De eeuwige kringloop van de mode brengt: RADOX Sinterklaas speulen Den Jaan zal ^ÖSf De hoed met de veer De kunst van koopen ZIGZAGPUZZLE BRACHT VERRASSINGEN ZONDAG 21 NOVEMBER 1937 VETPUISTJES Gezellig en leerzaam! LjS. 3352.5l .ljf.58.5y.lj6. - Z/3 >Ij2.LjJ. 2j.3l.S3.26.28.IO.Jfl S.Jj.20.2lf.ljlf.Lfl.lf0. Sq.6o.6i.6z.J.9.J).3S. 52.20.21. So. 2J. 5S.Sij.58.3g l8.2.G.22.IO.lS.l6.lif. 3.J36.3f. 60. S33.23. 13.11 .Q.3Q.L{8.lf.f6. IS. 26.2f. 28.3Lf.Jj8.ty.il 12 HET KOFFIEVRAACSTUK Hij heeft er zelfs zijn hang snor voor opgeofferd Rustig en kalm uitzoeken Geld van onbreekbaar glas ONS PRIJSRAADSEL Talrijke puzzelaars op zoek naar het „gevogelte" Oplossing vorig raadsel Prijswinnaars Het nieuwe raadsel Kans-percentages BRABANTSCHE BRIEVEN Als men zou denken dat de mode op een gegeven moment een zekere stabiliteit zou bezitten is men er volkomen naast.. Het lijkt misschien zoo, maar achter de scher men van het groote mode-tooneel wordt steeds gewerkt, gedacht, gecrëeerd en iederen keer als het scherm, gedurende de laatste jaren, opgaat, staat daar een vrouwenbeeltenis die steeds meer gaat gelijken op die, welke 30 jaar gele den ten tooneele verscheen. Dat begon met het verlengen van de rokken en omdat men al te zeer de critiek van het publiek vreesde, begon men met enkel de ja ponnen van achteren wat langer te maken en geleidelijk aan kwam de geheele rok tot op den enkel te hangen en het publiek juichte zoo waar. Toen kreeg men moed daar achter de coulissen en men ontwierp japonnen met sleep jes en zelfs met sleepen. Men riep de pofmouw weer terug, de hooge taille en toen kwamen alle mogelijke ouderwetsche modesnufjes mee. De lange handschoen was er bij, de breede cein- turr, de jabots met Valicienne-kantjes en de bontgarneering. Zóó veel kwam er bij, dat we tenslotte dachten dat de inspiratieve geest onzer grootmoeders zoo langzamerhand toch wel uitgewerkt zou zijn. Maar ziet om deze ge dachte vooral geen levensvatbaarheid te schen ken komt daar de hoed met de veer weer opduiken. Neen algemeen gedragen wordt hij nog niet het zijn nog slechts de enkele ver tolksters der hoofdrollen op het groote mode- tooneel, die dezen sierlijken hoofdtooi dragen, maar weldra zullen allen het voorbeeld van de „stars" volgen. In den eeuwigen kringloop van de mode is hij telkens weer opgedoken, waarom zou hij het nu ook weer niet doen? In vroeger eeuwen zijn ze op zeldzaam serieu ze wijze met de veeren omgesprongen. Op schil derijen kan men ze zien, deze vrouwen, geschil derd met hun hoeden rijk versierd met veeren zoodat de gezichten kleiner en teederder leken on der de waaiende vracht van gekleurde en blan ke struisveeren. De Florentijnsche maagden droegen in de 15de eeuw inplaats van de bruidskransen uit bloemen, groote kappen van pauwenveeren en dan waren ze het liefst bovendien nog versierd met goud, zilver en parelen. En in den tijd van Marie Antoinette werden de veeren niet alleen ter opluistering van de hoe den gebruikt, maar zelfs voor die van het haar. En op 't hooggewerkte kapsel uit dien tijd, tus- schen parelsnoeren en sierspelden staken hoog en zachtjes wuivend de veeren de lucht in. Maar zoo heel zoetjes aan verdwijnt de veer uit het leven van de vrouw en via de kleine Complet voor meisjes: plooirok en mantel van genopte wollen stof, jongensjas met kraag en manchetten van astrakan en voor kleine meisjes: jasje en kapje van roode wollen stof met bontgarneering. veertjes verdwijnen ze geheel, tot er niets meer over is dan het prozaïsche, vilten sporthoedje. Totdat met de steeds opklimmende beko ring van de vrouwelijkheid in de mode, de veer plotseling weer bezig is, zijn oude rechten te heroveren. En daar versiert dan eejn roset-vor- mige veeren-phantasie een donkerblauwen ve- lours-hoed, met een hoogen, geknepen bol en breeden golvenden rand. Of een groote lila