betoogde, dat er niet min der dan vijf copieën van de Mona Lisa zijn vervaardigd, die alle als echt zijn verkocht. Ook het schilderij, dat thans in het Louvre hangt, zou volgens hem niet echt zijn, maar hangen in de geheime galerij van een Fran- schen markies, die er ook zeif van overtuigd moet zijn, dat hij het origineel heeft maar hier over natuurlijk zwijgt. Nogal romantisch! George Williamson, een der oudste Europee sche kunstkenners, die in Surrey een kasteel bewoont, bracht voor de eerste maal het sen satie-nieuws in de wereld, dat de Mona Lisa in het Louvre een vervalsching is. Door een dergelijke vervalsching leerde de groote kunst verzamelaar Pierpont Morgan Williamson ken nen. Morgan had namelijk in de Princes Gate te Londen een groote collectie wonderbaarlijke miniaturen bijeengebracht. Toen Williamson deze bezichtigde, wees hij er den Amerikaan- schen millionnair op, dat een miniatuur, die aan Cosway werd toegeschreven, een kenne lijke vervalsching moest zijn. Een nader des kundig onderzoek van het miniatuur bracht in derdaad aan het licht, dat het valsch moest zijn. Williamson werd er Morgan's adviseur door. Er is den laatsten tijd weer veel geschre ven en gesproken over „schilderij-verval schingen" en wij achtten het daarom niet onbelangrijk, onzen lezers hiervan in kort bestek een en ander te vertellen. Men vatte de kwestie echter niet te zwaarwichtig op en geniete van het schilderij, dat ons het ware kunstgenot schenkt. Het uitmaken van de al of niet echtheid van een schilderij late men een, ongetwijfeld interessante, sport zijn voor de kunstgeleerden. Intusschen lijkt het ons niet ondienstig, den leek erop te wijzen, niet al te grif een op een veiling aangekondigd schilderij van een of anderen meester, ook wanneer het „voluit geteekend en gedateerd" mocht zijn, voor „een prik" in zijn bezit te doen over gaan. Die goedkoop zou dan wel eens een duurkoop kunnen blijken te zijn. Spoedige maatregelen ter bescherming .van de bona fide veilingen zijn zeer gewenscht. Maar de zaak is uiterst moeilijk te regelen. v. Gr. Een van de meest populaire persoonlijkheden van Londen is een rechter, Dumas genaamd. Zijn vonnissen, die soms heel merkwaardig zijn, hebben hem den bijnaam „rechter-philosoof" gegeven. Ook zijn laatste uitspraak heeft veel opzien gebaard. De beklaagde was een verlamde man, die een automatische piano op afbetaling gekocht had. Daar de man echter reeds den eersten af- betalingstermijn schuldig bleef, liet de piano- handel de financieele toestanden van den man eens nagaan en hierbij bleek, dat hij in zeer armelijke omstandigheden verkeerde en dat hij nooit in staat zou zijn, het bedrag voor de piano bij elkaar te brengen. De firma liet nu de piano weer weghalen en klaagde den man aan voor een bedrag van 100 gulden. Bij de behandeling voor de rechtbank verscheen de verlamde man in gezelschap van zijn verdedi ger, die de zaak kosteloos voor hem wilde be handelen. De beklaagde vertelde, dat hij de firma nooit had willen benadeelen. Zijn vrouw was destijds buitengewoon zwaar ziek geweest en om haar een weinig afleiding te bezorgen, was hij op de gedachte gekomen, een automa tische piano voor haar te koopen, hoewel hij wist, dat hij deze nooit zou kunnen betalen. De rechter luisterde naar de beide partijen en sprak toen zijn oordeel uit. Hij gaf toe, dat de firma het bedrag van 100 krijgen moest. Daar evenwpl de verlamde man niet in staat was, dit bedrag ooit te betalen, moest hij dit in termijnen voldoen, en wel één dubbeltje per maand. Er moeten dus ongeveer 84 jaren verloopen, eer de man zijn schuld afgedaan heeft.. Si i« m i. ;Ss|5' i® Het getal menschen dat zich in de bijzon