Kerstnacht over Bethlehem
- -
■bhhh
Wijdingsvolle Plechtigheden
in den H. Stal
KERSTMIS
IN DE EEUWIGE STAD
HpSBE Tim
4 Wê
BEKROOND OP KERSTAVOND
Duizenden pelgrims
KERSTLIED
ZATERDAG 25 DECEMBER 1937
&3HI&
W.
HUWELIJKEN IN INDIE
stroomen jaarlijks naar dit
gezegende oord
Als de kerstklok over de stad van
Christus' geboorte luidt
De processie naar den stal
De wacht bij de kribbe
De plaats van Christusgeboorte in de grot
Bijzondere vereering van de
wieg van den Verlosser
mm
In de dagen rond het Kerstfeest is het
buitengewoon koud te Bethlehem, zoo
koud als in onze streken, want het oude
stadje ligt cp de kam van de bergen, drie
duizend voet boven de Middellandsche Zee.
Onze oude Kerstliederen, «die gewagen
over den kouden nacht waarin het Kind
ter wereld kwam, passen goed bij de be
schrijving van den Heiligen Nacht in den
stal.
De laatste jaren is er veel veranderd in
Bethlehem. Electrische lantarens staan in
de ineengedrongen nauwe straatjes en in
den voorhof van de Basiliek. Piëteitlooze
handen hebben een electrisch verlichte ster
aangebracht op den dubbelarmigen lan
taarnpaal voor den ingang, en somber schijnt
het licht op de eerbiedwaardige steenen
muren van de kerk, die zestienhonderd
jaar geleden gebouwd werd door Keizer
Constantijn.
Het is iets bijzonders, dat Bethlehem bijna
hetzelfde is gebleven als ten tijde van Con
stantijn den Grooten, in dit Palestijnsche
land, dat in den loop der eeuwen door tal-
looze oorlogen en invasies geteisterd werd.
Bij deze rampen is de kerk van het H.
Graf te Jeruzalem evenals de andere Basi
lieken, welke door Keizerin Helena en haar
zoon gebouwd werden, verwoest. Sommige
werden weer opgebouwd, andere bleven
onaangeroerd in hun sombere ruïnes. De
Kerk van de Geboorte daarentegen bleef
altijd gespaard, daar de Mohammedanen
deze plek evenzeer vereeren als de Chris
tenen. Zij gelooven niet in de kruisiging en
in de verrijzenis, maar zeggen, dat Christus
van Gethsemane in den hemel werd opge
nomen, en dat een der apostelen den Cal
varieberg beklom.
Nu is een groote politie- en militaire
macht in het gezegende stadje gelegerd,
omdat de autoriteiten bevreesd zijn voor
het uitbreken van nieuwe onlusten, die het
aantal slachtoffers van den strijd tusschen
Joden en Mohammedanen nog zullen ver-
grooten. Bethlehem wemelt van khaki-uni-
formen; alle soldaten, die in den omtrek
gelegerd zijn, en vrijaf konden krijgen, zijn
hier samengestroomd om getuige te zijn
van den Kerstnacht op de plaats, waar de
hemel zich geopend heeft, om den engel van
de vredesboodschap te doen nederdalen,
en waar herders de gansche wereld zijn
voorgegaan in de aanbidding van het Kind.
Slechts weinig pelgrims, nog minder dan
het vorig jaar, hebben zich niet laten ver
ontrusten door de berichten over de troe
belen, en hebben alle bezwaren opzij gezet
om de geboorteplaats van den Verlosser te
bezoeken.
De vrouwen, die in hun lange feestklee
deren doen denken aan de tijden der Mid
deleeuwen, zijn blij, dat de angstige onrust
eenigszins geluwd is, en dat de orde her
steld is.
Tenslotte hebben ook de jonge mannen
hun schilderachtige nationale kleeding af
gelegd, en loopen nu door de straten in
lange gewaden van blauw serge.
Op den vooravond van het Kerstfeest
gaan de Franciscanen naar den ingang van
het voorhof, om Zijne Zaligheid den Pa
triarch van Jeruzalem te begroeten. Een
kostbaar tapijt wordt over den weg uitge
spreid, de kruisdrager neemt zijn plaats in,
en de monniken stellen zich op.
