De eeuwige kringloop van de
mode brengt:
RADOX
Sinterklaas speulen
Den Jaan zal
^ÖSf
De hoed met de veer
De kunst van koopen
ZIGZAGPUZZLE BRACHT
VERRASSINGEN
ZONDAG 21 NOVEMBER 1937
VETPUISTJES
Gezellig en leerzaam!
LjS. 3352.5l .ljf.58.5y.lj6.
-
Z/3 >Ij2.LjJ. 2j.3l.S3.26.28.IO.Jfl
S.Jj.20.2lf.ljlf.Lfl.lf0.
Sq.6o.6i.6z.J.9.J).3S.
52.20.21. So. 2J. 5S.Sij.58.3g
l8.2.G.22.IO.lS.l6.lif.
3.J36.3f. 60. S33.23.
13.11 .Q.3Q.L{8.lf.f6.
IS. 26.2f. 28.3Lf.Jj8.ty.il 12
HET KOFFIEVRAACSTUK
Hij heeft er zelfs zijn hang
snor voor opgeofferd
Rustig en kalm uitzoeken
Geld van onbreekbaar glas
ONS PRIJSRAADSEL
Talrijke puzzelaars op zoek naar
het „gevogelte"
Oplossing vorig raadsel
Prijswinnaars
Het nieuwe raadsel
Kans-percentages
BRABANTSCHE BRIEVEN
Als men zou denken dat de mode op een
gegeven moment een zekere stabiliteit
zou bezitten is men er volkomen naast..
Het lijkt misschien zoo, maar achter de scher
men van het groote mode-tooneel wordt steeds
gewerkt, gedacht, gecrëeerd en iederen keer als
het scherm, gedurende de laatste jaren, opgaat,
staat daar een vrouwenbeeltenis die steeds
meer gaat gelijken op die, welke 30 jaar gele
den ten tooneele verscheen.
Dat begon met het verlengen van de rokken
en omdat men al te zeer de critiek van het
publiek vreesde, begon men met enkel de ja
ponnen van achteren wat langer te maken en
geleidelijk aan kwam de geheele rok tot op den
enkel te hangen en het publiek juichte zoo
waar. Toen kreeg men moed daar achter de
coulissen en men ontwierp japonnen met sleep
jes en zelfs met sleepen. Men riep de pofmouw
weer terug, de hooge taille en toen kwamen alle
mogelijke ouderwetsche modesnufjes mee. De
lange handschoen was er bij, de breede cein-
turr, de jabots met Valicienne-kantjes en de
bontgarneering. Zóó veel kwam er bij, dat we
tenslotte dachten dat de inspiratieve geest
onzer grootmoeders zoo langzamerhand toch wel
uitgewerkt zou zijn. Maar ziet om deze ge
dachte vooral geen levensvatbaarheid te schen
ken komt daar de hoed met de veer weer
opduiken. Neen algemeen gedragen wordt hij
nog niet het zijn nog slechts de enkele ver
tolksters der hoofdrollen op het groote mode-
tooneel, die dezen sierlijken hoofdtooi dragen,
maar weldra zullen allen het voorbeeld van de
„stars" volgen.
In den eeuwigen kringloop van de mode is hij
telkens weer opgedoken, waarom zou hij het nu
ook weer niet doen?
In vroeger eeuwen zijn ze op zeldzaam serieu
ze wijze met de veeren omgesprongen. Op schil
derijen kan men ze zien, deze vrouwen, geschil
derd met hun hoeden rijk versierd met veeren
zoodat de gezichten kleiner en teederder leken on
der de waaiende vracht van gekleurde en blan
ke struisveeren.
De Florentijnsche maagden droegen in de
15de eeuw inplaats van de bruidskransen uit
bloemen, groote kappen van pauwenveeren en
dan waren ze het liefst bovendien nog versierd
met goud, zilver en parelen.
En in den tijd van Marie Antoinette werden
de veeren niet alleen ter opluistering van de hoe
den gebruikt, maar zelfs voor die van het haar.
En op 't hooggewerkte kapsel uit dien tijd, tus-
schen parelsnoeren en sierspelden staken hoog
en zachtjes wuivend de veeren de lucht in.
Maar zoo heel zoetjes aan verdwijnt de veer
uit het leven van de vrouw en via de kleine
Complet voor meisjes: plooirok en mantel
van genopte wollen stof, jongensjas met
kraag en manchetten van astrakan en voor
kleine meisjes: jasje en kapje van roode
wollen stof met bontgarneering.
veertjes verdwijnen ze geheel, tot er niets meer
over is dan het prozaïsche, vilten sporthoedje.
Totdat met de steeds opklimmende beko
ring van de vrouwelijkheid in de mode, de veer
plotseling weer bezig is, zijn oude rechten te
heroveren. En daar versiert dan eejn roset-vor-
mige veeren-phantasie een donkerblauwen ve-
lours-hoed, met een hoogen, geknepen bol en
breeden golvenden rand. Of een groote lila struis
legt zich tegen den bol aan, klimt omhoog en
valt in een ruimen, brutalen boog, schuin over
den hoed.
