BIJ DE JAARWISSELING 1937 SPOELDE VOORBIJ !P /z A 1937 was een goed mode-jaar En ook nu was er weer veel wrakhout NIEUWJAARSGEDACHTE! 6 s '7 7 jó y 7 /s ■97 °f 3S *7 '9 Z Zo 9 €tl DE HOOGSTE LICHTTOREN TER WERELD MILLIONNAIRS ALS KLUIZENAARS BRABANTSCHE BRIEVEN ONS PRIJSRAADSEL Op zoek naar den in een acht regelig versje verborgen zin De Kerstherinnering Oplossing vorig raadsel J& 3S 32 4'O 38 31/ 3 33 36 3/ 81 30 2*/ /3 22 28 /O 28 L/Z 1! 3 28 23 26 Het nieuwe raadsel U/€€C J/üdj 1/at .llce,- JVlCU: stvjd 't Xaai We nen, JUlif-. guq dead. Uooi kan- 3jx- CeicM teu <U d.€7l du?. ke'uL De grondslagen van het bieden! Is het werkelijk alweer een jaar geleden, dat ik, net als nu, aan deze lange, fees telijke tafel zat, niet dat zelfde, plechtige gevoel, omdat in dezen nacht de glazen geheven zouden worden op het afscheid van een jaar, Waarin veel gebeurde, veel beleefd werd, en om dat dan ten tweeden male de glazen zouden klinken opv het toch steeds weer met vreugde Ingehaalde, nieuwe jaar? Ja, werkelijk, het moet precies een jaar ge leden zijn, want ik kan me niet vergissen in dezen datum, wélke zoozeer zijn eigen betee- kenis heeft: 31 December! En nu ik me dui delijk voorstel, dat er al weer een jaar ver- Streken is, zie ik, als ik om me heen kijk, ook Wel de onmiskenbare verschillen met verleden jaar. Nee, ik wil me er niet in verdiepen, of me vrouw N. er werkelijk een jaar ouder uitziet, of dat meneer O. in dit jaar kaler is geworden, nog minder of juffrouw X al wat spraakza mer werd. Ik wil me met dit alles nu niet ophouden, want het is feest, ik zit aan een met licht overgoten tafel, waar de roode wijn, te midden van zilver, kristal en bloemen, fon kelt in de glazen, als robijnen. En toch zie ik de verschillen met het vorige jaar. Het is of het er bonter en vroolijker uit ziet. En nu opeens zie ik waardoor dit komt: het is de kleeding der dames! Het lijkt wel of het dit jaar een wedstrijd geweest is om de meest verschillende stoffen, modellen en garneeringen bijeen te brengen. Toiletten in tafzijde, brocaat, tule, kant, gewo ne zijde, satijnhet wordt alles in een bonte mengeling door elkaar heen gedragen. En Vrouw Mode knikt goedkeurend: zij heeft dit jaar de teugels laten vieren, geen precies om schreven toiletten vastgesteld, maar den vrijen loop gelaten aan de fantasie der vrouwen. Zij heeft het goed gevonden toiletten te dragen die sterk gedecolleteerd zijn, maar ook zulke, die tot hoog in den hals sluiten; zij heeft wij de, hoogstaande poefmouwen voorgeschreven, maar stemt met evenveel vreugde in, bij het dragen van slechts een smallen schouderband. Ik neem de verschillende toiletten wat nauw keuriger in me op, want enkelen daarvan vra gen werkelijk de volle aandacht. Zoo zie ik een zijden japonnetje, het boven lijfje is sierlijk gedrapeerd en gaat over in een draagband, welke zich pas halverwege den rug weer verbreedt. De rok, om de heupen nog sluifend, valt onderaan in wijde klokken neer tot op den grond. Ook zijn er zijden japonnetjes, welke breede sjerpen om het middel dragen, de slippen lang afhangend tot onder aan den rok. De schou ders zijn bij de eene bloot, bij de andere ech ter bedekt met een kleurig bolerotje of avond cape je. En veel kant wordt er