Om de Middellandsche zee
M
De avonturen van Prof je en Struis je
y
tKdveï&aal mndcn dag
Niets is
onveranderlijk
Decemberspoken
VRIJDAG 31 DECEMBER 1937
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
DOOR LO WILSDORF
„Dan waren het geen scherpe menschenken-
De Engelschen kunnen zich maar moeilijk
vertrouwd maken met de gedachte, dat
het eens en voorgoed uit is met hun
volstrekte en onaantastbare opperheerschappij
ter zee al beseffen de Lords van de Admi
raliteit dat zeer goed. De Engelschen zuilen
natuurlijk rustig blijven zingen „Rule Brittania,
rule the waves" en de Engelsche zeemacht zal
natuurlijk altijd nog een factor van ontzag
lijke beteekenis blijven, maar met de absolute
overmacht op de golven is het voor Engeland
gedaan.
Dat dit zonder eigenlijken strijd gebeurd is,
moet tot op zekere hoogte troostrijk zijn, spe
ciaal voor den zoo gevoeligen trots der Britten.
De vorderingen der moderne techniek, beli
chaamd in duikboot, vliegtuig, motortorpedo
boot, enz. hebben dat op hun geweten. Wel
blijven de groote slagschepen en slagkruisers
de zoogenaamde „capital ships" nog van
buitengewone beteekenis. vooral op den oceaan,
maar ze hebben niet meer zoo uitsluitend het
lot van den zeeoorlog in handen als in vroe
ger dagen.
De duikboot had Duitschland den wereld
oorlog doen winnen, indien Amerika niet in
gegrepen had en men in Duitschland tijdiger
over een groot aantal duikboöten beschikt had.
Na den wereldoorlog heeft Engeland getracht
de duikboot te doen afschaffen, maar men
kan een ontdekking der techniek niet onge
daan maken en bovendien is de duikboot het
wapen der zwakken bij uitnemendheid. De po
ging om ze volkenrechtelijk tenminste zoo on
schadelijk mogelijk te maken, is evenmin ge
lukt de jongste gebeurtenissen in de Mid
dellandsche Zee bewijzen dit overduidelijk. Oor
log is nu eenmaal het ophouden van den rechts
toestand, waardoor oorlogsrecht eigenlijk een
ietwat wonderlijke benaming is. Engeland zal
steeds weer in oorlogstijd het recht opeischen
door blokkades den tegenstander uit te hon
geren en op de knieën te brengen; 't is duidelijk,
dat die tegenstander of direct of later zijn duik-
booten in het wilde weg zal laten torpedeeren,
elk geschreven of ongeschreven recht en elke
getroffen afspraak ten spijt. De geschiedenis
is daar om op dit punt geen enkele illusie
mogelijk te laten; altijd weer hebben de eischen
der strategen gezegevierd over die der moraal-
philosophen.
Duikbooten, vliegtuigen en motortorpedoboo-
ten van zwakkere en zelfs van zeer zwakke zee
mogendheden kunnen op heden geen gewicht in
de schaal leggen, waardoor alle vroegere ver
houdingen te onderste boven worden geworpen.
Dit doen zij zoowel achter de ruggen der diplo
maten aan de conferentietafels, zoolang het
r.og vrede is, als in den zee-oorlog, wanneer de
diplomaten zwijgen en de kanonnen het recht
gaan bepleiten. Ze dwingen den machtigen te
genstander alleen reeds om allerlei dingen te
doen, welke hij anders niet doen' zou en aller
lei dingen te laten, welke hij anders wel doen
zou zooals admiraal Quant het altijd zoo
juist zei. Om één voorbeeld te noemen geen
linie- of slagschip zal zich meer alleen dicht
bij de vijandelijke kustwateren wagen maar
slechts begeleid door drie of vier torpedo
jagers. Men neme voor dit „dicht" een zeer
ruime maat en voor zeeën als de Noordzee, de
Oostzee en de Middellandsche geldt deze vei
ligheidsmaatregel in hun geheel.
Welke geweldige verandering een en ander in
de Middellandsche Zee beteekent, leert wel het
best het feit, dat Kaap de Goede Hoop en de
Falklandseilanden, bij Kaap Hoorn, door de
Engelsche Admiraliteit als vlootstations worden
resp. zijn ingericht, opdat, voor 't geval dat de
Middellandsche Zee versperd zou worden, de
oude zeewegen naar Indië en het Verre Oosten
weer veilig in gebruik zouden kunnen worden
genomen. Wat er ook met het Suezkanaal en
dat van Panama zou gebeuren, de oude zee
wegen zijn er altijd ook nog!
