pp
r&m
HET POLITIE-WERK VAN MEYRICK
Geniale vervalschers
Rembrandts, Van Dycks en Picasso's aan den loopenden band
1115
mm
VAN PERSFOTOGRAAF TOT MILLIONNAIR
Cecil Beaton's
EEN SALOMONSOORDEEL
Verdonck, de man met het kakebeen
Halszaken
|SÉÉ®k-':2
De man met het kakebeen
De Mona Lisa
De wereldberoemde Mona Lisa
De Rommelpotspeler
Met een dubbeltje per maand mag
een dubieus debiteur zijn schuld
van f 100.voldoen
-
\'A': /v.Sikj;
v> 'DD;ϧ.
Sv,i'f
tei
isgsasati
DM'-."
1
Het vroolijke gezelschap
sprookjesachtige carrière
KORT VERHAAL
ALS
Beroemde schilderijen zijn kostbare
dingen, op wier bezit groote musea
zeer naijverig zijn en waarvoor rijke
kunstliefhebbers vaak hun halve vermogen
veil hebben. Zoo kwamen schilders met ta
lent doch zonder karakter (wellicht vaak
ook zonder eten) er toe, Rembrandts, Van
Dycks, Picasso's enz. aan den loopenden
band te vervaardigen.
Schilders als een zekere mijnheer Trot-
tin, die met een productie van twee stuks
per dag voor vijftig of honderd harde
Fransche francs de heele Fransche schil
dersschool nabootste, en aan zijn huisbaas
verkocht, om den deurwaarder van zijn ka
mer te houden, behooren niet tot de cate
gorie, die ten deze de grootste gevaren
voor de kunst opleveren. Het zijn eerder
de geniale vervalschers, wier werk vaak de
grootste experts als echt herkennen en
waarvoor de musea dikwijls tegen elkaar
opbieden om in het bezit te komen van
deze schilderijen, die onderteekend worden
met de beroemdste schildersnamen. De we
tenschap gaat- verder en vaak na jaren
eerst komt zij tot de ontdekking, dat de
werken, die zij voordien tot de grootste
meesterwerken gerekend had, slechts kun
dige nabootsingen zijn
Toch moet men met de qualificatie
„valsch" immer zeer voorzichtig zijn, om
dat de scheidslijn tusschen echt en valsch
vaak lang niet zoo scherp te trekken is.
Het is bekend, dat op de ateliers der oude
meesters veelal tal" van leerlingen werk
zaam waren, die de détails van het werk
stuk des meesters geheel of gedeeltelijk
verzorgden of ook wel werkstukken vervaar
digden, die na een laatste verbetering of
verandering door den meester ondertee
kend werden, om alzooeen grooteren
prijs te kunnen opbrengen. (Wie kennis
neemt van de vaak zeer behoeftige omstan
digheden, waaronder de oude meesters
hadden te léven, zal hen hierom niet hard
kunnen vallen).
Alhoewel de kunsthistorische wetenschap
op dit gebied steeds vorderingen maakt, is
't ook thans nog dikwijls moeilijk, een uit
gesproken oordeel te vellen over de al of
niet echtheid van een bepaald schilderij.
Experts staan hierin vaak tegenover elkaar
en lange procedures en schadevergoeding-
kwesties waren en zijn er het onaangename
en geruchtmakende gevolg van
De laatste Hals-expositie te Haarlem heeft
het vraagstuk over de al of niet echt
heid van beroemde meesterwerken weer
op den voorgrond geplaatst. Het is waarschijn
lijk niet geheel onbekend, dat er op elke ten
toonstelling van oude meesters wel eens twij
felachtige stukken doorloopen. De laatste
Frans Hals-expositie is in dit opzicht echter
niet gelukkig geweest, daar er hier kennelijk
verscheidene doeken aanwezig waren, die aan
den grooten Hals toegeschreven werden en om
trent wier herkomst toch minstens eenige twij
fel gegrond was.
De schilder M. M. van Dantzig heeft er
zelfs aanleiding in gevonden, een speciaal
werkje („Frans Hals echt of onecht", uitg.
