GEWOONTEN Schijn bedriegt! e* RADOX De schoonste dag is weer daar ozê Jfëzst fan. ZATERDAG 25 DECEMBER 1937 IN HET LAND ZONDER KERSTMIS Mijmeringen van ver over zee ONS PRIJSRAADSEL Nieuw mooi genre, maar van een terdege zwaar gehalte Een Kerst-herinnering Oplossing vorig raadsel De grondslagen van het bieden Prijswinnaars Het nieuwe raadsel 2e! men. den. dan. cUn. Tfcrzt ■êioi ■Pied die Aio A zin. Aet JieV A-éo A uTl£ I/ree. i /een de£ den. aan o~ •rfar. de. de poe mee. Op den. der. dan. de men EEN VETTE,ONZUIVERE HUID Midwinterblazen, het oude folkloristische gebruik in den Achterhoek en Oost-Overijsel BRABANTSCHE BRIEVEN Met zijn gewijde stemming December is een maand met een eigen sfeer, met een zeer bijzondere beko ring waaraan geen mensch ontkomt en welke hem tot rustiger overpeinzing noopt dan de laaiende zomerdagen vol zon. Die sfeer, waar een vroomheid en een zacht gestemde vroolijkheid door heen schijnt gewe ven, vindt haar hoogtepunt in den Kerstnacht. Tot oudejaar blijft de stemming van feestelijk heid voortleven en dan wanneer we in het nieuwe jaar opnieuw aan het werk gaan is alles weer nuchter en prozaïsch. Dan is er een eind gekomen aan de feest dagen en we denken er niet meer aan, hoe die heele Decembermaand en eigenlijk ook de Novembermaand één aaneengesloten geheel vor- hien waarin feestdag na feestdag een rij van herinneringen 'vormt aan Heiligen en gebeurte nissen, eeuwen en eeuwen oud. Ze zijn niet zoo bekend en ieder feest heeft weer zijn eigen specifieke plaats van viering maar ze zijn er en van die dagen en gewoonten, die rondom Kerstmis nog een bijzondere beteekenis hebben, Wil ik U wat vertellen. Daar is in Twente gedurende den heelen Ad- Vent het Midwinterblazen. Sinds eeuwen klinkt in die dagen over het stille Twente-land het so nore geluid van den hoorn. Klanken ter eere Van den putWelk een diepe zin schuilt er in de vereering van de bronnen. Lang voor de Germanen nog iets wisten van het geloof in een God, waren de bronnen en putten een mid delpunt van vereering, als symbool van de vruchtbaarheid, erkenning van de macht van het water voor het land. Toen kwam het Chris tendom en het water der putten werd gebruikt om de heidensche Germanen te doopen tot Christenen van dien tijd af werden de putten gesteld in dienst van den Christus en men droeg hen op aan Willibrordus, Bonifacius en vele an deren. En de echte Tukker, daar in Twente, zal trouw zijn deun uit den hoorn laten galmen Over zijn put, en draagt er zoo het zijne toe bij, om de sfeer van vroomheid te verhoogen. En als op 21 December de Midwinterblazer in Twente zijn klanken over zijn put bazuint, wordt ln Limburg de „Thomas" geplaagd en voor de toal gehouden. Wie is „Thomas"? Het is hij, die op den kortgten dag van het jaar het langste slaapt. Men heeft dit verhaal in verband ge bracht met den Heiligen Thomas, die te laat kwam, toen de anderen reeds vergaderd waren. Dan komt het Kerstfeest en naast de alom gebruikte Kerstkribbe en Kerstboom vindt men overal gebruiken, die nog overblijfsels zijn van het oud-Germaansche bijgeloof, dat in dien tijd Wodan en de booze geesten in grooten getale door het luchtruim joegen. In kleine plaatsjes in Duitsehland is het dan ook nu nog de gewoonte, dat jongens op Kerstavond, omgord met riemen, Waaraan belletjes zijn bevestigd, door het dorp loopen, hoewel ze waarschijnlijk niet eens meer Weten, dat dit gebruik in oorsprong de bedoe ling had om de booze geesten te verdrijven. In Zwitserland en ook nog wel in ons Lim burg, leeft weer een ander gebruik op Kerst avond voort. Daar weerklinken geen bellen, zoo als in Duitsehland, maar wel zet men vol de votie den knop van een blanke roos van Jericho In het water en de tijd, welke verloopt