Hoe Hitier zijn leven' slijt mmm Mdmftml maden da§ w; De avonturen van Prof je en Struis je s O >Moim ZAALBERG deken DES OCHTENDS REEDS VROEG OP DONDERDAG 30 DECEMBER 1937 Zijn drie luitenants regeleh en zijn verantwoordelijk voor de dagorde Een minnaar van muziek Joh. Franciscus Regis Apostel der Cevennen £öitisee/io uDeken SS.TLSS I verraderlijke AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bij verlies van een hand, een voet of een oog. telt Jean Rebaud, redacteur van Mundi- Presse, enkele interessante bijzonderheden over den Piihrer. lederen morgen tegen zeven uur ziet de huisknecht, die de kamer van „Reichskanse- lier" Adolf Hitler binnentreedt, zonder eenige verwondering dat zijn meester reeds wakker is De Führer leest. Ataturk houdt van de zwoele nachten van den Bosporus, Mussolini blijft soms op tot de ochtend gloort. Het leven van Adolf Hitler oppersten chef van het Duitsche leger en de Duitsche vloot, kanselier van het Rijk, Führer van geheel Duitschland, is regelmatig als dat van een rentenier. Om 12 uur 's nachts begeeft hij zich te rus te, hij staat om 7 uur op en slechts om zeer ernstige redenen wijkt hij van dien regel af Hitier woont, als hij te Berlijn is, in het paleis van den Rijkskanselier, in kamers waar van hijzelf de teekeningen gemaakt heeft en waarvan de meubels van glas en staal zijn modern, de stijl van een tijdperk dat van een voudige lijnen houdt: lage divans, groote schrijftafels. Hij roept zelden de hulp in van een bediende om zich te kleeden. Hij vindt, dat het al ingewikkeld genoeg is om zich alléén aan te kleeden. Slechts om zijn laarzen aan te trekken vraagt hfj assistentie. Deze hulp verleening, die altijd vlug geschiedt, is voor hem een voorwendsel om een lang gesprek aan te binden, teneinde te vernemen hoe een man uit het volk over Duitschland en de wereld denkt. Terwijl de knecht zijn werk verricht stelt Hitier hem allerlei vragen. Hij informeert b.v. hoe zijn vrouw en kinderen het maken Wat voor weer het is. Wat vertelt men zooa; in Berlijn? Dat is zoo voor Hitier het voorspel van een dag, die gewoonlijk druk bezet is, omdat hi; zich van allerlei gebeurtenissen op de hoogte moet stellen, Ja zelfs van de praatjes, waarmee de kleine luiden van de hoofdstad bezig zijn Tegen half acht wordt er aan zijn deur ge klopt. Zijn kapper komt binnen. De conversa tie wordt voortgezet, terwijl Hitier zich laat scheren en zijn karakteristieken snor laat bij knippen. De kapper tracht hem te laten la chen, door hem de anecdotes te vertellen, die hij daags tevoren heeft hooren vertellen door andere klanten, S-A.-leiders, die natuurlijk vereerd zijn dat^ ze denzelfden kapper hebben als de Führer. Om precies 8 uur gaat Hitier naar de eetzaal. Gewoonlijk .ontbijt hij alleen Van tijd tot tijd echter gebruiken zijn luite nants Brückner, Schaub en Schrek met hem het ontbijt. Brückner heeft de précaire taak om een selectie te maken uit de personen, die tot den Führer wenschen te worden toegelaten. Schrek helpt hem daarbij, terwijl Schaub zich meer speciaal met Hitier bezighoudt, zich bemoeit met zUn reizen, terwijl hij tevens de taak heeft, om den auto of het roode vliegtuig van den Führer te bestellen. Hitier reist slechts zelden per trein, maar bijna altijd, zooals ko lonel Lindberg, per vliegtuig. Men beweert, dat de drie adjudanten van Hitier onderling een geheim verdrag gesloten hebben en dat zij gezworen hebben om te ster ven, indien ondanks de voorzorgsmaatregelen, Waarmede zij hun meester omringen, een aan slag op het leven van den Führer hen mocht compromitteeren. De eerste ontnuchtering van den dictator bestaat alleen uit een glas melk. Hy eet daar na een paar droge beschuitjes, „Zwiebake", en hy neemt ook nog wat fruit. Hitier maakt nooit een uitzondering op dit dieet, dat nage noeg geheel vegetarisch is, dat hem weliswaar niemand heeft voorgeschreven, maar dat, zoo als hy beweert, noodzakelijk is voor zijn ge