BIJ DE JAARWISSELING
1937 SPOELDE VOORBIJ
!P
/z
A
1937 was een goed
mode-jaar
En ook nu was er weer
veel wrakhout
NIEUWJAARSGEDACHTE!
6
s
'7
7
jó
y
7
/s
■97
°f
3S
*7
'9
Z
Zo
9
€tl
DE HOOGSTE LICHTTOREN TER
WERELD
MILLIONNAIRS ALS KLUIZENAARS
BRABANTSCHE BRIEVEN
ONS PRIJSRAADSEL
Op zoek naar den in een acht
regelig versje verborgen zin
De Kerstherinnering
Oplossing vorig raadsel
J&
3S
32
4'O
38
31/
3
33
36
3/
81
30
2*/
/3
22
28
/O
28
L/Z
1!
3
28
23
26
Het nieuwe raadsel
U/€€C
J/üdj
1/at
.llce,-
JVlCU:
stvjd
't
Xaai
We
nen,
JUlif-.
guq
dead.
Uooi
kan-
3jx-
CeicM
teu
<U
d.€7l
du?.
ke'uL
De grondslagen van het bieden!
Is het werkelijk alweer een jaar geleden,
dat ik, net als nu, aan deze lange, fees
telijke tafel zat, niet dat zelfde, plechtige
gevoel, omdat in dezen nacht de glazen geheven
zouden worden op het afscheid van een jaar,
Waarin veel gebeurde, veel beleefd werd, en om
dat dan ten tweeden male de glazen zouden
klinken opv het toch steeds weer met vreugde
Ingehaalde, nieuwe jaar?
Ja, werkelijk, het moet precies een jaar ge
leden zijn, want ik kan me niet vergissen in
dezen datum, wélke zoozeer zijn eigen betee-
kenis heeft: 31 December! En nu ik me dui
delijk voorstel, dat er al weer een jaar ver-
Streken is, zie ik, als ik om me heen kijk, ook
Wel de onmiskenbare verschillen met verleden
jaar.
Nee, ik wil me er niet in verdiepen, of me
vrouw N. er werkelijk een jaar ouder uitziet,
of dat meneer O. in dit jaar kaler is geworden,
nog minder of juffrouw X al wat spraakza
mer werd. Ik wil me met dit alles nu niet
ophouden, want het is feest, ik zit aan een
met licht overgoten tafel, waar de roode wijn,
te midden van zilver, kristal en bloemen, fon
kelt in de glazen, als robijnen.
En toch zie ik de verschillen met het vorige
jaar. Het is of het er bonter en vroolijker uit
ziet. En nu opeens zie ik waardoor dit komt:
het is de kleeding der dames!
Het lijkt wel of het dit jaar een wedstrijd
geweest is om de meest verschillende stoffen,
modellen en garneeringen bijeen te brengen.
Toiletten in tafzijde, brocaat, tule, kant, gewo
ne zijde, satijnhet wordt alles in een bonte
mengeling door elkaar heen gedragen. En
Vrouw Mode knikt goedkeurend: zij heeft dit
jaar de teugels laten vieren, geen precies om
schreven toiletten vastgesteld, maar den vrijen
loop gelaten aan de fantasie der vrouwen. Zij
heeft het goed gevonden toiletten te dragen
die sterk gedecolleteerd zijn, maar ook zulke,
die tot hoog in den hals sluiten; zij heeft wij
de, hoogstaande poefmouwen voorgeschreven,
maar stemt met evenveel vreugde in, bij het
dragen van slechts een smallen schouderband.
Ik neem de verschillende toiletten wat nauw
keuriger in me op, want enkelen daarvan vra
gen werkelijk de volle aandacht.
Zoo zie ik een zijden japonnetje, het boven
lijfje is sierlijk gedrapeerd en gaat over in een
draagband, welke zich pas halverwege den rug
weer verbreedt. De rok, om de heupen nog
sluifend, valt onderaan in wijde klokken neer
tot op den grond.
Ook zijn er zijden japonnetjes, welke breede
sjerpen om het middel dragen, de slippen lang
afhangend tot onder aan den rok. De schou
ders zijn bij de eene bloot, bij de andere ech
ter bedekt met een kleurig bolerotje of avond
cape je.
En veel kant wordt er gedragen. De jurkjes
staan als een teer waas om de lange slanke
gestalten heen, terwijl het onderkleed, dat
van de zelfde kleur is als het kant, of in
juist contrasteerende kleur, of ook wel in goud
of zilver, vaag doorschemert. Zoowel een poef
mouw met yierkanten hals, als een gedecolle
teerd bovenlijfje, dat in draagbanden overgaat,
past bij dit kanten geheel. Maar in beide ge
vallen is een groote corsagebloem van heldere
kleur noodig, om het stemmige kant wat op
te vroolijken. De rok is wijd-klokkend, in te
genstelling tot het tafzijden onderkleed, dat
zoo strak mogelijk zit om gelegenheid te geven
aan de kanten stof om een nog wijder effect
te maken, dat nog verhoogd wordt door een
sterk geplooide strook, onder aan de japon.