Nu spreken de Engelschen altijd direct van 'n
„bedreiging" zoodra ergens in eenige zee de
status, de verhoudingen, zich te hunnen on
gunste wijzigen. Want zij hebben de rotsvaste
overtuiging, dat het zeer speciaal de wil van
God is, dat zij overal op zee de baas zijn en
blijven. Even naïef verkondigen zij de meening,
„dat de Engelsche vloot in vredestijd nooit een
bedreiging is". Wel natuurlijk het leger van
zekere vastelandsmogendheden, die ook wat van
de stokvischvellen of van de koloniale taart
zouden willen hebben. Welke goede zaken de
Engelsche pharizeër, die zoo gezellig over
vrede en humaniteit keuvelen kan, uitsluitend
voor zich en zijn vrienden wenscht te reservee
ren voor de laatsten, nadat hij keus gemaakt
heeft.
„Tout pantalon", de zoo keurig gekleede
gentleman mr. Eden, heeft in het lagerhuis
met nadruk verklaard, dat Engeland geen ver
andering van den status in de Middellandsche
Zee zal dulden. Wat heel aardig klinkt en tal
van lieden in Engeland heeft doen zeggen „Goed
gebruld, Engelsche leeuw", maar in feite weinig
meer is dan rhetorische bombast. Het gaat er
maar om wat men onder den status verstaat!
De krachtsverhoudingen zijn in de Mediter
ranean reeds volkomen gewijzigd en dan doet
het er eigenlijk niet zoo heel veel meer toe, hoe
de boel er op papier en in den atlas uitziet.
Spanje, dat op geèn van zijn touristen- en
gewone kaarten ooit Gibraltar heeft staan
zoo voelt het de schande, dat John Buil op zijn
grondgebied zit met den sleutel van de Oude
Wereldzee in zijn vestjeszak heeft nu bij
Algeciras en bij Ceuta, aan den Afrikaanschen
overwal geschut opgesteld, dat zijn projectielen
in de natte en droge dokken van Gibraltar kan
laten vallen. Mr. Eden heeft het Lagerhuis ge
troost met de mededeeling, dat die kanonnen
kleiner kaliber hebben dan de Engelsche, die
eventueel terug zullen vuren. Dat die Spaan-
sche kanonnen echter niet de taak zullen heb
ben het geschut van Gibraltar tot zwijgen te
brengen, maar wel om eventueel de straat van
Gibraltar te versperren en Gibraltar zelf als
vlootbasis onbruikbaar te maken, zei hij er
maar niet bij.
Dat het moderne geschut dwars over de
straat heenschiet, is natuurlijk voor Engeland
ook een alleronaangenaamst novum. Speciaal
dat zelfs de houwitser dit doet, die zijn projec
tielen boven op de pantserdekken der schepen
laat neerhagelen, zoodat zij heusch niet zullen
afschampen maar ze keurig doorboren. Enge
land houdt juridisch altijd nog vast aan de drie-
mijlsillusie, de grens der territoriale wateren,
vastgesteld in de dagen, dat een kanon aan den
wal niet verder dan drie mijl in zee kon schie
ten. Toen de kanonnen verder gingen schieten
zelfs een houwitser doet het nu al meer dan
tien! heeft Engeland hardnekkig geweigerd
de grens der territoriale wateren te verleggen!
Het zal nooit vrijwillig één vierkanten fluim
Engelsche, pardon vrije, zee prijs geven.
Geschut uit zee kan geschut aan den wal nu
eenmaal niet blijvend het zwijgen opleggen
de Dardanellenforten bewezen deze oude stelling
weer in den Wereldoorlog en zeker geen
houwitser, die, omhoog vurend, onkwetsbaar
kan worden opgesteld. Zoodat al het geschut
van Gibraltar en van de heele Engelsche vloot
het geschut van Algeciras en Ceuta niet het
zwijgen zal kunnen opleggen. Napoleon zei al,
dat één kanon aan den wal meer waard was
dan de heele batterij van een oorlogsschip. Om
dit te kunnen doen zullen landingskorpsen noo-
dig zijn Gallipolli bewaart wel de beenderen
van zoo'n corps, een waar leger, maar weinig
pitettige herinneringen aan het optreden ervan.
Die gevaarlijke moderne houwitsers de
eerste maal, dat zij gebruikt werden, vernietig
den de Japanners er de Russische vloot in de
haven van Port-Arthur mee; sedert zijn ze nog
zeer belangrijk verbeterd hebben de Franco-
Spanjolen alreeds of ze krijgen ze vroeger of
later van Herr Hitler, Signor Mussolini of
His Majesty the Devil.
Dat verandert aan de Straat alle verhoudin
gen volkomen!