Of het zijn reigerveeren, die, van achteren
bijeengenomen in een bosje, zich in de geheele
lengte over een plat hoedje buigen, dat diep
op het voorhoofd is gedrukt.
Soms zijn ze bescheiden en hebben ze zich
tusschen de plooien van een hoedje teruggetrok
ken. Maar hoe het zij ze hebben al iets
van hun oude rechten veroverd. Zelfs worden
reigerveeren al als versiering voor het haar ge
bruikt in een kleinen diadeemvorm, bij het
avondtoilet, met de avondcape, waar zich dan
om den hals een donzige rand, eveneens van
reigerveeren heeft gevlijd.
Het is nog niet zoo ver als in den tijd, toen de
dames hun hoofd scheef moesten houden, om den
nauwen tram-ingang binnen te komen, zóó ver
komt het ook niet. Want hoezeer de mode-ont
werpers hun best doen de beeltenis onzer groot
moeders te doen herleven, de vrouw van tegen
woordig ontkomt ten eenen male niet meer aan
den sportleven inslag van den tijd, die haar meer
zal behoeden voor de al te onpractische succes
sen van voorheen.
MARYE
Om te koopen heeft men geld noodig, maar
geld alleen is voor verstandige koopers niet
voldoende. Daarvoor is eveneens noodig, dat
men weloverwogen te werk gaat en zich reeds
bij het betreden van den winkel een duidelijke
voorstelling heeft gemaakt van wat men ver
langt. Is dat niet het geval, dan koopt men
iets, dat tenslotte op lange na niet aan de be
doeling beantwoordt.
Menschen, die zich zonder er verder bij na
te denken van alles en nog wat aanschaffen,
louter en alleen omdat het zien van al die din
gen hun begeerte heeft opgewekt, zijn tenslotte
geen haar beter dan de ekster, die alles wat
glinstert en schittert naar haar nest sleept. Het
eigenaardige is, dat dingen op deze manier ver
kregen, den eigenaar of de eigenares op den
duur maar zelden zullen bevredigen. Vreugde
geeft alleen het bezit van iets, dat we rustig
en kalm hebben uitgezocht en met welks aan
koop een hartewensch in vervulling is gegaan.
Bij een Amerikaansche muntkamer worden
tegenwoordig zeer interessante proefnemingen
gedaan. Men houdt zich daar namelijk bezig
met het vervaardigen van glas-geld. Volgens
de meening van deskundigen is het glazen geld
veel beter dan metaalgeld, daar men het ge
makkelijk kan reinigen en het daardoor veel
hygiënischer is. Door het kleuren van glas zou
ook het uiterlijk van het geld er veel beter op
worden. Door de samenstelling van het glas zou
men het breken kunnen voorkomen. Het is
echter de vraag, of deze nieuwe uitvinding op
gang zal maken.
Een theelepel Radox in een glas warm water
doet wonderen. Eén behandeling verwijdert ze.
Bij apothekers en erkende drogisten a f 0.90
per pak en f 0.15 per klein pakje.
Zon in de bergen
Misschien mogen wij dezen keer beginnen
met een vriendelijke herinnering, n.l.: dat men,
om voor een prijs in aanmerking te komen, een
foutlooze èn volledige 'oplossing moet in
zenden. Wü' geven deze herinnering, omdat niet
eenige, maar een flink aantal inzenders de
tweede opgave inzake de letter-sorteering over
het hoofd hebben gezien.
Als curiositeit deelen wij hierbij nog mede, dat
we van een inzender de volgende laconieke „op.
lossing" kregen:
„Het gevraagde woord is gevogelte" voilé
tout!
En we eindigen met de volgende aardige ont
boezeming van een onzer Zuidelijke landgenoo-
ten:
„Gezellig toch dat puzzelen is!
En stellig leerzaam bovendien.
Nauw is de oude in zee, of Ja!
Je wenscht de nieuwe alweer te zien.
Al heb-je 't nu en dan eens mis,
Je zegt: Vooruit! opnieuw gedaan!
Wie volhoudt, zal toch zeker eens
Met 'n V. K. P.-prijs strijken gaan."
Hier volgt de oplossing van de zigzagpuzzle:
De negen woorden van den linker-zigzag zijn:
hevig galon niets stoel leges
satan noest trein neger.
En die van den rechter-zigzag:
gevat teler roest troon nagel
liter reeks speld degen.
Uit de negen gemeenschappelijke letters:
v. 1. e. o. g. t. e. e. g.
vormen we dus het woord: Gevogelte.