De donkerbruine Arabische misdienaars
en de leden van het koor van de Verlos-
serskerk te Jeruzalem scharen zich langs
den weg tot aan de kleine, drie voet hooge
deur, die nog dateert uit den tijd van Con
stantijn.
Plotseling klinkt het getrappel van nader-
bijkomende paarden-hoeven door de
avondlucht, en door de Westpoort wordt
een groep ruiters zichtbaar, bergsoldaten
met het geweer op zij. Onmiddellijk achter
hen rijdt een priester, die het dubbelarmige
patriarchale kruis draagt, en dan volgt de
salonwagen van Zijne Zaligheid den Pa
triarch, getooid met de wit-gouden Pause
lijke standaard. De stoet wordt weer ge
sloten door een groep soldaten met een be
velvoerend officier.
De troepen salueeren, de priester stijgt
uit het zadel en plant het lange kruis in
den grond. De overste van de monniken
treedt naar voren, begroet den Patriarch
en ontvangt zijn zegen. De processie wordt
gevormd, en tusschen twee rijen soldaten
en politie, die de menigte terughouden
schrijdt de Patriarch majestueus naar de
Basiliek.
Langs den weg is het een bonte menge
ling van kleederdrachten uit oude en nieu
we tijden. De hoofddoeken van de Be-
douinen, de oranje tulbanden van de Chris
tenen uit de omgeving van Bethlehem, de
hoogoprijzende hoofdtooi van de vrouwen
uit de steden, en daarnaast de laatste crea
ties van de Parijsche mode; de wollen man
tels van de arme schaapherders, naast
deftige jassen van rijke Europeanen en
Amerikanen. De zusters van den H. Vincen-
tius met hunne witte kappen buigen eer
biedig voor Zijne Zaligheid, en volgen den
stoet.
Langzaam nadert de processie den lagen
ingang. Hier moet iedereen, koning of boer
bukken, om door de deur te kunnen gaan,
die simpele bewoners van Bethlehem on
middellijk na de Kruistochten hadden ge
maakt, om den wilden Tartaren te verhin
deren, van de Basiliek een stal te maken.
Grieksche monniken staan in het schip
van de kerk, en zien nauwlettend toe, dat
de katholieken zich niet verstouten, de tre
den van het koor te naderen. Door de kerk
gaat de processie naar het klooster van de
Franciscanen, om vandaar naar de kerk
van de H. Catharina te gaan, die dicht bij
den muur van de oude basiliek staat, op
slechts korten afstand van den H. Stal.
Om tien uur in den avond wordt het
rustiger. De pelgrims zijn vereenigd aan de
gastvrije tafel van de monniken, en de
notabelen komen een bezoek brengen aan
den Patriarch.
Intusschen stroomeri de menschen reeds
naar de kerk van de H. Catharina, die te
middernacht propvol is.
Begeleid door het machtige orgel, be
ginnen de monniken en de koorjon
gens de oude liturgie van Kerstmis.
De Patriarch neemt zijn plaats in op
den troon, en het Heilig Offer wordt
opgedragen op de plaats, waar voor
eeuwen een eenvoudige Maagd den
Verlosser aan de wereld schonk.
Tegelijkertijd worden H.H. Missen opge
dragen in de grotten onder de kerk, in de
grot van de Onnoozele Kinderen, en op de
altaren in de grotten en de doorgangen,
waar de H. Hieronymus zijn Bijbelvertaling
voltooide. In de Basiliek zelf heerscht een
geheimzinnig duister, daar de Grieken hun
kalender nog niet geheel aangepast heb
ben aan de Gregoriaansche tijdrekening en
hun Kerstfeest eerst vieren tegen Drieko
ningen.
Als de Pontificale Hoogmis geëindigd is,
begint een nieuwe processie.
Zijne Zaligheid neemt een levensgroot
beeld van het Goddelijk Kind in zijn ar
men, en draagt het door de basiliek naar
de stalgrot in de crypte van de kerk. Daar
legt hij het beeld in de kribbe, terwijl alle
aanwezigen op den grond knielen naast de
zilveren ster, die de simpele woorden
draagt: „Hier werd Jezus Christus gebo
ren".
