NTW1KKELING DER IICHTTECHNIEK Ville Lumiere" doet haar naam eer aan! DOODENDANS DE LUITENANT SOLLICITEERT Het aloude verlangen STRIJD TEGEN DE HOOIKOORTS De grootste courant Moeder en dochter J V« h Jeen lichtzuilen Transparant als glas „Donker licht' naar blond haar 450 Philips lampen van 1000 Watt met verschillende kleurschermen zorgen voor de verlichting van de buitengewoon imposante Fontaines de Jeumont" om parelen HET KORTE VERHAAL De afdeeling dicht bij de deur ter wereld op dezelfde school Schatterf op de vuilnisbelt Record in bloedoffers De J'ont Alexandre"* door. 12 y>avüjoens im aluminium, totaal van aspect verandert I O roor iedere nieuwe wereldtentoonstelling is het licht een der voornaamste middelen geworden, om millioenen bezoekers tot zich te trekken. De groote tentoonstellingen der laatste jaren geven dan ook een interessant beeld van de ontwikkeling der toegepaste ver lichtingstechniek. Na Barcelona in 1929, dat een haast onover trefbaar technisch en artistiek succes werd, heeft men getracht in Antwerpen, Vincennes, Chicago en Brussel steeds weer nieuwe ideeën op verlichtingsgebied tot uiting te brengen. Barcelona vertoonde destijds hoofdzakelijk gebouwen in floodlight, gecombineerd met transparante glazen lichtzuilen langs de wegSn en reusachtige van binnenuit verlichte, steeds wisselende fonteinen. Betrekkelijk weinigen in West-Europa heb ben de gelegenheid gehad de tentoonstelling te Barcelona te bewonderen, zoodat in vele op zichten de verlichting op de tentoonstelling in Antwerpen voor hen geheel nieuw was. Daar echter in Antwerpen het budget gelimiteerd was, heeft men daar afgezien van het gebruik van kleurverlichting, doch als nieuw element voor lichtdecoratie op ruime schaal gebruik ge maakt van „indirect" verlichte zuilen, die bo vendien het voordeel hadden, ook overdag een decoratief effect te maken. De Koloniale tentoonstelling te Vincennes heeft voortgebouwd op het principe van Ant werpen. Ook daar vinden wij sterk verlichte vlakken als lichtdragers, hier dikwijls in gril lige vormen als palmbladen of daken van pa goden in overeenstemming met de verschillen de bouwstijlen in de koloniën. Hierna de tentoonstelling in Chicago, die deed blijken, dat men toch voor het publiek naar kleuriger effecten zocht. Hiertoe waren de projectoren voor het belichten van verschil lende gevels voorzien van kleurschermen en de vlakken van de gebouwen, die moesten worden beschenen, waren eenvoudig beschilderd in vrij elementaire kleuren, overeenkomend met de kleuren van het opvallend licht. 1935 kwam de tentoonstelling in Brussel. Het nieuwe op deze tentoonstelling was het vrij uitgebreide gebruik van gasontladingslampen voor het bestralen van de gevels. Hierdoor werd op economische wijze afwisseling verkregen in de kleur van de gebouwen 's avonds, doordat men naast het gewone witte gloeilampenlicht, het blauwgroene licht van kwiklampen en het goudgele licht van natriumlampen zag toege past. Vooral het prachtige park, waar de eeuwenoude boomen 's avtmds op verrassende wijze verlicht werden met dit veelkleurige licht, was nieuw en een groot succes. Het spreekt vanzelf, dat de organisatoren van de Parijsche tentoonstelling in 1937, na het zien van de tentoonstelling in Brussel, voortbouwend op de aldaar opgedane ervaringen, toch alles anders en nieuw wenschten. Men kwam tot de conclusie, dat men in de eerste plaats alle lichtzuilen en andere afzon derlijke lichtelementen voor de geheele ten toonstelling wilde vermijden. De gebouwen zelf zouden samen met de verlichte fonteinen