HOE FRANKRIJKS EERSTE BURGER LEEFT HET DONKERBLAUWE COLBERTJE MADAME MARIE CURIE De Klepperpost EEN-HISTORISCHE GEBEURTENIS HET VOLK VAN 75 MILLIARD WEER ACTUEEL Een leven in dienst van de wetenschap 1 VAN WERKSTER TOT DOCTOR IN DE CHEMIE! Den ganschen middag ontvangt hij een onafgebroken stroom van bezoekers Een avondje te midden der zijnen is zijn grootste vreugde Een wandeling op den boulevard De president en zijn kleinkinderen Mevrouw Lebrun vertoont zich slechts zelden in het. openbaar HOE STIERF PRESIDENT ABRAHAM LINCOLN? 'WkJ, De ambtswoning van den president der Fransche republiek, kasteel Rambouillet KORT VERHAAL Glazenwasscher als docent Hoe meer steden er komen, des te min der vogels zijn er Een zonderlinge verzamelaar #- 'iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinir iiiiniiniiiiim Frankrijk plaatst om de zeven jaren aan het hoofd van den Staat een man, die zoo mogelijk alle burgerdeugden van zijn land op volmaakte wijze verpersoonlijkt. Hij moet eenvoudig, be scheiden en een goed huisvader zijn. Wanneer hij, zooals de vroegere president Paul Doumer, vier zonen in den oorlog verloren heeft, is dat alleen reeds zoo belangrijk, dat diplomatieke en politieke begaafdheid mag ontbreken. Zoo is het indertijd Aristide Briand, die zeker genialer was dan zijn tegencandidaat, niet gelukt, de overwinning op Doumer te behalen. De Fransch- man wil als staatshoofd geen groote persoon lijkheid hebben, maar een goed burger, die in staat is de republiek zoo waardig mogelijk te vertegenwoordigen. Men moet zeggen, dat Albert Lebrun in dit opzicht een voorbeeldig president is. Zijn zin voor orde en zijn liefde voor het werk zijn niet te overtreffen. Zijn dag is van minuut tot mi nuut ingedeeld en wanneer geen bijzondere rei zen, ontvangsten of bezoeken te maken zijn, gelijkt de werkdag van den eersten burger als twee druppels water op dien van ieder ander Hoe laat de heer Lebrun ook naar bed ge gaan moge zijn, om 7 uur 's morgens staat hij op, maakt zijn toilet, ontbijt en betreedt nog vóór 9 uur zijn bureau. Daar vindt hij zijn secretaris, die hem de verschillende te onder teekenen stukken voorlegt. In het bijzonder houdt de president zich met de buitenlandsche aangelegenheden bezig. Daarna leest hij de post, beantwoordt persoonlijk eenige brieven en geeft aanwijzingen voor de andere. Tot 12.30 uur, het oogenblik van middageten, leest hij verschillende verslagen, wetenschappelijke en technische tijdschriften, de dagbladen en tal rijke officieele documenten. Wanneer er geen gasten zijn, is het middag maal spoedig afgeloopen. Tusschen 1.15 uur en 2 uur maakt de president een wandeling in de tuinen van het Elysée. Dat is het uur der ontspanning. Van 2 uur af tot 7 of 8 uur des avonds heeft hij dan geen rust meer. De audiën ties beginnen: diplomaten, ministers, parlemen tariërs, afgevaardigden van boeren, burgers en industrieelen stellen zich aan hem voor. Daar na volgt het avondeten, dat meestal nog een eenvoudiger verloop heeft dan het middagmaal. Bijna iederen avond, indien hij tenminste geen andere verplichtingen heeft, verlaat president Lebrun in gezelschap van zijn secretaris het Elysée. De heeren worden op eenige meters afstand gevolgd door twee politiebeambten in civiel, die met de bescherming van het staats hoofd zijn belast. De president pleegt twee uren door de straten van de hoofdstad te wan delen en daarbij wordt hij nimmer door de be volking lastig "gevallen. Na zijn terugkeer leest of musiceert hij nog wat en tegen middernacht legt hij zich ter ruste. Het aantal officieele ontvangsten is aan zienlijk beperkt. Tuinfeesten worden er reeds sinds den wereldoorlog niet meer gegeven. Er zijn twee officieele diners met daarbij aanslui tende soirées: het diplomatieke diner en het parlementaire diner. Dat zijn de beide belang rijkste ontvangsten van het jaar. Bovendien wordt er natuurlijk een groot aantal