i,j>-
Dood en begraven
DE KIES GETROKKEN
Kerkelijk leven
Albardas „Die ben ik kwijt, maar de na-pijn?"
ZONDAG 21 NOVEMBER 1937
VAN WEEK TOT WEEK
Staatsraad Rambonnet
Zijn afscheid van de Neder-
landsche padvinders
WERKTIJD IN DE KALKZAND-
STEENINDUSTRIE
Minister Romme zet zijn stand-
püht uiteen
HET SPEKEXPORTMONOPOLIE
Overdracht» aan de centrale land
bouworganisaties
GEEN VERHOOGING VAN
SLEEPTARIEVEN
Belangrijke gift van
H.M. de Koningin
Tot steun aan het Nationaal Fonds
voor Bijzondere Nooden
NA DE RAMPVAART VAN DE
„COQUELICOT"
Het stoffelijk overschot van mej.
Van Wamelen herkend
W. H. VLIEGEN 75 JAAR
Huldiging in den Haagschen
gemeenteraad
DRAAIBARE ANTENNE
EEN SUCCES
Buitengewoon goede ontvangst der
P.C.J.-uitzending over de
geheele wereld
TWEEMAAL BRAND IN
ÉÉN UUR
Vrouw wegens brandstichting
gearresteerd
MGR. L. J. DIJKMANS f
Belangstelling van duizenden
bij de begrafenis
Instituut voor den
middenstand
„De middenstand wordt eerder op
voet van meest begunstiging dan
als stiefkind behandeld"
AUTO TEGEN EEN BOOM
Verscheidene gewonden, van wie
één zeer ernstig
NIEUW STADHUIS IN DE
RESIDENTIE
Begin 1939 de eerste spade
in den grond?
Na vijf weken nog niet
gevonden
Belooning voor de opsporing
van Lijntje Huiser
WERKKAMPEN JEUGDIGE
WERKLOOZEN
HET LAGER ONDERWIJS AAN
SCHIPPERSKINDEREN
Nieuw adres aan Minister
I n alle bladen kon men onlangs een bericht
lezen betreffende een begrafenis te Breda,
waarbij zich een incident voordeed, dat,
moge het ook zijn oorzaken gevonden hebben
ln het meest gemotiveerde verlangen naar
rechtvaardige arbeidsverdeeling en naar ker
kelijke orde, alleen reeds omwille van den goe
den smaak vermeden had moeten worden, zelfs
als het onvermijdelijk scheen.
Wij kunnen dit straattooneel niet anders zien
dan als een schande voor katholiek Breda, al
geven wij toe, dat men voor een goede zaak wel
eens riskeeren mag, met den schijn van schan
de te worden beladen en al voelen wij aller
minst de neiging, partij te kiezen voor eenigen
begrafenisondernemer. Het heele instituut van
ae begrafenisondernemers beschouwen wij, in
Zijn huidigen vorm, spijts de eerzaamheid der
beoefenaars van dit ambacht, als de betreurens
waardige commercialiseering van een liefde
dienst. Het Bredasche incident werpt wel een
schel Licht op de ontaarding eener practijk, die
in de Katholieke Kerk altijd beschouwd is als
een zeer bijzondere en uiterst eerbiedwaardige
handeling.
Het ter aarde bestellen van de gestorvenen,
die ons voorgingen, dragend de lamp van het
geloof, behoedend dat heiligste licht, dat op
deze duistere aarde schijnt, werd altijd hoog
gehouden als een werk van christelijke barm
hartigheid. Het lichaam van den gestorven" ge
loofsgenoot is ons eerbiedwaardig, want in dit
broze vat werd een kostbaar bezit gedragen, in
deze uitgedoofde lamp heeft een helder licht
geschenen; geloof en genade hebben gehuisd
in dit omhulsel van aarde, dat bezield voor ons
oprees als een wonderwerk van God om nu,
cnbezield, weder te keeren tot de aarde, moedev
van onze stoffelijkheid. Wij ontblooten het
hoofd, wanneer ons het lichaam van een ge
storvene wordt voorbijgedragen, niet alleen om
God te smeeken, dat Hij de eeuwige rust schen-
ke aan de ziel en de glorievolle wederopstan
ding aan dit vergaande vleesch, maar ook om
hulde te brengen' aan dit verlaten werktuig der
goedheid. Zooals de rustende harp eerbiedwaar
dig is om de vingeren, die deze harp bezielen,
zoo is het rustende lichaam eerbiedwaardig
wegens het spel van Goddelijke en menschelijke
goedheid, van genade en deugd, dat door dit
zwakke en vergankelijke instrument vertolkt
werd.
