Garnizoen in Amsterdam SIROOP <Kd Wi&aal den dof De avonturen van Prof je ,/c/' Gemeente en militaire uitgaven r/ 8 «fcV Rome millioenenstad ^JÖet is geen kunst, aan koffie boonen de coffeine te onttrekken. Wil men echter het kostelijke aroma en de krachtige smaak van fijne hooglandkoffie ten volle tot hun recht laten komen, dan zijn een vol- maaktwerkprocédéenveelervaring noodig. Het gebruik van eau de cologne aangifte moet, op straffe van verlies van alle rechten, geschieden uiterlijk drie maal vier en twintig uur na het ongeval DINSDAG 21 DECEMBER 1937 HARDNEKKIGE HOEST, BRONCHITIS Hag is deêénigecoffeïnevrijekoffie, die, volgens het vermaarde Hag- procédé bewerkt, zich gedurende 30 jaren een wereldreputatie heeft verworven. Ook de tweede soort, „Sanka™, is heel goed en kost slechts 44 ets. per pakje. DOOR LO WILSDORF Nauwelijks is de Defensie-begrooting in de Tweede Kamer aangenomen of er verschijnen berichten uit ver schillende gemeenten, dat kazernes en an dere militaire inrichtingen zullen worden gebouwd, dat groote aantallen militairen zullen worden gelegerd, etc. etc. Blijkbaar hebben de militaire overheden reeds ge- ruimen tijd vóór de begrooting werd be handeld met de gemeentelijke autoriteiten besprekingen gevoerd en heeft men met publicatie gewacht totdat de Tweede Ka mer haar sanctie zou hebben verleend. Wij begrijpen dit volkomen en wij hebben daar op ook geen critiek. Ons land is. wat de defensie betreft, achter gebleven, het is de taak en ook de plicht der militaire autori teiten om, zoodra er redelijke zekerheid bestaat, dat in de benoodigde gelden door het Parlement zal worden bewilligd, haast te maken om den achterstand in te halen. Alleen maarwij vragen ons af, of de militaire autoriteiten in de onderhande lingen met de gemeentebesturen over den bouw van kazernes, den aanleg van oefen terreinen etc. niet een weinig de hand heb ben gelicht met zekere wettelijke bepalin gen of misschien moeten wij het zachter zeggen: zijn zij bij de besprekingen wel evengoed op de hoogte geweest van aard en strekking van sommige wettelijke be palingen als van de krijgswetenschap. Wij betwijfelen het. En daarom zouden wij het op prijs stellen, indien wat meer bekend werd omtrent de verplichtingen, welke da gemeenten hebben aangegaan of nog zul len aangaan teneinde soldaten of kanon- aen of beide in de veste te krijgen. Van de hoofdstad is dit ons, sedert giste ren, bekend: Amsterdam krijgt een sedert langen tijd gewenscht garnizoen! Wij ver heugen ons daarover en zijn er zeker van, dat het bericht bij de geheele bevolking van de hoofdstad voldoening heeft gewekt. Maarin de voordracht lazen wij met eenige bevreemding, dat bij de gevoerde on derhandelingen van militaire zijde als on afwijsbare voorwaarde van de legering van een garnizoen werd gesteld, dat in de on middellijke omgeving van Amsterdam een oefeningsterrein van voldoende grootte eri geschikt voor het oefenen met luchtdoel artillerie ter beschikking zou komen. B. en W. stellen voor, hieraan te voldoen. De kos ten van het gereedmaken van dit militaire oefeningsterrein met bijbehooren worden geraamd op één millicen twee ton! Te be talen door Amsterdam. Verschillende vragen kunnen hier gesteld worden. Vooreerst: zijn er nog meer gemeenten, welke op dergelijke voorwaarden met da militaire autoriteiten overeenkomsten heb ben gesloten? Wij stellen deze vraag, om dat men naar onze meening op een totaal verkeerden weg is beland. De secretaris van Maastricht, mr. P. J. M. Kallen, heeft te recht dezer dagen in het Arka-weekblad de aandacht