Garnizoen in Amsterdam
SIROOP
<Kd Wi&aal den dof
De avonturen van Prof je
,/c/'
Gemeente en militaire
uitgaven
r/
8 «fcV
Rome millioenenstad
^JÖet is geen kunst, aan koffie
boonen de coffeine te onttrekken.
Wil men echter het kostelijke aroma
en de krachtige smaak van fijne
hooglandkoffie ten volle tot hun
recht laten komen, dan zijn een vol-
maaktwerkprocédéenveelervaring
noodig.
Het gebruik van eau de
cologne
aangifte moet, op straffe van verlies van alle rechten, geschieden uiterlijk drie maal vier en twintig uur na het ongeval
DINSDAG 21 DECEMBER 1937
HARDNEKKIGE HOEST,
BRONCHITIS
Hag is deêénigecoffeïnevrijekoffie,
die, volgens het vermaarde Hag-
procédé bewerkt, zich gedurende
30 jaren een wereldreputatie heeft
verworven.
Ook de tweede soort, „Sanka™, is
heel goed en kost slechts 44 ets.
per pakje.
DOOR LO WILSDORF
Nauwelijks is de Defensie-begrooting
in de Tweede Kamer aangenomen
of er verschijnen berichten uit ver
schillende gemeenten, dat kazernes en an
dere militaire inrichtingen zullen worden
gebouwd, dat groote aantallen militairen
zullen worden gelegerd, etc. etc. Blijkbaar
hebben de militaire overheden reeds ge-
ruimen tijd vóór de begrooting werd be
handeld met de gemeentelijke autoriteiten
besprekingen gevoerd en heeft men met
publicatie gewacht totdat de Tweede Ka
mer haar sanctie zou hebben verleend. Wij
begrijpen dit volkomen en wij hebben daar
op ook geen critiek. Ons land is. wat de
defensie betreft, achter gebleven, het is de
taak en ook de plicht der militaire autori
teiten om, zoodra er redelijke zekerheid
bestaat, dat in de benoodigde gelden door
het Parlement zal worden bewilligd, haast
te maken om den achterstand in te halen.
Alleen maarwij vragen ons af, of de
militaire autoriteiten in de onderhande
lingen met de gemeentebesturen over den
bouw van kazernes, den aanleg van oefen
terreinen etc. niet een weinig de hand heb
ben gelicht met zekere wettelijke bepalin
gen of misschien moeten wij het zachter
zeggen: zijn zij bij de besprekingen wel
evengoed op de hoogte geweest van aard
en strekking van sommige wettelijke be
palingen als van de krijgswetenschap. Wij
betwijfelen het. En daarom zouden wij het
op prijs stellen, indien wat meer bekend
werd omtrent de verplichtingen, welke da
gemeenten hebben aangegaan of nog zul
len aangaan teneinde soldaten of kanon-
aen of beide in de veste te krijgen.
Van de hoofdstad is dit ons, sedert giste
ren, bekend: Amsterdam krijgt een sedert
langen tijd gewenscht garnizoen! Wij ver
heugen ons daarover en zijn er zeker van,
dat het bericht bij de geheele bevolking van
de hoofdstad voldoening heeft gewekt.
Maarin de voordracht lazen wij met
eenige bevreemding, dat bij de gevoerde on
derhandelingen van militaire zijde als on
afwijsbare voorwaarde van de legering van
een garnizoen werd gesteld, dat in de on
middellijke omgeving van Amsterdam een
oefeningsterrein van voldoende grootte eri
geschikt voor het oefenen met luchtdoel
artillerie ter beschikking zou komen. B. en
W. stellen voor, hieraan te voldoen. De kos
ten van het gereedmaken van dit militaire
oefeningsterrein met bijbehooren worden
geraamd op één millicen twee ton! Te be
talen door Amsterdam.
Verschillende vragen kunnen hier gesteld
worden.
Vooreerst: zijn er nog meer gemeenten,
welke op dergelijke voorwaarden met da
militaire autoriteiten overeenkomsten heb
ben gesloten? Wij stellen deze vraag, om
dat men naar onze meening op een totaal
verkeerden weg is beland. De secretaris van
Maastricht, mr. P. J. M. Kallen, heeft te
recht dezer dagen in het Arka-weekblad de
aandacht gevestigd op art. 188 der Grond
wet: Al de kosten van de legers van hat
Rijk worden uit 's Rijks kas voldaan....