Omdat wij een zoo hooge opvatting huldigen
ever de beteekenis onzer lichamelijkheid in de
stoffelijke en in de geestelijke wereld, kunnen
wij niet anders dan het lijk eerbiedigen. Van
lijkenschennis gruwen wij als van een bijzon
der kwaad, dat grooter verdorvenheid van ge
moed veronderstelt dan de gewone overtreding
der natuurwet.
Barmhartigheid, die edelmoedige deugd,
waardoor de mensch in staat is, iets van het
Goddelijke te verwerkelijken in de samenleving,
dwong dan ook de christenen tot belangeloos
heid bij de bediening van het stoffelijk over
schot hunner evennaasten.
Deze onbaatzuchtige dienstvaardigheid voor
de dooden is aangenaam aan den Vader der
Barmhartigheid, zooals wij weten uit het Boek
Tobias, waar de aartsengel Raphael ^egt tot
den moedigen lijkbezorger der vermoorde joden
in de ballingschap: „Toen Gij in tranen badt
en de dooden begroeft, uw maaltijd in den
steek liet, de lijken in uw huis verbergend om
Ze 's nachts ter aarde te bestellen, droeg ik uw
gebed op aan den Heer."
Wat bleef er over van deze onbaatzuchtigheid,
der vurige geloovigen, nu de begrafenis een
maatschappelijk ceremonieel werd, waarin alle
aardsche standsvooroordeelen den doode blij
ven begeleiden tot in het kerkhof? De rijksten,
niet de heiligsten, hebben de mooiste graven,
den plechtigsten rouwdienst, den meest aan
zienlijken stoet. Het is geen gewoonte meer,
dat men den lijkwagen althans een eindweegs
vergezelt, .biddend voor den gestorvene, ook
Wanneer men deze niet gekend heeft. Zeker,
er zijn broederschappen, waar men contribueert
Voor elkanders rouwdienst. Er is de begrafenis
„van den arme", die wegens de liefdadigheid
en wegens de onmogelijkheid om het te
krijgen geen geld kost. Maar verder zijn er,
ook na den dood, de eerste, de tweede, de derde
klas en de onclassificeerbare ellende van de
allerarmsten, hen volgend tot in het graf zon
der zerk of naam, als hadden zij het recht niet
op de herinnering van de menschen, bij wie ze
onbekend waren.
Groote dooden met eerbied begraven doen
ook de heidenen dat niet?
Maar voor iedereen dezelfde barmhartigheid,
dezelfde eenvoudige christenliefde, dezelfde
christelijke gelijkheid, zooals wij gelijken zullen
Zijn voor den hoogsten rechterstoel, waar bleef
deze werkelijkheid des geloofs in onze gecom
pliceerde; standmatige begrafenis-practijk met
•.personeel", dat ons nooit kende en dat nooit
iets om ons gaf?
Vondel werd door veertien dichters en min-
haar« der dichtkunst gedragen naar zijn laat
ste rustplaats. In onze kloosters begraven de
broeders elkander. Maar wat doen wij voor on
ze dooden van hetgeen men uit liefde doet?
Zeker, er zijn dorpen, waar de begrafenis-
Plechtigheid nog veel van het oude, christelijke
karakter behield, in elke ter aarde bestelling
bleef wel iets over dank zij vooral de indruk
wekkende uitvaartliturgie van de aangrijpen
de liefde, die tot over het graf reikt. Maar is
dien er getuige van geweest, dat twee begra
fenisstoeten, onderweg naar een katholieke be
graafplaats, elkander trachtten te passeeren.
fen einde den voorrang te hebben bij de plech
tigheid, dan blijft men zich de vraag stellen
aan onze begrafenispractijk een flinke reor
ganisatie niet zou ten goede komen. Aan saty-
rische schrijvers levende de hedendaagsche bur
gerlijke begrafenis herhaaldelijk stof tot spot,
terwijl de middeleeuwsche doodendansen nooit
de officieele plechtigheid van het begraven
hekelden, slechts op de zoo vaak miskende ge-
bjkheid van allen ten opzichte van het ge
meenzame lot der bederflijkheid wezen. De be
grafenis verloor te zeer haar aanzien van barm-
bartigheidswerk.