En zie, daar is een andere, zeer gracieuze
verwerking van het, dit jaar zoo geliefde kant.
Een mouwloos onderkleed van rood crêpe sa
tijn wordt bedekt door een kanten mantel, bei
de reiken tot op den grond.
Het kant sluit van voren slechts op twee
plaatsen: hoog in den hals en in het middel.
Verder hangt het open, zoodat het roode crêpe
satijn in een lange strook vrij komt.
Om het middel wordt het rood herhaald in
een smal ceintuurtje, dat met een klein strikje
van voren vast zit. De hoogopjDollende poef
mouw versterkt nog het effect van dit zeer
gekleede, fijne toiletje.
Ach, de verscheidenheid van toiletten is on
beschrijfelijk. Men zou gelooven, dat dit jaar
werkelijk alles gedragen kon wórden. Ik moet
mijn toilet-overpeinzingen dan ook beëindigen
met de conclusie, dat mijn overbuurvrouw in
haar wijdklokkend zijden japonnetje met lange
mouwen er even gracieus en gekleed uitziet als
de gastvrouw in haar zwaar gedecolleteerde
robe; dat het satijn van mevrouw A. weliswaar
sterker de lijnen doet uitkomen, maar dat het
kant en brocaat van haar vriendinnen er naast
minstens even gekleed en bekoorlijk is. Waar
lijk, ik moet zeggen, dat de mode ons dit jaar
de volle gelegenheid gegeven heeft om naar
eigen smaak en persoonlijkheid ons toillet te
eigen smaak en persoonlijkheid ons toilet te
MARYE.
Eenigen tijd geleden is in de nabijheid
van Chicago de hoogste lichttoren der wereld
opgericht, die zich tot een hoogte van 600 Eng.
voet boven den aardbodem verheft en wiens
licht een sterkte geeft yan 2 milliard kaarsen.
Het licht is 7 voet boven het dak van de
toren aangebracht en heeft een doorsftée van 60
duim. De lichttoren die vooral zal dienen voor
de vliegtuigen om zich gemakkelijk te kunneif
oriënteeren, is opgericht door Elmar A. Sperry,
den uitvinder van den Cycroscoop, ter herinne
ring aan den eersten vliegtocht over den Oceaan
door Lindbergh. Op de voorzijde is het beeld
van den jeugdigen aviateur aangebracht. Dit
geweldige licht is door den president zelf ont
stoken, die op het vastgestelde uur in Washing
ton op een knop drukte en daarmee een elec-
trische stroom in Chicago leidde, die daar het
licht deed ontbranden.
Om eenig idee van het alles overstralend,
helder licht van den lichttoren te geven, wordt
beweerd, dat de lichtsterkte zoo groot is, als
een stuk van een halve c.M. breedte dat uit een
zonneschijf gesneden zou zijn. Hoe het ook zij,
nauwkeurige berekeningen hebben bewezen,
dat het licht van dezen lichttoren op duizen
den mijlen afstand nog duidelijk waarneembaar
zou zijn, wanneer de oppervlakte der aarde niet
rond was en niet belette het licht op zoo'u
verren afstand waar te nemen. In elk geval is
het licht van dezen lichttoren op 300 mijlen
afstand nog te onderscheiden.
Eenigen tijd geleden stierf in New York de
zoon van een millionnair, die afstand gedaan
had van zijn vaderlijk erfdeel. Hij stierf in een
eenzaam huisje, waarin hij als kluizenaar ge
leefd had.
Naar aanleiding van dit bericht herinnerden
de Amerikaansche bladen aan een ander bui
tengewoon rijk en zonderling man, n.l. John
van der Bilt, die jaren lang in een vervallen
hut woonde en niets anders dan groenten at
en water dronk. Zijn geheele garderobe bestond
uit een hemd, dat hij om de 14 dagen zelf
waschte.
Een ander voorbeeld: Sedert 30 jaren woon
de op een klein rotseiland, aan de kust van
Connecticut, een zoon van den nabob Karei Al-
vard.
Hij woonde in een bescheiden hut en betaal
de den Staat jaarlijks een tamelijk groote som
als huur voor het eiland, dat hij gaarne ge
kocht had, om des te zekerder alleen te zijn.
Hij kreeg echter geen concessie.
Sommige kluizenaars-millionnairs leiden
zoo'n eigenaardig leven, omdat zij het prettig
vinden, misschien ook omdat zij menschen-
schuw zijn; er zijn er echter ook, die het alleen
doen uit vertoon.
Zoo leefde b.v. Sir Broughton, die enkele ja
ren geleden in Londen stierf, in een erbarme
lijk gemeubileerde kamer. In den winter ge
bruikte hij uit spaarzaamheid in het geheel
geen vuur of licht, ofschoon hij meer dan
300.000 gulden rente trok. Hij verliet nooit zijn
hut, tenzij om naar de markt te gaan, waar hij
voor acht dagen tegelijk levensmiddelen kocht
en men zou hem voor een schooier aangezien
hebben, zoo armoedig zag hij er uit. Na zijn
dood vond men in de lade van zijn tafel effec
ten ter waarde van bijna 5 millioen gulden.