struis legt zich tegen den bol aan, klimt omhoog en valt in een ruimen, brutalen boog, schuin over den hoed. Of het zijn reigerveeren, die, van achteren bijeengenomen in een bosje, zich in de geheele lengte over een plat hoedje buigen, dat diep op het voorhoofd is gedrukt. Soms zijn ze bescheiden en hebben ze zich tusschen de plooien van een hoedje teruggetrok ken. Maar hoe het zij ze hebben al iets van hun oude rechten veroverd. Zelfs worden reigerveeren al als versiering voor het haar ge bruikt in een kleinen diadeemvorm, bij het avondtoilet, met de avondcape, waar zich dan om den hals een donzige rand, eveneens van reigerveeren heeft gevlijd. Het is nog niet zoo ver als in den tijd, toen de dames hun hoofd scheef moesten houden, om den nauwen tram-ingang binnen te komen, zóó ver komt het ook niet. Want hoezeer de mode-ont werpers hun best doen de beeltenis onzer groot moeders te doen herleven, de vrouw van tegen woordig ontkomt ten eenen male niet meer aan den sportleven inslag van den tijd, die haar meer zal behoeden voor de al te onpractische succes sen van voorheen. MARYE Om te koopen heeft men geld noodig, maar geld alleen is voor verstandige koopers niet voldoende. Daarvoor is eveneens noodig, dat men weloverwogen te werk gaat en zich reeds bij het betreden van den winkel een duidelijke voorstelling heeft gemaakt van wat men ver langt. Is dat niet het geval, dan koopt men iets, dat tenslotte op lange na niet aan de be doeling beantwoordt. Menschen, die zich zonder er verder bij na te denken van alles en nog wat aanschaffen, louter en alleen omdat het zien van al die din gen hun begeerte heeft opgewekt, zijn tenslotte geen haar beter dan de ekster, die alles wat glinstert en schittert naar haar nest sleept. Het eigenaardige is, dat dingen op deze manier ver kregen, den eigenaar of de eigenares op den duur maar zelden zullen bevredigen. Vreugde geeft alleen het bezit van iets, dat we rustig en kalm hebben uitgezocht en met welks aan koop een hartewensch in vervulling is gegaan. Bij een Amerikaansche muntkamer worden tegenwoordig zeer interessante proefnemingen gedaan. Men houdt zich daar namelijk bezig met het vervaardigen van glas-geld. Volgens de meening van deskundigen is het glazen geld veel beter dan metaalgeld, daar men het ge makkelijk kan reinigen en het daardoor veel hygiënischer is. Door het kleuren van glas zou ook het uiterlijk van het geld er veel beter op worden. Door de samenstelling van het glas zou men het breken kunnen voorkomen. Het is echter de vraag, of deze nieuwe uitvinding op gang zal maken. Een theelepel Radox in een glas warm water doet wonderen. Eén behandeling verwijdert ze. Bij apothekers en erkende drogisten a f 0.90 per pak en f 0.15 per klein pakje. Zon in de bergen Misschien mogen wij dezen keer beginnen met een vriendelijke herinnering, n.l.: dat men, om voor een prijs in aanmerking te komen, een foutlooze èn volledige 'oplossing moet in zenden. Wü' geven deze herinnering, omdat niet eenige, maar een flink aantal inzenders de tweede opgave inzake de letter-sorteering over het hoofd hebben gezien. Als curiositeit deelen wij hierbij nog mede, dat we van een inzender de volgende laconieke „op. lossing" kregen: „Het gevraagde woord is gevogelte" voilé tout! En we eindigen met de volgende aardige ont boezeming van een onzer Zuidelijke landgenoo- ten: „Gezellig toch dat puzzelen is! En stellig leerzaam bovendien. Nauw is de oude in zee, of Ja! Je wenscht de nieuwe alweer te zien. Al heb-je 't nu en dan eens mis, Je zegt: Vooruit! opnieuw gedaan! Wie volhoudt, zal toch zeker eens Met 'n V. K. P.