Hoe Hitier zijn leven' slijt
mmm
Mdmftml maden da§
w;
De avonturen van Prof je en Struis je
s
O
>Moim
ZAALBERG deken
DES OCHTENDS REEDS
VROEG OP
DONDERDAG 30 DECEMBER 1937
Zijn drie luitenants regeleh en
zijn verantwoordelijk voor
de dagorde
Een minnaar van muziek
Joh. Franciscus Regis
Apostel der Cevennen
£öitisee/io
uDeken
SS.TLSS I verraderlijke
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
bij verlies van een hand,
een voet of een oog.
telt Jean Rebaud, redacteur van Mundi-
Presse, enkele interessante bijzonderheden
over den Piihrer.
lederen morgen tegen zeven uur ziet de
huisknecht, die de kamer van „Reichskanse-
lier" Adolf Hitler binnentreedt, zonder eenige
verwondering dat zijn meester reeds wakker is
De Führer leest.
Ataturk houdt van de zwoele nachten van
den Bosporus, Mussolini blijft soms op tot de
ochtend gloort. Het leven van Adolf Hitler
oppersten chef van het Duitsche leger en de
Duitsche vloot, kanselier van het Rijk, Führer
van geheel Duitschland, is regelmatig als dat
van een rentenier.
Om 12 uur 's nachts begeeft hij zich te rus
te, hij staat om 7 uur op en slechts om zeer
ernstige redenen wijkt hij van dien regel af
Hitier woont, als hij te Berlijn is, in het
paleis van den Rijkskanselier, in kamers waar
van hijzelf de teekeningen gemaakt heeft en
waarvan de meubels van glas en staal zijn
modern, de stijl van een tijdperk dat van een
voudige lijnen houdt: lage divans, groote
schrijftafels. Hij roept zelden de hulp in van
een bediende om zich te kleeden. Hij vindt, dat
het al ingewikkeld genoeg is om zich alléén
aan te kleeden. Slechts om zijn laarzen aan
te trekken vraagt hfj assistentie. Deze hulp
verleening, die altijd vlug geschiedt, is voor
hem een voorwendsel om een lang gesprek aan
te binden, teneinde te vernemen hoe een man
uit het volk over Duitschland en de wereld
denkt. Terwijl de knecht zijn werk verricht
stelt Hitier hem allerlei vragen. Hij informeert
b.v. hoe zijn vrouw en kinderen het maken
Wat voor weer het is. Wat vertelt men zooa;
in Berlijn?
Dat is zoo voor Hitier het voorspel van een
dag, die gewoonlijk druk bezet is, omdat hi;
zich van allerlei gebeurtenissen op de hoogte
moet stellen, Ja zelfs van de praatjes, waarmee
de kleine luiden van de hoofdstad bezig zijn
Tegen half acht wordt er aan zijn deur ge
klopt. Zijn kapper komt binnen. De conversa
tie wordt voortgezet, terwijl Hitier zich laat
scheren en zijn karakteristieken snor laat bij
knippen. De kapper tracht hem te laten la
chen, door hem de anecdotes te vertellen, die
hij daags tevoren heeft hooren vertellen door
andere klanten, S-A.-leiders, die natuurlijk
vereerd zijn dat^ ze denzelfden kapper hebben
als de Führer. Om precies 8 uur gaat Hitier
naar de eetzaal. Gewoonlijk .ontbijt hij alleen
Van tijd tot tijd echter gebruiken zijn luite
nants Brückner, Schaub en Schrek met hem
het ontbijt.
Brückner heeft de précaire taak om een
selectie te maken uit de personen, die tot den
Führer wenschen te worden toegelaten. Schrek
helpt hem daarbij, terwijl Schaub zich meer
speciaal met Hitier bezighoudt, zich bemoeit
met zUn reizen, terwijl hij tevens de taak
heeft, om den auto of het roode vliegtuig van
den Führer te bestellen. Hitier reist slechts
zelden per trein, maar bijna altijd, zooals ko
lonel Lindberg, per vliegtuig.
Men beweert, dat de drie adjudanten van
Hitier onderling een geheim verdrag gesloten
hebben en dat zij gezworen hebben om te ster
ven, indien ondanks de voorzorgsmaatregelen,
Waarmede zij hun meester omringen, een aan
slag op het leven van den Führer hen mocht
compromitteeren.
De eerste ontnuchtering van den dictator
bestaat alleen uit een glas melk. Hy eet daar
na een paar droge beschuitjes, „Zwiebake", en
hy neemt ook nog wat fruit. Hitier maakt
nooit een uitzondering op dit dieet, dat nage
noeg geheel vegetarisch is, dat hem weliswaar
niemand heeft voorgeschreven, maar dat, zoo
als hy beweert, noodzakelijk is voor zijn ge
zondheid.