zondheid. Na het ontbyt gaat hy naar zy'n privé-kan- toor, een groote zaal, waarin, evenals in zijn slaapkamer, stalen en glazen meubels staan. De muren zyn versierd met Wodan-tafereelen en voorstellingen uit de heldensagen der Ni behingen. Bijna iederen morgen knoopt Hitler, in dat vertrek, een lang gesprek aan met zijn archi tect, professor Spier. Hitler, die vroeger schil der was van zijn vak, heeft altyd gedroomd architect te worden. Op het oogenblik, nu er sprake van is om heele nieuwe steden te bouwen, en belangryke veranderingen in de hoofdstad aan te bren gen, zijn enkele gunstelingen erin geslaagd om Hitler in zijn particulier bureau ontwerpen te zien maken, die later door de groote Berlijn- sche architecten uitgewerkt zullen worden. Alleen de kamerdienaar, de adjudanten van Hitier en enkele geregelde bezoekers, zooals Dr. Schacht en Von Ribbentrop, mogen het privé-kantoor binnengaan zonder tevoren aan gediend te zijn. Hitier ontvangt er ook Goeb- bels, Goering en Maarschalk Von Blomberg maar alleen wanneer deze zijn uitgenoodigd Na het gesprek met zijn architect onder houdt Hitier zich met zijn adjudanten en den staatssecretaris van de kanselarij over belang rijke rapporten, allerlei plannen en actueele onderwerpen, politieke en sociale zaken. Hij ontvangt het „dagelijksch bulletin". Dat is een soort programma, door den staatssecreta ris der kanselarij en luitenant Brückner op gesteld, en waarop vermeld staan alle bezoe ken, die de Führer dien dag moet ontvangen alsook de besprekingen met zijn ministers. Het is amper half elf als de kanselier van het Derde Ryk naar zyn eigeniyke werkkamer gaat. Dat is een groot vertrek, met roodbruin laken behangen, zooals de kleur van de vlag Dit vertrek ziet uit op den tuin. Kunstwerken waaronder een allegorische voorstelling van Driekoningen en een groot portret van Wil lem II, sieren de wanden. Dit vertrek grenst aan een kamer, waar Brückner, Schaub en Schrek voortdurend aanwezig zijn. Midden in de zaal staat een groot mahoniehouten bu reau, waarachter Hitier zijn bezoekers ont vangt. Het zijn de ministers en ook de leiders der S.A. en afgevaardigden uit de Duitsche provincies. De audiënties duren tot 1 uur nm. Hitier gaat nu naar de kleine eetzaal, waar de chef van den persdienst, zijn adjudanten en voor naamste medewerkers, mede aan tafel zitten Het menu, uitgebreid voor de gasten," is voor Hitler zelf steeds zeer eenvoudig. Groenten, melkspyzen en fruit. Niemand rookt aan ta fel. Geen alcohol. Tydens de lunch spreekt hij weinig. Bij het dessert wordt men pas spraak zamer. De maaltijd duurt ongeveer anderhalf uur. Daarna onderhoudt Hitier zich geruimen tijd met zijn medewerkers of met zyn minis ters. Als het weer het toelaat gaat hy daarna te voet naar Goering op Karinhall of naar Goebbels op Schwaremveder. Tegen vijf uur komt hij terug en men dient de thee rond in de kleine eetzaal. Von Blom berg, als trouwe vriend, is daar altyd bij te genwoordig. Behalve zijn smaak voor architectuur is Hit- Ier een hartstochtelijk liefhebber van de bios coop. zyn particuliere operatèurs draaien Engelsche, Amerikaansche en Fransche films voor hem af. De toestellen van het kleine theater zijn zeer geperfectionneerd. De Führer is dus de ware filmcensor van het Rijk. Vier maal heeft hij de film Tovaritch van Jacques Deval laten vertoonen, na er zich eerst var overtuigd te hebben, dat de auteur geen Jood was. De technische zijde van het filmvraag- stuk interesseert hem buitengewoon. Hy is dol op nieuwe vindingen. Ook muziek is een van Hitler's liefhebben rijen. Wagner heeft een wezenlijken invloed dip zijn leven uitgeoefend. Meer dan honderd maal heeft hij de „Meistersinger" gehoord. Voor geen geld zou hij een voorstelling van het Wagnertheater te Bayreuth overslaan. Als hij zich niet met architectuur of film bezighoudt ontbiedt hy zijn vriend en medewerker Hanf- stangl, die hem Verdi, Beethoven, Wagner of Schumann