-prijs strijken gaan." Hier volgt de oplossing van de zigzagpuzzle: De negen woorden van den linker-zigzag zijn: hevig galon niets stoel leges satan noest trein neger. En die van den rechter-zigzag: gevat teler roest troon nagel liter reeks speld degen. Uit de negen gemeenschappelijke letters: v. 1. e. o. g. t. e. e. g. vormen we dus het woord: Gevogelte. De uitgeloofde prijzen werden door het lot toegewezen aan: M. A. Baaijens, B. 80, Ruurlo; Jos Boshouwers, Stationsstraat 8, Eist (Betu we): mej. A. Kardinaal, A 387, Oudkarspel (N.- H.); E. A. Koot, Joh. de Meesterstraat 12, Utrecht; mej. Tr. Mees, van Hilligaertstraat 66, Amsterdam (Zuid); P. M. Pels, Arendsweg 121, Beverwijk. Deze week geven wij een letterraadsel volgens het hierbij volgende schema: Vervangt men elk der getallen in de gegeven getallenreeksen door een letter, dan kan men een 9-tal woorden vormen, welke achtereenvol gens beteekenen: le rij: bestuur, leiding. 2e rij: weersverschijnsel in den winter. 3e rij: plaats in Noord-Holland. 4e rij: salaris. 5e rij: vleeschgerecht. 6e rij: rijtuigbestuurder 7e rij: groente. 8e rij: welopgevoed. 9e rij: plan. Zijn de juiste letters gekozen, dan geven de getallen 1 tot en met 62 een vriendelijke herinnering aan een binnenkort te verrichten goed werk. Onder de inzenders van een goede oplossing worden weer zes fraaie prijzen verloot. Oplossingen worden tot Donderdagmiddag 12 uur ingewacht bi) den heer G. M. A. Jansen, Ruysdaelstraat 60, Utrecht. i Bij het bespreken van de combinatie A. H. B. x. x. in de eene hand en x. x. x. in de an dere, heb ik de vorige maal op het verschil in kanspercentage gewezen. Het lijkt me ech ter niet overbodig hier zij het dan ook ach teraf een nadere verklaring aan toe te voe gen. Wanneer men een bepaalde speelwijze kiest, wordt deze keus gewoonlijk bepaald door het meerdere succes, dat men van die speelwijze verwacht boven een andere speelwijze. Bijv.: wanneer de spelleider van de troef kleur A. H. V. 10. 6. heeft en er in den blinde de 8. 5. 4. liggen, zal hij trachten de troeven er uit te slaan en deze speelwijze verkiezen boven het snijden op den boer! Hij verwacht dus van die laatste speelwijze meer succes, maar die verwachting wordt meestal door zijn gevoel bepaald, terwijl dat gevoel dan eenigs- zins door de ervaring gecontroleerd wordt. In het bovengenoemde geval nu is die keuze niet zoo moeilijk, aangezien het zeer duidelijk is, dat slaan zoo heel veel meer kans biedt dan snijden. Het gevoel zal in dit geval dus maar zelden falen. Wanneer het verschil in kans echter maar iets kleiner wordt, begint het gevoel zich al tamelijk onzeker te voelen en kunnen we con- stateeren, dat er grove fouten gemaakt worden, bijv. dat men met A. H. B. x. x. in de eene en x. x. x. in de andere hand gaat slaan in plaats van snijden, ofschoon dit ruim 22 pet. minder kans biedt. Wat beteekent 22 pet. minder kans? Dit wil zeggen, dat bij vergelijking van twee spelers, waarvan de één consequent slaat en de ander consequent snijdt, de speler, die snijdt, op elke 100 spellen in 22 spellen meer succes heeft dan de andere! Dit is nog al een groot verschil, dus kunnen we constateeren, dat het gevoel ons niet voor lunders kan vrijwaren. Er moet dus een andere basis gezocht wor den, op grond waarvan de juiste speelmethode gekozen kan worden en deze basis vinden we in de kansrekening. Niet, dat we nu allemaal maar ingespannen de kansrekening moeten gaan beoefenen, maar wel is het gewenscht, dat we kennis nemen van de resultaten der kansrekening, voorzoover deze betrekking heb ben op het bridge-spel. Noodzakelijk is ook dit echter niet, maar wel is het noodzakelijk, dat we in twijfelgevallen weten, welke speelwijze de meeste kans biedt en dit kan men gemakkelijk uit ieder leerboek je aan de weet komen. Het is evenwel allerminst de bedoeling van bovenstaande technische beschouwing om u den schrik op het lijf te jagen met ingewikkelde berekeningen. Mijn opzet is slechts u er op te wijzen, op welken grond 'n bepaalde speelwijze correct en een andere onjuist genoemd moet worden. In de toekomst zal ik natuurlijk menige speel methode afkeuren of aanbevelen, maar daaren tegen hoogst zelden de betreffende kansper centages er bij halen. Slechts indien een uwer moeilijk te overtuigen zou zijn, zouden deze percentages moeten dienen als wettig en over tuigend bewijs. Na dit kleine theoretische uitstapje kunnen we overgaan tot het bespreken van het pro bleem, dat ik de vorige maal ter zelfstudie heb opgegeven: Sch.: 10. 