Om de Middellandsche zee M De avonturen van Prof je en Struis je y tKdveï&aal mndcn dag Niets is onveranderlijk Decemberspoken VRIJDAG 31 DECEMBER 1937 AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL DOOR LO WILSDORF „Dan waren het geen scherpe menschenken- De Engelschen kunnen zich maar moeilijk vertrouwd maken met de gedachte, dat het eens en voorgoed uit is met hun volstrekte en onaantastbare opperheerschappij ter zee al beseffen de Lords van de Admi raliteit dat zeer goed. De Engelschen zuilen natuurlijk rustig blijven zingen „Rule Brittania, rule the waves" en de Engelsche zeemacht zal natuurlijk altijd nog een factor van ontzag lijke beteekenis blijven, maar met de absolute overmacht op de golven is het voor Engeland gedaan. Dat dit zonder eigenlijken strijd gebeurd is, moet tot op zekere hoogte troostrijk zijn, spe ciaal voor den zoo gevoeligen trots der Britten. De vorderingen der moderne techniek, beli chaamd in duikboot, vliegtuig, motortorpedo boot, enz. hebben dat op hun geweten. Wel blijven de groote slagschepen en slagkruisers de zoogenaamde „capital ships" nog van buitengewone beteekenis. vooral op den oceaan, maar ze hebben niet meer zoo uitsluitend het lot van den zeeoorlog in handen als in vroe ger dagen. De duikboot had Duitschland den wereld oorlog doen winnen, indien Amerika niet in gegrepen had en men in Duitschland tijdiger over een groot aantal duikboöten beschikt had. Na den wereldoorlog heeft Engeland getracht de duikboot te doen afschaffen, maar men kan een ontdekking der techniek niet onge daan maken en bovendien is de duikboot het wapen der zwakken bij uitnemendheid. De po ging om ze volkenrechtelijk tenminste zoo on schadelijk mogelijk te maken, is evenmin ge lukt de jongste gebeurtenissen in de Mid dellandsche Zee bewijzen dit overduidelijk. Oor log is nu eenmaal het ophouden van den rechts toestand, waardoor oorlogsrecht eigenlijk een ietwat wonderlijke benaming is. Engeland zal steeds weer in oorlogstijd het recht opeischen door blokkades den tegenstander uit te hon geren en op de knieën te brengen; 't is duidelijk, dat die tegenstander of direct of later zijn duik- booten in het wilde weg zal laten torpedeeren, elk geschreven of ongeschreven recht en elke getroffen afspraak ten spijt. De geschiedenis is daar om op dit punt geen enkele illusie mogelijk te laten; altijd weer hebben de eischen der strategen gezegevierd over die der moraal- philosophen. Duikbooten, vliegtuigen en motortorpedoboo- ten van zwakkere en zelfs van zeer zwakke zee mogendheden kunnen op heden geen gewicht in de schaal leggen, waardoor alle vroegere ver houdingen te onderste boven worden geworpen. Dit doen zij zoowel achter de ruggen der diplo maten aan de conferentietafels, zoolang het r.og vrede is, als in den zee-oorlog, wanneer de diplomaten zwijgen en de kanonnen het recht gaan bepleiten. Ze dwingen den machtigen te genstander alleen reeds om allerlei dingen te doen, welke hij anders niet doen' zou en aller lei dingen te laten, welke hij anders wel doen zou zooals admiraal Quant het altijd zoo juist zei. Om één voorbeeld te noemen geen linie- of slagschip zal zich meer alleen dicht bij de vijandelijke kustwateren wagen maar slechts begeleid door drie of vier torpedo jagers. Men neme voor dit „dicht" een zeer ruime maat en voor zeeën als de Noordzee, de Oostzee en de Middellandsche geldt deze vei ligheidsmaatregel in hun geheel. Welke geweldige verandering een en ander in de Middellandsche Zee beteekent, leert wel het best het feit, dat Kaap de Goede Hoop en de Falklandseilanden, bij Kaap Hoorn, door de Engelsche Admiraliteit als vlootstations worden resp. zijn ingericht, opdat, voor 't geval dat de Middellandsche Zee versperd zou worden, de oude zeewegen naar Indië en het Verre Oosten weer veilig in gebruik zouden kunnen worden genomen. Wat er ook met het Suezkanaal en dat van Panama zou gebeuren, de oude zee wegen zijn er altijd ook nog! Nu spreken de Engelschen altijd direct van 'n „bedreiging" zoodra ergens in eenige zee de