gevestigd op art. 188 der Grond wet: Al de kosten van de legers van hat Rijk worden uit 's Rijks kas voldaan.... Deze bepaling is reeds te vinden in de Grondwet van 1848 (art. 187) en men heeft ook destijds getracht aan dezen eisch te ontkomen. De jurist mr. W. de Sitter heeft In woord en geschrift daartegen geoppo neerd met het gevolg, dat de regeering ein delijk besloot, de gemeenten van de kosten Sedert meer dan 30 jaar wordt Siroop Fame! door doktoren gewaardeerd als een betrouw- baar geneesmiddel ter bestri] ding van en andere aandoeningen der ademhalingsorganen fa m der kazerneering te ontheffen. Vanaf 1860 zijn dan ook de kazernes, welke het eigen dom waren van het Rijk, door het Rijk zelf onderhouden of, wanneer zij eigendommen waren van de gemeenten, door het Rijk gehuurd. Maar niet alleen mr. de Sitter was tegen de verkeerde practijk van het Rijk in verzet gekomen, ookde gemeente Amsterdam. Het is een weinig pikant hier den grooten staatsrechts-leeraar mr. J. F. Buys te citeeren: In de latere jaren zijn Amsterdam en andere groote gemeenten uitdrukkelijk in verzet gekomen tegen de bestaande practijk en hebben zij geweigerd verder op haar begrooting aan deze en der gelijke uitgaven een plaats in te ruimen. Buys wordt, terecht, in ons Parlement als uitlegger van de Grondwet hoog aange slagen. Ook de tegenwoordige regeering zal zijn autoriteit niet ontkennen. Welnu, het is alsof Buys de voordracht, welke gisteren is verschenen, heeft vooruit gezien. Immers, hij schrijft letterlijk: Zelfs vrijwillige over eenkomsten tusschen het Rijk en de ge meenten, waarbij deze laatste op zich nemen in een deel dier uitgaven te voor zien, welke de eerste zinsnede van dit ar tikel (boven aangehaald, Red. T.) bedoelt, zijn, dunkt mij, onbestaanbaar, omdat de Staat niet beschikken kan over een pu bliekrechtelijke verplichting hem door de Grondwet zelve opgelegd. Wij vestigen hierop de aandacht, omdat wij het in het hoogste belang achten, dat de regeering de Grondwet naleeft. Moet er dan geen garnizoen komen te Amsterdam en moet Schiphol, in welks nabijheid het oefenterrein ligt, dan niet worden be schermd? Natuurlijk wèl, maar de vraag of ditlandsbelang militair behartigd zal worden mag niet afhangen van de vraag of de gemeente de kosten kan en zal beta len, want: „al de kosten van de legers van het Rijk worden uit 's Rijks kas voldaan Er zit aan deze kwestie nog een andere kant. Men weet, hoe honderden gemeenten in financieele moeilijkheden verkeeren en hoe het Rijk die gemeenten moet bijstaan. In den volksmond heet het, dat dit alles de schuld is der gemeentebesturen zelf Doch zij die buiten de politiek staan, doch ten deze deskundig zijn wij denken aan de voortreffelijke artikelen van den Schie- damschen gemeente-secretaris, mr. A. F. V. Sickenga, in de „Economist" weten, dat niet het Rijk de crediteur is van die gemeenten, doch omgekeerd, die gemeenten de crediteuren zijn van het Rijk; de reden hiervan is, dat het Rijk de millioenenuit- gaven voor werkloozensteun eenvoudig heeft afgewenteld op de gemeenten. Men kon dit doen, zij het langs een zeer gewrongen redeneering, omdat er geen wetsbepaling bestaat, welke den werkloozensteun ten laste brengt van het Rijk. Inzake de militaire uitgaven schijnt men wederom de afwente- lings-theorie te willen toepassen. Echter thans is er wèl een wetsbepaling en nog wel een Grondwetsbepaling, waaraan ieder een en zeker de regeering gebonden is. En mocht de regeering van meening zijn, dat zij met de overeenkomst niet de Grondwet schendt, dan zouden we toch wel zeer