tusschen dit in het water zetten en het ontvouwen der bloembladen, brengt men door in gebed en met het zingen van Kerstliederen. Het zich ontsluiten van den knop is het zin nebeeld van de geboorte van Christus en de oer-oude sage, welke om deze wondere bloem geweven is, vertelt, dat de eerste bloem ont look bij de geboorte van den Heiland en sloot bij de kruising, om ten tweeden male in onein dig veel schoonere gedaante zich bij 's Heeren verrijzenis te openen. Dan komt de tweede Kerstdag St. Stefa- nusdag. De dieren van de hoeven, en dan vooral le paarden en de koeien, worden speciaal bedacht. Eertijds werden het hooi en de haver voor de paarden gewijd maar thans nog trek ken op Stefanusdag in enkele plaatsjes van Drente, arme kleine jongetjes met een bos hooi gewapend, van boerderij naar boerderij en dan eerst naar de deel, teneinde de koe, een deuntje zingend, zijn bosje hooi te voeren. Ver volgens gaan zij naar den boer en vertellen hem, dat ze zijn koe „gesteffend" hebben, waarop ze gul en hartelijk onthaald worden. Tenslotte de Allerkinderen-dag op 28 Decem ber. Deze draagt een uitgesproken christelijk karakter en is bedoeld als herinnering aan den moord op de onnoozele kinderen te Bethlehem. Dien dag is het kind, vooral het jongste, bijzon der in tel. In Zuid-Nederland mogen op dien dag de kinderen in kleeren van hun ouders zich op straat vertoonen en bezoeken afleggen bij fa milieleden. In de Middeleeuwen werd dit feest zelfs in de kerk herdacht en een kind beneden de twaalf jaar mocht op dien dag de hoogs waardigheid van bisschop bekleeden, en met mijter en staf mocht hij dien dag den bisschop- pelijken troon beklimmen en behield deze waar dige plaats van de eerste tot de tweede Vesper. Dit zijn slechts enkele van de vele gewoon ten, die rondom Kerstmis hoogtij vieren en alle hun beteekenis ontleenen aan het grootsche ge beuren van het begin onzer jaartelling en de oude Germaansche mythologie. MARYE Het is nacht geworden, ofschoon het pas 6 uur isde tijd waarop men thuis de kaarsen bij de Kerstkribbe aansteektde tijd, waar in kinderen en volwassenen stralend onder den Kerstboom staan en ook de armsten iets van een Kerstvreugde beleven. Een warme wind waait van de zee. In licht bronzen en opale tinten lichtte de hemel, voor de nacht over Indië neerdaalde. Rozen bloeien in witgeverfde aarden potten voor de voorgalerij van mijn huis en verspreidden alom hun fris- sche, fijne geuren. Ik heb den ganschen, langen dag in de heete zon gezucht en van alles gedaan en gedacht, maar niets gevonden, wat op dezen avond be trekking had. Misschien was dat uit angst. Ik weet, dat ik bedroefd terugkeeren zou, maar ik waagde toch een wandeling door het kleine Indische stadje, aan den rand van het oerwoud gelegen. Misschien zijn er toch brieven met het schip gekomenKerstgroeten. De tamarindeboomen langs de groote laan staan rechtop. Een eenzame Javaan loopt met den gracieuzen tred van den Indiër geluidloos en schaduwachtig voor mij uit en gaat eer biedig opzij als ik passeer. Koelies dragen aan een wiegend schouderjuk vruchten en rijst naar de woningen der Europeanen. Aan de warongs, de gaarkeukens, bereiden de verkoopers van eetwaren hun geurige gerechten en voor hen op den grond hurken de gasten in groepjes en eten vroolijk babbelend hun maal. Op het postkantoor liggen pakketten, niet veelbelovende, niet grooter dan anders of mis schien toch?.... Zou er iets zijnNeen, niets, leeg. En terwijl ik nu nauwkeuriger kijk zijn de pakketten doodgewone zakenpakken Niets bijzonders op dezen bijzofideren dag. Ik buig naar links af. In het licht der electrische lantaarns liggen de villa's en huizen der Euro peanen. En ik denk aan mijn vaderland, waar men denneboomen