status, de verhoudingen, zich te hunnen on gunste wijzigen. Want zij hebben de rotsvaste overtuiging, dat het zeer speciaal de wil van God is, dat zij overal op zee de baas zijn en blijven. Even naïef verkondigen zij de meening, „dat de Engelsche vloot in vredestijd nooit een bedreiging is". Wel natuurlijk het leger van zekere vastelandsmogendheden, die ook wat van de stokvischvellen of van de koloniale taart zouden willen hebben. Welke goede zaken de Engelsche pharizeër, die zoo gezellig over vrede en humaniteit keuvelen kan, uitsluitend voor zich en zijn vrienden wenscht te reservee ren voor de laatsten, nadat hij keus gemaakt heeft. „Tout pantalon", de zoo keurig gekleede gentleman mr. Eden, heeft in het lagerhuis met nadruk verklaard, dat Engeland geen ver andering van den status in de Middellandsche Zee zal dulden. Wat heel aardig klinkt en tal van lieden in Engeland heeft doen zeggen „Goed gebruld, Engelsche leeuw", maar in feite weinig meer is dan rhetorische bombast. Het gaat er maar om wat men onder den status verstaat! De krachtsverhoudingen zijn in de Mediter ranean reeds volkomen gewijzigd en dan doet het er eigenlijk niet zoo heel veel meer toe, hoe de boel er op papier en in den atlas uitziet. Spanje, dat op geèn van zijn touristen- en gewone kaarten ooit Gibraltar heeft staan zoo voelt het de schande, dat John Buil op zijn grondgebied zit met den sleutel van de Oude Wereldzee in zijn vestjeszak heeft nu bij Algeciras en bij Ceuta, aan den Afrikaanschen overwal geschut opgesteld, dat zijn projectielen in de natte en droge dokken van Gibraltar kan laten vallen. Mr. Eden heeft het Lagerhuis ge troost met de mededeeling, dat die kanonnen kleiner kaliber hebben dan de Engelsche, die eventueel terug zullen vuren. Dat die Spaan- sche kanonnen echter niet de taak zullen heb ben het geschut van Gibraltar tot zwijgen te brengen, maar wel om eventueel de straat van Gibraltar te versperren en Gibraltar zelf als vlootbasis onbruikbaar te maken, zei hij er maar niet bij. Dat het moderne geschut dwars over de straat heenschiet, is natuurlijk voor Engeland ook een alleronaangenaamst novum. Speciaal dat zelfs de houwitser dit doet, die zijn projec tielen boven op de pantserdekken der schepen laat neerhagelen, zoodat zij heusch niet zullen afschampen maar ze keurig doorboren. Enge land houdt juridisch altijd nog vast aan de drie- mijlsillusie, de grens der territoriale wateren, vastgesteld in de dagen, dat een kanon aan den wal niet verder dan drie mijl in zee kon schie ten. Toen de kanonnen verder gingen schieten zelfs een houwitser doet het nu al meer dan tien! heeft Engeland hardnekkig geweigerd de grens der territoriale wateren te verleggen! Het zal nooit vrijwillig één vierkanten fluim Engelsche, pardon vrije, zee prijs geven. Geschut uit zee kan geschut aan den wal nu eenmaal niet blijvend het zwijgen opleggen de Dardanellenforten bewezen deze oude stelling weer in den Wereldoorlog en zeker geen houwitser, die, omhoog vurend, onkwetsbaar kan worden opgesteld. Zoodat al het geschut van Gibraltar en van de heele Engelsche vloot het geschut van Algeciras en Ceuta niet het zwijgen zal kunnen opleggen. Napoleon zei al, dat één kanon aan den wal meer waard was dan de heele batterij van een oorlogsschip. Om dit te kunnen doen zullen landingskorpsen noo- dig zijn Gallipolli bewaart wel de beenderen van zoo'n corps, een waar leger, maar weinig pitettige herinneringen aan het optreden ervan. Die gevaarlijke moderne houwitsers de eerste maal, dat zij gebruikt werden, vernietig den de Japanners er de Russische vloot in de haven van Port-Arthur mee; sedert zijn ze nog zeer belangrijk verbeterd hebben de Franco- Spanjolen alreeds of ze krijgen ze vroeger of later van Herr Hitler, Signor Mussolini of His Majesty the Devil. Dat verandert aan de Straat alle verhoudin gen volkomen! Engeland heeft in het begin van den Spaan- schen burgeroorlog met zijn gebruikelijke sluw heid de kat uit den boom willen kijken en had terwille van de Labours en hun liefde voor de „democratie" met plezier heel katholiek en traditionalistisch Spanje laten uitmoorden, zoo als het om dienzelfden Labours terwille te zijn den Czaar en zijn gezin liet afslachten. Duitsch land had al 'n vrijgeleide gegeven, opdat een Engelsch oorlogsschip de keizerlijke familie uit Petersburg zou kunnen evacueeren, maar Lloyd George heeft het zelf verklaard de Engel sche regeering dorst de Arbeiderspartij niet voor het hoofd stooten. Ze had den steun ervan te hard noodig om de beschaving te redden en Duitschland zijn koloniën af te nemen. Maar die kat-uit-den-boom-kijkerij heeft het nationalistische Spanje, dat een bondgenoot van Engeland had kunnen zijn en een bevriend drempelwachter van de Middellandsche Zee, ge heel in de armen van Italië en Duitschland ge dreven. A qui la faute, mr. Eden? Engeland kan zich maar niet vertrouwd Terwijl in ons land de temperatuur voor dit jaargetijde te laag is, heerscht Koning Winter in al zijn pracht in de bergachtige landen. Een sprookje in het Ertsgebergte maken met de gedachte, dat andere lieden ook eens met geschut in de zeestraat zouden schie ten dan de Engelsche kanonniers, die natuurlijk weer wel alles en iedereen daarin onder, vuur zouden mogen nemen. Het lawaai rond de twee soorten kanonnen, die nu aan de straat van Gibraltar staan op gesteld, leert wel zeer duidelijk hoe waar het pauselijk woord is, dat een op kracht van wape nen steunende vrede geen ware vrede is. Een werkelijke en waarachtige vredeswil had in 1919 een echten Volkenbond en een waren vrede kunnen brengen. Met politielegers en politievloten voor elk land om de noodzakelijke orde alleen en in vereeniging te kunnen hand haven. Dan had ook Gibraltar ontmanteld kun nen worden. Maar Versailles werd, dank zij Clemenceau en Lloyd George de Oude Tijger en de Leugenaar uit Wales, zooals vele hunner eigen landgenooten hen noemden een mon sterachtig bedrog, dat o.a. Wilson den dood aandeed. Met als gevolg, dat Engeland Spanje nu alleen nog maar zien kan als een luchtvloot- en duikbootbasis voor de Middellandsche Zee én den Atlantischen Oceaan plus een kanonnen- emplacement aan de verbindingsstraat tusschen beide. Ieder jaar in December, wanneer de dagen kort en nevelig worden, spreekt men in Enge land over geheimzinnige spoken. In Yorkshire vindt men een berg, dien men Garrowby Hill noemt. Sinds December 1931 hebben zich regelmatig in December zware, meestal doodelijke ongelukken op den weg Garrowby HUI voorgedaan. Men schrijft dit aan een „geest" toe, die wel de modernste van onzen tijd zal zijn. Er zijn weliswaar streken in Noord-Schotland, waar naar beweerd wordt spooktreinen door den nacht razen. Maar van een spookautobus heeft men toch nog nimmer eer dan ooit eischt de tijd van ons edelmoedigheid. Bedenk, dat God zich in edelmoedigheid niet laat overtreffen. gehoord. Een spookautobus nu zou 's nachts over den weg in de nabijheid van Garrowby Hill rijden en automobilisten groote vrees aan jagen. Een jong ingenieur, die verleden jaar met een schedelbreuk bij den Garrowby Hill gevonden werd, verklaarde later, dat hij deze autobus met groote snelheid, zonder eenig ge luid, maar met felle schijnwerpers naar zijn motorfiets had zien rijden. Hij had nog ge tracht uit te wijken. Maar dit had niet gebaat. Natuurlijk wordt er nu verteld, dat de jonge ingenieur nimmer alcohol drinkt en ook niet aan fantastische ideeën lijdt.... Ook in de omgeving van het Britsche par lement te Londen kijkt men in de maand De cember naar allerlei geesten en geheimzinnige gestalten uit. Want wanneer in de nabijheid van Westminster Bridge een oud man met wit haar en een bleek gezicht opduikt, dan ge beurt er iets verschrikkelijks. In het jaar 1935 verscheen deze kleine, oude man als voorbode van den dood van Koning George V, zoo wordt beweerd. Ook de zwarte beer van Daventry zou steeds booze gebeurtenissen aankondigen. Deze beer verschijnt, evenals de spookautobus van York shire, midden op den rijweg en wekt met zijn enorme gestalte bij automobilisten zoo'n schrik, dat zij