diners gegeven aan buitenlandsche staatshoofden, staatslieden en koloniale vor sten, die Parijs bezoeken. Wanneer er een regeerend vorst op bezoek is, bewijst een afaeellng van de republikeinsche garde hem voor het paleis de militaire eer. De chef van het protocol ontvangt den monarch op de treden van het bordes en leidt hem naar zijn salon, waar de president hem, geflankeerd door zijn militaire en civiele ambtenaren, ver wacht. Daarna begeven de beide staatshoofden zich naar een anderen salon, om met elkaar te spreken. Bij het voorstellen van diplomaten, die hun geloofsbrieven komen overhandigen, verloopt de ceremonie een weinig anders: de chef van het protocol haalt de excellentie van zijn wo ning af en leidt hem naar het Elysée. Het personeel in het paleis van den president Is zooveel mogelijk beperkt. Er zijn twaalf se cretarissen en stenografen, alsmede vijf tele grafisten en telefonisten. Een wacht zorgt dag en nacht voor de veiligheid van het huis. Bo vendien zijn er drie chauffeurs, een kok met drie hulpkrachten en £en kamerdienaar in dienst van den president. Zij worden allen uit zijn civiele lijst betaald. Mevrouw Lebrun ontvangt iederen Dinsdag haar familieleden en vrienden. De grootste vreugde van den president echter is, iederen Donderdag in den kring zijner familie te eten. Hij heeft reeds vier kleinkinderen in den ouder dom van 5, 5, 7 en 9 jaar. Niets verschaft hem President Lebrun meer genoegen, dan bij het spel van zijn klein kinderen toe te kijken en af en toe ook zelf ééns een ping-pong-plank in de hand te ne men. Ongetwijfeld is Albert Lebrun niet slechts de eerste, maar ook een van de gelukkigste burgers van zijn land. Onder de regeering van Maria-Theresia (17171780) werden er in de goede stad Weenen veel liefdesbrieven ontvangen door voorname dames met zwaar-bepoeierde rococo-kapsels. Brandend van ongeduld zaten de schoonen in haar salons achter de witte gordijnen te wach ten op de komst van de bestellers, die de kleine geparfumeerde briefjes kwamen afleveren. Het pas gevormde bestellerscorps Jestond uit jonge, levenslustige kerels, die zich weldra in de al- gemeene genegenheid van de bevolking der vroolijke Donaustad verheugen mochten. De drukke minnaarscorrespondentie ver schafte aan het Weensche postkantoor veel werk; het meeste natuurlijk aan het bestel lend personeel, want juist toen was men er in het Keizerlijk Weenen toe overgegaan, de brieven ten huize der geadresseerden te laten bezorgen. Over de moeilijkheden van een bestelling in die dagen moet men niet gering denken. Het was niet gemakkelijk om toegang tot de deftige behuizingen te krijgen, en de brieven bussen waren nog niet uitgevonden. Op de zware, met ijzer beslagen deuren was een kun stig gesmede klopper aangebracht, meestal in den vorm van een dierenkop. Door dezen klop per herhaalde mtlen te laten vallen, kondigde de bezoeker of boodschapper zijn tegenwoordig heid aan. De bewoners gingen dan eerst voor zichtig poolshoogte nemen, wie er voor de deur stond, zoodat er steeds geruimen tijd met het bestellen van een brief gemoeid was. Op vele deuren miste men zelfs een klopper en dat bemoeilijkte de aflevering in hooge mate. Maar de Weensche postbestellers van die dagen waren vindingrijk. Zij vervaardigden zich een klepper en gaven op de straat vóór het huis, waar ze bestellen moesten, een „klep- permarsch", intusschen de ramen afspiedend of er van achter de dichte gordijnen geen hoofd te voorschijn kwam. Weldra was elke besteller met een klepper uitgerust. Ze droegen links en rechts een tasch, waarvan de riemen kruiselings over de schouders gingen. In de eene tasch waren de brieven geborgen, terwijl uit de andere de klepper gluurde. Deze klepper zag er iets anders uit dan de kleine handkleppers, waarmee onze jeugd zich weet te vermaken. De postklepper bestond uit een stevig eiken plankje, uitloopende in een handvat. Tegen