Deze bepaling is reeds te vinden in de
Grondwet van 1848 (art. 187) en men heeft
ook destijds getracht aan dezen eisch te
ontkomen. De jurist mr. W. de Sitter heeft
In woord en geschrift daartegen geoppo
neerd met het gevolg, dat de regeering ein
delijk besloot, de gemeenten van de kosten
Sedert meer dan 30 jaar wordt
Siroop Fame! door doktoren
gewaardeerd als een betrouw-
baar geneesmiddel ter
bestri] ding van
en andere aandoeningen
der ademhalingsorganen
fa m
der kazerneering te ontheffen. Vanaf 1860
zijn dan ook de kazernes, welke het eigen
dom waren van het Rijk, door het Rijk zelf
onderhouden of, wanneer zij eigendommen
waren van de gemeenten, door het Rijk
gehuurd. Maar niet alleen mr. de Sitter was
tegen de verkeerde practijk van het Rijk
in verzet gekomen, ookde gemeente
Amsterdam. Het is een weinig pikant hier
den grooten staatsrechts-leeraar mr. J. F.
Buys te citeeren: In de latere jaren zijn
Amsterdam en andere groote gemeenten
uitdrukkelijk in verzet gekomen tegen de
bestaande practijk en hebben zij geweigerd
verder op haar begrooting aan deze en der
gelijke uitgaven een plaats in te ruimen.
Buys wordt, terecht, in ons Parlement
als uitlegger van de Grondwet hoog aange
slagen. Ook de tegenwoordige regeering zal
zijn autoriteit niet ontkennen. Welnu, het
is alsof Buys de voordracht, welke gisteren
is verschenen, heeft vooruit gezien. Immers,
hij schrijft letterlijk: Zelfs vrijwillige over
eenkomsten tusschen het Rijk en de ge
meenten, waarbij deze laatste op zich
nemen in een deel dier uitgaven te voor
zien, welke de eerste zinsnede van dit ar
tikel (boven aangehaald, Red. T.) bedoelt,
zijn, dunkt mij, onbestaanbaar, omdat de
Staat niet beschikken kan over een pu
bliekrechtelijke verplichting hem door de
Grondwet zelve opgelegd.
Wij vestigen hierop de aandacht, omdat
wij het in het hoogste belang achten, dat
de regeering de Grondwet naleeft. Moet er
dan geen garnizoen komen te Amsterdam
en moet Schiphol, in welks nabijheid het
oefenterrein ligt, dan niet worden be
schermd? Natuurlijk wèl, maar de vraag
of ditlandsbelang militair behartigd
zal worden mag niet afhangen van de vraag
of de gemeente de kosten kan en zal beta
len, want: „al de kosten van de legers van
het Rijk worden uit 's Rijks kas voldaan
Er zit aan deze kwestie nog een andere
kant. Men weet, hoe honderden gemeenten
in financieele moeilijkheden verkeeren en
hoe het Rijk die gemeenten moet bijstaan.
In den volksmond heet het, dat dit alles
de schuld is der gemeentebesturen zelf
Doch zij die buiten de politiek staan, doch
ten deze deskundig zijn wij denken aan
de voortreffelijke artikelen van den Schie-
damschen gemeente-secretaris, mr. A. F.
V. Sickenga, in de „Economist" weten,
dat niet het Rijk de crediteur is van die
gemeenten, doch omgekeerd, die gemeenten
de crediteuren zijn van het Rijk; de reden
hiervan is, dat het Rijk de millioenenuit-
gaven voor werkloozensteun eenvoudig heeft
afgewenteld op de gemeenten. Men kon
dit doen, zij het langs een zeer gewrongen
redeneering, omdat er geen wetsbepaling
bestaat, welke den werkloozensteun ten laste
brengt van het Rijk. Inzake de militaire
uitgaven schijnt men wederom de afwente-
lings-theorie te willen toepassen. Echter
thans is er wèl een wetsbepaling en nog
wel een Grondwetsbepaling, waaraan ieder
een en zeker de regeering gebonden is. En
mocht de regeering van meening zijn, dat
zij met de overeenkomst niet de Grondwet
schendt, dan zouden we toch wel zeer gaar
ne de redeneering vernemen, welke haar tot
die opvatting heeft geleid.