H. J. Paris, A'dam) in het licht te doen
geven, waarin hij tot de volgende opzien
barende conclusies omtrent deze tentoon
stelling komt: er waren 33 goede werken
van Hals, 5 dubieuze Halsen, 11 copieën,
22 andere 17-eeuwsche schilderijen, 9 on
herkenbare en36 vervalschingen! Dat
komt dus volgens den heer Van Dantzig
hierop neer, dat van de in totaal 116 aan
wezige schilderijen op deze Hals-expositie
niet meer of minder dan slechts 33 we
zenlijk geheel echte werken van Frans
Hals waren.
Het zou in het bestek van dit artikel te ver
voeren, de argumenteering van deze krasse be
wering van den heer Van Dantzig op den voet
te volgen. Hij grondt zijn conclusies door op
o.m. volgende kenmerken van Frans Hals'
werk aan die der betreffende schilderijen te
toetsen: de voorstelling, de eenheid van han-
&c&t oJQ.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiimiiiii
deling, coloriet, gamma, belichting, verschil in
accent van hoofd- en bijzaken, anatomie,
plooival, perspectief, geaccentueerde vingerge
wrichten, neusconstructie, mondconstructie,
contour van het gelaat, schaduw van den
neusrug, vlotte schildering, teekening, perspec
tivische werking der penseelstreken, weer
gave van het haar, constructie van het onder
ste ooglid-neus, gelaatsuitdrukking, stofuit
drukking.
Tegenover dit vonnis van den heer Van
Dantzig staan echter de directeuren van bijna
alle groote musea ter wereld, die werken voor
deze expositie afstonden, en alle kunstkenners
van naam, die allen tot zulke verregaande con
clusies heel niet geneigd blijken.
Ook komt ons als een fout in des heeren
Van Dantzig's betoog voor, dat hij heel geen
rekening houdt met de ontwikkeling van den
schilder Hals, zijn uitgroei, zijn verdieping in
het latere leven, die .rechtvaardigen, dat zijn
werk in de perioden verdeeld wordt, waarin
het ontstond, zooals wij bij vele groote schil
ders belangrijke karakterverschillen kunnen
waarnemen in de verschillende stadia van hun
leven.
Is dus de heer Van Dantzig wellicht wat
gulzig geweest, het is niettemin zeer
waarschijnlijk, dat er op eenige werken
op de Frans Hals-tentoonstelling wel het een
en ander aan te merken geweest is. Twee zul
len wij hier nader aanduiden.
Van de vier bestaande schilderijen van den
Rommelpotspeler erkent de kunstgeleerde dr.
W. R. Valentiner géén als echt. Volgens deze
bestaat liet echte schilderij niet meer. pen
Rommelpotspeler, die in Haarlem was ten
toongesteld en waarvan wij hier een repro
ductie geven, kwalificeert de heer Van Dant
zig zeer waarschijnlijk als een 19de-eeuwsche
copie.
Algemeen slecht was men te spreken
over de op de tentoonstelling geëxposeerde
schilderij „Het vroolijke gezelschap", waar
van nog een ongeveer zelfde voorstelling
hangt in het Metropolitan Museum te New
Youk. Onze reproductie van het te Haar
lem tentoongestelde schilderij toont zelfs
den meest onervaren leek gebreken, die wij
moeilijk op Hals' talent kunnen schuiven.
Men bezie het schrale, magere opgeheven
vrouwenhandje, dat tevens niet logisch uit
den schouder komt; het te kleine vrou
wenhoofdje, dat gedrongen op den hals ge
plant staat. De haar omringende koppen
zijn voorts alle even zwak van uitbeelding
en uitdrukking.
Het valt niet te ontkennen, dat de Hals
expositie eenige twijfelachtige stukken her
bergde, waarvan het ons beter voorgekomen
zou zijn, dat deze geheel op deze tentoon
stelling waren weggebleven. Heel wat on
rust-wekkende en soms overdreven geruch
ten zouden hét publiek dan bespaard zijn
gebleven.
De 'geschiedenis van schilderijen van be
roemde meesters is somwijlen heel merkwaar
dig en veelbewogen. Zoo heeft het Hals-schil
derij van den man met het ezelskinnebak een
zekere vermaardheid verworven. In het maand
schrift Historia vertelt dr. A. M. de Wild een
en ander over dit schilderij, dat ook op de
Hals-tentoonstelling geëxposeerd was.