De uitgeloofde prijzen werden door het lot
toegewezen aan: M. A. Baaijens, B. 80, Ruurlo;
Jos Boshouwers, Stationsstraat 8, Eist (Betu
we): mej. A. Kardinaal, A 387, Oudkarspel (N.-
H.); E. A. Koot, Joh. de Meesterstraat 12,
Utrecht; mej. Tr. Mees, van Hilligaertstraat 66,
Amsterdam (Zuid); P. M. Pels, Arendsweg 121,
Beverwijk.
Deze week geven wij een letterraadsel volgens
het hierbij volgende schema:
Vervangt men elk der getallen in de gegeven
getallenreeksen door een letter, dan kan men
een 9-tal woorden vormen, welke achtereenvol
gens beteekenen:
le rij: bestuur, leiding.
2e rij: weersverschijnsel in den winter.
3e rij: plaats in Noord-Holland.
4e rij: salaris.
5e rij: vleeschgerecht.
6e rij: rijtuigbestuurder
7e rij: groente.
8e rij: welopgevoed.
9e rij: plan.
Zijn de juiste letters gekozen, dan geven
de getallen 1 tot en met 62 een vriendelijke
herinnering aan een binnenkort te verrichten
goed werk.
Onder de inzenders van een goede oplossing
worden weer zes fraaie prijzen verloot.
Oplossingen worden tot Donderdagmiddag
12 uur ingewacht bi) den heer G. M. A. Jansen,
Ruysdaelstraat 60, Utrecht.
i
Bij het bespreken van de combinatie A. H.
B. x. x. in de eene hand en x. x. x. in de an
dere, heb ik de vorige maal op het verschil
in kanspercentage gewezen. Het lijkt me ech
ter niet overbodig hier zij het dan ook ach
teraf een nadere verklaring aan toe te voe
gen.
Wanneer men een bepaalde speelwijze kiest,
wordt deze keus gewoonlijk bepaald door het
meerdere succes, dat men van die speelwijze
verwacht boven een andere speelwijze.
Bijv.: wanneer de spelleider van de troef
kleur A. H. V. 10. 6. heeft en er in den blinde
de 8. 5. 4. liggen, zal hij trachten de troeven
er uit te slaan en deze speelwijze verkiezen
boven het snijden op den boer! Hij verwacht
dus van die laatste speelwijze meer succes,
maar die verwachting wordt meestal door zijn
gevoel bepaald, terwijl dat gevoel dan eenigs-
zins door de ervaring gecontroleerd wordt.
In het bovengenoemde geval nu is die keuze
niet zoo moeilijk, aangezien het zeer duidelijk
is, dat slaan zoo heel veel meer kans biedt dan
snijden. Het gevoel zal in dit geval dus maar
zelden falen.
Wanneer het verschil in kans echter maar
iets kleiner wordt, begint het gevoel zich al
tamelijk onzeker te voelen en kunnen we con-
stateeren, dat er grove fouten gemaakt worden,
bijv. dat men met A. H. B. x. x. in de eene
en x. x. x. in de andere hand gaat slaan in
plaats van snijden, ofschoon dit ruim 22 pet.
minder kans biedt.
Wat beteekent 22 pet. minder kans?
Dit wil zeggen, dat bij vergelijking van twee
spelers, waarvan de één consequent slaat en
de ander consequent snijdt, de speler, die snijdt,
op elke 100 spellen in 22 spellen meer succes
heeft dan de andere!
Dit is nog al een groot verschil, dus kunnen
we constateeren, dat het gevoel ons niet voor
lunders kan vrijwaren.
Er moet dus een andere basis gezocht wor
den, op grond waarvan de juiste speelmethode
gekozen kan worden en deze basis vinden we
in de kansrekening. Niet, dat we nu allemaal
maar ingespannen de kansrekening moeten
gaan beoefenen, maar wel is het gewenscht,
dat we kennis nemen van de resultaten der
kansrekening, voorzoover deze betrekking heb
ben op het bridge-spel.
Noodzakelijk is ook dit echter niet, maar wel
is het noodzakelijk, dat we in twijfelgevallen
weten, welke speelwijze de meeste kans biedt
en dit kan men gemakkelijk uit ieder leerboek
je aan de weet komen.
Het is evenwel allerminst de bedoeling van
bovenstaande technische beschouwing om u den
schrik op het lijf te jagen met ingewikkelde
berekeningen. Mijn opzet is slechts u er op te
wijzen, op welken grond 'n bepaalde speelwijze
correct en een andere onjuist genoemd moet
worden.
In de toekomst zal ik natuurlijk menige speel
methode afkeuren of aanbevelen, maar daaren
tegen hoogst zelden de betreffende kansper
centages er bij halen. Slechts indien een uwer
moeilijk te overtuigen zou zijn, zouden deze
percentages moeten dienen als wettig en over
tuigend bewijs.
Na dit kleine theoretische uitstapje kunnen
we overgaan tot het bespreken van het pro
bleem, dat ik de vorige maal ter zelfstudie heb
opgegeven:
Sch.: 10. 7. 5.
H.: B. 8. 3.
