NTW1KKELING DER IICHTTECHNIEK
Ville Lumiere"
doet haar naam eer aan!
DOODENDANS
DE LUITENANT SOLLICITEERT
Het aloude verlangen
STRIJD TEGEN DE
HOOIKOORTS
De grootste courant
Moeder en dochter
J
V«
h
Jeen lichtzuilen
Transparant als glas
„Donker licht'
naar blond haar
450 Philips lampen van 1000 Watt met verschillende kleurschermen zorgen voor
de verlichting van de buitengewoon imposante Fontaines de Jeumont"
om parelen
HET KORTE VERHAAL
De afdeeling dicht
bij de deur
ter wereld
op dezelfde school
Schatterf op de vuilnisbelt
Record in bloedoffers
De J'ont Alexandre"* door. 12 y>avüjoens im aluminium, totaal van aspect verandert
I
O
roor iedere nieuwe wereldtentoonstelling is
het licht een der voornaamste middelen
geworden, om millioenen bezoekers tot
zich te trekken. De groote tentoonstellingen der
laatste jaren geven dan ook een interessant
beeld van de ontwikkeling der toegepaste ver
lichtingstechniek.
Na Barcelona in 1929, dat een haast onover
trefbaar technisch en artistiek succes werd,
heeft men getracht in Antwerpen, Vincennes,
Chicago en Brussel steeds weer nieuwe ideeën
op verlichtingsgebied tot uiting te brengen.
Barcelona vertoonde destijds hoofdzakelijk
gebouwen in floodlight, gecombineerd met
transparante glazen lichtzuilen langs de wegSn
en reusachtige van binnenuit verlichte, steeds
wisselende fonteinen.
Betrekkelijk weinigen in West-Europa heb
ben de gelegenheid gehad de tentoonstelling te
Barcelona te bewonderen, zoodat in vele op
zichten de verlichting op de tentoonstelling in
Antwerpen voor hen geheel nieuw was. Daar
echter in Antwerpen het budget gelimiteerd
was, heeft men daar afgezien van het gebruik
van kleurverlichting, doch als nieuw element
voor lichtdecoratie op ruime schaal gebruik ge
maakt van „indirect" verlichte zuilen, die bo
vendien het voordeel hadden, ook overdag een
decoratief effect te maken.
De Koloniale tentoonstelling te Vincennes
heeft voortgebouwd op het principe van Ant
werpen. Ook daar vinden wij sterk verlichte
vlakken als lichtdragers, hier dikwijls in gril
lige vormen als palmbladen of daken van pa
goden in overeenstemming met de verschillen
de bouwstijlen in de koloniën.
Hierna de tentoonstelling in Chicago, die
deed blijken, dat men toch voor het publiek
naar kleuriger effecten zocht. Hiertoe waren
de projectoren voor het belichten van verschil
lende gevels voorzien van kleurschermen en de
vlakken van de gebouwen, die moesten worden
beschenen, waren eenvoudig beschilderd in vrij
elementaire kleuren, overeenkomend met de
kleuren van het opvallend licht.
1935 kwam de tentoonstelling in Brussel. Het
nieuwe op deze tentoonstelling was het vrij
uitgebreide gebruik van gasontladingslampen
voor het bestralen van de gevels. Hierdoor werd
op economische wijze afwisseling verkregen in
de kleur van de gebouwen 's avonds, doordat
men naast het gewone witte gloeilampenlicht,
het blauwgroene licht van kwiklampen en het
goudgele licht van natriumlampen zag toege
past. Vooral het prachtige park, waar de
eeuwenoude boomen 's avtmds op verrassende
wijze verlicht werden met dit veelkleurige licht,
was nieuw en een groot succes.
Het spreekt vanzelf, dat de organisatoren
van de Parijsche tentoonstelling in 1937,
na het zien van de tentoonstelling in
Brussel, voortbouwend op de aldaar opgedane
ervaringen, toch alles anders en nieuw
wenschten.
