Verandering van spijs doet eten as m m m m m RADOX hm ïm W Den Dré heeft 'n nieuwen vriend n EEN MOEILIJKE PUZZLE EN EEN LASTIGE DAG ZONDAG 12 DECEMBER 1937 Eenige Indische recepten EEN MOOIER TEINT 6 7 9 n '7 £0 V 0?'- v?m w fr De geheele schare nu weer present! Het vrijmaken van lage kaarten Het kleinste herbergje ter wereld Vic Zonneveld, Kunstschilder en uiterlijk onverschillig Nasi goreng met kip Bahmi I i 3 'Sr> S <9 Jo /3 '7 /5* /6 f9 2a 2t 22 23 2y £-7^7 X'-réi 26 £:>u; 18 3o i't•rit 32 33 Vi'iü 36 J/ 38 yo ■rWf -» 4* ys y6 *7 y* f9 Sb rlbfS. sr sz T3 sr 36 si 6o 6j fjSVï 6z ONS PRIJSRAADSEL Thans volgt het Decembernummer van het gebruikelijke kruis woordraadsel Oplossing vorig raadsel Prijswinnaars Het nieuwe raadsel Het was maar 3.5 X 4.5 M. groot WIST U DAT? BRABANTSCHE BRIEVEN De zomer met zijn overvloed van versche groenten, is voorbij en wel zijn er, behalve de overblijvende groenten en diverse koolsoorten, legio blikjes, waarin we de zomer- voorraden, op alle mogelijke wijzen verwerkt, terug vinden, maar toch is dit alles niet zoo aanlokkelijk, niet zoo afwisselend, als we dat den zomer gewend waren. En juist de .afwis seling" is, bij het samenstellen der menu's, een van de belangrijkste dingen. Misschien is dit dan ook wel de reden, waar- 0tu buitenlandsche recepten steeds meer be kend worden. Het ligt voor de hand, waar zoo- Ve'e Hollanders in Indië geweest zijn of kennis sen hebben, die daar vertoefden, dat juist de Indische gerechten hier meer en meer in trek komen. Maar, zooals het dikwijls gaat bij nieu we dingen, nog niet iedereen durft het aan. Dit niet zoozeer, omdat men bang is, dat het Indische eten ons niet zal smaken, als wel orn aat men niet de juiste wijze van bereiden weet. ®h daarom wil ik u dezen keer twee recepten geven van bekende Indische gerechten. Het zijn 4e volledige recepten, die u echter niet heele- fciaal hoeft te volgen; u kunt ze gerust naar ei§en smaak vereenvoudigen. Welnu, het eerste is: We nemen een kip, koken deze gaar in één üter water, waaraan we toegevoegd hebben: 1 lepel zout; 10 kruidnagels; 1 lepel witte peper; een paar stukjes foelie. Is de kip gaar, dan koken we in dezen kippen bouillon twee pond rijst. Nu nemen we wat knof- KLEUREN, KLEUREN EN NOG EENS KLEUREN.... Heel bescheiden zijn wij begonnen met als 't ware kleurige Puntjes op de i te zetten: een leven dige shawl, handschoenen enzoovoort. Van lieverlede is dit overgegaan in een bijna grenzenloos kleurenspel. Zoo geeft de toepassing van twee kleuren soms een prachtig harmonisch geheel. Frisch en vroolijk, vooral met het oog op de skisport, is bovenafgebeelde pullover ban helblauw koordfluweel, met citroen gelen kraag, boord en mouwen look, komijn en trassie (verkrijgbaar in Holland), stampen dit door elkaar, braden het in olie of boter en roeren dan de gekookte rijst er door heen, waarna we alles te zamen nog eens braden. Ondertusschen bakt men twintig fijngesneden uitjes bruin, voegt de helft hiervan aan de rijst toe, doet daar nog een half bordje gepelde, ge kookte garnalen bij en de nasi goreng is klaar. Voor het opdoen gebruiken we een grooten, p'atten schotel, doch laten den rand hiervan vrij. deze wordt ri.l. gebruikt om rond de nasi goreng nog het een en ander te schikken, en wel: de rest van de uitjes; nogmaals een half bord garnalen; 2 aan dunne plakjes gesneden komkommers: 4 in kwartpartjes verdeelde, hard gekookte eieren. Heeft u dit alles gedaan, dan is het gerecht gereed, om opgediend te worden. Het tweede recept is het, in Holland ook reeds bekend geworden, Chineesche gerecht: Hiervoor hebben we noodig (berekend op vijf personen) 15 koekjes mie; 1 bordje vol gebraden varkensfrikandelletjes; 