en boomen het licht moeten geven, dat voor de circulatie van het publiek des avonds noodig is. Hieraan heeft men zeer consequent vast gehouden, bijna nergens op de tentoonstelling zijn losstaande lichtelementen als zuilen en der gelijke zichtbaar. Vanzelfsprekend is er geen architectonische eenheid in de verschillende gebouwen. Ieder paviljoen probeert door vorm, decoratie of af metingen op te vallen temidden van de andere. Hierdoor vormt ieder gebouw op zichzelf een nieuw probleem. De eenheid, die men door het plaatsen van rijen lichtzuilen op een boulevard kan krijgen, die begrensd wordt door zeer ver schillende gebouwen, is hier opgeofferd, maar daarvoor in de plaats heeft men een bijzonder interessante verscheidenheid van silhouetten en verlichtingssystemen verkregen, die vol afwis seling is. Door het ontbreken van lichtzuilen is het mogelijk de gebouwen in hun geheel te be kijken. Voor het verkrijgen van gekleurd licht is bijna uitsluitend gebruik gemaakt van natrium- en kwiklampen, alleen voor de fonteinen en voor de verlichting van den Eiffeltoren heeft men gebruik gemaakt van gloeilampen met ge kleurde filters en verder voor den reusachtigen decoratieven koepel onder de eerste verdieping van den Eiffeltoren gasontladingsbuizen in zeer veel verschillende kiemen. Gezien de ruime toepassing van gasontla dingslampen, heeft Philips belangrijk bijgedra- 1Q0 groote Philips lichtprojector&n hjïQrh 1 I tJ V21 Ajxn Fjj tff'ltnrCiL Tegenover het geïnstalleerde totaal vermogen van de expositie te Parijs in 1935 van 18.000 k.V.A. staat nu Parijs 1937 met 62,500 k.V.A. gen tot het slagen van het lichtfestijn, ook wat het ontwerpen der verschillende lichtmonumen- ten betreft. Wanneer men de tentoonstelling binnengaat bij het Grand Palais, wandelt men onder den 100 meter hoogen mast door, die met zijn vroo- lïjk wapperende vlaggen een voorproefje geeft van de feestelijke stemming in het „Pare des attractions". Wanneer men zich daarheen be geeft, komt men over de „Pont Alexandre", die door de 2 paviljoens in aluminium totaal van aspect is veranderd. Deze 12 Philips-paviljoens stralen 's avonds in een blauw-wit licht van gloeilampen en kwikbuizen. De pylonen zijn opgebouwd uit orgelpijpen van aluminium, die onder deze fan tastische verlichting transparant lijken als glas. De geheele tentoonstelling domineerend, staat de verlichte Eiffeltoren. Deze verschijnt in ge heel zijn ijle constructie, verlicht door 700 groote Philips-lichtprojectoren, die in de ijzer constructie zijn aangebracht. Iedere projector is voorzien van een gloeilamp van 1000 Watt. Het effect is verrassend en wisselt in kleur met de verschillende dagen der week, doordat men telkens voor al deze projectoren anders ge kleurde filters plaatst. Bovendien worden 45 groote schijnwerpers ontstoken met een dia meter van 1% meter, die blauwgroene bundels loodrecht omhoog werpen. Deze schijnwerpers zijn voorzien van ,philora" superhoogedruk- kwiklampen van 500 Watt, die met water wor den gekoeld en die een van de nieuwigheden van de tentoonstelling vormen. Bovendien zijn de op de hoeken geplaatste 12 projectoren be weegbaar, zoodat de bundels vanuit den lood rechten stand waaiervormig naar buiten be wogen kunnen worden, hetgeen een zeer ver rassenden aanblik oplevert. Een van de groote bezienswaardigheden is verder het „Trocadéro", welks gevel door mid del van 776 Philips projectoren is verlicht, ge deeltelijk met gloeilampenlicht, gedeeltelijk met een mengsel van gloeilampen- en natriumlicht, dat een prachtige warme kleur geeft aan