weerszijden van de plank, lag een stukje ijzer, dat in de nabijheid van het hand vat met een scharnier aan de plank bevestigd was. Bij het heen-enweer bewegen van het instrument, sloegen de ijzers tegen het harde hout en veroorzaakten een doordringend ge luid. Dit nu was de nieuw uitgevonden klep per, die den deurklopper vervangen moest en zoo kreeg de bestelling, die met behulp van dit -instrument werd uitgevoerd, den naam van „klepperpost". De vroolijke postmannen wisten al gauw hun instrumenten met zooveel vaardigheid te be spelen, dat het een lust was, naar hun ge klepper te luisteren. De herinnering aan President Abraham Lincoln, die tot de meest populaire staats lieden behoorde in de Noordelijke Staten van Noord-Amerika, een man die een uitmun tend karakter paarde aan een groote beschei denheid en ongemeene welwillendheid, is nog levendig. Het was in een periode waarin Lin coln zich wat meer rust kon gunnen na een enerveerenden strijd, dat hij op 14 April 1865 de opvoering van een tooneelstuk in het Ford's Theater te Washington bijwoonde. Laura Keene, in die dagen een geliefd ac trice, speelde de hoofdrol. Het tooneelstuk was een blijspel en Lincoln's aanstekelijke vroolijk- heid en heldere lach bleef dien avond in de volle zaal niet onopgemerkt. Weinig konden de bezoekers toen vermoeden met welk een tragi sche gebeurtenis deze avond als een historische in de geschiedboeken van Amerika geboekstaafd zou worden. Om kwart over tien viel er een schot er was iemand tijdens de tweede acte van het stuk doorgedrongen in de presidents loge en van achteren had de aanvaller den pre sident een kogel door het hoofd gejaagd. Met 't nog rookende pistool in de hand be reikte de moordenaar, na over de balustrade te zijn gesprongen, het tooneel en zag kans door een der coulisse-uitgangen te ontsnappen. Eerst na twaalf dagen kon de politie in een schuur nabij Bowling Green in Virginia den moorde naar, een tooneelspeler en dweepziek aanhan- ker der Zuidelijken, zekeren J. Booth, overrom pelen en neerschieten. Er volgden weliswaar nog een paar terechtzittingen en een vonnis, maar hiermee was de zaak Lincoln toch achter den rug. Enkele jaren geleden kreeg de chemicus Dr. Otto Eisenschiml uit Chicago enkele stukken uit het lijvige dossier van de zaak-Lincoln in han den. Hij werkt veel voor de politie en justitie, kreeg plotseling groote belangstelling voor deze zaak en stelde zich in verbinding met Washing ton en het zich daar bevindende politie-depar- tement. Er werd een commissie gevormd en deze on derzocht nog eens minutieus de destijds afge legde getuigenverklaringen. Daar was in de eerste plaats zekere Majoor Rathbone, die Lin coln tijdens de voorstelling in het theater ver gezeld had. Rathbone had zijn echtgenoote mee gebracht en deze had naast mevrouw Lincoln gezeten. Rathbone had zich na het gebeurde op den moordenaar geworpen en worstelde enkele oogenblikken met den man, die echter sterker bleek en zich had losgerukt. Maar men kwam nu tegelijkertijd tot andere, inderdaad zeer merkwaardige uitkomsten. Uit het onderzoek der stukken bleek, dat de oorlogs-secretaris Edwin M. Stanton niet hee- lemaal vrijuit ging en een zeker aandeel in de affaire moest hebben gehad. Oorspronkelijk had generaal Grant gelijk met Lincoln naar het theater zullen gaan, maar door Stanton werd hij weggestuurd met een bijzondere opdracht. Een zekere majoor Eckert, die als „sterkste man van Amerika" bekend stond, had oorspronkelijk de opdracht gekregen als lijfwacht van Lin coln bij dezen in de loge plaats te nemen. Stan ton echter gaf hem dien avond vrijaf. Uit al deze overwegingen dringen zich inder daad verschillende pijnlijke vragen naar voren en weliswaar zijn alle menschen, die in verband met den moord op den president worden ge noemd, al lang dood en begraven, maar dat neemt niet weg dat deze en dergelijke vragen niets aan belangrijkheid