TJlvenhout, 30 Dec. '37
Amico,
Wat is dat jonk-
goed van teugenwoor-
dig toch onstrant.
Motte weten, amico,
dieën kitsigen brak van me, Dré III, had veur
ons stalleke twee nuuwe schaapkes gefiguur
zaagd. Hij had 't netjes en prontekes gedaan
ze waren zelfs nie grooter dan den ezel en
da's heel iets, als knutseleers zulke verhou-
dings in de gaten houwen dus stond ik 'm
toe om dan maar 'ns heel beleefd aan den Vic
te gaan vragen, of hij ze asteblieft veur 'm be
schilderen wou. Zekers ik weet 't! 't Wés
'n bietje buiten de schreef om 'nen genialen
kunstschilder op te knappen mee 't verven van
spulgoed, maar alleeDen kleinen Dré is
tenslotte nog 'n kind, den Vic is ook meeste-
tijen sjuust 'n kind, ik docht: misschien vat ie
't wel op z'n plazierigst op. En hee-t-ie er wel
aardigheid in, als ie ziet hoe sjecuur mijn
baaske die schaapkes maakte.
Want meestal is 't zoo gelegen in de wea-
reld: 'nen /ncnsch die iets beteekent in 't leven
is gemakkelijker te benaderen, dan 'nen prulle-
man. 't Kleinste dreuteltje al is banger veur
*n bordpampieren Sinterklaas dan veur O.L.H.
Hoewelik er nou dalijk bij mot zeggen:
da's nie alleen mee kleine dreuteltjes zoo! Ik
heb b.v. gelezen (gezien nie, in ons Donkere
Zuien!) dat op eersten Kerstdag, volgens de
Nederlandsche wet de winkels tot 's avonds 10
uren „mochten" open blijven. Terwijl ik ook
mee veul verwondering gelezen had (gezien nie,
in ons Donkere Zuiën) dat op Sinterklaasdag,
5 December, den besten „oogst"-dag veur den
zwaar-belasten winkelier de winkels geslóten
moesten zijn
Zoodat van 't jaar in Nederland te beleven
viel, dat den geboortedag van Sinterklaas open
baarlijk plechtiger werd gevierd in onze Chris
telijke samenleving, dan den Geboortedag
vanChristus.
Wèl had ik van 't jaar hooren monkelen, (ik
ben weinig doof, amico!), „dat er wel 'n bietje
meer respect getoond kost worden in de litera
tuur en viering veur den (kartonnen) Sinter
klaas!"
Ik nam 't nie seerjeus van die criticasters.
Ochneeë. Want criticasters motten critiseeren,
Sjuust als 'nen brandnetel pieken mot. Da's
zoo den aard van 't beestje, zegt de spreekwijs.
Maar nou ik zeg, dat de Kerstdag beschouwd
kost worden als 'nen werkendag, als 'nen Za-
terdagschen werkendag liefst, terwijl Sinter
klaas Afijn, ge verstaat. Zoo zoude 'r we-
rendig toe komen als ge óók „wettelijk" ging
denken van den veromstuit brandnetels te
verslijten veur 'n edel gewas!
Neeë 't zijn werendig nie de kleine dreu
teltjes, de bloeikes-in-onschuld, die vrijer om
springen mee ,,'t Lievenheerke" dan mee Zwar
ten Piet.
En als de Wet (denk er om, telkens 'n hoofd
letter, horre veur de „Wet". Denk om 't Gezag,
amico! Daar zat al 'nen collega van oe in den
bak gestokenEn als de Wet sjuust was
nageleefd, dan zou er in Nederland van den
Eersten Kerstdag 1937 al net zoo weinig te be
speuren zijn gewist, als in 't Rusland der God-
loozen.
Laat ik liever veromgaan tot mijn baaske en
den Vic. Da's toch veul plazieriger dan al die
(brand-)netelige politiek? Zoo is 't!
'tLiep dan af, sjuust als ik wel gedocht had:
den Vic was mijn baaske terwille. Vic Zonne
veld beschilderde de twee schaapkes zóó schoon
met witten wol en trieste oogskes, dat „alleen
't blaten nog mankeerde," zee Trui.
Maar nou de vrijpostigheid van 't jonkgoed.
't „Jonkgoed," want ze zijn allemaal zoo, nie
Dré III alleen! Deuze jeugd is veul pootiger,
vrijer, daadkrachtiger, dan in onzen tijd. En
da's wel goed, van eenen kant!
De bolsturige, dolle maatschappij, die 'r eigen
gedraagt als 'nen kwajen hond, zal dan ook
straks teugenover zich krijgen 'nen kloeken,
energieken meester, die 't bekschuimend mon
ster aan den ketting zal leggen, temmen, dres-
seeren, naar 't handje zetten!
Wij, ouweren, wij maken dat nie meer klaar.
