w
Twentsche
VISSCHERS VAREN UIT...
Oude
klokken
Na de consistories
Het Oldenzaalsche
carillon
Zware arbeid onder
moeilijke omstandigheden
Hoe de zeebewoner door het net
wordt verrast
Vischborden waarvan
niet gegeten wordt
Sint Oloffs lustrum
Opbouw van Drente
De toestand van den
Paus
Fraaie loto van Engelsche treilers op de Noordzee tijdens de haringvangst
De St. Plechelmus-toren te Oldenzaal
atbeteekent het lijden in den
Itijd, vergeleken bij het geluk in de
eeuwigheid?
Dagelijks varen treilers de haven van IJmui-
den uit naar de verre vischgronden in zee, om
er met hun groote sleepnetten eenige duizen
den kilo's blanke visch te vergaren. Zij zijn
bemand met stoere visschers, gehard in weer en
wind, die gedurende een week of veertien da
gen, soms 4 weken, al naar gelang van den
aard en de plaats der visscherij, hun zwaren en
riskanten arbeid op beperkte ruimte van het
trawlerdek verrichten.
werk van den zeevisscher begint, wan
neer men, na een dag of langer stoomens, op
de plaats is aangekomen, waar verwacht kan
worden, dat het net niet vergeefs zal worden
uitgeworpen.
Behalve het net gaan ook een tweetal
groote houten borden over boord, de z.g. „visch
borden", die by het visschen een zeer speciale
functie vervullen.
Het geheel is aan lange kabels bevestigd en
daalt naar den zeebodem, om daar zoo aan
stonds de zeebewoners te verrassen. Voortge
stuwd door zyn krachtige machine sleurt de
trawler den sleep achter zich aan. Het zou ech
ter tevergeefsch zyn, wanneer er niet een mid
del was, om het zakvormige net onder water,
tydens het trawlen, geopend te houden.
Welnu, daartoe dienen nu juist de vischbor
den. Deze zyn op zoodanige wyze aan de ka
bels ter weerszoden van het net bevestigd, dat
zij zich steeds daarvan willen verwyderen, elk
in tegengestelde richting. Het resultaat is dan
natuuriyk, dat zü den „ingang" van het net
wyd open houden, zoodat alles, wat er vóór
komt, onvermydeiyk door dezen muil moet wor
den opgeslokt.
I
Aldus wordt de bodem min of meer „ge
veegd". Het scholletje, dat verschrikt even op-
fladdert, ligt op het volgende moment mach
teloos tegen de mazen van het net gedrukt en
is verloren. De kabeljauw en de schelvisch, die
by het zoeken van hun lunch, in de baan van
het trawlnet komen, ondergaan hetzelfde lot.
Andere lotgenooten voegen zich daarby, een
schar en een tarbot, een griet en een gul; het
wordt een gevarieerd gezelschap, waarbij een
enkele maal een groote steur terechtkomt,
wiens verschyning straks aan boord met groote
voldoening wordt begroet. Want hy is veel geld
waard
Na eenigen tyd wordt de „trek" binnenge
haald. De stoomwinch komt in werking en
windt langzaam de kabels of „vischiynen" op.
en even later verschynt 't net met den gevulden
kuil aan de oppervlakte. Het eerste gedeelte
wordt door de bemanning zelf binnen boord
gesjord, een zwaar karwei, waarby zy tydens
ruw weer, aan een stang langs de koelkist zyn
verbonden, om niet door een stortzee overboord
te worden geslagen.
De winch hyscht tenslotte den kuil omhoog
boven het dek; de strik onderaan wordt losge
maakt en met een smak ploft de vangst op
het dek. Daar biyft de menigte luchthappend
liggen; af en toe probeert er een nog een nood
sprong, maar tevergeefs. Hun vonnis is ge-
teekend. Onmiddeliyk wordt met „strippen" be
gonnen, d.w.z. de visch wordt van de inge
wanden ontdaan, flink afgespoeld en vervol
gens opgeborgen in het vischruim. Daar bevin
den zich de z.g. keeën, een soort kasten,
waarin de visch tusschen lagen ys wordt be
waard.