Wat voor Amsterdam geldt, geldt uiter
aard ook voor de andere gemeenten, met
welke militaire autoriteiten onderhande
lingen hebben gevoerd en overeenkomsten
hebben gesloten betreffende kazernes en
oefeningsterreinen. De Gedeputeerde Staten
der verschillende provincies krijgen, als wij
goed zien, werk aan den winkel!
Volgens de jongste statistieken telt Rome
op het oogenblik 1.240.000 inwoners.
Sinds het jaar 1914 (600.000) is het zie
lenaantal meer dan verdubbeld, en dat zonder
noemenswaardige annexaties, daar Rome niet
aan steden, maar aan landelijk gebied grensde.
Zoo heeft Rome na tweeduizend jaar weer het
zielenaantal bereikt, dat het ten tijde van
Christus' geboorte, onder de regeering van Kei
zer Augustus, moet hebben gehad. Geen stad
ter wereld heeft echter demographisch zulke
sprongen gemaakt als Rome: eerst een land-
bouwstad in de legendarische tijden van Ro
mulus en Remus, een millioenenstad ten tijde
der Romeinsche keizers, een stad met een ge
middeld aantal inwoners rond het jaar 1000,
een gemeente van herders en boeren tegen het
Zweedsche meisjes in hun vroolijke dracht
einde der Middeleeuwen, honderdduizenden in
woners bij de Renaissance, weer een millioe
nenstad onder Mussolini.
De tijd vóór Christus maakt gewag van 39
volkstellingen in het oude Rome, de eerste in
568 voor Christus onder den voorlaatsten ko
ning Servius Tullius (84.000 burgers), de laat
ste 51 jaar voor Christus onder Caesar, toen de
stad een millioen inwoners bereikt had. In de
drie eeuwen van den keizerlijken bloeitijd, tot
ongeveer 350 na Christus, bleef het aantal in
woners dat onder Augustus 1.300.000 bedroeg
ongeveer gelijk. Hierop volgde de ineenstor
ting van het rijk. Ongelooflijk snel ging Rome
achteruit; toen de laatste titulaire keizer Ro
mulus Augustulus werd afgezet (in 475) telde
de stad nog slechts 100.000 zielen.
Nu begon de tijd van de „stad der Pausen".
Nog prijkten de vervallen oudheden en de nieu
we basilieken in de stad, maar het werd steeds
erger. Toen Paus Gregorius XI na het ver
blijf der Pausen te Avignon weer naar de
Italiaansche residentie terugkeerde, was Rome
een stad van herders en boeren (ongeveer 17.000
in getal) geworden. Niemand woonde meer op
de heuvels van het roemrijke Rome. De bevol
king, ook de rijkere families, leefden onder aan
de rivier, in wijken, die op kasteelen geleken.
Van San Silvestro tot de latere Piazza del
Popolo waren tuinen en moerassen, op den Pa-
latijnschen heuvel (de residentie der keizers)
graasden de geiten, op het Forum de koeien.
Zelfs in den glanstijd der Pausen, tijdens de
Renaissance, was het zielenaantal niet groot.
Onder Paus Paulus IV (1555) was het aantal
zelfs weer gedaald van 80.000 op 50.000. In de
laatste jaren van het Pontificaat van Sixtus V,
rond 1590, werd de honderdduizend weer be
reikt. Paus Sixtus was het, die voor Rome een
nieuw stadsplan opstelde en de stad met tal
rijke schoone gebouwen verrijkte. Onder Paus
Innocentius X, in 1650, toen de tijd der groote
Renaissance-pausen als Julius II en de Medici
weer bijna afgeloopen was, was het aantal in
woners niet meer dan 120.000, met 30.000 fa
milies. Maar het voordeel was, dat de bevol
king van toen Rome als haar vaste woonplaats
bleef beschouwen, en niet na eenige jaren ver-
anderde. Als stad der Pausen werd Rome dan
de hoofdstad der kerkelijke staten en in 1870
de hoofdstad van het nieuwe Vereenigde Ko
ninkrijk Italië.
Van toen af aan ging het aantal inwoners
met rassche schreden vooruit.
In 1870 bedroeg het aantal inwoners reeds
226.000, op het einde der negentiende eeuw
460.000, in 1914: 600.000 en in October 1937:
1.240.000 inwoners.