en kribbetjes in de kamer plaatst en heerlijk geurende waskaarsen aan steekt, die zoo'n vreemd bijzonder licht uit stralen. Bijna meen ik dennenlucht te bespeuren en den geur van Kerstkoeken en pepernoten en pit- „Je zou 't hèast zeggen, ja!" twijfelde-n-ie. „Hanneke is nogal geleerd, ee?" „Nogal?! Ze weet meer aan d'r pink, dan jij en ik samen aan ons heele donderr!" „Jawel, maar eh maar kan ze 'n bietje koken en zooveur oemee die feest dagen?" „Kóóke?? Rreuzachtig! Ik krijg tien dagen 'n leven als 'nals 'n lluis op 'n kletskop!" Toen stak ie z'n brief weer in den zak bij de portemonnaie. „Vic, ge mot me nie kwalijk nemenTrui zit te wochten mee 't eten. Als ge soms zin heb....?" ,,'k Loop zoover met je mee, Dré. Maar je weet, Kee van „de Gouwen" staat op dit histo risch oogenblik 'n onsterfelijk meesterwerk te creëeren, 'n monument van boerenkool met worrst ik zal nie meeëten met jullie. Her mann!! Achterr!" Toen zijn we opgestapt, amico, en onderweu- gen stond zijnen mond nie stil over z'n Han neke, de „doctorrrannda lètt-teren", wat ie uit- sprikt mee louter hoofdletters-vol-mee-krullen. En Trui zee later: „Zo'nen vader, al-is-ie- dan-n-bietje-gek, kan toch nooit 'nen kwajen man zijn en waarom is zo'n vrouw dan weg- geloopen?" t „Hij was misschien té goed, Trui?" „Kunde gij dan in oewen zak steken," snapte Trui, terwijl ze den afwasch wegzette. „Jawel, maar ik ben ook nie 'n „bietje gek," ee?" nam ik ze terug. „Jammer genogt," zee Trui. Toen heb ik 't debat maar geslotenGe hebt soms zoo rap stukken, waar of nie? Afijn. Den Vic hee me en Trui ook, horre, maar zij hield in bedenk, want „waarover mot ik praten mee zo'n geleerd frummes," vond Trui ik zeg, den Vic hee me uitgenoodigd als Hanneke bij 'm is, omdat ie me nou, be- weerde-n-ie: „ontvangen kon mee alle eerrbe- wijzen aan mijnen Staat vèrrplicht!" En als 'nen jongen, die binnenkort van school af mag, zoo blij is ie teugen vijven weggegaan. Naar Kee d'ren diner! Maar zoo wierd 't vandaag 'nen dag mee 'n gatje. Van den morgen in de vroegte groentes uit doen, van den avond weer zoo vroeg meugelijk terug in den akker veur den Vrijdag, die van de week.... 'nen dubbelen „Zaterdag" is! Daarneffen 'nen grooten lijst van boodschap pen, die 'k mee moest brengen verom uit de stad, veur Trui ik zee dus vanmorgen: „Dré, ge mot me vandaag maar helpen bij den wagel, kearell" tige punch. Maar het ruikt werkelijk onder de ruischende cocospalmen naar punch en naar een Kerstboom. Daar zie ik een jonge Javaan- sche, die met gracieuzen pas voor mij uitgaat. In den arm draagt zij een lang pakket en in den bamboekorf een vaatwerk, waaruit de geur van fijne punch omhoog stijgt. ....Dus toch hier? Ach, het is slechts de dienstbode van de familie Rainer, aan de andere zijde van de laan. Een oogenblik denk ik nog, dat mijn huis bedoeld is.... Ja, het moet bedoeld zijn.... Kan men Kerstmis zon der Kerstgroet voorstellen? Maar de dienstbode is al voorbij. En ik ben weer alleen. Maar nu trekt mij ook niets meer naar huis. Het beste zal het nog in de Sociëteit zijn, in de club. Tenminste niet zoo eenzaam. Ik ben plotseling bang alleen te zijn. Daar zie ik den schijn van vuur in de verte, daar, waar de oude graven der Indische vorsten zijn, een ge heiligde plaats voor het volk. Zij ligt daar niet, zooals op vele dagen van het jaar, eenzaam en verlaten. Ik zie een menschenmenigte. Wordt er feest gevierd?Wat voor een feest het ook zijn moge, ik wil erbij zijn.... Ik wil vandaag ook feestvierenDaar hurkt het okerkleurige volk in den schijn van fakkels. Wierook stijgt op uit bronzen schalen. Alles schijnt onwaarschijnlijk en onwezenlijk. Er ko men er hoe langer hoe meerNu begint men te zingen, weemoedige liederen worden wil