de kalksteen van den gevel. De waterwerken voor het Trocadéro: een creatie van den architect Expert; tusschen een haag van slanke waterstralen, spuit een mach tige boog water, die van onderen uit in ver schillende kleuren wordt verlicht. Het bijzon dere effect van deze fontein wordt teweeg ge bracht, doordat in het water een stof van bij zondere chemische samenstelling wordt opge lost, die by bestraling met ultraviolet licht blauw fluoresceert. Hiertoe zijn aan beide zij den van de fontein 550 „Philora" hoogedruk- kwiklampen opgesteld, met ballons van zwart, ultraviolet licht doorlatend glas. Dit „donkere licht" doet de waterstralen in het bekken van het bassin blauw oplichten, zoodat men het ge heel in een fantastisch gekleurd licht ziet. Een eind verder, in de richting van de „Place de la Concorde" vindt men langs de Seine, tegenover het modieuze restaurant „Fontai- George", de buitengewoon imposante .Fontai nes de Jeumont". Deze fonteinen kunnen spui ten in een schier eindelooze reeks van varia ties. 450 Philips-lampen van 1000 Watt met verschillende kleurschermen zorgen hier voor de verlichting. In het restaurant zelf bevindt zich een toetsenbord, waardoor vorm en kleur der fonteinen door de gasten van het restau rant naar believen kunnen worden gewijzigd. Behalve deze bijzondere bezienswaardigheden op lichttechnisch gebied, hebben de Philips lichtarchitecten ook aan 't totstandkomen van tal van andere lichtmonumenten het hun ne bijgedragen. Zeer verzorgd is b.v. de ver lichting van het paviljoen van Hongarije, dat een ontwerp is van prof. Georgy. De toren met zijn glazen bekroning, verlicht met kwiklicht, komt bijzonder mooi uit tusschen het vele groen van de boomen, waarin ook reflectoren met kwiklampen zijn geplaatst. De gevelverlichting met natriumlampen van het paviljoen van Luxemburg is eveneens een opvallend voorbeeld van moderne lichtarchi- tectuur. Verschillende andere belangrijke paviljoens, bv. die van Nederland, Noorwegen, het Vati- caan, Rusland, Italië en België zijn geheel of gedeeltelijk door Philips verlicht. Wij komen thans tot het werk van architec ten Beaudouin en Lods, dat zeker op het ge bied van licht het merkwaardigste en meest brillante is, dat op de Parijsche tentoonstelling is te zien. Op bepaalde uren verzamelen zich tienduizenden op de ,Font d'Alma" en langs de oevers van de Seine, om een schouwspel te genieten zooals tevoren zeker nog nooit is ge zien. Onder de tonen van de muziek, daarvoor speciaal door bekende componisten geschreven, beginnen de lichtfonteinen aan beide zijden van deze brug en midden op de Seine te spui ten. Deze fonteinen wisselen voortdurend in hoogte en kleur op het rhythme en in harmo nie met de stemmingen van de muziek. Tus schen de fonteinen ontwikkelen zich van tijd tot tijd reusachtige wolken stoom, die eveneens worden verlicht door verschillende gekleurde lampen. Op de hoogtepunten van de muziek stijgen bundels vuurpijlen op, die met groote knaleffecten de verschillende thema's afsluiten. In het Palais de la Lumière, waar een vol ledig overzicht van de ontwikkeling der electrische verlichting wordt gegeven, demon streert Philips een laboratorium-experiment, dat in sterke mate de aandacht van het pu bliek trekt. Het Philips-Laboratorium toont hier de mo gelijkheid om met behulp van gasontlading wit licht op te wekken met behoud van een zeer hoog nuttig effect. Hierbij wordt gebruik ge maakt van het bekende fluorescentie-verschijn sel. De wand van dezeontladingsbuis is n.l. van bijzondere samenstelling, waardoor ultra