w Twentsche VISSCHERS VAREN UIT... Oude klokken Na de consistories Het Oldenzaalsche carillon Zware arbeid onder moeilijke omstandigheden Hoe de zeebewoner door het net wordt verrast Vischborden waarvan niet gegeten wordt Sint Oloffs lustrum Opbouw van Drente De toestand van den Paus Fraaie loto van Engelsche treilers op de Noordzee tijdens de haringvangst De St. Plechelmus-toren te Oldenzaal atbeteekent het lijden in den Itijd, vergeleken bij het geluk in de eeuwigheid? Dagelijks varen treilers de haven van IJmui- den uit naar de verre vischgronden in zee, om er met hun groote sleepnetten eenige duizen den kilo's blanke visch te vergaren. Zij zijn bemand met stoere visschers, gehard in weer en wind, die gedurende een week of veertien da gen, soms 4 weken, al naar gelang van den aard en de plaats der visscherij, hun zwaren en riskanten arbeid op beperkte ruimte van het trawlerdek verrichten. werk van den zeevisscher begint, wan neer men, na een dag of langer stoomens, op de plaats is aangekomen, waar verwacht kan worden, dat het net niet vergeefs zal worden uitgeworpen. Behalve het net gaan ook een tweetal groote houten borden over boord, de z.g. „visch borden", die by het visschen een zeer speciale functie vervullen. Het geheel is aan lange kabels bevestigd en daalt naar den zeebodem, om daar zoo aan stonds de zeebewoners te verrassen. Voortge stuwd door zyn krachtige machine sleurt de trawler den sleep achter zich aan. Het zou ech ter tevergeefsch zyn, wanneer er niet een mid del was, om het zakvormige net onder water, tydens het trawlen, geopend te houden. Welnu, daartoe dienen nu juist de vischbor den. Deze zyn op zoodanige wyze aan de ka bels ter weerszoden van het net bevestigd, dat zij zich steeds daarvan willen verwyderen, elk in tegengestelde richting. Het resultaat is dan natuuriyk, dat zü den „ingang" van het net wyd open houden, zoodat alles, wat er vóór komt, onvermydeiyk door dezen muil moet wor den opgeslokt. I Aldus wordt de bodem min of meer „ge veegd". Het scholletje, dat verschrikt even op- fladdert, ligt op het volgende moment mach teloos tegen de mazen van het net gedrukt en is verloren. De kabeljauw en de schelvisch, die by het zoeken van hun lunch, in de baan van het trawlnet komen, ondergaan hetzelfde lot. Andere lotgenooten voegen zich daarby, een schar en een tarbot, een griet en een gul; het wordt een gevarieerd gezelschap, waarbij een enkele maal een groote steur terechtkomt, wiens verschyning straks aan boord met groote voldoening wordt begroet. Want hy is veel geld waard Na eenigen tyd wordt de „trek" binnenge haald. De stoomwinch komt in werking en windt langzaam de kabels of „vischiynen" op. en even later verschynt 't net met den gevulden kuil aan de oppervlakte. Het eerste gedeelte wordt door de bemanning zelf binnen boord gesjord, een zwaar karwei, waarby zy tydens ruw weer, aan een stang langs de koelkist zyn verbonden, om niet door een stortzee overboord te worden geslagen. De winch hyscht tenslotte den kuil omhoog boven het dek; de strik onderaan wordt losge maakt en met een smak ploft de vangst op het dek. Daar biyft de menigte luchthappend liggen; af en toe probeert er een nog een nood sprong, maar tevergeefs. Hun vonnis is ge- teekend. Onmiddeliyk wordt met „strippen" be gonnen, d.w.z. de visch wordt van de inge wanden ontdaan, flink afgespoeld en vervol gens opgeborgen in het vischruim. Daar bevin den zich de z.g. keeën, een soort kasten, waarin de visch tusschen lagen ys wordt be waard. Er bevindt zich ook klein goed by, jonge vischjes, die de visschersman kort en eenvoudig puf noemt, maar die evengoed geld opbrengen, omdat ze de grondstof voor de