Men kwam tot de conclusie, dat men in de
eerste plaats alle lichtzuilen en andere afzon
derlijke lichtelementen voor de geheele ten
toonstelling wilde vermijden. De gebouwen zelf
zouden samen met de verlichte fonteinen en
boomen het licht moeten geven, dat voor de
circulatie van het publiek des avonds noodig
is. Hieraan heeft men zeer consequent vast
gehouden, bijna nergens op de tentoonstelling
zijn losstaande lichtelementen als zuilen en der
gelijke zichtbaar.
Vanzelfsprekend is er geen architectonische
eenheid in de verschillende gebouwen. Ieder
paviljoen probeert door vorm, decoratie of af
metingen op te vallen temidden van de andere.
Hierdoor vormt ieder gebouw op zichzelf een
nieuw probleem. De eenheid, die men door het
plaatsen van rijen lichtzuilen op een boulevard
kan krijgen, die begrensd wordt door zeer ver
schillende gebouwen, is hier opgeofferd, maar
daarvoor in de plaats heeft men een bijzonder
interessante verscheidenheid van silhouetten en
verlichtingssystemen verkregen, die vol afwis
seling is. Door het ontbreken van lichtzuilen is
het mogelijk de gebouwen in hun geheel te be
kijken.
Voor het verkrijgen van gekleurd licht is
bijna uitsluitend gebruik gemaakt van natrium-
en kwiklampen, alleen voor de fonteinen en
voor de verlichting van den Eiffeltoren heeft
men gebruik gemaakt van gloeilampen met ge
kleurde filters en verder voor den reusachtigen
decoratieven koepel onder de eerste verdieping
van den Eiffeltoren gasontladingsbuizen in zeer
veel verschillende kiemen.
Gezien de ruime toepassing van gasontla
dingslampen, heeft Philips belangrijk bijgedra-
1Q0 groote Philips lichtprojector&n
hjïQrh 1 I tJ V21 Ajxn Fjj tff'ltnrCiL
Tegenover het geïnstalleerde totaal
vermogen van de expositie te Parijs
in 1935 van 18.000 k.V.A. staat nu
Parijs 1937 met 62,500 k.V.A.
gen tot het slagen van het lichtfestijn, ook wat
het ontwerpen der verschillende lichtmonumen-
ten betreft.
Wanneer men de tentoonstelling binnengaat
bij het Grand Palais, wandelt men onder den
100 meter hoogen mast door, die met zijn vroo-
lïjk wapperende vlaggen een voorproefje geeft
van de feestelijke stemming in het „Pare des
attractions". Wanneer men zich daarheen be
geeft, komt men over de „Pont Alexandre", die
door de 2 paviljoens in aluminium totaal van
aspect is veranderd.
Deze 12 Philips-paviljoens stralen 's avonds
in een blauw-wit licht van gloeilampen en
kwikbuizen. De pylonen zijn opgebouwd uit
orgelpijpen van aluminium, die onder deze fan
tastische verlichting transparant lijken als glas.
De geheele tentoonstelling domineerend, staat
de verlichte Eiffeltoren. Deze verschijnt in ge
heel zijn ijle constructie, verlicht door 700
groote Philips-lichtprojectoren, die in de ijzer
constructie zijn aangebracht. Iedere projector
is voorzien van een gloeilamp van 1000 Watt.
Het effect is verrassend en wisselt in kleur met
de verschillende dagen der week, doordat men
telkens voor al deze projectoren anders ge
kleurde filters plaatst. Bovendien worden 45
groote schijnwerpers ontstoken met een dia
meter van 1% meter, die blauwgroene bundels
loodrecht omhoog werpen. Deze schijnwerpers
zijn voorzien van ,philora" superhoogedruk-
kwiklampen van 500 Watt, die met water wor
den gekoeld en die een van de nieuwigheden
van de tentoonstelling vormen. Bovendien zijn
de op de hoeken geplaatste 12 projectoren be
weegbaar, zoodat de bundels vanuit den lood
rechten stand waaiervormig naar buiten be
wogen kunnen worden, hetgeen een zeer ver
rassenden aanblik oplevert.
Een van de groote bezienswaardigheden is
verder het „Trocadéro", welks gevel door mid
del van 776 Philips projectoren is verlicht, ge
deeltelijk met gloeilampenlicht, gedeeltelijk met
een mengsel van gloeilampen- en natriumlicht,
dat een prachtige warme kleur geeft aan de
kalksteen van den gevel.
