Kerstnacht over Bethlehem - - ■bhhh Wijdingsvolle Plechtigheden in den H. Stal KERSTMIS IN DE EEUWIGE STAD HpSBE Tim 4 Wê BEKROOND OP KERSTAVOND Duizenden pelgrims KERSTLIED ZATERDAG 25 DECEMBER 1937 &3HI& W. HUWELIJKEN IN INDIE stroomen jaarlijks naar dit gezegende oord Als de kerstklok over de stad van Christus' geboorte luidt De processie naar den stal De wacht bij de kribbe De plaats van Christusgeboorte in de grot Bijzondere vereering van de wieg van den Verlosser mm In de dagen rond het Kerstfeest is het buitengewoon koud te Bethlehem, zoo koud als in onze streken, want het oude stadje ligt cp de kam van de bergen, drie duizend voet boven de Middellandsche Zee. Onze oude Kerstliederen, «die gewagen over den kouden nacht waarin het Kind ter wereld kwam, passen goed bij de be schrijving van den Heiligen Nacht in den stal. De laatste jaren is er veel veranderd in Bethlehem. Electrische lantarens staan in de ineengedrongen nauwe straatjes en in den voorhof van de Basiliek. Piëteitlooze handen hebben een electrisch verlichte ster aangebracht op den dubbelarmigen lan taarnpaal voor den ingang, en somber schijnt het licht op de eerbiedwaardige steenen muren van de kerk, die zestienhonderd jaar geleden gebouwd werd door Keizer Constantijn. Het is iets bijzonders, dat Bethlehem bijna hetzelfde is gebleven als ten tijde van Con stantijn den Grooten, in dit Palestijnsche land, dat in den loop der eeuwen door tal- looze oorlogen en invasies geteisterd werd. Bij deze rampen is de kerk van het H. Graf te Jeruzalem evenals de andere Basi lieken, welke door Keizerin Helena en haar zoon gebouwd werden, verwoest. Sommige werden weer opgebouwd, andere bleven onaangeroerd in hun sombere ruïnes. De Kerk van de Geboorte daarentegen bleef altijd gespaard, daar de Mohammedanen deze plek evenzeer vereeren als de Chris tenen. Zij gelooven niet in de kruisiging en in de verrijzenis, maar zeggen, dat Christus van Gethsemane in den hemel werd opge nomen, en dat een der apostelen den Cal varieberg beklom. Nu is een groote politie- en militaire macht in het gezegende stadje gelegerd, omdat de autoriteiten bevreesd zijn voor het uitbreken van nieuwe onlusten, die het aantal slachtoffers van den strijd tusschen Joden en Mohammedanen nog zullen ver- grooten. Bethlehem wemelt van khaki-uni- formen; alle soldaten, die in den omtrek gelegerd zijn, en vrijaf konden krijgen, zijn hier samengestroomd om getuige te zijn van den Kerstnacht op de plaats, waar de hemel zich geopend heeft, om den engel van de vredesboodschap te doen nederdalen, en waar herders de gansche wereld zijn voorgegaan in de aanbidding van het Kind. Slechts weinig pelgrims, nog minder dan het vorig jaar, hebben zich niet laten ver ontrusten door de berichten over de troe belen, en hebben alle bezwaren opzij gezet om de geboorteplaats van den Verlosser te bezoeken. De vrouwen, die in hun lange feestklee deren doen denken aan de tijden der Mid deleeuwen, zijn blij, dat de angstige onrust eenigszins geluwd is, en dat de orde her steld is. Tenslotte hebben ook de jonge mannen hun schilderachtige nationale kleeding af gelegd, en loopen nu door de straten in lange gewaden van blauw serge. Op den vooravond van het Kerstfeest gaan de Franciscanen naar den ingang van het voorhof, om Zijne Zaligheid den Pa triarch van Jeruzalem te begroeten. Een kostbaar tapijt wordt over den weg