Wij zitten te vast gegroeid aan die ouwe wea-
reld zonder noemenswèèrdigen techniek; aan
die ouwe, trouwe weareld mee vaste wèèrden;
aan die ouwerwetsche weareld mee fatsoensbe
grippen, die nou hebben afgedaan! Neeë, amico,
wij grijskoppen sommigten meugen dan d'r
hoofd- en geestelijke haren verven wij zijn
tóch schuw geworden van dieën kwajen hond,
die z'n eigen opeens keerde teugen zijnen ouwen
baas! Wij zijn, stuk vein: stuk, te veul gebeten
deur dieën hondsvot, die nu wacht op de kar
wats van den harden, jongen meester! Want
gehoorzamen mót ie weer 'nen keer. Dat lee
in de rede! Nie zonder, dan méé de zweep!
En 'n zweep, gestriemd deur'nen harden, straf
fen vuist.
Maar ik dool weer van m'n champieter! Zit
'm in 't Ouwejaar, amico; dag van afrekenin
gen, ee?
Den Vic dan, had die schaapkes zóó manje-
fiek beschilderd, dat Dré III, vol ambitie veur
z'n stalleke, 'n benneke uit de schuur haalt,
alle beeldekes daar in legt, in wat strooisel, en
er mee naar den Vic stapt!
Oëhènn. „Veul weten is veul vergeven" zee
den Franschman.
En 't stalleke is den Dré alles in deuze dagen.
Bij de Kerst-herinnering en de Nieuwjaars
gedachten in dit nummer voegen we hier gaar
ne een welgemeend „Zalig Nieuwjaar!" voor al
onze geachte puzzelaarsters en puzzelaars. Zeer
velen hunner zijn ons al vóór geweest, door
dien ze bij hun oplossingen reeds de beste wen-
schen voor Kerstmis en Nieuwjaar ons deden
toekomen, en er de vriendelijke opmerking aan
wilden toevoegen, dat ze erkentelijk waren voor
de in het afgeloopen jaar weer verschafte ver-
poozing gedurende zoovele uurtjes van interes
sant en gezellig puzzle-genot. Bij onzen besten
dank aan hen allen voor hun wenschen en hun
waardeerende woorden maken wij gaarne hun
slotwensch tot den onzen, dat we „nog heel wat
van die geestige en leuke nummers onder de
V.K.P.-leuze: „Puzzelen is leerzaam tijdverdrijf"
mogen leveren."
De oplossing van het vorig raadsel was aldus:
Volgen we de becijfering in de gegeven figuur,
dan komen de lettergrepen of woorden in de
opgave van vorige week in zoodanige opeenvol
ging te voorschijn, dat we als het gevraagde
couplet verkrijgen:
v
De Kerstklokken galmen weer over de velden
Ze zingen het lied van den Vrêe
Op Aarde aan de menschen van goeden wille
Met die Kerstklokken bidden wij 't mee.
Hij is-t-er ook mee opgegroeid! En niks wat
zoo diep in 't zielement dringt -dan datte wat
er in prille jaren speulenderwijs wierd inge-
druppeld.
Japansche, Russische, Duitsche, Italiaansche,
Spaansche kinders ik zag ze op prillen leef
tijd (spulgoed)-bommen gooien, bajonetaanval-
leke-speulen, ja 'k zag er mee gasmaskers..!
Mot zóó den kwajen hond in de toekomst
getemd worden? Mot iekapot-geranseld
worden?
Dan God zij dank, da 'k den „onbezurgden"
jongenskiel al zoolang ontwassen ben
Ik zeg: Niks wat zoo diep in 't zielement
dringt dan datte wat er in prille jaren speulen-
derwijze wierd ingedruppeld. En nou Dré III
van 't jaar 't stalleke alleen-en-zelfstandig zou
opbouwen, nou ie straks aan vader en moeder,
Dré II en Wieske, zoo langs z'n neus weg zou
kunnen vragen: „Hoe vinden guilie „mijn" stal
leke van 'i jaar?" Ge verstaat, amico, 't moest
er nou ook piekfijn bij komen te staan!
Allee ruim veertig jaren zijn ze oud, de
bullekes, Sinte Josef was er veul kaal afgeko
men, „de Driekoningen leken wel landloopers"
zee Dré III, Onslievrouwke was zwart van
keersenwalm,Ik vond, opa, heel Bethle
hem mocht wel 'ns 'n streek hebben," aldus
mijnen pittigen architect!
„Jawel, jawel Kloriske, maar 't gaat toch nie
op, ee, om mee zo'nen snuisterij, liefst 'n mand
vol iemand als meneer Zonneveld lastig te
vallen?"
Trui snoof 'ns en zee, half veur 'r eigen:
„Da's 'nen halven gek. Net als gij!"
„En waarom?" vroeg ik 'n bietje giftig.
„Daarom," zee Trui: „Omdat ik 't zeg!"
(Amico, kunde gij haar nie gebruiken bij jou
aan de krant? Afdeeling Kunstcritiek? Ik vind
dat ze wel „autoriteit" in d'r stem draagt
„Vertel me 'ns, Dréke, hoe is 't gegaan bij
den Vic.... bij meneer Zonneveld?" (Dat dee
ik expres; teugen dat „meneer Zonneveld" was
Trui nie opgewassen, voelde-n-ik wel!).