violette straling wordt omgezet in zichtbaar licht. Uiterlijk vertoonen deze kwikdamp-ontla- dingsbuizen veel overeenkomst met de bekende langwerpige .Fhilinea" lampen, die voor deco ratieve doeleinden veelvuldig toepassing vinden. Men mag verwachten, dat op den duur deze experimenten tot belangrijke resultaten zullen leiden in de verlichtingstechniek. Het is interessant van tentoonstelling tot ten toonstelling de ontwikkeling der verlichting te volgen. Telkens blijkt weer, hoe het hulpmiddel licht steeds in belangrijkheid wint. Tegenover het geïnstalleerde totaalvermogen van de we reldtentoonstelling te Brussel in 1935 van 18.000 kVA staat nu Parijs 1937 met 62500 kVA. Met spanning zien wij tegemoet wat New York in 1939 en Rome ons in 1942 op lichtgebied zul len weten te bieden. Door alle tijden heen hebben de menschen gaarne verandering in het werk der natuur trachten te brengen en speciaal door allerlei kunstmiddeltjes de kleur der haren te veran deren. De oude Egyptenaren verfden zich de haren, wenkbrauwen, oogwimpers, lippen, nagels aan handen efi voeten en bestrooiden bovendien hun baard met poeder. Ook de 400 jonge meisjes die koning Salomon bij openbaren optochten begeleidden bestrooiden zich de haren met goudpoeder. Een epigram ver meldt nadrukkelijk dat vele Romeinen, die een kalen schedel hadden, zich haren op het hoofd lieten schilderen, om zoo uit de verte den schijn te wekken dat zij een kortgeknipt natuurkapsel droegen. Wat het haar der vrouwen betreft, door alle tijden heen ziet men hier de mode van het ver ven. In het oude Rome schreef de mode blond, tot rossig haar voor en deze mode heerschte ook te Venetië in de 15e en 16e eeuw. De schoone Venetiaanschen deden al het mogelijke om heur haar de z.g. „hoogblonde" kleur te geven. Om dit te verkrijgen, stelden zij het loshangend haar urenlang aan de stralen der zon bloot en be werkten het tegelijkertijd met allerlei essences. Daar de dichters van dien tijd niet, moede wer den, de geliefde vrouw a la Petrarca te bezingen wilden de schoonen van Venetië kost wat kost op Petrarca Laura gelijken. Beroemd was vooral een recept dat bijzonder geschikt was cm het haar te verbleeken en dat door Catharina Sforza voor haar zuster gepre pareerd was. De blondmanie beheerschte ook de Engel- schen ten tijde van Elisabeth. Daar de koningin blond was, stelden ook haar onderdanen er een eer in blond te zijn. Onder Hendrik IV van Frankrijk verfden de heeren zich de haren zwart en den baard rood. Later ging men nog een stap verder en de mo degekken van beiderlei geslacht paradeerden met pruiken, die in alle kleuren van den regenboog schitterden. Tusschen de Australische regeering en de parelvisschers zijn in den laatsten tijd heftige" conflicten uitgebroken. De vreem de parelvisschers willen zich niet uit het bedrijf laten dringen, daar de rijke oesterbanken rond om Australië meestal een groote vangst ople veren. Meer dan een jaar geleden kwam er een Zweed naar Australië, die aan de Noord-West kust een parelvisscherij begon. Hij had daarbij buitengewoon veel geluk, want er zijn ook tal rijke parelvisschers die hun leven lang werken en nooit iets vinden. De Zweed ontdekte even wel in een oester een reusachtig groote parel. Zyn vreugde over zijn vondst was zoo groot, dat hy onmiddellijk weer naar de kust terugvoer, om den anderen zijn geluk mee te deelen. Hij ontmoette een parelduiker uit Manilla, Nabos genaamd, wien hij zijn vangst vertelde. Deze luisterde met groote belangstelling, schonk hem vele glazen whiskey in en het gevolg was, dat de