Er bevindt zich ook klein goed by, jonge
vischjes, die de visschersman kort en eenvoudig
puf noemt, maar die evengoed geld opbrengen,
omdat ze de grondstof voor de vischmeelfabrie-
ken vormen. Deze visch heeft, tusschen
haakjes, al heel wat pennen in beweging
gebracht. Figuurlyk gesproken natuuriyk. Ve
len vreezen, dat door het wegvangen van de
jonge visch, de zee op den duur ontvolkt zal
worden. In elk geval achten zy het een gevaar
voor den vischstand. Verlangd wordt dat er
netten met wijdere mazen worden toegepast, in-
plaats van de „stofzuigers", zooals men de mo
dern geoutilleerde trawlers wel eens betitelt.
Is de vangst binnen boord, dan wordt 't net
onmiddeliyk weer uitgezet voor den volgenden
trek. Pauze kent het bedryf aan boord van
den trawler niet. Van een achturigen werkdag
is geen sprake. Tusschen twee trekken door
wordt even gerust of gegeten, maar overigens
gaat het bedryf dag en nacht voort, totdat de
ruimen gevuld zyn en de terugreis naar de ha
ven kan worden aanvaard.
Ook wordt onder alle omstandigheden ge
werkt, of het zou moeten zyn, dat een hevige
storm het visschen onmogeiyk maakt. De traw
ler ligt dan „te steken" zooals dat heet. De boot
gaat met den kop in den wind liggen, opdat zy
niet door de zware zeeën zydelings getroffen
wordt en omslaat. Maar anders wordt er
doorgewerkt. Wat dat zeggen wil, b.v. by stren
ge vorst, kan een eerzaam burger op het land
zich nauWeiyks voorstellen. Vischstrippen by
vriezend weer, wanneer alles ys is aan dek en
de handen voor bevriezen nauwelyks bewaard
kunnen worden, is een arbeid, waarvoor men wel
zeer gehard moet zijn. Treft men daarbij dan
nog een ruwe zee, dan kan men zich misschien
eenigszins voorstellen, wat het werk van een
zeevisscher onder zulke omstandigheden be-
teekent.
De gedachte hieraan dringt zich vooral op, nu
da eerste Nederlandsche trawlers naar het verre
Noorden zijn vertrokken. Het is zeker daar, dat
men het zwaar te verantwoorden krygt.
De zeevisscher heeft een moeilyk en gevaarvol
beroep. En toch telt ook Holland zeer velen
van deze stoere mannen, die zich aldus hun be
staan zoeken, al is het ook een moeilyk ver
kregen stukje brood. Reeds in hun jeugd trek
ken zy met het visschersschip naar zee. In de
haven van IJmuiden kan men ze dikwijls zien,
op de loggers, de jongens met hun frisch blo
zende gezichten en met hun laarzen aan, waar
in ze parmantig over het dek stappen, voldaan
dat ze mee kunnen gaan en hun jonge armen
uit de mouwen steken.
Typeerend voor de aantrekkingskracht, die
dit zeemansbedryf uitoefent op sommige jon
gens, die in de omgeving ervan zijn opgegroeid,
is tenslotte het staaltje, waarvan wy zelf eens
getuige waren, toen een nieuwgebouwde motor
trawler voor de eerste maal naar zee zou ver
trekken. Onder de familieleden van de opva
renden, die aan boord afscheid namen, was ook
een jongen, wien men het kon aanzien, dat hy
een en al bewondering was voor het nieuwe
schip. Op het moment van vertrek werd 't ver
langen om mee uit te varen hem te machtig en
hy wilde niet van boord, zoodat men hem ten
slotte met geweld en onder een wanhopigen
tranenvloed aan den wal moest brengen.
Hy had het verlangen wellicht van vader
meegekregen, besefte niet wat het beteekent
zeevisscher te zyn.en vaart thans misschien
op een trawler, ervarende wat de werkelijk
heid is!
Dagelijks varen de treilers uit de haven van IJmuiden om op verre vischgronden
blanke visch te vergaren
Zooals bekend viert de Katholieke Econo
mische Hoogeschool te Tilburg in de
maand Februari van het volgende jaar
haar tweede lustrum.
Ook het Tilburgsch Studentencorps „Sint
Oiof", dat dan tevens tien jaren bestaat, zal in
die maand lustrumfeesten vieren, waartoe ver
schillende autoriteiten, studenten en oud-stu
denten der Hoogeschool en afgevaardigden van
andere corpora zullen worden uitgenoodigd.