voorspeelt. „Muziek, zegt hy, ver vangt voor my den wijn en den alcohol." Tegen middernacht gaat hy naar zyn ka mer, waar nog lang het licht blyft branden Als 's morgens de huisknecht de boeken in de bibliotheek plaatst, zyn het meestal detective romans. In het program van dit dagelijksch leven is er geen sprake van de familie van Hitier, noch van de liefde van den Führer. Zijn vader Alois Hitler, eenvoudig schoenlapper, is in 1903 gestorven. Zijn moeder Klare is ook reeds overleden toen hy nog een kind was. Hy heeft slechts één zuster, Paula, die in Weenen woont en een halve zuster Angela, die te Berchtes- gaden in zijn villa verblijf houdt. Reeds in „Mein Kampf" spreekt hij slechts weinig over zyn familie. Een van zijn half-broers, Alois, heeft in Berlijn een eenvoudig restaurant en ontmoet slechts zelden den grooten uitverko rene van de heele familie. Volgens berichten uit Afrika sterft de witte neushoorn uit. In het Zuiden leeft nog een kleine kudde. Het beest wordt door de boeren zeer gevreesd, daar het een insect overbrengt, dat een besmettelijke ziekte onder den veestavel veroorzaakt. Vandaar dat het dier, zoodra het zich nabij de boerderijen vertoont, wordt neergeschoten Meer dan eens heeft men gesproken over een gunstelinge van den dictator, maar Hit- Ier leeft als coelibatair, ofschoon er veel lief desavonturen van hem verteld worden, die nooit worden gedementeerd, om de eenvoudige reden, dat hij er nooit een gekend heeft. ver den bewonderenswaardigen Franschen volksmissionaris der zeventiende eeuw, wiens naam o.a. voortleeft in de in 1826 te Parijs gestichte, in andere landen nagevolg de, vereeniging tot saneering van onwettige huwelijken, bestond totnogtoe geen levensbe schrijving, die met de moderne eischen der ge schiedeniswetenschap genoegzaam rekening hield. Thans verschijnt bij gelegenheid van het tweede eeuwfeest zijner heiligverklaring (16 Juni 1637) een uitgebreid, boeiend geschreven werk van de hand van P. Guitton, die als psycho loog en geschiedschrijver "bekend is door zijn vroeger verschenen boeken over Léon Harmei en den Zal. Petrus Faber. Jarenlange bronnen studie en uitgebreide kennis van het terrein, waar Regis gearbeid heeft, geven een bijzon dere waarde aan de levensschets van den groo ten missionaris, die nog met eere genoemd wordt in de Cevennen, waar zijn machtig woord aan de armen het Evangelie heeft verkondigd, 's Zomers preekte hy in de steden, 's winters ging hij van dorp tot dorp, van gehucht tot ge hucht om de boerenbevolking van Vivarais en Velay te onderrichten. Zijn onbaatzuchtigheid en zijn heilige levenswandel wonnen de harten dezer eenvoudige landlieden, die ten gevolge van de godsdienstoorlogen der zestiende eeuw tot een staat van verwildering en onwetendheid waren vervallen, die onze verbeelding te boven gaat. De schrijver had de beschikking over de Ro- meinsche archieven der Sociëteit, waarin o.a. voorkomen de Litterae Annuae, de Catalogi der provincies en de briefwisseling van den gene raal der orde, P. Mutius Vitelleschi (1615— 1645). Hierdoor was hy in staat chronologische en andere onnauwkeurigheden te verbeteren, die in het werk der vroegere geschiedschrijvers ingeslopen waren (La Broue 1650, Bonnet 1692, Daubenton 1716). Toch hebben deze auteurs hem bij de samenstelling van zijn boek goede diensten bewezen, waar het gold het opsporen der bijzondere feiten uit het leven van Regis. Vooral heeft hy gebruik gemaakt van de door Daubenton verzamelde officieele stukken der Ritencongregatie voor het proces der zalig- en heiligverklaring. Een uitvoerige bibliographie van de bronnen gaat aan het werk van P. Guit ton vooraf. Een bijzondere aantrekkelijkheid heeft deze levensschets, omdat een nauwkeurige beschrij ving gegeven wordt van den politieken engods- dienstigen toestand, waarin de streken in Z.