Langs de trappen, die naar de grot voe
ren, liggen honderden herders geknield, in
dezelfde kleeding als hun voorvaderen dui
zenden jaren geleden, en zij bidden, bid
den!
Onder het enthousiast zingen van het
„Adeste Fideles" keert de processie terug
naar de H. Catharinakerk, waar de plech
tigheid besloten wordt.
Rond drie uur in den morgen keert een
vredige rust over Bethlehem, en alleen het
zachte gemurmel der gebeden van de Hei
lige Missen, die den ganschen nacht door
in de rotsen en in het heiligdom gelezen
worden, geeft wijding aan de stilte.
Iedereen slaapt nu, behalve de Francis
canen, die de wacht houden bij de kribbe,
zooals zij dit zevenhonderd jaar lang ge
daan hebben, bij de geboorteplaats van den
Verlosser. Als de zon opgaat boven het win-
terige landschap van Palestina, dan zingen
de klokken van het Franciscanerklooster
hun vreugdezang over de wereld en ver
kondigen de geboorte van den Vredevorst.
Hun klanken smeeken, dat de vrede toch
moge neerdalen over het door onlusten ge
teisterde land, dat in zijn eeuwenoude ge
schiedenis zoo weinig vrede heeft gekend.
Rond negen uur keert de Patriarch terug
naar Jeruzalem, om het Kerstfeest te vie
ren in zijn paleis aan de Jaffa Gate.
Het is gebeurd op een winterdag
Des nachts om twalef uren.
De kleine kudde met herders lag
Te sluimeren bij de vuren.
Toen klonk uit den hemel een heldere wijs:
Kyrie Eleys.
Maar ik en gij waren niet daarbij,
Ons trokken te vele zaken
Naar aardsche gewichtigdoenerij
Naar wereldsche vermaken
Of naar onze zorgen voor drank en spijs.
Kyrie Eleys.
De herders hadden hun handen vol
Eenvoudige geschenken.
Zij gaven het Kerstkindje schapenwol
En baden het: wil aan ons denken
Wanneer Gij zult zijn in het paradijs.
Kyrie Eleys.
Maar ik en gij komen achteraan
Met duizenden meegeloopen.
Wij zullen wel lang in de rij moeten staan,
Maar de staldeur is nog open.
Wij worden misschien nog wel eenmaal wijs.
Kyrie Eleys.
ANTON VAN DUINKERKEN
lfjj'
By „II Santo Bambino"
In de plechtige Nachtmis die om 12 uur In
de kerk van Maria Maggiore wordt gecele
breerd, wordt de wieg, waarin eens de Verlosser
der wereld gelegen heeft, in plechtige processie
rondgedragen. Deze kostbare relieken die onder
het hoofdaltaar der kerk, waar de H. Mathias
begraven ligt, bewaard worden, bestaan uit vijf
langwerpige planken die door een glazen kist
omsloten worden. Wanneer deze in elkaar gezet
worden, hebben ze den vorm van een wieg, die
thans nog in het Oosten gebruikelijk is. Reeds in
de achtste eeuw werden deze kostbare reliquieën,
die alleen met het Hoogfeest van Kerstmis ver
toond worden, uit Bethlehem naar Rome over
gebracht. Thans wordt deze wieg reeds op den
vooravond van Kerstmis van onder het hoog
altaar naar de sacristie der kerk gebracht en
voor den Italiaan is het Kerstfeest eerst aange
broken, wanneer hij by het overbrengen van
deze overbiyfselen van deze Oostersche wieg
vanuit de sacristie naar 't hoogaltaar den plech-
tigen stoet met luid handgeklap mag begroeten.
Op het Kerstfeest biyft deze reliquie den ge-
heelen dag ter vereering uitgesteld. Tijdens den
plechtigen kerstnacht weerklinken kerstliederen
langs de goud-belegde gewelven, 't Is zeer op-
merkeiyk dat het aantal Italiaansche kerstlie
deren zeer gering is en zonder het Stille Nacht.