De viering van „Sint Olof" staat los van die
van de Hoogeschool.
Naar men ons mededeelt zullen de feesten
by „Sint Olof" gehouden worden van 12 tot 15
Februari a.s.
Aan de eigenlyke feestviering gaan een twee
tal lezingen vooraf, waartoe bereids de spre
kers zijn uitgenoodigd.
Deze lezingen zullen gehouden worden in ae
nieuwe aula der Hoogeschool.
De plechtige opening der lustrumfeesten heeft
Zaterdag 12 Februari plaats, de refinisten zul
len alsdan aan het station worden ontvangen,
waarna een tocht door de stad wordt gemaakt
Op de plechtige openingsvergadering zal dr
H. Moller de feestrede uitspreken.
Van de overige feestelijkheden noemen wij
nog de opvoering van het tooneelstuk „Van den
Vos Reinaerde", dat zal worden ten tooneele
gevoerd door het gezelschap van den Konink-
lyken Nederlandschen Schouwburg te Antwer
pen, onder leiding van Joris Diels.
De keuze van het tooneelgezelschao en het
tooneelstuk heeft, zooals men ons mededeelt,
vele moeiiykheden opgeleverd en het is niet
dan na ryp beraad, dat de keus op bovenge
noemd stuk en gezelschap gevallen is.
Op de eerste plaats bood het repertoire van
de Amsterdamsche Tooneelvereeniging geen
bevrediging; een Vondel-stuk is niet opportuun,
andere groote stukken zyn thans niet zoover,
dat zij beoordeeld kunnen worden. Vervolgens
maakte de unaniem minder goede pers in de
eerste maanden van het seizoen 1937/1938 het
onmogelyk te goeder trouw by de A.T.V. te
blijven.
Bovendien werd gezocht naar een oorspron
kelijk, feestelijk en kleurig stuk, dat grootsch
van opzet zou zijn. Aan deze eischen voldeed
buiten de A.T.V. geen enkel Nederlandsch ge
zeischap.
Het gezelschap van den Koninklijken Neder
landschen Schouwburg heeft een zeer ryk re
pertoire en een onverdeeld gunstige pers, bo
vendien is het nog nooit in Tilburg opgetre
den. Waar ook Vlaanderen behoort tot den
Nederlandschen Cultuurbodem, daar leverde de
buitenlandsche afkomst van dezen troep geen
bezwaar op.
Het stuk „Van den Vos Reinaerde" is een
herbewerking van het origineele, naar den
trant van het Grieksche dierenepos. De op
voering in Tilburg zal de première voor Neder
land zijn.
Vermelden wij vervolgens nog, dat het in de
bedoeling ligt tydens de lustrumfeesten een ten
toonstelling te houden, die betrekking heeft op
de geschiedenis van het Studentencorps en zijn
onderaf deelingen.
In de lustrumcommissie hebben zitting ge
nomen de heeren H. M. C. van der Waerden,
praeses, R. A. P. van Iersel, quaestor, J. J. M.
ten Doeschate en A. Taminiau, ab-actis en F. J.
M. van Vugt, assessor.
Het Lustrum-ab-actiaat is gevestigd Heuvel
62, Tilburg.
In de onlangs gehouden vergadering van de
„Voorbereidende streekplancommissie voor
Zuid-West-Drente" is uitvoerig van gedach
ten gewisseld over de positie van Meppel ten
opzichte van Noord-West Overyssel en den toe-
komstigen Noord-Oost-polder.
Verder werd in deze vergadering overgegaan
tot de instelling van een „werkcommissie."
Waarmede anders kan een Vaticaansche
kroniek thans beginnen dan met een
nabeschouwing over de voorbye con
sistories? Zyn zy eigenlijk wel voorby? De Os-
servatore Romano brengt nog iederen avond
verslagen van plechtigheden, welke men met
goed recht tot de feestelyke periode der con
sistories kan rekenen. Soirée's op de verschil
lende legaties ter eere van de nieuwe kardina
len. Een schryven van Kardinaal Pacelli, waar
in deze aan een nieuwen kardinaal namens
Zyne Heiligheid den Paus instructies geeft voor
de vervulling der functies, welke hy in zyn
nieuwe waardigheid bekleedt. De plechtige „in
neming" door de nieuwe kardinalen van de
hun toegewezen titelkerken.
