LUCHTBESCHERMINGSOEFENINGEN IN INDIË.
Zoekt gij betrouwbaar
Personeel
mËÊÊ3SS
De droom, die toch nog uitkwam
Plaats dan een „Omroeper''
voor 80.000 gezinnen
DONDERDAG 9 DECEMBER 1937
Een aardig kunstje
^iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiKniiiiiiirmtmnniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii^
n1llllllllfillliHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIII!lllf!lll!lllfllllllllllllllllllllllilllllll||!|||||||imi|||lilllllllilllll
FOTOREPORTAGE
HÏ!lll1llll!lll|||||||||l!llllllllllllllllllll||t||ll|||||||||||||||||||||||||t|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||llllllIIl!I(H
0^,
Onder de Prinsenkapel in de
Groote- of O. L. Vrouwekerk te
Breda is een grafkelder ontdekt,
waarin een vijftal kisten werd
gevonden, die waarschijnlijk de
stoffelijke resten van de eerste
graven van Nassau bevatten. Een
exterieur-foto van de Groote Kerk
Ook in Indië worden luchtbeschermingsoefeningen gehouden. Een
toto van een te Madioen gehouden luchtbeschermingsdag. Na den gas
aanval worden de straten met chloorkalk bestreken en bespoten
Ritmeester baron Sirtema van Grove-
stins en ritmeester Pahud de Mortanges
met den beker voor hun overwinning
in den landenwedstrijd op het concours
hippique te Toronto (Canada)
De houten paaltjes tusschen rijwielpad en rijweg op den Bodengraven-
schestraatweg te Gouda zijn één voor één aan het snelverkeer ten
offer gevallen
Daar een loonende exploitatie niet meer mogelijk is, wordt de wieler-
den Bodengravenschestraatweg te Gouda na een vijfjarig
baan
aan
bestaan afgebroken
Het koppel Slaats Pellenaars won den zesdaagsche te Kopenhagen.
De twee Nederlandsche wielrenners na hun overwinning
Het was enkele dagen vóór het groote
feest van Sinterklaas. Hansje had
den heelen middag gespeeld en zoo
tegen donker worden had moeder hem dat
aardige verhaal weer verteld van Sinter
klaas en Zwarten Piet. Hè, Hansje z'n wan
gen gloeiden er van. Wat een fijn verhaal
was dat. En moeder kon zoo heerlijk ver
tellen. Net alsof je het zelf allemaal mee
maakte. O ja, moeder had nog gezegd, dat
hij zijn meccanodoos goed moest leggen en
dan moest hij naar bed. Er was niet veel
meer aan op te ruimen. Hij was al bijna
klaar. Ja en wat vertelde moeder ook weer?
Die schimmel, die z'n poot verstuikt had.
En dat er geen smid in de buurt- was en
dat ze het paard toen lappen om z'n poot
hadden gebonden. Enfin, nog maar enkele
dagen en dan zou hij Sint Nicolaas op
school zien.
Waar zou Sint Nicolaas nu eigenlijk wel
zitten, dacht. Hansje bij zichzelf. Die zou
nu met zijn knechten zeker wel veel te
doen hebben om alles klaar te maken, dat
de kinderen allemaal hun zin kregen. Hè,
Hansje zou daar best eens bij willen zijn:
Wat zou' dat daar een drukte geven!
Opeens hoorde' Hansje achter zich lang
zaam de deur opengaan. En direct daarop
hoorde hij een stem: -
„Zoo, zou jij daar wel eens bij willen zijn!
Nou dat kan."
Hansje keek verwonderd om en daar zag
hijhet pikzwarte gezicht van een van
de knechten van Sint Nicolaas om den hoek
van de. deur kijken.
„Ja Hansje, ik heet José en ik ben een
van de knechten van Sint Nicolaas. Elk jaar
maak ik een reisje, eenige dalgen voor dat
mijn groote Meester zijn tocht begint om
eens uit te kijken, welke kinderen bizonder
braaf en gehoorzaam zijn en die mogen
dan met me mee om eens een kijkje te
nemen in de magazijnen van den grooten
Sint. En nu ben jij dit jaar een van de
gelukkigen. Er zijn er al zeven vóór jou
geweest en die heb ik weer netjes thuis
bezorgd. En nu mag jij vanavond mee.
Of wil je niet?"
Hansje sprong op. „Maar natuurlijk, lieve
José. Maar hoe moeten we daar komen?"