uitge spreid, de kruisdrager neemt zijn plaats in, en de monniken stellen zich op. De donkerbruine Arabische misdienaars en de leden van het koor van de Verlos- serskerk te Jeruzalem scharen zich langs den weg tot aan de kleine, drie voet hooge deur, die nog dateert uit den tijd van Con stantijn. Plotseling klinkt het getrappel van nader- bijkomende paarden-hoeven door de avondlucht, en door de Westpoort wordt een groep ruiters zichtbaar, bergsoldaten met het geweer op zij. Onmiddellijk achter hen rijdt een priester, die het dubbelarmige patriarchale kruis draagt, en dan volgt de salonwagen van Zijne Zaligheid den Pa triarch, getooid met de wit-gouden Pause lijke standaard. De stoet wordt weer ge sloten door een groep soldaten met een be velvoerend officier. De troepen salueeren, de priester stijgt uit het zadel en plant het lange kruis in den grond. De overste van de monniken treedt naar voren, begroet den Patriarch en ontvangt zijn zegen. De processie wordt gevormd, en tusschen twee rijen soldaten en politie, die de menigte terughouden schrijdt de Patriarch majestueus naar de Basiliek. Langs den weg is het een bonte menge ling van kleederdrachten uit oude en nieu we tijden. De hoofddoeken van de Be- douinen, de oranje tulbanden van de Chris tenen uit de omgeving van Bethlehem, de hoogoprijzende hoofdtooi van de vrouwen uit de steden, en daarnaast de laatste crea ties van de Parijsche mode; de wollen man tels van de arme schaapherders, naast deftige jassen van rijke Europeanen en Amerikanen. De zusters van den H. Vincen- tius met hunne witte kappen buigen eer biedig voor Zijne Zaligheid, en volgen den stoet. Langzaam nadert de processie den lagen ingang. Hier moet iedereen, koning of boer bukken, om door de deur te kunnen gaan, die simpele bewoners van Bethlehem on middellijk na de Kruistochten hadden ge maakt, om den wilden Tartaren te verhin deren, van de Basiliek een stal te maken. Grieksche monniken staan in het schip van de kerk, en zien nauwlettend toe, dat de katholieken zich niet verstouten, de tre den van het koor te naderen. Door de kerk gaat de processie naar het klooster van de Franciscanen, om vandaar naar de kerk van de H. Catharina te gaan, die dicht bij den muur van de oude basiliek staat, op slechts korten afstand van den H. Stal. Om tien uur in den avond wordt het rustiger. De pelgrims zijn vereenigd aan de gastvrije tafel van de monniken, en de notabelen komen een bezoek brengen aan den Patriarch. Intusschen stroomeri de menschen reeds naar de kerk van de H. Catharina, die te middernacht propvol is. Begeleid door het machtige orgel, be ginnen de monniken en de koorjon gens de oude liturgie van Kerstmis. De Patriarch neemt zijn plaats in op den troon, en het Heilig Offer wordt opgedragen op de plaats, waar voor eeuwen een eenvoudige Maagd den Verlosser aan de wereld schonk. Tegelijkertijd worden H.H. Missen opge dragen in de grotten onder de kerk, in de grot van de Onnoozele Kinderen, en op de altaren in de grotten en de doorgangen, waar de H. Hieronymus zijn Bijbelvertaling voltooide. In de Basiliek zelf heerscht een geheimzinnig duister, daar de Grieken hun kalender nog niet geheel aangepast heb ben aan de Gregoriaansche tijdrekening en hun Kerstfeest eerst vieren tegen Drieko ningen. Als de Pontificale Hoogmis geëindigd is, begint een nieuwe processie. Zijne Zaligheid neemt een levensgroot