der.... dansen worden hartstochtelijk en fa natiekAls versuft zinkt er zoo nu en dan een neer aan den rand van den weg. Ik zie met belangstelling toe. Niemand neemt notitie van mij. Plotseling begint het mij voor de oogen te schemeren. Ik heb in een gedeelte van een se conde mijn lang gezochten grooten brillanten ring herkend, een erfstuk nog van vader. Badji, mijn bediende, geheel verzonken in het gezang, zit op z'n hurken neer. Dus Badji is de dief. Badji dien ik onvoorwaardelijk vertrouwde en die de verdenking destijds zoo handig op de zieke kokkin, de keukenmeid wist te schuiven, die op staanden voet door mij onslagen werd Maar eigenlijk ben ik heelemaal niet blij over mijn ontdekkingIk voel een onbestemden angst. Waarom? Misschien kan ik den ring weer terugkrijgen.... mogelijk, maar het zal heel wat moeite kostener zullen langdurige on derhandelingen mee gemoeid zijnik huiver al bij het vooruitzicht. Ik ben vermoeid treurig eenzaamIets onbegrijpelijks ligt er in, dat ik hier, op den vooravond van Kerstmis, in den oerwoudnacht sta en naar het gezang van het bruine volk luister, een gezang, dat dienen moet om de geesten te bezweren.... Ik voel opeens de scheiding.... Hier kan ik niet meer blijvenIk moet naar huis. Het is 10 uur als ik eindelijk thuis kom. Heel zwak geloof ik nog, dat er ergens iets van Kerstmis bestaat.Neen, er is niets, ik ga met ledige handen heenMen heeft mij ver geten. Maar in mijn ooren klinken de klokken, die mijn landgenooten thuis naar de kerk roepen. Ik hoor in mijn droom den klank en zie de Kerstkribbe, die nu verlicht wordt, terwijl bui ten zacht de sneeuw over de aarde valt.... Schijn bedriegt! Op het eerste gezicht ge leek de opgave tamelijk eenvoudig, doch volgens het algemeen gevoelen dergenen, die een bijschrift bij hun oplossing gaven, was het een mooi nieuw genre, maar van terdege zwaar gehalte. ET waren ook enkele variaties mogelijk, b.v. in de eerste opgave in de plaats van trommel: tooneel; in de tweede voor rendier: reispet. De ze laatste mocht ook worden goedgekeurd, om dat we de voorwaarde niet hadden vermeld, dat alle negen letters moesten gebruikt wor den: immers de d is hier absent gebleven. Een paar bijzondere combinaties als: pantser - ar tiste - etappen - restant konden er ook mee door, doch een viertal als: étalage - tooneel - gelegen - elegant was niet in orde, wijl daar in twee bijvoegl. naamwoorden voorkomen. De oplossing was aldus: De 4 woorden in de eerste opgave zijn: rijen 1: etalage rijen 2: trommel rijen 3: genegen rijen 4: element En zoo, amico, zijn we 'r samen weer 'ns uitgetrokken! Bij 't eerste klantje: „Gosjemijne, zijde gij dat eigenste manneke, dat tien jaren gelejen al mee oewen opa meekwam, dat toen in die leege eerpelmand zat? Den kleinen Dré?" „Jawel, juffrouw," zee Dré III: „Als ze me in dieën tusschentijd tenminste nie stiekum geruild hebben mee 'n ander-eh-man-ne-ke! Ee?" „Neeë, dat hebben ze nie," zee 't vrindelijke wefke: „Ik hoor 't al. Sjuust zoo gebekt als oew grootvader. Enne hebt ge nou vacantie, Dréke?" „Nee, 'k zit in de boerderij van Ovan eh grootvader. Compagnon! Wat zal 't zijn van daag, juffrouw? Asteblieft?" „Ochjeetoch, zijde gij alneemaar. Wat wordt 'nen mensch toch gaauw oud." „Verschrikkelijk gaauw, juffrouw," zee Dré III hardvochtig: „Wat mag 't zijn? Asteblieft?" „En hoe bevalt 't oe in 't bedrijf?" .Prima, juffrouw, ons winterpeeën al gepro beerd?" Ik liet dat spanneke maar 'ns uitkaarten, amico. Bleef aan m'nen wagel m'n klanten- boekske in orde maken en luisterde naar 't har telijke, nuuwsgierige wefke en den ongeduldi- gen Dré. Nou moest ie laten zien, of ie ook koop-man was „Nounou, 't is flink hoor! En grootvader maar goed helpen, Dréke! En mee grootmoeder