dere genade van vrouwe Fortuna verheu gen mag, is maar klein en de „sprookjes achtige carrières" van den tegenwoordigen tijd zijn welhaast af te tellen op de vingers van de hand. Dit ligt overigens ook wel in de rede want anders zou men spoedig niet meer van „sprook jesachtige" loopbaan spreken, maar het heel gewoon gaan vinden, wanneer een bescheiden man de hoogste sport der maatschappelijke lad der bereikt. Ongetwijfeld heeft de 'Engelsche fotograaf Cecil Beaton er een jaar of zes geleden in de verste verte niet aan gedacht dat ook hij een maal een van die geluksridders zou worden, wien het geld zonder meer uit een hoorn des overvloeds toestroomt. Waarom zou hij daar aan ten slotte ook gedacht hebben? Cecil Bea ton was in die dagen niets meer dan een arme en bescheiden persfotograaf, maar dan een die met zijn zwarte actentasch vol foto's van redac tie naar redactie liep om er zijn kieken aan te bieden die niemand hebben wilde. Er waren immers zooveel persfotografen die veèl betere opnamen maakten dan Cecil Beaton en die voo: alles ook sneller konden leveren omdat zij een auto bezaten, terwijl Beaton de redactie-bu- reaux te voet moest afwerken en het was dus waarlijk geen wonder dat Cecil niets bereikte. Dat was zes jaar geleden op het oogenblik is Beaton veelvuldig millonnair. Een sprookje van onzen huidigen tijd: origineel, aardjg en vernuftig! Inderdaad, de kleine onbekende persfotograaf heeft carrière gemaakt! Tegenwoordig bezit hij het mooiste foto-atelier ter wereld! Het is ge ïnstalleerd met den meest verfijnden smaak. En Beaton? Die heeft nu niet meer naar klan ten te zoeken integendeel de klant krijgt al Dit geval," zei detective Meyrick tegen mij, die z'n assistent was, „betreft een roofmoord. Twee jongemannen, die op een groote ijzerfabriek werkten, moesten eiken Zaterdag de weekloonen naar Port-Dayson brengen, waar de fabriek een groot werk in uitvoering had. Nu schijnt verleden week een andere auto naast den hunne gereden te hebben en van daar uit heeft men de twee jonge mannen doodge schoten en zich van de 18.000 dollars meester gemaakt. Er waren geen getuigen, niemand weet er iets van. We weten alleen, dat een van de werklieden, die stervend op den weg lag, iets met z'n vinger in 't zand heeft willen schrijven. Uit wat hij schreef, kon echter nie mand wijs worden. En Meyrick liet een kleine foto zien, waarop men kon constateeren, dat een vinger op den grond, in 't zand geschreven had: 5 160. „Maar," zei ik, „dat is natuurlijk het no. van den auto, waaruit ze neergeschoten zijn." „Dat dachten we ook," gaf de ander toe, „maar de auto heeft daar niets mee te maken." „Toch wel," hield ik vol, „hij stierf, vóór dat hij wat aan 't schrijven was, kon afmaken; er moesten waarschijnlijk nog een of twee num mers komen." Meyrick bekeek nauwkeurig de foto. „Ik ben 'tniet met je eens, al weet ik zelf ook niet wat het is. Maar 't zal me wel duidelijk worden." En hij stak de foto in z'n zak. We waren nu in Burwood bij de ijzerfabriek en vroegen den directeur Verley te spreken. „Wat denkt u er van, mijnheer Verley," vroeg Meyerick. „Hoe komt het, dat die twee, Hens- low en Darcy, neergeschoten zijn?" „Ik heb er lang, breed en diep over nage dacht," verzekerde Verley, „maar kan u tot m'n spijt geen antwoord op uw vraag geven. Eenige jaren geleden hebben we ook zoo'n soort over val gehad. Er werd toen niemand gedood. Na dien stonden we steeds onder politie-bescher- ming. Toen Henslow en Darcy die opdracht kregen, zeiden ze die bescherming niet noodig te hebben. Wij hebben toen zelf een bescher ming-systeem bedacht. Het geld moest er vóór 's middags 12 uur wezen. Maar zelfs voor hen, die het geld