beeld van het Goddelijk Kind in zijn ar men, en draagt het door de basiliek naar de stalgrot in de crypte van de kerk. Daar legt hij het beeld in de kribbe, terwijl alle aanwezigen op den grond knielen naast de zilveren ster, die de simpele woorden draagt: „Hier werd Jezus Christus gebo ren". Langs de trappen, die naar de grot voe ren, liggen honderden herders geknield, in dezelfde kleeding als hun voorvaderen dui zenden jaren geleden, en zij bidden, bid den! Onder het enthousiast zingen van het „Adeste Fideles" keert de processie terug naar de H. Catharinakerk, waar de plech tigheid besloten wordt. Rond drie uur in den morgen keert een vredige rust over Bethlehem, en alleen het zachte gemurmel der gebeden van de Hei lige Missen, die den ganschen nacht door in de rotsen en in het heiligdom gelezen worden, geeft wijding aan de stilte. Iedereen slaapt nu, behalve de Francis canen, die de wacht houden bij de kribbe, zooals zij dit zevenhonderd jaar lang ge daan hebben, bij de geboorteplaats van den Verlosser. Als de zon opgaat boven het win- terige landschap van Palestina, dan zingen de klokken van het Franciscanerklooster hun vreugdezang over de wereld en ver kondigen de geboorte van den Vredevorst. Hun klanken smeeken, dat de vrede toch moge neerdalen over het door onlusten ge teisterde land, dat in zijn eeuwenoude ge schiedenis zoo weinig vrede heeft gekend. Rond negen uur keert de Patriarch terug naar Jeruzalem, om het Kerstfeest te vie ren in zijn paleis aan de Jaffa Gate. Het is gebeurd op een winterdag Des nachts om twalef uren. De kleine kudde met herders lag Te sluimeren bij de vuren. Toen klonk uit den hemel een heldere wijs: Kyrie Eleys. Maar ik en gij waren niet daarbij, Ons trokken te vele zaken Naar aardsche gewichtigdoenerij Naar wereldsche vermaken Of naar onze zorgen voor drank en spijs. Kyrie Eleys. De herders hadden hun handen vol Eenvoudige geschenken. Zij gaven het Kerstkindje schapenwol En baden het: wil aan ons denken Wanneer Gij zult zijn in het paradijs. Kyrie Eleys. Maar ik en gij komen achteraan Met duizenden meegeloopen. Wij zullen wel lang in de rij moeten staan, Maar de staldeur is nog open. Wij worden misschien nog wel eenmaal wijs. Kyrie Eleys. ANTON VAN DUINKERKEN lfjj' By „II Santo Bambino" In de plechtige Nachtmis die om 12 uur In de kerk van Maria Maggiore wordt gecele breerd, wordt de wieg, waarin eens de Verlosser der wereld gelegen heeft, in plechtige processie rondgedragen. Deze kostbare relieken die onder het hoofdaltaar der kerk, waar de H. Mathias begraven ligt, bewaard worden, bestaan uit vijf langwerpige planken die door een glazen kist omsloten worden. Wanneer deze in elkaar gezet worden, hebben ze den vorm van een wieg, die thans nog in het Oosten gebruikelijk is. Reeds in de achtste eeuw werden deze kostbare reliquieën, die alleen met het Hoogfeest van Kerstmis ver toond worden, uit Bethlehem naar Rome over gebracht. Thans wordt deze wieg reeds op den vooravond van Kerstmis van onder het hoog altaar naar de sacristie der kerk gebracht en voor den Italiaan is het Kerstfeest eerst aange broken, wanneer hij by het overbrengen van deze overbiyfselen van deze Oostersche wieg vanuit de sacristie naar 't hoogaltaar den plech- tigen stoet met luid handgeklap mag begroeten. Op het Kerstfeest biyft deze reliquie den ge- heelen dag ter vereering uitgesteld. Tijdens den