Heilige Nacht gaan de menschen in de prille
ochtenduren weer naar huis.
Op Kerstdag zelf kan men in de straten van
Rome slechts weinig van het Kerstfeest bespeu
ren. Slechts in de kerken, waar de kribbe staat,
kan men tallooze kinderen zien, die hun oogen
uitstaren en luidop hun bemerkingen maken. De
groote kerk, de „Ara Coeli", bij het Kapitool ge
legen, trekt vooral veel volk. In deze kerk im
mers kan men ieder jaar vanaf 26 December tot
6 Januari uit den mond van de allerkleinsten
allerlei toespraken beluisteren tot het Kindje
Jezus in de kribbe. Op hooi en stroo ligt een
Christusbeeld, vervaardigd uit het hout van een
o'.yfboom uit Gethsemane. Tegenover de kribbe
is een afzonderiyke kansel opgeslagen, waarop de
kleinen hun preek komen houden. En dat ge
schiedt met vuur en geestdrift. Doch alleen kin
deren van 5 tot 10 jaar mogen den kansel bestij
gen. Rond dezen preekstoel verdringt zich
steeds een massa volk om naar de kinderen te
luisteren. Sommigen zeggen een versje op, dat
ze van buiten hebben geleerd; de grooteren hou
den een toespraak. Meestal zijn het meisjes, die
met een groote vrümoedigheid den kansel be
stijgen om frank en vry te spreken. Rond den
kleinen preekstoel is het gewoonlijk een duwen
en dringen van belang, want ieder kind wil na
tuurlek liefst zoo gauw mogelijk aan de beurt
komen. Romeinsche gendarmen, die haast in alle
kerken te Rome aanwezig zijn om toezicht uit
te oefenen, hebben dan handen vol werk. Wan
neer een der kleintjes een heele mooie toespraak
gehouden heeft, klappen de geestdriftige toe
hoorders luide in hun handen.
Dat beeldje van het Heilig Kindje „il Santo
Bambino" genaamd, wordt door de Romeinen
buitengewoon vereerd.
Het beeldje is met honderden ex-voto's be
hangen. Uit alle deelen der wereld worden aan
dit kindje brieven gezonden door moeders, die
vertrouwvol om uitkomst bidden; die brieven
worden bij het beeldje neergelegd en na drie
maanden ongeopend verbrand!...
I Jz s
/xlV':';VV V
t
Van het heuvelachtige Jordaansche
landschap gaat een groote bekoring uit
Kerstmis in de Eeuwige Stad. Snel en haast
ongemerkt gaat het aan ons voorbij. Maar even
als voor de vierde eeuw, toen het kerstfeest ook
in de liturgie der Katholieke Kerk op 6 Januari
gevierd werd, zoo vinden we thans nog bij het
Romeinsche volk eerbiedwaardige resten van de
zen ouden Kersttijd.
Op den vooravond van Driekoningen wordt op
de Piazza Navona in Rome de z.g. Pesana ge
houden. In sommige gezinnen worden de kinde
ren thuis eerst door het Kerstkindje met allerlei
kleine geschenken verrast. Daarna stormen ie
allemaal, jong en oud, naar de Piazza Navona.
waar zich weldra duizenden kinderen rond de
Kermis-kraampjes verdringen, om weer eens 'n
Pesana mee te maken. Ieder der kinderen is be
wapend met een „toetertje", een instrument,
waarop uit alle macht geblazen wordt. Het is een
mengelmoes van allerlei valsche geluiden en
wanklanken. De grootste pret bestaat hierin, otn
onverwacht bij een klein slachtoffer zoo hard
mogeiyk in zijn oor te blazen. Het trommelvlies
wordt bij de Pesana dan ook hevig op de proei
gesteld en men is blij, wanneer men ten slot.e
uit dit gewirwar van menschen en kinderen een
uitweg gevonden heeft.