dikwijls de macht over het stuur ver liezen. Coupland Castle ligt in Northumberland. In deze streek hebben vele menschen, naar men beweert, het „tweede gezicht", zoodat zij ko mende dingen kunnen voorspellen. Op het kasteel Coupland nu waart de Witte Dame rond. Steeds tusschen Kerstmis en Nieuwjaar verschijnt zij en maakt een rondgang. Zij loopt over de hooge muren om dan plotseling aan de Noordzijde naar omlaag te storten. Uit oude papieren., weet men, dat hier vele jaren Den volgenden morgen was Profje heel wat beter. Wel zag hij er nog gek uit, wam zijn gezicht was bijna geheel door verband bedekt, maar de pijn was bijna over en hij had weer veel belangstelling voor zijn om geving. Hij vroeg Struisje naast hem te komen zitten en hem te vertellen wat hij gezien had. Dat Was iets wat Struisje aanstond. Het hielp hem over zijn verdriet heen en hij snaterde er dus geducht op los. Omdat het zulk zulk mooi weer was, had het opperhoofd besloten, Profje buiten te laten brengen entoen deze in het zonne tje op een gemakkelijk rustbed lag, dat be stond uit een hoop zacht gras, waaroverheen een paar beestenvellen waren gelegd, kwa men een paar hooggeplaatste indianen hem hun opwachting maken. Er waren maar een paar die Profjes taal verstonden en die moesten als tolk dienst doen. Profje hoorde een heeleboel van hen en vertelde ook veel van zichzelf. De indianen sloegen van ver bazing de handen to elkaar toen ze hoorden waar hij heelemaal vandaan kwam en wat hem allemaal was overkomen. Nu dacht Profje er opeens aan, dat de ka pitein wel ongerust zou zijn. Hij wilde hem bericht sturen, maar Wist niet in welke richting hij hem zoeken moest. Van de in dianen kon niemand weg, omdat ze een bruiloftsfeest zouden hebben met een be- vrienaen stam en zij zich hiervoor gereed maakten. Het zou niet lang meer duren of het feest zou beginnen. Ze moesten nog het kamp versieren en den mondvoorraad na rijken. Profje zag hoe iedereen aan het werk was, zelfs de kinderen. Ergens in de Massai-savanna, tusschen den Kilimandscharo en het Victoriameer, za ten twee mannen in een tent, welke de boys even voor het invallen van de duisternis opgeslagen hadden. Zij waren in een druk ge sprek gewikkeld. Ongeveer twee uur geleden hadden ze elkaar onverwachts ontmoet en van dit toeval hadden ze gebruik gemaakt om na der met elkaar in kennis te komen. Toen na de eerste woorden bleek, dat beiden Duitschers van geboorte waren, besloten zij een gemeenschap pelijk nachtleger op te slaan. De eene van hen was ingenieur, de andere kunstschilder; de eerste reisde met een vracht auto, de laatste met een kolonne dragers. Ook in leeftijd verschilden ze, maar beiden waren ze aangegrepen door dezelfde ziekte, welke vele naturen pakt, wanneer zij den voet op Afri kaanschen bodem zetten: de zucht naar het donkere werelddeel. En wanneer zij het land om een of andere reden verlaten, moeten zij vroeg of laat toch weer terug. Rockend zaten ze naast elkaar, praatten hon derd uit en beklaagden zich tenslotte over het lieve, oude Afrika, dat door de „beschaving" veroverd werd. „Ja, mjjn waarde," zuchtte de ingenieur, „dat waren nog eens tijden! Toen kon men met een paar dozijn spiegeltjes als ruilwaar 5000 kilo meter ver komen en van de verhandelde schat ten nog een half jaar levenAfrika heeft veel van zijn romantiek ingeboet." „Dat is waar" beaamde de schilder. „Toch is er altijd nog wel hier of daar een Egyptische of inlandsche nabob te vinden, die een goeden prijs voor een familieportret betaalt. Soms honderd pond per vierkanten meter en onder de twintig vierkante meter begin ik niet eens! Maar wanneer je denkt een plekje gevonden te hebben, dat tevoren nog niemand aanschouwd heeft, dan kun je er vast en zeker op rekenen, dat er vlak tevoren een filmgezelschap was!" „En men kan dan de zaak vanuit een gemak- kelijken stoel in de bioscoop bekijken!" vervolg de de ingenieur. „Ik zei het immers al, de ro mantiek is weg, op celluloidstrooken naar Europa geëxporteerd." Bekommerd zwegen zij en beluisterden den nacht. Het