plechtigen kerstnacht weerklinken kerstliederen langs de goud-belegde gewelven, 't Is zeer op- merkeiyk dat het aantal Italiaansche kerstlie deren zeer gering is en zonder het Stille Nacht. Heilige Nacht gaan de menschen in de prille ochtenduren weer naar huis. Op Kerstdag zelf kan men in de straten van Rome slechts weinig van het Kerstfeest bespeu ren. Slechts in de kerken, waar de kribbe staat, kan men tallooze kinderen zien, die hun oogen uitstaren en luidop hun bemerkingen maken. De groote kerk, de „Ara Coeli", bij het Kapitool ge legen, trekt vooral veel volk. In deze kerk im mers kan men ieder jaar vanaf 26 December tot 6 Januari uit den mond van de allerkleinsten allerlei toespraken beluisteren tot het Kindje Jezus in de kribbe. Op hooi en stroo ligt een Christusbeeld, vervaardigd uit het hout van een o'.yfboom uit Gethsemane. Tegenover de kribbe is een afzonderiyke kansel opgeslagen, waarop de kleinen hun preek komen houden. En dat ge schiedt met vuur en geestdrift. Doch alleen kin deren van 5 tot 10 jaar mogen den kansel bestij gen. Rond dezen preekstoel verdringt zich steeds een massa volk om naar de kinderen te luisteren. Sommigen zeggen een versje op, dat ze van buiten hebben geleerd; de grooteren hou den een toespraak. Meestal zijn het meisjes, die met een groote vrümoedigheid den kansel be stijgen om frank en vry te spreken. Rond den kleinen preekstoel is het gewoonlijk een duwen en dringen van belang, want ieder kind wil na tuurlek liefst zoo gauw mogelijk aan de beurt komen. Romeinsche gendarmen, die haast in alle kerken te Rome aanwezig zijn om toezicht uit te oefenen, hebben dan handen vol werk. Wan neer een der kleintjes een heele mooie toespraak gehouden heeft, klappen de geestdriftige toe hoorders luide in hun handen. Dat beeldje van het Heilig Kindje „il Santo Bambino" genaamd, wordt door de Romeinen buitengewoon vereerd. Het beeldje is met honderden ex-voto's be hangen. Uit alle deelen der wereld worden aan dit kindje brieven gezonden door moeders, die vertrouwvol om uitkomst bidden; die brieven worden bij het beeldje neergelegd en na drie maanden ongeopend verbrand!... I Jz s /xlV':';VV V t Van het heuvelachtige Jordaansche landschap gaat een groote bekoring uit Kerstmis in de Eeuwige Stad. Snel en haast ongemerkt gaat het aan ons voorbij. Maar even als voor de vierde eeuw, toen het kerstfeest ook in de liturgie der Katholieke Kerk op 6 Januari gevierd werd, zoo vinden we thans nog bij het Romeinsche volk eerbiedwaardige resten van de zen ouden Kersttijd. Op den vooravond van Driekoningen wordt op de Piazza Navona in Rome de z.g. Pesana ge houden. In sommige gezinnen worden de kinde ren thuis eerst door het Kerstkindje met allerlei kleine geschenken verrast. Daarna stormen ie allemaal, jong en oud, naar de Piazza Navona. waar zich weldra duizenden kinderen rond de Kermis-kraampjes verdringen, om weer eens 'n Pesana mee te maken. Ieder der kinderen is be wapend met een „toetertje", een instrument, waarop uit alle macht geblazen wordt. Het is een mengelmoes van allerlei valsche geluiden en wanklanken. De grootste pret bestaat hierin, otn onverwacht bij een klein slachtoffer zoo hard mogeiyk in zijn oor te blazen. Het trommelvlies wordt bij de Pesana dan ook hevig op de proei gesteld en men is blij, wanneer men ten slot.e uit dit gewirwar van menschen en kinderen een uitweg gevonden