„Laat dat maar aan mij over. De goede
Sint heeft me een'zak gegeven, waar ik
veel mee kan doen. O, kijk maar niet zoo
benauwd. Dat is niet de zak voor de boos
doeners! Maar voor de gehoorzaamsten!
Die zak is van binnen met zijde en fluweel
gevoerd. Dat is alleen, dat je niet ziet waar
je heen gaat, want niemand mag weten
waar de magazijnen van Sint Nicolaas zijn."
„Maar dat is toch in Spanje?" vroeg
Hansje.
José trok even een ernstig gezicht.
„Ja, dat is vroeger zoo geweest, Hansje,
maar voorloopig zijn ze ergens anders. Je
weet toch wel, dat er oorlog is in Spanje.
Maar spoedig hopen we er toch weer naar
toe te gaan. Maar nu genoeg gevraagd.
Hier heb ik den mooien zak. Kruip er maar
gauw in en over een half uurtje kun je er
weer uit en ,dan ben je bij den Sint."
Hansje vrdeg niet verder meer, kroop in
den lekkeren warmen zak en toen voelde
hij, dat die van den grond werd geheven.
Het was alsof de zak zweefde, maar zonder
stooten. Hansje voelde zich buitengewoon
rustig en zeker van- zijn zaak, zoodat het
half uur om was, voor dat hij ér erg in had.
Hij bemerkte, dat de zak op den grond
terecht kwam en een oogenblik later werd
hij geopend en keek Hansje in het gezicht
van José??? Welnee, dat was een andere
knecht! Hij leek wel veel op José, maar
die was het niet.
„Ja, kijk maar niet zoo verwonderd,
Hansje. Je dacht zeker José hier te zien.
Nee, die zit daar ginder in Nederland op
zoek naar een jongetje of een meisje, dat
morgen hier mag komen kijken."
Maar wie heeft me dan hier ge
bracht?" vroeg Hansje verwonderd.
„Wel, onze zak. Zonder verder iemand
er bij. Die heeft je vijfduizend kilometer
door de lucht gevoerd. En dat in een half
uurtje tijd. Dat is nog eens wat hè. Zoo'n
snelle vliegmachine hebben de menschen
nog niet! Maar je bent hier gekomen om
onze magazijnen eens te bekijken niet?
Dan zullen we maar direct beginnen!"
En ze gingen een trapje af, dat voerde
naar een lange gang. Daar hoorde Hansje
een geruisch en gesnor als van veel wielen.
„Wat is dat?" vroeg hij aan Caram, zoo
heette de knecht.
„Dat zal ik je zoo wel eens laten zien."
Toen ze de gang ten einde waren sloeg
Caram links af en opende een groote deur.
Nu stonden ze in groote zaal, waar wel
dertig zwarte knechten in hun hemds
mouwen bezig waren, poppen te maken.
„Ja," zei Caram, „zoo werken ze nu het
heele jaar door. Want poppen worden er
in den regel het meest gevraagd."
Hansje bleef nog een heele poos staan
kijken. Ongelooflijk, wat die knechts er een
handigheid in hadden. In den tijd van een
kwartier was een pop kant en klaar.
Net toen ze weg wilden gaan, klonk er
een stem uit het andere eind van de zaal
die riep:
„Compliment van den Sint en voor mor
gen moeten er nog duizend poppen klaar."
Toen gingen ze verder. Daar kwamen ze
aan een zaal, waar stoommachines gemaakt
werden. En nu begreep Hansje waarom hij.
zoo straks dat gesnor had gehóórd. Dat
was de afdeeling waar de stoommachines,
de stoombootjes en vliegmachines enz. ge
probeerd werden. In een hoek stonden wel
honderd stoommachines als razend te
draaien en te fluiten. En aan alle machines
stonden die leuke werktuigjes, die je door
een stoommachine kunt laten draaien,
door een draad vastgemaakt. Hansje keek
zijn oogen uit. En in een groote kom water
van wel twintig meter lang voeren de
stoombootjes. Er waren knechten op bloote
voeten, die maar steeds in het water heen
en weer liepen om te zien of het speelgoed
goed werkte. Caram vertelde nog aan
Hansje, dat de knechten daar altijd om
vochten om in dien vijver te mogen.
„Dat kan ik me voorstellen", antwoordde
hij. „Ik zou er ook wel eens in willen."
„O, dat is goed, dan wacht ik wel even.
Doe je schoenen en kousen maar uit."
Dat liet Hansje zich geen twee keer zeg
gen. In een oogwenk' was hij in den 'vijver!