In de afgeloopen weken heeft zich het de
corum van den pauseiyken staat in optima
forma gedemonstreerd. De leden van de pau-
selyke garde, de kamerheeren met kap en de
gen, de diplomaten, geaccrediteerd by den H
Stoel, de pauselijke adel, zy zyn als hei ware
geen oogenblik uit de uniformen van hun groot
tenue geweest. Men mag het hun niet euvel
duiden, wanneer zy, als eindelijk alle festivi
teiten achter den rug zyn, hun gala met een
zucht van verlichting over een vergulden klee-
renhanger aan een gouden roe in een kostbare
antieken glazen kast onderbrengen. Wie, die
zich aan al die uniformen, scharlaken rood,
Pruisisch blauw, purper en geel, styf van het
goud-borduursel, de oogen heeft uitgekeken,
weigert niet te gelooven, dat zy opgeborgen
zullen worden in een doos met motballen?
Het decorum van den pauselijken staat! Men
mag even vreemd staan te kyken van zijn
praal, die eeuwen trotseerde; men mag al een
oogenblik geneigd zyn tot een lichte scherts.
De oude Reus, de gryze Plechelmustoren
van Oldenzaal, zingt weer. In de afgeloo
pen week is het prachtige carillon weer
in werking gesteld, en als voorheen spranke
len bronzen kelen haar melodieuzen klank over
de intieme straten der-oude stee ver over zijn
pittoreske oude buurten. Tydens het herstel is
ook de groote Maria-klok weer op haar plaats
gebracht. Deze oude klok, de zwaarste van alle
klokken in den Sint Plechelmustoren, draagt
het volgende opschrift:
Struit t in t honorem t Marie t me t Wou
Gerhardi t ingeniosa t manus t millia con-
flata t sunt t ter t fere t quinque t talenta tt
M f locet t et t Cc t qua ter tt nonaginta t li-
get t simul t I t ter t lector t et t egregie tt.
Vertaald luidt dit randschrift als volgt: „Mij
vervaardigde tot Maria's eer Gerard Wou's be
kwame hand. Saamgesmolten zijn byna drie
maal vyf duizend talenten. De lezer plaatse
duizend en viermaal honderd en verbinde daar
aan tegelyk en vaardigiyk negentig en drie
maal één." Een ietwat omslachtige wijze om
1493 te zeggen.
Opgemerkt zy, dat bovenvermeld rand
schrift juist den cirkel, den geheelen omvang
der klok vult, zoodat het woord Egregie met
de daarachter geplaatste twee kruisjes zich on
middeliyk aan het woord Struit aansluit.
Onder het woord Talenta en de volgende
woorden staat het volgende opschrift aange
bracht:
In f S t et t Maria:
d.wz. In naam van den Heiland en Maria,
en onder het woord Maxie:
Maria.
In een ouden Overysselschen Almanak van
1839 vinden we over dit opschrift de volgende
vertaling, die we, om haar zonderlinge en ge
zochte interpretatie van een foutieve lezing hier
letterlijk weergeven.
,Ter eere van Maria vervaardigt my als uit
duizenden (te weten: metalen, voorwerpen of
brokstukken) te zamen gebracht, (millia con-
flata, een zonderlinge oppositie van „me", in-
plaats van millibus conflatam) de lovende
hand van Gerhardus Ingemosa: er zyn hier
drie maal vyf talenten: voor duizend en vier
maal tweehonderd (te weten: talenten) bestede
mij aan (locare) en voor driemaal een en ne
gentig (talenten) make mij tevens de verza
melaar (lector) ook stevig vast".
Toen voor enkele jaren het carillon in den
toren werd aangebracht werd de oude St.
Plechelmusklok daaruit verwyderd. Deze klok
had het volgende opschrift:
Fregit insanus rabie Sicamber Reddidit sanus
decus atque nomen Integrum, Plechelme!
tibi, Gerhardus Wou Schonenborg et socius
Johannes Tertio plus mille decemque junctis
quinquies centum fuit hoe sub anno Laus Deo.
De vertaling ervan is aldus:
In dollen woede heeft my de Sikamber
stukgeslagen: bedachtzaam heeft uw sieraad
en naam Plechelmus! ten volle hersteld. Ger
hardus Wou van Schonenborg en zyn medehel
per Johannes. In het derde jaar meer dan dui
zend en tien, gevoegd by vyfmaal honderd is
dit geweest. Gode zij Lof.