gaar ne de redeneering vernemen, welke haar tot die opvatting heeft geleid. Wat voor Amsterdam geldt, geldt uiter aard ook voor de andere gemeenten, met welke militaire autoriteiten onderhande lingen hebben gevoerd en overeenkomsten hebben gesloten betreffende kazernes en oefeningsterreinen. De Gedeputeerde Staten der verschillende provincies krijgen, als wij goed zien, werk aan den winkel! Volgens de jongste statistieken telt Rome op het oogenblik 1.240.000 inwoners. Sinds het jaar 1914 (600.000) is het zie lenaantal meer dan verdubbeld, en dat zonder noemenswaardige annexaties, daar Rome niet aan steden, maar aan landelijk gebied grensde. Zoo heeft Rome na tweeduizend jaar weer het zielenaantal bereikt, dat het ten tijde van Christus' geboorte, onder de regeering van Kei zer Augustus, moet hebben gehad. Geen stad ter wereld heeft echter demographisch zulke sprongen gemaakt als Rome: eerst een land- bouwstad in de legendarische tijden van Ro mulus en Remus, een millioenenstad ten tijde der Romeinsche keizers, een stad met een ge middeld aantal inwoners rond het jaar 1000, een gemeente van herders en boeren tegen het Zweedsche meisjes in hun vroolijke dracht einde der Middeleeuwen, honderdduizenden in woners bij de Renaissance, weer een millioe nenstad onder Mussolini. De tijd vóór Christus maakt gewag van 39 volkstellingen in het oude Rome, de eerste in 568 voor Christus onder den voorlaatsten ko ning Servius Tullius (84.000 burgers), de laat ste 51 jaar voor Christus onder Caesar, toen de stad een millioen inwoners bereikt had. In de drie eeuwen van den keizerlijken bloeitijd, tot ongeveer 350 na Christus, bleef het aantal in woners dat onder Augustus 1.300.000 bedroeg ongeveer gelijk. Hierop volgde de ineenstor ting van het rijk. Ongelooflijk snel ging Rome achteruit; toen de laatste titulaire keizer Ro mulus Augustulus werd afgezet (in 475) telde de stad nog slechts 100.000 zielen. Nu begon de tijd van de „stad der Pausen". Nog prijkten de vervallen oudheden en de nieu we basilieken in de stad, maar het werd steeds erger. Toen Paus Gregorius XI na het ver blijf der Pausen te Avignon weer naar de Italiaansche residentie terugkeerde, was Rome een stad van herders en boeren (ongeveer 17.000 in getal) geworden. Niemand woonde meer op de heuvels van het roemrijke Rome. De bevol king, ook de rijkere families, leefden onder aan de rivier, in wijken, die op kasteelen geleken. Van San Silvestro tot de latere Piazza del Popolo waren tuinen en moerassen, op den Pa- latijnschen heuvel (de residentie der keizers) graasden de geiten, op het Forum de koeien. Zelfs in den glanstijd der Pausen, tijdens de Renaissance, was het zielenaantal niet groot. Onder Paus Paulus IV (1555) was het aantal zelfs weer gedaald van 80.000 op 50.000. In de laatste jaren van het Pontificaat van Sixtus V, rond 1590, werd de honderdduizend weer be reikt. Paus Sixtus was het, die voor Rome een nieuw stadsplan opstelde en de stad met tal rijke schoone gebouwen verrijkte. Onder Paus Innocentius X, in 1650, toen de tijd der groote Renaissance-pausen als Julius II en de Medici weer bijna afgeloopen was, was het aantal in woners niet meer dan 120.000, met 30.000 fa milies. Maar het voordeel was, dat de bevol king van toen Rome als haar vaste woonplaats bleef beschouwen, en niet na eenige jaren ver- anderde. Als stad der Pausen werd Rome dan de hoofdstad der kerkelijke staten en in 1870 de hoofdstad van het nieuwe Vereenigde Ko ninkrijk Italië. Van toen af aan ging het aantal inwoners met rassche schreden vooruit. In 1870 bedroeg