R.: A. V. 7. 5. 3.
KI.: 8. 2.
W.
N.
Z.
O.
Sch.: A. B. 9. 4.
H.: H. V. 4.
R.: 8. 6. 2.
KI.: A. H. V.
Zuid speelt 3 Sans Atout en West komt uit
met Klaveren Boer.
Hoe moet Zuid spelen om de grootst moge
lijke kans te benutten het contract te kun
nen vervullen?
Oplossing: Zuid moet dus trachten 9
slagen te behalen. Direct gevaar voor een vrije
kleur van de tegenpartij is er niet, dus kan
Zuid rustig trachten de langste kleur vrij te
maken. Deze kleur is Ruiten. Er moet echter
rekening gehouden worden met het feit, dat
Noord geen rentrants heeft buiten de Ruiten-
kleur.
Deze kleur moet dus niet op dezelfde ma
nier aangespeeld worden als dezelfde combina
tie in het vorige probleem, omdat er in dit ge
val Sans Atout gespeeld Wordt en er dus geen
gevaar is voor aftroefslagen. Daartegenover
staat nu echter een ander gevaar, n.l. even-
tueele slagen van de tegenpartij in een vrij
gemaakte kleur! Zoowel om die kleur vrij te
maken als om die vrije slagen te kunnen ma
ken heeft de tegenpartij evenwel rentrants
(d. w. z. kaarten om aan slag te komen) noo
dig, dus moeten we er ook op bedacht zijn die
rentrants weg te spelen bij dien tegenstander,
die ze het meest noodig heeft.
Zuid speelt daarom eerst Harten-vrouw om
de tegenpartij te verleiden het Aas te zetten.
Als dit gebeurt wordt hoogstwaarschijnlijk Kla
ver nagetrokken en komt Zuid aan slag. Wordt
Klaver-Aas echter niet ingezet, dan blijft Zuid
aan slag en in beide gevallen trekt Zuid nu
een kleine Ruiten en wat West ook inzet, uit
Noord moet een kleine worden bijgespeeld.
Wanneer Zuid nu wederom aan slag komt
trekt hij weer een kleine Ruiten en thans wordt
op den heer gesneden.
Met deze speelwijze is de kans op 3 slagen
in Ruiten zeer groot en loopt men niet de
kwade kans, dat er in Noord geen rentrant is
om de eventueele vrije slagen te maken.
Als Oost nu tweemaal aan slag komt met
Ruiten en één der beide keeren Schoppen
speelt, moet Zuid duiken, maar hiertegenover
staat, dat als de laatste dekking in Klaveren
is weggespeeld, en Zuid met Ruiten Noord aan
slag brengt om de drie vrije Ruitenslagen te
maken, niet meer Harten moet gespeeld wor
den, maar Schoppen uit Noord in de hoop, dat
de heer of de vrouw bij Oost zit!! De kaarten
van Oost en West waren als volgt:
Sch.: H. 2.
H.: A. 10. 5.
R.: B. 9. 4.
KI.: B. 10. 9. 6. 3.
W.
N.
Z.
O.
V. 8. 6. 3.
9. 7. 6. 2.
H. 10.
7. 5. 4.
Zooals u ziet een zeer moeilijk spel, waar
Zuid het contract alleen kan vervullen als
Harten-Aas er tijdig uitgespeeld wordt!!
P. H. A. Tuin.
Dr. Jon Alfred Mjoen, de leider van het „Vin
deren Bidogischen Laboratorium", dat door z'n
wetsvoorstellen ter bevordering der volksgezond
heid groote vermaardheid geniet, houdt zich in
een uitgebreide verhandeling bezig met alcohol
en coffeïne.,
Hij wijst er op, dat de schadelijkheid der zoo
genaamde „genotgiffen" aan den éénen kant af
hangt van de persoonlijke gevoeligheid en de
menigvuldigheid van 't gebruik, aan den an
deren kant van de hoeveelheid en de concentra
tie van de drank, alsook van de omstandighe
den, waaronder ze gebruikt wordt. Wennen is
vaak niets anders dan een langzaam werkende
vergiftiging, zonder uiterlijke kenteekenen. Het
uitblijven van acute stoornissen is nog lang geen
bewijs voor onschadelijkheid. Bij alcohol hangt
't er van af, in welken vorm hij genomen wordt.
Zoo kunnen b.v. bier en lichte wijn onschadelijk
genoemd worden, wanneer ze met mate gedron
ken worden, in tegenstelling tot sterke dran
ken van de meest uiteenloopende soort.