vischmeelfabrie- ken vormen. Deze visch heeft, tusschen haakjes, al heel wat pennen in beweging gebracht. Figuurlyk gesproken natuuriyk. Ve len vreezen, dat door het wegvangen van de jonge visch, de zee op den duur ontvolkt zal worden. In elk geval achten zy het een gevaar voor den vischstand. Verlangd wordt dat er netten met wijdere mazen worden toegepast, in- plaats van de „stofzuigers", zooals men de mo dern geoutilleerde trawlers wel eens betitelt. Is de vangst binnen boord, dan wordt 't net onmiddeliyk weer uitgezet voor den volgenden trek. Pauze kent het bedryf aan boord van den trawler niet. Van een achturigen werkdag is geen sprake. Tusschen twee trekken door wordt even gerust of gegeten, maar overigens gaat het bedryf dag en nacht voort, totdat de ruimen gevuld zyn en de terugreis naar de ha ven kan worden aanvaard. Ook wordt onder alle omstandigheden ge werkt, of het zou moeten zyn, dat een hevige storm het visschen onmogeiyk maakt. De traw ler ligt dan „te steken" zooals dat heet. De boot gaat met den kop in den wind liggen, opdat zy niet door de zware zeeën zydelings getroffen wordt en omslaat. Maar anders wordt er doorgewerkt. Wat dat zeggen wil, b.v. by stren ge vorst, kan een eerzaam burger op het land zich nauWeiyks voorstellen. Vischstrippen by vriezend weer, wanneer alles ys is aan dek en de handen voor bevriezen nauwelyks bewaard kunnen worden, is een arbeid, waarvoor men wel zeer gehard moet zijn. Treft men daarbij dan nog een ruwe zee, dan kan men zich misschien eenigszins voorstellen, wat het werk van een zeevisscher onder zulke omstandigheden be- teekent. De gedachte hieraan dringt zich vooral op, nu da eerste Nederlandsche trawlers naar het verre Noorden zijn vertrokken. Het is zeker daar, dat men het zwaar te verantwoorden krygt. De zeevisscher heeft een moeilyk en gevaarvol beroep. En toch telt ook Holland zeer velen van deze stoere mannen, die zich aldus hun be staan zoeken, al is het ook een moeilyk ver kregen stukje brood. Reeds in hun jeugd trek ken zy met het visschersschip naar zee. In de haven van IJmuiden kan men ze dikwijls zien, op de loggers, de jongens met hun frisch blo zende gezichten en met hun laarzen aan, waar in ze parmantig over het dek stappen, voldaan dat ze mee kunnen gaan en hun jonge armen uit de mouwen steken. Typeerend voor de aantrekkingskracht, die dit zeemansbedryf uitoefent op sommige jon gens, die in de omgeving ervan zijn opgegroeid, is tenslotte het staaltje, waarvan wy zelf eens getuige waren, toen een nieuwgebouwde motor trawler voor de eerste maal naar zee zou ver trekken. Onder de familieleden van de opva renden, die aan boord afscheid namen, was ook een jongen, wien men het kon aanzien, dat hy een en al bewondering was voor het nieuwe schip. Op het moment van vertrek werd 't ver langen om mee uit te varen hem te machtig en hy wilde niet van boord, zoodat men hem ten slotte met geweld en onder een wanhopigen tranenvloed aan den wal moest brengen. Hy had het verlangen wellicht van vader meegekregen, besefte niet wat het beteekent zeevisscher te zyn.en vaart thans misschien op een trawler, ervarende wat de werkelijk heid is! Dagelijks varen de treilers uit de haven van IJmuiden om op verre vischgronden blanke visch te vergaren Zooals bekend viert de Katholieke Econo mische Hoogeschool te Tilburg in de maand Februari van het volgende jaar haar tweede lustrum. Ook het Tilburgsch Studentencorps „Sint Oiof", dat dan tevens tien jaren bestaat, zal in die maand lustrumfeesten vieren, waartoe ver schillende autoriteiten, studenten en oud-stu denten der Hoogeschool en afgevaardigden van andere corpora zullen worden uitgenoodigd. De viering