heeft. Zooals men weet worden de huwelyken Inijië voor de overgroote meerderheid reeds °v jeugdigen leeftijd gesloten. f Ongeveer 8 millioen meisjes zijn m n»* vroegste jeugd door een huwelijk gebonden- verklaarde onlangs Mevr. UnderhiU, de get» legeerde voor Indië, op een Engelsche conté rentie voor de bescherming van moeder kind Daar werd ook de volgende statistiek S. publiceerd: Er zijn 329.000 vrouwen en 29W weduwen beneden de 5 jaar; 2.774.000 vrouw en 10.142.000 weduwen onder de 10 jaar. treft vaak moeders van 16 jaar, die reeds kinderen hebben, terwijl grootmoeder 25 Jaa oud is! iiiiiiitiiimiiiiiiiKi 2>iinui"in» Toen het poortje dien Octoberavond krakend openging, zat Marion Hartley, de vrouw van den tegen kommer en misken ning worstelenden tooneelschrijver, wanhopig haar hersenen te pijnigen om een middel te vinden waardoor het gelukken mocht het genie van haar echtgenoot door den een of anderen schouwburg-directeur erkend te zien. Zou het de postbode zijn, met een wissel? Bespotteiyke gedachte! De blos verdween weer van haar gelaat, toen zy een man hoorde binnenlaten, wiens slepende stem en afgemeten stap haar, tot haar verdriet, zoo welbekend waren. „Goeden avond!" zeide hy met een gemaakte buiging. Lang, welgebouwd, naar de laatste mode gekleed, was het een flinke man, met een gelaat, dat knap zou geweest zijn zonder de onaangename uitdrukking, welke het ont sierde. ,js hy te spreken? Ha, ja, ik zie zijn licht daarbinnen. Het spijt mij, dat ik hem in zijn werk zal moeten storen." Maar al te wel begreep zij het smalende, dat er voor haar in deze woorden lag. Zij wist het, hoe de vroegere vriendschap van dezen man in haat veranderd was, toen zij haar keuze op Gilbert Hartley had laten vallen. „Hij heeft het zeer druk," antwoordde zy eenvoudig. „Natuuriyk!" Hy zette zich neder en begon noten te kraken hij scheen altijd en eeuwig noten te kraken, meende zij. „Hm, zou ik mogen vragen, hoe het met het groote tooneel- stuk staat?" Geen antwoord. Dien morgen was hy voor de derde maal teruggekomen geweigerd. Zy deed alsof zij naaide, tot haar toestand haar ondraaglijk werd, en opstaande klopte zij aan de deur van de binnenkamer, waar haar echt genoot meer uren doorbracht dan haar lief was. Geen antwoord. Zij aarzelde zoo'n stoornis had Hartley's peinzende uitdrukking wel eens in die van een boozen geest veran derd en daarna trad ze op de teenen bin nen, weinig vermoedend, dat haar bezoeker met een grooten stap de deur genaderd was, waaraan hij nu met het oor stond te luiste ren. „Gilbert, lieve, schrik niet!" fluisterde zy angstig." Hij is weer hier, die akelige Mr. Wa ring! Wat zal Hoe was hy niet met koortsigen haast aan het schrijven? Zijn hoofd was voorover geval len; zou hy slapen? Toen zij hem aanraakte, keek hy wezenloos op, met zulke wijde oogen, dat zy er voor terugdeinsde. Haar onbegrensde liefde voor haar man was een weinig getem perd geworden door haar vrees voor zijn on gestadig humeur. „Gilbert, doe het niet!" Onbewust was zij op de knieën gevallen. „O, geef het op, het zal je dooden. Ik zal werken!" „Wat nu? Ik was aan het droomen ik had zoo'n schoone ingeving, en gij nu komt gij my storen!" zeide hij, terwijl hij haar armen terugstiet. „Als ik dezen keer den knoop van het stuk niet onthoud zal ik er krankzin nig van worden! Schoon, zij was zoo schoon! Toe, ga nu heen!" Hij greep zijn pen en begon