Maar terwijl in het jaar 1858 nog 73 procent
der bevolking zich erop beroemen kon, Romei
nen te zijn, waren in het jaar 1931 nog slechts
42.6 procent der bevolking geboren Romeinen.
Luid rinkelde de telefoon en verschrikte de
diepe gedachten waarin mevrouw Huber klaar
blijkelijk verzonken was. Dan ruischte haar
slanke figuur door den weelderig ingeiichten
salon en met een slag leek het leven er op
nieuw zijn intrede te hebben gedaan.
„HalloHeb jij een verrassing voor
meMag ik driemaal raden wie er op
het oogenblik op visite is? Dat kan ik je
meteen wel zeggen: Listner! Goed geraden,
hè!Ik heb zoo even een bouquet roode ro
zen ontvangen en dat is een onfeilbare aanwij
zing, dat Listner in aantocht isOm half
acht, zeg je? Goed hoor, tot dan!"
Een uur later kwam het glunderende, volle
gezicht van den heer Huber kwajongensachtig
om den hoek van de deur. Zijn kleine blauwe
kraaloogjes zochten langs de meubelen, tot ze
in het schemerig verlichte hoekje mevrouw
Huber vonden. Toen verstarden ze en kwam
de geweldige gestalte van den heer Huber te
voorschijn.
„Dag vrouwtje", klonk het zacht. „Voel je je
niet goed kind? Wat scheelt er aan?"
Mevrouw Huber zuchtte en zei alleen „Hoofd
pijn". Mijnheer probeerde zijn teleurstelling te
verbergen, speelde met zijn sleutelbos en be
raadde zich, hoe hij het gesprek zou voort
zetten. Zoo heel moeilijk was dat wel niet
maar hij vreesde dat er vanavond
„Ik vind het echt vervelend voor jou, Karei",
mijnheer Huber knikte al bij voorbaat, „maar
ik kan onmogelijk in „Trianon" gaan
dineeren."
„Stom vervelend", viel mijnheer uit.
„Ja echt naar", corrigeerde mevrouw. „List
ner zal nu denken dat ik een uitvluchtje ver
zonnen heb, om vanavond van zijn gezelschap
bevrijd te zijn. Maar dat is heusch niet waar",
verzekerde ze met ongewonen nadruk.
„Vrouwen hebben ook altijd wat anders. Den
eenen keer hebben ze niets om aan te trekken,
dan weer blijven ze thuis om zoo'n doodgewo
ne hoofdpijn waarvan wij mannen er min
stens drie zonder blikken of blozen ver
werken!"
In de aangrenzende hall rinkelde fijntjes de
huisschel, een waarschuwing voor de dienstbode
en tevens voor mijnheer, waaraan beiden
oogenblikkelijk gevolg gaven. En zoo gebeurde
het dan ook dat juffrouw Ans Schmidt haar
zus en zwager poeslief naast elkaar op den
divan trof.
„Dag!" groette ze, en liet er meteen op vol
gen. „Wat innig!"
„Vind je?" meesmuilde mijnheer.
„Allemachtig, wat een grafstem! Scheelt je
wat Wiily?"
Toen volgde een zeer onvolledig verslag van
wat tot dusver gepasseerd was, dat tenslotte
eindigde met de verzuchting: „Wat nu?"
Mijnheer Huber ijsbeerde ongezellig, keek tel
kens naar de klok en drong op een snelle be
slissing aan.
Mevrouw Huber waagde een compromis
voorstel.
„Als Ans in mijn plaats ging? Het is al min
stens vijf jaar geleden dat Listner mij ontmoet
heeft, zoo precies kent hij me dus niet meer.
Het eenigste, wat hem zou kunnen opvallen is
dat „ik" er, in verhouding tot „jou" meteen
stond mijnheer Huber stil en keek zijn vrouw
achterdochtig aan dat ,ik" er jong uitzie!
Maar daar is alles voor, vind je zelf ook niet?"