Zweed in den nacht naar huis ging met nog maar één klein pareltje in zijn zak. Toen hij den volgenden dag ontdekte, hoe ge meen hij behandeld was, alarmeerde hij de politie. Nabos werd gevangen genomen, maar de parel werd niet gevonden. Maar er was in Australië een handelaar in gestolen parelen be kend, Liebid genaamd. Deze Liebid liet in de onderwereld van alle havensteden bekend ma ken, dat hij 500 pond sterling voor dengene uit loofde, die hem de groote parel bezorgen kon. Reeds den volgenden dag kreeg hij van drie Australiërs de mededeeling, dat hij de gezochte parel tegen 200 pond sterling krijgen kon. Het bleek echter een glasparel te zijn, maar toen ze hem 'die overhandigden, ver moordden ze hem in koelen bloede. De moord werd natuurlijk ontdekt, de drie misdadigers kregen de straf die hun toekwam, maar over de parel werd nooit meer iets vernomen. Dit is een van de tragedies die zich om een parel af gespeeld hebben. Een andere interessante parel-geschiedenis is de volgende: Een jongen van 12 jaar vond ergens aan het strand een parel, die naderhand den naam van „Zuiderkruis" kreeg. Hij bracht haar aan zijn vader, die de parel voor 10 pond sterling verkocht. Naderhand ging de parel over in de handen van een Afrikaan, die er op zijn beurt weer 100 pond sterling voor kreeg. Reeds na een paar jaar werd de parel voor 27.000 pond sterling verkocht. Dit is wel de hoogste prijs, die er ooit voor een parel ge maakt is. De oorspronkelijke vinder, de kleine Tommy Clark, was en bleef een arme stakker. Op een vreeselijke wijze schijnt hij aan zijn eind gekomen te zh'n. Ook heeft Australië een rol gespeeld in de parelvondst van Tawi-Tawi in den Indischen Arcliipel. Met een Australische boot trokken er op een goeden dag ongeveer 20 inboorlingen op uit, om in de wateren van Tawi-Tawi naar parelen te zoeken. Men was al vijf dagen on derweg en had nog niets gevonden. Plotseling kwam echter een van de inboorlingen met een groote oester uit de diepte te voorschijn, waarin een reusachtige parel verborgen bleek te zitten. De inboorlingen brachten den nacht in een vroolijken roes door en besloten de parel te ver - koopen. Bij de besprekingen, aan wien zij hem het best. konden verkoopen, vielen harde klap pen, zoodat de geheele bemanning den volgen den dag gearresteerd werd. Eerst na negen maanden slaagde een Londensche handelaar er in, met den Australiër tot een overeenkomst te komen. De inboorlingen, die in hun vreugde de huid reeds verdeeld hadden voor de beer ge schoten was, moesten zich met een heel klein bedrag tevreden stellen. De wonderparel van Tawi-Tawi wordt tegenwoordig echter voor de som van 12.000 pond verhandeld. Frau Albers was trotsch op haar eenigen zoon, luitenant bij de cavalerie. Haar man beschouwde het als zijn grootste ge noegen met Karl Franz, mits gekleed in gala uniform, door de smalle straten van het rustige stadje te wandelen. Van achter alle ramen werden ze dan begluurd en besproken, en daar was het Albers Sr. nu juist om te doen. „Ik loop weg met mijn zoon," verklaarde hij meer dere malen heel nadrukkelijk aan zijn klanten, maar die openlijke eensgezindheid was nog niet zoo heel oud: sinds Karl Franz de uniform droeg, had de alwetende „men" er pas iets van ge merkt. Het doelwit van ouder lijken trots en grootdoe nerij had echter een te realistische opvoeding gehad, dan dat hy niet spoedig inzag, dat een officier, indien hij zelf niet over behoorlijke fondsen beschikt, maar een poover ^staantje kan leiden en alle zeilen moet bijzetten, om de voorgeschreven standsverplichtingen