Engeland heeft in het begin van den Spaan-
schen burgeroorlog met zijn gebruikelijke sluw
heid de kat uit den boom willen kijken en had
terwille van de Labours en hun liefde voor de
„democratie" met plezier heel katholiek en
traditionalistisch Spanje laten uitmoorden, zoo
als het om dienzelfden Labours terwille te zijn
den Czaar en zijn gezin liet afslachten. Duitsch
land had al 'n vrijgeleide gegeven, opdat een
Engelsch oorlogsschip de keizerlijke familie uit
Petersburg zou kunnen evacueeren, maar Lloyd
George heeft het zelf verklaard de Engel
sche regeering dorst de Arbeiderspartij niet voor
het hoofd stooten. Ze had den steun ervan te
hard noodig om de beschaving te redden en
Duitschland zijn koloniën af te nemen.
Maar die kat-uit-den-boom-kijkerij heeft het
nationalistische Spanje, dat een bondgenoot
van Engeland had kunnen zijn en een bevriend
drempelwachter van de Middellandsche Zee, ge
heel in de armen van Italië en Duitschland ge
dreven. A qui la faute, mr. Eden?
Engeland kan zich maar niet vertrouwd
Terwijl in ons land de temperatuur voor dit jaargetijde te laag is, heerscht Koning
Winter in al zijn pracht in de bergachtige landen. Een sprookje in het Ertsgebergte
maken met de gedachte, dat andere lieden ook
eens met geschut in de zeestraat zouden schie
ten dan de Engelsche kanonniers, die natuurlijk
weer wel alles en iedereen daarin onder, vuur
zouden mogen nemen.
Het lawaai rond de twee soorten kanonnen,
die nu aan de straat van Gibraltar staan op
gesteld, leert wel zeer duidelijk hoe waar het
pauselijk woord is, dat een op kracht van wape
nen steunende vrede geen ware vrede is.
Een werkelijke en waarachtige vredeswil had
in 1919 een echten Volkenbond en een waren
vrede kunnen brengen. Met politielegers en
politievloten voor elk land om de noodzakelijke
orde alleen en in vereeniging te kunnen hand
haven. Dan had ook Gibraltar ontmanteld kun
nen worden. Maar Versailles werd, dank zij
Clemenceau en Lloyd George de Oude Tijger
en de Leugenaar uit Wales, zooals vele hunner
eigen landgenooten hen noemden een mon
sterachtig bedrog, dat o.a. Wilson den dood
aandeed. Met als gevolg, dat Engeland Spanje
nu alleen nog maar zien kan als een luchtvloot-
en duikbootbasis voor de Middellandsche Zee
én den Atlantischen Oceaan plus een kanonnen-
emplacement aan de verbindingsstraat tusschen
beide.
Ieder jaar in December, wanneer de dagen
kort en nevelig worden, spreekt men in Enge
land over geheimzinnige spoken.
In Yorkshire vindt men een berg, dien men
Garrowby Hill noemt. Sinds December 1931
hebben zich regelmatig in December zware,
meestal doodelijke ongelukken op den weg
Garrowby HUI voorgedaan. Men schrijft dit aan
een „geest" toe, die wel de modernste van
onzen tijd zal zijn. Er zijn weliswaar streken
in Noord-Schotland, waar naar beweerd wordt
spooktreinen door den nacht razen. Maar van
een spookautobus heeft men toch nog nimmer
eer dan ooit eischt de tijd van
ons edelmoedigheid. Bedenk, dat
God zich in edelmoedigheid niet
laat overtreffen.
gehoord. Een spookautobus nu zou 's nachts
over den weg in de nabijheid van Garrowby
Hill rijden en automobilisten groote vrees aan
jagen. Een jong ingenieur, die verleden jaar
met een schedelbreuk bij den Garrowby Hill
gevonden werd, verklaarde later, dat hij deze
autobus met groote snelheid, zonder eenig ge
luid, maar met felle schijnwerpers naar zijn
motorfiets had zien rijden. Hij had nog ge
tracht uit te wijken. Maar dit had niet gebaat.
Natuurlijk wordt er nu verteld, dat de jonge
ingenieur nimmer alcohol drinkt en ook niet
aan fantastische ideeën lijdt....
Ook in de omgeving van het Britsche par
lement te Londen kijkt men in de maand De
cember naar allerlei geesten en geheimzinnige
gestalten uit. Want wanneer in de nabijheid
van Westminster Bridge een oud man met wit
haar en een bleek gezicht opduikt, dan ge
beurt er iets verschrikkelijks. In het jaar 1935
verscheen deze kleine, oude man als voorbode
van den dood van Koning George V, zoo wordt
beweerd.
Ook de zwarte beer van Daventry zou steeds
booze gebeurtenissen aankondigen. Deze beer
verschijnt, evenals de spookautobus van York
shire, midden op den rijweg en wekt met zijn
enorme gestalte bij automobilisten zoo'n schrik,
dat zij dikwijls de macht over het stuur ver
liezen.