- Frankrijk na het tijdperk der godsdienstoor logen verkeerden. De verwildering op moreel en godsdienstig gebied vormt telkens den achter grond, waartegen de figuur van den heiligen missionaris scherp uitkomt. Zoo geeft dit boek een stuk kerkgeschiedenis, dat met belangstel ling gelezen zal worden. Maar de persoon van Regis wordt geen oogenblik uit het oog ver loren. Het wetenschappelijk opparaat, waaraan groote zorg is besteed, staat aan de figuur van den heilige niet in den weg. Regis blyft in tel kens wisselende tafereelen (het boek telt 45 korte hoofdstukken, waarvan de inhoud over zichtelijk meegedeeld wordt aan het einde, zoo dat een register overbodig is) de held van de christelijke naastenliefde, die zichzelf vergeet om degenen, die door de wereld vergeten wor den, gelukkig te maken. De pastoor van Ars had een groote vereering voor Regis. Op bladz. 394 v. wordt een stuk interne geschiedenis ge geven naar aanleiding van de verkeerde be oordeeling, die hij van een zijner onmiddellijke oversten ondervond. De S. haalt de brieven van den generaal aan, die na een ernstig onderzoek partij trok voor Regis. Aan tegenwerking heeft het hem niet ontbroken. Zelfs de Bisschop van Viviers onthield hem een tijd zyn gunst, ge loof hechtend aan geruchten, die ten nadeele van den heilige verspreid werden. Aan een taaie legende heeft de schrijver met de officieele stukken in de hand een einde ge maakt. Zeventig jaar na zyn dood, bij gelegen heid van het proces der zaligverklaring, werd van Jansenistische zijde beweerd, dat Regis uit de orde gezet was. De promotor fidei, Prosper Lambertini, (de latere Paus Benedictus XIV) die in zijn beroemd werk De Servorum Dei beatificatione et canonisatione III, cap. VI, n 16 de geschiedenis hiervan vertelt, ging met eenige getuigen op bevel van Paus Clemens XI naar het professenhuis te Rome om de archie ven en stukken te onderzoeken, die op deze zaak betrekking hadden. Toen bleek, dat het verhaal verzonnen was, en bovendien, dat op het onderhouden der regels bij den heiligen man geen aanmerking gemaakt kon worden. De schryver zegt in een aanteekening op bladz. 509, dat hij in een volgend werk over Francis cus Regis dieper zal ingaan Op de pogingen, die van Jansenistische zijde aangewend zyn om de zaligverklaring te verhinderen. Intusschen heeft hij op bladz. 571 v. de onbehoorlijke han delwijze van den Jansenistischen priester Louis Malle (Dom Luigi) aan de kaak gesteld. P. Guitton heeft ons een heiligenleven ge schonken, dat aan hooge eischen beantwoordt. Den Haag. J. DANIELS S.J. 1) Georges Guitton S.J., Saint Jean-Fran- ?ois Regis (15971640) d'après toutes les dé- positions des procés de béatification et de canonisation et de nombreux, documents iné- dits tirés sourtout des Archives de la Compag nie de Jésus. Editions Spes, Paris, 1937, 40 frs. ie zich over zijn geloof schaamt, schaamt zich over God. Wie zich over God schaamt, over dien zal God zich schamen. Meneer Poirot Jr. is een ietwat bedeesd, maar hoogst solied jongmensch. Iederen morgen, vóór hy van huis gaat, om zich naar zijn kantoor te begeven waarvan hij, sinds den dood van zijn vader, de leiding heeft, onder toezicht vah zijn oom geeft hij zyn moeder een klinkenden kus. Zoo ook op dezen gedenkwaardigen morgen. Poirot Jr. gaat al de trap af. Hij weet niet, de arme jongen, dat hy met dien kus een flinke helft heeft meegekregen van het lippenrood, dat zijn moeder zoo juist gebruikt heeft. En nog veel minder weet hij, dat de medeplichtige daaraan het stuursche dienstmeisje is, dat voor de twee gulden, die ze meekreeg, twee stiften gekocht heeft, inplaats van één, en bijgevolg van een kwaliteit, die veel meer afgeeft. Ieder een begrijpt, dat van die twee, stiften het meisje er een voor zichzelf gekocht heeft. Het is een heerlijke lentemorgen. De straten zijn levendig en vroolijk. Meneer Poirot besluit te gaan loopen. Een ongewone luchtigheid geeft vleugels aan zijn voeten en werkt op zijn ver beelding. Vandaag schijnt hem alles mee te loopen. Zelfs de jonge dames, die hij