Na het ontbyt gaat hy naar zy'n privé-kan-
toor, een groote zaal, waarin, evenals in zijn
slaapkamer, stalen en glazen meubels staan.
De muren zyn versierd met Wodan-tafereelen
en voorstellingen uit de heldensagen der Ni
behingen.
Bijna iederen morgen knoopt Hitler, in dat
vertrek, een lang gesprek aan met zijn archi
tect, professor Spier. Hitler, die vroeger schil
der was van zijn vak, heeft altyd gedroomd
architect te worden.
Op het oogenblik, nu er sprake van is om
heele nieuwe steden te bouwen, en belangryke
veranderingen in de hoofdstad aan te bren
gen, zijn enkele gunstelingen erin geslaagd om
Hitler in zijn particulier bureau ontwerpen te
zien maken, die later door de groote Berlijn-
sche architecten uitgewerkt zullen worden.
Alleen de kamerdienaar, de adjudanten van
Hitier en enkele geregelde bezoekers, zooals
Dr. Schacht en Von Ribbentrop, mogen het
privé-kantoor binnengaan zonder tevoren aan
gediend te zijn. Hitier ontvangt er ook Goeb-
bels, Goering en Maarschalk Von Blomberg
maar alleen wanneer deze zijn uitgenoodigd
Na het gesprek met zijn architect onder
houdt Hitier zich met zijn adjudanten en den
staatssecretaris van de kanselarij over belang
rijke rapporten, allerlei plannen en actueele
onderwerpen, politieke en sociale zaken. Hij
ontvangt het „dagelijksch bulletin". Dat is
een soort programma, door den staatssecreta
ris der kanselarij en luitenant Brückner op
gesteld, en waarop vermeld staan alle bezoe
ken, die de Führer dien dag moet ontvangen
alsook de besprekingen met zijn ministers.
Het is amper half elf als de kanselier van
het Derde Ryk naar zyn eigeniyke werkkamer
gaat. Dat is een groot vertrek, met roodbruin
laken behangen, zooals de kleur van de vlag
Dit vertrek ziet uit op den tuin. Kunstwerken
waaronder een allegorische voorstelling van
Driekoningen en een groot portret van Wil
lem II, sieren de wanden. Dit vertrek grenst
aan een kamer, waar Brückner, Schaub en
Schrek voortdurend aanwezig zijn. Midden in
de zaal staat een groot mahoniehouten bu
reau, waarachter Hitier zijn bezoekers ont
vangt. Het zijn de ministers en ook de leiders
der S.A. en afgevaardigden uit de Duitsche
provincies.
De audiënties duren tot 1 uur nm. Hitier
gaat nu naar de kleine eetzaal, waar de chef
van den persdienst, zijn adjudanten en voor
naamste medewerkers, mede aan tafel zitten
Het menu, uitgebreid voor de gasten," is voor
Hitler zelf steeds zeer eenvoudig. Groenten,
melkspyzen en fruit. Niemand rookt aan ta
fel. Geen alcohol. Tydens de lunch spreekt hij
weinig. Bij het dessert wordt men pas spraak
zamer. De maaltijd duurt ongeveer anderhalf
uur. Daarna onderhoudt Hitier zich geruimen
tijd met zijn medewerkers of met zyn minis
ters. Als het weer het toelaat gaat hy daarna
te voet naar Goering op Karinhall of naar
Goebbels op Schwaremveder.
Tegen vijf uur komt hij terug en men dient
de thee rond in de kleine eetzaal. Von Blom
berg, als trouwe vriend, is daar altyd bij te
genwoordig.
Behalve zijn smaak voor architectuur is Hit-
Ier een hartstochtelijk liefhebber van de bios
coop. zyn particuliere operatèurs draaien
Engelsche, Amerikaansche en Fransche films
voor hem af. De toestellen van het kleine
theater zijn zeer geperfectionneerd. De Führer
is dus de ware filmcensor van het Rijk. Vier
maal heeft hij de film Tovaritch van Jacques
Deval laten vertoonen, na er zich eerst var
overtuigd te hebben, dat de auteur geen Jood
was. De technische zijde van het filmvraag-
stuk interesseert hem buitengewoon. Hy is dol
op nieuwe vindingen.
Ook muziek is een van Hitler's liefhebben
rijen. Wagner heeft een wezenlijken invloed dip
zijn leven uitgeoefend. Meer dan honderd maal
heeft hij de „Meistersinger" gehoord. Voor
geen geld zou hij een voorstelling van het
Wagnertheater te Bayreuth overslaan. Als hij
zich niet met architectuur of film bezighoudt
ontbiedt hy zijn vriend en medewerker Hanf-
stangl, die hem Verdi, Beethoven, Wagner of
Schumann voorspeelt. „Muziek, zegt hy, ver
vangt voor my den wijn en den alcohol."