gedragen. De jurkjes staan als een teer waas om de lange slanke gestalten heen, terwijl het onderkleed, dat van de zelfde kleur is als het kant, of in juist contrasteerende kleur, of ook wel in goud of zilver, vaag doorschemert. Zoowel een poef mouw met yierkanten hals, als een gedecolle teerd bovenlijfje, dat in draagbanden overgaat, past bij dit kanten geheel. Maar in beide ge vallen is een groote corsagebloem van heldere kleur noodig, om het stemmige kant wat op te vroolijken. De rok is wijd-klokkend, in te genstelling tot het tafzijden onderkleed, dat zoo strak mogelijk zit om gelegenheid te geven aan de kanten stof om een nog wijder effect te maken, dat nog verhoogd wordt door een sterk geplooide strook, onder aan de japon. En zie, daar is een andere, zeer gracieuze verwerking van het, dit jaar zoo geliefde kant. Een mouwloos onderkleed van rood crêpe sa tijn wordt bedekt door een kanten mantel, bei de reiken tot op den grond. Het kant sluit van voren slechts op twee plaatsen: hoog in den hals en in het middel. Verder hangt het open, zoodat het roode crêpe satijn in een lange strook vrij komt. Om het middel wordt het rood herhaald in een smal ceintuurtje, dat met een klein strikje van voren vast zit. De hoogopjDollende poef mouw versterkt nog het effect van dit zeer gekleede, fijne toiletje. Ach, de verscheidenheid van toiletten is on beschrijfelijk. Men zou gelooven, dat dit jaar werkelijk alles gedragen kon wórden. Ik moet mijn toilet-overpeinzingen dan ook beëindigen met de conclusie, dat mijn overbuurvrouw in haar wijdklokkend zijden japonnetje met lange mouwen er even gracieus en gekleed uitziet als de gastvrouw in haar zwaar gedecolleteerde robe; dat het satijn van mevrouw A. weliswaar sterker de lijnen doet uitkomen, maar dat het kant en brocaat van haar vriendinnen er naast minstens even gekleed en bekoorlijk is. Waar lijk, ik moet zeggen, dat de mode ons dit jaar de volle gelegenheid gegeven heeft om naar eigen smaak en persoonlijkheid ons toillet te eigen smaak en persoonlijkheid ons toilet te MARYE. Eenigen tijd geleden is in de nabijheid van Chicago de hoogste lichttoren der wereld opgericht, die zich tot een hoogte van 600 Eng. voet boven den aardbodem verheft en wiens licht een sterkte geeft yan 2 milliard kaarsen. Het licht is 7 voet boven het dak van de toren aangebracht en heeft een doorsftée van 60 duim. De lichttoren die vooral zal dienen voor de vliegtuigen om zich gemakkelijk te kunneif oriënteeren, is opgericht door Elmar A. Sperry, den uitvinder van den Cycroscoop, ter herinne ring aan den eersten vliegtocht over den Oceaan door Lindbergh. Op de voorzijde is het beeld van den jeugdigen aviateur aangebracht. Dit geweldige licht is door den president zelf ont stoken, die op het vastgestelde uur in Washing ton op een knop drukte en daarmee een elec- trische stroom in Chicago leidde, die daar het licht deed ontbranden. Om eenig idee van het alles overstralend, helder licht van den lichttoren te geven, wordt beweerd, dat de lichtsterkte zoo groot is, als een stuk van een halve c.M. breedte dat uit een zonneschijf gesneden zou zijn. Hoe het ook zij, nauwkeurige berekeningen hebben bewezen, dat het licht van dezen lichttoren op duizen den mijlen afstand