inboeten, wanneer het erom gaat tot klaarheid te komen in deze tra gische episode uit de jongste geschiedenis van Amerika. Waarom vraagt de commissie zich af werd nu juist de politie-ambtenaar John F. Parker, een bekende en weinig betrouwbare fi guur alsmede een andere ambtenaar, die even eens als een plichtsverzaker bekend stond, met de bewaking van den president belast? Hoe is het te verklaren dat het mogelijk was dat Parker een totaal vreemden man, den moordenaar, zonder meer in de loge van Lincoln toeliet? Waarom moest het tot 3 uur in den nacht duren dat Edwin Stanton het getuigenverhoor en het onderzoek een geheel nieuwe en sensationeele wending gaf, door te verklaren dat een zekere Booth de moordenaar was geweest? En waarom vraagt men zich tens slotte af werden er maatregelen genomen dat alle wegen versperd werden en grondig af gezochtbehalve blijkbaar die welken de moordenaar gekozen had en waarlangs hij, voorloopig althans, ontkomen was? De onderzoek-commissie gelooft onvoorwaar delijk tot het besluit te moeten komen dat een aantal personen, die op het oogenblik geens zins meer ter verantwoording kunnen worden geroepen, een rol hebben gespeeld in deze on verkwikkelijke en tragische zaak. Een van deze personen zou dan onvoorwaardelijk de secretaris van het Ministerie van Oorlog, Edwin Stanton, geweest moeten zijn. Van hem beweert Dr. Eisenschiml thans te kunnen zeggen, dat hij het was die het bevel gaf, den man die in de schuur bij Bowling Green gevonden werd, neer te schieten ten einde daarmee te bereiken, dat de ware moor denaar niet zou kunnen worden vastgesteld. Want de onderzoek-commissie van het jaar 1937 twijfelt er niet aan dat deze man, die in de bewuste schuur gevonden werd, de moorde naar van Abraham Lincoln is geweest, de man dus die in opdracht van enkele „onzichtbare moordenaars" de schoten op den niets vermoe dende president gelost heeft. Een historische zaak is weer actueel gewor den en het zal interessant zijn te vernemen tot welke resultaten dit na 72 jaar(!) hernieuwd onderzoek wellicht nog leiden zal President Lincoln iiiiimiiinii minimum Loris en Bérat waren niet alleen compag nons, maar wat meer zegt en niet steeds met compagnons het geval is ook vrienden. Ze hadden te zamen alles opgeof ferd: hun positie, hun spaarcenten, en wijdden zich met ijver aan een gemeenschappelijke taak: het construeeren van een vliegtuig, dat aan de hoogste eischen voldeed. Niemand had den ze die hen steunde: geen ouders, geen bloedverwanten, geen vrienden, kennissen of beschermers. Toen kwam het oogenblik, dat hun financiën waren uitgeput; ook al hun cre- diet, zonder dat ze een proefvlucht hadden kunnen maken. Toen leerden ze de ellende kennen, de ellende die volgt op den welstand en die men ver bergt. Wie in armoede geboren is, of er lang in leeft, klopt veelal zonder veel schroom aan de deuren der weldadigen. Maar de armen die pas beginnen, die het goed gehad hebben, die niet arm willen of het moeilijk kunnen schij nen, voelen zich gedrongen den uiterlijken schijn te bewaren. Ze moeten het met karig voedsel doen, ze moeten letten op het slijten van linnen, op het barsten van hun schoenen, op het glimmen van hun kleeren. Loris en Bérat moesten die droeve comedie spelen. Ze hadden alleen steun aan hun be proefde vriendschap. Sinds hun negentiende jaar waren ze compagnons. Ze hielden uit vrijen wil van elkaar, omdat ze daartoe door geen banden des bloeds gedwongen waren. Geen van beiden stelde zich boven den ander. Ze waardeerden de tegenstelling van hun karak tereigenschappen die elkander aanvulden. Midden in den tijd van hun tegenspoed be zaten ze daarvan een tegelijk treffend en ko misch symbolisch beeld: Loris en Bérat hadden samen maar één goed costuum, een colbert- costuum, donkerblauw op zwart af, dat ze met groote zorg netjes hielden. Gedurende de ge- heele werkweek droegen ze ieder een werk broek