Wat koffie betreft: de invloed van de coffeïne
op het organisme wordt vaak onderschat. Het
gevaar schuilt vooral in het ontbreken van op
vallende symptomen. Uit de resultaten van we
tenschappelijke onderzoekingen blijkt duidelijk,
dat hart, zenuwen, nieren en maag, door cof
feïne vaak nadeelige invloed ondervinden. De
uitvinding van de coffeïnevrije koffie moet
daarom uit hygiënisch oogpunt als een groote
vooruitgang beschouwd worden. Van smaak en
aroma van deze echte koffie is door de bewer
king niets verloren gegaan. Het is daarom te
wenschen, dat de instellingen, die in dienst van
de volksgezondheid werkzaam zijn, het vraag
stuk der coffeïnevrije koffie hun volle belang
stelling schenken.
Amico, ii
't Leven kan den
mensch de zotste par-
ten speulen. Wa 'k
hier zeg is wel gin
gloednuuwe waarheid, maar telkens lijkt deuz'
waarheid fonkelnuuw, als 't leven oe zoo zot
te grazen neemt.
Dat ondervond den Jaan weer pas!
Ge weet: z'n Tonia was mee 'n soortement
van ziekteverlof naar de familie in den Zeu-
venbergschen Hoek vertrokken. En als ik zeg
„soortement" ziekteverlof, dan wil ik daar eigen
lijk mee te kennen geven dat aan 't „verlof"
meer vastzat, dan alleen heur ingebeelde kwa
len (ze had er minstens zeuven) waarveur den
dokter nie anders wist te geven dan 'n fleschke
„geleerden" olie, om mee te wrijven. Ik bedoel
fleschke-n-olie, dat deur z'n etiketje en z'n
foudpampieren stopke, boven z'nen stand, ge-
eer d was aangekleed.
Neeë ik zeg dat nie om 'nen steek onder
Water te geven aan den dokter, die 't fleschke
^ekleurden en geparfumeerden vetkèèrsolie had
Veurgeschreven! Versta me goed. Ik doel er op
te zeggen eigenlijk: dat veul, veul meer patiën
ten beter worden van 't etiketje, goudpampie-
ren stopke en 't apothekersluchtje wat er aan
zo'n fleschke hangt, (om van den prijs dan nog
maar te zwijgen!), dan van 't kèèrsvet, broom,
aspirine, drop, veul water en wat er zoo meestal
in die tooverfleschkes zit.
En ik geloof vast: daar zijn meer zieken ge
nezen van 't k ij k e n naar zo'n fleschke dat
op 't nachtkastje stond, dan van 't innemen
Uit zo'n fleschke. En 'n middelzijn dat wordt
ingenomen mee afgetelde druppeltjes „doet"
meer dan een dat ingenomen wordt mee eet
lepels.
Zoo kunt ge ook, zonder erg dikkels, ineens
promoveeren tot wonderdokter. En ik heb ooit
'ns 'n kwaaie kans geloopen, om 't zoowijd te
brengen.
Ge weet ook wel, veul boerenmenschen zijn
nie proper op 'r lijf. Ze laten er alles maar óp
en aangroeien, sjuust als de boomen in 't bosch.
Wat zegde daar, amico? Ongezond? Oem!
Daar laat ik m'n eigen nie over uit.
Ik heb ze gekend, van die„waterratten",
die tachtig, negentig jaren wierden, zonder er
achter te komen, waarom ze gerekend wierden
tot 't blanke ras. CtKon huilie trouwens nie
veul interesseeren ook!) Maar als die tiepen
dan op Methulasemschen ouwerdom veur 't
éérst 'ns serieus gingen sukkelen, naar 't zie
kenhuis wierden gebrocht en daar blank
gebikt, dan dan gingen ze nog al 'ns vlot
dood. Ze kosten dat aangegroeide „tricot", dat
aan 't lijf zat gegóten, zoo schoon paste 't, nie
meer missen.
Mee al die dingen was ik best bekend, als er
'ns 'n buurvrouwke haren nood bij me kwam
klagen over „veul-moeië-beenen."
„Dré," klaagde ze: „Ik weet nie, wa'k toch
heb. M'n beenen wegen teugeswoorig as lood.
Ik kan er nie meer van slapen."
Ineens ging me 'n lichtje op. „Vuile pooten,"
flitste deur m'nen kop. 'k Zette 'n doktersge
zicht, d.w.z. ik keek buurvrouw 'ns straf en
onpersoonlijk aan, toen keek ik serieus in m'n
eigen binnenste, of ik daar zocht naar de diag
nose, die 'k zoo maar nie een, twee, drie bij
d'hand had qn toensprak ik latijn! Uit
m'nen kerkboek; ik mompelde: „et omnes, ad
quos pervénit aqua ista, salvi facti sunt." (En
allen, tot wie dit water kwam, zijn gered ge
worden). MaarrdOcht ik, 'n paar hands-
vollekes soda in 't water zal in deus geval de
redding zeker gin kwaad doen.
Toen ik zoowijd was mee m'n geleerddoenerij,
was 't wefke al haalf genezen. Want zij wist,
dat ik 't wist! (Wat veul meer waar was, dan
zij docht....!).
Toen keerde m'n wezen tot de eerde terug
en ik orakelde opgewekt: „Heete sodabaden!