Coupland Castle ligt in Northumberland. In
deze streek hebben vele menschen, naar men
beweert, het „tweede gezicht", zoodat zij ko
mende dingen kunnen voorspellen. Op het
kasteel Coupland nu waart de Witte Dame
rond. Steeds tusschen Kerstmis en Nieuwjaar
verschijnt zij en maakt een rondgang. Zij
loopt over de hooge muren om dan plotseling
aan de Noordzijde naar omlaag te storten. Uit
oude papieren., weet men, dat hier vele jaren
Den volgenden morgen was Profje heel
wat beter. Wel zag hij er nog gek uit, wam
zijn gezicht was bijna geheel door verband
bedekt, maar de pijn was bijna over en hij
had weer veel belangstelling voor zijn om
geving. Hij vroeg Struisje naast hem te komen
zitten en hem te vertellen wat hij gezien had.
Dat Was iets wat Struisje aanstond. Het hielp
hem over zijn verdriet heen en hij snaterde er
dus geducht op los.
Omdat het zulk zulk mooi weer was, had
het opperhoofd besloten, Profje buiten te
laten brengen entoen deze in het zonne
tje op een gemakkelijk rustbed lag, dat be
stond uit een hoop zacht gras, waaroverheen
een paar beestenvellen waren gelegd, kwa
men een paar hooggeplaatste indianen hem
hun opwachting maken. Er waren maar een
paar die Profjes taal verstonden en die
moesten als tolk dienst doen. Profje hoorde
een heeleboel van hen en vertelde ook veel
van zichzelf. De indianen sloegen van ver
bazing de handen to elkaar toen ze
hoorden waar hij heelemaal vandaan kwam
en wat hem allemaal was overkomen.
Nu dacht Profje er opeens aan, dat de ka
pitein wel ongerust zou zijn. Hij wilde hem
bericht sturen, maar Wist niet in welke
richting hij hem zoeken moest. Van de in
dianen kon niemand weg, omdat ze een
bruiloftsfeest zouden hebben met een be-
vrienaen stam en zij zich hiervoor gereed
maakten. Het zou niet lang meer duren of
het feest zou beginnen. Ze moesten nog het
kamp versieren en den mondvoorraad na
rijken. Profje zag hoe iedereen aan het werk
was, zelfs de kinderen.
Ergens in de Massai-savanna, tusschen den
Kilimandscharo en het Victoriameer, za
ten twee mannen in een tent, welke de
boys even voor het invallen van de duisternis
opgeslagen hadden. Zij waren in een druk ge
sprek gewikkeld. Ongeveer twee uur geleden
hadden ze elkaar onverwachts ontmoet en van
dit toeval hadden ze gebruik gemaakt om na
der met elkaar in kennis te komen. Toen na de
eerste woorden bleek, dat beiden Duitschers van
geboorte waren, besloten zij een gemeenschap
pelijk nachtleger op te slaan.
De eene van hen was ingenieur, de andere
kunstschilder; de eerste reisde met een vracht
auto, de laatste met een kolonne dragers. Ook
in leeftijd verschilden ze, maar beiden waren
ze aangegrepen door dezelfde ziekte, welke vele
naturen pakt, wanneer zij den voet op Afri
kaanschen bodem zetten: de zucht naar het
donkere werelddeel. En wanneer zij het land
om een of andere reden verlaten, moeten zij
vroeg of laat toch weer terug.
Rockend zaten ze naast elkaar, praatten hon
derd uit en beklaagden zich tenslotte over het
lieve, oude Afrika, dat door de „beschaving"
veroverd werd.
„Ja, mjjn waarde," zuchtte de ingenieur, „dat
waren nog eens tijden! Toen kon men met een
paar dozijn spiegeltjes als ruilwaar 5000 kilo
meter ver komen en van de verhandelde schat
ten nog een half jaar levenAfrika heeft
veel van zijn romantiek ingeboet."
„Dat is waar" beaamde de schilder. „Toch is
er altijd nog wel hier of daar een Egyptische
of inlandsche nabob te vinden, die een goeden
prijs voor een familieportret betaalt. Soms
honderd pond per vierkanten meter en onder de
twintig vierkante meter begin ik niet eens!
Maar wanneer je denkt een plekje gevonden te
hebben, dat tevoren nog niemand aanschouwd
heeft, dan kun je er vast en zeker op rekenen,
dat er vlak tevoren een filmgezelschap was!"
„En men kan dan de zaak vanuit een gemak-
kelijken stoel in de bioscoop bekijken!" vervolg
de de ingenieur. „Ik zei het immers al, de ro
mantiek is weg, op celluloidstrooken naar
Europa geëxporteerd."