Het water kwam hem tot bijna aan de
knieën. Hij had met de knechts een pret
van je welste. Vooral toen een van de
knechts onverwacht, toen Hansje er geen
erg in had, een duikboot liet duiken, die
tegen Hansje's grooten teen aanbotste en
Hansje met een schreeuw zijn voet uit het
water deed trekken! Ook groote oorlogs
schepen waren erbij en plezierjachten,
zoowel met stoom als alleen van zeilen
voorzien. Voor de zeilbooten was een apart
gedeelte van den vijver, waar een ventila
tor stond te draaien om wind te maken.
Toen Hansje er zoo ongeveer een kwar
tier gespeeld had, riep Caram hem weer
bij zich, want ze moesten verder. Hansje
bedankte de knechts, die hem alles zoo
hadden laten zien, en ging, na kousen en
schoenen te hebben aangedaan, weer met
Caram mee.
Nu kwamen ze aan het werkelijke maga
zijn, waar al het speelgoed op rekken ge
reed lag.
Alle menschen, wat was dat een ruimte.
Hansje kon het eind er niet van zien. En
overal hooge stellages, met keurig de na
men erop van het speelgoed, dat daar op
geborgen lag. Hansje keek eens even
nieuwsgierig naar de stellage, waar ze langs
kwamen.
Daar zag hij naast elkaar staan: „Auto-
peds", „fietsjes met twee wielen", „fietsjes
met drie wielen", „autootjes".
En Caram zei: „Loop hier maar eens een
kwartiertje rond. Je mag overal aankomen,
maar niets stuk maken!"
Hansje bepaalde zich ertoe overal eens
rustig langs te loopen. Je kon niets prak-
kezeeren of het was er.
Caram was ondertusschen even wegge-
gaafi, want hij zei, dat hij nog vergeten
had om aan de zaal, waar de trommels ge
maakt werden, door te geven, dat de Sint
nóg vijfhonderd blikken trommels had be
steld.
Toen Caram weer terug kwam sprak hij:
„Ziezoo, nu moeten we nog even naar
Sint Nicolaas zelf toe. Of ga je daar liever
niet heen?"
„Natuurlijk wel," haastte Hansje zich te
antwoorden.
Ze gingen weer verschillende gangen
door, waarop overal deuren uitkwamen met
v i-
'€>-
f tl
Neem een gordijnring en hang dien aan
een touwtje ergens aan op.
Bind of spijker dan een klein latjè, kot
ter dan de middellijn van de ring, zoodat
het er gemakkelijk door kan, aan het einde
van een stok.
Probeer nu, met één van je oogen geslo
ten, het latje door den ring te steken. Je
zult zien dat het lang niet gemakkelijk is.
Als je dat spelletje met een aantal
vriendjes of vriendinnetjes om beurten
doet, kim je heel wat schik hebben in de
vergeefsche pogingen ze zullen zeker
allemaal tegen den ring stooten, of den
stok er naast steken, en maar heel zelden
er doorheen.
bordjes erop, wat daar gemaakt werd. „For
nuisjes en keukengerei" las Hansje op een
deur. Daarnaast „Pianootjes en mondhar
monica's". In die zaal hoorde Hans achtei
de deur steeds maar blazen op mondhar
monica's en getingel op pianootjes. Die
moesten ze zeker probeeren. Ze kwamen
zooveel deuren voorbij, dat Hansje op het
laatst niet meer keek en toen kwamen ze
eindelijk bij een groote deur.
Caram klopte voorzichtig, en een diepe,
vriendelijke stem riep: „Binnen".
Hansje kwam in een klein lokaaltje
waar de goede Sint zat met een groot boek
voor zich en een heelen stapel brieven van
kinderen, waarin deze hun wenschen hadden
geschreven. Het was den goeden Sint aan
te zien, dat hij het erg druk had. Diepe
groeven liepen over zijn voorhoofd.
„Zoo, is dat onze Hans? Ja, ik heb je zoo
eens in ons magazijn laten kijken, omdat ik
zulke goede berichten van José over je ge
hoord had. En hoe vind je het hier wel?''
„O, prachtig, Sint Nicolaas," antwoordde
Hansje. „En zooveel speelgoed!"
Sint Nicolaas wendde zich plotseling tot
Caram.
„Ja Caram, dat is waar ook, anders zou
ik het vergeten. Bij de afdeeling „Toover-
lantaams" kun je wel zeggen, dat er mor
gen nog tweeduizend bij moeten zijn."