Het Bredasche incident is een bespotting ge
weest van de gedachte, die ten grondslag ligt
aan de werken van barmhartigheid. Het was
tenslotte slechts een incident. Maar wij zien
het, buiten alle persoonlijke kanten van het ge
beurde om, als een symptoom van verzwakking
der christelijke liefdekracht in onze steeds min
der christelijke maatschappij. Gelijke liefde
dienst voor arm en rijk, uit aller liefdadigheid
aangeboden, verdient, dunkt ons, de voorkeur
boven de ontaarding van het werk der barm
hartigheid tot een winzuchtige concurrentie van
stalhouders, lijkbezorgers, kosters en wat de
grootste ergernis zou wekken pastoors! Is er
eigenlijk wel iemand, die niet „van den arme"
moest worden begraven? Het laatste dat wij
geven kunnen, is niet de laatste eer, maar de
laatste liefde.
A. v. D.
Vrijdagavond heert Z. Exc. Staatsraad J. J.
Rambonnet als hoofdverkenner van „De Ne-
derlandsche Padvinders" afscheid genomen van
zijn staf van hoofdkwartierscommissarissen en
districtscommissarissen
De bijeenkomst was belegd in het nationaal
hoofdkwartier, Alexanderstraat 20, Den Haag.
Na eenige belangrijke gebeurtenissen uit zijn
leven te hebben gereleveerd, waaruit hij de
lessen trdk, die hem later tot de overtuiging
brachten, dat de padvindersbeweging de aan
gewezen vorm was, waarin hij iets voor de
jeugd van zijn land kon doen, gaf de hoofd
verkenner een kort overzicht van zijn beleid
en van de richtlijnen, die hem daarbij hebben
geleid.
Van 1920 tot 1937 heeft hij op de brug van
het schip „De Nederlandsche Padvinders" op
den uitkijk en aan het roer gestaan.
Thans kan de hoofdverkenner met een ge
rust hart zijn taak neerleggen. Een goede,
eensgezinde staf is in den loop der jaren ge
vormd en Z. K. H. Prins Bernhard heeft zich
bereid verklaard als Koninklijk Commissaris
zich aan het hoofd té stellen.
Ten slotte reikte de hoofdverkenner het
eerste nieuwe dankbaarheidisteeken vani „De
Nederlandsche Padvinders" uit aan den hoofd
kwartierscommissaris A. van Leeuwen voor aan
de beweging bewezen diensten en Jamboree
medailles aan alle commissarissen voor hun ar
beid aan de organisatie van de vijfde Wereld-
Jamboree.
Mr. P. van Kleffens, districtscommissaris van
het district Zwolle, sprak hierna namens het
corps van commissarissen en dankte den
hoofdverkenner voor hetgeen hij voor de bewe
ging heeft gedaan. In dezen dank betrok spr.
ook mevrouw Rambonnet, zonder wier steun en
medeleven de volle toewijding van den hoofd
verkenner niet denkbaar lijkt.
Ten slotte sprak nog, als oudste commissaris
in dienstjaren, Ph. baron van Pallandt van
Eerde, die met eenige hartelijke woorden her
innerde aan het verschil tusschen de periode
van voor, en die van na het optreden van den
hoofdverkenner als leider van de Nederland
sche padvindersbeweging.
De regeeringspersdienst meldt:
De Minister van Sociale Zaken heeft tot den
Directeur-Generaal van den Arbeid d.d. 19 No
vember, inzake den werktijd in de kalkzand-
steenindustrie het volgend schrijven gericht:
„Met groote belangstelling heb ik uw rapport
van 1 November, betreffende de- werktijd in
de kalkzandsteenindustrie gelezen.