en een blauwen kiel. Ze droegen die kleedingstukken ongedwongen en chic, als in genieurs, die er niet tegen op zagen, zelf ge ducht de handen uit de mouwen te steken en zich dan ook als werklieden te kleeden. Moes ten ze daarna weer in aanraking komen met de beschaafde wereld, dan trok degene der bei de vrienden, die op dien dag hun firma in de wereld, moest vertegenwoordigen, het goede costuum aan. Natuurlijk kwam de wensch dikwijls bij hen op, als heeren gekleed te gaan, zich samen in de stad te vertoonen en in het vroolijk gewoel hun moeilijkheden en zorgen te vergeten. Maar aan zooiets viel niet te denken want.ze hadden maar één fatsoenlijk pak. In zoo'n geval zei de een tegen den ander: „Ga jij maar"neen, 't is jouw beurt", een edele wedstrijd, waarin de een zich voor den ander wilde wegcijferen. Daarentegen, als er een vervelend karweitje jj moest worden opge- p officieele knapt, aan een schuld- j Cjen ujjicieeie - eischer om uitstel van H betaling moest worden erkenning verzocht, met een ver- mogend man moest ge- sproken worden, of, als de firma zich moest laten vertegenwoordigen bij een huwelijk of bij een begrafenis, dan vochten ze als 't ware om het donkerblauwe, op 't zwart af, colbertje. Maar op eens gebeurde het wonderbare: hun uitvinding schoot geweldig op; de zaken be gonnen te floreeren. Er was een redder komen opdagen, een schatrijk zakenman, die een toe komst zag in het werk der twee uitvinders en op hun vakkennis en vindingrijkheid speculeer de. Binnen een maand of drie waren Loris en Bérat vrij van geldzorgen en konden ze in de wereld optreden, zooals het behoort. Dezelfde lieden, die hen vroeger hadden genegeerd en miskend, wedijverden nu met elkaar in het aan- knoopen van relaties met de beide uitvinders. Loris en Bérat wonnen eerste en eereprijzen en werden met opdrachten en bestellingen over laden. Wat scheen de tijd al ver achter hen te lig gen, dat ze met hun tweeën maar één colbertje hadden! Nu bezaten ze ieder een complete gar derobe. Nu konden ze samen deelnemen in rok of smoking, aan diners en feest-avonden, waar van meer dan een te hunner eer werd gege ven. Aan hun schitterend succes ontbrak nog slechts één ding: een officieele erkenning van hun verdiensten. Totdat op zekeren dag Loris van een hooggeplaatst persoon vernam, dat z'n naam op de lijst der onderscheidingen prijkte, die weldra zouden worden toegekend: het roode lint van het Legioen van Eer. Toen hij dit hoorde, bekroop Loris een ge voel van trots, waarop spoedig een reactie volg de: verontwaardiging. Wat nu? Waarom werd Bérat niet tegelijk met hem gedecoreerd? Had z'n compagnon en vriend niet even hard en onverdroten gewerkt als hij? Niet met even veel moed als hij den tegenspoed doorstaan? 't Kon zoo niet. Ze zou den z'n vreugde niet vergallen door zoo'n groot onrecht te begaan. Men stelde hem echter gerust. Loris moest toch weten, dat men in dergelijke gevallen eerst één der compagnons decoreerde. De ridderorde zou dan weldra ook aan den ander ten deel vallen. Men kon er toch niet mee gooien. Bérat was de jongste. Heusch, hij zou niet lang be hoeven te wachten. Maar Loris kon in 't geval niet berusten. Hij deed stappen in die richting voor z'n vriend, die hij voor zich zelf niet zou gedaan hebben. Hij stiet echter het hoofd; z'n pogingen ble ven vruchteloos. Toen wilde Loris de decoratie weigeren. Met moeite slaagde men er in, hem van dit plan te doen afzien. Men bracht hem aan het ver stand, dat hij het recht miste, hun firma er van te berooven. Bovendien, de onderscheiding, die hem weldra ten deel zou vallen, schiep 'n soort van toekomstig recht voor z'n vriend. Hij mocht dus niet weigeren. Loris berustte. Maar op den dag dat hij het roode lint in 't knoopsgat van z'n jas hechtte en hij zich naar Bérat moest begeven, die van blijdschap straalde, kampten in zijn binnenste woede en schaamte om den voorrang. Hij omklemde