nog duidelijk waarneembaar zou zijn, wanneer de oppervlakte der aarde niet rond was en niet belette het licht op zoo'u verren afstand waar te nemen. In elk geval is het licht van dezen lichttoren op 300 mijlen afstand nog te onderscheiden. Eenigen tijd geleden stierf in New York de zoon van een millionnair, die afstand gedaan had van zijn vaderlijk erfdeel. Hij stierf in een eenzaam huisje, waarin hij als kluizenaar ge leefd had. Naar aanleiding van dit bericht herinnerden de Amerikaansche bladen aan een ander bui tengewoon rijk en zonderling man, n.l. John van der Bilt, die jaren lang in een vervallen hut woonde en niets anders dan groenten at en water dronk. Zijn geheele garderobe bestond uit een hemd, dat hij om de 14 dagen zelf waschte. Een ander voorbeeld: Sedert 30 jaren woon de op een klein rotseiland, aan de kust van Connecticut, een zoon van den nabob Karei Al- vard. Hij woonde in een bescheiden hut en betaal de den Staat jaarlijks een tamelijk groote som als huur voor het eiland, dat hij gaarne ge kocht had, om des te zekerder alleen te zijn. Hij kreeg echter geen concessie. Sommige kluizenaars-millionnairs leiden zoo'n eigenaardig leven, omdat zij het prettig vinden, misschien ook omdat zij menschen- schuw zijn; er zijn er echter ook, die het alleen doen uit vertoon. Zoo leefde b.v. Sir Broughton, die enkele ja ren geleden in Londen stierf, in een erbarme lijk gemeubileerde kamer. In den winter ge bruikte hij uit spaarzaamheid in het geheel geen vuur of licht, ofschoon hij meer dan 300.000 gulden rente trok. Hij verliet nooit zijn hut, tenzij om naar de markt te gaan, waar hij voor acht dagen tegelijk levensmiddelen kocht en men zou hem voor een schooier aangezien hebben, zoo armoedig zag hij er uit. Na zijn dood vond men in de lade van zijn tafel effec ten ter waarde van bijna 5 millioen gulden. TJlvenhout, 30 Dec. '37 Amico, Wat is dat jonk- goed van teugenwoor- dig toch onstrant. Motte weten, amico, dieën kitsigen brak van me, Dré III, had veur ons stalleke twee nuuwe schaapkes gefiguur zaagd. Hij had 't netjes en prontekes gedaan ze waren zelfs nie grooter dan den ezel en da's heel iets, als knutseleers zulke verhou- dings in de gaten houwen dus stond ik 'm toe om dan maar 'ns heel beleefd aan den Vic te gaan vragen, of hij ze asteblieft veur 'm be schilderen wou. Zekers ik weet 't! 't Wés 'n bietje buiten de schreef om 'nen genialen kunstschilder op te knappen mee 't verven van spulgoed, maar alleeDen kleinen Dré is tenslotte nog 'n kind, den Vic is ook meeste- tijen sjuust 'n kind, ik docht: misschien vat ie 't wel op z'n plazierigst op. En hee-t-ie er wel aardigheid in, als ie ziet hoe sjecuur mijn baaske die schaapkes maakte. Want meestal is 't zoo gelegen in de wea- reld: 'nen /ncnsch die iets beteekent in 't leven is gemakkelijker te benaderen, dan 'nen prulle- man. 