op het trottoir tegen komt, kijken naar hem en lachen hem toe. Er is geen twijfel aan, of die blikken en lachjes zijn alleen voor hem, want hy is al leen en ze komen in actie nét op het oogenblik, dat hij passeert. Vanmorgen kijken de meisjes naar me, denkt meneer Poirot Jr. Het is vreemd, maar het doet me werkelijk goed. Hij begint vertrouwen in zichzelf te krijgen voor de woorden, die hij zal spreken, die hij allang had gezegd, als niet die vreeselijke schuchterheidDaar komen drie meisjes ra kelings langs hem heen en vestigen drie paar vroolijke oogen op zijn gezicht. Een winkeljuf frouw, die bij de deur staat, kijkt hem opval lend aan. Het is nu eenmaal zoo, vanmorgen interes seeren ze zich voor me! Zijn besluit is genomen. Hoe was het ook weer, zooals hij wel eens gehoord of gelezen had? Stormenderhand, juist! In het kamertje naast zijn werkkamer hoort hij het getik van de schrijfmachine. Juffrouw Elza is al aan het werk. Hij trekt zijn jas en handschoenen uit, strijkt zijn haar wat recht, en vergewist zich, of zijn das goed zit. Goedenmorgen, juffrouw Elza! Zelfs de hartelijke toon van dien morgengroet is niet in staat, om Elza de oogen te doen op slaan. Juffrouw Elza is een voorbeeldige typiste. Ze is niet mooi en niet leelijk, maar ze is braaf en lief. Daar ze zich totaal onbewust is van den stap, dien meneer Poirot gaat zetten, be merkt ze niets vreemds in de lichtelijk ontroer de stem van meneer Poirot. En.... waar bent u mee bezig, beste juf frouw? Ik copieer juist het contract voor de firma Boulanger. Ah juist, dat contract Wat kan hem op dit oogenblik dat contract schelen! Vóór het meisjé er op verdacht is, heeft meneer Poirot haar een hartelijken zoen op de wang gegeven. Lieve Elza, de eerste van vele! Juffrouw Elza is opgesprongen. Mijnheer Poirot, bent u gek geworden? Zij is doodelijk beleedigd. Zij beeft van ver ontwaardiging. Dan draait ze zich om, rukt haar mantel van den kapstok, grijpt haar taschje, en snelt naar de deur. Ik neem op staanden voet ontslag, brengt ze hijgend uit. M'n broer zal wel komen halen, wat ik hier nog heb liggen, en wat ik van u nog te goed heb. Goeden morgen. Meneer Poirot Jr. staat als verstomd. Doch niet alleen om de fatale uitwerking van zijn doortastendheid. Hij heeft niet eens den tijd, om juffrouw Elza te waarschuwen, dat ze die roode streepjes van haar wang moet vegen net op de plaats, waar hij haar gekust heeft. Hij weet héél zeker, dat ze daar vóór dien kus niet waren, dus dus kan niemand anders ze daar gebracht hebben, dan hij. Haastig neemt hij zijn zakdoek uit zijn zak, veegt er mee over zijn lippen, denkt een oogenblik na, en begrijpt. De lippenstift van zijn moeder! Juffrouw Elza loopt intusschen met de roode streepjes op haar wang zonder erg door de drukke straten. Ze is nog niet bekomen van de aangedane beleediging. Het is werkelijk de eer ste kus, dien ze nog ooit van een jongeman ge kregen heeft. Ze kan het nog maar niet be grijpen. Zij tracht een réden te vinden voor dat onverwachte optreden van meneer Poirot, die anders altijd zoo beleefd en gereserveerd is. Zou hij werkelijk op eens gek gewor- den zyn. In ieder i De moeten gaan zoeken, op een kantoor, waar de chef niet gek is. Maar zal ze die makkelijk vinden? En zeg gen ze niet, dat de mannen allemaal hetzelfde zijn. Is zy soms niet een meisje, net als alle andere? Waarom zich onnoodig zoo'n houding te geven? Kijk b.v. die twee jongelui eens, die heelemaal naar den kant gaan, om haar te la ten passeeren, en die haar blijven aankijken op een manier, die ze nog nooit heeft meege maakt. En dan die andere, die haar glim lachend tegemoet komt, en tamelijk veel zin schijnt te hebben, om wat tegen haar te zeg gen? Er is geen twijfel aan, de mannen kijken naar haar. Denkelijk hebben ze altijd zoo naar haar gekeken en z ij heeft het nooit ge merkt, is altijd zoo dom geweest, om het nooit te merken! Ze is opeens klaar wakker geworden! Op een