Mijnheer Huber bromde wat onverstaanbaars,
voelde zich geraakt door de opmerking, welke
natuurlijk zijn haarloos hoofd betrof maar
N\N\^
De andere mannen waren opeens vooruit
gereden, want er was een heele troep
paarden. Ze vlogen op hun eigen ros er op
af en er tusschen en onder geroep en ge
schreeuw gooiden ze hun lasso's uit. Maar
het ging niet zoo gemakkelijk als Profje
dacht. De gevangen dieren verweerden zich
en waren er niets op gesteld meegenomen te
worden. Ze trokken en trokken en het
scheelde af er toe niet veel of ze trokken
hun jagers van hun paard af. Maar het
waren sterke mannen, die zulk werk ge
woon waren en ze bleven toch de baas. Profje
vond het prachtig om te zien en bekeek alles
door zijn trouwen verrekijker.
Toen er pauze werd gehouden, waren er
al aardig wat dieren gevangen en aan hoo
rnen vast gebonden. Het was een luid ge
hinnik en Profje's paard werd er zenuwach-
tie van. Het begon een beetje te steigerenen
Profje was blij er af te mogen. De tenten
werden opgezet, want de zon was al weer
hoog aan den hemel en het was weer warm
geworden. Er werd een middagslaap gehou
den, waarbij de kapitein Profje op het hart
drukte, niet weg te gaan, maar Profje had
er heelemaal geen zin in, want hij had een
goede les gehad, die hij niet licht vergeten
zou.
Na het slapen was de middag voor een
groot deel voorbij en daar het vroeg don
ker wordt, werd besloten nog een gezamen
lijke wandeling te maken, waarbij Profje
dan nog wel iets te zien zou krijgen en den
avond gezellig met elkaar door te brengen.
En zoo gebeurde. Profje vond een schat van
bloemen en grassen, die hij bij het kampvuur
uitzocht en bekeek, terwijl de kapitein zijn
pijp rookte en de mannen wat zaten te pra
ten. Struisje maakte een praatje met Prof-
jes paard, dat vreedzaam aan het grazen was
en vergat zijn verdriet om zijn achtergeble
ven kind.
moest toch toegeven dat de oplossing nog z°°
slecht niet was.
Mevrouw Huber's „geest" verweerde zich echt
vrouwelijk. Haar japon was allerminst passen"
voor een intiem diner in „Trianon" en dan
het haar, 't leek gewoonweg nergens op! Toen
liet mijnheer Huber zich van een anderen kant
kennen, een lawine zoete complimentjes over
spoelde zijn schoonzuster, die tenslotte zwicht
te. Mijnheer Huber triomfeerde en zag er biJ
het vertrek meer verzorgd uit, dan wellicht
ooit te voren. Ans droeg een roode roos.
Het directe resultaat van eindeloos veel diners
is altijd geweest, dat „men" elkaar steeds
beter begreep en ook meer waardeerde Het
trio, bestaande uit „mevrouw Huber" en de
heeren Listner en Huber maakte óp dezen regel
geen uitzondering. Zakelijk bezien kwamen de
firma Listner en de firma Huber dichter tot
elkaar, dan urenlange conferenties in nuch
tere,, kille kan to-
ren hadden kun- i
nen bewerken. I j
Van zakelijk naar TJ/infflfti Itl 1
privé is dan nog S J.UUJ LtJJ tJIV
maar een klein
stapje. En zoo is f j
het dan ook niets
verwonderlijks, dat mijnheer Listner zijn tafel
genoot eensklaps toefluisterde:
„Je bent toch een gelukkig mensch; Huber.
Jouw vrouw is er een uit duizenden. Je mag
den hemel dankbaar zijn, dat ik haar eerst als
je vrouw heb leeren kennen, andersListner
presenteerde zijn gouden cigarettenkoker.
Aan het echtelijk ontbijt voelde mevrouw
Huber zich den volgenden morgen weer geheel
de oude en informeerde met groote belangstel
ling naar het diner in „Trianon".
Mijnheer Huber was mededeelzamer dan
ooit, over het zakelijke gedeelte kwam hij niet
uitgesproken. Mevrouw bracht Ans' positie naar
voren. Maar daar wist mijnheer Huber niet
veel meer van te zeggen, dan dat hij vreesde,
dat Listner verliefd was geraakt.
„Op Ans," constateerde mevrouw met voldoe
ning. ,,'t Is ook eigenlijk niet te verwonde
renEen oogenblik heerschte aan tafel een
diepe stilte; ieder was met zijn eigen gedachten
vervuld.
„Karei," begon mevrouw opnieuw.
Hij keek onderzoekend op. Die zachte to°n
waarschuwde hem op zijn hoede te zijn.