„Zeker, Sint," sprak Caram en vloog weg
„Zoo gaat het den heelen dag door, jon
gen," wendde de Sint zich weer tot Hansje,
„maar ik heb het er wel voor over, als de
kinderen braaf en gei^>orzaam zijn. Eén
afdeeling zal Caram je wel niet hebben
laten zien. Dat is. de afdeeling, waar de
knechten den meesten hekel aan hebben!
De zaal, waar de roeden worden gemaakt
voor de ondeugende kinderen. Verleden
jaar, het spijt me dat ik het zeggen moet,
maar toen zijn er heel veel roeden noodig
geweest. Dat stemde me verdrietig! Maar
gelukkig, dit jaar krijg ik veel betere be
richten, zoodat ik wel vijftien knechten uit
die afdeeling naar de zaal van de poppen
heb kunnen verplaatsen. En die waren na
tuurlijk in hun schik, dat ze uit die don
kere „roedenzaal" weg waren. Jouw briefje
heb ik ook al gevonden. Een spoortrein
wilde je, hè? En een doos kleurpotlooden.
Ik zal er voor zorgen, hoor. Zorg maar, dat
je net zoo'n knappe teekenaar wordt als
je vader. Kijk, daar heb je Caram weer.
Caram, nu moet je onderhand Hansje maar
weer eens naar huis brengen, want z'n
moeder zal niet weten, waar hij blijft. Laat
hem nog maar eens door de groote maga
zijnruimte loopen, en dan mag hij drie din
gen uitkiezen, die hij als herinnering aan
zijn bezoek mag meenemen."
Hansje kreeg een kleur van genoegen.
„Ik dank u wel, Sint Nicolaas en ook, dat
u me alles zoo hebt laten zien."
„Dat heb ik best voor je over, jongen.
Blijf je best maar doen, dan zal Sint Nico
laas je niet vergeten."
De Sint gaf Hans een hand, en toen gin
gen ze weer naar het magazijn. HanS
mocht een half uur uitzoeken. Je begrijpt,
dat hij eerst niet wist wat te nemen, maar
ten slotte koos hij een groote stoom
machine,een vliegmachine en.... een pop-
„Een pop, Hans? Je bent toch een jon
gen?" vroeg Caram.
„Ja.... maardie is voor Dini, mijd
zusje. Dat mag toch wel?" antwoordde
Hans.
Caram klopte hem vriendelijk op den
schouder.
„Best, hoor! Daar heb je goed om ge
dacht. En Dini verdient het ook, want daar
heb ik den goeden Sint ook al veel goeds
over hooren zeggen."
Daarna volgde Hansje Caram weer tot
naar de gang, waar de zak stond. Hansje
keek er wel even onderzoekend naar, maar
hij kon toch niets bijzonders zien. Hij deed
het speelgoed erin, en nadat hij Caram
nog bedankt had voor het rondgeleiden.
wenschte deze hem een goede reis en daar
ging het weer. Hansje voelde zich weer
zweven en na een half uurtje langzaam
dalen, heel, heel langzaam totdat hij plot
seling loodrecht naar beneden kwam. Nd
was hij zeker vlak bij de daken, nij voelde
zich tegen iets stooten en toen weer naar
beneden gaan, totdat hij op den grond te
recht kwam enweer in de kamer zat.
waar moeder hem van Sint Nicolaas had
verteld. Juist werd de deur weer geopend,
en Hansje keek al om, om te zien of het
José was, maar nee, het was moeder.
„Zoo, jongen," sprak deze, „wat zit j®
daar met warme wangetjes, ik zou haast
zeggen, dat je al in slaap bent gevallen."
„Welnee, moe," antwoordde Hansje, en
hij vertelde van zijn heerlijke reis naar het
verre land, waar Sint Nicolaas was.
„En dacht je nu werkelijk, dat je daar
bent geweest?" vroeg moeder lachend.
„Ja, zeker, Moes, kijk maar eens wat it
van Caram meegekregen, heb!"
En hij wilde de vliegmachine, de stoom
machine en de pop laten zien, maar di®
waren natuurlijk nergens te vinden
Toen moest Hansje toch toegeven, dat
Klaas Vaak hem die poets had gebakken,
maar hij was toch blij, dat, al was het dan
maar in een droom, hij die heerlijke reis
had mogen maken
Maar toen de morgen van 6 December
eindelijk was gekomen, stonden voor zijn
bedje de vliegmachine en de stoommachine
toch heusch wel.
En de pop lag op het bedje van klein®
Dini.
De droom was dus toch maar uitgeko
men.
JAN VAN OGTRODE