het aantal inwoners reeds 226.000, op het einde der negentiende eeuw 460.000, in 1914: 600.000 en in October 1937: 1.240.000 inwoners. Maar terwijl in het jaar 1858 nog 73 procent der bevolking zich erop beroemen kon, Romei nen te zijn, waren in het jaar 1931 nog slechts 42.6 procent der bevolking geboren Romeinen. Luid rinkelde de telefoon en verschrikte de diepe gedachten waarin mevrouw Huber klaar blijkelijk verzonken was. Dan ruischte haar slanke figuur door den weelderig ingeiichten salon en met een slag leek het leven er op nieuw zijn intrede te hebben gedaan. „HalloHeb jij een verrassing voor meMag ik driemaal raden wie er op het oogenblik op visite is? Dat kan ik je meteen wel zeggen: Listner! Goed geraden, hè!Ik heb zoo even een bouquet roode ro zen ontvangen en dat is een onfeilbare aanwij zing, dat Listner in aantocht isOm half acht, zeg je? Goed hoor, tot dan!" Een uur later kwam het glunderende, volle gezicht van den heer Huber kwajongensachtig om den hoek van de deur. Zijn kleine blauwe kraaloogjes zochten langs de meubelen, tot ze in het schemerig verlichte hoekje mevrouw Huber vonden. Toen verstarden ze en kwam de geweldige gestalte van den heer Huber te voorschijn. „Dag vrouwtje", klonk het zacht. „Voel je je niet goed kind? Wat scheelt er aan?" Mevrouw Huber zuchtte en zei alleen „Hoofd pijn". Mijnheer probeerde zijn teleurstelling te verbergen, speelde met zijn sleutelbos en be raadde zich, hoe hij het gesprek zou voort zetten. Zoo heel moeilijk was dat wel niet maar hij vreesde dat er vanavond „Ik vind het echt vervelend voor jou, Karei", mijnheer Huber knikte al bij voorbaat, „maar ik kan onmogelijk in „Trianon" gaan dineeren." „Stom vervelend", viel mijnheer uit. „Ja echt naar", corrigeerde mevrouw. „List ner zal nu denken dat ik een uitvluchtje ver zonnen heb, om vanavond van zijn gezelschap bevrijd te zijn. Maar dat is heusch niet waar", verzekerde ze met ongewonen nadruk. „Vrouwen hebben ook altijd wat anders. Den eenen keer hebben ze niets om aan te trekken, dan weer blijven ze thuis om zoo'n doodgewo ne hoofdpijn waarvan wij mannen er min stens drie zonder blikken of blozen ver werken!" In de aangrenzende hall rinkelde fijntjes de huisschel, een waarschuwing voor de dienstbode en tevens voor mijnheer, waaraan beiden oogenblikkelijk gevolg gaven. En zoo gebeurde het dan ook dat juffrouw Ans Schmidt haar zus en zwager poeslief naast elkaar op den divan trof. „Dag!" groette ze, en liet er meteen op vol gen. „Wat innig!" „Vind je?" meesmuilde mijnheer. „Allemachtig, wat een grafstem! Scheelt je wat Wiily?" Toen volgde een zeer onvolledig verslag van wat tot dusver gepasseerd was, dat tenslotte eindigde met de verzuchting: „Wat nu?" Mijnheer Huber ijsbeerde ongezellig, keek tel kens naar de klok en drong op een snelle be slissing aan. Mevrouw Huber waagde een compromis voorstel. „Als Ans in mijn plaats ging? Het is al min stens vijf jaar geleden dat Listner mij ontmoet heeft, zoo precies kent hij me dus niet meer. Het eenigste, wat hem zou kunnen opvallen is dat „ik" er, in verhouding tot „jou" meteen stond mijnheer Huber stil en keek zijn vrouw achterdochtig aan dat ,ik" er jong uitzie! Maar daar is alles voor, vind je zelf ook niet?" Mijnheer Huber bromde wat onverstaanbaars, voelde zich geraakt door de opmerking, welke natuurlijk zijn haarloos hoofd betrof maar N\N\^ De andere mannen waren opeens vooruit gereden, want er was een heele troep paarden. Ze vlogen op hun eigen ros er op af en er tusschen en onder geroep en ge schreeuw gooiden ze hun lasso's uit. Maar het