„Karei, jij moet met Listner spreken, van man
tot man, zooals jullie dat noemen."
Mijnheer Huber stribbelde tegen, maar blees
tenslotte tegen de tactiek van zijn vrouw niet
opgewassen. „Listner zal er blij mee zijn, als hi)
hoort, hoe we hem gisteren beetgenomen heb
ben," schamperde hij.
Listner was niet alleen blij, hij was dol-ge-
lukkig. Hij had zich onophoudelijk beklaagd-
dat het hem nu juist moest gebeuren dat hU
verliefd was geworden op een vrouw, wier hu*
welijksgeluk talloozen ten voorbeeld kon worde»
gesteld. En nu, nu!
Nadat mijnheer Listner des avonds met Am
Schmidt huize Huber verlaten had, kwam mi)»"
heer Huber met de argelooze opmerking:
„Zeg eens, Willy, die hoofdpijn van gisteren
avond blijkt achteraf toch wel goed van pas ge
komen te zijn!"
„Vind je? Ik wil je wel zeggen, dat ik al lang
„hoofdpijn" had, over Ans, snap je. Toen Je
me opbelde, om met Listner te gaan dineeren,
kreeg ik een lumineus idee. Ik besloot op mü»
beurt Ans uit te noodigen. Eerst voelde ze er
niet veel voor, maar tenslotte wilde ze das
„avontuurtje" toch wel eens wagen. En met
welk een succes!"
(Nadruk verboden)
Er kan niet genoeg op gewezen worden, dat
eau de cologne van meet af aan geen parfum,
doch een uitgesproken verfrissching is, en het
zjjn juist haar verkwikkende eigenschappen'
waardoor dit kostelijke, welriekende water de
harten der beschaafde menschen over alle we-
relddeelen veroverd heeft.
Dit alom bekende Keulsche water, dat wü i°
4711 Eau de Colgne bezitten, vermindert hoofd
pijn en migraine. Het verfrischt, verkwikt e»
kalmeert de koorts, moeheid en uitputting. Toe
gevoegd aan bad of waschwater, geeft het een
gevoel van behaaglijkheid.
Het leent zich voortreffelijk voor lichaamS-
massage na het baden, is voor scheerwater zee*
geschikt en zuivert de lucht in overvolle ruim
ten in onze ziekenkamer en in den trein.
Zijn afkoelende, reinigende en anti-septische
werking maakt het geliefd op het sportterrein
of aan het strand. En thans een bijzondere aan
wijzing voor dames: Eau de cologne harm0
nieert met elk parfum,, zoodat het nooit de
bijzondere geur van het uitverkoren schoo»-
heidsmoraal storen kan.
Overigens kan eau de cologne ook als mond
water gebruikt worden.
Enkele druppels „4711" in een glas water
werken verfrisschend, vooral bij dorst of ko°rts'
AI IT ABONNE'S ongevaflmf vercekerd^voor een der volgende uitkeeringen F 750.- verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen F 750 doodelijken afloop 2S0»* een voet of een ooS-
27
Toen zij het compartiment had verlaten, zei
de oude heer tegen zijn zuster: „Zeg, nu heb je
toch sterk overdreven; zij ziet er zeer goed uit en
heelemaal niet abnormaal."
„Laat ze eerst maar eens warm loopen, broer
tje; ze is zoo achterlijk, dat zelfs jij uit je vel
springt van de pret.
Menschen, die op de hoogste sport van de
maatschappelijke ladder staan, zijn in hun
manier van doen verrassend eenvoudig. Niet
tegenstaande dat, hebben zij de kunst geleerd,
onzichtbaar muren op te trekken, zoodat slechts
diegenen hen kunnen naderen, aan wie zij dat
toestaan.
Oliva echter was, ver van de groote wereld,
alleen op het voorbeeld van haar bekrompen
moeder aangewezen geweest en zoodoende ont
brak haar ten eenenmale de pose van de waar
achtige „grande dame."
Voornaam doen en voornaam zijn zijn name
lijk twee absoluut verschillende dingen!
Oliva zat nu in den restauratiewagen die door
den harmonicadoorgang aan haar rijtuig was
verbonden. Verbaasd keek zij in 't rond. Zooiets
had zij natuurlijk nog nooit gezien of zelfs voor
mogelijk gehouden. Een elegante eetkamer op
wielen, met een prachtig uitzicht naar buiten,
dat ieder oogenblik iets anders te zien gaf.