't Kleinste dreuteltje al is banger veur *n bordpampieren Sinterklaas dan veur O.L.H. Hoewelik er nou dalijk bij mot zeggen: da's nie alleen mee kleine dreuteltjes zoo! Ik heb b.v. gelezen (gezien nie, in ons Donkere Zuien!) dat op eersten Kerstdag, volgens de Nederlandsche wet de winkels tot 's avonds 10 uren „mochten" open blijven. Terwijl ik ook mee veul verwondering gelezen had (gezien nie, in ons Donkere Zuiën) dat op Sinterklaasdag, 5 December, den besten „oogst"-dag veur den zwaar-belasten winkelier de winkels geslóten moesten zijn Zoodat van 't jaar in Nederland te beleven viel, dat den geboortedag van Sinterklaas open baarlijk plechtiger werd gevierd in onze Chris telijke samenleving, dan den Geboortedag vanChristus. Wèl had ik van 't jaar hooren monkelen, (ik ben weinig doof, amico!), „dat er wel 'n bietje meer respect getoond kost worden in de litera tuur en viering veur den (kartonnen) Sinter klaas!" Ik nam 't nie seerjeus van die criticasters. Ochneeë. Want criticasters motten critiseeren, Sjuust als 'nen brandnetel pieken mot. Da's zoo den aard van 't beestje, zegt de spreekwijs. Maar nou ik zeg, dat de Kerstdag beschouwd kost worden als 'nen werkendag, als 'nen Za- terdagschen werkendag liefst, terwijl Sinter klaas Afijn, ge verstaat. Zoo zoude 'r we- rendig toe komen als ge óók „wettelijk" ging denken van den veromstuit brandnetels te verslijten veur 'n edel gewas! Neeë 't zijn werendig nie de kleine dreu teltjes, de bloeikes-in-onschuld, die vrijer om springen mee ,,'t Lievenheerke" dan mee Zwar ten Piet. En als de Wet (denk er om, telkens 'n hoofd letter, horre veur de „Wet". Denk om 't Gezag, amico! Daar zat al 'nen collega van oe in den bak gestokenEn als de Wet sjuust was nageleefd, dan zou er in Nederland van den Eersten Kerstdag 1937 al net zoo weinig te be speuren zijn gewist, als in 't Rusland der God- loozen. Laat ik liever veromgaan tot mijn baaske en den Vic. Da's toch veul plazieriger dan al die (brand-)netelige politiek? Zoo is 't! 'tLiep dan af, sjuust als ik wel gedocht had: den Vic was mijn baaske terwille. Vic Zonne veld beschilderde de twee schaapkes zóó schoon met witten wol en trieste oogskes, dat „alleen 't blaten nog mankeerde," zee Trui. Maar nou de vrijpostigheid van 't jonkgoed. 't „Jonkgoed," want ze zijn allemaal zoo, nie Dré III alleen! Deuze jeugd is veul pootiger, vrijer, daadkrachtiger, dan in onzen tijd. En da's wel goed, van eenen kant! De bolsturige, dolle maatschappij, die 'r eigen gedraagt als 'nen kwajen hond, zal dan ook straks teugenover zich krijgen 'nen kloeken, energieken meester, die 't bekschuimend mon ster aan den ketting zal leggen, temmen, dres- seeren, naar 't handje zetten! Wij, ouweren, wij maken dat nie meer klaar. Wij zitten te vast gegroeid aan die ouwe wea- reld zonder noemenswèèrdigen techniek; aan die ouwe, trouwe weareld mee vaste wèèrden; aan die ouwerwetsche weareld mee fatsoensbe grippen, die nou hebben afgedaan! Neeë, amico, wij grijskoppen sommigten meugen dan d'r hoofd- en geestelijke haren verven wij zijn tóch schuw geworden van dieën kwajen hond, die z'n eigen opeens keerde teugen zijnen ouwen baas! Wij zijn, stuk vein: stuk, te veul gebeten deur dieën hondsvot, die nu wacht op de kar wats van den harden, jongen meester! Want gehoorzamen mót ie weer 'nen keer. Dat lee in de rede! Nie zonder, dan méé de zweep! En 'n zweep, gestriemd deur'nen harden, straf fen vuist. Maar ik dool weer van m'n champieter! Zit 'm in 't Ouwejaar, amico; dag van afrekenin gen, ee? Den Vic dan, had die schaapkes zóó manje- fiek beschilderd, dat Dré III, vol ambitie veur z'n stalleke, 'n benneke uit