De waterwerken voor het Trocadéro: een
creatie van den architect Expert; tusschen een
haag van slanke waterstralen, spuit een mach
tige boog water, die van onderen uit in ver
schillende kleuren wordt verlicht. Het bijzon
dere effect van deze fontein wordt teweeg ge
bracht, doordat in het water een stof van bij
zondere chemische samenstelling wordt opge
lost, die by bestraling met ultraviolet licht
blauw fluoresceert. Hiertoe zijn aan beide zij
den van de fontein 550 „Philora" hoogedruk-
kwiklampen opgesteld, met ballons van zwart,
ultraviolet licht doorlatend glas. Dit „donkere
licht" doet de waterstralen in het bekken van
het bassin blauw oplichten, zoodat men het ge
heel in een fantastisch gekleurd licht ziet.
Een eind verder, in de richting van de „Place
de la Concorde" vindt men langs de Seine,
tegenover het modieuze restaurant „Fontai-
George", de buitengewoon imposante .Fontai
nes de Jeumont". Deze fonteinen kunnen spui
ten in een schier eindelooze reeks van varia
ties. 450 Philips-lampen van 1000 Watt met
verschillende kleurschermen zorgen hier voor
de verlichting. In het restaurant zelf bevindt
zich een toetsenbord, waardoor vorm en kleur
der fonteinen door de gasten van het restau
rant naar believen kunnen worden gewijzigd.
Behalve deze bijzondere bezienswaardigheden
op lichttechnisch gebied, hebben de Philips
lichtarchitecten ook aan 't totstandkomen
van tal van andere lichtmonumenten het hun
ne bijgedragen. Zeer verzorgd is b.v. de ver
lichting van het paviljoen van Hongarije, dat
een ontwerp is van prof. Georgy. De toren met
zijn glazen bekroning, verlicht met kwiklicht,
komt bijzonder mooi uit tusschen het vele
groen van de boomen, waarin ook reflectoren
met kwiklampen zijn geplaatst.
De gevelverlichting met natriumlampen van
het paviljoen van Luxemburg is eveneens een
opvallend voorbeeld van moderne lichtarchi-
tectuur.
Verschillende andere belangrijke paviljoens,
bv. die van Nederland, Noorwegen, het Vati-
caan, Rusland, Italië en België zijn geheel of
gedeeltelijk door Philips verlicht.
Wij komen thans tot het werk van architec
ten Beaudouin en Lods, dat zeker op het ge
bied van licht het merkwaardigste en meest
brillante is, dat op de Parijsche tentoonstelling
is te zien. Op bepaalde uren verzamelen zich
tienduizenden op de ,Font d'Alma" en langs
de oevers van de Seine, om een schouwspel te
genieten zooals tevoren zeker nog nooit is ge
zien. Onder de tonen van de muziek, daarvoor
speciaal door bekende componisten geschreven,
beginnen de lichtfonteinen aan beide zijden
van deze brug en midden op de Seine te spui
ten. Deze fonteinen wisselen voortdurend in
hoogte en kleur op het rhythme en in harmo
nie met de stemmingen van de muziek. Tus
schen de fonteinen ontwikkelen zich van tijd
tot tijd reusachtige wolken stoom, die eveneens
worden verlicht door verschillende gekleurde
lampen. Op de hoogtepunten van de muziek
stijgen bundels vuurpijlen op, die met groote
knaleffecten de verschillende thema's afsluiten.
In het Palais de la Lumière, waar een vol
ledig overzicht van de ontwikkeling der
electrische verlichting wordt gegeven, demon
streert Philips een laboratorium-experiment,
dat in sterke mate de aandacht van het pu
bliek trekt.
Het Philips-Laboratorium toont hier de mo
gelijkheid om met behulp van gasontlading wit
licht op te wekken met behoud van een zeer
hoog nuttig effect. Hierbij wordt gebruik ge
maakt van het bekende fluorescentie-verschijn
sel. De wand van dezeontladingsbuis is n.l.
van bijzondere samenstelling, waardoor ultra
violette straling wordt omgezet in zichtbaar
licht.