3 ons varkenssaucijsjes; pond aan dobbelsteenen gesneden, gekookt varkensvleesch; 1 bordje fijn gesneden ham; 1 bord vol jonge peulen, prij en selderij, half gaar gekookt en fijn gesneden; 1 bordje gebraden, fijn gesneden uitjes; 1 lepel gebraden, fijn gesneden knoflook; 4 eieren. We gaan nu ais volgt te werk: de mie wordt eerst geweekt en door kokend water gehaald, tot ze bijna gaar is. Het varkensvleesch wordt gebraden met soja en uitjes. De saucijsjes koken we gewoon in water, ha len ze eruit en braden ook deze bruin, in boter. Den bouillon gooien we echter niet weg, want die wordt naderhand voor de saus gebruikt. Zijn alle onderdeelen klaar gemaakt, dan rangschikken we ze laag om laag op een scho tel, wederom een groote, platte, waarvan we ook nu' weer den rand vrij laten. Bij het leggen van iedere laag bestrooien we die met wat peper en zout. Op den opengebleven rand leggen we wat van de overgebleven garnalen, gebraden uien, saucijsjes, frikandelletjes, enz. Over het geheel wordt nu de saus gegoten. Deze maken we als volgt gereed: Met den bouillon der saucijsjes maken we meel aan, dat we tot een dikke saus laten koken, ter wijl wat peper en zout wordt toegevoegd. Nu doen we hier nog de overgebleven garnalen en wat soja bij, laten het even doorkoken en gooien dan de saus over de bahmi. Vervolgens bakken we een zeer dunne eier-omelette, die aan reepen gesneden wordt en groepeeren die over den bah- mi-schotel heen. Desgewenscht kunnen ook kreeften en oesters toegevoegd worden. Misschien lijken de recepten u wat ingewik keld toe, maar probeert u het eens, u zult zien, dat het eenvoudiger is, dan het er oogenschijn- lijk uitziet en bovendien, ik zei het reeds: U kunt gerust wat weglaten en b.v. wat minder vleesch- soorten of groenten nemen. En indien u liever niet te sterk gekruid -eet, kunt u natuurlijk de aangegeven hoeveelheden peper, enz. zelf ver minderen. Dames, succes ermee! MARTE. verkrijgt U door een goede huidverzorging. Doe daartoe wat Radox in Uw waschwater! Bij apothekers en erkende drogisten a f 0.90 per pak en f 0.15 per klein pakje. -V..* ■tVfc-.V Vv.XC •r.r.s ."'.V'*' 31 .V-TVS vr'-n-.; •-•«««• Jf Z' ♦'•"«it X tf.» V;;' -"W'i V A r-sv/i m r V y//»/ s?.-; Een lastige dag om puzzles te gaan oplossen, zoo'n 5e December, waarop men voor het in pakken en berijmen der Sinterklaas-surprises wel al z'n vrije uren noodig heeft! Vandaar dan ook heel wat minder oplossingen dan de vorige week, waarbij bovendien de omstandigheid komt, dat deze puzzle weer wat zwaarder dan de vorige was. De belangstelling voor het weke- lijksche prijsraadsel is echter in normale om standigheden wel zóó groot, dat we om een 100- tal minder inzendingen nog lang niet in de knel raken bij het bijeenbrengen van een flink kwan tum gegadigden voor de mooie prijzen. Bij de eerstvolgende gelegenheid zijn natuur lijk onze gedwongen stakers weer present! Ve len hunner zullen wellicht in hun schik zijn, dat te hunnen behoeve het kruiswoordraadsel een week werd verdaagd. Vullen we de vijftien horizontale rijen der gegeven figuur naar de aangeduide beteekenis- woorden als volgt in: v a r i a n g e 1 e t n a r a n o n a d e r 1 e a r e o r a a n h elan ij s u 1 t r a h o r n i y c e a a r d e s e p i a c t i e t o g a m 0 k d r a d a e v a 1 s 1 i g a r t s f u g a k t e t r e m a 1 u i n dan krijgen we voor de 6 plaatsen in Neder land: links Venlo Hulst Delft en rechts Laren Sneek Assen De uitgeloofde prijzen werden door het lot toegewezen aan: mej. M. A. Houtbraken, West- landgracht 111, Amsterdam-W.; A. C. v. d. Krogt, B. van Roonstraat 3, Arnhem; A. Mar- quering, Prins Hendrikstraat 14, Bergen (N.