ging niet zoo gemakkelijk als Profje dacht. De gevangen dieren verweerden zich en waren er niets op gesteld meegenomen te worden. Ze trokken en trokken en het scheelde af er toe niet veel of ze trokken hun jagers van hun paard af. Maar het waren sterke mannen, die zulk werk ge woon waren en ze bleven toch de baas. Profje vond het prachtig om te zien en bekeek alles door zijn trouwen verrekijker. Toen er pauze werd gehouden, waren er al aardig wat dieren gevangen en aan hoo rnen vast gebonden. Het was een luid ge hinnik en Profje's paard werd er zenuwach- tie van. Het begon een beetje te steigerenen Profje was blij er af te mogen. De tenten werden opgezet, want de zon was al weer hoog aan den hemel en het was weer warm geworden. Er werd een middagslaap gehou den, waarbij de kapitein Profje op het hart drukte, niet weg te gaan, maar Profje had er heelemaal geen zin in, want hij had een goede les gehad, die hij niet licht vergeten zou. Na het slapen was de middag voor een groot deel voorbij en daar het vroeg don ker wordt, werd besloten nog een gezamen lijke wandeling te maken, waarbij Profje dan nog wel iets te zien zou krijgen en den avond gezellig met elkaar door te brengen. En zoo gebeurde. Profje vond een schat van bloemen en grassen, die hij bij het kampvuur uitzocht en bekeek, terwijl de kapitein zijn pijp rookte en de mannen wat zaten te pra ten. Struisje maakte een praatje met Prof- jes paard, dat vreedzaam aan het grazen was en vergat zijn verdriet om zijn achtergeble ven kind. moest toch toegeven dat de oplossing nog z°° slecht niet was. Mevrouw Huber's „geest" verweerde zich echt vrouwelijk. Haar japon was allerminst passen" voor een intiem diner in „Trianon" en dan het haar, 't leek gewoonweg nergens op! Toen liet mijnheer Huber zich van een anderen kant kennen, een lawine zoete complimentjes over spoelde zijn schoonzuster, die tenslotte zwicht te. Mijnheer Huber triomfeerde en zag er biJ het vertrek meer verzorgd uit, dan wellicht ooit te voren. Ans droeg een roode roos. Het directe resultaat van eindeloos veel diners is altijd geweest, dat „men" elkaar steeds beter begreep en ook meer waardeerde Het trio, bestaande uit „mevrouw Huber" en de heeren Listner en Huber maakte óp dezen regel geen uitzondering. Zakelijk bezien kwamen de firma Listner en de firma Huber dichter tot elkaar, dan urenlange conferenties in nuch tere,, kille kan to- ren hadden kun- i nen bewerken. I j Van zakelijk naar TJ/infflfti Itl 1 privé is dan nog S J.UUJ LtJJ tJIV maar een klein stapje. En zoo is f j het dan ook niets verwonderlijks, dat mijnheer Listner zijn tafel genoot eensklaps toefluisterde: „Je bent toch een gelukkig mensch; Huber. Jouw vrouw is er een uit duizenden. Je mag den hemel dankbaar zijn, dat ik haar eerst als je vrouw heb leeren kennen, andersListner presenteerde zijn gouden cigarettenkoker. Aan het echtelijk ontbijt voelde mevrouw Huber zich den volgenden morgen weer geheel de oude en informeerde met groote belangstel ling naar het diner in „Trianon". Mijnheer Huber was mededeelzamer dan ooit, over het zakelijke gedeelte kwam hij niet uitgesproken. Mevrouw bracht Ans' positie naar voren. Maar daar wist mijnheer Huber niet veel meer van te zeggen, dan dat hij vreesde, dat Listner verliefd was geraakt. „Op Ans," constateerde mevrouw met voldoe ning. ,,'t Is ook eigenlijk niet te verwonde renEen oogenblik heerschte aan tafel een diepe stilte; ieder was met zijn eigen gedachten vervuld. „Karei," begon mevrouw opnieuw. Hij keek onderzoekend op. Die zachte to°n waarschuwde hem op zijn hoede