te schrijven. Vol ontzag, bevreesd stond zy daar, in twee strijd, of ze heen zou gaan of wel hem het kostbare manuscript ontrukken. Eindelijk sloop ze de kamer uit en vatte post voor de deur. „Mijn echtgenoot kan u vanavond niet ont vangen!" Waring was bezig zyn notenschel pen een voor een in het vuur te gooien. „Zeer goed Mari Mevrouw!" Hy stak zyn hand uit, trok ze terug en ging naar de deur. Daar keerde hij zich om en voeg de er op zachten, bitteren toon bij: „Neen, ik ben niet jaloersch! Maar te moeten zien, dat gij in weerwil van alle raadgevingen in weer wil van betere partijen, uw lot verbonden hebt aan een man die droomt, en nimmer, nim mer iets ten uitvoer brengt. Myn hemel!" „De liefde rechtvaardigde mijn keuze", ant woordde zy op vasten toon. „Hij zal slagen. Wij lebben Mr. Waring's sympathie niet noodig!" „Neen! Maar myn geld wel hé! Dit halve huis werd gemeubileerd met de honderd gulden welke hy bij mij kalmpjes ter leen vroeg natuuriyk vóór ik met den stand van zaken bekend was. Sympathie beteekent medelijden daar gij ze niet noodig hebt, naar ge zegt, zal ik het rommeltje hier laten verkoopen!" „O dat zult dat kunt gij niet doen!" Zy liep naar hem toe en greep zijn arm. „Ik wist het niet. Ik wil niet smeeken; alleen zeg ik u als gij wist hoe hij gezwoegd en gewerkt heeft!Ik kan u iets gewichtigs mededee- len. Heb nog een tijdje gedulden zijn stuk zal aangenomen worden. Ja! Vanavond heeft hij de intrige van het stuk gevonden het prachtige denkbeeld, waarnaar hij maandenlang gezocht heeft." „Zoo, heeft hy de intrige gevonden?" Hij staarde haar ongeloovig aan en scheen te aar zelen. „Ba! dat is immers het stuk waarover de geheele wereld zou spreken? Ik zal nog eens terugkomen, de volgende week, en dan..." Hy ging weg zonder zyn zinsnede te voleinden. Als versuft zat Marion nog lang te wachten. Eindelijk kwam Gilbert wankelend uit zijne kamer, met de eene hand tegen het voorhoofd en met een doodsbleek gelaat, doch met oogen, waarin een onnatuurlijke gloed schitterde. Haar bleeke, wanhopige trekken trokken zelfs zijne aandacht niet. „Het is voltooid!" hügde hij. „Ik kwam om je wakker te maken. Men zegt dat ieder mensch ten minste eenmaal in zyn leven tot iets grootsch, iets geniaals in staat is. Luister naar hetgeen ik je ga voorlezen Maar de kamer schijnt wel Marion, ik ik Het manuscript viel op den grond. Hy ver loor het bewustzijn en zakte naast zyn dierbaar tooneelstuk ineen. II. Twaalf uur later bevond "hy zich in een ijlende koorts. En het groote stuk! Het lag ver geten op zijn lessenaar. Weken zouden voorbij gaan, had de trouwhartige dokter gezegd, vóór hij weer zou kunnen werken als hij ten minste nog ooit zoover kwam. Dat wilde zeg gen, dat de meubelen één voor één zouden moeten verdwijnen. Dag en nacht zat zij wa kende en biddende bij zijn bed. Hy had getobd en gezwoegd! In de eerste opgewondenheid dacht zy niet meer aan Waring en zyn laatste bedekte be dreiging: doch precies acht dagen na zijn vo rig bezoek deelde het dienstmeisje haar mede, dat die heer en een „Joodsche vriend" in de huiskamer zaten te wachten. Verschrikt en wanhopig ging zij naar de deur. „Hij is ziek", zei zij op deernisvollen toon. „Hij ijlt en zal misschien nooit meer herstel len." „Daar hebt ge het al!" zeide Waring. „Heb ik het u niet gezegd? Afgesproken werk! Mijn vriend hier verlangt zijn geld of iets anders