Zooals men weet worden de huwelyken
Inijië voor de overgroote meerderheid reeds °v
jeugdigen leeftijd gesloten. f
Ongeveer 8 millioen meisjes zijn m n»*
vroegste jeugd door een huwelijk gebonden-
verklaarde onlangs Mevr. UnderhiU, de get»
legeerde voor Indië, op een Engelsche conté
rentie voor de bescherming van moeder
kind Daar werd ook de volgende statistiek S.
publiceerd: Er zijn 329.000 vrouwen en 29W
weduwen beneden de 5 jaar; 2.774.000 vrouw
en 10.142.000 weduwen onder de 10 jaar.
treft vaak moeders van 16 jaar, die reeds
kinderen hebben, terwijl grootmoeder 25 Jaa
oud is!
iiiiiiitiiimiiiiiiiKi 2>iinui"in»
Toen het poortje dien Octoberavond
krakend openging, zat Marion Hartley, de
vrouw van den tegen kommer en misken
ning worstelenden tooneelschrijver, wanhopig
haar hersenen te pijnigen om een middel te
vinden waardoor het gelukken mocht het genie
van haar echtgenoot door den een of anderen
schouwburg-directeur erkend te zien. Zou het
de postbode zijn, met een wissel? Bespotteiyke
gedachte! De blos verdween weer van haar
gelaat, toen zy een man hoorde binnenlaten,
wiens slepende stem en afgemeten stap haar,
tot haar verdriet, zoo welbekend waren.
„Goeden avond!" zeide hy met een gemaakte
buiging. Lang, welgebouwd, naar de laatste
mode gekleed, was het een flinke man, met een
gelaat, dat knap zou geweest zijn zonder de
onaangename uitdrukking, welke het ont
sierde.
,js hy te spreken? Ha, ja, ik zie zijn licht
daarbinnen. Het spijt mij, dat ik hem in zijn
werk zal moeten storen."
Maar al te wel begreep zij het smalende, dat
er voor haar in deze woorden lag. Zij wist het,
hoe de vroegere vriendschap van dezen man in
haat veranderd was, toen zij haar keuze op
Gilbert Hartley had laten vallen.
„Hij heeft het zeer druk," antwoordde zy
eenvoudig.
„Natuuriyk!" Hy zette zich neder en begon
noten te kraken hij scheen altijd en eeuwig
noten te kraken, meende zij. „Hm, zou ik
mogen vragen, hoe het met het groote tooneel-
stuk staat?"
Geen antwoord. Dien morgen was hy voor de
derde maal teruggekomen geweigerd. Zy
deed alsof zij naaide, tot haar toestand haar
ondraaglijk werd, en opstaande klopte zij aan
de deur van de binnenkamer, waar haar echt
genoot meer uren doorbracht dan haar lief
was. Geen antwoord. Zij aarzelde zoo'n
stoornis had Hartley's peinzende uitdrukking
wel eens in die van een boozen geest veran
derd en daarna trad ze op de teenen bin
nen, weinig vermoedend, dat haar bezoeker
met een grooten stap de deur genaderd was,
waaraan hij nu met het oor stond te luiste
ren.
„Gilbert, lieve, schrik niet!" fluisterde zy
angstig." Hij is weer hier, die akelige Mr. Wa
ring! Wat zal
Hoe was hy niet met koortsigen haast aan
het schrijven? Zijn hoofd was voorover geval
len; zou hy slapen? Toen zij hem aanraakte,
keek hy wezenloos op, met zulke wijde oogen,
dat zy er voor terugdeinsde. Haar onbegrensde
liefde voor haar man was een weinig getem
perd geworden door haar vrees voor zijn on
gestadig humeur.
„Gilbert, doe het niet!" Onbewust was zij
op de knieën gevallen. „O, geef het op, het zal
je dooden. Ik zal werken!"
„Wat nu? Ik was aan het droomen ik had
zoo'n schoone ingeving, en gij nu komt gij
my storen!" zeide hij, terwijl hij haar armen
terugstiet. „Als ik dezen keer den knoop van
het stuk niet onthoud zal ik er krankzin
nig van worden! Schoon, zij was zoo schoon!
Toe, ga nu heen!"
Hij greep zijn pen en begon te schrijven.
Vol ontzag, bevreesd stond zy daar, in twee
strijd, of ze heen zou gaan of wel hem het
kostbare manuscript ontrukken. Eindelijk sloop
ze de kamer uit en vatte post voor de deur.