Met den naam Sikamber worden de Gelder-
schen aangeduid. Deze hebben tydens hun
overval op Oldenzaal de klok stukgeslagen om
hun woede te koelen.
Uit de stukken en brokken werd later de
klok hergoten. Vry algemeen wordt onder den
naam Sikamber, de Hertog Karei van Gelder
regeerenre van 1492—1538 aangeduid.
Deze oorlogszuchtige vorst had reeds eerder,
omstreeks 1505, Oldenzaal ingenomen. Maar in
1510 veroverde en plunderde hy de stad op
nieuw. Het is waarschynlyk by deze laatste
plundering geweest, dat de klok aan de woede
en vernielzucht der Gelderschen ten offer
viel. In 1513 werd de klok door de Oldenzalers
ter eere van St. Plechelmus hergoten. Gerhar
dus Schonenborg heeft destyds met zyn me
dehelper Johannes, waarschynlyk een broer
van Schonenborg, de klok hergoten.
Een derde klok was de kleine Maria-klok.
Deze had een eigenaardig dialect, waarschijn
lijk Munstersch plat duitsch, gesteld opschrift,
nJ.: O Maria, wilt ons verwerven eine salighe
ure als wij moten sterven. M'CCCCCXXXX.
In vroegere eeuwen bevonden zich nog meer
dere klokken in den Oldenzaalschen toren. Een
daarvan was zoo groot, dat zy alle andere in
omvang verre overtrof. Zy werd alleen bij be
grafenissen geluid en was toegewijd aan de H.
Elisabeth. Over deze klok is een legende blyven
voortleven. Deze verhaalt, dat men, toen die
klok op zekeren tijd gebarsten was, tot vergieten
daarvan moest overgaan, hetgeen zou geschieden
op het kerkhof aan den voet van den toren.
Alles was daartoe reeds in gereedheid gebracht.
Toen men met de vergieting bezig was, ontdekte
men dat men metaal te kort kwam. IJlings
rende men naar de belendende huizen, en rukte
men alle metalen voorwerpen van kasten en
wanden af, om in het gemis te voorzien...
Te vergeefsch: het werk mislukte. De opzichter
en voorwerker die met de leiding van het gie
ten was belast nam snel de vlucht en dezen
moet men nooit meer hebben teruggezien. Dit
moet in 1754 hebben plaats gehadjaren
nadien als men de klokken beierden moet de
geest van dezen klokkengieter in den toren ge
zweefd hebben. Van verdriet over het misluk
ken der klok is hy gestorven.
De Oldenzalers zijn steeds trotsch op hun
klokken geweest.
Aan den vooravond van hooge kerkelijke
feestdagen werd echter niet geluid maar z.g.
gebeierd. Het eigenlyke beieren gebeurt tegen
woordig niet meer. Dat „beieren" in vroeger
tyden geschiedde aldus: Met het vallen van den
avond voor een hoogtydag en overigens by alle
feestelyke gelegenheden begaven zich enkele
Oldenzalers in den toren naar de klokkenkamer.
Plotseling als by tooverslag voortgebracht
hoorde men dan een vervaariyk en oorverdoo-
vend klokkengebons, dat werd veroorzaakt door
op alle klokken tegelyk maar onregelmatig
met hamers te slaan. By tusschenpoozen hield
dit beieren een paar uur aaneen aan. Dan
juichte en wuifde men van boven uit den
toren, dan heerschte er feestvreugde by de
poorters in de oude veste. In het hoogste gedeelte
van den toren, het z.g. „looden böddenke" heeft
vroeger nog een kleine klok gehangen toe-
gewyd aan de H. Anna. Deze klok is in later
jaren in den toren aangebracht maar daaruit
ook thans verdwenen.
De St. Annaklok had het volgende opschrift:
Santa Anna is mine name
Min geluedt is Godt bequame
Michael van Ochtrop me fecit
Anno 1611.
Van al deze klokken is thans alleen nog de
groote Mariaklok in den toren achtergebleven,
zy werden vervangen door de klokken van het
carillon, dat de heer en mevrouw P. J. Gelder-
mon de stad Oldenzaal schonk by gelegen
heid van hun koperen huwehjksfeest in 1930.