Bekommerd zwegen zij en beluisterden den
nacht. Het Suaheli-gebabbel der dragers drong
uit de andere tenten tot hen door en uit de
savanna ruischte het mystieke, nachtelijke le
ven, waarin duidelijk het verre gebrul van een
leeuw te onderscheiden viel.
„Dat kan men toch niet exporteeren" filoso
feerde de schilder en verzonk in droomerijen,
wellicht over den eerstvolgenden nabob, dien
hij met zijn twintig vierkante meter beschilderd
doek gelukkig kon maken. De ingenieur peinsde
over de gestreepte reuzenslang, welke hij voor
een Europeeschen dierentuin vangen wilde en
waarnaar hij nu al twee maanden tevergeefs
zocht. Plotseling hoorden ze een scherp, knar
send geluid tegen den achterwand. Bliksemsnel
keerden zij zich om en zagen nog juist, hoe een
zwarte hand, die naar de geweren aan den
tentpaal grijpen wilde, door een scheur in het
linnen terugschoot. Tierend rukte de ingenieur
de lamp van de tafel en rende met een paar
sprongen de tent rondde schilder in tegen
overgestelde richting. Er was geen spoor meer
van den aspirant-dief te zien.
„Zoo'n schurk," bromde de ingenieur, „dat zal
wel een van uw dragers geweest zijn. Mijn boys
heb ik het stelen radicaal afgeleerd."
„Ik wilde juist zeggen, dat het juist een van
uw mannen geweest moest zijn," verweerde zich
de schilder. „Mijn dragers hebben allen hun
tien vingers nog, dat weet ik zeker. En aan
deze hand ontbrak de duim. Hebt u dat dan
niet opgemerkt?"
geleden een jong meisje den dood zocht, door
zich van den muur in de gracht te werpen.
De meest zonderlinge geest echter zal wel
degene zijn, die in Windsor Castle rondspookt.
Dit spook is een vrouw in zwart gewaad, wel
de eerste en eenige geest, waarover ooit op
de zitting van een militair gerechtshof ernstig
is gesproken. Een wachtpost had namelijk op
Windsor Castle zijn standplaats verlaten, toen
hij plotseling de „Lady in Black" voor zich
zag opduiken. Hij wilde haar nagaan en zag,
dat zij in de oude bibliotheek van het slot
verdween. Hij bracht later verslag over het ge
beurde uit. Men nam zijn mededeelingen zeer
sceptisch in ontvangst en stelde bovendien
vast, dat hij zijn post verlaten moest hebben
om den geest te achtervolgen. Ten slotte werd
hij echter toch nog vrijgesproken voor dit ver
grijp. De geest van "Windsor Castle staat sinds
dien tijd in de militaire acten opgeteekend.
Een Kerstgeest kent men ook in Hampshire
Hij heeft zijn zetel in een ouden molen, waar
200 jaar geleden de jonge echtgenoote van den
toenmaligen eigenaar vermoord werd. Den da
der heeft men nimmer kunnen vinden. Maar
sinds dien tijd vindt de geest van de vermoor
de klaarblijkelijk geen rust meer.
Men hoort in den kelder van het huis slui
pende voetstappen, het rammelen van ketens
steunen en weenen. Geen wonder, dat in ge
heel Hampshire spookgeschiedenissen over den
ouden molen verteld worden.
Men wil nu met microfoons, ultra-roode fo
toapparaten enz. deze December-geesten bestu-
deeren en hun geheim oplossen indien er
tenminste een geheim op te lossen is.
Want men behoeft er niet aan te twijfelen,
dat de volksverbeelding hier vooral aan 't werk
is. En het bijgeloof.
De ingenieur voelde zich op zijn vorschers-
teenen getrapt en blufte: Natuurlijk, bij den
eersten oogopslag. Maar ook mijn boys zijn al
len in orde!"
„Dan moet het een vreemde geweest zijn,"
concludeerde de schilder met een onverwachte
logica. „Maar hebt u er eenige notie van, wat
dat te beteekenen heeft?"
Alsof er slechts op deze vraag gewacht werd,
hoorde men eensklaps, tamelijk dichtbij, een
gedempt trommelen inzetten. Uit de tegenover
gestelde richting kwam een antwoord en kort
daarop lag het kamp midden in een ring van
helsch getrommel en valsche blaasmuziek.
„Dat heeft te beteekenen," antwoordde de
ingenieur eindelijk, „dat wij met het aanbreken
van den dag hier in de grootst mogelijke moei
lijkheden zullen zitten. Verstaat u de trommel
signalen?"
„Jammer genoeg niet," antwoordde de schil
der, die wat bleek geworden was en zijn maag
oproerig voelde worden. Mismoedig waakten de
mannen den ganschen nacht, spraken geen
woord en rookten voortdurend.