„Mijn echtgenoot kan u vanavond niet ont
vangen!" Waring was bezig zyn notenschel
pen een voor een in het vuur te gooien. „Zeer
goed Mari Mevrouw!"
Hy stak zyn hand uit, trok ze terug en ging
naar de deur. Daar keerde hij zich om en voeg
de er op zachten, bitteren toon bij: „Neen, ik
ben niet jaloersch! Maar te moeten zien, dat
gij in weerwil van alle raadgevingen in weer
wil van betere partijen, uw lot verbonden hebt
aan een man die droomt, en nimmer, nim
mer iets ten uitvoer brengt. Myn hemel!"
„De liefde rechtvaardigde mijn keuze", ant
woordde zy op vasten toon. „Hij zal slagen. Wij
lebben Mr. Waring's sympathie niet noodig!"
„Neen! Maar myn geld wel hé! Dit halve
huis werd gemeubileerd met de honderd gulden
welke hy bij mij kalmpjes ter leen vroeg
natuuriyk vóór ik met den stand van zaken
bekend was. Sympathie beteekent medelijden
daar gij ze niet noodig hebt, naar ge zegt,
zal ik het rommeltje hier laten verkoopen!"
„O dat zult dat kunt gij niet doen!" Zy
liep naar hem toe en greep zijn arm. „Ik wist
het niet. Ik wil niet smeeken; alleen zeg ik u
als gij wist hoe hij gezwoegd en gewerkt
heeft!Ik kan u iets gewichtigs mededee-
len. Heb nog een tijdje gedulden zijn stuk
zal aangenomen worden. Ja! Vanavond heeft
hij de intrige van het stuk gevonden het
prachtige denkbeeld, waarnaar hij maandenlang
gezocht heeft."
„Zoo, heeft hy de intrige gevonden?" Hij
staarde haar ongeloovig aan en scheen te aar
zelen.
„Ba! dat is immers het stuk waarover de
geheele wereld zou spreken? Ik zal nog eens
terugkomen, de volgende week, en dan..." Hy
ging weg zonder zyn zinsnede te voleinden.
Als versuft zat Marion nog lang te wachten.
Eindelijk kwam Gilbert wankelend uit zijne
kamer, met de eene hand tegen het voorhoofd
en met een doodsbleek gelaat, doch met oogen,
waarin een onnatuurlijke gloed schitterde. Haar
bleeke, wanhopige trekken trokken zelfs zijne
aandacht niet.
„Het is voltooid!" hügde hij.
„Ik kwam om je wakker te maken. Men zegt
dat ieder mensch ten minste eenmaal in zyn
leven tot iets grootsch, iets geniaals in staat
is. Luister naar hetgeen ik je ga voorlezen
Maar de kamer schijnt wel Marion, ik
ik
Het manuscript viel op den grond. Hy ver
loor het bewustzijn en zakte naast zyn dierbaar
tooneelstuk ineen.
II.
Twaalf uur later bevond "hy zich in een
ijlende koorts. En het groote stuk! Het lag ver
geten op zijn lessenaar. Weken zouden voorbij
gaan, had de trouwhartige dokter gezegd, vóór
hij weer zou kunnen werken als hij ten
minste nog ooit zoover kwam. Dat wilde zeg
gen, dat de meubelen één voor één zouden
moeten verdwijnen. Dag en nacht zat zij wa
kende en biddende bij zijn bed. Hy had getobd
en gezwoegd!
In de eerste opgewondenheid dacht zy niet
meer aan Waring en zyn laatste bedekte be
dreiging: doch precies acht dagen na zijn vo
rig bezoek deelde het dienstmeisje haar mede,
dat die heer en een „Joodsche vriend" in de
huiskamer zaten te wachten. Verschrikt en
wanhopig ging zij naar de deur.
„Hij is ziek", zei zij op deernisvollen toon.
„Hij ijlt en zal misschien nooit meer herstel
len."
„Daar hebt ge het al!" zeide Waring. „Heb
ik het u niet gezegd? Afgesproken werk! Mijn
vriend hier verlangt zijn geld of iets anders
wat evenveel waard is. Daar is het schuldbe
wijs. Ik zal hier blijven tot ik uw echtgenoot
zie."