van „Sint Olof" staat los van die van de Hoogeschool. Naar men ons mededeelt zullen de feesten by „Sint Olof" gehouden worden van 12 tot 15 Februari a.s. Aan de eigenlyke feestviering gaan een twee tal lezingen vooraf, waartoe bereids de spre kers zijn uitgenoodigd. Deze lezingen zullen gehouden worden in ae nieuwe aula der Hoogeschool. De plechtige opening der lustrumfeesten heeft Zaterdag 12 Februari plaats, de refinisten zul len alsdan aan het station worden ontvangen, waarna een tocht door de stad wordt gemaakt Op de plechtige openingsvergadering zal dr H. Moller de feestrede uitspreken. Van de overige feestelijkheden noemen wij nog de opvoering van het tooneelstuk „Van den Vos Reinaerde", dat zal worden ten tooneele gevoerd door het gezelschap van den Konink- lyken Nederlandschen Schouwburg te Antwer pen, onder leiding van Joris Diels. De keuze van het tooneelgezelschao en het tooneelstuk heeft, zooals men ons mededeelt, vele moeiiykheden opgeleverd en het is niet dan na ryp beraad, dat de keus op bovenge noemd stuk en gezelschap gevallen is. Op de eerste plaats bood het repertoire van de Amsterdamsche Tooneelvereeniging geen bevrediging; een Vondel-stuk is niet opportuun, andere groote stukken zyn thans niet zoover, dat zij beoordeeld kunnen worden. Vervolgens maakte de unaniem minder goede pers in de eerste maanden van het seizoen 1937/1938 het onmogelyk te goeder trouw by de A.T.V. te blijven. Bovendien werd gezocht naar een oorspron kelijk, feestelijk en kleurig stuk, dat grootsch van opzet zou zijn. Aan deze eischen voldeed buiten de A.T.V. geen enkel Nederlandsch ge zeischap. Het gezelschap van den Koninklijken Neder landschen Schouwburg heeft een zeer ryk re pertoire en een onverdeeld gunstige pers, bo vendien is het nog nooit in Tilburg opgetre den. Waar ook Vlaanderen behoort tot den Nederlandschen Cultuurbodem, daar leverde de buitenlandsche afkomst van dezen troep geen bezwaar op. Het stuk „Van den Vos Reinaerde" is een herbewerking van het origineele, naar den trant van het Grieksche dierenepos. De op voering in Tilburg zal de première voor Neder land zijn. Vermelden wij vervolgens nog, dat het in de bedoeling ligt tydens de lustrumfeesten een ten toonstelling te houden, die betrekking heeft op de geschiedenis van het Studentencorps en zijn onderaf deelingen. In de lustrumcommissie hebben zitting ge nomen de heeren H. M. C. van der Waerden, praeses, R. A. P. van Iersel, quaestor, J. J. M. ten Doeschate en A. Taminiau, ab-actis en F. J. M. van Vugt, assessor. Het Lustrum-ab-actiaat is gevestigd Heuvel 62, Tilburg. In de onlangs gehouden vergadering van de „Voorbereidende streekplancommissie voor Zuid-West-Drente" is uitvoerig van gedach ten gewisseld over de positie van Meppel ten opzichte van Noord-West Overyssel en den toe- komstigen Noord-Oost-polder. Verder werd in deze vergadering overgegaan tot de instelling van een „werkcommissie." Waarmede anders kan een Vaticaansche kroniek thans beginnen dan met een nabeschouwing over de voorbye con sistories? Zyn zy eigenlijk wel voorby? De Os- servatore Romano brengt nog iederen avond verslagen van plechtigheden, welke men met goed recht tot de feestelyke periode der con sistories kan rekenen. Soirée's op de verschil lende legaties ter eere van de nieuwe kardina len. Een schryven van Kardinaal Pacelli, waar in deze aan een nieuwen kardinaal namens Zyne Heiligheid den Paus instructies geeft voor de vervulling der functies, welke hy in zyn nieuwe waardigheid bekleedt. De plechtige „in neming" door de nieuwe kardinalen van de hun toegewezen titelkerken. In de afgeloopen weken heeft zich het de corum van den pauseiyken staat in optima