hoog te houden. Derhalve besloot Karl Franz Albers tot een nieuwe poging, om zijn verdere levens dagen als rijksambtenaar te slijten en zweeg thuis wijselijk over zijn plannen. Het resultaat was, dat hij twee dagen later zich bij den portier van het ministerie van Financiën meldde. Een rose briefje, in den bo venhoek een adellijk wapentje, was hem de in troductie tot den thesaurier-generaal. „U zult absoluut uw doel bereiken," had zijn hertoge lijke beschermster hem nog gezegd. „Groet u den thesaurier allerhartelijkst van me?" Met ontzag herhaalden portier en boden den naam van dien hoogen ambtenaar. Een onge dachte ijver openbaarde zich. Via de meest pro fane hardsteenen kantoorgangen en keurig-be- schilderde deuren, werd luitenant Karl Franz Albers langs marmeren trappen, waarop dikke breede loopers, naar de luxueuze compartimen ten van den hooglijk vereerden functionaris geleid. De thesaurier-generaal was werkelijk een im- •poneerend. en voortkomend man. Hjj duldde het niet dat zijn bezoeker zich onnoodig vermoeide en bood hem een grooten met pluche overtrok ken fauteuil aan. Door zijn monocle zag hij den adspirant-ambtenaar zóó vertrouwen inboeze mend aan, dat Karl Franz Albers zich meteen op zijn gemak gevoelde. Het informatorische gesprek was vlot, onderhoudend en van korten duur. Toen stond de thesaurier-generaal op, drukte Karl Franz Albers de hand en verzocht hem dringend vooral niet te vergeten de her togin zijn meest vriendschappelijke groeten over te brengen. Toen drukte hij op 'n belletje, waarop, als een duiveltje uit een doosje, zijn secre taris te voorschijn kwam. „Wilt u den luitenant even naar den referen daris vergezellen? DaD komt het wel in orde!" Een beteekenisvol gebaai met de hand en de the saurier-generaal was weer alleen. De referendaris was een niet minder voor naam persoon dan zijn onmiddellijke chef. Hij had het voorkomen van een hooggeplaatst mi litair, waarmede zijn manier van spreken in volkomen overeenstemming was. In een leeren easy maakte luitenant Karl Franz Albers het zich gemakkelijk, terwijl hij ondertusschen het doel van zijn komst uiteenzette. De referenda ris knikte begrijpend en speelde nonchalant met zijn vulpen. „Ik kan uw ambities volkomen billijken," merkte hij tenslotte op. „Ik ben er volkomen van overtuigd, dat we flinke ambtenaren ten zeerste behoeven. Ik ben op het oogenblik ech ter dermate bezet, dat ik u beleefd zou willen verzoeken u met den hoofdcommies in verbin ding te stellen. Hij zal u alle inlichtingen, welke de thesaurier-generaal u wenschte te doen verstrekken, volgaarne geven!" Luitenant Karl Franz Albers groette correct, zij het ietwat gedwongen, en volgde dan den bode, die hem naar den hoofdcommies bracht. Het onvervalschte type van een ambtenaar tot-den-dood-toe stond nu voor hem. Van ach ter de kleine gouden lorgnet, die angstig op breede neusvleugels heen en weer ging, zag hij den luitenant aan. Af en toe vond hij afleiding in het verwijderen van denkbeeldige stofjes van zijn afgesleten „gekleede" jaès of trok aan de elastiekjes van zijn morsmouwen. Twee groote bureaux lagen bezaaid met allerhande paperassen; er stond slechts één stoel, en dien gebruikte de hoofdcommies natuurlijk voor zichzelf. „Hm, hm! Zoo, zoo! Tja.... dat klinkt alle maal heel aardig, luitenant, maar heeft u eenig idee van Staathuishoudkunde?" Zijn gezicht stond streng ambtelijk, 't was bijkans pijnlijk om er naar te kijken. „In dat geval zouden we er van af kunnen zien, u op uw practische bruik baarheid te toetsen." Luitenant Karl