kruispunt blyft ze besluiteloos staan. Een me neer, die in druk gesprek met een ander was, onderbreekt zijn gesprek, en kijkt haar aan. Ook de ander draait zich om. Ze keert hun allebei den rug toe, en gaat weer in dezelfde richting terug. Als ze het goed beschouwt, heeft ze meneer Poirot afschuwelijk behandeld. In ieder geval had ze er niet zóó'n tragedie van mogen maken. Als alle andere mannen zoo on beschaamd naar haar kijken, is het toch heel natuurlijk, dat meneer Poirot óók niet eeuwig onverschillig tegenover haar kan blijven. En dan verdient h ij toch zeker de voorkeur boven iemand, dien ze heelemaal niet kent! Heeft ze hem trouwens niet altyd graag gemogen? Bo vendien zou ze nu den moed kunnen vinden, dien ze sinds drie maanden niet gehad heeft, om hem om salarisverhooging te vragen! Ze klimt de twee trappen weer op, en tracht te glimlachen. Na een korte aarzeling duwt ze de deur open, en blijft dan besluiteloos staan. Tot haar onuitsprekelijke verbazing komt me neer Poirot, niet in het minst beleedigd, op haar toe, en vraagt haar heel beleefd, om al lereerst die roode strepen van haar wang te mogen verwijderen. Ze hebben him beider geluk te danken aan het stuursche dienstmeisje, dat óók eens op Zon- en feestdagen haar lippen wilde ver zorgen. Gouden Hart wasehte Profje's gezich! voorzichtig en toen de modder er af was er zijn vriendelijk gezicht te voorschijn kwam werd het hart van Struisje ook weer wat geruster. Ze hadden samen al zooveel mee gemaakt, dit zou ook wel weer voorbij gaan en Profje zou zeker wel gauw genezen. Nu Profje hern niet noodig had, besloot hij eens eens kijkje in het kamp te nemen. Toen hij zijn kop uit de tent stak, zag hij, dat er een heele menigte verzameld was, die allemaal heel nieuwsgierig waren hoe het met den blanken man was en ook Struisje graag eens van dichtbij wilden bekijken. Vooral de kin deren hadden veel belangstelling voor Struisje en ontvingen hem met gejuich. Maar Struisje hief met waardigheid een poot op en be duidde hun, dat ze stil moesten zijn, want dat zijn meester sliep. Ze begrepen het ge lukkig allemaal, want ineens hoorde je niets! Struisje, die trotsch was op de uitwerking van zijn wenken, knikte vriendelijk en vol daan en liet zich toen door de kinderen meenemen op een tochtje door het kamp. Fr was veel nieuws te zien en hij besloot alles goed te onthouden en er Profje later verslag van te doen. Want die zou met zyn gebroken been vooreerst niet kunnen loopen. Hij keek in de tenten waar de vrouwen bezig waren kleeren te naaien van huiden en ook schoe nen, die heel breed waren en heel anders dan die welke Profje en zijn landgenooten droegen. Andere vrouwen legden vleesch van buf fels irj de zon te drogen en weer andere be reidden een maaltijd voor het gezin. Buiten de tenten stonden de paarden vastgebonden, en honden liepen hier en daar rond. Het was overal heel bedrijvig en gezellig en het beviel Struisje wel. Maar natuurlijk, nu de grootste angst voorbij was, dacht hij weer aan zijn kind. Hij werd er stil van en voelde er plotse ling niets meer voor om nog verder te wan delen. Hij maakte den kinderen duidelijk, dat hij weer naar zijn meester moest en in ds tent ging hy in een hoekje liggen. Hij deed net of hij sliep, maar af en toe biggelden groote tranen langs zijn wangen. ATT TT* TJ/^XTATF' op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen p *7bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7^0 bij een ongeval met p 9kf) m A 1,1. P. A lil ll\ 111 r, jj ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen kJ\J» verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen doodelijken afloop DOOR LQ WILSDORF 34 „Ik weet het niet, Virgilius," zei Bella peinzend. „Misschien kennen wy haar eigenlijk in 't ge heel niet. Zy is zoo gesloten, zoo in zich zelf gekeerd. Wat weten wy er van, of zij verdriet heeft, of verheugd is? Zij spreekt een andere taal dan wij. Hebben wij ooit