Ik meen te mogen zeggen, dat ik thans heb
kennis genomen van alles, wat omtrent dit
vraagstuk naar voren te brengen is. Overweging
van een en ander leidt mij tot de conclusie, dat
in dit bedrijf onder normale omstandigheden
't één-ploegstelsel dient te gelden. Onder nor
male omstandigheden versta ik hier den toe
stand, waarbij de kalkzandsteenindustrie in
haar geheel genomen afzetmogelijkheid en
productie-capaciteit elkaar naderen en de ver
koopprijzen loonend kunnen zijn.
Dit standpunt brengt met zich mede, dat bij
de behandeling van eventueele verzoeken om
overwerk (al dan niet in den vorm van een
tweeploegenstelsel)bij welke verzoeken de vraag
naar de capaciteit der betrokken fabriek ter
sprake komt, als capaciteit der fabriek valt aan
te merken die, welke zij heeft bij het werken in
één ploeg.
Voorts ben ik van meening, dat bij de beslis
sing op een overwerk-aanvraag de economische
en sociale belangen van de kalkzandsteenin
dustrie als geheel een overwegende rol behooren
te spelen.
Ik verzoek u, de districtshoofden der arbeids-
inspectie met mijn zienswijze in deze bekend te
maken."
Het college van agrarische Regeeringscom-
missarissen heeft, naar het Handelsblad ver
neemt, aan de drie Centrale Landbouworgani
saties aangeboden, dat deze drie een lichaam
zullen vormen, dat den monopolistischen spek-
export van de Veehouderijcentrale zal overne
men. Den georganiseerden handel is hiervan,
naar het blad meent te weten, nog niets be
kend.
Naar wij vernemen, hebben de Rotterdamsche
sleepvaartdienstondernemers ernstig overwogen
of de geldende tarieven voor het sleepwerk van
rivierschepen in de haven nog langer kunnen
worden gehandhaafd. De Stijgende materiaal-
en kolenprijzen en een zoo noodzakelijk gebleken
loonsverhooging kunnen immers niet zonder in
vloed blijven op de exploiatie-uitkomsten.
In een dezer dagen gehouden vergadering is
dit vraagstuk nauwlettend van alle zijden be
zien, terwijl te dezer zake ook overleg is gepleegd
met de Kamer van Koophandel voor Rotter
dam.
Met het oog op de door het Rijk aan de ge
meente Rotterdam verleende medewerking,
waardoor de gemeente verleden jaar haar ha
ventarieven heeft kunnen verlagen en mede ge
zien het streven van de Kamer van Koophandel
in het algemeen belang alle op het vervoer
drukkende kosten zoo laag mogelijk te houden,
heeft de vereeniging van sleepdienstondernemers
thans het besluit genomen niet tot verhoo
ging van de tarieven voor het sleepen van ri
vierschepen over te gaan.
Het dagelijksch bestuur van het Nationaal
Fonds voor Bijzondere Nooden deelt met groote
dankbaarheid mede, dat het na de reeds ge
publiceerde gift van Hare Koninklijke Hoog
heid Prinses Juliana, ook van Hare Majesteit
de Koningin een belangrijke bijdrage heeft ont
vangen in verband met de inzamelingsactie,
welke het fonds organiseert. Voor hen, wien dit
koninklijk voorbeeld tot navolging zou kun
nen strekken, zij nogmaals vermeld, dat het
gironummer van het fonds is: 272727.
Bij het onderzoek, dat de Nederlandsche con
sul te Marseille heeft ingesteld, is komen vast
te staan, dat het lijk, dat begin November te
Frontignan-Herault is aangespoeld, het stoffe
lijk overschot is van mej. Van Wamelen, een
der opvarenden van het vergane Nederlandsche
jachtje „Coquelicot".
De heer W. H. Vliegen oud-voorzitter van
de S. D. A. P., oud-lid van de Tweede Kamer,
oud-wethouder van Amsterdam en oudste lid
van den Haagschen gemeenteraad, is Zaterdag
75 jaar geworden.
Te zijnen huize was reeds vroeg een stapel
schriftelijke en telegrafische gelukwenschen.
zoomede een aantal bloemstukken ontvangen
Te tien uur was de jubilaris in de ochtend
zitting van den Haagschen gemeenteraad pre
sent, waar een ruiker roode anjers op de tafel
voor zijn zetel prijkte, hem namens de fractie
aangeboden. De burgemeester, Mr. S. J. R. de
Monchy, de wethouders en alle andere raads
leden, zoomede de gemeentesecretaris, druktei
den heer Vliegen hartelijk de hand.