Franz Albers kreeg een vi sioen van een reeks lijvige boekdeelen, die het beklagenswaardige bezit waren van een oud studiegenoot, nu departementaal ambtenaar, en knikte ontkennend. „Hm, hm," hervatte de hoofdcommies het ge sprek. „Ik veronderstel, dat u zoo ongeveer een half jaartje noodig zult hebben om voor een betrekking hier in aanmerking te kunnen ko men. Als u hier links den hoek omgaat, vindt u afdeeling no. 11, het hoofd daarvan zal u gaarne alle gewenschte inlichtingen geven. Tot genoegen, luitenant." De deur werd uitnoodigend open gehouden en de ambtenaar-in-spe verdween in een lo kaal, links om den hoek. In het wat bedompte vertrek zaten drie heeren, die hem met een medelijdend lachje opnamen, als herkenden ze in luitenant Karl Franz Albers eeif vertrouwde figuur uit de moppentrommel van een week blad. Zonder het tegen iemand in het bijzonder te hebben, maakte de bezoeker zijn wenschen ken baar; het werd een vervelend lesje, dat mono toon werd opgezegd. Een van het trio, die 't meest zijn hoofd be grijpend had bewogen, maakte een ontijdig ein de aan Albers' monoloog, Waar deze zich beslist erkentelijk voor voelde en raffelde: „De luitenant zoekt een plaatsje op het mi nisterie van Financiën? U is vandaag de derde al, die het probeert, 't Spijt me, maar ik kan u geen schijn van hoop geven. U mag niet ver geten, dat talloos vele ambtenaren, menschen die er als het ware voor in de wieg zijn gelegd, zonder werk loopen!" „Maar de thesaurier-generaal „Dat liedje ken ik, luitenant. Al de gevallen komen uiteindelijk by mij terecht. Deze afdee ling zit niet voor niets zoo dicht bij de deur," grapte hij. Zijn beide secondanten lachten hardop. Luitenant Karl Franz Albers meesmuilde, verwenschte in zijn hart het geheele ambtena ren-corps, den thesaurier incluis, naar eeuwige oorden, zei zoo iets als van „niets aan te doen" en „wel bedankt", dan stond hij weer in de gang. Een kortlijvig jong heertje kwam met kleine dribbelpassen den hoek om. Bijna was hij tegen den luitenant opgebotst, die in hem onmiddel lijk zijn warm-aanbevolen bemiddelaar tus schen uniform en gekleede jas herkende. De thesaurier-generaal nam met een gra cieus gebaar den hoogen zijden van zijn schedel en lachte hem van achter zijn monocle stra lend toe: „U zult toch niet vergeten de hertogin mijn hartelijkste groeten over te brengen?" Een glim mende Packard bracht hem, na gedanen ar beid, huiswaarts. Luitenant Karl Franz Albers bleef de trots van zijn moeder en het parade-paardje van den heer Albers Sr. Ambtenaren en tweeweek- sche recruten waren voor hem precies het zelfde: hij had er een afgrondigen afkeer van. (Nadruk verboden). Hooikoorts is een ziekte, die buitengewoon veel voorkomt. In Duitschland schat men het aantal menschen, die hieraan lijden, op een half millioen, in Amerika op 1% millioen. On danks het veelvuldig voorkomen werd de ziekte eerst naderhand in de medische tijdschriften vermeld. Een Londensche dokter, John Bostock, die er zelf aan leed, beschreef de ziekte voor de eerste maal in 1819. En eerst in 1873 wist een Engelsche dokter, Blackley in Manchester, te vermelden, dat hooikoorts veroorzaakt wordt door de zaden van bloeiende planten. Helmholtz, de groote natuurkundige en hooi koortspatiënt, had dus gelijk, toen hij de vi- brionen, die hij in het neusslijm vond, voor de veroorzakers aanzag en allen met hem, die van een besmettelijke ziekte spraken. Dr. Blackley kreeg dus gelijk. Reeds tallooze geleerden heb ben getracht, een middel tegen deze ziekte te vinden, maar nog,steeds is men daarin niet