te zijn. „Karei, jij moet met Listner spreken, van man tot man, zooals jullie dat noemen." Mijnheer Huber stribbelde tegen, maar blees tenslotte tegen de tactiek van zijn vrouw niet opgewassen. „Listner zal er blij mee zijn, als hi) hoort, hoe we hem gisteren beetgenomen heb ben," schamperde hij. Listner was niet alleen blij, hij was dol-ge- lukkig. Hij had zich onophoudelijk beklaagd- dat het hem nu juist moest gebeuren dat hU verliefd was geworden op een vrouw, wier hu* welijksgeluk talloozen ten voorbeeld kon worde» gesteld. En nu, nu! Nadat mijnheer Listner des avonds met Am Schmidt huize Huber verlaten had, kwam mi)»" heer Huber met de argelooze opmerking: „Zeg eens, Willy, die hoofdpijn van gisteren avond blijkt achteraf toch wel goed van pas ge komen te zijn!" „Vind je? Ik wil je wel zeggen, dat ik al lang „hoofdpijn" had, over Ans, snap je. Toen Je me opbelde, om met Listner te gaan dineeren, kreeg ik een lumineus idee. Ik besloot op mü» beurt Ans uit te noodigen. Eerst voelde ze er niet veel voor, maar tenslotte wilde ze das „avontuurtje" toch wel eens wagen. En met welk een succes!" (Nadruk verboden) Er kan niet genoeg op gewezen worden, dat eau de cologne van meet af aan geen parfum, doch een uitgesproken verfrissching is, en het zjjn juist haar verkwikkende eigenschappen' waardoor dit kostelijke, welriekende water de harten der beschaafde menschen over alle we- relddeelen veroverd heeft. Dit alom bekende Keulsche water, dat wü i° 4711 Eau de Colgne bezitten, vermindert hoofd pijn en migraine. Het verfrischt, verkwikt e» kalmeert de koorts, moeheid en uitputting. Toe gevoegd aan bad of waschwater, geeft het een gevoel van behaaglijkheid. Het leent zich voortreffelijk voor lichaamS- massage na het baden, is voor scheerwater zee* geschikt en zuivert de lucht in overvolle ruim ten in onze ziekenkamer en in den trein. Zijn afkoelende, reinigende en anti-septische werking maakt het geliefd op het sportterrein of aan het strand. En thans een bijzondere aan wijzing voor dames: Eau de cologne harm0 nieert met elk parfum,, zoodat het nooit de bijzondere geur van het uitverkoren schoo»- heidsmoraal storen kan. Overigens kan eau de cologne ook als mond water gebruikt worden. Enkele druppels „4711" in een glas water werken verfrisschend, vooral bij dorst of ko°rts' AI IT ABONNE'S ongevaflmf vercekerd^voor een der volgende uitkeeringen F 750.- verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen F 750 doodelijken afloop 2S0»* een voet of een ooS- 27 Toen zij het compartiment had verlaten, zei de oude heer tegen zijn zuster: „Zeg, nu heb je toch sterk overdreven; zij ziet er zeer goed uit en heelemaal niet abnormaal." „Laat ze eerst maar eens warm loopen, broer tje; ze is zoo achterlijk, dat zelfs jij uit je vel springt van de pret. Menschen, die op de hoogste sport van de maatschappelijke ladder staan, zijn in hun manier van doen verrassend eenvoudig. Niet tegenstaande dat, hebben zij de kunst geleerd, onzichtbaar muren op te trekken, zoodat slechts diegenen hen kunnen naderen, aan wie zij dat toestaan. Oliva echter was, ver van de groote wereld, alleen op het voorbeeld van haar bekrompen moeder aangewezen geweest en zoodoende ont brak haar ten eenenmale de pose van de waar achtige „grande dame." Voornaam doen en voornaam zijn zijn name lijk twee absoluut verschillende dingen! Oliva zat nu in den restauratiewagen die door den harmonicadoorgang aan haar rijtuig was verbonden. Verbaasd keek zij in 't rond. Zooiets had zij natuurlijk nog nooit gezien of zelfs voor mogelijk gehouden. Een