In 1916 gaf mr. Moubray het schilderij aan
Schotlands Nationaal Museum ten geschenke,
die, naar hij zeide, daarmede zijn dankbaar
heid wilde betuigen voor het genot, dat het
museum hem in zijn jeugd op regenachtige
Zaterdagmiddagen verschaft had. Het schil
derij was in 1895 bij Christie's in Londen in
veiling geweest, daar voor 430 pond sterling
verkocht en later door Thomas Agnew and
Sons aan den heer Moubray overgedaan. Het
stelde een vroolijk uitzienden man voor met
bruin krulhaar, borsteligen baard, snor en
wenkbrauwen, met een karmijnroode fluwee-
len baret en in zijn hand een wijnglas, alsof
hij iemand wilde uitnoodigen tot drinken.
Het schilderij vond bij de kenners niet die
waardeering, waarop een goede Frans Hals
recht heeft. Men meende een zekere mistee-
kening in de hand en het glas te zien, de
muts was van een ongewoon fel rood, dat de
harmonie Van het geheel verstoorde en slecht
paste bij het tijdperk, waarin het schilderij
werd geplaatst.
Door het in 1927 door dr. de Wild nader ge
dane technisch onderzoek blijkt hem al spoe
dig, dat de baret van veel later datum was
dan de rest van het schilderij en zelfs be
trekkelijk kort geleden geschilderd moest zijn.
Met behulp van een aantal Röntgen-foto's van
den „vroolijken drinker" bleek toen, dat het
glas in des drinkers hand oorspronkelijk geen
glas, maar een soort langwerpig, omhooggaand
voorwerp is geweest. Dr. de Wilde herinnerde
zich een 17e-eeuwsche ets van Jan van de
Velde, die een portret voorstelt van een ze
keren Verdonck, den man met een kakebeen.
Die prent was bekend en kunstkenners als
Bode en anderen hadden ze steeds beschouwd
als een reproductie naar een verloren gegane
schilderij van Hals. De kop van de prent nu
bleek identiek te zijn met die van het betref
fende schilderij.
Toen in 1928 het museumbestuur dr. de
Wilde toestond, het schilderij van haar la
tere overschildering te ontdoen, waren de
roode baret en het wijnglas verdwenen en
de origineele krullebol en het kakebeen in
eere hersteld! De mare van deze gedaante
verwisseling liep door de Europeesche pers
en zoo kon het gebeuren, dat dr. de Wilde
na eenigen tijd een schrijven kreeg van
een in Riga wonend, hoogbejaard schilder,
waarin deze hem mededeelde, die over
schildering tusschen 1890 en 1900 te heb
ben verricht, Frans Hals dus te heb
ben „verbeterd", op verzoek van den toen-
maligen eigenaar in Sint Petersburg om de
schilderij daardoor een aantrekkelijker,
..beschaafder", aspect te verleenen!
Het zjjn echter niet alleen Hals-schilde
rijen, waarom wel eens (wellicht tè)
veel gerucht is ontstaan. Zelfs een der
meest wereldberoemde schilderijen als de Mona
Lisa van Leonardo da Vinei heeft het zwaar
te ontgelden gehad. Men kent de geschiedenis
van den diefstal van de Mona Lisa en hoe
Vincenzo Peruigia in Florence gearresteerd
werd, toen hij trachtte het schilderij te ver-
koopen. Maar nog amper een jaar geleden
werd in alle stilte door het ministerie van
Schoone Kunsten in Parijs een nauwlettend
onderzoek ingesteld naar de echtheid van de
Mona Lisa. Jack Dean, die beweerde aan de
zen diefstal te hebben medegewerkt, deed aan
belangstellenden Kunstkenners een rapport toe
komen, waarin hij betoogde, dat er niet min
der dan vijf copieën van de Mona Lisa zijn
vervaardigd, die alle als echt zijn verkocht.
Ook het schilderij, dat thans in het Louvre
hangt, zou volgens hem niet echt zijn, maar
hangen in de geheime galerij van een Fran-
schen markies, die er ook zeif van overtuigd
moet zijn, dat hij het origineel heeft maar hier
over natuurlijk zwijgt. Nogal romantisch!