beide handen van z'n vriend en compagnon en er niet aan denkend, dat z'n voornemen strafbaar was voor de wet, riep hij: „Denk er aan kerel, we doen net als vroe ger. We dragen dat gedecoreerde jasje om beurten!" Zeventig jaar geleden werd te Warschau ge boren Marie Sklodowska, de latere beroemd geworden uitvindster van het radium, Marie Curie. Marie Sklodowska's vader was verbon den aan het laboratorium van de Poolsche hoofdstad, zoodat zijn dochter reeds vroeg aan haar aangeboren zin voor chemie kon toege ven, door haar vader bij zijn werk te helpen. De band tusschen vader en dochter was zoo groot, dat hun samenwerken zich niet beperkte tot de chemie, doch dat Marie, evenals haar vader, zich zeer interesseerde voor de politiek. Zü werd een vurig voorvechtster voor de vrij heid van haar land en bezocht te zamen met haar vader revolutionnaire vergaderingen. Na eenigen tijd echter kwam de politie er achter, dat ook zij deze verboden bijeenkomsten bezocht en wilde haar gevangen nemen, waarop verbanning naar Siberië niet zou kunnen uit blijven. Marie werd op het laatste moment ge waarschuwd en kon de vlucht nemen over de Russische grens. Om niet ver van haar vader land verwijderd te zijn, besloot zij als gouver nante bij een Russische familie haar intrek te nemen. Ook hier kwam de politie haar op het spoor en Marie wist, dat zij zonder mededoo- gen zou worden terecht gesteld. Gekleed als een voddenraapster, vluchtte zij toen naar Frank rijk, waar zij te Parijs, zonder geld en kleeren, aankwam. Een betrekking vinden was voor het in Frankrijk vreemde meisje niet gemakkelijk. Als schoonmaakster kreeg zij tenslotte een be trekking; zij moest de instrumenten van de Sorbonne rein houden. Deze tijd was voor Marie Sklodawska een tijd van gebrek en ontberingen, die gelukkig een einde nam door de hulp van den chef van den geneeskundigen dienst der kliniek, Mons. Ga briel Lippmann. Deze werd getroffen door het superieur verstand van die kleine schoonmaak ster en ook Henry Poincaré, de broer van den overleden Franschen premier, werd door haar ontwikkelden geest getroffen. Zij besloten het meisje te laten studeeren op rijkskosten. Marie nam het aanbod dankbaar aan en behaalde aan de universiteit den doctorsgraad. Op het laboratorium, waar zij werkte, leerde zij Pierre Curie kennen, die, evenals zij, een vurig socialist en republikein was, en evenmin geld bezat als zij. Deze overeenkomsten, als mede de gezamenlijke belangstelling voor hun vak, leidde tot een sterken band, welke op een huwelijk uitliep. Na hun huwelijk huurde het echtpaar Curie een kleine woning, dicht bij de Sorbonne, waar aan zij echter meer dan genoeg hadden, omdat zij bijna geheel den dag in het laboratorium werkzaam waren. In 1895 constateerde Henry Bocquerel de radio-activiteit, hetgeen direct een groote be langstelling opwekte bij het echtpaar Curie. Ook zij begonnen dit onderwerp grondig te be- studeeren met het gevolg, dat Marie Curie een nauwkeurige bepaling vond van radio-activi teit bij uraniumzouten en een delfstof ontdekte, welke een krachtiger radio-activiteit bezat dan uranium. Met deze ontdekking bracht zij in de wetenschap een grooten vooruitgang. In 1898 was zij met haar proeven zoo ver gevorderd, dat zij een radio-element ontdekte, dat in alle opzichten aan' de vereischte voor waarden voldeed en dat „radium" werd ge noemd. Gelegenheid om met dit pas ontdekte radium groote proeven te nemen, ontbrak even wel, daar het laboratorium daarvoor niet ge schikt was en tevens geld ontbrak om de noo- dige ingrediënten, zooals kwik en dergelijke, aan te schaffen. Bijna zou Marie Curie's uit vinding voor niets zijn geweest, als er geen hulp was komen opdagen. De Oostenrijksche Hoogeschool bood finan- cieele hulp aan, in samenwerking met de Oos tenrijksche regeering, die er voordeel inzag, daar zij mijnen had, die het mineraal leverden, waaraan Curie's