Uiterlijk vertoonen deze kwikdamp-ontla-
dingsbuizen veel overeenkomst met de bekende
langwerpige .Fhilinea" lampen, die voor deco
ratieve doeleinden veelvuldig toepassing vinden.
Men mag verwachten, dat op den duur deze
experimenten tot belangrijke resultaten zullen
leiden in de verlichtingstechniek.
Het is interessant van tentoonstelling tot ten
toonstelling de ontwikkeling der verlichting te
volgen. Telkens blijkt weer, hoe het hulpmiddel
licht steeds in belangrijkheid wint. Tegenover
het geïnstalleerde totaalvermogen van de we
reldtentoonstelling te Brussel in 1935 van 18.000
kVA staat nu Parijs 1937 met 62500 kVA. Met
spanning zien wij tegemoet wat New York in
1939 en Rome ons in 1942 op lichtgebied zul
len weten te bieden.
Door alle tijden heen hebben de menschen
gaarne verandering in het werk der natuur
trachten te brengen en speciaal door allerlei
kunstmiddeltjes de kleur der haren te veran
deren. De oude Egyptenaren verfden zich de
haren, wenkbrauwen, oogwimpers, lippen, nagels
aan handen efi voeten en bestrooiden bovendien
hun baard met poeder.
Ook de 400 jonge meisjes die koning Salomon
bij openbaren optochten begeleidden bestrooiden
zich de haren met goudpoeder. Een epigram ver
meldt nadrukkelijk dat vele Romeinen, die een
kalen schedel hadden, zich haren op het hoofd
lieten schilderen, om zoo uit de verte den schijn
te wekken dat zij een kortgeknipt natuurkapsel
droegen.
Wat het haar der vrouwen betreft, door alle
tijden heen ziet men hier de mode van het ver
ven.
In het oude Rome schreef de mode blond, tot
rossig haar voor en deze mode heerschte ook
te Venetië in de 15e en 16e eeuw. De schoone
Venetiaanschen deden al het mogelijke om heur
haar de z.g. „hoogblonde" kleur te geven. Om
dit te verkrijgen, stelden zij het loshangend haar
urenlang aan de stralen der zon bloot en be
werkten het tegelijkertijd met allerlei essences.
Daar de dichters van dien tijd niet, moede wer
den, de geliefde vrouw a la Petrarca te bezingen
wilden de schoonen van Venetië kost wat kost
op Petrarca Laura gelijken.
Beroemd was vooral een recept dat bijzonder
geschikt was cm het haar te verbleeken en dat
door Catharina Sforza voor haar zuster gepre
pareerd was.
De blondmanie beheerschte ook de Engel-
schen ten tijde van Elisabeth. Daar de koningin
blond was, stelden ook haar onderdanen er een
eer in blond te zijn.
Onder Hendrik IV van Frankrijk verfden de
heeren zich de haren zwart en den baard rood.
Later ging men nog een stap verder en de mo
degekken van beiderlei geslacht paradeerden met
pruiken, die in alle kleuren van den regenboog
schitterden.
Tusschen de Australische regeering en de
parelvisschers zijn in den laatsten tijd
heftige" conflicten uitgebroken. De vreem
de parelvisschers willen zich niet uit het bedrijf
laten dringen, daar de rijke oesterbanken rond
om Australië meestal een groote vangst ople
veren. Meer dan een jaar geleden kwam er een
Zweed naar Australië, die aan de Noord-West
kust een parelvisscherij begon. Hij had daarbij
buitengewoon veel geluk, want er zijn ook tal
rijke parelvisschers die hun leven lang werken
en nooit iets vinden. De Zweed ontdekte even
wel in een oester een reusachtig groote parel.
Zyn vreugde over zijn vondst was zoo groot, dat
hy onmiddellijk weer naar de kust terugvoer,
om den anderen zijn geluk mee te deelen. Hij
ontmoette een parelduiker uit Manilla, Nabos
genaamd, wien hij zijn vangst vertelde. Deze
luisterde met groote belangstelling, schonk hem
vele glazen whiskey in en het gevolg was, dat
de Zweed in den nacht naar huis ging met nog
maar één klein pareltje in zijn zak.