George Williamson, een der oudste Europee
sche kunstkenners, die in Surrey een kasteel
bewoont, bracht voor de eerste maal het sen
satie-nieuws in de wereld, dat de Mona Lisa
in het Louvre een vervalsching is. Door een
dergelijke vervalsching leerde de groote kunst
verzamelaar Pierpont Morgan Williamson ken
nen. Morgan had namelijk in de Princes Gate
te Londen een groote collectie wonderbaarlijke
miniaturen bijeengebracht. Toen Williamson
deze bezichtigde, wees hij er den Amerikaan-
schen millionnair op, dat een miniatuur, die
aan Cosway werd toegeschreven, een kenne
lijke vervalsching moest zijn. Een nader des
kundig onderzoek van het miniatuur bracht in
derdaad aan het licht, dat het valsch moest
zijn. Williamson werd er Morgan's adviseur
door.
Er is den laatsten tijd weer veel geschre
ven en gesproken over „schilderij-verval
schingen" en wij achtten het daarom niet
onbelangrijk, onzen lezers hiervan in kort
bestek een en ander te vertellen. Men vatte
de kwestie echter niet te zwaarwichtig op
en geniete van het schilderij, dat ons het
ware kunstgenot schenkt. Het uitmaken van
de al of niet echtheid van een schilderij
late men een, ongetwijfeld interessante,
sport zijn voor de kunstgeleerden.
Intusschen lijkt het ons niet ondienstig,
den leek erop te wijzen, niet al te grif een
op een veiling aangekondigd schilderij van
een of anderen meester, ook wanneer het
„voluit geteekend en gedateerd" mocht zijn,
voor „een prik" in zijn bezit te doen over
gaan. Die goedkoop zou dan wel eens een
duurkoop kunnen blijken te zijn. Spoedige
maatregelen ter bescherming .van de bona
fide veilingen zijn zeer gewenscht. Maar de
zaak is uiterst moeilijk te regelen.
v. Gr.
Een van de meest populaire persoonlijkheden
van Londen is een rechter, Dumas genaamd.
Zijn vonnissen, die soms heel merkwaardig zijn,
hebben hem den bijnaam „rechter-philosoof"
gegeven. Ook zijn laatste uitspraak heeft veel
opzien gebaard.
De beklaagde was een verlamde man, die
een automatische piano op afbetaling gekocht
had. Daar de man echter reeds den eersten af-
betalingstermijn schuldig bleef, liet de piano-
handel de financieele toestanden van den man
eens nagaan en hierbij bleek, dat hij in zeer
armelijke omstandigheden verkeerde en dat
hij nooit in staat zou zijn, het bedrag voor de
piano bij elkaar te brengen. De firma liet nu
de piano weer weghalen en klaagde den man
aan voor een bedrag van 100 gulden. Bij de
behandeling voor de rechtbank verscheen de
verlamde man in gezelschap van zijn verdedi
ger, die de zaak kosteloos voor hem wilde be
handelen. De beklaagde vertelde, dat hij de
firma nooit had willen benadeelen. Zijn vrouw
was destijds buitengewoon zwaar ziek geweest
en om haar een weinig afleiding te bezorgen,
was hij op de gedachte gekomen, een automa
tische piano voor haar te koopen, hoewel hij
wist, dat hij deze nooit zou kunnen betalen.
De rechter luisterde naar de beide partijen
en sprak toen zijn oordeel uit. Hij gaf toe, dat
de firma het bedrag van 100 krijgen moest.
Daar evenwpl de verlamde man niet in staat
was, dit bedrag ooit te betalen, moest hij dit
in termijnen voldoen, en wel één dubbeltje
per maand. Er moeten dus ongeveer 84 jaren
verloopen, eer de man zijn schuld afgedaan
heeft..
Si
i« m
i.
;Ss|5' i®
Het getal menschen dat zich in de bijzon
dere genade van vrouwe Fortuna verheu
gen mag, is maar klein en de „sprookjes
achtige carrières" van den tegenwoordigen tijd
zijn welhaast af te tellen op de vingers van de
hand. Dit ligt overigens ook wel in de rede want
anders zou men spoedig niet meer van „sprook
jesachtige" loopbaan spreken, maar het heel
gewoon gaan vinden, wanneer een bescheiden
man de hoogste sport der maatschappelijke lad
der bereikt.