Suaheli-gebabbel der dragers drong uit de andere tenten tot hen door en uit de savanna ruischte het mystieke, nachtelijke le ven, waarin duidelijk het verre gebrul van een leeuw te onderscheiden viel. „Dat kan men toch niet exporteeren" filoso feerde de schilder en verzonk in droomerijen, wellicht over den eerstvolgenden nabob, dien hij met zijn twintig vierkante meter beschilderd doek gelukkig kon maken. De ingenieur peinsde over de gestreepte reuzenslang, welke hij voor een Europeeschen dierentuin vangen wilde en waarnaar hij nu al twee maanden tevergeefs zocht. Plotseling hoorden ze een scherp, knar send geluid tegen den achterwand. Bliksemsnel keerden zij zich om en zagen nog juist, hoe een zwarte hand, die naar de geweren aan den tentpaal grijpen wilde, door een scheur in het linnen terugschoot. Tierend rukte de ingenieur de lamp van de tafel en rende met een paar sprongen de tent rondde schilder in tegen overgestelde richting. Er was geen spoor meer van den aspirant-dief te zien. „Zoo'n schurk," bromde de ingenieur, „dat zal wel een van uw dragers geweest zijn. Mijn boys heb ik het stelen radicaal afgeleerd." „Ik wilde juist zeggen, dat het juist een van uw mannen geweest moest zijn," verweerde zich de schilder. „Mijn dragers hebben allen hun tien vingers nog, dat weet ik zeker. En aan deze hand ontbrak de duim. Hebt u dat dan niet opgemerkt?" geleden een jong meisje den dood zocht, door zich van den muur in de gracht te werpen. De meest zonderlinge geest echter zal wel degene zijn, die in Windsor Castle rondspookt. Dit spook is een vrouw in zwart gewaad, wel de eerste en eenige geest, waarover ooit op de zitting van een militair gerechtshof ernstig is gesproken. Een wachtpost had namelijk op Windsor Castle zijn standplaats verlaten, toen hij plotseling de „Lady in Black" voor zich zag opduiken. Hij wilde haar nagaan en zag, dat zij in de oude bibliotheek van het slot verdween. Hij bracht later verslag over het ge beurde uit. Men nam zijn mededeelingen zeer sceptisch in ontvangst en stelde bovendien vast, dat hij zijn post verlaten moest hebben om den geest te achtervolgen. Ten slotte werd hij echter toch nog vrijgesproken voor dit ver grijp. De geest van "Windsor Castle staat sinds dien tijd in de militaire acten opgeteekend. Een Kerstgeest kent men ook in Hampshire Hij heeft zijn zetel in een ouden molen, waar 200 jaar geleden de jonge echtgenoote van den toenmaligen eigenaar vermoord werd. Den da der heeft men nimmer kunnen vinden. Maar sinds dien tijd vindt de geest van de vermoor de klaarblijkelijk geen rust meer. Men hoort in den kelder van het huis slui pende voetstappen, het rammelen van ketens steunen en weenen. Geen wonder, dat in ge heel Hampshire spookgeschiedenissen over den ouden molen verteld worden. Men wil nu met microfoons, ultra-roode fo toapparaten enz. deze December-geesten bestu- deeren en hun geheim oplossen indien er tenminste een geheim op te lossen is. Want men behoeft er niet aan te twijfelen, dat de volksverbeelding hier vooral aan 't werk is. En het bijgeloof. De ingenieur voelde zich op zijn vorschers- teenen getrapt en blufte: Natuurlijk, bij den eersten oogopslag. Maar ook mijn boys zijn al len in orde!" „Dan moet het een vreemde geweest zijn," concludeerde de schilder met een onverwachte logica. „Maar hebt u er eenige notie van, wat dat te beteekenen heeft?" Alsof er slechts op deze vraag gewacht werd, hoorde men eensklaps, tamelijk dichtbij, een gedempt trommelen inzetten. Uit de tegenover gestelde richting kwam een antwoord en kort daarop lag het kamp midden in een ring van helsch getrommel en valsche blaasmuziek. „Dat heeft te beteekenen," antwoordde de ingenieur eindelijk, „dat wij met het aanbreken van den dag hier in de grootst mogelijke moei lijkheden zullen zitten. Verstaat u de trommel signalen?" „Jammer genoeg niet," antwoordde de schil der, die wat bleek geworden was en zijn maag oproerig voelde worden. Mismoedig waakten de mannen den ganschen nacht, spraken geen woord en rookten voortdurend. Zoodra