Toen hij den volgenden dag ontdekte, hoe ge
meen hij behandeld was, alarmeerde hij de
politie. Nabos werd gevangen genomen, maar
de parel werd niet gevonden. Maar er was in
Australië een handelaar in gestolen parelen be
kend, Liebid genaamd. Deze Liebid liet in de
onderwereld van alle havensteden bekend ma
ken, dat hij 500 pond sterling voor dengene uit
loofde, die hem de groote parel bezorgen
kon. Reeds den volgenden dag kreeg hij van
drie Australiërs de mededeeling, dat hij de
gezochte parel tegen 200 pond sterling krijgen
kon. Het bleek echter een glasparel te zijn,
maar toen ze hem 'die overhandigden, ver
moordden ze hem in koelen bloede. De moord
werd natuurlijk ontdekt, de drie misdadigers
kregen de straf die hun toekwam, maar over
de parel werd nooit meer iets vernomen. Dit is
een van de tragedies die zich om een parel af
gespeeld hebben.
Een andere interessante parel-geschiedenis
is de volgende: Een jongen van 12 jaar vond
ergens aan het strand een parel, die naderhand
den naam van „Zuiderkruis" kreeg. Hij bracht
haar aan zijn vader, die de parel voor 10 pond
sterling verkocht. Naderhand ging de parel
over in de handen van een Afrikaan, die er op
zijn beurt weer 100 pond sterling voor kreeg.
Reeds na een paar jaar werd de parel voor
27.000 pond sterling verkocht. Dit is wel de
hoogste prijs, die er ooit voor een parel ge
maakt is. De oorspronkelijke vinder, de kleine
Tommy Clark, was en bleef een arme stakker.
Op een vreeselijke wijze schijnt hij aan zijn
eind gekomen te zh'n.
Ook heeft Australië een rol gespeeld in de
parelvondst van Tawi-Tawi in den Indischen
Arcliipel. Met een Australische boot trokken er
op een goeden dag ongeveer 20 inboorlingen op
uit, om in de wateren van Tawi-Tawi naar
parelen te zoeken. Men was al vijf dagen on
derweg en had nog niets gevonden. Plotseling
kwam echter een van de inboorlingen met een
groote oester uit de diepte te voorschijn, waarin
een reusachtige parel verborgen bleek te zitten.
De inboorlingen brachten den nacht in een
vroolijken roes door en besloten de parel te ver -
koopen. Bij de besprekingen, aan wien zij hem
het best. konden verkoopen, vielen harde klap
pen, zoodat de geheele bemanning den volgen
den dag gearresteerd werd. Eerst na negen
maanden slaagde een Londensche handelaar er
in, met den Australiër tot een overeenkomst te
komen. De inboorlingen, die in hun vreugde de
huid reeds verdeeld hadden voor de beer ge
schoten was, moesten zich met een heel klein
bedrag tevreden stellen. De wonderparel van
Tawi-Tawi wordt tegenwoordig echter voor de
som van 12.000 pond verhandeld.
Frau Albers was trotsch op haar eenigen
zoon, luitenant bij de cavalerie. Haar
man beschouwde het als zijn grootste ge
noegen met Karl Franz, mits gekleed in gala
uniform, door de smalle straten van het rustige
stadje te wandelen. Van achter alle ramen
werden ze dan begluurd en besproken, en daar
was het Albers Sr. nu juist om te doen. „Ik
loop weg met mijn zoon," verklaarde hij meer
dere malen heel nadrukkelijk aan zijn klanten,
maar die openlijke eensgezindheid was nog niet
zoo heel oud: sinds Karl
Franz de uniform droeg,
had de alwetende „men"
er pas iets van ge
merkt.
Het doelwit van ouder
lijken trots en grootdoe
nerij had echter een te
realistische opvoeding
gehad, dan dat hy niet
spoedig inzag, dat een
officier, indien hij zelf niet over behoorlijke
fondsen beschikt, maar een poover ^staantje
kan leiden en alle zeilen moet bijzetten, om de
voorgeschreven standsverplichtingen hoog te
houden. Derhalve besloot Karl Franz Albers
tot een nieuwe poging, om zijn verdere levens
dagen als rijksambtenaar te slijten en zweeg
thuis wijselijk over zijn plannen.