7. 5. H.: B. 8. 3. R.: A. V. 7. 5. 3. KI.: 8. 2. W. N. Z. O. Sch.: A. B. 9. 4. H.: H. V. 4. R.: 8. 6. 2. KI.: A. H. V. Zuid speelt 3 Sans Atout en West komt uit met Klaveren Boer. Hoe moet Zuid spelen om de grootst moge lijke kans te benutten het contract te kun nen vervullen? Oplossing: Zuid moet dus trachten 9 slagen te behalen. Direct gevaar voor een vrije kleur van de tegenpartij is er niet, dus kan Zuid rustig trachten de langste kleur vrij te maken. Deze kleur is Ruiten. Er moet echter rekening gehouden worden met het feit, dat Noord geen rentrants heeft buiten de Ruiten- kleur. Deze kleur moet dus niet op dezelfde ma nier aangespeeld worden als dezelfde combina tie in het vorige probleem, omdat er in dit ge val Sans Atout gespeeld Wordt en er dus geen gevaar is voor aftroefslagen. Daartegenover staat nu echter een ander gevaar, n.l. even- tueele slagen van de tegenpartij in een vrij gemaakte kleur! Zoowel om die kleur vrij te maken als om die vrije slagen te kunnen ma ken heeft de tegenpartij evenwel rentrants (d. w. z. kaarten om aan slag te komen) noo dig, dus moeten we er ook op bedacht zijn die rentrants weg te spelen bij dien tegenstander, die ze het meest noodig heeft. Zuid speelt daarom eerst Harten-vrouw om de tegenpartij te verleiden het Aas te zetten. Als dit gebeurt wordt hoogstwaarschijnlijk Kla ver nagetrokken en komt Zuid aan slag. Wordt Klaver-Aas echter niet ingezet, dan blijft Zuid aan slag en in beide gevallen trekt Zuid nu een kleine Ruiten en wat West ook inzet, uit Noord moet een kleine worden bijgespeeld. Wanneer Zuid nu wederom aan slag komt trekt hij weer een kleine Ruiten en thans wordt op den heer gesneden. Met deze speelwijze is de kans op 3 slagen in Ruiten zeer groot en loopt men niet de kwade kans, dat er in Noord geen rentrant is om de eventueele vrije slagen te maken. Als Oost nu tweemaal aan slag komt met Ruiten en één der beide keeren Schoppen speelt, moet Zuid duiken, maar hiertegenover staat, dat als de laatste dekking in Klaveren is weggespeeld, en Zuid met Ruiten Noord aan slag brengt om de drie vrije Ruitenslagen te maken, niet meer Harten moet gespeeld wor den, maar Schoppen uit Noord in de hoop, dat de heer of de vrouw bij Oost zit!! De kaarten van Oost en West waren als volgt: Sch.: H. 2. H.: A. 10. 5. R.: B. 9. 4. KI.: B. 10. 9. 6. 3. W. N. Z. O. V. 8. 6. 3. 9. 7. 6. 2. H. 10. 7. 5. 4. Zooals u ziet een zeer moeilijk spel, waar Zuid het contract alleen kan vervullen als Harten-Aas er tijdig uitgespeeld wordt!! P. H. A. Tuin. Dr. Jon Alfred Mjoen, de leider van het „Vin deren Bidogischen Laboratorium", dat door z'n wetsvoorstellen ter bevordering der volksgezond heid groote vermaardheid geniet, houdt zich in een uitgebreide verhandeling bezig met alcohol en coffeïne., Hij wijst er op, dat de schadelijkheid der zoo genaamde „genotgiffen" aan den éénen kant af hangt van de persoonlijke gevoeligheid en de menigvuldigheid van 't gebruik, aan den an deren kant van de hoeveelheid en de concentra tie van de drank, alsook van de omstandighe den, waaronder ze gebruikt wordt. Wennen is vaak niets anders dan een langzaam werkende vergiftiging, zonder uiterlijke kenteekenen. Het uitblijven van acute stoornissen is nog lang geen bewijs voor onschadelijkheid. Bij alcohol hangt 't er van af, in welken vorm hij genomen wordt. Zoo kunnen b.v. bier en lichte wijn onschadelijk genoemd