Drie keer per dag. Over twee dagen genezen.
En als ge dalijk begint: vannacht al slapen als
'n roos."
De uitkomst sloot als 'n bus. En zoude gij
denken, amico, als ik gezeed had: ,3etje, wascht
oew zwarte pooten 'ns 'nen keer," dat ze me
geloofd had en ooit „genezen" was?? Mijn ko-
mediekq was zooveul als 't apothekers-toover-
fleschke, gesloten mee 'nen goudpampieren stop,
beplakt mee '1. deftig etiket (waarop zelfs La
tijn veurkwam) en gevuld meeheet soda
water!
Waar ik nie op gerekend had: Drie dagen
later kwam Betje 'n goei woordje doen veur
haar zuster, die heelegaar van Gilze-Rijen kwam
gereisd om mjj te.... consulteeren, als ik 't
goed zeg. 'k Hoefde 't nie veur niks te doen:
„Of ze nou den eenen dokter betaalde of den
andere, dat was haar eenen „toetmem", zee ze!
Ge verstaat dat 't zweet me efkens uitbrak.
Want Betjes zuster had iets, zee ze, „waarvan
ze nie mee zekerheid zeggen kost, of 't wel
aambeien wéren en of ik haar dus 'ns efkens
zekerheid kost geven!"
Ik slikte drie keer, wreef 't zweet van m'nen
kop en zee, als ik eindelijk praten kost, maar
rap: „Ja, 't zijn aambeien!"
„Waar ziede gij dat aan?" vroeg ze wantrou
wend. „Aan 't wit van oew oogen," zee ik zoo.
En in plek dat ze woeiend wegliep en mij de
kans gaf om 'ns smakelijk uit te lachen waren
Bet en zus zóó daarvan onder den indruk, da 'k
wel verder móest gaan1
Dus ik prevelde weer m'n Latijn (makkelijk
als ge misdiender zijt geweest in oewen tijd)
en ik zee„In quorum manibus iniquitétes sunt
dèxtera eórum repléta est munéribus" „In wier
handen ongerechtigheden zijn (nouja, al zat
't dan nie aan de handen, aambeien z ij n on
gerechtigheden) wier rechterhand gevuld is
mee geschenken". Dat leste sloeg natuurlijk op
dieën rijksdaalder!
„Kunde me daarvan beter maken?" vroeg
Betjes zuster.
Ze docht da'k de diagnose in 't Latijn ge
steld had.
„Ehjawel," zee ik! Weer ging me 'n
lichtje op, amico: „Groenen poeier en laauwe
zitbaden."
„Weer mee .soda?" vroeg Betje 'n bietje on-
geloovig.
„Neeë," hield ik m'n eigen goed: „Den eersten
keer mee soda en daarna mee 'n schep mos
terd!"
Betjes zuster wierd beter! Allicht.
Majir toen, amico, als ook Vrouwke Aambei
genezen was, toen heb ik mee alle geweld de
kleppen van naastenliefde motten dichtgooien
en „m'n patiënten," die mee drie tegelijk bij
mij op consult kwamen, van den erf motten
werken.
'k Was wonderdokter veur 'k 't eigens wist.
'k Had 'nen goeien naam! Want m'nen raad
kostte niks en m'n middelcijnen waren schan
dalig goeiekoop. Wat op den duur veur 't ver
trouwen natuurlijk verkeerd zou zijn geweest.
Ik had den mosterd en den soda motten gaan
leveren mee duuzend procent winst, den „groe
nen zeep" in 't Spaansch motten laten vertalen
en m'n Latijnnou, de mis zat nog wel
steuvig in m'nen kop! En misschien was ik
nou wel op twee manieren binnen geweest: Veul
centen op de bank endrie maanden hech
tenis.
Maar genogt. 'k Zou 't leste wedervaren van
den Jaan vertellen en 'k zit allemaal over m'n
eigen parten te praten, die 't leven den mensch
wel 'ns spuit.
Eerst ditte: Jaan en Tonia zijn bü ons dok-
terke best terechte gekomen, 'n Fleschke van
twee kwartjes was schrikkelijk goeiekoop al was
't dan negen stuivers te duur en 'n bietje on
bepaald huwelijks-verlof was in deus geval
zéker veur den Jaan 'n heilzaam middelcijn.
Als ik nog wonderdokterde had ik 't nie anders
gedaan. Ik had er misschien (ik zeg misschien
hoor; ik ken Tonia maar uit de „verte") ik had
er misschien nóg bij gedaan 'nen kilo „natrium-
carbonaat", lijk den apotheker den „soda" aan
den man brengt. (Stel-d-oe veur, dat 'nen apo
theker soda verkocht, inplek van natriumcar-
bonaat! Den sukkelèèr verloor al z'nen klan
dizie). Afijn.