Het resultaat was, dat hij twee dagen later
zich bij den portier van het ministerie van
Financiën meldde. Een rose briefje, in den bo
venhoek een adellijk wapentje, was hem de in
troductie tot den thesaurier-generaal. „U zult
absoluut uw doel bereiken," had zijn hertoge
lijke beschermster hem nog gezegd. „Groet u
den thesaurier allerhartelijkst van me?"
Met ontzag herhaalden portier en boden den
naam van dien hoogen ambtenaar. Een onge
dachte ijver openbaarde zich. Via de meest pro
fane hardsteenen kantoorgangen en keurig-be-
schilderde deuren, werd luitenant Karl Franz
Albers langs marmeren trappen, waarop dikke
breede loopers, naar de luxueuze compartimen
ten van den hooglijk vereerden functionaris
geleid.
De thesaurier-generaal was werkelijk een im-
•poneerend. en voortkomend man. Hjj duldde het
niet dat zijn bezoeker zich onnoodig vermoeide
en bood hem een grooten met pluche overtrok
ken fauteuil aan. Door zijn monocle zag hij den
adspirant-ambtenaar zóó vertrouwen inboeze
mend aan, dat Karl Franz Albers zich meteen
op zijn gemak gevoelde. Het informatorische
gesprek was vlot, onderhoudend en van korten
duur. Toen stond de thesaurier-generaal op,
drukte Karl Franz Albers de hand en verzocht
hem dringend vooral niet te vergeten de her
togin zijn meest vriendschappelijke groeten
over te brengen. Toen
drukte hij op 'n belletje,
waarop, als een duiveltje
uit een doosje, zijn secre
taris te voorschijn kwam.
„Wilt u den luitenant
even naar den referen
daris vergezellen? DaD
komt het wel in orde!"
Een beteekenisvol gebaai
met de hand en de the
saurier-generaal was weer alleen.
De referendaris was een niet minder voor
naam persoon dan zijn onmiddellijke chef. Hij
had het voorkomen van een hooggeplaatst mi
litair, waarmede zijn manier van spreken in
volkomen overeenstemming was. In een leeren
easy maakte luitenant Karl Franz Albers het
zich gemakkelijk, terwijl hij ondertusschen het
doel van zijn komst uiteenzette. De referenda
ris knikte begrijpend en speelde nonchalant
met zijn vulpen.
„Ik kan uw ambities volkomen billijken,"
merkte hij tenslotte op. „Ik ben er volkomen
van overtuigd, dat we flinke ambtenaren ten
zeerste behoeven. Ik ben op het oogenblik ech
ter dermate bezet, dat ik u beleefd zou willen
verzoeken u met den hoofdcommies in verbin
ding te stellen. Hij zal u alle inlichtingen, welke
de thesaurier-generaal u wenschte te doen
verstrekken, volgaarne geven!"
Luitenant Karl Franz Albers groette correct,
zij het ietwat gedwongen, en volgde dan den
bode, die hem naar den hoofdcommies bracht.
Het onvervalschte type van een ambtenaar
tot-den-dood-toe stond nu voor hem. Van ach
ter de kleine gouden lorgnet, die angstig op
breede neusvleugels heen en weer ging, zag hij
den luitenant aan. Af en toe vond hij afleiding
in het verwijderen van denkbeeldige stofjes
van zijn afgesleten „gekleede" jaès of trok aan
de elastiekjes van zijn morsmouwen. Twee
groote bureaux lagen bezaaid met allerhande
paperassen; er stond slechts één stoel, en dien
gebruikte de hoofdcommies natuurlijk voor
zichzelf.
„Hm, hm! Zoo, zoo! Tja.... dat klinkt alle
maal heel aardig, luitenant, maar heeft u eenig
idee van Staathuishoudkunde?" Zijn gezicht
stond streng ambtelijk, 't was bijkans pijnlijk
om er naar te kijken. „In dat geval zouden we
er van af kunnen zien, u op uw practische bruik
baarheid te toetsen."
Luitenant Karl Franz Albers kreeg een vi
sioen van een reeks lijvige boekdeelen, die het
beklagenswaardige bezit waren van een oud
studiegenoot, nu departementaal ambtenaar, en
knikte ontkennend.