worden, wanneer ze met mate gedron ken worden, in tegenstelling tot sterke dran ken van de meest uiteenloopende soort. Wat koffie betreft: de invloed van de coffeïne op het organisme wordt vaak onderschat. Het gevaar schuilt vooral in het ontbreken van op vallende symptomen. Uit de resultaten van we tenschappelijke onderzoekingen blijkt duidelijk, dat hart, zenuwen, nieren en maag, door cof feïne vaak nadeelige invloed ondervinden. De uitvinding van de coffeïnevrije koffie moet daarom uit hygiënisch oogpunt als een groote vooruitgang beschouwd worden. Van smaak en aroma van deze echte koffie is door de bewer king niets verloren gegaan. Het is daarom te wenschen, dat de instellingen, die in dienst van de volksgezondheid werkzaam zijn, het vraag stuk der coffeïnevrije koffie hun volle belang stelling schenken. Amico, ii 't Leven kan den mensch de zotste par- ten speulen. Wa 'k hier zeg is wel gin gloednuuwe waarheid, maar telkens lijkt deuz' waarheid fonkelnuuw, als 't leven oe zoo zot te grazen neemt. Dat ondervond den Jaan weer pas! Ge weet: z'n Tonia was mee 'n soortement van ziekteverlof naar de familie in den Zeu- venbergschen Hoek vertrokken. En als ik zeg „soortement" ziekteverlof, dan wil ik daar eigen lijk mee te kennen geven dat aan 't „verlof" meer vastzat, dan alleen heur ingebeelde kwa len (ze had er minstens zeuven) waarveur den dokter nie anders wist te geven dan 'n fleschke „geleerden" olie, om mee te wrijven. Ik bedoel fleschke-n-olie, dat deur z'n etiketje en z'n foudpampieren stopke, boven z'nen stand, ge- eer d was aangekleed. Neeë ik zeg dat nie om 'nen steek onder Water te geven aan den dokter, die 't fleschke ^ekleurden en geparfumeerden vetkèèrsolie had Veurgeschreven! Versta me goed. Ik doel er op te zeggen eigenlijk: dat veul, veul meer patiën ten beter worden van 't etiketje, goudpampie- ren stopke en 't apothekersluchtje wat er aan zo'n fleschke hangt, (om van den prijs dan nog maar te zwijgen!), dan van 't kèèrsvet, broom, aspirine, drop, veul water en wat er zoo meestal in die tooverfleschkes zit. En ik geloof vast: daar zijn meer zieken ge nezen van 't k ij k e n naar zo'n fleschke dat op 't nachtkastje stond, dan van 't innemen Uit zo'n fleschke. En 'n middelzijn dat wordt ingenomen mee afgetelde druppeltjes „doet" meer dan een dat ingenomen wordt mee eet lepels. Zoo kunt ge ook, zonder erg dikkels, ineens promoveeren tot wonderdokter. En ik heb ooit 'ns 'n kwaaie kans geloopen, om 't zoowijd te brengen. Ge weet ook wel, veul boerenmenschen zijn nie proper op 'r lijf. Ze laten er alles maar óp en aangroeien, sjuust als de boomen in 't bosch. Wat zegde daar, amico? Ongezond? Oem! Daar laat ik m'n eigen nie over uit. Ik heb ze gekend, van die„waterratten", die tachtig, negentig jaren wierden, zonder er achter te komen, waarom ze gerekend wierden tot 't blanke ras. CtKon huilie trouwens nie veul interesseeren ook!) Maar als die tiepen dan op Methulasemschen ouwerdom veur 't éérst 'ns serieus gingen sukkelen, naar 't zie kenhuis wierden gebrocht en daar blank gebikt, dan dan gingen ze nog al 'ns vlot dood. Ze kosten dat aangegroeide „tricot", dat aan 't lijf zat gegóten, zoo schoon paste 't, nie meer missen. Mee al die dingen was ik best bekend, als er 'ns 'n buurvrouwke haren nood bij me kwam klagen over „veul-moeië-beenen." „Dré," klaagde ze: „Ik weet nie, wa'k toch heb. M'n beenen wegen teugeswoorig as lood. Ik kan er nie meer van slapen." Ineens ging me 'n lichtje op. „Vuile pooten," flitste deur m'nen kop. 