Bij het begin van de raadsbesprekingen hield
de burgemeester een korte rede, waarin hij de
verdiensten van den heer Vliegen schetste hem
namens den raad complimenteerde en hem een
gelukkigen en langen levensavond toewenschte
De heer Vliegen dankte met een vriendelü'
woord.
Naar wü vernemen, is de ontvangst van de
jubileumuitzending van den Philips kortegolf
zender P. C. J. met de draaibare zendantemw
zoowel in Europa als overzee zeer goed geweest
Zoo seinde men o.m. uit Panama: Jubileum
programma prachtig ontvangen. Geluidssterkte
buitengewoon.
Uit Sydney: P.C.J.-programma in geheel
Australië en Nieuw-Zeeland uitstekend ontvan
gen. Minstens 25 stations in Australië en Nieuw-
Zeeland gaven heruitzendingen.
Uit Ecuador: Gefeliciteerd, pracht program
ma. ontvangst zeer goed.
Uit Cairo: P.C.J.-ontvangst en plaatselijke
heruitzending voortreffelijk.
Uit Mauritius: Jubileum-programma hier zeer
goed ontvangen. Vele luisteraars in stadhuis
verzameld.
Uit Congo: Uitstekende ontvangst.
De directeur van den radiodienst van Suri
name telegrafeerde: Uitzending storingvrij, ge
luidssterkte enorm.
Vrijdagavond is te Westerbroek onder de ge
meente Hoogezand binnen één uur tijds twee
maal brand uitgebroken ten huize van de fa
milie J. S. De man, die van beroep melkrijder
is, was afwezig.
De eerste maal ontstond brand in een aan
grenzende schuur, welke door de buren bij ont
stentenis der familie S. kon worden gebluscht.
Een uur later brak in de woonkamer, waar
van de ingang door twee stoelen was versperd,
brand uit. Ook hier kon het vuur spoedig wor
den gebluscht. In verband hiermede heeft de
marechaussee aangehouden en naar Hoogezand
overgebracht de vrouw vafn S. Zij is in de mare
chaussee-kazerne ingesloten.
Zaterdagmorgen is onder overweldigende be
langstelling het stoffelijk overschot van Mgr
L. J. Dijkmans, Pastoor van de St. Georgius-
parochie te Eindhoven, ter aarde besteld.
Duizenden hadden Vrijdag van de gelegen
heid gebruik gemaakt om langs de baar te de-
fileeren en een laatsten groet te brengen aan
hun beminden pastoor, die in den gezegenden
ouderdom van 86 jaar overleden is, na een
vruchtbaar priesterleven van 61 jaar, waarvan
hij er 58 te Stratum doorbracht, 18 jaar als ka
pelaan en 40 jaar als pastoor. In 1919, toen de
overledene 40 jaar in stratum werkzaam was
werd hij benoemd tot geheim kamerheer van
Z. H. den Paus.
In lange rijen stonden duizenden langs den
weg opgesteld.
De paars-bekleede lijkwagen werd voorafge
gaan door congregaties en jeugdvereenigingen
alsmede door de geestelijken uit den ganscheu
omtrek.
Op het Kerkplein schaarden allen zich ïr
een rondte, terwijl het kerkelijk zangkoor, waar
van de overledene vice-voorzitter was, ondei
het zingen van het „Subvenite" het lijk al
haalde en de kerk in begeleidde.
De grootsche kerkelijke plechtigheid wero
streng liturgisch gehouden en met Gregoriaan-
schen zang, zonder orgelbegeleiding, opge
luisterd.
Het nieuwe kantoorgebouw van het Eco
nomisch Instituut van den Middenstand aan
de Tweede Van den Boschstraat te Den
Haag is Zaterdagmiddag met een rede van
mr. M. P. L. Steenberghe, minister van
Economische Zaken, in gebruik genomen.
Dr. W. L. Groeneveld Meijer, voorzitter van
den Raad van Beheer der stichting, gaf een
geschiedkundig overzicht.
