EEN AUTOTOCHTJE FOTOREPORTAGE TECHNISCHE PROEFVAART OP DE NOORDZEE. Zoekt gij betrouwbaar Personeel j EEN GESCHIEDENIS VAN EEN HOUTSNIP I Plaats dan een „Omroeper" j voor 80.000 gezinnen DONDERDAG 16 DECEMBER 1937 atiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinitniiiiiiiiiiniiimintmmng Heel wat jeugdige belangstelling was er voor de opening van het Consulatiebureau voor Zuigelingenzorg te Nuth (L.) Verstoppertje spelen! In hoeveel tijd tellen we een biljoen? nHilllllllllllilllllllllllllllllllltlllllllllUlllllllllllllllllllllllllllliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuitiiiiiiiiiifïl iiiimiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiimniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii^ Al ®once v jongei öoor het g< Van u Promc sche Als "lusici rok hen li "oneer En i hen g( 8>ch c ïebodc Seapp] Het e*schei "acht he hee aan h hlaar, "lUsici hen, h hoende hen kr: hl dez Pressie heden, hd kon honiste hoor e ^eA ge.' ais ste al in halen bilden hijeeng hlaar °êsar krd. n hleine Crke.s,t, 'hister* hian k hat hi hertoite Wij aan, o- v°edki h'e zq-j 'adgsté heston "ivan, baarde» ais he henku* a°ovee hingen^ 'a een hiensc? hehoev 'ot be, han oé bdgst# autoriif het oc a-'geloc !°8enh. l°en w; "°ncer hamsc busten; hebber hgd. i l'Oor c. v°oral hierva hien c Wij het om hoerr.c* Aan heeft I Nstr hUs v"t h0g nS| 'et e«§! k hlet i f egels# fferer !n de J v ma. hnne-: Het yoor Zuid-Amerikaansche rekening op de werf «De Klop» te Sliedrecht gebouwde m.s. «Farrapo» heeft Woensdag zijn technische proefvaart gemaakt op de Noordzee. Een kijkje aan boord tijdens het nemen van de snelheidsproef vanwege het scheepbouwkundig proefstation uit Wageningen Twee typische huizen aan de Reguliers gracht, hoek Keizersgracht te Amster dam, dateerende uit het eind der 17de eeuw, zijn thans geheel gerestaureerd Twaalf ton aan oude rijwielplaatjes zijn ingezameld ten behoeve van de vereeniging tot bevordering der belangen van t.b.c-patiënten vf,- o - t «<rw.v .a i* v: s - De echtgenoote van den burgemeester van Amsterdam, mevrouw C. de Vlugt Flentrop, bezichtigde Woensdag de tentoonstelling van luiermand-uitzetten, door leerlingen van een der scholen in de hoofd stad vervaardigd Zeg doe je mee verstoppertje, Kom Stientje, Ans en Leen. En als jij ook nog mee wilt doen, Beginnen we metéén! Kom ik tel af, sta even stil Kom jij maar hier Katrien. Jij bent zoo klein, dat ik je haast Over het hoofd zou zien Zoo, ik begin: „Van-di-del-dom, Wie-moet-hem-nu-weer-zijn. Ben-ik-het-soms-ben-jij-het-soms, Of-is-het-Aii-ne-lijn Van-di-del-dom-van-di-del-da, Zoo-nu-tel-ik-het-goed. Of-ik-of-jij-of-zij-of-jij, Of-die-hem-we-zen-moet! O kijk, nu is eerst Ansje af, Dan volgen Leen en Stien; Totdat alleen nog overblijft, Het kleutertje Katrien! Katrientje is een flinke meid, Al is ze nog maar klein. Ze zegt: „Verstop je allemaal Ik zal hem 't eerste zijn!" En weldra zijn ze allemaal Verdwenen in de straat; Alleen Katrientje is er nog, Die stil te tellen staat. „Tien... twintig... dertig... 'k kom..- ik kort' Nu mag Katrien weer zien. Ze kijkt en gluurt naar allen kant, O... daar.daar heb je Stien! Het wordt een hollen van belang Wie 't eerste er zal zijn Om af te tikkenLoop Katrien... Jij bent het eerste... fijn! En dra zijn allen opgezocht, Wat hebben ze een pret; En nu wordt Stien in Trientje's plaats, In 't hoekje neer gezet! R. Tr. ff- heeft hij den naam bokje aan te dankel1' Vervolgens beschrijft hij opnieuw kringel1 en gaat steeds voort met brommen gonzen. Zoowel de houtsnip als de poelsh1^ moeten eigenlijk tot de trekvogels gereken worden. Zij trekken dan naar Azië 0 Noord-Afrika, meestal in October. In zacill te 'winters blijven de houtsnippen soms hun broedplaatsen overwinteren, maar re gel is dit niet." Kees keek eens op zijn horloge. „O ja> 9 - half vijf. Ik moet mij haasten om naar te gaan, want er wachten twee repetitie Aju luitjes!" en weg was Kees. De andere vonden ook, dat het tijd was en voldaag over den gezelligen middag trok het troep-' huiswaarts, behalve natuurlijk Mientje D wie de bijeenkomst aan huis was geweeS A> Je hebt natuurlijk wel eens van een mil- lioen gehoord en ook wel van een billioen. Een billioen is maar eventjes een millioen maal een millioen, dus een aardig som metje. Toch geloof ik niet, dat je beseft hoe groot die som wel is. Ik zal het jullie eens duidelijk probeeren te maken. Als we eens aannemen, dat we in een minuut tot 200 kunnen tellen en we kon den maar blijven doortellen, elke minuut 200, hoeveel tijd zouden we dan wel noodig hebben eer we aan het billioen waren? 