'k Zette 'n doktersge zicht, d.w.z. ik keek buurvrouw 'ns straf en onpersoonlijk aan, toen keek ik serieus in m'n eigen binnenste, of ik daar zocht naar de diag nose, die 'k zoo maar nie een, twee, drie bij d'hand had qn toensprak ik latijn! Uit m'nen kerkboek; ik mompelde: „et omnes, ad quos pervénit aqua ista, salvi facti sunt." (En allen, tot wie dit water kwam, zijn gered ge worden). MaarrdOcht ik, 'n paar hands- vollekes soda in 't water zal in deus geval de redding zeker gin kwaad doen. Toen ik zoowijd was mee m'n geleerddoenerij, was 't wefke al haalf genezen. Want zij wist, dat ik 't wist! (Wat veul meer waar was, dan zij docht....!). Toen keerde m'n wezen tot de eerde terug en ik orakelde opgewekt: „Heete sodabaden! Drie keer per dag. Over twee dagen genezen. En als ge dalijk begint: vannacht al slapen als 'n roos." De uitkomst sloot als 'n bus. En zoude gij denken, amico, als ik gezeed had: ,3etje, wascht oew zwarte pooten 'ns 'nen keer," dat ze me geloofd had en ooit „genezen" was?? Mijn ko- mediekq was zooveul als 't apothekers-toover- fleschke, gesloten mee 'nen goudpampieren stop, beplakt mee '1. deftig etiket (waarop zelfs La tijn veurkwam) en gevuld meeheet soda water! Waar ik nie op gerekend had: Drie dagen later kwam Betje 'n goei woordje doen veur haar zuster, die heelegaar van Gilze-Rijen kwam gereisd om mjj te.... consulteeren, als ik 't goed zeg. 'k Hoefde 't nie veur niks te doen: „Of ze nou den eenen dokter betaalde of den andere, dat was haar eenen „toetmem", zee ze! Ge verstaat dat 't zweet me efkens uitbrak. Want Betjes zuster had iets, zee ze, „waarvan ze nie mee zekerheid zeggen kost, of 't wel aambeien wéren en of ik haar dus 'ns efkens zekerheid kost geven!" Ik slikte drie keer, wreef 't zweet van m'nen kop en zee, als ik eindelijk praten kost, maar rap: „Ja, 't zijn aambeien!" „Waar ziede gij dat aan?" vroeg ze wantrou wend. „Aan 't wit van oew oogen," zee ik zoo. En in plek dat ze woeiend wegliep en mij de kans gaf om 'ns smakelijk uit te lachen waren Bet en zus zóó daarvan onder den indruk, da 'k wel verder móest gaan1 Dus ik prevelde weer m'n Latijn (makkelijk als ge misdiender zijt geweest in oewen tijd) en ik zee„In quorum manibus iniquitétes sunt dèxtera eórum repléta est munéribus" „In wier handen ongerechtigheden zijn (nouja, al zat 't dan nie aan de handen, aambeien z ij n on gerechtigheden) wier rechterhand gevuld is mee geschenken". Dat leste sloeg natuurlijk op dieën rijksdaalder! „Kunde me daarvan beter maken?" vroeg Betjes zuster. Ze docht da'k de diagnose in 't Latijn ge steld had. „Ehjawel," zee ik! Weer ging me 'n lichtje op, amico: „Groenen poeier en laauwe zitbaden." „Weer mee .soda?" vroeg Betje 'n bietje on- geloovig. „Neeë," hield ik m'n eigen goed: „Den eersten keer mee soda en daarna mee 'n schep mos terd!" Betjes zuster wierd beter! Allicht. Majir toen, amico, als ook Vrouwke Aambei genezen was, toen heb ik mee alle geweld de kleppen van naastenliefde motten dichtgooien en „m'n patiënten," die mee drie tegelijk bij mij op consult kwamen, van den erf motten werken. 'k Was wonderdokter veur 'k 't eigens wist. 'k Had 'nen goeien naam! Want m'nen raad kostte niks en m'n middelcijnen waren schan dalig goeiekoop. Wat op den duur veur 't ver trouwen natuurlijk verkeerd zou zijn geweest. Ik had den mosterd en den soda motten gaan leveren mee duuzend procent winst, den „groe nen zeep" in 't Spaansch motten laten vertalen en m'n Latijnnou, de mis zat nog wel steuvig in m'nen kop! En misschien was ik nou wel op twee manieren binnen geweest: Veul centen op de bank endrie maanden hech tenis. Maar genogt. 'k Zou 't leste wedervaren van den Jaan vertellen en 'k zit allemaal over m'n eigen parten te praten, die 't leven den mensch wel 'ns spuit. Eerst ditte: Jaan en Tonia zijn bü ons dok- terke best terechte gekomen, 'n Fleschke van twee kwartjes was schrikkelijk goeiekoop al was 't dan negen stuivers te duur en 'n bietje on bepaald huwelijks-verlof was in deus geval zéker veur den Jaan 'n heilzaam middelcijn. Als ik nog wonderdokterde had ik 't nie anders gedaan. Ik had er misschien (ik zeg misschien hoor; ik ken Tonia maar uit de „verte") ik had er misschien nóg bij gedaan 'nen kilo „natrium- carbonaat", lijk den apotheker den „soda" aan den man brengt. (Stel-d-oe veur, dat 'nen apo theker soda verkocht, inplek van natriumcar- bonaat! Den sukkelèèr verloor al z'nen klan dizie). Afijn. Zooals ik dan al zee: dat onbepaald huwe lijksverlof wat den Jaan veur Tonia's ziekte kreeg, was 'veur hum 'n pracht van middel cijn! 