Tegen middernacht gaat hy naar zyn ka
mer, waar nog lang het licht blyft branden
Als 's morgens de huisknecht de boeken in de
bibliotheek plaatst, zyn het meestal detective
romans.
In het program van dit dagelijksch leven is
er geen sprake van de familie van Hitier,
noch van de liefde van den Führer. Zijn vader
Alois Hitler, eenvoudig schoenlapper, is in
1903 gestorven. Zijn moeder Klare is ook reeds
overleden toen hy nog een kind was. Hy heeft
slechts één zuster, Paula, die in Weenen woont
en een halve zuster Angela, die te Berchtes-
gaden in zijn villa verblijf houdt. Reeds in
„Mein Kampf" spreekt hij slechts weinig over
zyn familie. Een van zijn half-broers, Alois,
heeft in Berlijn een eenvoudig restaurant en
ontmoet slechts zelden den grooten uitverko
rene van de heele familie.
Volgens berichten uit Afrika sterft de witte neushoorn uit. In het Zuiden leeft
nog een kleine kudde. Het beest wordt door de boeren zeer gevreesd, daar het een
insect overbrengt, dat een besmettelijke ziekte onder den veestavel veroorzaakt.
Vandaar dat het dier, zoodra het zich nabij de boerderijen vertoont, wordt
neergeschoten
Meer dan eens heeft men gesproken over
een gunstelinge van den dictator, maar Hit-
Ier leeft als coelibatair, ofschoon er veel lief
desavonturen van hem verteld worden, die
nooit worden gedementeerd, om de eenvoudige
reden, dat hij er nooit een gekend heeft.
ver den bewonderenswaardigen Franschen
volksmissionaris der zeventiende eeuw,
wiens naam o.a. voortleeft in de in 1826
te Parijs gestichte, in andere landen nagevolg
de, vereeniging tot saneering van onwettige
huwelijken, bestond totnogtoe geen levensbe
schrijving, die met de moderne eischen der ge
schiedeniswetenschap genoegzaam rekening
hield. Thans verschijnt bij gelegenheid van het
tweede eeuwfeest zijner heiligverklaring (16 Juni
1637) een uitgebreid, boeiend geschreven werk
van de hand van P. Guitton, die als psycho
loog en geschiedschrijver "bekend is door zijn
vroeger verschenen boeken over Léon Harmei
en den Zal. Petrus Faber. Jarenlange bronnen
studie en uitgebreide kennis van het terrein,
waar Regis gearbeid heeft, geven een bijzon
dere waarde aan de levensschets van den groo
ten missionaris, die nog met eere genoemd
wordt in de Cevennen, waar zijn machtig woord
aan de armen het Evangelie heeft verkondigd,
's Zomers preekte hy in de steden, 's winters
ging hij van dorp tot dorp, van gehucht tot ge
hucht om de boerenbevolking van Vivarais en
Velay te onderrichten. Zijn onbaatzuchtigheid
en zijn heilige levenswandel wonnen de harten
dezer eenvoudige landlieden, die ten gevolge van
de godsdienstoorlogen der zestiende eeuw tot
een staat van verwildering en onwetendheid
waren vervallen, die onze verbeelding te boven
gaat.
De schrijver had de beschikking over de Ro-
meinsche archieven der Sociëteit, waarin o.a.
voorkomen de Litterae Annuae, de Catalogi der
provincies en de briefwisseling van den gene
raal der orde, P. Mutius Vitelleschi (1615—
1645). Hierdoor was hy in staat chronologische
en andere onnauwkeurigheden te verbeteren,
die in het werk der vroegere geschiedschrijvers
ingeslopen waren (La Broue 1650, Bonnet 1692,
Daubenton 1716). Toch hebben deze auteurs
hem bij de samenstelling van zijn boek goede
diensten bewezen, waar het gold het opsporen
der bijzondere feiten uit het leven van Regis.
Vooral heeft hy gebruik gemaakt van de door
Daubenton verzamelde officieele stukken der
Ritencongregatie voor het proces der zalig- en
heiligverklaring. Een uitvoerige bibliographie
van de bronnen gaat aan het werk van P. Guit
ton vooraf.