wegbrachten, hielden we 't uur en den weg, dien ze moesten gaan, geheim, tot ze het kantoor verlieten. Er zijn verschillende bruggen en drie verschillende wegen, waarlangs ze naar Port-Dayson konden gaan. De mannen wisten zelf niet welke brug of weg hun gezegd zou worden, dat ze moesten volgen. Slechts één man op de fabriek wist dat en op het uur, dat hij bepaalde, werd den jongens gezegd te ver trekken en de te volgen weg voorgeschreven. En die man was ik." DetectieveMeyrick dacht even na en zei toen: „In orde. Weet u ook of hier in de buurt een auto hen opwachtte en volgde?" ,,'t Is reeds vastge steld, dat ze niet ach tervolgd zijn. 't Schijnt i Cijfers' die zoo gebeurd te wezen, jj mijnheer Meyrick. De I mannen volgden een letters Waren weg, die hun bij het ver- trek was opgeven en ze vertrokken op een onverwacht uur. Ondanks dit, wachtte hun bij een dwarsweg een valstrik. Toen zij de noodlottige plaats bereikten, reed een auto uit het struikgewas. Misschien wilt u de plaats in oogenschouw gaan nemen; u zult dan zien, dat dit alles onverklaarbaar, ongeloo- feljjk is." We vonden na een weinig moeite den een zamen weg op Port-Dayson. De auto met de dieven-moordenaars had eenige meters verder in de kleine boschjes gewacht en was bij na dering van den wagen er uit te voorschijn ge komen. Direct daarop waren Henslow en Darcy neergeschoten. Enkele meters verder was de plaats, waar ze den geest hadden gegeven en waar Henslow iets in 't zand van den weg had geschreven. „De directeur heeft gelijk," zei ik; ,,'t is on- geloofelijk." We keerden naar de stad terug en een week lang hoorde of zag ik niets van Meyrick. ,;A1 v/at gevonden?" vroeg ik, toen hij weer op 't bureau verscheen. „Misschien wel. We zullen dat nu eens nader onderzoeken." Meyrick nam twee agenten mee en we gin gen op weg naar een makelaarskantoor in Port-Dayson. „U hebt daar een huisje te huur staan," zei de detective tot den makelaar, terwijl hij in de verte iets aanwees. „Ik wilde dat eens bezich tigen. U hoeft niet met ons mee te gaan. Geeft u mij den sleutel maar, dan breng ik dien later wel weer terug." De makelaar keek even verwonderd op, maar voldeed, zonder iets te zeggen, aan Meyricks verzoek en gaf hem den sleutel van de garage. We reden naar het huisje. Het was een oud, vervallen gebouwtje. We liepen het heelemaal door, maar vonden niets. Daarop gingen we naar de garage, maar de sleutel paste niet op 't slot. „Dat dacht ik wel," grinnikte Meyrick. De deur werd met een paar breekijzers gefor ceerd en we stonden voor een auto, waarin een paar groote kogelgaten zaten. „Is dat de auto van de moordenaars?" vroeg ik. „Ja," zei Meyrick. Ik keek naar de nummerborden, en daarna naar m'n chef. „Zijn die veranderd?" luidde m'n vraag. „Ik denk niet, dat die wagen ooit andere bor den gehad heeft, dan die er op staan. Maar kom, we hebben nog heel wat wérk voor ons liggen." We reden nu met de twee agenten naar de fabriek en spraken daar opnieuw met den di recteur. „Hebt u hier ook een man aan 't werk, mijn heer Verley, die Peter Dison heet?" vroeg Mey rick. „Ik zou hem graag willen spreken." Varley liet hem roepen en even later trad een man het privé-kantoor binnen. Hij was nabij de dertig en klerk in de fabriek. „Wèl Peter," zei Meyrick. „We hebben je zwager al achter slot en grendel gezet wegens dien moord in Port-Dayson en nu komen we jou halen. Hoe vind je dat?" Doodsbleek zonk de man op een stoel neer en bedekte z'n gezicht met z'n handen. Men kon aan z'n heele voorkomen zien, dat hij schuldig was. Nadat Peter Dison door de twee agenten was weggeleid, keek ik Meyrick vragend aan. „Deze Peter Dison," antwoordde de detective, „heeft een gehuwde