forma gedemonstreerd. De leden van de pau- selyke garde, de kamerheeren met kap en de gen, de diplomaten, geaccrediteerd by den H Stoel, de pauselijke adel, zy zyn als hei ware geen oogenblik uit de uniformen van hun groot tenue geweest. Men mag het hun niet euvel duiden, wanneer zy, als eindelijk alle festivi teiten achter den rug zyn, hun gala met een zucht van verlichting over een vergulden klee- renhanger aan een gouden roe in een kostbare antieken glazen kast onderbrengen. Wie, die zich aan al die uniformen, scharlaken rood, Pruisisch blauw, purper en geel, styf van het goud-borduursel, de oogen heeft uitgekeken, weigert niet te gelooven, dat zy opgeborgen zullen worden in een doos met motballen? Het decorum van den pauselijken staat! Men mag even vreemd staan te kyken van zijn praal, die eeuwen trotseerde; men mag al een oogenblik geneigd zyn tot een lichte scherts. De oude Reus, de gryze Plechelmustoren van Oldenzaal, zingt weer. In de afgeloo pen week is het prachtige carillon weer in werking gesteld, en als voorheen spranke len bronzen kelen haar melodieuzen klank over de intieme straten der-oude stee ver over zijn pittoreske oude buurten. Tydens het herstel is ook de groote Maria-klok weer op haar plaats gebracht. Deze oude klok, de zwaarste van alle klokken in den Sint Plechelmustoren, draagt het volgende opschrift: Struit t in t honorem t Marie t me t Wou Gerhardi t ingeniosa t manus t millia con- flata t sunt t ter t fere t quinque t talenta tt M f locet t et t Cc t qua ter tt nonaginta t li- get t simul t I t ter t lector t et t egregie tt. Vertaald luidt dit randschrift als volgt: „Mij vervaardigde tot Maria's eer Gerard Wou's be kwame hand. Saamgesmolten zijn byna drie maal vyf duizend talenten. De lezer plaatse duizend en viermaal honderd en verbinde daar aan tegelyk en vaardigiyk negentig en drie maal één." Een ietwat omslachtige wijze om 1493 te zeggen. Opgemerkt zy, dat bovenvermeld rand schrift juist den cirkel, den geheelen omvang der klok vult, zoodat het woord Egregie met de daarachter geplaatste twee kruisjes zich on middeliyk aan het woord Struit aansluit. Onder het woord Talenta en de volgende woorden staat het volgende opschrift aange bracht: In f S t et t Maria: d.wz. In naam van den Heiland en Maria, en onder het woord Maxie: Maria. In een ouden Overysselschen Almanak van 1839 vinden we over dit opschrift de volgende vertaling, die we, om haar zonderlinge en ge zochte interpretatie van een foutieve lezing hier letterlijk weergeven. ,Ter eere van Maria vervaardigt my als uit duizenden (te weten: metalen, voorwerpen of brokstukken) te zamen gebracht, (millia con- flata, een zonderlinge oppositie van „me", in- plaats van millibus conflatam) de lovende hand van Gerhardus Ingemosa: er zyn hier drie maal vyf talenten: voor duizend en vier maal tweehonderd (te weten: talenten) bestede mij aan (locare) en voor driemaal een en ne gentig (talenten) make mij tevens de verza melaar (lector) ook stevig vast". Toen voor enkele jaren het carillon in den toren werd aangebracht werd de oude St. Plechelmusklok daaruit verwyderd. Deze klok had het volgende opschrift: Fregit insanus rabie Sicamber Reddidit sanus decus atque nomen Integrum, Plechelme! tibi, Gerhardus Wou Schonenborg et socius Johannes Tertio plus mille decemque junctis quinquies centum fuit hoe sub anno Laus Deo. De vertaling ervan is aldus: In dollen woede heeft my de Sikamber stukgeslagen: bedachtzaam heeft uw sieraad en naam Plechelmus! ten volle hersteld. Ger hardus Wou van Schonenborg en zyn medehel per Johannes. In het derde jaar meer dan dui zend en tien, gevoegd by vyfmaal honderd is dit geweest. Gode