Een bijzondere aantrekkelijkheid heeft deze
levensschets, omdat een nauwkeurige beschrij
ving gegeven wordt van den politieken engods-
dienstigen toestand, waarin de streken in Z.-
Frankrijk na het tijdperk der godsdienstoor
logen verkeerden. De verwildering op moreel en
godsdienstig gebied vormt telkens den achter
grond, waartegen de figuur van den heiligen
missionaris scherp uitkomt. Zoo geeft dit boek
een stuk kerkgeschiedenis, dat met belangstel
ling gelezen zal worden. Maar de persoon van
Regis wordt geen oogenblik uit het oog ver
loren. Het wetenschappelijk opparaat, waaraan
groote zorg is besteed, staat aan de figuur van
den heilige niet in den weg. Regis blyft in tel
kens wisselende tafereelen (het boek telt 45
korte hoofdstukken, waarvan de inhoud over
zichtelijk meegedeeld wordt aan het einde, zoo
dat een register overbodig is) de held van de
christelijke naastenliefde, die zichzelf vergeet
om degenen, die door de wereld vergeten wor
den, gelukkig te maken. De pastoor van Ars
had een groote vereering voor Regis. Op bladz.
394 v. wordt een stuk interne geschiedenis ge
geven naar aanleiding van de verkeerde be
oordeeling, die hij van een zijner onmiddellijke
oversten ondervond. De S. haalt de brieven van
den generaal aan, die na een ernstig onderzoek
partij trok voor Regis. Aan tegenwerking heeft
het hem niet ontbroken. Zelfs de Bisschop van
Viviers onthield hem een tijd zyn gunst, ge
loof hechtend aan geruchten, die ten nadeele
van den heilige verspreid werden.
Aan een taaie legende heeft de schrijver met
de officieele stukken in de hand een einde ge
maakt. Zeventig jaar na zyn dood, bij gelegen
heid van het proces der zaligverklaring, werd
van Jansenistische zijde beweerd, dat Regis uit
de orde gezet was. De promotor fidei, Prosper
Lambertini, (de latere Paus Benedictus XIV)
die in zijn beroemd werk De Servorum Dei
beatificatione et canonisatione III, cap. VI, n
16 de geschiedenis hiervan vertelt, ging met
eenige getuigen op bevel van Paus Clemens XI
naar het professenhuis te Rome om de archie
ven en stukken te onderzoeken, die op deze
zaak betrekking hadden. Toen bleek, dat het
verhaal verzonnen was, en bovendien, dat op
het onderhouden der regels bij den heiligen
man geen aanmerking gemaakt kon worden.
De schryver zegt in een aanteekening op bladz.
509, dat hij in een volgend werk over Francis
cus Regis dieper zal ingaan Op de pogingen, die
van Jansenistische zijde aangewend zyn om de
zaligverklaring te verhinderen. Intusschen
heeft hij op bladz. 571 v. de onbehoorlijke han
delwijze van den Jansenistischen priester Louis
Malle (Dom Luigi) aan de kaak gesteld.
P. Guitton heeft ons een heiligenleven ge
schonken, dat aan hooge eischen beantwoordt.
Den Haag.
J. DANIELS S.J.
1) Georges Guitton S.J., Saint Jean-Fran-
?ois Regis (15971640) d'après toutes les dé-
positions des procés de béatification et de
canonisation et de nombreux, documents iné-
dits tirés sourtout des Archives de la Compag
nie de Jésus. Editions Spes, Paris, 1937, 40 frs.
ie zich over zijn geloof schaamt,
schaamt zich over God. Wie zich
over God schaamt, over dien zal
God zich schamen.
Meneer Poirot Jr. is een ietwat bedeesd,
maar hoogst solied jongmensch. Iederen
morgen, vóór hy van huis gaat, om zich
naar zijn kantoor te begeven waarvan hij,
sinds den dood van zijn vader, de leiding heeft,
onder toezicht vah zijn oom geeft hij zyn
moeder een klinkenden kus.
Zoo ook op dezen gedenkwaardigen morgen.
Poirot Jr. gaat al de trap af. Hij weet niet, de
arme jongen, dat hy met dien kus een flinke
helft heeft meegekregen van het lippenrood,
dat zijn moeder zoo juist gebruikt heeft. En
nog veel minder weet hij, dat de medeplichtige
daaraan het stuursche dienstmeisje is, dat voor
de twee gulden, die ze meekreeg, twee stiften
gekocht heeft, inplaats van één, en bijgevolg
van een kwaliteit, die veel meer afgeeft. Ieder
een begrijpt, dat van die twee, stiften het meisje
er een voor zichzelf gekocht heeft.
Het is een heerlijke lentemorgen. De straten
zijn levendig en vroolijk. Meneer Poirot besluit
te gaan loopen. Een ongewone luchtigheid geeft
vleugels aan zijn voeten en werkt op zijn ver
beelding. Vandaag schijnt hem alles mee te
loopen. Zelfs de jonge dames, die hij op het
trottoir tegen komt, kijken naar hem en lachen
hem toe. Er is geen twijfel aan, of die blikken
en lachjes zijn alleen voor hem, want hy is al
leen en ze komen in actie nét op het oogenblik,
dat hij passeert.