moeite gedaan, haar te verstaan? Wy hebben steeds beproefd, haar te dwingen ons spoor te volgen is dat niet zoo?" Bedremmeld had Pretorius naar de verstan dige woorden van het jonge meisje geluisterd en was intusschen nog bleeker geworden. Her- 'nnerde hij zich nu niet met pijnlijke duidelijk- leid het laatste gesprek, de laatste verklarin gen, die de beslissende breuk waren voorafge gaan? Lag daar misschien het geheim verbor gen? Feitelijk had Bella gelijk; wat wist men eigen lijk van het innerlijk wezen van die eigenaardige vrouw? Dienden misschien haar woorden om haar gedachten te verbergen? Was zy mogelijk een van die menschen, die zich niet kunnen uit spreken en zich over zachtere gevoelens schamen? Merkwaardig, dat hij nu plotseling zooveel verklaringen voor haar eigenaardigheden zocht en vond, na zich zooveel jaren over haar achterlijkheid, teruggetrokkenheid en afkeer van levensvreugde geërgerd te hebben. Had zij ge durende de laatste weken dan niet getoond en duidelijk bewezen, dat er een mogelijkheid be stond, haar te overtuigen? Was zij niet grondig veranderd, en dat zonder zijn hulp? Had men haar dus feitelijk nooit begrepen? En was het nu te laat? Zeker, het was te laat. Hier stond het zwart op wit. Zij was voornemens, zich te verloven. Afgeloopen. Wilde te voren haar kind materieel vorstelijk verzorgen. Wat wilde men eigenlijk nog van Oliva von Belamy? „Zou het niet goed zijn, als je er zelf heen ging?" vroeg Bella schroomvallig. Op ruwen toon viel hij uit: „Waarvoor? Met welk recht? Zy is oud genoeg om te weten wat zij doet!" Maar heel diep in zijn binnenste, op den bodem van zijn hart, voelde hy het anders. „Te laat! Te laat!" klonk het daar. Wegge gooid had hij, wat voor hem nog geluk heette. Weggegooid! Bella had het kiekje van haar moeder laten inlijsten en het op haar schrijftafel geplaatst. Hij liep er heen en nam het er af. Star hield hy zyn blik er op gevestigd. Heel lang. Wat was zij toch mooi! Wat keken die heeren naar haar om! En hy? Ruwe woorden had hij haar toegevoegd. Was het dan wonder, dat zij zich van hem afwendde? Neen! Als eerlijk man mocht hij haar geluk niet in den weg staan. Ook al zou zijn hart breken van verdriet, hy moest zich stil houden. Had zij geen aanspraak op vrouwengeluk, na een leven van eenzaamheid? Kon hij het haar ver bieden? Iets daarvan sprak hij met stokkende stem tegen Bella uit. Dan zwegen beiden. Preto rius begon weer de kamer op en neer te stappen. Met zyn kin op zijn borst en zijn handen op den rug ineengeklemd bood hij een treurig beeld van radeloosheid. Bella stond van hem afgewend, maar haar schokkende schouders verraadden, dat zy schreide. Met een ledig hart had mama tus- schen hen geleefd en niemand had zich de moeite getroost haar te begrijpen. En nu bood een vreemdeling haar zijn liefde aan. Liefde, waarnaar zij misschien haar leven lang had ge smacht. Virgilius had gelijk zij echter ze schreide alsof zij haar moeder had verloren. Geen oogenblik kwam de gedachte in haar op, dat zy zelf dit droeve misverstand had veroor zaakt. HOOFDSTUK XIII Geen jonge minnaar had attenter en voort varender kunnen zyn dan zijne hoogheid. Precies op het uur van bezoek en geen minuut iater, liet hij zich bij Oliva aandienen. Hy wist vermoedelijk niet en het zou hem ook abso luut onverschillig geweest zijn, indien hy het had geweten dat ongeveer alle aristocratische hotelgasten op de loer lagen, toen hy, gewapend met een enorme bouquet zacht-rose rozen, uit zyn auto stapte en in de hall op het antwoord van den piccolo wachtte. Met zijn monocle in het oog geklemd en een glans van hoopvolle verwachting op zijn doorploegd gezicht, kwam hij zijn opwachting maken om de mooie weduwe een levensvraag te stellen, een levensvraag, die hij tot dusverre zorg vuldig had ontweken. Wat in al die tientallen van jaren geen politieke overwegingen, geen familieconferenties of adviezen tot stand hadden kunnen brengen, dat