Ongetwijfeld heeft de 'Engelsche fotograaf
Cecil Beaton er een jaar of zes geleden in de
verste verte niet aan gedacht dat ook hij een
maal een van die geluksridders zou worden,
wien het geld zonder meer uit een hoorn des
overvloeds toestroomt. Waarom zou hij daar
aan ten slotte ook gedacht hebben? Cecil Bea
ton was in die dagen niets meer dan een arme
en bescheiden persfotograaf, maar dan een die
met zijn zwarte actentasch vol foto's van redac
tie naar redactie liep om er zijn kieken aan te
bieden die niemand hebben wilde. Er waren
immers zooveel persfotografen die veèl betere
opnamen maakten dan Cecil Beaton en die voo:
alles ook sneller konden leveren omdat zij een
auto bezaten, terwijl Beaton de redactie-bu-
reaux te voet moest afwerken en het was dus
waarlijk geen wonder dat Cecil niets bereikte.
Dat was zes jaar geleden op het oogenblik
is Beaton veelvuldig millonnair. Een sprookje
van onzen huidigen tijd: origineel, aardjg en
vernuftig!
Inderdaad, de kleine onbekende persfotograaf
heeft carrière gemaakt! Tegenwoordig bezit hij
het mooiste foto-atelier ter wereld! Het is ge
ïnstalleerd met den meest verfijnden smaak.
En Beaton? Die heeft nu niet meer naar klan
ten te zoeken integendeel de klant krijgt al
Dit geval," zei detective Meyrick tegen
mij, die z'n assistent was, „betreft een
roofmoord. Twee jongemannen, die op
een groote ijzerfabriek werkten, moesten eiken
Zaterdag de weekloonen naar Port-Dayson
brengen, waar de fabriek een groot werk in
uitvoering had.
Nu schijnt verleden week een andere auto
naast den hunne gereden te hebben en van daar
uit heeft men de twee jonge mannen doodge
schoten en zich van de 18.000 dollars meester
gemaakt. Er waren geen getuigen, niemand
weet er iets van. We weten alleen, dat een van
de werklieden, die stervend op den weg lag,
iets met z'n vinger in 't zand heeft willen
schrijven. Uit wat hij schreef, kon echter nie
mand wijs worden.
En Meyrick liet een kleine foto zien, waarop
men kon constateeren, dat een vinger op den
grond, in 't zand geschreven had: 5 160.
„Maar," zei ik, „dat is natuurlijk het no. van
den auto, waaruit ze neergeschoten zijn."
„Dat dachten we ook," gaf de ander toe,
„maar de auto heeft daar niets mee te maken."
„Toch wel," hield ik vol, „hij stierf, vóór dat
hij wat aan 't schrijven was, kon afmaken; er
moesten waarschijnlijk nog een of twee num
mers komen."
Meyrick bekeek nauwkeurig de foto. „Ik ben
'tniet met je eens, al weet ik zelf ook niet wat
het is. Maar 't zal me wel duidelijk worden."
En hij stak de foto in z'n zak.
We waren nu in Burwood bij de ijzerfabriek
en vroegen den directeur Verley te spreken.
„Wat denkt u er van, mijnheer Verley," vroeg
Meyerick. „Hoe komt het, dat die twee, Hens-
low en Darcy, neergeschoten zijn?"
„Ik heb er lang, breed en diep over nage
dacht," verzekerde Verley, „maar kan u tot m'n
spijt geen antwoord op uw vraag geven. Eenige
jaren geleden hebben we ook zoo'n soort over
val gehad. Er werd toen niemand gedood. Na
dien stonden we steeds onder politie-bescher-
ming. Toen Henslow en Darcy die opdracht
kregen, zeiden ze die bescherming niet noodig
te hebben. Wij hebben toen zelf een bescher
ming-systeem bedacht. Het geld moest er vóór
's middags 12 uur wezen. Maar zelfs voor hen,
die het geld wegbrachten, hielden we 't uur en
den weg, dien ze moesten gaan, geheim, tot ze
het kantoor verlieten. Er zijn verschillende
bruggen en drie verschillende wegen, waarlangs
ze naar Port-Dayson konden gaan. De mannen
wisten zelf niet welke brug of weg hun gezegd
zou worden, dat ze moesten volgen. Slechts één
man op de fabriek wist dat en op het uur, dat
hij bepaalde, werd den jongens gezegd te ver
trekken en de te volgen weg voorgeschreven.