-H.) A. G. Th. de Neyn van Hoogwerff. Kleverlaan 93, Haarlem; J. J. Poly, van Helt—Stocadestraat 27hs, Amsterdam; R. van 't Wel, Beekenstein- sche laan 31, Amersfoort. Thans krijgen onze puzzelaars het December nummer van het kruiswoordraadsel. De omschrijvingen luiden: HORIZONTAAL: 1. niet breed; 5. vennoot; 6. notennaam; 8. bint; 12. lekkere drank; 14. tuinmansgerei; 15. stad in Duitschland; 16. uitgelezen schare; 19. ambtsgewaad; 20. deel; 21. dorp in Utrecht; 22. niet sterk; 23. omdat, dewijl; 25. bende; 28. hoogmoed; 32. respecteeren; 33. vaartuig; 34. soort spijker; 35. schande; 36. grof zand; 38. bloem; 39. godin van den Vrede; 41. verdie ping; 43. bergen van voertuigen; 47. Europe aan; 50. voornaamw. bijwoord; 51. stad in Bra zilië; 54. eilandengroep in Oost-Indië; 55. voor zetsel; 56. groet; 57. plaats in Overijsel; 58. ge lijk; 59. plaats in Zeeland; 60. notennaam; 61. bijwoord van plaats; 62. plechtgewaad. VERTIKAAL: 1. als 22 horiz.; 2. geestelijke keizer van Ja pan; 3. kleine emmer; 4. plaats in Gelderland; 5. room; 7. politieman; 8. vrouwennaam; 9. ko raaleiland; 10. Pauselijk gezant; 11. schraal, be nepen; 13. Rijk in Achter-Indië; 17. plaats in Noord-Holland; 18. drietal; 23. schade, geldelijk nadeel; 24. schokken; 25. jongensnaam; 26. ri vier in Overijsel; 27. meisje; 29. appelsoort; 30. zangspel; 31. tuinkamer; 37. pausenkroon; 38. kaartenboek; 40. plaats in Gelderland; 42. hals gordel; 44. zangstem; 45. dreef; 46. éénjarig dier; 47. rivier in Spanje en Portugal; 48. stad in Italië; 49. hondennaam; 51. klanknabootsing; 52. rivier in Italië, tak van de Po; 53. tijdperk, jaartelling. Onder de inzenders van een goede oplossing worden weer zes fraaie prijzen verloot. Oplossingen worden tot Donderdagmiddag 12 uur ingewacht bij den heer G. M. A. Jansen, Ruysdaelstraat 60, Utrecht. Aan het slot van het vorige artikel heb ik een spel behandeld, waarbij een kleur vrijge maakt werd door aftroeven en we daardoor drie lage kaartslagen konden maken. Er zijn echter nog vele andere methodes om kleuren vrij te maken en daardoor lage-kaart- slagen te boeken. Deze methodes nu moet u goed bestudeeren en u geheel eigen trachten te maken, want het zijn juist de lage-kaart- slagen, die den spelleider in staat stellen aan het contract te voldoen. In het volgende voorbeeld kunt u zien welk een groote rol lage-kaart-slagen kunnen spe len: Sch. A. H. x x x x H. A. x x R. H. x x KI. x Sch. x H. 10 x x x R. B. x x KI. A. V. x x x W. N. Z. O. Sch. B. x x H. H. V. B. x R. x x KI. H. B. x x aan OW wordt gegeven, kunnen NZ ach ter elkaar 4 slagen in deze kleur maken, nJ. Aas en Heer benevens 2 lage-kaart-slagen. Om nu echter op ons principe terug te ko men, kunnen we constateeren, dat Noord in dit geval rekening houdt met een 2=3 verdeeling (de waarschijnlijke verdeeling) bij de tegenpar tij. Hij constateert, dat in ieder geval één slag moet verloren worden, maar, dat daarna twee vrije lage-kaart-slagen gemaakt kunnen wor den. Daarom geeft Noord dien te verliezen slag meteen weg om dan dus 4 vrije slagen in de betreffende kleur over te houden. Het spreekt van zelf, dat dit voorbeeld een zeer eenvoudig is. Meestal bezitten we niet op volgende topslagen en moeten we om kleuren te kunnen vrijmaken onze toevlucht nemen tot de reeds behandelde snij-gevallen, bijv.: H. 9 7 6 4 3 A. B. W. N. Z. O. V. 10 Sch. V. x x H. x x R. A. V. x x x KI. x x x N—Z bieden en maken op dit spel 6 Schop pen. Zooals u echter ziet hebben zij slechts 7 hooge-kaart-slagen; de resteerende benoodigde 5 slagen kunnen zij evenwel gemakkelijk ma ken, dank zij 3 lage-kaart-slagen in Schoppen en 2 lage-kaart-slagen in Ruiten! In het hier boven behandelde spel brengt het vrijspelen der lage