200 in de minuut is 60 X 200 12000 in een uur en 24 maal zooveel 288.000 in een dag. Zoo verder gaande krijgen we 105.120.000 in een jaar. Als we nu eens aannemen, dat Adam, op het oogenblik dat hij door God geschapen werd, was beginnen te tellen en hij, ieder schrikkeljaar een dag, 29 Februari, rustend maar door was blijven tellen tot nu toe. dan zou hij nog op geen stukken na aan het billioen toe zijn. Want om met een snelheid van 200 per minuut tot een billioen te tellen zouden noodig zijn 9512 jaren, 34 dagen, 5 uur en 20 minuten. Snap je nu hoe 'n groot getal een bil lioen is? Het regiment motor-artillerie te Naarden herdacht Woensdag zijn 10-jarig bestaan, bij welke ge legenheid aan het regiment acht bazuinen met fanions werden aangeboden Op een mooien zomerdag was ik eens met mijn vriend meegevraagd op een autotochtje. Daar het de eerste keer was, dat mij die eer te beurt viel, wist ik natuurlijk niet, dat hij zoo'n ver schrikkelijke hardrijder was. Toen hij achter het stuur had plaats genomen, schoot de wagen er van door als een kogel uit een kanon. Wolken stof vlogen op, ha nen en kippen stoven opzij en menschen en kinderen maakten zich gilend uit de voeten. Mijn pet hing aan den tak van een boom en ik hield met beide handen mijn hoofd vast uit angst, dat ik er mijn pruik ook nog bij verliezen zou. Mijn vriend zelf had 'n autokapje en 'n stofbril op en trok zich van den heelen boel niets aan. Bij elke bocht moest ik mij vasthou den aan de bank, om niet uit den auto ge slingerd te worden. Een paar maal pro beerde ik te zeggen: „Jan, zou je niet wat kalmer rijden, er is zoo'n haast niet bij", maar mijn stem ging verloren in het ge raas van den motor. „Enfin", dacht ik op het laatst, als wij het eindje maar zonder ongelukken ha len". Dorpen en gehuchten lieten we achter ons, boomen en huizen schoven voorbij; ik zou niet weten te zeggen, hoe het land schap er uitzag. In een wolk van stof zag ik iets rozigs over den weg schuifelen, maar voor ik kon vermoeden, wat het was, waren wij al weer 10 K.M. verder. Gelukkig stond de auto plotseling stil. „We zullen maar even stoppen", zei mijn vriend doodleuk. Dit gebeurde juist voor een dorpsherberg en in een oogenblik tijds waren we omringd door een troep boeren, die hun glaasje genever en hun potje bier in den steek lieten om ons aan te gapen. Zij leken min of meer in staat van dron kenschap te zijn; zij stonden ten minste niet heel vast meer op hun beenen. „Heb je ooit van je leven!" zei er een, terwijl hij een stuk rose vleesch van den band van onzen auto plukte. „Wie hebben jullie overreden, bandieten", vroeg een ander, die met een stuk dijbeen aan kwam zetten. Ik wilde mijn vriend om uitleg vragen, doch die zat al voor de herberg achter een glaasje bier. Ik ging nu zelf den auto eens onderzoeken. Tot mijn grooten schrik zag C. CEDA Wa.-te.ri> hi Stomverwonderd keken de boeren mij aan en ik vervolgde haastig: „Dat wil dus zeggen, dat we geen varken overreden hebben, maar een, om 'n geleerd woord te gebruiken, endicauros." Nu hoorde ik opeens een luiden schater lach achter me. Mijn vriend, die er al dien tijd bij had gezeten als de toeschouwer in een theater, terwijl hij toch de hoofdper soon in dit drama was, kon bij mijn ver nuftige vondst toch zijn lachen niet meer houden. „Je bent een slimme vogel", zei hij tegen me, terwijl hij in den auto stapte en haas tig wegreed, „want het scheelde maar wei nig of we hadden dien eend ook nog moe ten betalen." DE V.P.D. band van klei aan te leggen. Later hoorde de jager van vrienden, dat zij meermalen een snip hadden geschoten met klei aan één poot en dat altijd, als zij de klei ver wijderden, de poot eerst gebroken bleek te zijn geweest en in die gevallen, waarin de poot weer heel was, was hij volkomen recht gegroeid." i Allen waren het er over eens, dat dit een belangwekkend geval van genezing was. Jammer genoeg wist Mientje noch een van de anderen of zoöiets ook wel