Ongeloofelijk gewoon! De betoovering van het
reizen spon ook deze nuchtere vrouw al meer
en meer in en zij werd er door beneveld. Doch
weer stond daar, onwrikbaar en niet te ver
drijven, de gedachte voor haar: „Wat ben ik
nu reeds ver weg ver van hem. Waarom?"
Maar wie kon haar per slot van rekening be
letten, bij het volgende station uit te stappen en
weer naar huis terug te reizen?
Haar adem stokte, toen zij dat overdacht. Zij
was toch baas over haar doen en laten en wan
neer het haar in Weenen beter beviel.
„Neen!" sprak haar trots. „Neen duizend
maal neen."
Hij had haar bij hun laatste onderhoud
hatelijke woorden toegevoegd. Hij was het, die
moest komen. Zij kon zich niet zoo vernederen
neen, dat kon zij niet!
„Wat komt het er op aan, wie den eersten stap
doet?" fluisterde de andere stem haar kalmee
rend toe. Wat kwam het er op aan, als zij eens
een enkele maal toegaf? Als zij naar hem toeging
en hem de hand reikte en zei: „Wees niet lan
ger boos."
Verschrikt en met plotselinge hartkloppin
gen luisterde zij als 't ware naar zijn antwoord:
„Zoo, denk je dat je sleohts volgens je grillen
je bevelen kunt uitdeelen. en dat iedereen je
dan maar dadelijk heeft te gehoorzamen?
En als hij haar nu eens van zich afstiet?
Hetgeen toch zeer goed mogelijk was. Want had
hij niet uitdrukkelijk verklaard, dat het 't laat
ste woord was, dat tusschen hen gesproken
werd? Wie hielp haar in deze onontwarbare
moeilijkheid? Hoe diep voelde zij het plotseling
dat zij nooit een vriendin had gehad, nooit de
opbeuring van een vertrouwelijk gesprek had
gekend.
De tijd verstreek en het verglijdende land
schap werd in een diepen nevel gehuld. Nog
steeds zat Oliva daar en rafelde haar gedach
ten uit, zonder tot klaarheid te komen.
„Wenscht u ook te soupeeren?" vroeg een
mannenstem en toen zij opkeek, kwam zij tot
de ontdekking, dat zij de eenige persoon in den
restauratiewagen was. Alle tafeltjes, op het hare
na, waren reeds voor het lichte souper gedekt.
Zij vond het niet aangenaam, nu weer naar haar
compartiment terug te gaan en daarom knikte zij
bevestigend. In een oogwenk had de kellner nu
ook haar tafeltje in orde gemaakt.
Het duurde niet lang, of de restauratie
wagen vulde zich met reizigers. Ook de broer
en zuster uit haar coupé verschenen en Lize
Froheim groette Oliva in 't voorbijgaan met een
schertsende opmerking. Hun plaatsen waren aan
het andere eind van den wagen en er kwam
niemand bü haar aan 't tafeltje zitten wat zij
zeer prettig vond.
De ongewone, lange reis had haar hoofdpijn
bezorgd. Zij had het diner overgeslagen en nu
herinnerde zij zich, dat zij, behalve een kop
thee, den geheelen dag niets had gebruikt._Bella
had haar op 't hart gedrukt, vooral regelmatig
voedsel tot zich te nemen, want zij wist maar
al te goed, dat haar moeder in practische dingen
zoo onnadenkend was als een kind.
Met een droomerig glimlachje herinnerde
Oliva zich dezen raad. Bella Eigenlijk had zij
den heelen dag niet aan haar gedacht. Het ont
aarde kind verdiende ook niets anders. Wer
kelijk niet? Wat was het dan eigenlijk voor 'n
vreeselijk kwaad dat Bella had gedaan? Zij had
haar eigen weg gekozen, inplaats van aan den
leiband te blijven loopen, zooals haar moeder
had gedaanWat waren dat nu voor bespot
telijke gedachten? peinsde Oliva en schrok van
zichzelf.
Had Lize Froheim haar op dat idee gebracht.
En plotseling herinnerde zij zich de woorden,
die de oude dame vandaag had gesproken.