ge heel en al geslaagd. Een kuur op Helgoland schijnt heel goed te zijn, daar men daar heel zuivere lucht inademt. Maar niet iedereen, die aan hooikoorts lijdt, kan zich de weelde ver oorloven, daarheen een reis te maken. Thans heeft échter professor Klewitz uit Marburg een stuk geschreven, waarin hij verklaart, een nieu we methode uitgewerkt te hebben, waarmee men hooikoorts met goed succes bestrijden kan. Met zijn methode schijnt men ook te kunnen onderzoeken, of iemand hooikoorts zal krijgen. De arme hooikoortszieken hebben nu weer nieuwe hoop. Het is dan ook voor hen inderdaad te wenschen, dat deze methode tegen de on aangename hooikoorts helpen zal. Dag in dag uit leest de beschaafde mensch zijn krantje, maar meestal' vergeet hij er aan te denken, hoe zoo iets tot stand komt en hoe veel men aan zoo'n stapel bedrukt papier eigen lijk verdient. De grootste krant ter wereld is de in Londen verschijnende „Daily Express", die in een oplaag van 3 millioen exemplaren gedrukt wordt, waarvan er dagelijks 2.407.780 verkocht worden. Over de inkomsten van deze krant geeft de bezitter, Lord Beaverbrook, zelf de noodige inlichtingen. De jaarlijksche bruto- inkomsten bedragen ruim 5 millioen pond ster ling, waarvan ruim 1 millioen pond voor pa pier en drukinkt afgetrokken moet worden. 700.000 Pond is voor het personeel, terwijl de verzendkosten 600.000 Pond bedragen. Niet minder dan 400.000 Pond Sterling wordt voor reclame gebruikt, iets, wat zelfs een krant niet missen kan. De zuivere verdienste bedraagt slechts 150.000 Pond, dus ongeveer 3 pet. van de bruto-inkomsten. Op een Lagere School in Melbourne lieten zich onlangs een moeder en een dochter in schrijven. De moeder is 28 jaar oud en heeft een dochtertje van 7 jaar. De moeder is de oudste scholier, maar zit toch pas in de eerste klas. Het kleine dochtertje, Maybelle Scaglioni, is haar moeder reeds vooruit, want zij zit al in de tweede klas. Mevrouw Maria Scaglioni, zooals de moeder heet, was als kind nooit in de gelegenheid geweest onderwijs op een Lagere School te volgen, daar zij ver weg met haar ouders in de Australische wildernis woonde, ter wijl ook haar moeder geen tijd had, haar on derwijs te geven. Daarom heeft zij thans be sloten, op deze wijze haar schade in te halen. Wij zegg'en vaak het is niet alles goud wat er blinkt, maar omgekeerd kan men ook vaak zeggen, het is niet alles vuilnis wat men in den vuilnisbak of op de vuilnisbelt vindt. Een vuil nisman heeft b.v. onlangs als een echte goud- graVer gewerkt, want hij vond in de gele briket- asch 'n amethyst, die door den juwelier op f 1200 geschat wordt. Hij wacht nu af, of de gelukkige bezitster zich nog melden zal wat nog een groote vraag is. Meldt zich niemand aan, dan is hij de wettige en rechtmatige eigenaar. Een brievenbesteller in Rome, Giovanni Corbl genaamd, ontving dezer dagen een groote be looning, omdat hij tallooze malen vrijwillig zijn bloed geofferd had. Giovanni Corbi, die thans 45 jaar oud is, heeft in den tijd van vier jaar 69 keer zijn bloed geofferd. Alles bij elkaar heeft hij 15 liter bloed voor transfusie beschikbaar gesteld. Hierdoor heeft hij talloozen menschen het leven gered, die zonder zyn bereidwilligheid zeker verloren geweest waren. Onlangs heeft men dan ook te zijner eer een groot feest ge vierd, waarbij hij rijkelijk beloond werd. Alle personen, wien hij het leven gered had, waren op het feest, dat in een ziekenhuis gegeven werd, aanwezig. Zij boden hem o.a. een prach tig geschenk aan.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 12