kun de ook goed overdenweg?" „Dekt me eiken avond toe, juffrouw. En dan krijg ik nog 'nen babbelèèr om me in slaap te zuigen. Ja, opoe is 'n lief opoeke. Als ik van daag héél gaauw thuis kom mee den wagel, krijg ik vanavond twéé babbelèèrs! Dus wat zal 't zijn, juffrouw, asteblieft?" Amico, ik genóót! Sodemearel, wat 'n rap, bijdehand baaske toch! Als we daar dan eindelijk klaar waren, dan zee den Dré stuursch: „Wat zegde van die ouwe klapekster, opa?" „Als alle klanten zoo „vrindelijk" zijn, Dré, dan zijn we vanavond om zeuven uur nog nie thuis! Dus wittewa, gade gij in de stad al deus boodschappen aanhalen, hier is den lijst en geld en zurgt dat g'om twaalf uur aan de vischmarkt staat, dan zal 'k er ook zijn." „Best." „Dan zullen we na den Nuuwejaar, als de dagen weer gèèf gaan lengen, oe wel 's op 'nen amparten dag gaan veurstellen aan de cliën- tele." „Voor mekaar," zee den Dré: „Geef me maar 'n flinke ben om de boodschappen in te doen." I. Openen Nu de elementaire beginselen van het spelen min of meer volledig behandeld zijn, kunnen we het bieden gaan bespreken. De trouwe lezers zullen zich ongetwijfeld herinneren, dat ik de noodzakelijkheid heb aangetoond om eerst het spelen te leeren en dan pas het bieden, aangezien men eerst moet weten hoe men slagen moet maken, om te kun nen bepalen hoeveel slagen men kan maken. Dit laatste immers houdt het bieden in. Nu u echter weet hoe u moet troefslaan, af troeven, snijden, lage kaarten vrijmaken enz. enz., kunt u ook ongeveer de waarde van een spel bepalen en er dus een bod op doen. Het nieuwe verband tusschen het spelen en het bieden springt wel duidelijk in het oog en ik wil er dan ook nog eens extra den nadruk op leggen, dat het absoluut noodzakelijk is om dit verband nooit te verwaarloozen. En hier heb ik dan meteen een aanloopje om het over biedsystemen te hebben. Een bepaald biedsysteem is eigenlijk niets anders dan een bepaalde opvatting van het bovengenoemde verband tusschen spelen en .bieden, waarbij men dan richtlijnen heeft op gesteld, volgens welke de partners elkaar in lichtingen moeten geven. Uit deze definitie volgt direct, dat het goed, ja zelfs noodzakelijk is een systeem te gebrui ken, aangezien het anders een chaos wordt. Immers de opvattingen der partners mogen niet te ver uit elkaar loopen, omdat ze anders nooit weten wat ze aan elkanders biedingen hebben. etalage trommel a o n e 1 m e m am .ge genegen element En die in de tweede opgave: 1. pantser; 2. antenne; 3. entente; 4. rendier p a n t s e r a n t e n n e n t t n t e e d s n n i e n t e n t e r e n d i e r De zes uitgeloofde prijzen werden door het lot toegewezen aan: B. Bremann, Achtersloot 14a, IJselstein; A. A. Hoes, Frans Halsstraat 35, Haarlem; mej. M. Jörning, Rijnstraat 128, Amsterdam-West; mej. J. Lansink, Boerhaa- velaan 35, Bussum; G. J. Meyer, Kerk weg A 184, Limmen (N.-H.); W. G. Sindorf, Solebay- straat 68 II, Amsterdam-West. Als nieuwe opgave krijgen onze puzzelaars de ze week een Kerstherinnering voorgezet. ttfeez sc/ztl Met behulp van den Paardesprong uit het schaakspel (2 recht en 1 schuin of 1 schuin en 2 recht) moet men de Kerst-herinnering, wel ke uit een vierregelig versje bestaat, te voor schijn brengen. De vier woorden, waarmee de versregels aan vangen, zijn met de cijfers 1, 13, 21 en 33 aan geduid. Het couplet begint dus links boven. Het eindigt links beneden. Onder de inzenders van een goede oplossing worden weer zes fraaie prijzen verloot. Oplossingen worden deze week tot WOENS DAGMIDDAG 12 UUR (dus een dag vroeger dan gewoonlijk) ingewacht bij den heer G. M. A. Jansen, Ruysdaelstraat 60, Utrecht. Fluitend trok ie de stad in, z'n handen in z'n zakken, de ben op z'nen kop. En toen ik om twaalf uur