Vanmorgen kijken de meisjes naar me,
denkt meneer Poirot Jr. Het is vreemd, maar
het doet me werkelijk goed.
Hij begint vertrouwen in zichzelf te krijgen
voor de woorden, die hij zal spreken, die hij
allang had gezegd, als niet die vreeselijke
schuchterheidDaar komen drie meisjes ra
kelings langs hem heen en vestigen drie paar
vroolijke oogen op zijn gezicht. Een winkeljuf
frouw, die bij de deur staat, kijkt hem opval
lend aan.
Het is nu eenmaal zoo, vanmorgen interes
seeren ze zich voor me!
Zijn besluit is genomen. Hoe was het ook
weer, zooals hij wel eens gehoord of gelezen
had? Stormenderhand, juist!
In het kamertje naast zijn werkkamer hoort
hij het getik van de schrijfmachine. Juffrouw
Elza is al aan het werk. Hij trekt zijn jas en
handschoenen uit, strijkt zijn haar wat recht,
en vergewist zich, of zijn das goed zit.
Goedenmorgen, juffrouw Elza!
Zelfs de hartelijke toon van dien morgengroet
is niet in staat, om Elza de oogen te doen op
slaan. Juffrouw Elza is een voorbeeldige typiste.
Ze is niet mooi en niet leelijk, maar ze is braaf
en lief. Daar ze zich totaal onbewust is van
den stap, dien meneer Poirot gaat zetten, be
merkt ze niets vreemds in de lichtelijk ontroer
de stem van meneer Poirot.
En.... waar bent u mee bezig, beste juf
frouw?
Ik copieer juist het contract voor de firma
Boulanger.
Ah juist, dat contract
Wat kan hem op dit oogenblik dat contract
schelen! Vóór het meisjé er op verdacht is,
heeft meneer Poirot haar een hartelijken zoen
op de wang gegeven.
Lieve Elza, de eerste van vele!
Juffrouw Elza is opgesprongen.
Mijnheer Poirot, bent u gek geworden?
Zij is doodelijk beleedigd. Zij beeft van ver
ontwaardiging. Dan draait ze zich om, rukt
haar mantel van den kapstok, grijpt haar
taschje, en snelt naar de deur.
Ik neem op staanden voet ontslag, brengt
ze hijgend uit. M'n broer zal wel komen
halen, wat ik hier nog heb liggen, en wat ik
van u nog te goed heb. Goeden morgen.
Meneer Poirot Jr. staat als verstomd. Doch
niet alleen om de fatale uitwerking van zijn
doortastendheid. Hij heeft niet eens den tijd,
om juffrouw Elza te waarschuwen, dat ze die
roode streepjes van haar wang moet vegen
net op de plaats, waar hij haar gekust heeft.
Hij weet héél zeker, dat ze daar vóór dien kus
niet waren, dus dus kan niemand anders ze
daar gebracht hebben, dan hij. Haastig neemt
hij zijn zakdoek uit zijn zak, veegt er mee over
zijn lippen, denkt een oogenblik na, en begrijpt.
De lippenstift van zijn moeder!
Juffrouw Elza loopt intusschen met de roode
streepjes op haar wang zonder erg door de
drukke straten. Ze is nog niet bekomen van de
aangedane beleediging. Het is werkelijk de eer
ste kus, dien ze nog ooit van een jongeman ge
kregen heeft. Ze kan het nog maar niet be
grijpen. Zij tracht een réden te vinden voor dat
onverwachte optreden van meneer Poirot, die
anders altijd zoo beleefd en gereserveerd is. Zou
hij werkelijk op
eens gek gewor-
den zyn. In ieder i De
moeten gaan
zoeken, op een
kantoor, waar de
chef niet gek is.
Maar zal ze die makkelijk vinden? En zeg
gen ze niet, dat de mannen allemaal hetzelfde
zijn. Is zy soms niet een meisje, net als alle
andere? Waarom zich onnoodig zoo'n houding
te geven? Kijk b.v. die twee jongelui eens, die
heelemaal naar den kant gaan, om haar te la
ten passeeren, en die haar blijven aankijken
op een manier, die ze nog nooit heeft meege
maakt. En dan die andere, die haar glim
lachend tegemoet komt, en tamelijk veel zin
schijnt te hebben, om wat tegen haar te zeg
gen? Er is geen twijfel aan, de mannen kijken
naar haar. Denkelijk hebben ze altijd zoo naar
haar gekeken en z ij heeft het nooit ge
merkt, is altijd zoo dom geweest, om het nooit
te merken!