kaarten niet de minste moeilijkheden met zich mede; na het uitspelen van de hooge kaarten zijn de lage kaarten van zelf vrij; d.w.z. de tegenpartij bezit geen hoo- gere kaarten in die kleur (in dit geval heb ben OW zelfs heelemaal geen kaarten meer in die kleur). Meestal zal het echter niet zoo gemakkelijk gaan en zal de spelleider mindere of meerdere moeite moeten besteden om zijn pogingen met succes bekroond te zien! Ook nu weer zal ik eerst het grondprincipe behandelen, omdat het veel belangrijker is te weten, waarom u op een dergelijke manier moet spelen, dan te weten, dat u een bepaalde speelwijze kiezen moet. Immers, wanneer u t waarom weet, zit u niet direct met de handen in het haar, als er zich een geval voordoet, dat anders is, dan de door mij behandelde voorbeelden. Uit den aard der zaak is 't aan tal mogelijk voorkomende gevallen onnoemelijk groot, terwijl het aantal door mij behandelde voorbeelden slechts zeer beperkt is. Indien u dus slechts de voorbeelden kent, is uw spel- kennis absoluut onvoldoende, maar de kennis van het principe daarentegen is een alleszins betrouwbare loods, die u door gevaarlijke wate ren in veilige haven binnenvoert. Het principe nu, waarop het vrijspelen van lage kaarten berust, bestaat in het op de juis te wijze rekening houden met de waarschijnlij ke verdeeling der overige kaarten bij de tegen partij. Ik zal trachten dit door een voorbeeld nader toe te lichten: ---»!{ ;*ff M A. H. 4 3 2 V. 10 8 W. N. Z. O. B. 9 7 6 5 NZ hebben samen in deze kleur 8 kaar ten; OW hebben er dus samen 5 in deze kleur. De meest waarschijnlijke verdeeling van die 5 kaarten is 23 of 32. Deze mogelijkheid zal ik uitdrukken door het teeken (2=3 be- teekent dus in deze rubriek 23 of 32!) Natuurlijk is het ook mogelijk, dat de ver deeling 1=4 is, maar de kans hierop is veel ge ringer dan op de 2=3 verdeeling. Het is dus duidelijk, dat NZ er niet aan kunnen ontkomen, dat OW een slag in deze kleur maken, maar wanneer deze slag meteen 8 5 2 Zuid is aan slag en speelt de 8 voor. Hier hebt u weer een snij-voorbeeld. Als West het Aas zet, speelt Noord de 3 en als West den Boer bijspeelt, maakt Noord den slag met den Heer. OW maken maar één slag in deze kleur en NZ kunnen hier 4 lage-kaart-slagen maken. In dit voorbeeld nu gaat Noord weer van 't principe uit: de tegenpartij heeft 4 kaarten in de betreffende kleur en de waarschijnlijke ver deeling is 1=3, ofschoon ook de kans op 22 bijna even groot is. Hoogstwaarschijnlijk ver liezen NZ niet meer dan 2 slagen en mis schien zelfs maar één slag. Noord tracht dus deze kans te benutten en speelt naar den Heer toe en zooals u ziet, deze poging wordt met succes bekroond. Tot slot' geef ik u dan een lijstje, dat ten zeerste in uw aandacht wordt aanbevolen. Aantal kaarten der Waarschijnlijke tegenpartij: verdeeling: 7 3=4 6 2=4 5 2=3 4 1=3 of 2—2 3 1=2 2 1=1 of 0=2 P. H. A. Tuin Onlangs werd het kleinste herbergje ter we reld verkocht. Het bevindt zich in Godman- stone in het graafschap Dorchester, in Enge land, en wordt sedert honderden jaren door de belangstellenden als bezienswaardigheid be zocht. De herberg heet „In de smidse' en werd vier honderd Jaar geleden gebouwd, wat in derdaad een feit bleek. Het huis is zoo buiten gewoon klein, dat een eenigszins groote man met zijn arm de zoldering kan raken. De her bergkamer zelf is i'A bij meter groot. Het huisje, dat zeer bouwvallig is, zou zeker in elkaar gezakt zijn, wanneer het niet door den stam van een ouden wilgenboom overeind ge houden werd. De kleine herberg wordt ook tegenwoordig nog door talrijke nieuwsgierigen bezocht, die in den modernen tijd. nog zin voor romantiek hebben. Thans is het verkocht. Men