En die man was ik."
DetectieveMeyrick dacht even na en zei
toen: „In orde. Weet u ook of hier in de buurt
een auto hen opwachtte en volgde?"
,,'t Is reeds vastge
steld, dat ze niet ach
tervolgd zijn. 't Schijnt i Cijfers' die
zoo gebeurd te wezen, jj
mijnheer Meyrick. De I
mannen volgden een letters Waren
weg, die hun bij het ver-
trek was opgeven en ze
vertrokken op een onverwacht uur. Ondanks
dit, wachtte hun bij een dwarsweg een valstrik.
Toen zij de noodlottige plaats bereikten, reed
een auto uit het struikgewas. Misschien wilt u
de plaats in oogenschouw gaan nemen; u zult
dan zien, dat dit alles onverklaarbaar, ongeloo-
feljjk is."
We vonden na een weinig moeite den een
zamen weg op Port-Dayson. De auto met de
dieven-moordenaars had eenige meters verder
in de kleine boschjes gewacht en was bij na
dering van den wagen er uit te voorschijn ge
komen. Direct daarop waren Henslow en Darcy
neergeschoten. Enkele meters verder was de
plaats, waar ze den geest hadden gegeven en
waar Henslow iets in 't zand van den weg had
geschreven.
„De directeur heeft gelijk," zei ik; ,,'t is on-
geloofelijk."
We keerden naar de stad terug en een week
lang hoorde of zag ik niets van Meyrick.
,;A1 v/at gevonden?" vroeg ik, toen hij weer
op 't bureau verscheen.
„Misschien wel. We zullen dat nu eens nader
onderzoeken."
Meyrick nam twee agenten mee en we gin
gen op weg naar een makelaarskantoor in
Port-Dayson.
„U hebt daar een huisje te huur staan," zei
de detective tot den makelaar, terwijl hij in de
verte iets aanwees. „Ik wilde dat eens bezich
tigen. U hoeft niet met ons mee te gaan. Geeft
u mij den sleutel maar, dan breng ik dien later
wel weer terug."
De makelaar keek even verwonderd op, maar
voldeed, zonder iets te zeggen, aan Meyricks
verzoek en gaf hem den sleutel van de garage.
We reden naar het huisje. Het was een oud,
vervallen gebouwtje. We liepen het heelemaal
door, maar vonden niets. Daarop gingen we
naar de garage, maar de sleutel paste niet op
't slot.
„Dat dacht ik wel," grinnikte Meyrick.
De deur werd met een paar breekijzers gefor
ceerd en we stonden voor een auto, waarin een
paar groote kogelgaten zaten.
„Is dat de auto van de moordenaars?"
vroeg ik.
„Ja," zei Meyrick.
Ik keek naar de nummerborden, en daarna
naar m'n chef.
„Zijn die veranderd?" luidde m'n vraag.
„Ik denk niet, dat die wagen ooit andere bor
den gehad heeft, dan die er op staan. Maar
kom, we hebben nog heel wat wérk voor ons
liggen."
We reden nu met de twee agenten naar de
fabriek en spraken daar opnieuw met den di
recteur.
„Hebt u hier ook een man aan 't werk, mijn
heer Verley, die Peter Dison heet?" vroeg Mey
rick. „Ik zou hem graag willen spreken."
Varley liet hem roepen en even later trad
een man het privé-kantoor binnen. Hij was
nabij de dertig en klerk in de fabriek.
„Wèl Peter," zei Meyrick. „We hebben je
zwager al achter slot en grendel gezet wegens
dien moord in Port-Dayson en nu komen we
jou halen. Hoe vind je dat?"
Doodsbleek zonk de man op een stoel neer
en bedekte z'n gezicht met z'n handen. Men
kon aan z'n heele voorkomen zien, dat hij
schuldig was.
Nadat Peter Dison door de twee agenten
was weggeleid, keek ik Meyrick vragend aan.
„Deze Peter Dison," antwoordde de detective,
„heeft een gehuwde zuster, die in Port-Dayson
woont. Henslow kende haar en ook haar man.