Laten we deze bydrage besluiten met de woor
den van den heer Ter Kuile; andere tyden,
andere behoeften. Wy schenken gehoor aan de
moderne geluiden van stoom en electriciteit, aan
de nimmer zwygende roepstemmen van werk
plaats, trein, auto of motor. Maarindien we
op z'n tyd ook ons oor méér te luisteren legden
aan de gewyde klokkenklankensprekend
van de hoogste idealendan zullen we de
zelfde hoogere stemming ondergaan die uitging
naar mensch en maatschappy, van al het geluid
der oude (Twentsche) klokken.
De klokken van het carillon:
Het Oldenzaalsche carillon bestaat uit 42
klokken. Al deze klokken zyn door denzelfden
gieter omstreeks denzelfden tyd gegoten. Hier
is dus alles letteriyk aus einem Guss.
De 7627 K.G. klokkenmetaal, die in den groo-
ten yzeren klokkenstoel hangen zyn in 42 dee-
len verdeeld, die elk één klok vormen, waarvan
het gewicht uiteenloopt van 5 K.G. tot 1450
K.G. Een ideaal van dit carillon is voorts: de
afstemming der klokken naar de z.g. geiyk-
zwevende temperatuur. In alle toonaarden kan
gqspeeld worden, naar alle toonsoorten kan ge
moduleerd worden, precies als by een modern
klavier. Het Oldenzaalsche carillon is voorzien
van een kunstspelklavier naar 't Mechelsche
stelsel, waarop de klokkenspelkunstenaar alles
kan geven aan voordracht, nuanceering en
techniek wat noodig is om den modernen
Beiaard tot een concertinstrument te maken.
Laten we sluiten met de woorden welke dr. J.
Casparie uitte toen in 1930 het carillon werd
aangeboden:
Oldenzaal zal door de gunstige verhoudingen
waaronder dit klokkenspel in den toren kon
worden opgehangen 'n nieuw centrum kunnen
worden in het Oosten van ons land voor de
verheffing en verbreiding der Beiaardkunst.
Onze Plechelmustoren zingt weer. Lang heeft
hy moeten zwygen. Nu komt zyn klokkenklank
ons des te mooier voor.
wanneer men de kuitbroek in eere ziet hersteld
en ontdekt, dat deze dracht de beenen zet naar
den sierlijken pas van het menuet, men moet
echter erkennen, dat het tenslotte imponeerend
is en op werkelyk onovertroffen wyze beant
woordt aan het doel van alle decorum: een
innerlyke waarde en majesteit den zintuig-
lyken stervelingen zichtbaar te maken.
Wacht met uw oordeel tot van ver, uit het
eerste der voorvertrekken, gejuich doorklinkt
en de Zwitser, die tot nog toe een weinig ver
veeld aan den stok van zyn hellebaard hing,
plotseling als een muur voor u opryst. Thans
is het oogenblik gekomen, waarop als het ware
het decorum van tusschen de coulissen vóór
het voetlicht treedt. En wanneer het koor aan
het einde der zaal unisono en fortissimo inzet
„Tu es Petrus", uw kroniekschrijver verzekert
u, dat ook gy, die in uw schamelen rok toch
maar toeschouwer zyt en verloren gaat in den
drom der niet of bescheiden gedecoreerden, dat
ook gy dan recht schiet en in de houding staat.
„Tu es Petrus", weer, unisono en fortissimo,
als een bazuinstoot de Paus! In den gondel
van zyn draagstoel glydt Hy over het bewogen
meer der jubelende menigte. Te laat bedenkt
gy, dat het volkomen on-Nederlandsch is en
niet alleen vanwege de taal „evviva il Papa,
ewiva il Papa!" te roepen. Maar als gy voor
zichtig opzy kykt, of de menschen in uw om
geving ja, welk een verwaandheid! den
Paus niet voor het schouwspel van uw be-
lachelyk enthousiasme vergeten hebben, merkt
gy de eenige te zijn, die het juichen reeds ge
staakt heeft. Leer van dien grijzen heer naast
u wat enthousiasme is. Het „evviva il Papa"
is voor zijn emotie een te smalle bedding. „Vit-
toria, vittoria!" breekt hy los. En dat, terwij)
zyn vrouw, de uiteraard critische, vóór hem
staat. Maar als zy omziet, is het om hem van
onder haar sluier bewonderend toe te lachen.