de eerste lichtstraal doorbrak, begon het getrommel weer. Het klonk thans maar uit één richting en kwam langzaam naderbij. Vlug waren de reizigers op de been en hielden bui ten inspectie. Door het halfmans hooge gras kwam een stofwolk, een wild-uitziende schaar bont opgedirkte inboorlingen danste op de ten ten toe. Er glinsterden korte, breede zwaarden en gevaarlijke lange speren in de zon. „Daar begint de heksenketel a al!" schold de in- i hL i genieur. „Massai in volle oorlogs- A r. uitrusting. Schil- NjUttUl den, knieratels, apenhaar aan de voeten en hoofdversiering. Er ontbreekt niets!'' „Eigenlijk een prachtgezicht," echode de schil der, om ook iets te zeggen. „Als u eerst maar eens zoo'n leeuwenspeer tusschen de ribben hebt, zult u er wel anders over denken. Doe die spuit nu gauw weg, daar hebben we meer last dan voordeel van," com mandeerde de ingenieur. De Massai hadden zich nu verdeeld en het kamp in een omtrek van een geschatten kilo meter ingesloten. Een groep van vijftig man maakte, zich uit de keten los en kwam den. fantastischen krijgsdans stampend, op de Euro peanen toe. Zij naderden tot op dertig schreden, tot het gras onder hun dansen platgetrapt en de grond zoo glad als een parketvloer gewor den was. Toen klonk een zonderling signaal. Da Beier liet een ellenlange verwensching hooren. „Wanneer ik nu niet bij den evenaar, maar op een Duitsch exercitieterrein stond, zou ik er op zweren, dat hier „Halt" geblazen werd. Ver der er over nadenken kon hij niet meer, want nu volgden de verrassingen elkander met groote snelheid op. De wilde dansers wierpen de schil den weg en schaarden zich in twee gelederen. Een man sprong naar voren en commandeerde met stentorstem, duidelijk verstaanbaar: „In groepen rechtszwenktmarsch Toen zij de verbijsterde Europeanen passeer den, de lange speren geschouderd, dreunde an dermaal de stem: „Geef acht oogen rechts!" En in looppas, de hoofden naar rechts gekeerd, rende de colonne voorbij Dat alles was in enkele minuten gebeurd en eer de beide Duitschers hun spraak terug had den, kwam de hoofdman op hen afgestapt, plaatste zich stram voor de twee reizigers, sloeg de bloote hielen tegen elkaar en brulde: „Obaschna Njuma, 9e compagnie Udjidji." De hand vloog aan het voorhoofd, waarboven een veel te kleine inlandsche shako van de voor malige Dultsche koloniale troepen troonde. Over zijn gezicht trok een blijde, stralende grijns. De schilder herstelde zich het eerst en brak in een bevrijdend lachen uit, waarmede de hoofdman instemde. Telkens vroeg hij: „Was het niet prachtig? Is het goed bevallen?" en dan dreunde zijn stem alsof ze uit een ton kwam. De schilder knikte en nam den zonderling van hoofd tot voeten op. „Hoe komt u hier eigenlijk verzeild?" pols te hij. De verklaring was eenvoudiger dan men had kunnen vermoeden. Njuma, vroeger aanvoer der van de in Udjidji gestationneerde kolo niale troepen, was door de Engelschen gevangen genomen, doch later weer naar zijn geboorte land teruggekeerd. Hier had hij zijn militaire talenten op enkele van zijn stambroeders ge probeerd; het resultaat er van had hij zoo juist laten zien. Toen hij gisteren de blanken obser veerde en ze in hun gesprek als Duitschers leer de kennen, had hij zijn soldaten bijeengetrom- meld om ze met militaire eerbewijzen te kun nen ontvangen. Toen ontdekte de schilder de hand-zonder- duim en vroeg hem recht op den man af, wat hij daarmee voor had gehad. „Oh," beklaagde Njuma zich, „dat was jam mer voor me. Ik wilde alleen het geweer om het „presenteer-geweerü" voor te doen. Dat kan ik .toch zóó prachtig!" Den volgenden voormiddag namen de beide reizigers afscheid van den zwarten opperbevel hebber. De een toog opnieuw op zoek naar een gestreepte reuzenslang, de ander naar een kunstzinnigen Maecenas, maar beiden boden zij het oude Afrika hun excuus aan. Er zijn daar ook thans nog avonturen te beleven, waarvan de romantiek door niets ter wereld te over treffen is.... i t r A DAMMr^C op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen ET 7flO - bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 750.