„Nou," zee Dré ni: „Ik keerde de mand op
z'n tafel om en zee Meneer Zonneveld, ge
hebt die schaapkes zoo prachtig geverfd, geeft
huilie-hier ook 'ns 'n streek asteblieft."
„En toen?"
„Nou, toen zee-t-ie: „Ben je beladenk
jij dat m'n atelier 'n speelgoedfabriek is?"
„En toen?"
„Nou, toen schrok ik efkens en keek 'm 'n
bietje betutterd aan."
„En toen?"
„Nou, toen ik alles weer in m'n benneke wilde
doen, toen pakte-n-ie de poppekens 'ns vast en
begost stillekes te lachen."
„En toen?"
„Nou, toen zee-t-ie: „Weetjewat, snotaap,
laat ze maar hier. Kom morgenavond maar
terug. Misschien zijn ze klaar, misschien niet,
maar meenemen moet je ze!"
„En toen?"
„Nou, veul bedankt, meneer Zonneveld, zee ik,
maar ik moest gin ho!-roepen veur ik over de
brug was, zee-t-ie."
„En toen?"
„Nou? En toen! Toen ben ik 'm gesmeerd,
Wiedes!"
„En toen?"
„Zeg toch 'ns iets anders!" zee Trui lastig.
„En toen?" vroeg ik dus.
„En toen entoen entoen" knikte Trui mee
veul misbaar.
Prijswinnaars
De zes uitgeloofde prijzen werden door het lot
toegewezen aan: w. E. Freriks, Ver Huellstr. 9,
Arnhem; mej. J. Mors, Rijksstraatweg A 517,
Heiloo; H. C. Paardekooper Jr., Papentorenvest
52, Haarlem; G. A. Smit, Olympiaweg 90 hs.,
Amsterdam-Zuid; M. H. Wevers, Meidoorn
straat 21, Enschede; H. J. Willemsen, Vleuten-
scheweg 299 bis, Utrecht.
?i£n
aai
lal
cLe
LS
rv3
Deze week kunnen onze puzzelaars gaan zoe
ken naar een nieuwjaarsgedachte.
Deze gedachte komt in een acht-regelig versje
te voorschijn, als men in alk der drie rechthoe
ken de gegeven lettergrepen of woordjes op de
juiste wijzg weet te rangschikken.
In den bovensten rechthoek bevinden zich de
eerste drie, in den middelsten rechthoek de vol
gende drie, en in den ondersten rechthoek de
laatste twee regels van het bedoelde versje.
In elk der rechthoeken bgint het versdeel met
het eerste woord, dus de berijmde gedachte
vangt aan met 't, de vierde regel met La-, de
zevende regel met Die, terwijl de allerlaatste
lettergreep heid ook het eind van het versje is.
De lettergrepen zijn in de figuür van dé
woordjes te onderkennen, doordien ze van een
streepje zijn voorzien.
Na deze toelichtingen aan onze puzzelaars de
taak, onze Nieuwjaarsgedachte in den goeden
vorm te leveren.
Onder de inzenders van een goede oplossing
worden weer zes fraaie prijzen verloot.
Oplossingen worden tot Donderdagmiddag 12
uur ingewacht bij den heer G. M. A. Jansen,
Ruysdaelstraat 60, Utrecht.
Om de principes van het bieden goed onder
de knie te krijgen, moeten we de volgende soor
ten biedingen terdege onderscheiden:
1. Het openingsbod:
Hieronder verstaat men elk eerste bod, dat
na een nieuwe gift gedaan wordt. (Voorbeeld:
Als Noord geeft en past en Oost past, waarna
Zuid I Ruiten biedt, dan is dit één in Ruiten
bod een opening.)
2. Het antwcordbod:
Hieronder verstaat men de verdere biedingen
van dat paar, waarvan er één geopend heeft.
(Voorbeeld: Noord geeft en biedt 1 Ruiten. Oost
past en Zuid biedt 1 Harten, West past en
Noord biedt nu 1 Schoppen! Het één-Ruiten
bod van Noord was een opening; het één-Har-
ten-bod van Zuid en het één-Schoppen-bod van
Noord waren echter antwoord-biedingen).
3. Het volgbod:
Hieronder verstaat men elk eerste bod, door
de tegenpartij van een openingsbieder gedaan!
(Voorbeeld: Noord geeft en past, Oost biedt 1
in Harten. Zuid biedt 2 in Klaveren; het één-
Harten-bod is een opening en het twee-Klave-
ren-bod is een volg-bod.)
4. Het volgantwoordbod:
Hieronder verstaat men de verdere biedingen
van dat paar, waarvan er één een volgbod heeft
gedaan. (Voorbeeld: Noord geeft en past, Oost
biedt 1 ruiten, waarna Zuid 1 schoppen zegt;
West biedt nu 2 harten en Noord zegt 2 schop
pen. Het één-ruitenbod van Oost was een ope
ningsbod, het één-schoppenbod van Zuid een
volgbod, het twee-hartenbod van West een ant-
woordbod en tenslotte het twee-schoppenbod
van Noord een volgantwoord-bod.