Zooals ik dan al zee: dat onbepaald huwe
lijksverlof wat den Jaan veur Tonia's ziekte
kreeg, was 'veur hum 'n pracht van middel
cijn! 't Bruiste deur z'n zielement, lijk dubbel-
koolzuur deur 'n overlajen maag. Allee! Dertig
jaren mee Piëta en vijf („Indische") jaren mee
Toniaook 'n zielement kan overlajen zijn,
zelfs van huwelijksgeluk!
En zoo was ie dan, in al dat „gebruis" er toe
gekomen den Blaauwe, in goei familievertrou-
wen, er veur te spannen om bij ons, 't Sinter
klaascomité, 'ns 'n goei woordeke te doen. „Hij
zou zoo gèren, nou ie z'n handjes vrij had, 'ns
'nen keer den Sinterklaasrol vervullen op Ul-
venhout."
Nou ik was er vlak voor! Ik még wel 'ns
'n aardigheidje. En den Blaauwe? Docht er
sjuust eender over. „Ik hou ook wel van 'n lol
letje," zee den Tiest. Wat me trouwens al 'n
halve eeuw nie heelegaar onbekend was1
De andere lejen van 't comité zouwen er 'ge
middeld wel sjuust eender over denken, de eeni
ge moeilijkheid die we kosten verwochten zou
bij den Fielp kunnen liggen, veurzitter (van
eigens!) van 't comité èn.Sinterklaas! Al
jaren! Ge weet.
„Bewerkte gij den Fielp, Dré," stelde den
Blaauwe veur: „dan bekonkel ik /t zaakje wel
mee de rest van 't comité." Dat veurstel was
zoo gek nie en „aldus geschiedde naar 't woord"
(van den Blaauwe). D'n Fielp was er „halles-
balleve hentousjast hover," zee-t-ie: „maar has
't comité mijn veurstel hapsekteerde dan zou hij
er z'n heigen natuurlijk bij neerleggen, want ik
ben ginnen diktatór," zee den Fielp. Wat ie, ge
lukkig, liegt, amico! Want als den bakker gin
nen dictator was, dan gebeurde er op Ulven
hout nooit iets! Wel gaf ie me dus heel politiek
te verstaan, dat ie 't nie plazierig zou vinden,
als ik 't veurstel in de vergadering brocht, maar
ik moest over deuze persoonlijke fijngevoelig
heid dan maar 'ns dwars henen stappen, docht
me!
Wa 'k dee!
En als ik verlejen week, op onze eerste ver
gadering, 't veurstel „ter tafel" brocht, dan was
't al bij acclamatie aangenomen de Gouwen
Koei dreunde-n-ervan nog veur ik uitgespro
ken was. Den Blaauwe had weer, als naar ge
woonte, goed werk geleverd!
Janus z'nen stillen victorie beschrijven, gaat
boven m'n macht. Laat ik dit er van zeggen:
z'nen zwaren zwarten knevel, 'n ding als
'nen gootsteenboender, wipte op en neer, zoo
zenuwachtig trok z'nen blinkend-rooien kop en
op staanden voet spülde-n-ie Sinterklaas, deur
heel 't gezelschap 'n rondje te offreeren. 't Kwam
er hakkelend bij 'm uit, die offerte. Want zoo
wel z'n veul betreurde Piëta als z'n ongemak
kelijke Tonia ze hadden 'm allebei, vijf-en-
dertig lange jaren, straf aan de teugels ge
houwen.
Waarom hij dat twee keer achter malkaar
zoo broerd moest treffen, weet ik nie. Ik denk,
dat die dames té sjecuur wisten, wat den Jaan
als veldwachter verdiende. En de dressuur van
Piëta werkte nog na onder Tonia.
Ondertusschen zat den Fielp zachtjes mee
z'nen hamer op tafel te trommelen. Stillekes te
prakizeeren, hoe ie den Jaan nog wippen kon
op 'n fatsoenlijke manier. In ieder geval: als
't rondje gebrocht was iedereen geklonken had
mee den nuuwen, milden Sinterklaas en 't ef
kens stil wierd onder 't proeven, dan liet den
Fielp z'nen hamer vallen en zee: „dan nou
heerst nog 'n paar kleinigheidjes be-andelen.
Kek 'ns Janus, ge mot me die vraag nie kwa
lijk nemen, ik eb nooit geweten dat 'r hop Hul-
venout berejen pliesie waskunde gij pèèrd-
rfjen?"
Sodepin, daar hadden we nie bij gedocht! Ef
kens was 't zóó stil in „de Gouwen", dat ge 't
buiten hoorde regenen.
„Ja!" zee den Jaan ferm: „da's in order".
„Oem," dee den Fielp: „sjuust1 Enne
nie da 'k honbescheien wil zijnebt ge
wel 'ns hop.... 'n.... pèèrd.... gezeten
„Nog nooit," zee den Jaan, nou 'n bietje zach
ter: „maar van dieën witten schimmel ben 'k
nie bang."