't Bruiste deur z'n zielement, lijk dubbel- koolzuur deur 'n overlajen maag. Allee! Dertig jaren mee Piëta en vijf („Indische") jaren mee Toniaook 'n zielement kan overlajen zijn, zelfs van huwelijksgeluk! En zoo was ie dan, in al dat „gebruis" er toe gekomen den Blaauwe, in goei familievertrou- wen, er veur te spannen om bij ons, 't Sinter klaascomité, 'ns 'n goei woordeke te doen. „Hij zou zoo gèren, nou ie z'n handjes vrij had, 'ns 'nen keer den Sinterklaasrol vervullen op Ul- venhout." Nou ik was er vlak voor! Ik még wel 'ns 'n aardigheidje. En den Blaauwe? Docht er sjuust eender over. „Ik hou ook wel van 'n lol letje," zee den Tiest. Wat me trouwens al 'n halve eeuw nie heelegaar onbekend was1 De andere lejen van 't comité zouwen er 'ge middeld wel sjuust eender over denken, de eeni ge moeilijkheid die we kosten verwochten zou bij den Fielp kunnen liggen, veurzitter (van eigens!) van 't comité èn.Sinterklaas! Al jaren! Ge weet. „Bewerkte gij den Fielp, Dré," stelde den Blaauwe veur: „dan bekonkel ik /t zaakje wel mee de rest van 't comité." Dat veurstel was zoo gek nie en „aldus geschiedde naar 't woord" (van den Blaauwe). D'n Fielp was er „halles- balleve hentousjast hover," zee-t-ie: „maar has 't comité mijn veurstel hapsekteerde dan zou hij er z'n heigen natuurlijk bij neerleggen, want ik ben ginnen diktatór," zee den Fielp. Wat ie, ge lukkig, liegt, amico! Want als den bakker gin nen dictator was, dan gebeurde er op Ulven hout nooit iets! Wel gaf ie me dus heel politiek te verstaan, dat ie 't nie plazierig zou vinden, als ik 't veurstel in de vergadering brocht, maar ik moest over deuze persoonlijke fijngevoelig heid dan maar 'ns dwars henen stappen, docht me! Wa 'k dee! En als ik verlejen week, op onze eerste ver gadering, 't veurstel „ter tafel" brocht, dan was 't al bij acclamatie aangenomen de Gouwen Koei dreunde-n-ervan nog veur ik uitgespro ken was. Den Blaauwe had weer, als naar ge woonte, goed werk geleverd! Janus z'nen stillen victorie beschrijven, gaat boven m'n macht. Laat ik dit er van zeggen: z'nen zwaren zwarten knevel, 'n ding als 'nen gootsteenboender, wipte op en neer, zoo zenuwachtig trok z'nen blinkend-rooien kop en op staanden voet spülde-n-ie Sinterklaas, deur heel 't gezelschap 'n rondje te offreeren. 't Kwam er hakkelend bij 'm uit, die offerte. Want zoo wel z'n veul betreurde Piëta als z'n ongemak kelijke Tonia ze hadden 'm allebei, vijf-en- dertig lange jaren, straf aan de teugels ge houwen. Waarom hij dat twee keer achter malkaar zoo broerd moest treffen, weet ik nie. Ik denk, dat die dames té sjecuur wisten, wat den Jaan als veldwachter verdiende. En de dressuur van Piëta werkte nog na onder Tonia. Ondertusschen zat den Fielp zachtjes mee z'nen hamer op tafel te trommelen. Stillekes te prakizeeren, hoe ie den Jaan nog wippen kon op 'n fatsoenlijke manier. In ieder geval: als 't rondje gebrocht was iedereen geklonken had mee den nuuwen, milden Sinterklaas en 't ef kens stil wierd onder 't proeven, dan liet den Fielp z'nen hamer vallen en zee: „dan nou heerst nog 'n paar kleinigheidjes be-andelen. Kek 'ns Janus, ge mot me die vraag nie kwa lijk nemen, ik eb nooit geweten dat 'r hop Hul- venout berejen pliesie waskunde gij pèèrd- rfjen?" Sodepin, daar hadden we nie bij gedocht! Ef kens was 't zóó stil in „de Gouwen", dat ge 't buiten hoorde regenen. „Ja!" zee den Jaan ferm: „da's in order". „Oem," dee den Fielp: „sjuust1 Enne nie da 'k honbescheien wil zijnebt ge wel 'ns hop.... 