„Hm, hm," hervatte de hoofdcommies het ge
sprek. „Ik veronderstel, dat u zoo ongeveer een
half jaartje noodig zult hebben om voor een
betrekking hier in aanmerking te kunnen ko
men. Als u hier links den hoek omgaat, vindt
u afdeeling no. 11, het hoofd daarvan zal u
gaarne alle gewenschte inlichtingen geven. Tot
genoegen, luitenant."
De deur werd uitnoodigend open gehouden
en de ambtenaar-in-spe verdween in een lo
kaal, links om den hoek. In het wat bedompte
vertrek zaten drie heeren, die hem met een
medelijdend lachje opnamen, als herkenden ze
in luitenant Karl Franz Albers eeif vertrouwde
figuur uit de moppentrommel van een week
blad.
Zonder het tegen iemand in het bijzonder te
hebben, maakte de bezoeker zijn wenschen ken
baar; het werd een vervelend lesje, dat mono
toon werd opgezegd.
Een van het trio, die 't meest zijn hoofd be
grijpend had bewogen, maakte een ontijdig ein
de aan Albers' monoloog, Waar deze zich beslist
erkentelijk voor voelde en raffelde:
„De luitenant zoekt een plaatsje op het mi
nisterie van Financiën? U is vandaag de derde
al, die het probeert, 't Spijt me, maar ik kan u
geen schijn van hoop geven. U mag niet ver
geten, dat talloos vele ambtenaren, menschen
die er als het ware voor in de wieg zijn gelegd,
zonder werk loopen!"
„Maar de thesaurier-generaal
„Dat liedje ken ik, luitenant. Al de gevallen
komen uiteindelijk by mij terecht. Deze afdee
ling zit niet voor niets zoo dicht bij de deur,"
grapte hij. Zijn beide secondanten lachten
hardop.
Luitenant Karl Franz Albers meesmuilde,
verwenschte in zijn hart het geheele ambtena
ren-corps, den thesaurier incluis, naar eeuwige
oorden, zei zoo iets als van „niets aan te doen"
en „wel bedankt", dan stond hij weer in de
gang.
Een kortlijvig jong heertje kwam met kleine
dribbelpassen den hoek om. Bijna was hij tegen
den luitenant opgebotst, die in hem onmiddel
lijk zijn warm-aanbevolen bemiddelaar tus
schen uniform en gekleede jas herkende.
De thesaurier-generaal nam met een gra
cieus gebaar den hoogen zijden van zijn schedel
en lachte hem van achter zijn monocle stra
lend toe:
„U zult toch niet vergeten de hertogin mijn
hartelijkste groeten over te brengen?" Een glim
mende Packard bracht hem, na gedanen ar
beid, huiswaarts.
Luitenant Karl Franz Albers bleef de trots
van zijn moeder en het parade-paardje van
den heer Albers Sr. Ambtenaren en tweeweek-
sche recruten waren voor hem precies het
zelfde: hij had er een afgrondigen afkeer van.
(Nadruk verboden).
Hooikoorts is een ziekte, die buitengewoon
veel voorkomt. In Duitschland schat men het
aantal menschen, die hieraan lijden, op een
half millioen, in Amerika op 1% millioen. On
danks het veelvuldig voorkomen werd de ziekte
eerst naderhand in de medische tijdschriften
vermeld. Een Londensche dokter, John Bostock,
die er zelf aan leed, beschreef de ziekte voor de
eerste maal in 1819. En eerst in 1873 wist een
Engelsche dokter, Blackley in Manchester, te
vermelden, dat hooikoorts veroorzaakt wordt
door de zaden van bloeiende planten.
Helmholtz, de groote natuurkundige en hooi
koortspatiënt, had dus gelijk, toen hij de vi-
brionen, die hij in het neusslijm vond, voor de
veroorzakers aanzag en allen met hem, die van
een besmettelijke ziekte spraken. Dr. Blackley
kreeg dus gelijk. Reeds tallooze geleerden heb
ben getracht, een middel tegen deze ziekte te
vinden, maar nog,steeds is men daarin niet ge
heel en al geslaagd. Een kuur op Helgoland
schijnt heel goed te zijn, daar men daar heel
zuivere lucht inademt. Maar niet iedereen, die
aan hooikoorts lijdt, kan zich de weelde ver
oorloven, daarheen een reis te maken. Thans
heeft échter professor Klewitz uit Marburg een
stuk geschreven, waarin hij verklaart, een nieu
we methode uitgewerkt te hebben, waarmee
men hooikoorts met goed succes bestrijden kan.