aan de vischmarkt kwam, stond ie daar alte vrijen. Ik zag 'm tenminste sjuust uit 'n pampieren builtje presenteeren aan 'n kitsig klein dienstmeiske. En als ze heuren mond vol .snoep had, drong ie aan, dat ze nog meer moest nemen. Ik docht, nou, d'n dieën is gaauw thuis in de stad! Wordt 'nen prachtsoldaat, mee goeie kosthui zenEn als ie 'ns opkeek, waar ik bleef, me zag aankomen, dan pakte ie z'n mand op, nam afscheid zooals jongens dat doen (zo'n bietje goedbedoeld-onbeschoft)keek nog 'ns om, nog 'ns en wuifde toen. En den lesten keer dat 't meske nog 'ns omkeek, ontging dat den Dré. (Hoe wijer van malkaar, hoe vrijpostiger!). „Ze keek nog," zee ik. Dalijk floot-ie, zwaaide. „Is dat oew aanstaande?" vroeg ik. „Oöcch," deed ie onverschillig: „Doe nie zoo kinderachtig." „Ge ziet ze toch maar gèren!" „Zijn deze kaarsjes goed?" En hij graaide in de mand. „Ja, best. Schoone dingskes! Kosten ze?" „Twee cent." ,,'t Pak?" „De twaalf pakken!" „Wie was dat hartelapke van daarsjuust?" „Weet u dat we vroeger op de Baronielaan 'n klantje hadden zitten, waar het dienstmeisje voor mij wel 'ns 'n siegretje gapte uit d'r me neer z'n doos?" „Was 't die-ie?? Hah! Dus 'n ouwe liefde..!" „Opa, doe toch nie zoo frot kinderachtig!" En toen, amico, toen zijn we 't stalleke gaan opbouwen! Jaha, ook dèt moest vandaag nog gebeuren. Dus pakten we 't onderweugen al aan. Dré III was trouwens al bezig gewist, horre! Hij had de spullekes al opgezocht uit „mijn" kast, op „zijn" opkamerke en 't noodig geoordeeld om 'n paar nuuwe schaapkes te figuurzagen. Toen was ie er mee naar den Vic gegaan, die ze veur 'm beschilderd had! Maar mee dat al had Dré III nog gin „werk-in-'t-zicht" ge- brocht! Daar stond nog niks. Onderweg naar huis hebben we dus alles bedisseld. Verguldsel had ie ook gekocht, 'n nuuw rooi (Gods) lampke en nog wat blinkende spullekes veur 't boomke, dat er achter moest komen. Neeë, als we straks gegeten hadden, groenten gerooid en gemolken, dan kwam de Kerstversiering wel vein: mal kaar vandaag. Zoo trokken wij ons plan. En op den oogenblik, amico, terwijl ik oe deuzen brief zit te schrijven, is mijnen kleinen bouw- Het volgende voorbeeld moge dit verduide lijken: Sch. 4 2 H. B. 6 R. H. V. B. 10 8 7 3 KI 7 3 Sch. B. 9 7 6 N H. 5 H. A. V. 9 7 W. O. 10 8 4 3 2 R. 5 2 Z. A. 6 4 KI. H. 10 4 6 5 2 Sch. A. V. 10 8 3 H. H. 5 KL A. V. B. 9 8 Noord heeft gegeven. Beginnelingen redenee ren nu vaak als volgt: Ik heb 6 slagen zeker met ruiten als troef en boven nog 4 honneurs, dus al zou mijn partner geen één slag hebben en ik dus één down gaan, zouden wij toch nog op dit spel winnen door de premie voor 4 hon neurs! En met een triomfantelijk gezicht biedt Noord dan één in ruiten. Laten we, alvorens de onjuistheid van dit bod aan te toonen, eens het catastrophale ver dere verloop der biedingen bekijken: Oost past; Zuid zit thans ijverig zijn slagen te tellen en doet dit als volgt: A. V. van schop pen is 1% slag, A.V.B. van klaver is 2% slag, H.x. van harten is slag, terwijl in sch. en kl. samen nog 3% lage-kaart-slagen aanwezig zijn; tezamen zijn dit dus 8 slagen. Noord moet toch tenminste 4 slagen in zijn kaart hebben, dus hebben wij samen 12 slagen, dj. klein slam. De moeilijkheid is echter, in welke kleur moet het eindcontract gespeeld worden, dus Zuid biedt 2 schoppen. West past en Noord herhaalt angstig zijn rui ten: 3 ruiten. Thans is voor Zuid de tijd aangebroken om de krachtige klaverkaart te laten hooren: 4 klaveren! Enkele spelers kiezen misschien het 3-sans-bod, maar de gevolgen zijn even funest. Noord vlucht ook thans weer met smeekende stem naar de ruiten, waarna Zuid in 's hemels naam zijn slamaspiraties maar opgeeft, maar toch geen afstand wil doen van de manche; immers