Na deze schematische onderscheiding is het
dus gemakkelijk elke bieding in een van boven
staande vier groepen thuis te brengen, zooals
ook in het volgend voorbeeld blijkt:
Sch. 7 6 4
H. H. V. 9 2
R. A. 6
KI. 9 5 4 2
Sch. V. 10 9 3 2 N. Sch. A. B. 8
H. 7 5 H. 8
R. B. 8 3 2 W. O. R. H.V. 10 7 5
KI. A. V. Z. KI. H. B. 7 3
Sch. H. 5
H. A. B. 10 6 4 3
R. 9 4
KI. 10 8 6
Het bieden verloopt hier als volgt (beiden
kwetsbaar)
N. pas; O. 1 ruiten 1); Z. 1 harten 2); W.
1 schoppen 3).
N. 2 harten 4); O. 3 klaveren 5); Z. 3 harten
6); W. 4 ruiten 7).
N. pas; O. 4 schoppen 8); Z. pas; W. pas.
N. Pas.
1) is een openingsbod; 2) is een volgbod-,
3), 5, 7) en 8) zijn antwoordbiedingen; 4) en
6) zijn volgantwoordbiedingen.
Het is dus blijkbaar gemakkelijk een bieding
onder te brengen in de desbetreffende groep;
wanneer we dus nu n.Qg maar weten.a&n welke
eischen de biedingen uit elke groep moeten vol-
döen, kunnen we de juistheid er van ook vrij
nauwkeurig bepalen. Alvorens hiertoe over te
gaan, is het echter noodzakelijk het karakter
der vier groepen nader toe te lichten.
Groep I: Het openingsbod wijst op een aan
vallende kaart en geeft dus aan dat de opener
en zijn partner te zamen vermoedelijk sterker
zijn dan de tegenpartij. (Aanvallend bod).
Groep II: De antwoordbiedingen hebben ten
doel de juistheid van dat vermoeden nader te
onderzoeken en vervolgens te trachten het
juiste eindbod te vinden. (Opbouwend bod).
Groep UI: Het volgbod beteekent een twijfel
aan de meerderheid der tegenpartij en heeft
tevens ten doel het contact tusschen opener en
partner te bemoeilijken. (Verdedigend bod).
Groep IV: De volgantwoordbiedingen hebben
ten doel de juistheid van dien twijfel nader te
onderzoeken en vervolgens te trachten een
hooger eindbod te doen dan de tegenpartij mo
gelijk is, terwijl tevens ook als secundair doel
aanwezig is het bemoeilijken van het bieden
der tegenpartij. (Verdedigend opbouwend bod).
Uit bovengenoemde definities blijkt overdui
delijk, dat het kardinale punt ligt in het ver
moeden der meerderheid.
Wij moeten dus een middel trachten te vin
den, waardoor we dit vermoeden op een hech
ten grondslag kunnen doen steunen, zoodat we
gaan zoeken naar een maatstaf, om een kaart
te beoordeelen.
Het eenvoudig en alleen tellen van de slagen
is absoluut onvoldoende, aangezien er dan veel
al blijken veel meer dan 13 slagen in het spel
te zijn.
In het bovengebruikte voorbeeld kunnen
O.W. samen zelfs 12 slagen tellen, terwijl
N.Z. samen bovendien nog tot een totaal van
8 slagen kunnen komen. In het geheel zouden
er dus 20 slagen in het spel moeten zijn, het
geen in de practijk nu eenmaal tot groote des
illusies lijden zal!
Wanneer we echter slechts de topslagen
(honneurtricks) tellen, ontwijken we het boven
bedoelde euvel, aangezien de som der topslagen
vrijwel constant is.
De volgende maal zal ik dan ook den regel
van acht, waarin de waarde der topslagen wordt
behandeld, uitvoerig met u bespreken, maar ik
verzoek u dringend voordien het bovenbehan
delde goed in u op te nemen, aangezien zonder
kennis er van een goed begrip van het somtijds
zoo ingewikkelde biedproces ten eenenmale uit
gesloten is.
P. H. A. TUIN
EEN VEST, VAN TIJGERHUID, neen
iets nieuws op het gebied van breiwerk.
Het afgebeelde vest is van eenigszins
geruwde wol vervaardigd waardoor het
effect van huid bereikt wordt
„Nou, vanavond, opa, ben ik verom gegaan.
Ik dacht als die vent...."
„Hè?!!"
„Die beeldekes nou maar geverfd heb, dan
kan ie me verder m'n klompen kussen."
„Flink zoo, manneke, gij wordt al 'nen grróó-
ten jongen, ee?"
Dré kreeg 'n kleur, sprak rap verder. „Nou,
toen 'k daar in t boschhuis kwam, stonden de
beeldekes geschilderd op tafel. Zóó prachtig,
opa, zóó prachtig, dat...." Hij begost verlegen
te lachen. „Ik ben hard weggeloopen. Heb bij
vrouwke Oomen een prachtig blikkie sigaren
gaan koopen, van tien, tachtig spie, en toen
heb ik die aan meneer Zonneveld gegeven en
gezegd: Asteblieft, meneer Zonneveld, hopende
alsdat ik u nie affronteer is dat goed ge-
zeed opa?"