Myn persooniyke indruk, dat Z. H. de Paus
zich by zonder goed moest voelen aanmer
kelijk veel beter dan toen ik Hem de laatste
maal zag, in de Sixtynsche kapel by de Re
quiem-mis voor de in het afgeloopen jaar over
leden kardinalen bleek my later de indruk
te zyn van velen. Het was tydens het openbaar
consistorie van Donderdag, dat ik dien indruk
opdeed. Toen had de H. Vader dus reeds de
helft der overbezette week achter zich: Het
geheime consistorie van Maandag, waarin Hy
tot den Senaat der Kerk sprak over zyn vreug
den en zorgen in den overwogen vorm, welke
gevergd wordt van Hem, die zich beluisterd
weet door de geheele wereld. Dan, Woensdag
avond. de opzetting van de kardinaalsbonnet,
tydens welke plechtigheid de H. Vader weer
een rede hield, die weer, te meer omdat zy de
precaire kwestie van het Joego-Slavische con
cordaat aanroerde, in uitgewogen bewoordingen
vervat moest zyn. Tusschen beide plechtighe
den in de gewone dageiyksche audiënties ter
afwikkeling van de immer, ook in een byzon-
dere week als deze van de consistories, terug-
keerende bestuursaangelegenheden. Bovendien
moesten thans nog de beslissingen genomen
worden, waarby aan de nieuwe kardinalen hun
titelkerken en congregaties werden toegewezen.
Maar wanneer de H. Vader de Aula della Bene-
dizione wordt binnengedragen, om in een
plechtig openbaar consistorie de nieuwe kar
dinalen te bekronen met den kardinaalshoed,
zetelt Hy rechtop in zyn draagstoel, voortdu
rend zegenend de hand heffend en met vas
ten, klaren blik de jubelende menigte over-
schouwend. Zoo, als had het aandachtig luis
teren naar de voorlezing van een gedeelte
van een zaligverklaringsproces, noch de be
groeting van de prinsen der Kerk, noch het
hoogtepunt van de plechtigheid: de opzetting
van den kardinaalshoed, noch de luidop gezon
gen Apostolische zegen, Hem eenige inspan
ning gekost, verliet de H. Vader de Aula della
Benedizione weer om zich aanstonds te bege
ven naar het derde, weer geheime consistorie
En daarin blykt, dat de H. Vader bovendien
nog voorzien heeft in een menigte van openge
vallen bisschopszetels.
Het is juist een Jaar geleden, dat de ouder
domskwaal van den H. Vader zich voor het
eerst openbaarde, met een heftigheid, die het
ergste deed vreezen. Als men dit bedenkt, dan
is men inderdaad geneigd van een wonder ie
spreken, van een wonderbaariyke genezing.
Wy schreven boven, dat men de consistories
nauwelyks nog als voorbij kon beschouwen.
Maar terwyl in soiree's en de plechtige .In
neming" der titelkerken de consistories na
klinken, is de Paus geheel teruggekeerd tot de
gewone orde. Daarin nemen de audiënties voor
jonggehuwden een vaste plaats in. In dezen
tyd komt de beteekenis dier audiënties in een
byzonder licht te staan. Op het Palazzo Vene-
zia zyn dezer dagen door Mussolini weer de
ouders met het talrijkste kroost ontvangen. En
op de vigilie van Kerstmis viert Italië den
dag della madre e del fanciullo, den dag van
moeder en kind. Mussolini heeft de ouders, die
hy op zyn paleis ontving, geroemd als dr dra
gers van het Imperium. Het Imperium, dat bij
een talrijk kroost gebaat is, staat ook voorop
by de viering van den moederdag. Maar het
is in laatste instantie niet de imperialistische
geest, die in staat is een volk voor de degene
ratie te behoeden, welke biykt uit de daling
van zyn geboortecijfer. Dat vermag tenslotte
alleen de erkenning van het huwehjk als een
sacrament. Deze en het inzicht in de heilige
plichten van het sacrament dragen de jong
gehuwde Italianen mee, wanneer zy terugkee-
ren van de audiëntie by den Paus. Het is een
andere kwestie, of de Paus van een hoog bevol
kingscijfer hetzelfde verwacht en wenscht als
Mussolini.
Ook op de botters moet vaak onder moeilijke omstandigheden zware arbeid
worden verricht