de schuur haalt, alle beeldekes daar in legt, in wat strooisel, en er mee naar den Vic stapt! Oëhènn. „Veul weten is veul vergeven" zee den Franschman. En 't stalleke is den Dré alles in deuze dagen. Bij de Kerst-herinnering en de Nieuwjaars gedachten in dit nummer voegen we hier gaar ne een welgemeend „Zalig Nieuwjaar!" voor al onze geachte puzzelaarsters en puzzelaars. Zeer velen hunner zijn ons al vóór geweest, door dien ze bij hun oplossingen reeds de beste wen- schen voor Kerstmis en Nieuwjaar ons deden toekomen, en er de vriendelijke opmerking aan wilden toevoegen, dat ze erkentelijk waren voor de in het afgeloopen jaar weer verschafte ver- poozing gedurende zoovele uurtjes van interes sant en gezellig puzzle-genot. Bij onzen besten dank aan hen allen voor hun wenschen en hun waardeerende woorden maken wij gaarne hun slotwensch tot den onzen, dat we „nog heel wat van die geestige en leuke nummers onder de V.K.P.-leuze: „Puzzelen is leerzaam tijdverdrijf" mogen leveren." De oplossing van het vorig raadsel was aldus: Volgen we de becijfering in de gegeven figuur, dan komen de lettergrepen of woorden in de opgave van vorige week in zoodanige opeenvol ging te voorschijn, dat we als het gevraagde couplet verkrijgen: v De Kerstklokken galmen weer over de velden Ze zingen het lied van den Vrêe Op Aarde aan de menschen van goeden wille Met die Kerstklokken bidden wij 't mee. Hij is-t-er ook mee opgegroeid! En niks wat zoo diep in 't zielement dringt -dan datte wat er in prille jaren speulenderwijs wierd inge- druppeld. Japansche, Russische, Duitsche, Italiaansche, Spaansche kinders ik zag ze op prillen leef tijd (spulgoed)-bommen gooien, bajonetaanval- leke-speulen, ja 'k zag er mee gasmaskers..! Mot zóó den kwajen hond in de toekomst getemd worden? Mot iekapot-geranseld worden? Dan God zij dank, da 'k den „onbezurgden" jongenskiel al zoolang ontwassen ben Ik zeg: Niks wat zoo diep in 't zielement dringt dan datte wat er in prille jaren speulen- derwijze wierd ingedruppeld. En nou Dré III van 't jaar 't stalleke alleen-en-zelfstandig zou opbouwen, nou ie straks aan vader en moeder, Dré II en Wieske, zoo langs z'n neus weg zou kunnen vragen: „Hoe vinden guilie „mijn" stal leke van 'i jaar?" Ge verstaat, amico, 't moest er nou ook piekfijn bij komen te staan! Allee ruim veertig jaren zijn ze oud, de bullekes, Sinte Josef was er veul kaal afgeko men, „de Driekoningen leken wel landloopers" zee Dré III, Onslievrouwke was zwart van keersenwalm,Ik vond, opa, heel Bethle hem mocht wel 'ns 'n streek hebben," aldus mijnen pittigen architect! „Jawel, jawel Kloriske, maar 't gaat toch nie op, ee, om mee zo'nen snuisterij, liefst 'n mand vol iemand als meneer Zonneveld lastig te vallen?" Trui snoof 'ns en zee, half veur 'r eigen: „Da's 'nen halven gek. Net als gij!" „En waarom?" vroeg ik 'n bietje giftig. „Daarom," zee Trui: „Omdat ik 't zeg!" (Amico, kunde gij haar nie gebruiken bij jou aan de krant? Afdeeling Kunstcritiek? Ik vind dat ze wel „autoriteit" in d'r stem draagt „Vertel me 'ns, Dréke, hoe is 't gegaan bij den Vic.... bij meneer Zonneveld?" (Dat dee ik expres; teugen dat „meneer Zonneveld" was Trui nie opgewassen, voelde-n-ik wel!). „Nou," zee Dré ni: „Ik keerde de mand