zuster, die in Port-Dayson woont. Henslow kende haar en ook haar man. Ze heeten Payne en hun huisje staat toevallig op een der wegen die de beide jongens soms met het geld namen. Op zekeren dag zei Peter Dison tot Henslow: „Wanneer je weer naar Port-Dayson langs den weg gaat, dan heb ik een pakje voor m'n zuster; geef dat daar dan af." „Daarna wachtte de zwager van Peter eiken Zaterdag in z'n huis op een bericht. Daar er gens in de buurt "bij een telefoon, stond dan een auto met 4 mannen, die den overval moesten doen. Ze hoefden dan slechts enkele Zaterdagen te wachten tot de directeur dien weg zou uit kiezen. Henslow vermoedde niets en zei tegen Peter Dison, dat ze het pakje zouden mee nemen. De jongens stopten voor 't huis der Paynes en gaven aan juffrouw Payne het pak je. Daarna telefoneerde d'r man direct aan de mannen, die een eindje verder de wacht hiel den. Die reden dan oogenblikkelijk weg en stelden zich bij den kruisweg verdekt op." „Hoe heb je dat alles uitgevonden?" vroeg ik verbaasd. „Juffrouw Payne," hernam Meyrick onver stoorbaar, „was niet medeplichtig, en wist niet, dat haar man en haar broer zoo'n complot smeedden. Ik stelde haar een paar vragen en ze antwoordde direct: „Is het niet vreemd, dat ik waarschijnlijk de laatste persoon ben ge weest, die de arme jongens gezien heeft? Ze stopten hier voor 't huis, en toen ik naar bui ten kwam, gaven ze mij een pakje van m'n broer Peter." „Ik vroeg haar, wie de laatste personen ge weest waren, die haar man een bezoek hadden gebracht. Ze noemde ze mij. Ik zocht ze op en liet ze arresteeren; vier mannen, dat zijn er met haar eigen man en haar broer, zes. Ze durfden den wagen natuurlijk niet meer ge bruiken, omdat Henslow er op geschoten had. Daarom zetten ze die in de garage van dat bouwvallige huisje. Vroeger had een der mis dadigers er gewoond. En voor 't geval, dat iemand van 't makelaarskantoor kwam kijken, veranderden zij het slot." „Heel mooi," zei ik, „maar hoe kwam je op 't idee dat juist Peter Dison „Wel, zooals je weet, hield ik die foto bij me. Elk oogenblik keek ik er op en bestudeerde ze. Die letters in 't zand, dacht ik, waren door een stervenden man geschreven, die niet meer in staat was, zich behoorlijk op 't papier uit te drukken. Op zekeren morgen, nadat ik de foto voor de zooveelste maal, met de meeste aan dacht bekeken had, drong het tot me door, dat de teekens, die op cijfers leken, zeer waarschijn lijk als letters bedoeld waren. Ben je er nu achter?" „Geef me die foto nog eens," verzocht ik. Meyrick gaf ze mij. Op 't eerste gezicht scheen het of er op stond: 5160. Maar nu ik op aanwijzing van den detective aan letters dacht, las ik: „DISO. Alleen de letter N ontbrak. Het was dus Dison. „Verdraaid mooi politie-werk!" prees ik. Meyrick lachte even. „Komaan, genoeg gepraat!" riep hij. „Ik ga m'n rapport opstellen." hartkloppingen bij het denkbeeld, of de groote fotograaf zich wel bereid verklaart een foto van haar te maken! Geen officier kan trotscher zijn op zijn onderscheidingen dan de vrouw die van den heer Cecil Beaton een uitnoodiging ont vangt zich door hem te mogen laten fotogra feeren. In de Londensche society gaat men eerst als volwaardig door, wanneer men door Beaton in den kring zijner kennissen is opgenomen en wanneer men met een blos op de wangen aan de lieve vriendinnen een foto kan laten zien, gemaakt en onderteekend door Cecil Beaton waarvoor dan overigens een bedrag van drie of vier cijfers betaald is.... Cecil Beaton heeft een volkomen nieuwe me thode van fotografeeren bedacht. Hij wilde geen foto maken, maar een oorspronkelijk, ja me» zou bijna kunnen zeggen, een psychoanaly tisch portret scheppen! En