Ze is opeens klaar wakker geworden! Op een
kruispunt blyft ze besluiteloos staan. Een me
neer, die in druk gesprek met een ander was,
onderbreekt zijn gesprek, en kijkt haar aan.
Ook de ander draait zich om. Ze keert hun
allebei den rug toe, en gaat weer in dezelfde
richting terug. Als ze het goed beschouwt, heeft
ze meneer Poirot afschuwelijk behandeld. In
ieder geval had ze er niet zóó'n tragedie van
mogen maken. Als alle andere mannen zoo on
beschaamd naar haar kijken, is het toch heel
natuurlijk, dat meneer Poirot óók niet eeuwig
onverschillig tegenover haar kan blijven. En
dan verdient h ij toch zeker de voorkeur boven
iemand, dien ze heelemaal niet kent! Heeft ze
hem trouwens niet altyd graag gemogen? Bo
vendien zou ze nu den moed kunnen vinden,
dien ze sinds drie maanden niet gehad heeft,
om hem om salarisverhooging te vragen!
Ze klimt de twee trappen weer op, en tracht
te glimlachen. Na een korte aarzeling duwt ze
de deur open, en blijft dan besluiteloos staan.
Tot haar onuitsprekelijke verbazing komt me
neer Poirot, niet in het minst beleedigd, op
haar toe, en vraagt haar heel beleefd, om al
lereerst die roode strepen van haar wang te
mogen verwijderen.
Ze hebben him beider geluk te danken aan
het stuursche dienstmeisje, dat óók eens op
Zon- en feestdagen haar lippen wilde ver
zorgen.
Gouden Hart wasehte Profje's gezich!
voorzichtig en toen de modder er af was er
zijn vriendelijk gezicht te voorschijn kwam
werd het hart van Struisje ook weer wat
geruster. Ze hadden samen al zooveel mee
gemaakt, dit zou ook wel weer voorbij gaan
en Profje zou zeker wel gauw genezen. Nu
Profje hern niet noodig had, besloot hij eens
eens kijkje in het kamp te nemen. Toen hij
zijn kop uit de tent stak, zag hij, dat er een
heele menigte verzameld was, die allemaal
heel nieuwsgierig waren hoe het met den
blanken man was en ook Struisje graag eens
van dichtbij wilden bekijken. Vooral de kin
deren hadden veel belangstelling voor Struisje
en ontvingen hem met gejuich. Maar Struisje
hief met waardigheid een poot op en be
duidde hun, dat ze stil moesten zijn, want
dat zijn meester sliep. Ze begrepen het ge
lukkig allemaal, want ineens hoorde je niets!
Struisje, die trotsch was op de uitwerking
van zijn wenken, knikte vriendelijk en vol
daan en liet zich toen door de kinderen
meenemen op een tochtje door het kamp. Fr
was veel nieuws te zien en hij besloot alles
goed te onthouden en er Profje later verslag
van te doen. Want die zou met zyn gebroken
been vooreerst niet kunnen loopen. Hij keek
in de tenten waar de vrouwen bezig waren
kleeren te naaien van huiden en ook schoe
nen, die heel breed waren en heel anders
dan die welke Profje en zijn landgenooten
droegen.
Andere vrouwen legden vleesch van buf
fels irj de zon te drogen en weer andere be
reidden een maaltijd voor het gezin. Buiten
de tenten stonden de paarden vastgebonden,
en honden liepen hier en daar rond. Het was
overal heel bedrijvig en gezellig en het beviel
Struisje wel. Maar natuurlijk, nu de grootste
angst voorbij was, dacht hij weer aan zijn
kind. Hij werd er stil van en voelde er plotse
ling niets meer voor om nog verder te wan
delen. Hij maakte den kinderen duidelijk, dat
hij weer naar zijn meester moest en in ds
tent ging hy in een hoekje liggen. Hij deed
net of hij sliep, maar af en toe biggelden
groote tranen langs zijn wangen.
ATT TT* TJ/^XTATF' op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen p *7bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7^0 bij een ongeval met p 9kf) m
A 1,1. P. A lil ll\ 111 r, jj ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen kJ\J» verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen doodelijken afloop
DOOR LQ WILSDORF
34
„Ik weet het niet, Virgilius," zei Bella peinzend.
„Misschien kennen wy haar eigenlijk in 't ge
heel niet. Zy is zoo gesloten, zoo in zich zelf
gekeerd. Wat weten wy er van, of zij verdriet
heeft, of verheugd is? Zij spreekt een andere
taal dan wij. Hebben wij ooit moeite gedaan,
haar te verstaan? Wy hebben steeds beproefd,
haar te dwingen ons spoor te volgen is dat
niet zoo?"