- bij eenongevalmet p 250." AuUlNlNlli Jj ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen M. 0 UU. doodelijken afloop een voet 91 6611 cog* 05 Wellicht had prins Xilo nog nooit in zijn leven zoo ontroerd tot een vrouw gesproken. Ja, dat was zelfs zeker. Oliva voelde dat meer dan zij het wist en er kwam een bijna plechtige stem ming over haar, die haar voor het oogenblik deed vergeten, dat zij met dezen goedigen, ouden man een dubbel spel speelde. Neen, ook hem zou het niet berouwen, dat nam zij zich in deze gewichtige oogenblikken voor. Zijn vertrouwen zou niet beschaamd worden zij zou hem haar toegenegenheid schenken en hem liefhebben als een dochter. Ieder jaargetijde heeft zijn bloemen Ook. de winter. In bloemkassen achter glas, ver warmd en beschut, bloeien zij en bootsen de lente na. Toen zijne hoogheid prins Xilo met mevrouw von Belamy de trap van het hotel afkwam, om In den auto te stappen, zoemde het in de hall van fluisterstemmen en gemompel. Niemand verkeerde in twijfel, wat dit feestelijk bezoes van den prins te beteekenen had. Wat was het een sensatie, toen die twee onder aan de trap gekomen waren! Een ademlooze stilte was op het gefluister gevolgd en als bij onderlinge af spraak vormden de gasten een haag, waarvan zij, die in de voorste rij stonden, een diepe bui ging maakten. Zijne hoogheid had mevrouw von Belamy zijn arm aangeboden en dat zei alles. Met opgeheven hoofd ging de gelukkige bruidegom hun voorbij. Tenger, slank en bleek, maar in onnavolgbare houding liep de vorstenbruid naast hem. Het waren voornamelijk de dames, die Oliva van het hoofd tot de voeten monsterden. En geen enkele onder haar was er, die niet heel graag met Oliva zou geruild hebben Met een zuchtje van afgunst keerden zij zich om, toen het paar in den auto gestapt en weg gereden was. Lize Froheim ontving haar aanstaande schoon zuster hartelijk, ofschoon het haar moeilijk scheen te vallen, in een echt feestelijke stem ming te komen. Nog vóór men zich aan de lunch zette, nam zij Oliva apart. „Ik dank je uit heel mijn hart, lieve zus, dat je dit besluit hebt genomen." „Danken?" glimlachte Oliva gedwongen. ,,Het is voor mij als een droom, dat Xilo's keuze juist op mij is gevallen, aangezien mijn karakter zeker niets innemends heeft, zooals men mij dikwijls heeft verzekerd," antwoordde zij, met een bitteren klank in haar stem. ners. Zooals jij bent, ben je goed. Misschien voor je leeftijd een beetje conservatief, dat wil ik graag toegeven maar dat kan toch niemand verhin deren, je naar je werkelijke waarde lief te hebben." Indien iets Oliva in deze uren kon sterken, dan waren het deze woorden! „Wil je mij „Mucki" noemen, mijn kinder naam?" vroeg haar verloofde, toen zij na tafel in de rookkamer bij elkaar zaten. „In mijn tijd was „Mucki" even algemeen in de mode als nu „Bob" en „Rolf". Alleen klinkt „Mucki" veel aar diger, vind je niet?" En Oliva glimlachte ontroerd en noemde hem Mucki. Ook met Lize werd het nu „jij en jou" en de oude dame kuste haar zoo hartelijk, dat Oliva den druk van het kunstgebit op haar wang voelde. Lize's prachtige staalblauwe oogen straalden van onverholen zusterlijke genegen heid voor haar toekomstige schoonzuster. Op die wijze kwam Oliva niet tot bezinning en dat was goed. Het was een heerlijke, zonnige dag en zij voeren met hun drieën naar het eilandje Mar guerite. De prins bezat een groote motorboot en de heerlijke omgeving, het luxueus ingerichte vaartuig en de opgewekte stemming maakten dit tochtje tot een waar genot. „Je krijgt van mij een jacht en het zal jouw naam voeren," zei de prins. „Die dingen zijn tegenwoordig zóó geperfectionneerd men voelt er zich evenzeer op zijn gemak als in zijn eigen huis Oliva, die levenslang degelijken, soberen wel stand was gewend geweest, had er geen flauw. vermoeden van, welke afwisselingen een leven van luxe kon bieden. Hier echter kwam haar eenigszins passief karakter haar te hulp, en ze kon zich spoedig in deze nieuwe