Er is heel wat werk, vooral achter de scher
men, verzet moeten worden, alvorens 10 Juli
1930 de stichting van het economisch instituut
door de heeren F. K. J. Heringa, prof. mr. P
J. M. Aalberse, mr. A. I. M. J. baron van Wijn
bergen, J. H. van Linden van den Heuvell en
E. D. G. Sebfirmann bij notarieele acte werd
vastgelegd.
Spr. huldigde in dit verband den heer Herin
ga, die om gezondheidsredenen niet aanwezig
kan zijn. Van de overige oprichters van het in
stituut noemde spreker nog afzonderlijk prof
Aalberse.
De eerste jaren waren voor het instituut de
moeilijkste. Gelukkig heeft, dank zij de mede
werking van stands- en vakorganisaties, ook
hier ten slotte de volharding overwonnen.
De gezamenlijke geschriften van het instituut
beslaan pl.m. 3000 pagina druks.
De belangstelling waarin deze-geschriften zich
mogen verheugen kan blijken uit de oplage
cijfers van 100—1800 exemplaren per branche
per jaar.
Spr. noodigde ten slotte minister Steen
berghe uit het pand in gebruik te stellen.
Aan de rede van den minister ontleenen wij
het volgende:
Eft- behoort moed toe om in dezen nog altijd
moeilijken tijd een nieuw begin te maken. Dat
de raad van beheer dezen sprong heeft ge
waagd, bewijst dat het economisch rlsearch-
werk aan den middenstand besteed is.
Zeker, de middenstand klaagt nog. Een enkele
maal zelfs heeft het er wel eens den schijn van
dat hij gaarne klaagt. Waarover die klachten
ook mogen loopen, wat de belangstelling van
den wetgever'betreft, daarover kan de midden
stand dunkt mij allengs tevreden zijn.
De wettelijke regeling betreffende het op
ruimen en uitverkoopen in het winkelbe
drijf, de genomen credietmaatregelen met
nog een en ander, dat ik thans niet volledig
zal opsommen, het bewijst genoegzaam, dat
de middenstand heden eerder op voet van
meest begunstiging dan al» stiefkind wordt
behandeld.
Intusschen zullen dergelijke maatregelen, hoe
voortreffelijk ook, den middenstand nooit of te
nimmer kunnen ontslaan van den plicht om in
de eerste plaats zelf te doen, wat zijn hand te
doen vindt.
Het bedrijfsonderzoek voor den middenstand,
zooals wij dat hier te lande sinds eenige jaren
kennen, geniet ook in den vreemde levendige
belangstelling. In dit opzicht zijn wij anderen
landen een eindweegs vooruit.
Het instituut verwierf een eigen arbeidsveld,
een terrein, waarmee het Centr. Bureau voor de
Statistiek zich terecht niet inliet. Ook voor de
toekomst heeft de minister van het instituut
veel verwachting. De documentatie, reeds bij
eengebracht en verder nog bijeen te brengen, is
ook voor sprekers departement van niet te on
derschatten beteekenis. Mede met behulp daar
van zal het ook in het vervolg mogelijk zijn aan
de in het belang van den middenstand te be
ramen maatregelen een exacte basis te geven.
Moge dit werk, besloot de ministej-, onder
Gods Zegen gedurende een lange reeks van
jaren heel onzen Nederlandschen middenstand
ten goede komen.
Met dezen wensch geef ik dit nieuwe gebouw
aan zijn bestemming over.
Deze ingebruikneming werd o.a. bijgewoond
door staatsraad prof. mr. P. J. M. Aalberse, door
dr. H. M. Hirschfeld, directeur-generaal van
Handel en Nijverheid, mr. dr. A. A. van Rhijn,
secretaris-generaal van het departement van
Economische Zaken en baron Van Wijnbergen,
voorzitter van den Middenstandsraad.
Zaterdagmiddag om tien minuten voor half
drie is op den Rijksweg" in de buurtschap Hier-
den, ongeveer op dezelfde plaats waar zes dagen
geleden de 16-jarige J. van den Brink is dood
gereden, wederom een ernstig ongeluk gebeurd.