Bedremmeld had Pretorius naar de verstan
dige woorden van het jonge meisje geluisterd
en was intusschen nog bleeker geworden. Her-
'nnerde hij zich nu niet met pijnlijke duidelijk-
leid het laatste gesprek, de laatste verklarin
gen, die de beslissende breuk waren voorafge
gaan? Lag daar misschien het geheim verbor
gen?
Feitelijk had Bella gelijk; wat wist men eigen
lijk van het innerlijk wezen van die eigenaardige
vrouw? Dienden misschien haar woorden om
haar gedachten te verbergen? Was zy mogelijk
een van die menschen, die zich niet kunnen uit
spreken en zich over zachtere gevoelens
schamen? Merkwaardig, dat hij nu plotseling
zooveel verklaringen voor haar eigenaardigheden
zocht en vond, na zich zooveel jaren over haar
achterlijkheid, teruggetrokkenheid en afkeer van
levensvreugde geërgerd te hebben. Had zij ge
durende de laatste weken dan niet getoond en
duidelijk bewezen, dat er een mogelijkheid be
stond, haar te overtuigen? Was zij niet grondig
veranderd, en dat zonder zijn hulp? Had men
haar dus feitelijk nooit begrepen? En was het
nu te laat? Zeker, het was te laat. Hier stond
het zwart op wit. Zij was voornemens, zich te
verloven. Afgeloopen. Wilde te voren haar
kind materieel vorstelijk verzorgen. Wat wilde
men eigenlijk nog van Oliva von Belamy?
„Zou het niet goed zijn, als je er zelf heen
ging?" vroeg Bella schroomvallig.
Op ruwen toon viel hij uit: „Waarvoor? Met
welk recht? Zy is oud genoeg om te weten wat
zij doet!"
Maar heel diep in zijn binnenste, op den
bodem van zijn hart, voelde hy het anders.
„Te laat! Te laat!" klonk het daar. Wegge
gooid had hij, wat voor hem nog geluk heette.
Weggegooid!
Bella had het kiekje van haar moeder laten
inlijsten en het op haar schrijftafel geplaatst.
Hij liep er heen en nam het er af. Star hield
hy zyn blik er op gevestigd. Heel lang. Wat
was zij toch mooi! Wat keken die heeren naar
haar om! En hy? Ruwe woorden had hij haar
toegevoegd. Was het dan wonder, dat zij zich
van hem afwendde?
Neen! Als eerlijk man mocht hij haar geluk
niet in den weg staan. Ook al zou zijn hart
breken van verdriet, hy moest zich stil houden.
Had zij geen aanspraak op vrouwengeluk, na een
leven van eenzaamheid? Kon hij het haar ver
bieden? Iets daarvan sprak hij met stokkende
stem tegen Bella uit. Dan zwegen beiden. Preto
rius begon weer de kamer op en neer te stappen.
Met zyn kin op zijn borst en zijn handen op den
rug ineengeklemd bood hij een treurig beeld van
radeloosheid.
Bella stond van hem afgewend, maar haar
schokkende schouders verraadden, dat zy
schreide. Met een ledig hart had mama tus-
schen hen geleefd en niemand had zich de
moeite getroost haar te begrijpen. En nu bood
een vreemdeling haar zijn liefde aan. Liefde,
waarnaar zij misschien haar leven lang had ge
smacht. Virgilius had gelijk zij echter ze
schreide alsof zij haar moeder had verloren.
Geen oogenblik kwam de gedachte in haar op,
dat zy zelf dit droeve misverstand had veroor
zaakt.
HOOFDSTUK XIII
Geen jonge minnaar had attenter en voort
varender kunnen zyn dan zijne hoogheid.
Precies op het uur van bezoek en geen minuut
iater, liet hij zich bij Oliva aandienen. Hy wist
vermoedelijk niet en het zou hem ook abso
luut onverschillig geweest zijn, indien hy het had
geweten dat ongeveer alle aristocratische
hotelgasten op de loer lagen, toen hy, gewapend
met een enorme bouquet zacht-rose rozen, uit
zyn auto stapte en in de hall op het antwoord
van den piccolo wachtte. Met zijn monocle in
het oog geklemd en een glans van hoopvolle
verwachting op zijn doorploegd gezicht,
kwam hij zijn opwachting maken om de
mooie weduwe een levensvraag te stellen,
een levensvraag, die hij tot dusverre zorg
vuldig had ontweken. Wat in al die tientallen
van jaren geen politieke overwegingen, geen
familieconferenties of adviezen tot stand hadden
kunnen brengen, dat had mevrouw Oliva von
Belamy, onbewust, zonder het te weten, ja zelfs
zonder het te willen, bij hem bereikt. Sterker
nog; hij had zelfs geweigerd, informaties naar
haar te nemen, zooals zijn practische zuster Lize
hem ernstig had geraden. Zy was toch slechts
een kennis, die zij toevallig op reis hadden ont
moet.