Zoodra de eerste lichtstraal doorbrak, begon
het getrommel weer. Het klonk thans maar uit
één richting en kwam langzaam naderbij. Vlug
waren de reizigers op de been en hielden bui
ten inspectie. Door het halfmans hooge gras
kwam een stofwolk, een wild-uitziende schaar
bont opgedirkte inboorlingen danste op de ten
ten toe. Er glinsterden korte, breede zwaarden
en gevaarlijke lange speren in de zon.
„Daar begint
de heksenketel a
al!" schold de in- i hL i
genieur. „Massai
in volle oorlogs- A r.
uitrusting. Schil- NjUttUl
den, knieratels,
apenhaar aan de
voeten en hoofdversiering. Er ontbreekt niets!''
„Eigenlijk een prachtgezicht," echode de schil
der, om ook iets te zeggen.
„Als u eerst maar eens zoo'n leeuwenspeer
tusschen de ribben hebt, zult u er wel anders
over denken. Doe die spuit nu gauw weg, daar
hebben we meer last dan voordeel van," com
mandeerde de ingenieur.
De Massai hadden zich nu verdeeld en het
kamp in een omtrek van een geschatten kilo
meter ingesloten. Een groep van vijftig man
maakte, zich uit de keten los en kwam den.
fantastischen krijgsdans stampend, op de Euro
peanen toe. Zij naderden tot op dertig schreden,
tot het gras onder hun dansen platgetrapt en
de grond zoo glad als een parketvloer gewor
den was. Toen klonk een zonderling signaal. Da
Beier liet een ellenlange verwensching hooren.
„Wanneer ik nu niet bij den evenaar, maar
op een Duitsch exercitieterrein stond, zou ik er
op zweren, dat hier „Halt" geblazen werd. Ver
der er over nadenken kon hij niet meer, want
nu volgden de verrassingen elkander met groote
snelheid op. De wilde dansers wierpen de schil
den weg en schaarden zich in twee gelederen.
Een man sprong naar voren en commandeerde
met stentorstem, duidelijk verstaanbaar: „In
groepen rechtszwenktmarsch
Toen zij de verbijsterde Europeanen passeer
den, de lange speren geschouderd, dreunde an
dermaal de stem: „Geef acht oogen rechts!"
En in looppas, de hoofden naar rechts gekeerd,
rende de colonne voorbij
Dat alles was in enkele minuten gebeurd en
eer de beide Duitschers hun spraak terug had
den, kwam de hoofdman op hen afgestapt,
plaatste zich stram voor de twee reizigers, sloeg
de bloote hielen tegen elkaar en brulde:
„Obaschna Njuma, 9e compagnie Udjidji."
De hand vloog aan het voorhoofd, waarboven
een veel te kleine inlandsche shako van de voor
malige Dultsche koloniale troepen troonde. Over
zijn gezicht trok een blijde, stralende grijns.
De schilder herstelde zich het eerst en brak
in een bevrijdend lachen uit, waarmede de
hoofdman instemde. Telkens vroeg hij: „Was
het niet prachtig? Is het goed bevallen?" en
dan dreunde zijn stem alsof ze uit een ton
kwam.
De schilder knikte en nam den zonderling
van hoofd tot voeten op.
„Hoe komt u hier eigenlijk verzeild?" pols
te hij.
De verklaring was eenvoudiger dan men had
kunnen vermoeden. Njuma, vroeger aanvoer
der van de in Udjidji gestationneerde kolo
niale troepen, was door de Engelschen gevangen
genomen, doch later weer naar zijn geboorte
land teruggekeerd. Hier had hij zijn militaire
talenten op enkele van zijn stambroeders ge
probeerd; het resultaat er van had hij zoo juist
laten zien. Toen hij gisteren de blanken obser
veerde en ze in hun gesprek als Duitschers leer
de kennen, had hij zijn soldaten bijeengetrom-
meld om ze met militaire eerbewijzen te kun
nen ontvangen.
Toen ontdekte de schilder de hand-zonder-
duim en vroeg hem recht op den man af, wat
hij daarmee voor had gehad.
„Oh," beklaagde Njuma zich, „dat was jam
mer voor me. Ik wilde alleen het geweer om
het „presenteer-geweerü" voor te doen. Dat
kan ik .toch zóó prachtig!"
Den volgenden voormiddag namen de beide
reizigers afscheid van den zwarten opperbevel
hebber. De een toog opnieuw op zoek naar een
gestreepte reuzenslang, de ander naar een
kunstzinnigen Maecenas, maar beiden boden zij
het oude Afrika hun excuus aan. Er zijn daar
ook thans nog avonturen te beleven, waarvan
de romantiek door niets ter wereld te over
treffen is....
i t r A DAMMr^C op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen ET 7flO - bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 750.- bij eenongevalmet p 250."