zij Lof. Met den naam Sikamber worden de Gelder- schen aangeduid. Deze hebben tydens hun overval op Oldenzaal de klok stukgeslagen om hun woede te koelen. Uit de stukken en brokken werd later de klok hergoten. Vry algemeen wordt onder den naam Sikamber, de Hertog Karei van Gelder regeerenre van 1492—1538 aangeduid. Deze oorlogszuchtige vorst had reeds eerder, omstreeks 1505, Oldenzaal ingenomen. Maar in 1510 veroverde en plunderde hy de stad op nieuw. Het is waarschynlyk by deze laatste plundering geweest, dat de klok aan de woede en vernielzucht der Gelderschen ten offer viel. In 1513 werd de klok door de Oldenzalers ter eere van St. Plechelmus hergoten. Gerhar dus Schonenborg heeft destyds met zyn me dehelper Johannes, waarschynlyk een broer van Schonenborg, de klok hergoten. Een derde klok was de kleine Maria-klok. Deze had een eigenaardig dialect, waarschijn lijk Munstersch plat duitsch, gesteld opschrift, nJ.: O Maria, wilt ons verwerven eine salighe ure als wij moten sterven. M'CCCCCXXXX. In vroegere eeuwen bevonden zich nog meer dere klokken in den Oldenzaalschen toren. Een daarvan was zoo groot, dat zy alle andere in omvang verre overtrof. Zy werd alleen bij be grafenissen geluid en was toegewijd aan de H. Elisabeth. Over deze klok is een legende blyven voortleven. Deze verhaalt, dat men, toen die klok op zekeren tijd gebarsten was, tot vergieten daarvan moest overgaan, hetgeen zou geschieden op het kerkhof aan den voet van den toren. Alles was daartoe reeds in gereedheid gebracht. Toen men met de vergieting bezig was, ontdekte men dat men metaal te kort kwam. IJlings rende men naar de belendende huizen, en rukte men alle metalen voorwerpen van kasten en wanden af, om in het gemis te voorzien... Te vergeefsch: het werk mislukte. De opzichter en voorwerker die met de leiding van het gie ten was belast nam snel de vlucht en dezen moet men nooit meer hebben teruggezien. Dit moet in 1754 hebben plaats gehadjaren nadien als men de klokken beierden moet de geest van dezen klokkengieter in den toren ge zweefd hebben. Van verdriet over het misluk ken der klok is hy gestorven. De Oldenzalers zijn steeds trotsch op hun klokken geweest. Aan den vooravond van hooge kerkelijke feestdagen werd echter niet geluid maar z.g. gebeierd. Het eigenlyke beieren gebeurt tegen woordig niet meer. Dat „beieren" in vroeger tyden geschiedde aldus: Met het vallen van den avond voor een hoogtydag en overigens by alle feestelyke gelegenheden begaven zich enkele Oldenzalers in den toren naar de klokkenkamer. Plotseling als by tooverslag voortgebracht hoorde men dan een vervaariyk en oorverdoo- vend klokkengebons, dat werd veroorzaakt door op alle klokken tegelyk maar onregelmatig met hamers te slaan. By tusschenpoozen hield dit beieren een paar uur aaneen aan. Dan juichte en wuifde men van boven uit den toren, dan heerschte er feestvreugde by de poorters in de oude veste. In het hoogste gedeelte van den toren, het z.g. „looden böddenke" heeft vroeger nog een kleine klok gehangen toe- gewyd aan de H. Anna. Deze klok is in later jaren in den toren aangebracht maar daaruit ook thans verdwenen. De St. Annaklok had het volgende opschrift: Santa Anna is mine name Min geluedt is Godt bequame Michael van Ochtrop me fecit Anno 1611. Van al deze klokken is thans alleen nog de groote Mariaklok in den toren achtergebleven, zy werden vervangen door de klokken van het carillon, dat de heer en mevrouw P. J. Gelder- mon de stad Oldenzaal schonk by gelegen heid van hun koperen huwehjksfeest in 1930. Laten we deze bydrage besluiten met de woor den van den heer Ter Kuile; andere tyden, andere behoeften. Wy schenken gehoor aan de moderne