proeven behoefte hadden. Twee jaar lang werkte het echtpaar Curie aan hun proeven, zonder ophouden, met als eenige hulp een laboratoriumknechtje, dat de instru menten moest reinigen en 't werklokaal moest schoonhouden. In dien tijd werden drie soorten van X-stralen vastgesteld, ieder van verschil lende kracht, zeer belangrijk voor de weten schap. Toen echter moesten de proeven worden gestaakt, aangezien alles veel geld kostte en Oostenrijk maar een beperkt bedrag voor het echtpaar Curie had beschikbaar gesteld. In 1900 werd den Curies een professorszetel aangeboden te Genève, terwijl mevrouw Curie bovendien een aanstelling als onderwijzeres op een hoogeschool werd aangeboden. Niettegen staande hun tegenslagen in Parijs, verkozen zij toch daar te blijven. Hun liefde voor de weten schap werd beloond, toen zij in 1903 den Nobel prijs behaalden en hierdoor samen met Bec- querel een som van 8000 kregen te dëelen. Nu konden zij hun studies voorloopig voort- zetten Een groote slag voor Marie Curie was het overlijden van haar man, aan wiens leven een einde werd gemaakt door een auto-ongeval. Voor korten tijd waren Marie Curie's zenuwen dermate geschokt, dat zij aan verstandsverbijs tering leed. Toen zij, na een jaar van absolute rust, weer geheel hersteld was, bood men haar de vrijgekomen plaats van haar echtgenoot aan. De toen reeds bijna 40-jarige vrouw behaalde met assistentie van de leerlingen van haar Onlangs werd aan de Wilberforce-universi- teit in den staat Ohio in Amerika een man als leerkracht benoemd, die nog niet zoo lang vóór dien tijd een heel ander vak uitoefende na melijk dat van glazenwasscher. Edward Lee Harris is de naam van den man, die aan de universiteit van Pittsburg tot doctor promo veerde. De thans 34-jarige Harris was gedu rende negen jaar glazenwasscher van de Pitts- burgsche universiteit. Iederen avond was hij werkzaam in de lokalen vah de universiteit om daar alles in orde te brengen en om de ramen te lappen. Vlijtig vervulde de jongeman zijn taak tot laat in den nacht. Daarbij had hij een steeds sterker verlangen om ook te mogen stu deeren, want steeds had hij zich voor de studie geïnteresseerd, maar zijn financieele omstan digheden hadden hem daartoe niet de gelegen heid geboden. Op een avond, toen hij juist weer bezig was, ontmoette hij een professor in het gebouw, die een praatje met hem maakte. Hij vertelde nu. dat hij van zijn opgespaarde geld steeds boeken kocht om op deze wijze in te ha len, wat hij in zijn jeugd niet geleerd had. De professor stelde hem nu voor een avondcursus te bezoeken om zich daar voor de universiteits studie voor te bereiden. Dit gebeurde. Ten slotte was de jongeman zoo ver, dat hij zich bij den rector der Pittsburgsche universiteit kon aan melden. Edward Lee Harris ging nu philosophie studeeren, deed alle examens en kon tenslotte promoveeren tot doctor in de philosophie. Op grond van zijn schitterende studie-successen kreeg hij de benoeming aan de universiteit van Wilberforce. Madame Curie overleden man groote successen, zoodat de ge neeskundige faculteit zelfs in 1914 een officieel „Radium-Instituut" met compleet laboratorium oprichtte. Korten tijd daarop stichtte Marie Curie een soorgelijk instituut in haar geboorte plaats Warschau. In 1929 bracht zij een bezoek aan Amerika, om daar een cheque van 50.000 dollars in ontvangst te nemen, een geschenk van de „American Society for the central of cancer." Het geld moest dienen voor den aan koop van een gram radium voor het instituut in Warschau. Tijdens haar verblijf in Amerika bezocht Marie Curie, op uitnoodiging van den bankier Owen Young, de St. Lawrence-University, waar men haar het eere-doctoraat verleende. Ter eere van haar bezoek heeft men in de omlijsting van den ingang van de „Hepburn Hall of Che mistry" dier Universiteit een beeld, uit drie steenblokken gehouwen, van de beroemde vrou welijke chemist