elegante eetkamer op wielen, met een prachtig uitzicht naar buiten, dat ieder oogenblik iets anders te zien gaf. Ongeloofelijk gewoon! De betoovering van het reizen spon ook deze nuchtere vrouw al meer en meer in en zij werd er door beneveld. Doch weer stond daar, onwrikbaar en niet te ver drijven, de gedachte voor haar: „Wat ben ik nu reeds ver weg ver van hem. Waarom?" Maar wie kon haar per slot van rekening be letten, bij het volgende station uit te stappen en weer naar huis terug te reizen? Haar adem stokte, toen zij dat overdacht. Zij was toch baas over haar doen en laten en wan neer het haar in Weenen beter beviel. „Neen!" sprak haar trots. „Neen duizend maal neen." Hij had haar bij hun laatste onderhoud hatelijke woorden toegevoegd. Hij was het, die moest komen. Zij kon zich niet zoo vernederen neen, dat kon zij niet! „Wat komt het er op aan, wie den eersten stap doet?" fluisterde de andere stem haar kalmee rend toe. Wat kwam het er op aan, als zij eens een enkele maal toegaf? Als zij naar hem toeging en hem de hand reikte en zei: „Wees niet lan ger boos." Verschrikt en met plotselinge hartkloppin gen luisterde zij als 't ware naar zijn antwoord: „Zoo, denk je dat je sleohts volgens je grillen je bevelen kunt uitdeelen. en dat iedereen je dan maar dadelijk heeft te gehoorzamen? En als hij haar nu eens van zich afstiet? Hetgeen toch zeer goed mogelijk was. Want had hij niet uitdrukkelijk verklaard, dat het 't laat ste woord was, dat tusschen hen gesproken werd? Wie hielp haar in deze onontwarbare moeilijkheid? Hoe diep voelde zij het plotseling dat zij nooit een vriendin had gehad, nooit de opbeuring van een vertrouwelijk gesprek had gekend. De tijd verstreek en het verglijdende land schap werd in een diepen nevel gehuld. Nog steeds zat Oliva daar en rafelde haar gedach ten uit, zonder tot klaarheid te komen. „Wenscht u ook te soupeeren?" vroeg een mannenstem en toen zij opkeek, kwam zij tot de ontdekking, dat zij de eenige persoon in den restauratiewagen was. Alle tafeltjes, op het hare na, waren reeds voor het lichte souper gedekt. Zij vond het niet aangenaam, nu weer naar haar compartiment terug te gaan en daarom knikte zij bevestigend. In een oogwenk had de kellner nu ook haar tafeltje in orde gemaakt. Het duurde niet lang, of de restauratie wagen vulde zich met reizigers. Ook de broer en zuster uit haar coupé verschenen en Lize Froheim groette Oliva in 't voorbijgaan met een schertsende opmerking. Hun plaatsen waren aan het andere eind van den wagen en er kwam niemand bü haar aan 't tafeltje zitten wat zij zeer prettig vond. De ongewone, lange reis had haar hoofdpijn bezorgd. Zij had het diner overgeslagen en nu herinnerde zij zich, dat zij, behalve een kop thee, den geheelen dag niets had gebruikt._Bella had haar op 't hart gedrukt, vooral regelmatig voedsel tot zich te nemen, want zij wist maar al te goed, dat haar moeder in practische dingen zoo onnadenkend was als een kind. Met een droomerig glimlachje herinnerde Oliva zich dezen raad. Bella Eigenlijk had zij den heelen dag niet aan haar gedacht. Het ont aarde kind verdiende ook niets anders. Wer kelijk niet? Wat was het dan eigenlijk voor 'n vreeselijk kwaad dat Bella had gedaan? Zij had haar eigen weg gekozen, inplaats van aan den leiband te blijven loopen, zooals haar moeder had gedaanWat waren dat nu voor bespot telijke gedachten? peinsde Oliva en schrok van zichzelf. Had Lize Froheim haar op dat idee gebracht. En plotseling herinnerde zij zich de woorden, die de oude dame vandaag had gesproken. Eigenaardige woorden voor een