op z'n tafel om en zee Meneer Zonneveld, ge hebt die schaapkes zoo prachtig geverfd, geeft huilie-hier ook 'ns 'n streek asteblieft." „En toen?" „Nou, toen zee-t-ie: „Ben je beladenk jij dat m'n atelier 'n speelgoedfabriek is?" „En toen?" „Nou, toen schrok ik efkens en keek 'm 'n bietje betutterd aan." „En toen?" „Nou, toen ik alles weer in m'n benneke wilde doen, toen pakte-n-ie de poppekens 'ns vast en begost stillekes te lachen." „En toen?" „Nou, toen zee-t-ie: „Weetjewat, snotaap, laat ze maar hier. Kom morgenavond maar terug. Misschien zijn ze klaar, misschien niet, maar meenemen moet je ze!" „En toen?" „Nou, veul bedankt, meneer Zonneveld, zee ik, maar ik moest gin ho!-roepen veur ik over de brug was, zee-t-ie." „En toen?" „Nou? En toen! Toen ben ik 'm gesmeerd, Wiedes!" „En toen?" „Zeg toch 'ns iets anders!" zee Trui lastig. „En toen?" vroeg ik dus. „En toen entoen entoen" knikte Trui mee veul misbaar. Prijswinnaars De zes uitgeloofde prijzen werden door het lot toegewezen aan: w. E. Freriks, Ver Huellstr. 9, Arnhem; mej. J. Mors, Rijksstraatweg A 517, Heiloo; H. C. Paardekooper Jr., Papentorenvest 52, Haarlem; G. A. Smit, Olympiaweg 90 hs., Amsterdam-Zuid; M. H. Wevers, Meidoorn straat 21, Enschede; H. J. Willemsen, Vleuten- scheweg 299 bis, Utrecht. ?i£n aai lal cLe LS rv3 Deze week kunnen onze puzzelaars gaan zoe ken naar een nieuwjaarsgedachte. Deze gedachte komt in een acht-regelig versje te voorschijn, als men in alk der drie rechthoe ken de gegeven lettergrepen of woordjes op de juiste wijzg weet te rangschikken. In den bovensten rechthoek bevinden zich de eerste drie, in den middelsten rechthoek de vol gende drie, en in den ondersten rechthoek de laatste twee regels van het bedoelde versje. In elk der rechthoeken bgint het versdeel met het eerste woord, dus de berijmde gedachte vangt aan met 't, de vierde regel met La-, de zevende regel met Die, terwijl de allerlaatste lettergreep heid ook het eind van het versje is. De lettergrepen zijn in de figuür van dé woordjes te onderkennen, doordien ze van een streepje zijn voorzien. Na deze toelichtingen aan onze puzzelaars de taak, onze Nieuwjaarsgedachte in den goeden vorm te leveren. Onder de inzenders van een goede oplossing worden weer zes fraaie prijzen verloot. Oplossingen worden tot Donderdagmiddag 12 uur ingewacht bij den heer G. M. A. Jansen, Ruysdaelstraat 60, Utrecht. Om de principes van het bieden goed onder de knie te krijgen, moeten we de volgende soor ten biedingen terdege onderscheiden: 1. Het openingsbod: Hieronder verstaat men elk eerste bod, dat na een nieuwe gift gedaan wordt. (Voorbeeld: Als Noord geeft en past en Oost past, waarna Zuid I Ruiten biedt, dan is dit één in Ruiten bod een opening.) 2. Het antwcordbod: Hieronder verstaat men de verdere biedingen van dat paar, waarvan er één geopend heeft. (Voorbeeld: Noord geeft en biedt 1 Ruiten. Oost past en Zuid biedt 1 Harten, West past en Noord biedt nu 1 Schoppen! Het één-Ruiten bod van Noord was een opening; het één-Har- ten-bod van Zuid en het één-Schoppen-bod van Noord waren echter antwoord-biedingen). 