aangebracht. De onthulling hiervan werd door Marie Curie zelf verricht. In den ouderdom van 67 jaar is de beroemde scheikundige, madame Marie Curie, te Valence (Fr.) overleden. Zij bezat twee dochters. De oudste, Irene, verwierf reeds op 20-jarigen leef tijd den doctorsgraad in de chemie op een dis sertatie, getiteld „Alphastralen van het polo nium," een ontdekking van haar geleerde moeder. Een bekende Fransche onderzoeker heeft de moeite genomen het aantal gevleugelde bewo ners van de wereld te tellen. De methode, hoe hij het gedaan heeft, blijft een geheim, maar het resultaat van zijn onderzoekingen is daar om toch wel interessant. Zoo bepaalde hij, dat er op aarde niet minder dan 75 milliard vogels zijn, dus ongeveer 40 maal zooveel als er men schen zijn. Deze verhouding is echter zeer ver schillend en verandert voortdurend. Hoe meer steden er komen, des te minder vogels er zijn. In Engeland zijn bijvoorbeeld maar 200 mil- lioen vogels, dus viermaal zoo veel als er men schen zijn. Hoe verder men echter naar het Oosten komt, des te meer vogels zijn er en des te minder menschen. In Engeland komen er echter steeds meer gevleugelde bewoners bij» terwijl sommige bijzondere soorten langzamer hand uitsterven. De musschen, onze bekende stadsbewoners en de duiven nemen voortdurend in aantal toe. Zij schijnen zich in de mensche- lijke beschaving goed thuis te gevoelen, ook zijn er nog wel andere vogelsoorten, die zich steeds uitbreiden, bijvoorbeeld: de uilen, ver volgens verschillende moerasvogels, tenslotte de merels en de leeuweriken. Daarentegen zijn er een groot aantal andere vogels, die voortdurend in aantal verminderen: patrijzen, de kwartels, de vinken en de reigers. Deze gedetailleerde sta tistiek heeft echter slechts betrekking op En geland; hoe het in de andere landen met het uitsterven en toenemen» der vogelsoorten staat, is voorloopig nog niet bekend. Ten slotte wordt nog betoogd, dat in Londen 1.800.000 musschen, 400.000 duiven en tenslotte nog een groot aantal watervogels langs de Theems zijn. Snuif en tabak bewaarde hij in kostbare vazen In het jaar 1851 overleed de zeer rijke graaf van Harrington, die in zijn jeugd onder den naam van Lord Petersham als het voorbeeld van vele jongelingen te Londen werd gesteld. Hij ging altijd Jieel deftig gekleed en hield er een massa zonderlinge gewoonten op na. HÜ was een groot kunstenaar en bezat een rijke verzameling boeken, schilderijen, teekeningen en andere kunstvoorwerpen. Maar dat alles kon hem niet bevredigen, hij kon de gedachte niet van zich afzetten, dat andere menschen in an dere landen eveneens kostbare bibliotheken en schilderijen hadden en bedacht iets anders. Bi) ging alle soorten van snuif bijeengaren. Snuif werd in vroeger jaren door oude heeren ge bruikt. De snuif was een prikkelend poeder, dat de heeren in een klein gouden of zilveren doosje bij zich droegen en dat een bijzondere prikke ling in den neus teweeg bracht. Welnu, de graaf van Harrington bezat alle mogelijke soorten van snuif, ja zelfs uit alle vijf werelddeelen. Toen hij alle snuifsoorten had verzameld, ging hij alle soorten van tabak vergaren. Hij meng de zelf ook wel twee soorten van tabak. Thans nog bestaat er een tabaksoort, welke genaamd is „Graaf Harrington^ Tabak". Iedere tabak soort bewaarde graaf Harrington in een aparte vaas en zijn werkvertrek stond vol met van die tabaksvazen. Wanneer zijn vrienden op bezoek kwamen, kregen zij tabak of snuif naar ver kiezing. Bjj graaf Harrington's dood bleek het, dat zijn geheele verzameling snuif een gewicht van 2000 pond bezat. Deze groote voorraad werd in Juni 1851 te Londen publiek verkocht. ^^hristus heeff aan Zijn Kerk voor speld, da! zij om Zijnentwille vervol gingen zou moeten verduren. Zalig zij, die vervolging lijden om de Gerechtig heid, want hunner is het Koninkrijk der Hemelen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 8