Met zijn methode schijnt men ook te kunnen
onderzoeken, of iemand hooikoorts zal krijgen.
De arme hooikoortszieken hebben nu weer
nieuwe hoop. Het is dan ook voor hen inderdaad
te wenschen, dat deze methode tegen de on
aangename hooikoorts helpen zal.
Dag in dag uit leest de beschaafde mensch
zijn krantje, maar meestal' vergeet hij er aan
te denken, hoe zoo iets tot stand komt en hoe
veel men aan zoo'n stapel bedrukt papier eigen
lijk verdient. De grootste krant ter wereld is
de in Londen verschijnende „Daily Express",
die in een oplaag van 3 millioen exemplaren
gedrukt wordt, waarvan er dagelijks 2.407.780
verkocht worden. Over de inkomsten van deze
krant geeft de bezitter, Lord Beaverbrook, zelf
de noodige inlichtingen. De jaarlijksche bruto-
inkomsten bedragen ruim 5 millioen pond ster
ling, waarvan ruim 1 millioen pond voor pa
pier en drukinkt afgetrokken moet worden.
700.000 Pond is voor het personeel, terwijl de
verzendkosten 600.000 Pond bedragen. Niet
minder dan 400.000 Pond Sterling wordt voor
reclame gebruikt, iets, wat zelfs een krant niet
missen kan. De zuivere verdienste bedraagt
slechts 150.000 Pond, dus ongeveer 3 pet. van de
bruto-inkomsten.
Op een Lagere School in Melbourne lieten
zich onlangs een moeder en een dochter in
schrijven. De moeder is 28 jaar oud en heeft
een dochtertje van 7 jaar. De moeder is de
oudste scholier, maar zit toch pas in de eerste
klas. Het kleine dochtertje, Maybelle Scaglioni,
is haar moeder reeds vooruit, want zij zit al
in de tweede klas. Mevrouw Maria Scaglioni,
zooals de moeder heet, was als kind nooit in de
gelegenheid geweest onderwijs op een Lagere
School te volgen, daar zij ver weg met haar
ouders in de Australische wildernis woonde, ter
wijl ook haar moeder geen tijd had, haar on
derwijs te geven. Daarom heeft zij thans be
sloten, op deze wijze haar schade in te halen.
Wij zegg'en vaak het is niet alles goud wat er
blinkt, maar omgekeerd kan men ook vaak
zeggen, het is niet alles vuilnis wat men in den
vuilnisbak of op de vuilnisbelt vindt. Een vuil
nisman heeft b.v. onlangs als een echte goud-
graVer gewerkt, want hij vond in de gele briket-
asch 'n amethyst, die door den juwelier op f 1200
geschat wordt.
Hij wacht nu af, of de gelukkige bezitster zich
nog melden zal wat nog een groote vraag is.
Meldt zich niemand aan, dan is hij de wettige
en rechtmatige eigenaar.
Een brievenbesteller in Rome, Giovanni Corbl
genaamd, ontving dezer dagen een groote be
looning, omdat hij tallooze malen vrijwillig zijn
bloed geofferd had. Giovanni Corbi, die thans
45 jaar oud is, heeft in den tijd van vier jaar
69 keer zijn bloed geofferd. Alles bij elkaar heeft
hij 15 liter bloed voor transfusie beschikbaar
gesteld. Hierdoor heeft hij talloozen menschen
het leven gered, die zonder zyn bereidwilligheid
zeker verloren geweest waren. Onlangs heeft
men dan ook te zijner eer een groot feest ge
vierd, waarbij hij rijkelijk beloond werd. Alle
personen, wien hij het leven gered had, waren
op het feest, dat in een ziekenhuis gegeven
werd, aanwezig. Zij boden hem o.a. een prach
tig geschenk aan.