„Jawel, kearel. En toen?"
,,'t Was veul geld, tachtig centen, maa
,Die krijgde verom, Dréke."
„Wil ik nie! Maar de beeldjes zijn zoo mooi,
opa. Kijkzieje, de oghaarkes van Onslie
vrouwke?. Ze liggen op haar biddend gezichtje,
opa! Net echt!!"
„En toen?"
„Nou, ik gaf 'm die doos, hè, en toen pakte
-n-ie m'n kop vast, tusschen z'n handen
zachte handen hee-t-ie, opa! en toen zee-tie:
Jij bent 'nhahaha," lachte Dré.
„Nou?!"
„Jij bent 'nha.... lieve jongen, zee-t-ie:
En ik ben blij, Dré, dat ik die beeldjes voor jou
mocht schilderen!"
Ik beet 'ns -op m'n lippen. „En toen?"
„Nou, toen heb ik ze heel, héél veurziehtig
ingepakt en toen zee-t-ie: „Vriendelijke groe
ten aan grootvader, Dré en zeg, als ik mag, dat
ik ook bij jullie stalleke kom zitten, ik zal mijn
viool meebrengen!"
„Okdanog!" zuchtte Trui.
„En toen?"
„Nou ik heb gezeed alsdat dat vast goed was!"
„Pront, m'nen kearel, pront! En hier zijn oew
tachtig centen."
„Bedankt, Opa, maar t hoeft nie, zieje!"
Amico, toen heb ik ook z'nen kop 'ns tusschen
m'n handen genomen en 't zelfde ondergaan
als den Vic! 't Is zoo schoon in jongen, eer
lijken oogenglans te zien
„Je kijkt net als den Vic, Opa!"
„Hoe is dat, Dré?"
„Weetikféél, 'k ga weer timmeren!"
Ge verstaat, amico, ik kan nie alles gaan ver
tellen van onzen Kerst. Maar den Vic i s ge
wist! Mee z'n viool èn.... mee z'n Hanneke!
En dieën „ongeloovigen", „bruten" Vic, waar-
veur ie hier versleten wordt, hee ons schoonst- j
devote uur van 't heele jaar gewijd, veredel,
mee zijnen ge-sourdineerden snarenmuziek, dat
de horkes in m'nen kouwen nek recht overend
gingen staan.
Wat ie spuide ik weet 't nie. 't Ging uit
z'nen witten kop. Hij las de muziek uit 't stal
leke, geloof ikEn 't was of de flusteren-
de melodieën hipten en deinden en flierden en
zwierden op de gouwen lichtpieken, die er
straalden van de keersekens af.
God! Hoe schoon. Als ge zulken muziek hebt
gehoord, zet ge in gin week meer 'nen radio
aan!
Hanneke? Zat mee heur dunne witte hande-
kes gevouwen op schoot. Ze staarde wijd weg,
teugen den grond en nou en dan keek ze 'n
bietje triest maar veul trotsch naar dieën
prachtigen witten kop van heuren Vader.
Maar den Vic zag ons gin van allen. Hij zag
alleen „maar".... Bethlehem, wat ie zijnen
muzikalen communie opdroeg.
Ik vroeg 's avonds: „Trui, is dieën mensch
gek?"
„Ik heb me maar 'n uur lang afgevraagd:
wêérom is die vróuw toch weggeloopen," zee
Trui. Daar piekert ze al maanden over, amico.
't Woord „gepolitoerd zwijn" zee Trui niks. Mijn
goeie wijf hee alleen maar verstajum van mest-
zwijnengelukkig
Maar nou zal er dan toch 'ns 'n stukske
Ouwe-en-nuuwe motten komen!
Want daar was 't in deuzen brief toch eigen
lijk om begonnen.
Zeuvenendertig is weer onherroepelijk! Beeld
houwer Tijd hakte, als 'nen Mozes, mee 'nen
beitel in de harde rotsen der Eeuwen, de fei
ten van '37, die daar nou, ter onzer eer of
oneer vermeld staan in de geschiedenis tot den
allerlesten dag, waarop gin Nuuwjaar meer
volgt. En 't is aan lederen mensch, veur z'n
eigen geweten, om na te gaan hoewüd ie mee
werkte aan die eer ofoneer.
Want lijk 'nen berg, die mee z'n toppen in
den eeuwigen sneeuw zit, tenslotte bestaat uit
fijne deeltjes, lijk zonnestofkes zoo klein, zoo
bestaat 't menschdom uit millioenen en mil-
lioenen menschkes.
En zooals ieder stofke dieën berg mee verheft
en richt in den eeuwigen sneeuw, zoo richt
iederen mensch 't menschdom mee.
En zoo is 't aan ieder, veur z'n eigen geweten,
om uit te zoeken, hoe ie meegewerkt hee aan
de eer ofoneer van 't veurbije jaar.
Eiken meester op school kan 't oe zeggen:
daar zijn „goeie" en daar zijn .slechte" klas
sen leerlingen.