Eigenaardige woorden voor een persoonlijk
heid, die zoo'n hoogen titel voerde. Hoogheid.
Inderdaad eigenaardig, zooal niet bevreem
dend. En zoo zeldzaam duidelijk. Indien men dat
zou naleven, hoe eenvoudig zou dan ons onder-
maansch bestaan zijn. Heelemaal zonder com
plicaties.
Zij vouwde haar handen samen als in gebed.
Van voren af aan moest zij beginnen, want zij
kwam tot het besef, dat zij haar kind onrecht
had aangedaan. Als een ander mensch wilde
zij van deze reis terugkomen. Al haar achter
lijkheid, haar eigenzinnigheid, trots, in één
woord, alles, wat haar ontsierde, moest zij van
zich afschudden, dat nam zij zich voor in dit
ernstig uur van zelfinkeer, dat niet .veel men
schen is gegeven. v
Het was een hoogst alledaagsche onderbreking
die Oliva uit haar bijna verheven overpeinzin
gen omlaag haalde. Een zilveren schaal werd
haar voorgehouden; zij moest zich van visch
bedienen. Het souper was begonnen.
In haar compartiment teruggekeerd, zag
Oliva, dat de toebereidselen voor de nachtrust
daar reeds waren getroffen. De sneeuwwit ge
dekte bedden noodden verlokkend tot rust. Het
verheugde Oliva, dat haar reisgenoote nog in
den restauratiewagen was en zij haastte zich,
haar reiscostuum uit te trekken en in een
pyama te glijden, vóór de oude dame terug
kwam. Met een tevreden zuchtje strekte zij zich
op een der beide bedden uit, nadat zij haar
kleine luchtkussen te voorschijn had gehaald,
waarmede zij haar ligging aanmerkelijk veraan
genaamde. De lamp aan het plafond was ge
temperd en dus niet hinderlijk. Oliva herinnerde
zich slechts zeer vaag, dat de deur werd ópen
geschoven en Lize Froheim binnenkwam. Daarna
was zij ingeslapen, ondanks de vreemde omge
ving, het ongewone schudden en het feit, dat een
tweede, geheel vreemde persoon zich bij haar
in dit nauwe verblijf bevond.
Het zal zoo ongeveer vijf uur in den morgen
geweest zijn, toen zij plotseling ontwaakte. Het
duurde een oogenblik vóór zij wist, waar zij was
en eenigszins verschrikt naar de eigenaardige
geluiden luisterde, die haar hadden gewekt.
Weldra waren haar oogen aan het halfduister
gewend en onderscheidde ze Lize Froheim tegen
over haar. Zij lag, met haar mond open, op h^ar
rug en de vriendelijke oude dame snorkte er zoo
onverstoorbaar op los en zag er zóó oerkomiscj£
uit, dat Oliva 't had kunnen uitproesten van
Hare hoogheid leverde geen aesthetisch®^
aanblik op, dat moet gezegd. Maar het ee
voudige en natuurlijke feit, dat zij zoo behaagi»
snorkte, was niettemin zeer leerzaam voor he
die willen leeren: „Wij zijn allen slechts me»
schen."
HOOFDSTUK IX
Na het vertrek van mevrouw Oliva
Belamy heerschte er in de kleine huishoud!
van de jonge kunstenares een weldadige rus
Niet, dat de gast zoo bijzonder druk was S
weest, maar iedereen weet, dat er menschen z»
wier aanwezigheid alleen al voldoende is, om
zenuwen van de omgeving te doen trillen, h
tot die soort behoorde ook Oliva. f
Resi zat nu 's middags weer met ha
breikous bij het kamermeisje en verhaal
de oude, eeuwig-nieuwe geschiedenis v
haar eerste en eenige liefde, waaraan
zoo dramatische wijze een einde was geK
men. En Anny was een jong ding, dat gr» K
naar liefdesgeschiedenissen, al waren zijdan0^
reeds lang in rook opgegaan, luisterde, en
met ademlooze aandacht volgde. De afschri^
wekkende moraal, die Resi hieraan trachtte
verbinden namelijk, dat men mannen
over
hes
t algemeen niet mag vertrouwen kon 11
jonge meisje er niet in ontdekken. Den een°
dien Anny op 't oog had, o, die was heel anders-
Dat is „die eene" immers altijd!
.(Wordt vervolgd'