Ze heeten Payne en hun huisje staat toevallig
op een der wegen die de beide jongens soms
met het geld namen. Op zekeren dag zei Peter
Dison tot Henslow: „Wanneer je weer naar
Port-Dayson langs den weg gaat, dan heb ik
een pakje voor m'n zuster; geef dat daar
dan af."
„Daarna wachtte de zwager van Peter eiken
Zaterdag in z'n huis op een bericht. Daar er
gens in de buurt "bij een telefoon, stond dan een
auto met 4 mannen, die den overval moesten
doen. Ze hoefden dan slechts enkele Zaterdagen
te wachten tot de directeur dien weg zou uit
kiezen. Henslow vermoedde niets en zei tegen
Peter Dison, dat ze het pakje zouden mee
nemen. De jongens stopten voor 't huis der
Paynes en gaven aan juffrouw Payne het pak
je. Daarna telefoneerde d'r man direct aan de
mannen, die een eindje verder de wacht hiel
den. Die reden dan oogenblikkelijk weg en
stelden zich bij den kruisweg verdekt op."
„Hoe heb je dat alles uitgevonden?" vroeg
ik verbaasd.
„Juffrouw Payne," hernam Meyrick onver
stoorbaar, „was niet medeplichtig, en wist niet,
dat haar man en haar broer zoo'n complot
smeedden. Ik stelde haar een paar vragen en
ze antwoordde direct: „Is het niet vreemd, dat
ik waarschijnlijk de laatste persoon ben ge
weest, die de arme jongens gezien heeft? Ze
stopten hier voor 't huis, en toen ik naar bui
ten kwam, gaven ze mij een pakje van m'n
broer Peter."
„Ik vroeg haar, wie de laatste personen ge
weest waren, die haar man een bezoek hadden
gebracht. Ze noemde ze mij. Ik zocht ze op en
liet ze arresteeren; vier mannen, dat zijn er
met haar eigen man en haar broer, zes. Ze
durfden den wagen natuurlijk niet meer ge
bruiken, omdat Henslow er op geschoten had.
Daarom zetten ze die in de garage van dat
bouwvallige huisje. Vroeger had een der mis
dadigers er gewoond. En voor 't geval, dat
iemand van 't makelaarskantoor kwam kijken,
veranderden zij het slot."
„Heel mooi," zei ik, „maar hoe kwam je op
't idee dat juist Peter Dison
„Wel, zooals je weet, hield ik die foto bij me.
Elk oogenblik keek ik er op en bestudeerde ze.
Die letters in 't zand, dacht ik, waren door
een stervenden man geschreven, die niet meer
in staat was, zich behoorlijk op 't papier uit te
drukken. Op zekeren morgen, nadat ik de foto
voor de zooveelste maal, met de meeste aan
dacht bekeken had, drong het tot me door, dat
de teekens, die op cijfers leken, zeer waarschijn
lijk als letters bedoeld waren. Ben je er nu
achter?"
„Geef me die foto nog eens," verzocht ik.
Meyrick gaf ze mij. Op 't eerste gezicht
scheen het of er op stond: 5160. Maar nu ik op
aanwijzing van den detective aan letters dacht,
las ik:
„DISO. Alleen de letter N ontbrak. Het was
dus Dison.
„Verdraaid mooi politie-werk!" prees ik.
Meyrick lachte even.
„Komaan, genoeg gepraat!" riep hij. „Ik ga
m'n rapport opstellen."
hartkloppingen bij het denkbeeld, of de groote
fotograaf zich wel bereid verklaart een foto van
haar te maken! Geen officier kan trotscher zijn
op zijn onderscheidingen dan de vrouw die van
den heer Cecil Beaton een uitnoodiging ont
vangt zich door hem te mogen laten fotogra
feeren.
In de Londensche society gaat men eerst als
volwaardig door, wanneer men door Beaton in
den kring zijner kennissen is opgenomen en
wanneer men met een blos op de wangen aan
de lieve vriendinnen een foto kan laten zien,
gemaakt en onderteekend door Cecil Beaton
waarvoor dan overigens een bedrag van drie of
vier cijfers betaald is....