heeft een kooper gevonden, die er 20.000 shilling voor wilde geven. De Unie van Zuid-Afrika is groot: 1.081537 vierk. K.M. De Europeesche bevolking naar den census van 1936 2.003.512. De niet-Euro- peesche bevolking naar de schatting voor 1932: 6.391.500. tflvenhout, 9 Dec. '37 Amico, Vic Zonneveld is onderweg 'nen kame nd van me te worden. *rui „mot 'm nie erg," tik Trui 't uitdrukt, maar ja zoo is ze nou ®nmaal! Veul wantrouwig teugenover iedereen daarmee ik goed over den weg kan. Da's vrou wen eigen. Van de 16 tot de 80 jaar zijn ze zoo! Eet maar op: zoo gaauw ge gaat vrijen ver hult g'oew kameraads. Stuk veur stuk! En Oaar zijn van die „uitvinders" onder ons, die pas in de gaten krijgen omtrent d'r koperen J*UiloftEn dat zijn nog gineens de on- n°ozelsten! Want daar zijn er meer dan zat, ^ie in zo'n vreedzaamste onnoozelheid op zeu- „htig, tachtig jaren den houten demi aan rijgen. En als 't anders is, „de" vrouw 't weinig bo eien kan of ge kameraads hebt, dan is 't wéér goed! Ja dan is 't dikkels heelegaür nie ?0ed'n Vrouw die gèar nie behept is mee ^'oezie, nou da's 'nen emmer zonder bojem. ^Unde niks mee aanvangen. Zooda 'k maar zeg den wil eerlijk is eerlijk 't is veur de wij- ven óók zoo makkelijk nie, om 't ons naar on- Sen goesting te maken. .Trui mot 'm dan nie erg, den Vic. En da's ejgenljjk, in deus bijzonder geval, 'n bietje ®'gengedraaid. Want Vic Zonneveld is 'nen col- •ega van onzen oudsten zeun, Dré II den Ver en En ge wit ook wel, amico, de schilderkunst staat bij ons Trui, in den persoon van heuren °udsten jongen, veul stripkes veur! Nou zal ik nie zeggen: daar is veul verschil *Usschen onzen Dré en den Vic, maar sode- "hearel! den Vic kan toch nie gebeteren, dat e van 'n ander maaksel is. Aan 'nen beuk bloeien gin eikenblaren en aan 'nen spar gin beren. En dan mastappelen motten er ook ~9n. o. L. H. stelde dat zoo in en 'tis dik in ®r9e. Want stel oe veur, dat er gin andere boo- Jben waren dan sparren of perelèèrsAfijn. j^hi is nie d'ennigste, die dat nie inziet. Daar w)h méérkritiekers, die nie wijer kijken j*an d'r neus kort is. Die alleen maar genoegen betnen mee één soort boomen, omdater in bun eigen tuintje éen zo'n boomke te „treur- wügen" staat. Maar genogt. Vic Zonneveld. Van 't veurjaar, 't zal tusschen Paasch en Pinkster zijn gewist, zoo omtrent, dan zat ik op 'nen vroeg-zomerschen avond mee den Pielp veur de „Gouwen Koei". 'n Bietje te bekomen van den zwaren dag, aan 'n koel pinteke bruin. 'Nen oranjen gloed van 't smeulend zonnevuur stond schuins over den weg. Rossig goud klod derde laag in de boomkruinen, 't Was stillekes. Zelfs den Fielp zweeg. Alleen den zang van 'n mearel trok rimpels in den avond, die was lijk 'nen stillen goudbeschenen plas. Zoo klèèr, zoo blinkend, zoo stil. Mee groote passen, vief en frank, kwam toen schuins overgestoken 'nen korten, breejen kearel van 'n jaar of vijftig. Kost ook zestig zijn. Vijf tig was ie naar zijnen krachtigen gang, zestig naar z'nen leutig mooien kop, rosbruin en ge rimpeld als van 'nen boer, bekranst mee witte lokken als.... van 'nen engel. Den kop van 'nen heiligen durpspastoor, zoo lang.... als ge 'm nie in d'oogen zag. Die stonden brutaal, veul- wetend en spottend als van 'nen mensch die veul op z'n donder hee g'ad, eigens ook wel raak kost slaan dat verraaiden z'n schouwers ook! en wien niemand er onder had kunnen krij gen. 