volgens berekening moesten er 12 sla gen in zitten, dus al zat het misschien wat tegen, 11 slagen zouden vrij zeker gemaakt kunnen worden. Het eindbod, door Zuid gedaan, is dus: 5 ruiten. West zal vermoedelijk dubbelen en het re sultaat is 2 down! Veelal zal het vervolg van dit drama zijn, dat er een ijskaststemming tusschen Noord en Zuid ontstaat, en er een wederzijdsche twijfel oprijst aan het bezit van hersens bij den part ner. Laten we de argumenten van beiden eens beoordeelen. Zuid beroept zich op de door hem getelde slagen en beweert zelfs nog voorzichtig te zijn geweest. Heelemaal gelijk heeft Zuid niet, want men moet niet alleen rekening houden met de slagen die men kan winnen, maar ook met de slagen welke men moet afgeven. De kaart van Zuid is niettemin zeer krachtig, zoodat Zuid maar zeer weinig debet is aan het aangerichte onheil. Noord's verdediging, dat hij toch voldoende slagen heeft en niet mag toelaten dat er een andere kleur gespeeld wordt, is evenwel niet steekhoudend. Immers de kaart van Noord is veel te een zijdig, zoodat de kans zeer gering is, dat de kaart van den partner er bij aansluit. Het openingsbod (eerste bod) noodigt echter uit om te antwoorden. Aangezien Noord even wel vrijwel geen enkel antwoord van Zuid kan gebruiken, is de opening foutief! Noord had dus moeten passen. Het bieden was dan als volgt verloopen: N. pas; O. pas; Z. 1 klaveren; W. pas. N. 1 ruiten; O. pas; Z. 1 schoppen; W. pas. N. 2 ruiten; O. pas; Z. 2 S.A.; Z. pas. N. 3 ruiten; O. pas; Z. pas; W. pas. Bij deze biedingen komt sterk tot uiting, dat Zuid een sterke aanvallende kaart heeft, ter wijl Noord een lange eenzijdige ruitenklaur heeft, met geen slag in de bijkaart. Het doel van dit voorbeeld is geweest om aan te toonen, dat we bij het bieden op een dubbel verband moeten letten, n.L: le. het verband tusschen bieden en spelen en 2e. het verband tusschen de kaarten der partners. Om hieraan te kunnen voldoen, moeten we volgens verschillende richtlijnen bieden, welke op principes berusten, die we de volgende ma len uitvoerig uiteen zullen zetten. Eerst daarna kunnen we er toe overgaan één of meer systemen te behandelen. P. H. A. TUIN. meester, mee vuurrooie ooren van inspanning, bezig 't stalleke overènd te zetten. Ochja hij hee me al zooveul jaren daar aan meegeholpen. Ook veur Dré m zou 't gin- nen volledigen Kerstmis zijn, zonder deus ge wijde spuUegoed! Gewijd? Ja! Want, ocherme, de spuHekens zijn al zoo oud. Ze rieken naar de keerskens, die er al in hon derden bij opgebrand zijn. Jaren en jaren ston den ze daar, van Kerstmis tot Driekoningen, in 't zelfde hoekske. Wat 'n uren van devoot geluk, van zuute gedachten, van engelenmu- ziek, die getokkeld wierd op de licht-,snaren" uit de keersevlammekes naar de glanzende kin- deroogskes en de harten der grooten, hoeveul van die uren zijn er nie beleefd om deus ouwe Stalleke van Bethlehem, gewijd ten leste deur zooveul schoone uren! Schoone stonden van familiegeluk, opbloeiend om de Heilige Familie daar om 't kribbeke. En nou ik van 't jaar mijnen opvolger daar zien bouwen aan deus geluk, de spullekes al weer compleet gemaakt mee zijn eigen gezaag de, geschuurde schaapkes nou zou 'k 'm ge ren gaan knuffelen, dieën kleinen bouwmees ter, maar eh afijn, 'k zal morgen nog 'ns 'n partij mee 'm boksen, dat doet ie liever en 'm die partij laten winnen ook! En morgen, teugen den avond, dan spannen we samen de sjees in en gaan we z'n vader en moeder, broerkes en zuskes afhalen aan de statie. En Dré m toomt! Da's afgesproken. En zoo, amico, zoo gaan we de gelukkigste, de schoonste dagen tegemoet van t heele jaar, donkere dagen vol van gouwen kèèrsenlicht dat er wemelt en poeiert deur den warmen huis, vol van