deze methode was het die succes moest hebben. Welk een prik kelende bekoring ligt er niet reeds in te wor den verrast met datgene wat Cecil Beaton uit het gezicht van zijn klant weet te halen. De argelooze lady had er waarlijk nooit van ge droomd welke demonische krachten er in haar sluimerden, maar Cecil had ze dadelijk ont dekt. En daarom heeft hij de opname van ge noemde dame spookachtig bieek laten worden, waardoor haar anders zoo onbeduidende oogen plotseling als vlammen oplaaiden.... Een andere dame uit de hoogste Engelsche adellijke kringen, die de veertig al een heel eindje gepasseerd was, werd door Cecil's por tret weer teruggebracht tot de periode der „lieve duizend weken", nadat de waardige dame onder een glazen scherm had moeten doorkrui pen, waar doorheen zijn gefotografeerd werd. Het glas tooverde alle rimpeltjes en vouwtjes in haar gezicht weg en het portret werd een knal-succes Voorts is Cecil Beaton's specialiteit de vrou wen van tegenwoordig te fotografeeren in costuums uit vroeger eeuwen. Geen wonder dat Cecil de beroemdste fotograaf ter wereld is met het grootste banksaldo.... Het is natuurlijk heel begrijpelijk dat de faam van Beaton tot Hollywood is doorgedron gen en het is even begrijpelijk dat men op dit genie wel beslag wilde leggen. Maar.... Cecil Beaton wilde niet! Hij heeft het niet noodig en de dollar-chèques die met steeds grooter bedragen worden aangeboden, trekken hem niet aan. Hij heeft niet de minste belangstelling voor de filmsterren, wier gezichtjes immers door andere camera's al honderdvoudig gegrepen worden. Ja, deze slanke donkerg man met den ste reotiepen glimlach om zijn mond waagt het in alle openbaarheid weinig vleiende dingen te zeggen over de gelaatstrekken van verschillen de filmsterren, die overal in de wereld beeld schoon genoemd worden. Hij vindt b.v. dat Katherine Hepburn een paardengezicht heeft en dat Mariene Dietrich „maskerachtig verve lend in haar uiterlijk is." (Mariene heeft hem deze critiek overigens niet kwalijk genomen en met geestdrift 2000 dollar betaald voor een por tret dat Beaton van haar gemaakt heeft!) Zooals een jaar of vijftien geleden de kleer maker-koning Poiret het troetelkind der so ciety in Parijs was, zoo is Cecil Beaton het nu in Engeland. En men moet toegeven, Beaton heeft genoeg stof tot spreken. Hij organiseert de meest exotische feesten op zijn landgoed en laat zijn heelen tuin in een Venetiaansch land schap omtooveren,, waarin het Engelsche ge zelschap dan in stijl-echte costuums rondwan delt. Op een dergelijk galant feest zag men b.v. den jongen Churchill en verschillende leden van de Koninklijke Familie. Voor de Engelsche society-dames was de uitnoodiging voor dit feest zeker zoo belangrijk als voor een voor stelling aan het Hof. Cecil Beaton is vrijwel de eenige man die den vrouwen „onbeleefdheden" kan zeggen, zonder dat hem dat kwalijk wordt genomen. De groote fotograaf exposeert zoo nu en dan krabbels uit zijn schetsboek, meestal met origineele, geestige en dikwijls zeer scherpe bemerkingen erbij. Deze schetsen stellen dan persoonlijkheden voor uit de society-kringen en ze zijn allemaal zoo „openhartig" mogelijk uitgebeeld. Zijn onder schriften, die allerlei bijzonderheden verraden, worden met een glimlach geaccepteerd. Uit den kleinen persfotograaf is 'n millionnair geboren en zijn carrière is er een, waarbij men zich niet verveelt.... fmiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiminmiiiiiiiiiiiiie od beproeft het zwaarst dien Hij het meest bemint. ëiiiimiiimimiuuuuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiniiiiiuiiiiiiuiiitiiiinniS

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 10