persoonlijk heid, die zoo'n hoogen titel voerde. Hoogheid. Inderdaad eigenaardig, zooal niet bevreem dend. En zoo zeldzaam duidelijk. Indien men dat zou naleven, hoe eenvoudig zou dan ons onder- maansch bestaan zijn. Heelemaal zonder com plicaties. Zij vouwde haar handen samen als in gebed. Van voren af aan moest zij beginnen, want zij kwam tot het besef, dat zij haar kind onrecht had aangedaan. Als een ander mensch wilde zij van deze reis terugkomen. Al haar achter lijkheid, haar eigenzinnigheid, trots, in één woord, alles, wat haar ontsierde, moest zij van zich afschudden, dat nam zij zich voor in dit ernstig uur van zelfinkeer, dat niet .veel men schen is gegeven. v Het was een hoogst alledaagsche onderbreking die Oliva uit haar bijna verheven overpeinzin gen omlaag haalde. Een zilveren schaal werd haar voorgehouden; zij moest zich van visch bedienen. Het souper was begonnen. In haar compartiment teruggekeerd, zag Oliva, dat de toebereidselen voor de nachtrust daar reeds waren getroffen. De sneeuwwit ge dekte bedden noodden verlokkend tot rust. Het verheugde Oliva, dat haar reisgenoote nog in den restauratiewagen was en zij haastte zich, haar reiscostuum uit te trekken en in een pyama te glijden, vóór de oude dame terug kwam. Met een tevreden zuchtje strekte zij zich op een der beide bedden uit, nadat zij haar kleine luchtkussen te voorschijn had gehaald, waarmede zij haar ligging aanmerkelijk veraan genaamde. De lamp aan het plafond was ge temperd en dus niet hinderlijk. Oliva herinnerde zich slechts zeer vaag, dat de deur werd ópen geschoven en Lize Froheim binnenkwam. Daarna was zij ingeslapen, ondanks de vreemde omge ving, het ongewone schudden en het feit, dat een tweede, geheel vreemde persoon zich bij haar in dit nauwe verblijf bevond. Het zal zoo ongeveer vijf uur in den morgen geweest zijn, toen zij plotseling ontwaakte. Het duurde een oogenblik vóór zij wist, waar zij was en eenigszins verschrikt naar de eigenaardige geluiden luisterde, die haar hadden gewekt. Weldra waren haar oogen aan het halfduister gewend en onderscheidde ze Lize Froheim tegen over haar. Zij lag, met haar mond open, op h^ar rug en de vriendelijke oude dame snorkte er zoo onverstoorbaar op los en zag er zóó oerkomiscj£ uit, dat Oliva 't had kunnen uitproesten van Hare hoogheid leverde geen aesthetisch®^ aanblik op, dat moet gezegd. Maar het ee voudige en natuurlijke feit, dat zij zoo behaagi» snorkte, was niettemin zeer leerzaam voor he die willen leeren: „Wij zijn allen slechts me» schen." HOOFDSTUK IX Na het vertrek van mevrouw Oliva Belamy heerschte er in de kleine huishoud! van de jonge kunstenares een weldadige rus Niet, dat de gast zoo bijzonder druk was S weest, maar iedereen weet, dat er menschen z» wier aanwezigheid alleen al voldoende is, om zenuwen van de omgeving te doen trillen, h tot die soort behoorde ook Oliva. f Resi zat nu 's middags weer met ha breikous bij het kamermeisje en verhaal de oude, eeuwig-nieuwe geschiedenis v haar eerste en eenige liefde, waaraan zoo dramatische wijze een einde was geK men. En Anny was een jong ding, dat gr» K naar liefdesgeschiedenissen, al waren zijdan0^ reeds lang in rook opgegaan, luisterde, en met ademlooze aandacht volgde. De afschri^ wekkende moraal, die Resi hieraan trachtte verbinden namelijk, dat men mannen over hes t algemeen niet mag vertrouwen kon 11 jonge meisje er niet in ontdekken. Den een° dien Anny op 't oog had, o, die was heel anders- Dat is „die eene" immers altijd! .(Wordt vervolgd'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 10