AuUlNlNlli Jj ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen M. 0 UU. doodelijken afloop een voet 91 6611 cog*
05
Wellicht had prins Xilo nog nooit in zijn leven
zoo ontroerd tot een vrouw gesproken. Ja, dat
was zelfs zeker. Oliva voelde dat meer dan zij
het wist en er kwam een bijna plechtige stem
ming over haar, die haar voor het oogenblik
deed vergeten, dat zij met dezen goedigen, ouden
man een dubbel spel speelde. Neen, ook hem
zou het niet berouwen, dat nam zij zich in deze
gewichtige oogenblikken voor. Zijn vertrouwen
zou niet beschaamd worden zij zou hem haar
toegenegenheid schenken en hem liefhebben
als een dochter.
Ieder jaargetijde heeft zijn bloemen Ook.
de winter. In bloemkassen achter glas, ver
warmd en beschut, bloeien zij en bootsen de
lente na.
Toen zijne hoogheid prins Xilo met mevrouw
von Belamy de trap van het hotel afkwam, om
In den auto te stappen, zoemde het in de hall
van fluisterstemmen en gemompel. Niemand
verkeerde in twijfel, wat dit feestelijk bezoes
van den prins te beteekenen had. Wat was het
een sensatie, toen die twee onder aan de trap
gekomen waren! Een ademlooze stilte was op
het gefluister gevolgd en als bij onderlinge af
spraak vormden de gasten een haag, waarvan
zij, die in de voorste rij stonden, een diepe bui
ging maakten.
Zijne hoogheid had mevrouw von Belamy zijn
arm aangeboden en dat zei alles. Met opgeheven
hoofd ging de gelukkige bruidegom hun voorbij.
Tenger, slank en bleek, maar in onnavolgbare
houding liep de vorstenbruid naast hem.
Het waren voornamelijk de dames, die Oliva
van het hoofd tot de voeten monsterden. En
geen enkele onder haar was er, die niet heel
graag met Oliva zou geruild hebben
Met een zuchtje van afgunst keerden zij zich
om, toen het paar in den auto gestapt en weg
gereden was.
Lize Froheim ontving haar aanstaande schoon
zuster hartelijk, ofschoon het haar moeilijk
scheen te vallen, in een echt feestelijke stem
ming te komen. Nog vóór men zich aan de
lunch zette, nam zij Oliva apart.
„Ik dank je uit heel mijn hart, lieve zus, dat
je dit besluit hebt genomen."
„Danken?" glimlachte Oliva gedwongen.
,,Het is voor mij als een droom, dat Xilo's keuze
juist op mij is gevallen, aangezien mijn karakter
zeker niets innemends heeft, zooals men mij
dikwijls heeft verzekerd," antwoordde zij, met
een bitteren klank in haar stem.
ners. Zooals jij bent, ben je goed. Misschien voor
je leeftijd een beetje conservatief, dat wil ik graag
toegeven maar dat kan toch niemand verhin
deren, je naar je werkelijke waarde lief te
hebben."
Indien iets Oliva in deze uren kon sterken,
dan waren het deze woorden!
„Wil je mij „Mucki" noemen, mijn kinder
naam?" vroeg haar verloofde, toen zij na tafel
in de rookkamer bij elkaar zaten. „In mijn tijd
was „Mucki" even algemeen in de mode als nu
„Bob" en „Rolf". Alleen klinkt „Mucki" veel aar
diger, vind je niet?"
En Oliva glimlachte ontroerd en noemde hem
Mucki. Ook met Lize werd het nu „jij en jou"
en de oude dame kuste haar zoo hartelijk, dat
Oliva den druk van het kunstgebit op haar wang
voelde. Lize's prachtige staalblauwe oogen
straalden van onverholen zusterlijke genegen
heid voor haar toekomstige schoonzuster.
Op die wijze kwam Oliva niet tot bezinning
en dat was goed.
Het was een heerlijke, zonnige dag en zij
voeren met hun drieën naar het eilandje Mar
guerite. De prins bezat een groote motorboot
en de heerlijke omgeving, het luxueus ingerichte
vaartuig en de opgewekte stemming maakten dit
tochtje tot een waar genot.
„Je krijgt van mij een jacht en het zal jouw
naam voeren," zei de prins. „Die dingen zijn
tegenwoordig zóó geperfectionneerd men voelt
er zich evenzeer op zijn gemak als in zijn eigen
huis
Oliva, die levenslang degelijken, soberen wel
stand was gewend geweest, had er geen flauw.
vermoeden van, welke afwisselingen een leven
van luxe kon bieden. Hier echter kwam haar
eenigszins passief karakter haar te hulp, en ze
kon zich spoedig in deze nieuwe verhoudingen
schikken.