Cecil Beaton heeft een volkomen nieuwe me
thode van fotografeeren bedacht. Hij wilde geen
foto maken, maar een oorspronkelijk, ja me»
zou bijna kunnen zeggen, een psychoanaly
tisch portret scheppen! En deze methode was
het die succes moest hebben. Welk een prik
kelende bekoring ligt er niet reeds in te wor
den verrast met datgene wat Cecil Beaton uit
het gezicht van zijn klant weet te halen. De
argelooze lady had er waarlijk nooit van ge
droomd welke demonische krachten er in haar
sluimerden, maar Cecil had ze dadelijk ont
dekt. En daarom heeft hij de opname van ge
noemde dame spookachtig bieek laten worden,
waardoor haar anders zoo onbeduidende oogen
plotseling als vlammen oplaaiden....
Een andere dame uit de hoogste Engelsche
adellijke kringen, die de veertig al een heel
eindje gepasseerd was, werd door Cecil's por
tret weer teruggebracht tot de periode der
„lieve duizend weken", nadat de waardige dame
onder een glazen scherm had moeten doorkrui
pen, waar doorheen zijn gefotografeerd werd.
Het glas tooverde alle rimpeltjes en vouwtjes
in haar gezicht weg en het portret werd een
knal-succes
Voorts is Cecil Beaton's specialiteit de vrou
wen van tegenwoordig te fotografeeren in
costuums uit vroeger eeuwen. Geen wonder dat
Cecil de beroemdste fotograaf ter wereld is
met het grootste banksaldo....
Het is natuurlijk heel begrijpelijk dat de
faam van Beaton tot Hollywood is doorgedron
gen en het is even begrijpelijk dat men op dit
genie wel beslag wilde leggen. Maar.... Cecil
Beaton wilde niet! Hij heeft het niet noodig
en de dollar-chèques die met steeds grooter
bedragen worden aangeboden, trekken hem niet
aan. Hij heeft niet de minste belangstelling
voor de filmsterren, wier gezichtjes immers door
andere camera's al honderdvoudig gegrepen
worden.
Ja, deze slanke donkerg man met den ste
reotiepen glimlach om zijn mond waagt het in
alle openbaarheid weinig vleiende dingen te
zeggen over de gelaatstrekken van verschillen
de filmsterren, die overal in de wereld beeld
schoon genoemd worden. Hij vindt b.v. dat
Katherine Hepburn een paardengezicht heeft
en dat Mariene Dietrich „maskerachtig verve
lend in haar uiterlijk is." (Mariene heeft hem
deze critiek overigens niet kwalijk genomen en
met geestdrift 2000 dollar betaald voor een por
tret dat Beaton van haar gemaakt heeft!)
Zooals een jaar of vijftien geleden de kleer
maker-koning Poiret het troetelkind der so
ciety in Parijs was, zoo is Cecil Beaton het nu
in Engeland. En men moet toegeven, Beaton
heeft genoeg stof tot spreken. Hij organiseert
de meest exotische feesten op zijn landgoed en
laat zijn heelen tuin in een Venetiaansch land
schap omtooveren,, waarin het Engelsche ge
zelschap dan in stijl-echte costuums rondwan
delt. Op een dergelijk galant feest zag men b.v.
den jongen Churchill en verschillende leden van
de Koninklijke Familie. Voor de Engelsche
society-dames was de uitnoodiging voor dit
feest zeker zoo belangrijk als voor een voor
stelling aan het Hof.
Cecil Beaton is vrijwel de eenige man die den
vrouwen „onbeleefdheden" kan zeggen, zonder
dat hem dat kwalijk wordt genomen. De groote
fotograaf exposeert zoo nu en dan krabbels uit
zijn schetsboek, meestal met origineele, geestige
en dikwijls zeer scherpe bemerkingen erbij.
Deze schetsen stellen dan persoonlijkheden voor
uit de society-kringen en ze zijn allemaal zoo
„openhartig" mogelijk uitgebeeld. Zijn onder
schriften, die allerlei bijzonderheden verraden,
worden met een glimlach geaccepteerd.
Uit den kleinen persfotograaf is 'n millionnair
geboren en zijn carrière is er een, waarbij men
zich niet verveelt....
fmiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiminmiiiiiiiiiiiiie
od beproeft het zwaarst dien Hij
het meest bemint.
ëiiiimiiimimiuuuuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiniiiiiuiiiiiiuiiitiiiinniS