kinders weer! Hoogtijdagen veural veur Trui! En op veurhand ben "k al content mee t ge dacht, dat ook m'nen nuuwen kameraad, den Vic, nie alleen zal zitten die dagen, daar in 't boschhuis mee z'n Hanneke. Amico, ik mot er gaan af scheien, 'tls 'nen drukken dag gewiest. Dré in is al aan t proef - branden dus ik besluit mee den hartelijken wensch veur 'n ZALIG KERSTFEEST namens Trui, Dré III en gin horke minder van oewen ta.v. DRÉ. kunt U gemakkelijk verbeteren door het gebruik Van Radox. telkens wanneer ge Uw gezicht wascht. Bij apothekers en erkende drogisten a f 0.90 per pak en f 0.15 per klem pakje. Elvenhout, 23 Dec. '37 Amico, Nen zuiveren zonne bal spoelde van den Uiergen deur den dunnen wolkenhemel. En zoo stond 'n klèèr, wintersch licht op de Stille verlaten velden, die te rusten liggen on der 'n dunne laag mest. Zoo puurde 'n blank- Zuiver licht in d'eenzame boschwegels, waar gin takske verruurde. Waar niks bewoog dan 't stille licht, lijk zacht geschaduw in 'nen tin hen schottel. In 't karrespoor zat 'n konijn de stilte te bekijken. Efkens scheurden schaduwdunne wolken van- den mee gouwen randen en 'n plazierig zonne- BPel woelde deur 't geruchtlooze bosch. Dat was 't leste licht van deuzen laten Ad ventsdag. Want rap liepen de lochten weer dicht en "hen matten schemer gloorde kleurloos deur 'n V'eareld, die ziek van heimwee was. Ja 'k had nog wat groentes uitgedaan Veur mijnen wagel van vandaag; daar was Bisteren de dagen zijn zoo bar kort nie- hieer van gekomen, 'k Had onderweugen den Vic Ontmoet, die ook al, mee die korte dagen, dik- kels maar weinig werken kan. Als ik Ginneken Boed en wel achter me had en den duister van de Ulvenhoutsche laan in ree, duister van 't dikke takkenrag van 't ouwe geboomt, dan zag daar in de verte den witten Herman aan komen en waar Herman is, daar mot Vic °ok zijn! Jawel daar kwam ie. Mee z'nen Jikschen pas, de smorende pijp en z'nen korten Jekker over 'n blaauwe schipperstrui, de grijze krullen breed-uitgolvend onder de hooge bont muts, kwam ie achter Herman aan. En pla gerig wuifde-n-ie van verre mee de hand bo- ïeu z'nen kop, zoogaauw ie me zag. „Ah! Den Vic!" „Hah! Den Dré!" en als 'n klok zoo da verde 't geluid van z'n stem deur de dikke mid dagstilte van de wintersche dreef. „Aan 't passagieren, Vic?" „Moet well, Dré! Daarboven is geen olie meer in de lampp!" „Gade naar stad?" Nnee! We zijn wat gaan kuieren om trek te krijgen. Heb bij Kee drrie borden boerrenkool in de maak gegeven tegen vijf uurr! Twee voor mij een een voor Herman!" Toen kwam Herman, die op de ratten jacht was, efkens mee zijn ongure tronie boven den sloot uitkijken. Blek negeerde-n-ie. 'Nen trek hond scheen beneden zijnen stand! „Wat doede mee de Kerstdagen, Vic?. Als ge soms plazier hebt om bij ons....?" Toen knoopte-n-ie geheimzinnig zijnen jek ker los, begost te graven achter in zijnen bil- zak en toonde me daarop 'nen langwerpigen, peersen envelop, dubbel gevouwen. ,,'n Brrief, Drré! Van Hanneke! Komt morr- gen bij me. Heeft vacantie. Bljjft tien dagen hierrü" „Da's gezellig, Vic!" „Verd.... gezellig, zeg!!" En mee 'nen gelukkig-deurdringenden blik, zooals ie kijken kan naar 'n schilderij, die naar zijnen goesting is, stond ie te timen naar 't handschrift op de lange envelop. Ineens hield ie den envelop onder m'n oogen. „Wat 'n póót, hè? Karrakter! Dré! Karrakterü Zie je dat woord kunstschilder daar staan....?! Hanneke is trotsch op d'r ouwe, Drré!!" Ik lachte 'ns stillekes om den goeien, kinder lijken, genialen kearel. Toen zee-t-ie zacht (veur zijnen doen ten minste) „met zoo'n meid, Dré, zou je waarrach- tig weer in de wijven gaan gelooveni" „Maar daar zijn pok goeie, Vici"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 7