Marion slaagde er in: „Blijf dan maar hier!"
door de keel te krijgen. Daarna liep zy terug
naar het slaapvertrek, waarvan zij de deur ach
ter zich sloot.
„Zij zijn weg, mevrouw", klonk het plotse
ling door het sleutelgat. „Ze bleven nog een
tijdje tegen elkaar mompelen, waarna zij zich
plotseling stil hielden. Ik denk, dat zij geschrok
ken waren want zij slopen bijna als dieven
naar buiten."
Marion schoof haar stoel een weinig op zijde
om Gilbert's woesten blik niet meer te zien,
en vond een oogenblik verlichting in een
stroom van tranen.
De eerste zonnestraal kwam op het einde van
drie bange weken. Hartley kon buiten ge
vaar, wat het lichaam betreft het slaapver
trek op en neer stappen. Tot haar ontsteltenis
zag zij echter spoedig, dat hij niet meer dan
een levende automaat was. Zes weken verlie
pen, en er was nog geen teeken, dat de ge
heimzinnige sufheid verdwijnen zou. En toen
hy op zekeren dag weer naar beneden ging,
was het alleen om daar urenlang met starren
blik voor zich uit te zitten staren. Kerstmis
naderde, het geliefde, blijde fjerstfeest!
„Het is allervreemdst", zei de dokter eens.
„Kon ik maar een middel bedenken, om hem
uit zijn dofheid te doen ontwaken!"
„De schouwburg een tooneelstuk", ant
woordde zij half werktuiglijk.
„Breng er hem dan heen! Wacht eens, ik
heb gezien, dat men morgenavond in de Jolity
voor den eersten keer een nieuw en naar
men zegt, wonderlijk drama opvoert. Juist, zoo
iets heeft hij noodig!"
Gilbert die er zich geen oogenblik over
scheen te bekommeren, waar het geld vandaan
kwam, stemde met doffen blik toe, en den vol
genden dag Kerstavond zaten beiden in
een der stalles van de Jolity. Indien dit mis
lukte....
Met de hand van haar echtgenoot in de
hare zat Marion hem steelsgewijze gade te
slaan en met spanning te wachten op een tee
ken van terugkeerend bewustzijn. Te vergeefs!
Gedurende het eerste en het tweede bedrijf
bleef de uitdrukking op zijn gelaat zoo goed
als wezenloos; doch toen een daverend applaus
in de zaal opging, scheen hij een weinig ge
troffen, alsof hij zich vaag den een of ande
ren ijdelen droom herinnerde. Plotseling ech
ter had Marion het wel uit kunnen schreeu
wen. Zyn magere vingers hadden gebeefd en
nu, in het midden van het laatste bedrijf, om
klemde hy de hare krampachtig. Het licht in
de zaal was getemperd, maar zij zag duidelijk
zijn oogen wijd opengesperd. Spoedig echter
ontzonk haar weder de moed; zy las in zyn
oogen een onbeschrijfelijken angst en hij beef
de, alsof hij de koorts had. Blij, dat ieders
aandacht op het tooneel gevestigd was, fluis
terde zij hem smeekend toe: „Lieve, blijf kalm!
Het stuk is bijna uit!"
Nooit zou zij zijn gelaat vergeten, zooals
zij het zag, toen hij zich langzaam naar haar
toekeerde.
„Mijn intrige mijn stuk!" kwam het hor
tend uit de keel. „Jij jij hebt ze het beste
wat ik bezat, mijn ziel, laten stelen!"
III.
Een oogenblik stond ze onthutst. Daarna ant
woordde ze fluisterende:
„Onzin lieve! Het is veilig Gilbert! Gil
bert!"
„Mijn eigen woorden!" hijgde hij, zonder op
haar antwoord acht te geven. „Laat my gaan,
ik ben bestolen, bestolen! Ik zal het door de
straten van Londen uitschreeuwen!"