„Oem," dee den Fielp: „sjuustEnne...,,
éen ding zit oe meedat zoogoed has halle
schimmelswit schijnen te zijn, maar....
ehzoude 't heigens nie 'n.nie 'n bietje.
bezopen hldee vinden.... ehoemhas
Sinterklaasstraks b.v. bovenerms van 't
peerddonderde
„Neeë," zee den Jaan.
,,'t Zou wel 'ns „leuk" zijn," vond den
Blaauwe.
„Ik bedoel," zee den Jaan weer: „ik ben daar
nie bang veur. Ik be-be-bedoel" (ocherm, wat
sprong z'nen snorreboender over z'n gezicht)
„bedoel, 'k zal er wel bovenop zien te blijven."
,,'t Is maar," zoog den Fielp verder „ge mot
nog 'nen staf vast-ouwen hook, ee??"
„Ja, je jazeker," stumperde den Jaan.
„En has 't heenigszins gevondenkost wor
denliefstmee den krulnaar bo
ven," zoo koejeneetde den Fielp mee 'n strak
bakkes almaar deur.
De rest genoot, lebberde smakelijk aan den
Jaan z'n rondje. Ze vonden den bakker op z'n
best. En eerlijk is eerlijk: hij wós nie slecht!
'k Zou liegen als 'k 't anders vertelde.
Maar den Blaauwe en ik we vonden 't nou
weer wellekes. Ik zee, da 'k den Jaan wel 'n
bietje zou laten oefenen op m'nen Bles en den
Blaauwe zee: „ik ben natuurlijk weer Zwarten
Knecht en zal den schimmel wel aan den teu
gel leiën."
Zoodat, amico,, de twee nuuwbakken Opa's
van den tweeling de hoofdrollen zullen speu
len in onzen Sinterklaasstoet 1937 Maar daar
was nog iets
„Has ik jou zoo haankijk," teemde den Fielp
deur: „dandan vraag ik m'n heigen haf
oe mot da nouwmee jouwtronie....
Janus??"
't Wierd weer veul stil. 't Kost wéér interes
sant worden.
„Tut.... tronie?" hakkelde Janus.
„Jéé! Tronie, fieselemie, ponem, postzegel,
oezijde gij gewoonjouw haangezichtje
te noemen?"
Janus wierd driftig. „Wel sodejuu, wat man-
kèèrt er aan mijnen kop?"
Kalm zee den Fielp„mankeeren.-...? Neeë,
mankeeren niks, JaanMaar..., daar....
is.... eerder.... teveul
„Teveul?! Teveul?!"
„Sjuustnet has ge zegtveulste-
veulStraf keek den Fielp naar de hand
vegers onder den Jaan z'n neus. Wij keken er
toen ook allemaal naar. Janus beet op z'n lip
pen, op z'n kaken, dat z'n heiboenders er alle
maal van op-en-neer wipten.
„Daar is," zee den Fielp: „op eel de weareld
ginnen Sinterklaas hooit gewiest mee 'nen
sneeuwwitten baard en 'nen zwarten bessem
has snor, Jaan. Has ge die pèèrdestèèrten nie
weg laat wieën, dandan trek ik m'n nei
gen huit deus comité terug, Janus van den
Euvel!"
„Leg nou nie langer m'n bloed te tappen,"
riep den Jaan: „ik laat vanavond nog m'nen
knevel afknippen!"
„Noteer dat sjecuur in de notulen, Bult," zee
den Fielp teugen z'nen secretaris.
't Hoerah was nie van de locht, na deuze
verklaring. Want den Jaan, mergen zonder
dieën snor, dat kost gerust genoemd worden: 'n
groote verandering op Ulvenhout.
'k Mot kort zijn.
D'n snor is eraf. t Isverschrikkelijk, tls
'n soortement van décolleté dat de grenzen van
't fatsoen wijd overschrijdt, 't Is't is....
't is tevéul bloot ineens. Dat is gin gezicht meer,
amico, das 'n achterwerk, 'n Brutaal, onbe
schaamd achterwerk, dat „zoomaar" deur 't
durp kuiert.
Zoo reed ie van den mergen bij mij deur de
wei, op Bles, asTonia 'm kwam roepen
Tonia was veromgekomen!
Lijk ik aan 't begin zee: 't leven kan den
mensch zotte parten speulen.
Janus kan daar op den oogenblik van mee
praten!
Ge hoort er meer van. Sinterklaas is hier
nog nie op 't pad, horreMaar leut heb
ben we al z'n best g'ad.
En slagen zél 't. Hier is op zulk gebied nog
nooit iets mislukt. Zie maar naar onze feesten
van deuzen nazomer!
Honderdduuzend vreemdelingen op Ulv
afijn, dat weet g'al! Ik schei er af.
Veul groeten van Trui, Dré III en als altij
gin horke minder van oewen
t.a.v. DRÉ.
Ulvenhout. 18 Nov. '37