Verklaren kan ie 't nie, maar 't is zoo! Den
meester treft z'n klassen, waarmee ie „alles
doen kan" in plazierigen arbeid de leerdij
bijbrengen. Maar ook treft ie klassen waarmee
„niks te beginnen valt"; 't zwaar en moeizaam
werken is om de leerdij er, zoo goed en zoo
kwaad als 't dan maar gaat, in te pompen.
't Is zelfs op den akker zoo. Ja, is T in 'nen
kolenmijn nie sjuust zoo gesteld? 't Eene jaar
mee 't andere is veul verschil in deugdelijkheid
van gewas, van productie.
En zoo zal, vaneigens, den boer aan 'nen sa-
voyenkool van 't eene jaar andere eischen stel
len dan aan 'nen savoyenkool van 'n ander
oogstjaar. Zal den kolenhandel 't éene jaar
hoogere eischen stellen aan 'n levering brand
stof dan 'n ander jaar. Zal den meester in 't
éene jaar tevrejen zijn over 'nen leerling, die
in 'n ander leerjaar amper kost overgaan.
Maar zoo zal ook O. L. H. Zijn „klassen" lang
zamerhand boven krijgen „Goeie" en
„slechte" klassen. Hij zal 't wèl kunnen ver
klaren. De schuld kunnen vaststellen. Waar-ze-
ook-ligt! En waar de klas op eerde tekort-
kwam, daar zal Zijnen „herhalingscursus", daar
zal 't Vagevuur 't ontbrekende wel bijbrengen.
Wa 'k daarmee .allemaal zeggen wil, amico? Ik
geloof dat de maatschappij waarin wij leven,
nie een van de beste klassen is op de schooL
Hoe 't komt?
Ik weet 't evenmin als dieën meester van
daarsjuust. Wèl kan ik, net als hij, 'a paar
veumaamste kwaaie eigenschappen opnoemen
van deuze „klas" (van deus geslacht)Onzede
lijkheid, Wangunst, Egoïsme, IJdelheid!
Van zo'n klas goeie resultaten verwachten,
da's reinen onzin. En daar helpen alle mooie
en geleerdschijnende uitvluchten nie aan! Ge-
leerddoenerij is 'n kwaai ding van deuze tijen.
God's Woord wordt meer nageplozen, dan
geloofd! In '37 wierd b.v. „uitgeplozen", dat
deuzen Eersten Kerstdag toch eigenlijk „maar"
'nen Zaterdag was....! Neeë. Mooie resultaten
verwachten van 'n achterlijke en ongezegge-
lijke klas, da's 'n huiske bouwen op 't ijs. Mee
zulke huiskes belegt ge gin kapitaal in den
Hemel. Zulk bouwsel is wrakhout, dat wegdrijft
bij de eerste weersverandering. En nou ik dat
zoo zeg: ga-d-"ns na, amico, wat er de leste
twintig jaren al aan nuuwe, ,moderne"
bouwsels als wrakhout is weggespoeldElk
kwartaal brocht 'n nuuw boek van „wijsheid",
„geleerdheid", van „Inzicht". Maar ze dreven
weg, die boeken, als wrakhout naar de zee. Elk
jaar brocht nuuwste muziek en 't was wegdrij
vend wrakhout. Elk jaar brocht moderner schil
derkunst ent was wrakhout! t Waren
allemaal: huiskes op t ijs gebouwd. Er bleef
niks van over. 't Was huizenbouw onder Ar
chitect.... Cultuur. Ik geloof vast: dieën ar
chitect draagt 'nen valschen naam! Is ie wel..
bouwmeester??
In dieën stroom van wrakhout dreef ook 1937
weer weg.
Van alle pampieren, deur „groote" Staats
mannen beschreven, geteekend mee gouwen pen
nen, gezegeld mee indrukwekkende lakstem-
peis bleef niks anders over dan stofnesten.
Van alle dik-, geleerd-, deftigdoenerij deur
gerokte Staatsmannen bleef niks anders over
dan Spanje-Spanje, China-Japan. Waarover.
gin pampierke (gin oorlogsverklaringske) ge
schreven wierd
Deuze „klas" kén gin resultaten hebben. Ze
is behept mee te veul ondeugd. Oók.... als ge
leerden er op wijzen, dat vorige geslachten
evenmin .heilige boontjes" waren.
Zooals den berg z'n toppen vernevelen in den
hemel, omdat dieën berg zoo hoog gericht wordt
deur de stofkes waaruit ie bestaat, zoo zullen
de millioenen menschkes, waaruit t mensch
dom bestaat, stuk veur stuk d'r eigen motten
richten naar hooger, naar hoogste doel! Naar
den Hemel. Naar God.
Stuk-veur-stuk!
'n Goei veumemen op deuzen lesten dag van
't jaar, nou vanavond den echo van den lesten
klokkeslag alweer dreunen zal in 'tNuuwe
Jaar 1938.
En nou, amico, vol!
Ik mot er gaan afscheien. Maar toch nie zon
der jou en al m'n lezers en lezereskes te hebben
toegewenscht 'n hartelijk gemeend ZALIG
NUUWJAAR, namens Trui, namens Dré m,
namens al m'n kameraads en gin horke
minder van oewen
ta.v.
DRfi