verhoudingen schikken. Van een officieel verlovingsfeest zagen zij af, maar de bruiloft zou zoo spoedig mogelijk plaats hebben. „Eindelijk zal ik dan eens naar mijn eigen zin kunnen leven," zei Lize lachend „Tot nu toe moest ik altijd doen, wat Mucki wilde. Dat is nu echter uit. Voortaan zal je vrouw met je grillen rekening moeten houden." Oliva glimlachte den ouden heer vriendelijk toe. „Ik ben er niet bang voor," verzekerde zij met overtuiging. En dat was zij ook werkelijk niet. Krampachtig spande zij zich in om aan niets anders te denken, dan aan het tegen woordige. Toen zy dien dag in gezelschap van het prinselijk paar weer naar Nizza reed, droeg zij aan haar linkerhand den verlovingsring, dien de prins reeds voor haar had uitgekozen. Een fantastisch kostbare brillant, waarvan Oliva de werkelijke waarde niet vermocht te taxeeren, doch die haar wel deed vermoeden, dat het kleinood niet licht zijn gelijke zou vinden. Zij had als eenig sieraad steeds een plat ten smaragd gedragen, waaraan zij als fa milie-erfstuk zeer veel waarde hechtte. Nu nam zij dien ring van haar vinger en bood het familiestuk met verlegen gebaar aan haar ver loofde. Hy aam hand en ring tegelijk, kuste eerst de hand en drukte dan den ring aan zijn lippen. „De hoogste waarde heeft deze ring voor mij, omdat jij hem hebt gedragen, Oliva," zei hij op bijna plechtigen toon. Toen Oliva dezen avond naar haar kamer was gegaan, keek zij peinzend over het wijde, bleek-glanzende water en vouwde haar handen. „God," had zij, „al zal ik zelf geen geluk kennen, geef mij dan toch de kracht, geluk te brengen." Dat was de tweede dag van Oliva's verloving. HOOFDSTUK XIV Sedert de laatste gebeurtenissen was een week verstreken. Ditmaal was het Robert Ellegarde, die met een sensatiebericht voor den dag kwam. Het was nog pas negen uur in den morgen, toen Virgilius Pretorius onzacht door de telefoon uit zijn slaap werd gewekt. Hij was laat thuis gekomen, want hij had met eenige Weener vrienden in zijn cllib gekaart, hetgeen zeer zelden gebeurde. Zijn gedachten en overpein zingen hielden zich onophoudelijk met den brief van Oliva bezig. Zij, die zoo besluiteloos was en zoo terughou dend van aard, zou zij, om zoo te zeggen van daag of morgen tot zoo'n gewichtigen stap be sluiten? Zou een hartstochtelijke liefde zich van haar hebben meester gemaakt en zoo'n omkeer bij haar bewerkt hebben? Virgilius was geen psycholoog en zeker geen zoo grondig vrouwen kenner, dat hij tot in de fijnste roerselen van een grillige vrouwenziel zou kunnen doordrin gen. Maar zijn gezond menschenverstand zeil hem, dat dit overhaaste besluit meer had van een wanhoopsdaad, dan van iets anders. En daarmede kwam hij zeer dicht bij de waar heid. Maar hij spande tevergeefs zijn hersens in, om de oorzaak te achterhalen. Hij sprak er ook met Bella over en zij moest hem gelijk geven. Zij wist zelf niet, wat ze er van denken moest. En het duurde twee volle dagen, alvo rens het antwoord van Bella naar Nizza op de post werd bezorgd. Virgilius had haar bij het opstellen van den brief aan haar mama geholpen, want Bella was nog steeds niet geheel in evenwicht. Maar zij had er toch kans toe gezien, het eerste ge deelte van haar moeders brief, dat haarzelf betrof, voor haar Robby geheim te houden. Ellegarde, die steeds zooveel zakelijke aange legenheden aan het hoofd had, vond in de korte uren van samenzijn met Bella eeh heerlijke af leiding van zijn beroepszorgen. En Bella vatte het nu reeds als een plicht op, die korte vrije uren niet te vergallen. Anders stond het met Virgilius. Hij voelde telkens neiging om met Bella over die geheim zinnige zaak te spreken en ze van alle zijden te belichten. Maar er bleef hun ten slotte niets over dan wachten, tot Oliva's antwoord op de vele vragen van Bella kwam. Aan het slot van haar brief had Bella geschreven: „Robert zal u, met uw goedvinden, ook schrijven en u bedan ken, dat u zoo lief uw toestemming voor onze verloving heeft gegeven

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1937 | | pagina 12