wat evenveel waard is. Daar is het schuldbe wijs. Ik zal hier blijven tot ik uw echtgenoot zie." Marion slaagde er in: „Blijf dan maar hier!" door de keel te krijgen. Daarna liep zy terug naar het slaapvertrek, waarvan zij de deur ach ter zich sloot. „Zij zijn weg, mevrouw", klonk het plotse ling door het sleutelgat. „Ze bleven nog een tijdje tegen elkaar mompelen, waarna zij zich plotseling stil hielden. Ik denk, dat zij geschrok ken waren want zij slopen bijna als dieven naar buiten." Marion schoof haar stoel een weinig op zijde om Gilbert's woesten blik niet meer te zien, en vond een oogenblik verlichting in een stroom van tranen. De eerste zonnestraal kwam op het einde van drie bange weken. Hartley kon buiten ge vaar, wat het lichaam betreft het slaapver trek op en neer stappen. Tot haar ontsteltenis zag zij echter spoedig, dat hij niet meer dan een levende automaat was. Zes weken verlie pen, en er was nog geen teeken, dat de ge heimzinnige sufheid verdwijnen zou. En toen hy op zekeren dag weer naar beneden ging, was het alleen om daar urenlang met starren blik voor zich uit te zitten staren. Kerstmis naderde, het geliefde, blijde fjerstfeest! „Het is allervreemdst", zei de dokter eens. „Kon ik maar een middel bedenken, om hem uit zijn dofheid te doen ontwaken!" „De schouwburg een tooneelstuk", ant woordde zij half werktuiglijk. „Breng er hem dan heen! Wacht eens, ik heb gezien, dat men morgenavond in de Jolity voor den eersten keer een nieuw en naar men zegt, wonderlijk drama opvoert. Juist, zoo iets heeft hij noodig!" Gilbert die er zich geen oogenblik over scheen te bekommeren, waar het geld vandaan kwam, stemde met doffen blik toe, en den vol genden dag Kerstavond zaten beiden in een der stalles van de Jolity. Indien dit mis lukte.... Met de hand van haar echtgenoot in de hare zat Marion hem steelsgewijze gade te slaan en met spanning te wachten op een tee ken van terugkeerend bewustzijn. Te vergeefs! Gedurende het eerste en het tweede bedrijf bleef de uitdrukking op zijn gelaat zoo goed als wezenloos; doch toen een daverend applaus in de zaal opging, scheen hij een weinig ge troffen, alsof hij zich vaag den een of ande ren ijdelen droom herinnerde. Plotseling ech ter had Marion het wel uit kunnen schreeu wen. Zyn magere vingers hadden gebeefd en nu, in het midden van het laatste bedrijf, om klemde hy de hare krampachtig. Het licht in de zaal was getemperd, maar zij zag duidelijk zijn oogen wijd opengesperd. Spoedig echter ontzonk haar weder de moed; zy las in zyn oogen een onbeschrijfelijken angst en hij beef de, alsof hij de koorts had. Blij, dat ieders aandacht op het tooneel gevestigd was, fluis terde zij hem smeekend toe: „Lieve, blijf kalm! Het stuk is bijna uit!" Nooit zou zij zijn gelaat vergeten, zooals zij het zag, toen hij zich langzaam naar haar toekeerde. „Mijn intrige mijn stuk!" kwam het hor tend uit de keel. „Jij jij hebt ze het beste wat ik bezat, mijn ziel, laten stelen!" III. Een oogenblik stond ze onthutst. Daarna ant woordde ze fluisterende: „Onzin lieve! Het is veilig Gilbert! Gil bert!" „Mijn eigen woorden!" hijgde hij, zonder op haar antwoord acht te geven. „Laat my gaan, ik ben bestolen, bestolen! Ik zal het door de straten van Londen uitschreeuwen!" Daarna staarde zij naar het tooneel en deed haar best om het stuk te volgen, maar hij wilde met alle geweld weg; hij zou 'n scène