'Nen schitterenden vrijbuiter, met 'n zie- lement als'nen opengeslagen boek, waarin 't plazierig, vlot en somtijen spannend lezen was. Achter 'm liep 'nen hond mee 'nen bril op. Ilc bedoel: 'nen witten boxer mee zwarte cirkels om d' oogen. Deus twee knapen kwamen recht op ons af gestevend, dwars deur den schuinschen gouwen gloei van den bloeienden veuravond. In de verte stak den pastoorskop wuivend z'n hand bp en toen keken den Pielp en ik malkaar gelijk aan, mee dezelfde vrdfig in d'oogen. „Nooit gezien," zee ik. „Van m'n leven nie," zee den Pielp. Tien tellen later stonden ze veur ons. „Trui zee, je zou weer wel in de kroeg zitten," bulderde-n-ie teugen mij. D'n kearel had 'n stem als 'n klok. „Da's gelogen," zee ik. „Nouja," lachte-n-ie: „ze zei: kijk maar eens in de „gouwen koei" als ie niet meer in d'ak- kers is." Hij di;oeg 'n grijs-geruit pak, zonder vest, 'n boezeroen van rooie-gele en blaauwe blokken, op z'n kruintje 'n alpiriomutsje. 't Was ginnen boer, ginnen meneer, ginnen zwerver; van alles zo'n bietje. „Ik ben Victor Zonneveld," bulderde-n-ie: „en dit is Herman," zoo stelde-n-ie zijnen hond veur. Herman kwam 'n stapke dichterbij, bromde achter in z'n keel en mee 'nen smerigen grijns lach liet ie 'n paar slagtanden zien dingen om plaatijzer deur te bijten als peperkoek. „Af!" commandeerde Victor Zonneveld en ik denk dat zelfs 'nen jongen tijger dat com mando gehoorzaamd had! 't Was of 'n zware stalen veer in Herman ontspannen wierd. Hij ging zitten, links naast zijnen baas, en „zette z'nen bril recht," d.w.z. hij trok de ge meenste plooien uit z'nen moordenèèrskop. „Hoe maak je 't Dré?" vroeg Zonneveld toen. „Pak 'nen stoel," gaf ik ten antwoord „en laat 'ns voldoen. Hij is Pielp Beeckers, maare „Hah!" bulderde Zonneveld: „Edelachtbare, aangenaam." En hij stak 'n fijne, mooigevurm- de hand uit, mee zwarte nagels. Den Pielp meesmuilde zo'n bietje, wist nie goed„haangenaam," zee den Pielp. „Ge mot me nie kwalijk nemen," zee ik: „maare.... wel, den Fielp en ik, wij meenen oe nooit ontmoet te hebben. Offe't zou motten zijn inehin den Anvers of zooin 'n slordig uurkege verstaat?" Waarop Victor Zonneveld zoo begost te lachen, dat 't leek, of onzen kuster veur de Hoogmis luidde. „Proost!" bulderde-n-ie en hief zijnen pint omhoog mee de sierlijkheid van 'nen vorste- lijken zuiplap. „Dré, ik ken j'al jaren!" baste-n-ie. „Kemiek" twijfelde-n-ik. ,,'k Lees je brieven elke week en ik vond al tijd, dat ik je amico was!" „Ahbedoelde 't zoo, eh...." „Vic," zee-t-ie. „Ahbedoelde gij 't zóó, Vic!" Onwille-: keurig begost ik ook zo'n bietje over den wind te k wij ken die.... er nie was! „Ik ben kunstschilder, zie je!" En dat woord „kunstschilder", amico, daverde- n-ie m'n zielement in, da'k ineens veul meer respect had veur de heele Kunst! Victorieus keek ie me aan. En duuzend rim peltjes lachten om z'n vergeetmeniet-oogen. „En nou komde hierehwerken, Vic?" „Begrrepen, Drré!" „Wat maakte zoo al, Vic?" „Llandschappe!" En meteen veegde-n-ie mee z'nen schildersduim heel Ulvenhout mee één streek op 'n denkbeeldig doek. „Kee!" riep ie naar binnen: „als de verd.... drie emmers schuimend pils." Toen, mee 'n stem, die ze in de stad wel hooren kosten: ,,'t Volk dorst, ju belt naar bierrrü!" Ja, jonk, den Vic zee alles mee veul, heel veul kracht en overdrijving. En vloeken?? De loch- ten trillen er van. Hij alleen gaat veur gin compie dragonders opzij ,,'t Kan best 'n stukske minder, vader," zee Kee mee veul minachting in houding en stem. „Zwijg!" bulderde-n-ie: „Zwijg, Eva's dochter! Hier zit de man die zijn Adam overrwónnen heeft! Afgedaan heb ik met het ssslangenge- brroed, próóstü" Toen kwam „den nuuwe", den Jaan z'nen opvolger zoo 'ns poolshoogte nemen. Statig kuierde-n-ie over den weg, salueerde veur den Fielp, keek mee éen oog naar den Vic. Ochja, den Vic is „iets", daar mot iedereen eerst aan wennen, zelfs 't Gezag! Maar den Vic had gin erg in den veldwachter. „Se.... langen.... ge.... broed??" vroeg Kee langzaam en