geluiden van stoom en electriciteit, aan de nimmer zwygende roepstemmen van werk plaats, trein, auto of motor. Maarindien we op z'n tyd ook ons oor méér te luisteren legden aan de gewyde klokkenklankensprekend van de hoogste idealendan zullen we de zelfde hoogere stemming ondergaan die uitging naar mensch en maatschappy, van al het geluid der oude (Twentsche) klokken. De klokken van het carillon: Het Oldenzaalsche carillon bestaat uit 42 klokken. Al deze klokken zyn door denzelfden gieter omstreeks denzelfden tyd gegoten. Hier is dus alles letteriyk aus einem Guss. De 7627 K.G. klokkenmetaal, die in den groo- ten yzeren klokkenstoel hangen zyn in 42 dee- len verdeeld, die elk één klok vormen, waarvan het gewicht uiteenloopt van 5 K.G. tot 1450 K.G. Een ideaal van dit carillon is voorts: de afstemming der klokken naar de z.g. geiyk- zwevende temperatuur. In alle toonaarden kan gqspeeld worden, naar alle toonsoorten kan ge moduleerd worden, precies als by een modern klavier. Het Oldenzaalsche carillon is voorzien van een kunstspelklavier naar 't Mechelsche stelsel, waarop de klokkenspelkunstenaar alles kan geven aan voordracht, nuanceering en techniek wat noodig is om den modernen Beiaard tot een concertinstrument te maken. Laten we sluiten met de woorden welke dr. J. Casparie uitte toen in 1930 het carillon werd aangeboden: Oldenzaal zal door de gunstige verhoudingen waaronder dit klokkenspel in den toren kon worden opgehangen 'n nieuw centrum kunnen worden in het Oosten van ons land voor de verheffing en verbreiding der Beiaardkunst. Onze Plechelmustoren zingt weer. Lang heeft hy moeten zwygen. Nu komt zyn klokkenklank ons des te mooier voor. wanneer men de kuitbroek in eere ziet hersteld en ontdekt, dat deze dracht de beenen zet naar den sierlijken pas van het menuet, men moet echter erkennen, dat het tenslotte imponeerend is en op werkelyk onovertroffen wyze beant woordt aan het doel van alle decorum: een innerlyke waarde en majesteit den zintuig- lyken stervelingen zichtbaar te maken. Wacht met uw oordeel tot van ver, uit het eerste der voorvertrekken, gejuich doorklinkt en de Zwitser, die tot nog toe een weinig ver veeld aan den stok van zyn hellebaard hing, plotseling als een muur voor u opryst. Thans is het oogenblik gekomen, waarop als het ware het decorum van tusschen de coulissen vóór het voetlicht treedt. En wanneer het koor aan het einde der zaal unisono en fortissimo inzet „Tu es Petrus", uw kroniekschrijver verzekert u, dat ook gy, die in uw schamelen rok toch maar toeschouwer zyt en verloren gaat in den drom der niet of bescheiden gedecoreerden, dat ook gy dan recht schiet en in de houding staat. „Tu es Petrus", weer, unisono en fortissimo, als een bazuinstoot de Paus! In den gondel van zyn draagstoel glydt Hy over het bewogen meer der jubelende menigte. Te laat bedenkt gy, dat het volkomen on-Nederlandsch is en niet alleen vanwege de taal „evviva il Papa, ewiva il Papa!" te roepen. Maar als gy voor zichtig opzy kykt, of de menschen in uw om geving ja, welk een verwaandheid! den Paus niet voor het schouwspel van uw be- lachelyk enthousiasme vergeten hebben, merkt gy de eenige te zijn, die het juichen reeds ge staakt heeft. Leer van dien grijzen heer naast u wat enthousiasme is. Het „evviva il Papa" is voor zijn emotie een te smalle bedding. „Vit- toria, vittoria!" breekt hy los. En dat, terwij) zyn vrouw, de uiteraard critische, vóór hem staat. Maar als zy omziet, is het om hem van onder haar sluier bewonderend toe te lachen. Myn persooniyke indruk, dat Z. H. de Paus zich by zonder goed moest voelen aanmer kelijk veel beter dan toen ik Hem de laatste maal zag, in de Sixtynsche