Daarna staarde zij naar het tooneel en deed
haar best om het stuk te volgen, maar hij
wilde met alle geweld weg; hij zou 'n scène
maken. Hem nog steeds bij de hand houden
de, volgde zij hem daarom naar buiten in de
gang onder heel wat gemompel van de andere
schouwburgbezoekers. Naar huis? Neen, vóór zij
het hem beletten kon, had hy een bediende op
den schouder geklopt.
„De directeur dadelijk!" schreeuwde hij
woest, toen een daverend applaus het antwoord
van den man overstemde.
„De directeur zit in gindsche loge. Wien
moet ik aandienen!"
„Gilbert Hartley den schrijver van dit
stuk!" Zij volgde hem door kronkelende gan
gen tot aan de deur van een loge. Twee hee-
ren wilden lachend naar buiten komen, toen
de doodsbleeke man en de diep bedroefde vrouw
hen den weg versperden.
„Nog niet! Zeg mij", riep Gilbert, „wie zich
de schrijver van dit stuk durft noemen?"
„Wel", zei de een op koelen toon, „ik ben
de auteur. Is er iets niet in orde?"
„Gij!" Hartley zag er, toen hij zijn armen be
vend uitstak, uit, alsof hij uit het graf opge
staan ware. „Kom hier, kyk mij in de oogen.
Ik schreef het bijna woordelijk zooals het
opgevoerd is. Indien myn manuscript weg is,
hebt gij het gestolen!!"
Het stuk liep ten einde; het publiek, dat
weinig vermoedde, welk drama zich in een der
loges afspeelde, wachtte in ademlooze spanning
op de ontknooping van het stuk. Plotseling
barstte in de zaal een storm van toejuichinge
los, welke van Gilbert een wild dier schene
te maken.
„Leugenaar", gilde hij. „Ik zal het bed:r
door de zaal rondbazuinen. Hoe kwam je
het stuk?"
„De auteur! de auteur!" schreeuwde het P"
bliek. Het was een kritiek oogenblik; de dire
teur was radeloos.
De „auteur", die Marion's wijdopengesper"
smeekende oogen op zich gevestigd zag, aa
zelde„ Plotseling sprak hy gejaagd:
„Er is in het geheel geen bedrog gepleeg
Ik kocht het manuscript onafgewerkt van
man, die beweert het geschreven te heboe
Daar steekt niets laakbaars in."
„De naam van dien man?"
„Ik ik kan hem u niet geven. Zooeven w
hij hier. Bewijs, dat hij het gestolen heeft
ik ben bereid eerlijk- eO
Het geroep om den auteur werd luider
dringender, toen Marion plotseling iets
merkte, dat haar een kleinen gil deed 8eVede
Zij wees naar een hoopje notenschalen in
loge.
„Hij is hier geweest Gilbert zie eens
Waring! Hij kwam dien dag om zijn 8el<?' d,
boosaardigheid stal hij de papieren, denK®dt!
dat gij er toch nooit iets van weten zou
Ontkent dat, zoo gij kunt!" eindigde zi)>.n de
adem hijgend, terwijl zy den man strak m
oogen keek. yt
„Mevrouw, het is zoo." Een gevoel van
mderdrukkend, greep hij Hartley's
„Mijnheer, mijn eer staat op het spel. Gyi® j
mett mij, als mijn compagnon, op het tooi
komen, maar ik beloof u twee derden van
opbrengst."
De bezoekers van den schouwburg rezen ve*
baasd van hun plaatsen op, toen het detl
ten laatste omhoog ging. Twee mannen ston
by het voetlicht te buigen en de voorste
deze was Gilbert Hartley. Geen van ee* n
scheen den moed of de kracht te hebben,
woord te spreken tot het publiek, dat niets
de zaak begreep en eerst den volgenden
uit den droom geholpen werd, toen de venn
schap tusschen twee schrijvers openlijk
kend gemaakt werd. Het stuk zelf had
ongehoord succes en dat was genoeg. de
Genoeg ja! Toen later op den dag g
Kerstklokken luidden, liep Marion zacdein
achter haar echtgenoot de trap op en zette
een krans van hulst op het moede hoof. oOJid
„Bekroond lieve", fluisterde zij, „bekr
op Kerstavond!"