'n.... pèèrd.... gezeten „Nog nooit," zee den Jaan, nou 'n bietje zach ter: „maar van dieën witten schimmel ben 'k nie bang." „Oem," dee den Fielp: „sjuustEnne...,, éen ding zit oe meedat zoogoed has halle schimmelswit schijnen te zijn, maar.... ehzoude 't heigens nie 'n.nie 'n bietje. bezopen hldee vinden.... ehoemhas Sinterklaasstraks b.v. bovenerms van 't peerddonderde „Neeë," zee den Jaan. ,,'t Zou wel 'ns „leuk" zijn," vond den Blaauwe. „Ik bedoel," zee den Jaan weer: „ik ben daar nie bang veur. Ik be-be-bedoel" (ocherm, wat sprong z'nen snorreboender over z'n gezicht) „bedoel, 'k zal er wel bovenop zien te blijven." ,,'t Is maar," zoog den Fielp verder „ge mot nog 'nen staf vast-ouwen hook, ee??" „Ja, je jazeker," stumperde den Jaan. „En has 't heenigszins gevondenkost wor denliefstmee den krulnaar bo ven," zoo koejeneetde den Fielp mee 'n strak bakkes almaar deur. De rest genoot, lebberde smakelijk aan den Jaan z'n rondje. Ze vonden den bakker op z'n best. En eerlijk is eerlijk: hij wós nie slecht! 'k Zou liegen als 'k 't anders vertelde. Maar den Blaauwe en ik we vonden 't nou weer wellekes. Ik zee, da 'k den Jaan wel 'n bietje zou laten oefenen op m'nen Bles en den Blaauwe zee: „ik ben natuurlijk weer Zwarten Knecht en zal den schimmel wel aan den teu gel leiën." Zoodat, amico,, de twee nuuwbakken Opa's van den tweeling de hoofdrollen zullen speu len in onzen Sinterklaasstoet 1937 Maar daar was nog iets „Has ik jou zoo haankijk," teemde den Fielp deur: „dandan vraag ik m'n heigen haf oe mot da nouwmee jouwtronie.... Janus??" 't Wierd weer veul stil. 't Kost wéér interes sant worden. „Tut.... tronie?" hakkelde Janus. „Jéé! Tronie, fieselemie, ponem, postzegel, oezijde gij gewoonjouw haangezichtje te noemen?" Janus wierd driftig. „Wel sodejuu, wat man- kèèrt er aan mijnen kop?" Kalm zee den Fielp„mankeeren.-...? Neeë, mankeeren niks, JaanMaar..., daar.... is.... eerder.... teveul „Teveul?! Teveul?!" „Sjuustnet has ge zegtveulste- veulStraf keek den Fielp naar de hand vegers onder den Jaan z'n neus. Wij keken er toen ook allemaal naar. Janus beet op z'n lip pen, op z'n kaken, dat z'n heiboenders er alle maal van op-en-neer wipten. „Daar is," zee den Fielp: „op eel de weareld ginnen Sinterklaas hooit gewiest mee 'nen sneeuwwitten baard en 'nen zwarten bessem has snor, Jaan. Has ge die pèèrdestèèrten nie weg laat wieën, dandan trek ik m'n nei gen huit deus comité terug, Janus van den Euvel!" „Leg nou nie langer m'n bloed te tappen," riep den Jaan: „ik laat vanavond nog m'nen knevel afknippen!" „Noteer dat sjecuur in de notulen, Bult," zee den Fielp teugen z'nen secretaris. 't Hoerah was nie van de locht, na deuze verklaring. Want den Jaan, mergen zonder dieën snor, dat kost gerust genoemd worden: 'n groote verandering op Ulvenhout. 'k Mot kort zijn. D'n snor is eraf. t Isverschrikkelijk, tls 'n soortement van décolleté dat de grenzen van 't fatsoen wijd overschrijdt, 't Is't is.... 't is tevéul bloot ineens. Dat is gin gezicht meer, amico, das 'n achterwerk, 'n Brutaal, onbe schaamd achterwerk, dat „zoomaar" deur 't durp kuiert. Zoo reed ie van den mergen bij mij deur de wei, op Bles, asTonia 'm kwam roepen Tonia was veromgekomen! Lijk ik aan 't begin zee: 't leven kan den mensch zotte parten speulen. Janus kan daar op den oogenblik van mee praten! Ge hoort er meer van. Sinterklaas is hier nog nie op 't pad, horreMaar leut heb ben we al z'n best g'ad. En slagen zél 't. Hier is op zulk gebied nog nooit iets mislukt. Zie maar naar onze feesten van deuzen nazomer! Honderdduuzend vreemdelingen op Ulv afijn, dat weet g'al! Ik schei er af. Veul groeten van Trui, Dré III en als altij gin horke minder van oewen t.a.v. DRÉ. Ulvenhout. 18 Nov. '37

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 9