kapel by de Re quiem-mis voor de in het afgeloopen jaar over leden kardinalen bleek my later de indruk te zyn van velen. Het was tydens het openbaar consistorie van Donderdag, dat ik dien indruk opdeed. Toen had de H. Vader dus reeds de helft der overbezette week achter zich: Het geheime consistorie van Maandag, waarin Hy tot den Senaat der Kerk sprak over zyn vreug den en zorgen in den overwogen vorm, welke gevergd wordt van Hem, die zich beluisterd weet door de geheele wereld. Dan, Woensdag avond. de opzetting van de kardinaalsbonnet, tydens welke plechtigheid de H. Vader weer een rede hield, die weer, te meer omdat zy de precaire kwestie van het Joego-Slavische con cordaat aanroerde, in uitgewogen bewoordingen vervat moest zyn. Tusschen beide plechtighe den in de gewone dageiyksche audiënties ter afwikkeling van de immer, ook in een byzon- dere week als deze van de consistories, terug- keerende bestuursaangelegenheden. Bovendien moesten thans nog de beslissingen genomen worden, waarby aan de nieuwe kardinalen hun titelkerken en congregaties werden toegewezen. Maar wanneer de H. Vader de Aula della Bene- dizione wordt binnengedragen, om in een plechtig openbaar consistorie de nieuwe kar dinalen te bekronen met den kardinaalshoed, zetelt Hy rechtop in zyn draagstoel, voortdu rend zegenend de hand heffend en met vas ten, klaren blik de jubelende menigte over- schouwend. Zoo, als had het aandachtig luis teren naar de voorlezing van een gedeelte van een zaligverklaringsproces, noch de be groeting van de prinsen der Kerk, noch het hoogtepunt van de plechtigheid: de opzetting van den kardinaalshoed, noch de luidop gezon gen Apostolische zegen, Hem eenige inspan ning gekost, verliet de H. Vader de Aula della Benedizione weer om zich aanstonds te bege ven naar het derde, weer geheime consistorie En daarin blykt, dat de H. Vader bovendien nog voorzien heeft in een menigte van openge vallen bisschopszetels. Het is juist een Jaar geleden, dat de ouder domskwaal van den H. Vader zich voor het eerst openbaarde, met een heftigheid, die het ergste deed vreezen. Als men dit bedenkt, dan is men inderdaad geneigd van een wonder ie spreken, van een wonderbaariyke genezing. Wy schreven boven, dat men de consistories nauwelyks nog als voorbij kon beschouwen. Maar terwyl in soiree's en de plechtige .In neming" der titelkerken de consistories na klinken, is de Paus geheel teruggekeerd tot de gewone orde. Daarin nemen de audiënties voor jonggehuwden een vaste plaats in. In dezen tyd komt de beteekenis dier audiënties in een byzonder licht te staan. Op het Palazzo Vene- zia zyn dezer dagen door Mussolini weer de ouders met het talrijkste kroost ontvangen. En op de vigilie van Kerstmis viert Italië den dag della madre e del fanciullo, den dag van moeder en kind. Mussolini heeft de ouders, die hy op zyn paleis ontving, geroemd als dr dra gers van het Imperium. Het Imperium, dat bij een talrijk kroost gebaat is, staat ook voorop by de viering van den moederdag. Maar het is in laatste instantie niet de imperialistische geest, die in staat is een volk voor de degene ratie te behoeden, welke biykt uit de daling van zyn geboortecijfer. Dat vermag tenslotte alleen de erkenning van het huwehjk als een sacrament. Deze en het inzicht in de heilige plichten van het sacrament dragen de jong gehuwde Italianen mee, wanneer zy terugkee- ren van de audiëntie by den Paus. Het is een andere kwestie, of de Paus van een hoog bevol kingscijfer hetzelfde verwacht en wenscht als Mussolini. Ook op de botters moet vaak onder moeilijke omstandigheden zware arbeid worden verricht

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 7