Een auto uit Emmen, waarin vijf kantoorbe
dienden zaten, die op weg waren naar een ver
gadering te Amsterdam en welke door een hun
ner werd bestuurd, n.l. door A. S., wonende aan
de Kapelstraat te Emmen, reed met een snel
heid van 60 K.M. per uur tegen een langs den
weg staanden boom. De bestuurder had blijk
baar de macht over het stuur verloren, voor
welk feit men echter nog geen verklaring weet
te vinden. De linkerzijde van den wagen scheur
de bij de botsing geheel open en de bestuurder
kwam op den weg terecht.
Van de vier overige inzittenden bleken er twee
zeer ernstig gewond. Het zijn de heeren F. H.
de Jong en H. Zwartekoot, beiden wonende te
Emmen. De doktoren Meinen en Hazenberg uit
Harderwijk legden het eerste verband, waarna
de beide slachtoffers naar het Piusgesticht te
Harderwijk zijn overgebracht. De toestand van
den heer Z. baart groote zorg.
De andere inzittenden, mej. J. H. van de Vegt
en de heer J. Bakema, beiden uit Coevorden,
kwamen er met lichtere kwetsuren af en wer
den, nadat een voorloopig verband was aange
legd, voor verhoor naar het politiebureau te
Harderwijk vervoerd, evenals de bestuurder, die
wonder boven wonder slechts gering letsel op
liep.
In de Zaterdag gehouden vergadering van
den Haagschen gemeenteraad heeft de voorzit
ter medegedeeld, dat verwacht mag worden, dat
in het begin van 1939 de eerste spade in den
grond zal kunnen worden gestoken voor den
bouw van het nieuwe stadhuis op het Alexan-
derveld.
Inzake de verdwijning van Lijntje Huiser, die
nu reeds bijna vijf weken wordt vermist uit de
ouderlijke woning aan de Brielschelaan te Rot
terdam, heeft de justitie thans voor de(n)gene.
die zoodanige aanwijzingen kan geven, die lei
den tot de opsporing van het meisje, een be
looning van f 300 in uitzicht gesteld.
Op last van den minister van Justitie is een
inval gedaan in alle woonwagenkampen in Ne
derland. De plaatselijke politie stelde er een
onderzoek in, of de bewoners van het kamp
ook iets naders van net vermiste kind wisten,
of het soms verborgen hielden. Dit onderzoek
heeft geen enkel resultaat opgeleverd.
Ook aan de Belgische politie-autoriteiten is
verzocht een onderzoek in te stellen.
De Diocesane Commissie voor Jeugdwerkloo-
zenzorg in het Bisdom Haarlem organiseert
een acht-weeks Kamp op „Vredesteyn" te Eg-
mond-Binnen met werkobject aan de Egmon-
der Abdij, en een kort Werkkamp (duur twee
weken) op „De Bocht" te Goirle.
R. K. jeugdige werkloozen van 16 tot hoog
stens 24 jaar kunnen aan deze kampen geheel
kosteloos deelnemen.
Aanmelding bij de plaatselijke Jeugdvereni
ging of Commissie voor Jeugdwerkloozenzorg
welke instantie de candidaten weer doorgeeft:
a. voor Egmond-Binnen aan de Diocesane
Commissie voor Jeugdwerkloozenzorg, Stadhou
derskade 55, Amsterdam (Z.);
b. voor „De Bocht" te Goirle aan de Directie
van Werkkamp „De Bocht" te Goirle (bij Til
burg)
Een aantal schippersorganisaties heeft zich
opnieuw met een adres gewend tot den Minister
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen met
het verzoek te willen bevorderen, dat ter bevor
dering van het onderwijs aan schipperskinderen
en in het bijzonder voor de bevordering van het
verblijf aan den wal dezer kinderen belangrijk
hoogere bedragen op de staatsbegrooting wor
den gebracht om door bemiddeling der school
fondsen ter beschikking van de daarvoor in aan
merking komen schipperskinderen te worden
gesteld.
In het adres wordt op de uitzonderlijke positie
van de schipperskinderen gewezen, die door het
gebrek aan lager onderwijs niet alleen niet in
aanmerking komen voor de meeste beroepen,
doch tevens door de technische ontwikkeling
van het scheepvaartbedrijf dreigen iritgestooten
te worden uit de binnenvaart.