„Wat heb ik aan informaties?" vroeg hy.
„Wat zou ik van Oliva willen weten? Dat zij
een buitengewone vrouw is, zien wij zelf. Dat
zij geen avonturierster is, eveneens. Geen enkele
wet van mijn huis verhindert mij en ik zeg
het je eerlijk, liefste zus zou mij kunnen ver
hinderen, haar ten huwelijk te vragen. Alleen
haar wil is beslissend."
Zijn zuster Lize zweeg. Zij wilde hem niet
tegenwerken, want zij waren dol op elkaar en
aouden elkaar nooit, met wat dan ook, onaange
naam willen zyn. Hun levensopvattingen stem
den volkomen overeen en deze mevrouw von
Belamy zou zich, ondanks haar veel jeugdiger
leeftijd, zeer harmonisch aanpassen; dat zag
de oude dame ook wel in.
Kon haar broeder nog ter elfder ure het ge
luk vinden, dan zou het wreed zijn, hem te
ontnuchteren. Daarentegen vreesde zij en niet
ten onrechte, dat het prinselijk kroontje- Oliva
niet zou verblinden. Op geen enkele toespeling
was zij ingegaan. Zorgvuldig had zij vermeden,
op een of anderen wenk te reageeren en daarom
was Lize Froheim uitermate verbaasd geweest
toen haar broer gisteravond mededeelde, dat
Oliva hem half en half toestemming had gege
ven, althans met zijn huwelijksaanzoek voor
den dag te komen. En nu was het zoo ver.. Nu
stond hij voor Oliva, die, ofschoon bleek en
afgemat, er zoo ontroerend jong en mooi uitzag.
Want aangezien zij zeer goed wist, wat zijne
hoogheid haar te zeggen had, was zij er op
bedacht geweest haar kleeding in overeenstem
ming te brengen met die plechtigheid. Zy droeg
nu een lichte japon, hetgeen zy zelden deed.
Daardoor won het tooneeltje aan feestelijkheid;
en zijne hoogheid was er zichtbaar door ont
roerd. Hij liet ook niet na, zich bij zijn huwe
lijksaanzoek aan de ouderwetsche vormen te
houden, die onder de gegeven omstandigheden
een eigenaardigen indruk maakten. Met vorme
lijke waardigheid en welgekozen woorden over
handigde hij Oliva eerst de prachtige rozen-
bouquet en vroeg haar daarna haar hand.
Oliva echter werd nog een tintje bleeker en
sloot haar oogen, alsof zy pijn leed. Dan her
stelde zij zich energiek. Neen, nu geen zwakheid
toonen. Het kon toch niet zoo moeilijk vallen,
naast dezen goedigen, ouden heer een stuk van
haar levensweg te bewandelen, vooral, wanneer
het hem zoo gelukkig scheen te maken. Wieh
had zy in haar leven ooit gelukkig gemaakt?
Haar overleden echtgenoot aan wien zij slechts
met weerzin kon denken? Of haar eigen dochter?
En Virgilius Pretorius, die haar ronduit had
verklaard, dat zij een man aan haar zijde slechts
rampzalig zou maken?
En terwijl dat alles door haar hoofd ging-
hoorde zij naast zich de stem van den grijsaard
woorden zeggen, waarvan zij eerst de ware
beteekenis niet vatte, doch die haar dan zoo
ontroerden, dat de tranen in haar oogen
schoten.
„Je zult er geen berouw van hebben, Oliva,
zei hij, nadat zij hem impulsief haar hand had
toegestoken. „Je zult er geen berouw over heb
ben. Zie je, ik was een harteloos, onverschillig
mensch en plukte hier en daar de bloemen, die
toch zelf niet anders wilden. Door jou heb ia
echter de waarde van edele vrouwelijkheid
leeren kennen. Wel laat voor mij, helaas! Ik
ben een grijsaard, wiens leven spoedig ten einde
kan zyn. Maar juist daarom verlang ik nog naar
geluk, omdat het zoo onverhoopt en overwel
digend tot mij komt. Wat ik je kan aanbieden,
Oliva, zijn slechts uiterlijkheden. Maar wanneer
je my daarvoor in ruil wilt toestaan, je te mogen
beminnen, als een geliefd, aangebeden kind, dan
ben ik rijkelijk beloond. Je moet je zelf tot n*f
dwingen, dat niet met je hart overeenstemt."
(Wordt vervoigd->
v