had mevrouw Oliva von Belamy, onbewust, zonder het te weten, ja zelfs zonder het te willen, bij hem bereikt. Sterker nog; hij had zelfs geweigerd, informaties naar haar te nemen, zooals zijn practische zuster Lize hem ernstig had geraden. Zy was toch slechts een kennis, die zij toevallig op reis hadden ont moet. „Wat heb ik aan informaties?" vroeg hy. „Wat zou ik van Oliva willen weten? Dat zij een buitengewone vrouw is, zien wij zelf. Dat zij geen avonturierster is, eveneens. Geen enkele wet van mijn huis verhindert mij en ik zeg het je eerlijk, liefste zus zou mij kunnen ver hinderen, haar ten huwelijk te vragen. Alleen haar wil is beslissend." Zijn zuster Lize zweeg. Zij wilde hem niet tegenwerken, want zij waren dol op elkaar en aouden elkaar nooit, met wat dan ook, onaange naam willen zyn. Hun levensopvattingen stem den volkomen overeen en deze mevrouw von Belamy zou zich, ondanks haar veel jeugdiger leeftijd, zeer harmonisch aanpassen; dat zag de oude dame ook wel in. Kon haar broeder nog ter elfder ure het ge luk vinden, dan zou het wreed zijn, hem te ontnuchteren. Daarentegen vreesde zij en niet ten onrechte, dat het prinselijk kroontje- Oliva niet zou verblinden. Op geen enkele toespeling was zij ingegaan. Zorgvuldig had zij vermeden, op een of anderen wenk te reageeren en daarom was Lize Froheim uitermate verbaasd geweest toen haar broer gisteravond mededeelde, dat Oliva hem half en half toestemming had gege ven, althans met zijn huwelijksaanzoek voor den dag te komen. En nu was het zoo ver.. Nu stond hij voor Oliva, die, ofschoon bleek en afgemat, er zoo ontroerend jong en mooi uitzag. Want aangezien zij zeer goed wist, wat zijne hoogheid haar te zeggen had, was zij er op bedacht geweest haar kleeding in overeenstem ming te brengen met die plechtigheid. Zy droeg nu een lichte japon, hetgeen zy zelden deed. Daardoor won het tooneeltje aan feestelijkheid; en zijne hoogheid was er zichtbaar door ont roerd. Hij liet ook niet na, zich bij zijn huwe lijksaanzoek aan de ouderwetsche vormen te houden, die onder de gegeven omstandigheden een eigenaardigen indruk maakten. Met vorme lijke waardigheid en welgekozen woorden over handigde hij Oliva eerst de prachtige rozen- bouquet en vroeg haar daarna haar hand. Oliva echter werd nog een tintje bleeker en sloot haar oogen, alsof zy pijn leed. Dan her stelde zij zich energiek. Neen, nu geen zwakheid toonen. Het kon toch niet zoo moeilijk vallen, naast dezen goedigen, ouden heer een stuk van haar levensweg te bewandelen, vooral, wanneer het hem zoo gelukkig scheen te maken. Wieh had zy in haar leven ooit gelukkig gemaakt? Haar overleden echtgenoot aan wien zij slechts met weerzin kon denken? Of haar eigen dochter? En Virgilius Pretorius, die haar ronduit had verklaard, dat zij een man aan haar zijde slechts rampzalig zou maken? En terwijl dat alles door haar hoofd ging- hoorde zij naast zich de stem van den grijsaard woorden zeggen, waarvan zij eerst de ware beteekenis niet vatte, doch die haar dan zoo ontroerden, dat de tranen in haar oogen schoten. „Je zult er geen berouw van hebben, Oliva, zei hij, nadat zij hem impulsief haar hand had toegestoken. „Je zult er geen berouw over heb ben. Zie je, ik was een harteloos, onverschillig mensch en plukte hier en daar de bloemen, die toch zelf niet anders wilden. Door jou heb ia echter de waarde van edele vrouwelijkheid leeren kennen. Wel laat voor mij, helaas! Ik ben een grijsaard, wiens leven spoedig ten einde kan zyn. Maar juist daarom verlang ik nog naar geluk, omdat het zoo onverhoopt en overwel digend tot mij komt. Wat ik je kan aanbieden, Oliva, zijn slechts uiterlijkheden. Maar wanneer je my daarvoor in ruil wilt toestaan, je te mogen beminnen, als een geliefd, aangebeden kind, dan ben ik rijkelijk beloond. Je moet je zelf tot n*f dwingen, dat niet met je hart overeenstemt." (Wordt vervoigd-> v

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 10