maken. Hem nog steeds bij de hand houden de, volgde zij hem daarom naar buiten in de gang onder heel wat gemompel van de andere schouwburgbezoekers. Naar huis? Neen, vóór zij het hem beletten kon, had hy een bediende op den schouder geklopt. „De directeur dadelijk!" schreeuwde hij woest, toen een daverend applaus het antwoord van den man overstemde. „De directeur zit in gindsche loge. Wien moet ik aandienen!" „Gilbert Hartley den schrijver van dit stuk!" Zij volgde hem door kronkelende gan gen tot aan de deur van een loge. Twee hee- ren wilden lachend naar buiten komen, toen de doodsbleeke man en de diep bedroefde vrouw hen den weg versperden. „Nog niet! Zeg mij", riep Gilbert, „wie zich de schrijver van dit stuk durft noemen?" „Wel", zei de een op koelen toon, „ik ben de auteur. Is er iets niet in orde?" „Gij!" Hartley zag er, toen hij zijn armen be vend uitstak, uit, alsof hij uit het graf opge staan ware. „Kom hier, kyk mij in de oogen. Ik schreef het bijna woordelijk zooals het opgevoerd is. Indien myn manuscript weg is, hebt gij het gestolen!!" Het stuk liep ten einde; het publiek, dat weinig vermoedde, welk drama zich in een der loges afspeelde, wachtte in ademlooze spanning op de ontknooping van het stuk. Plotseling barstte in de zaal een storm van toejuichinge los, welke van Gilbert een wild dier schene te maken. „Leugenaar", gilde hij. „Ik zal het bed:r door de zaal rondbazuinen. Hoe kwam je het stuk?" „De auteur! de auteur!" schreeuwde het P" bliek. Het was een kritiek oogenblik; de dire teur was radeloos. De „auteur", die Marion's wijdopengesper" smeekende oogen op zich gevestigd zag, aa zelde„ Plotseling sprak hy gejaagd: „Er is in het geheel geen bedrog gepleeg Ik kocht het manuscript onafgewerkt van man, die beweert het geschreven te heboe Daar steekt niets laakbaars in." „De naam van dien man?" „Ik ik kan hem u niet geven. Zooeven w hij hier. Bewijs, dat hij het gestolen heeft ik ben bereid eerlijk- eO Het geroep om den auteur werd luider dringender, toen Marion plotseling iets merkte, dat haar een kleinen gil deed 8eVede Zij wees naar een hoopje notenschalen in loge. „Hij is hier geweest Gilbert zie eens Waring! Hij kwam dien dag om zijn 8el<?' d, boosaardigheid stal hij de papieren, denK®dt! dat gij er toch nooit iets van weten zou Ontkent dat, zoo gij kunt!" eindigde zi)>.n de adem hijgend, terwijl zy den man strak m oogen keek. yt „Mevrouw, het is zoo." Een gevoel van mderdrukkend, greep hij Hartley's „Mijnheer, mijn eer staat op het spel. Gyi® j mett mij, als mijn compagnon, op het tooi komen, maar ik beloof u twee derden van opbrengst." De bezoekers van den schouwburg rezen ve* baasd van hun plaatsen op, toen het detl ten laatste omhoog ging. Twee mannen ston by het voetlicht te buigen en de voorste deze was Gilbert Hartley. Geen van ee* n scheen den moed of de kracht te hebben, woord te spreken tot het publiek, dat niets de zaak begreep en eerst den volgenden uit den droom geholpen werd, toen de venn schap tusschen twee schrijvers openlijk kend gemaakt werd. Het stuk zelf had ongehoord succes en dat was genoeg. de Genoeg ja! Toen later op den dag g Kerstklokken luidden, liep Marion zacdein achter haar echtgenoot de trap op en zette een krans van hulst op het moede hoof. oOJid „Bekroond lieve", fluisterde zij, „bekr op Kerstavond!"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 8