dreigend. Maar toen al stond Herman weer op z'n vier pooten, liet 'nen zachten donder deur z'n keel rollen, trok z'n onguursten smoel en Kee stond stijf. Spierwit. „Aff!" daverde den Vic. En Kee èn Herman verdwenen. Zoo was de kennismaking mee den kunst schilder Victor Zonneveld, die teugenwoordig bij ons in de bosschen woont. Ulvenhout hee gin kind aan 'm. Soms ziet ge 'm in gin twee, drie weken! Dan weer zit ie drie dagen achtereen in de „Gou wen Koei". Veural mee deus donkere, korte dagen zit ie heele tijen in de Gouwen te „machinisten", aan de groote kolomkachel. En Herman is Vic z'nen witten schaduw. Kee is nou aan allebei gewend. Den tweeden keer hee ze den Vic natuurlijk den toegang tot de zaak verbojen. Maar den Vic antwoordde: „jenever!!" ging zitten en teekende Kee mee 'nen kriek op den witten muur. En toen Kee „die zwarte zwijnderij", lijk ze 't noemde, wilde wegborstelen, ging Herman efkens recht staan, den Vic teekende deur en sindsdien zijn er twee Keeën in de „Gouwen Koei". Want iedereen vindt 't zo'n kustelijk portret, dat Kee er gaandeweg trotsch op ge- worren is. Ge mot 'm kennen, den Vic! Daar zit in dieën kearel gin horke kwaad. Die zware klokkestem en die groote woorden hee-t-ie noodig, om z'n kinderlijk zielement nie te verraaien. Hij scharrelt zoo z'n eigen kostje. „Doet" z'n eigen ontbijt, in den loop van den dag snijdt ie nou en dan, onder den arbeid detu:, 'nen brok brood af veur z'n eigen en veur Herman en 'n paar keer per week, als ie z'nen arbeid kan loslaten, dan gaat ie werm eten bij Keeë. Onderlest, als ik weer 'ns bij 'm was in z'n boschhuis, dan vroeg ik 'm, terwijl ie rusteloos van en naar 't schilderij liep, den kop achter over, de oogen toegeknepen om feller te zien, „zeg, Vic, zijde gij nooit getrou...." „Jawel." „En waar is....?" „Opgedonderd!" Toen spoot ie verf op, draaide z'n penseel over 't palet, tipte hier en daar, lijk 'nen hon- gerigen, rappen veugel z'n zaaikes pikt, mee 't penseel over de verfplank, mengde, spoot wit bij, nam 'nen drup olie, draaide de kwast weer rond over 't palet, dee toen 'n paar forsche trekken aan. z'n pijp en zee: „hou nou even je sm.dicht, Dré." Scherp keek ik toe en zag hoe ie mee enkele vegen en tippen 'n zware boomenpartij licht en lucht gaf. 't Wasof den wind er deurhenen woelde! Gespannen stapte-n-ie achteruit, z'nen kop glansde op, dan smeet ie 't verfgerei op 'nen stoel en als ie zag hoe ik tevrejen naar die boomgroep keek, dan vroeg ie: „èn? Naar je zin, Dré?" M'n oogen vast aan 't groote schilderij, knik- te-n-ik. „Getooverd," zee ik en 'k méénde 't. Ineens was ie weer gespannen. Of ie ook zo'n veer in z'nen rug had, sjuust als Herman. „Ssst!" flusterde-n-ie. Zonder z'n oogen van 't doek te draaien, greep ie weer 't palet, verflap, kwasten en weetikveul wat hij allemaal vast kan houwen in die lenige handen, spoot weer uit den tuub, tipte, meng de, draaide, steunde van inspanning, dwong z'n hand efkens tot vaste kalmte, „streepte" mee 'n fijn penseel langs de boomstammen en ik zég den dag deur 't bosch dringen. Hij dee twee stappen terug, den grijzen kop achterover, toen toen smeet ie weer den rommel neer, keek me 'n bietje krankzinnig aan en brulde: „Hah?!" „Ja," zee ik: „oew schilderij is in vijf minu ten veranderd van 'n prent in 'n echt stuk bosch. Ik ruuk den mast en 't natte mos, Vic!" Hij stak z'n knusten omhoog, ging op z'n teenen staan, rekte z'nen kop, ?oo hoog moge lijk en daverde: „God! Dank voor dezen dag, verd Zoo „bidt" den Vic, amico. Toen draaide-n-ie z'n eigen weer om, pakte me bij m'n schouwers en blèèrde: „Jah! Dré! Vijftien jaren gelejen is ze opgedonderd! Met 'n opgepolitoerd zwijn! „Kinders? Vic?" „Klaarr! Jules, in-gee-njeurr (wat was ie trotsch op deuzen titel!) in-gee-njeur-Delft, zit in de West; Hanneke, m'n dochter doc-to-rran- da, leerares-gymna-zjum!" „Heldere kopkes dus, Vic!" Toen wierden z'n oogen groot. Gooide-n-ie z'n witte manen mee 'nen ruk achteruit en dreunde: „natuurrlukü Aan de vruchten kent gij den boom!! Zie ik er zoo stom uit?!" Parmantig drukte-n-ie z'n vuisten in de af gescheurde zakken van z'nen verfkiel en liet ie z'n eigen 'ns goed bekijken. Ik lachte-'ns. „Ge zijt 'nen tiep, Vic!" „Natuurrluk! Ik behoor niet tot het vèrr- vloekte, grrauwe, morsdooje confectiedom! Ik ben geen recruut van Overste Politiek." Toen zweeg ie efkens om z'n pijp aan te ste ken. En vreemd viel de stilte in 't boschhuis, na al den dreun van Vic's gepraat, 'n Paar ste vige halen smoor, diep geïnhalleerd, flierden in blaauwe spiralen deur de rosse zonnebussels, die schuin deur 't atelier stakken. „Ik ben Vic Zonneveld! Van beroep kunst schilder! Oud 56 jaren, gescheien, politieke overtuiging: anti-confectie van welke fabriek ook!" „Geloof?" vroeg ik. „Ja!" „Watte? Ja?" „Ik geloof! Ik geloof in den Schepper! Den grootsten Künstenaarr! Dushet groote Doelwit van -het opgepolitoerde Zwijnendom." Lijk 'nen witten profeet, zwaaiend mee z'n rookslierende pijp, bulderde-n-ie deuze geloofs belijdenis hartstochtelijk deur t zonbeschenen atelier, deurkliefd van de schaduwbalken van de boomen rond 't boschhuis. En weer viel de stilte nadrukkelijk na t ge dreun en gedaver van Vic's uitvallen, 't Geritsel van de boomen kroop deur d'openstaande ra men. Schaduwkens streelden 't schrikkelijk ge martelde corpus van 'n machtig kruisbeeld, dat daar hing teugen de gebeitste planken van den wand. Vic stond er naar te turen, mee 'nen moeien, verbeten kop. „Haat ge de menscten, Vic?" „Uit den grond van m'n hart!!" „Voelt ge niks veur 'nen arme, veur 'nen blinde, veur 'nen stumperd?" „Alles! Als ik 'nen blinde éen van m'n oogen kon geven, *nen arme m'n geld, 'nen kromme m'n pooten, ze konden 't krijgen, Dré! Verd. Als ik genoeg kan overhouwen om te schilde ren, al is 't met éen oog, met éen arm, in 'n wagentje, als ik Gods lamp mee mag blijven aansteken in m'n werken, verddan kan 't zwijnendom Alles van me krijgen! Want Dré," mee 'nen ruk keerde-n-ie z'n eigen naar z'n schilderij „één zoo'n lichtje, één zoo'n veeg je, één zoo'n streek, op 'n dag als vandaag, dat alles lukt, dat is me méér waard, dan dat alles. Dan alle wereldnieuws ook van oorlogen, uit vindingen, aanslagen, strijd om de macht in al lerlei vormen! WAt me interesseertHet wereldonrein verdelgt zoo zichzelf! En nou naar Kee! Herman!! Dré, ik se-nAk naar jenever!" Hij smeet z'nen verfkiel over 'nen stoel, veeg de z'n handen af aan den verftod die aan den ezel hing, klopte op z'n zakken naar z'n tabak en lucifers, vloekte weer *ns daverend en zee: „en tóch, Dré, ben "k blij dat ik leef! Al is 't dan ook aan den rand van een beerput!" „Vic, wij motten veul praten! Maar den vol genden keer motte mij ook 'ns iets laten zeggen." „Kan gebeuren, amico!" lachte-n-ie. Wieehwie koopt die schilderijen van oe, Vic?" „Amerika! Heb contract daar." Toen zette- n-'ie 'n lied in mee 'n stem, die 't bosch vulde. Ineens brak ie af. „Ik vertel je nog wel 'ns al- iets van me. Deze dag is te schoon daarvoor!" Toen jubelde-n-ie "n aria uit Willem Teil. 't Bosch leek van hem te zijn! En van Her man, die mee uit-veerende sprongen de slooten nam, opweg naar de Gouwen Koei! Waar 'n schaal warm eten zou zijn. Amico, ik ben mee den Vic nog nie klaar. Ge hoort er meer van. Veul groeten van Trui, Dré III en als alty gin horke minder van oewen t.A.v. DRk

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 7