Van een officieel verlovingsfeest zagen zij af,
maar de bruiloft zou zoo spoedig mogelijk plaats
hebben.
„Eindelijk zal ik dan eens naar mijn eigen
zin kunnen leven," zei Lize lachend „Tot nu
toe moest ik altijd doen, wat Mucki wilde. Dat
is nu echter uit. Voortaan zal je vrouw met je
grillen rekening moeten houden."
Oliva glimlachte den ouden heer vriendelijk
toe.
„Ik ben er niet bang voor," verzekerde zij
met overtuiging. En dat was zij ook werkelijk
niet. Krampachtig spande zij zich in om aan
niets anders te denken, dan aan het tegen
woordige.
Toen zy dien dag in gezelschap van het
prinselijk paar weer naar Nizza reed, droeg
zij aan haar linkerhand den verlovingsring, dien
de prins reeds voor haar had uitgekozen. Een
fantastisch kostbare brillant, waarvan Oliva de
werkelijke waarde niet vermocht te taxeeren,
doch die haar wel deed vermoeden, dat het
kleinood niet licht zijn gelijke zou vinden.
Zij had als eenig sieraad steeds een plat
ten smaragd gedragen, waaraan zij als fa
milie-erfstuk zeer veel waarde hechtte. Nu
nam zij dien ring van haar vinger en bood het
familiestuk met verlegen gebaar aan haar ver
loofde.
Hy aam hand en ring tegelijk, kuste eerst
de hand en drukte dan den ring aan zijn
lippen.
„De hoogste waarde heeft deze ring voor mij,
omdat jij hem hebt gedragen, Oliva," zei hij op
bijna plechtigen toon.
Toen Oliva dezen avond naar haar kamer
was gegaan, keek zij peinzend over het wijde,
bleek-glanzende water en vouwde haar handen.
„God," had zij, „al zal ik zelf geen geluk kennen,
geef mij dan toch de kracht, geluk te brengen."
Dat was de tweede dag van Oliva's verloving.
HOOFDSTUK XIV
Sedert de laatste gebeurtenissen was een week
verstreken. Ditmaal was het Robert Ellegarde,
die met een sensatiebericht voor den dag kwam.
Het was nog pas negen uur in den morgen, toen
Virgilius Pretorius onzacht door de telefoon
uit zijn slaap werd gewekt. Hij was laat thuis
gekomen, want hij had met eenige Weener
vrienden in zijn cllib gekaart, hetgeen zeer
zelden gebeurde. Zijn gedachten en overpein
zingen hielden zich onophoudelijk met den brief
van Oliva bezig.
Zij, die zoo besluiteloos was en zoo terughou
dend van aard, zou zij, om zoo te zeggen van
daag of morgen tot zoo'n gewichtigen stap be
sluiten? Zou een hartstochtelijke liefde zich van
haar hebben meester gemaakt en zoo'n omkeer
bij haar bewerkt hebben? Virgilius was geen
psycholoog en zeker geen zoo grondig vrouwen
kenner, dat hij tot in de fijnste roerselen van
een grillige vrouwenziel zou kunnen doordrin
gen. Maar zijn gezond menschenverstand zeil
hem, dat dit overhaaste besluit meer had van
een wanhoopsdaad, dan van iets anders. En
daarmede kwam hij zeer dicht bij de waar
heid. Maar hij spande tevergeefs zijn hersens
in, om de oorzaak te achterhalen. Hij sprak er
ook met Bella over en zij moest hem gelijk
geven. Zij wist zelf niet, wat ze er van denken
moest. En het duurde twee volle dagen, alvo
rens het antwoord van Bella naar Nizza op de
post werd bezorgd.
Virgilius had haar bij het opstellen van den
brief aan haar mama geholpen, want Bella was
nog steeds niet geheel in evenwicht. Maar zij
had er toch kans toe gezien, het eerste ge
deelte van haar moeders brief, dat haarzelf
betrof, voor haar Robby geheim te houden.
Ellegarde, die steeds zooveel zakelijke aange
legenheden aan het hoofd had, vond in de korte
uren van samenzijn met Bella eeh heerlijke af
leiding van zijn beroepszorgen. En Bella vatte
het nu reeds als een plicht op, die korte vrije
uren niet te vergallen.
Anders stond het met Virgilius. Hij voelde
telkens neiging om met Bella over die geheim
zinnige zaak te spreken en ze van alle zijden
te belichten. Maar er bleef hun ten slotte niets
over dan wachten, tot Oliva's antwoord op de
vele vragen van Bella kwam. Aan het slot van
haar brief had Bella geschreven: „Robert zal u,
met uw goedvinden, ook schrijven en u bedan
ken, dat u zoo lief uw toestemming voor onze
verloving heeft gegeven