bij de Ne- derlandsche houtsnippen was waargenomen. Wel wist Rob nog enkele bijzonderheden uit het léven van de houtsnip te vertél len." „De houtsnip eet veel larven, kevers en wormen, die zij met haar langen snavel onder de bladeren vandaan haalt. Met dien snavel kan zij ook zeer goed tasten en voelen. De houtsnip is erg schuw en wantrouwend tegenover de menschen. Door zijn beschermende kleur is de vogel op den grond haast niet te zien. Vliegend weet hij zijn vijanden te misleiden door schijnbaar uit de lucht op een bepaalde plaats neer te vallen, maar even voor het bereiken van den grond nog een bocht te maken of een eind door te vliegen, zoodat hij op een heel andere plaats neerkomt." „Jullie hebt het aldoor over houtsnippen" begon Mientje weer. „Zijn er dan nog an dere snippen?" „Ja zeker, de watersnip of bokje (fig. 3) dat is een veel kleinere vo gel. Hij wordt ook vaak poelsnip genoemd: De mannetjes van deze soort voeren sier lijke en merkwaardige vliegoefeningen uit. Eerst schiet het mannetje van zijn zit plaats in het moeras in scheeve richting de lucht in, daarna omhoog, zoo hoog, dat een geoefend oog hem nauwëlijks kan volgen. Nu beschrijft hij fladderend 'n kring en schiet daarna -met geheel uitge spreide, stil gehouden vleugels loodrecht omlaag. Vervolgens in een boog op en neer door de lucht, met zooveel kracht, dat de buitenste staartveeren die een bij zonderen vorm hebben, iri triilirig kómen en een brommend of knorrend geluid geven. Daar Houtsnip ik, dat er overal stukken vleesch aan hin gen. De eene boer kwam met een halven poot aandragen, de andere met een klein omgekruld staartje. „Wij hebben een varken overreden", verweet ik mijn vriend. „Mij een zorg", riep hij terug. Daar ik volgens de uiterlijke teekenen meer belang in de zaak stelde, keerden de boeren zich tot mij. „Het is mijn varken, mijnheer", zei er een „en dat zult u mij vergoeden." „Nee, het is het mijne", riep nummer twee. „Dat zou je wel willen," zei een derde, „ik zie toch aan het staartje, dat het 't mijne is." „Maar mijn varken had een zwart vlek je op zijn snuit," begon de eerste boer weer. „Nu, dan zullen we naar den snuit moe ten zoeken," sprak ik gedienstig en dook onder den wagen. Daar haalde ik verschillende plukjes witte veeren voor den dag. „En wie van jullie had er nu een var ken met veeren?" vroeg ik. De boeren keken elkaar aan, of ze zeg gen wilden; „Heb je daarvan terug?" „De snuit, mijnheer, de snuit," zei de eerste weer, „een snuit met een zwart vlekje." Weer ging ik op onderzoek. En wat haal de ik tusschen de spaken van het voorwiel vandaan? Een gelen snavel! een eendenbek! „Nu, mannen, wie z'n varken had er nu een snavel?" „En toen ik in de buurt van Boxtel was, zag ik een heeleboel fazanten en een paar snippen." Met die woorden besloot Kees zijn reisverhaal. „Fazanten?" vroeg Mientje. „Komen die dan nog zooveel voor en waren het heusch wilde vogels?" „Ja zeker," was het antwoord. „Er ko men nog vrij veel fazanten in 't wild voor en ze worden voor de jacht geregeld bij gevoerd. Zelfs uit den trein kon ik zien aan de mooie staarten, dat er mannetjes bij wa ren (fig.l). „En de snippen, kon je die ook zoo her kenhen?" informeerde Rob, die ook van de partij was. „Ja zeker, het waren wat mooie dieren, houtsnippen natuurlijk (fig. 2)." „Ik heb pas iets heel interessants over 'n houtsnip gelezen," mengde zich Evelien in het gesprek. „Zal ik dat eens vertellen?" De anderen schoven wat dichter bij een Eve lien begon: „In Amerika komen ook hout snippen voor en het gebeurde eens, dat een jager naar een houtsnip stond te kij ken, zonder dat de vogel het bemerkte. Tot verbazing van den jager ging de vogel tel kens met zijn snavel in de modder en dan streek hij over zijn poot. De jager vertelde zijn waarnemingen aan andere jagers en toen was er een, die hem de- oplosing aan de hand deed. Hij had namelijk eens een houtsnip geschoten, die een klomp klei aan zijn poot had. De andere poot was ge woon. Toen hij de klei van den poot af haalde, bleek, dat de poot gebroken was geweest en weer bijna geheeld. Het lag dus voor de hand, dat de eerstgenoemde jager een houtsnip had waargenomen m,et een gebroken poot, die bezig was zelf een ver- Td2a.h-t

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 4