3. Het volgbod: Hieronder verstaat men elk eerste bod, door de tegenpartij van een openingsbieder gedaan! (Voorbeeld: Noord geeft en past, Oost biedt 1 in Harten. Zuid biedt 2 in Klaveren; het één- Harten-bod is een opening en het twee-Klave- ren-bod is een volg-bod.) 4. Het volgantwoordbod: Hieronder verstaat men de verdere biedingen van dat paar, waarvan er één een volgbod heeft gedaan. (Voorbeeld: Noord geeft en past, Oost biedt 1 ruiten, waarna Zuid 1 schoppen zegt; West biedt nu 2 harten en Noord zegt 2 schop pen. Het één-ruitenbod van Oost was een ope ningsbod, het één-schoppenbod van Zuid een volgbod, het twee-hartenbod van West een ant- woordbod en tenslotte het twee-schoppenbod van Noord een volgantwoord-bod. Na deze schematische onderscheiding is het dus gemakkelijk elke bieding in een van boven staande vier groepen thuis te brengen, zooals ook in het volgend voorbeeld blijkt: Sch. 7 6 4 H. H. V. 9 2 R. A. 6 KI. 9 5 4 2 Sch. V. 10 9 3 2 N. Sch. A. B. 8 H. 7 5 H. 8 R. B. 8 3 2 W. O. R. H.V. 10 7 5 KI. A. V. Z. KI. H. B. 7 3 Sch. H. 5 H. A. B. 10 6 4 3 R. 9 4 KI. 10 8 6 Het bieden verloopt hier als volgt (beiden kwetsbaar) N. pas; O. 1 ruiten 1); Z. 1 harten 2); W. 1 schoppen 3). N. 2 harten 4); O. 3 klaveren 5); Z. 3 harten 6); W. 4 ruiten 7). N. pas; O. 4 schoppen 8); Z. pas; W. pas. N. Pas. 1) is een openingsbod; 2) is een volgbod-, 3), 5, 7) en 8) zijn antwoordbiedingen; 4) en 6) zijn volgantwoordbiedingen. Het is dus blijkbaar gemakkelijk een bieding onder te brengen in de desbetreffende groep; wanneer we dus nu n.Qg maar weten.a&n welke eischen de biedingen uit elke groep moeten vol- döen, kunnen we de juistheid er van ook vrij nauwkeurig bepalen. Alvorens hiertoe over te gaan, is het echter noodzakelijk het karakter der vier groepen nader toe te lichten. Groep I: Het openingsbod wijst op een aan vallende kaart en geeft dus aan dat de opener en zijn partner te zamen vermoedelijk sterker zijn dan de tegenpartij. (Aanvallend bod). Groep II: De antwoordbiedingen hebben ten doel de juistheid van dat vermoeden nader te onderzoeken en vervolgens te trachten het juiste eindbod te vinden. (Opbouwend bod). Groep UI: Het volgbod beteekent een twijfel aan de meerderheid der tegenpartij en heeft tevens ten doel het contact tusschen opener en partner te bemoeilijken. (Verdedigend bod). Groep IV: De volgantwoordbiedingen hebben ten doel de juistheid van dien twijfel nader te onderzoeken en vervolgens te trachten een hooger eindbod te doen dan de tegenpartij mo gelijk is, terwijl tevens ook als secundair doel aanwezig is het bemoeilijken van het bieden der tegenpartij. (Verdedigend opbouwend bod). Uit bovengenoemde definities blijkt overdui delijk, dat het kardinale punt ligt in het ver moeden der meerderheid. Wij moeten dus een middel trachten te vin den, waardoor we dit vermoeden op een hech ten grondslag kunnen doen steunen, zoodat we gaan zoeken naar een maatstaf, om een kaart te beoordeelen. Het eenvoudig en alleen tellen van de slagen is absoluut onvoldoende, aangezien er dan veel al blijken veel meer dan 13 slagen in het spel te zijn. In het bovengebruikte voorbeeld kunnen O.W. samen zelfs 12 slagen tellen, terwijl N.Z. samen bovendien nog tot een totaal van 8 slagen kunnen komen. In het geheel zouden er dus 20 slagen in het spel moeten zijn, het geen in de practijk nu eenmaal tot groote des illusies lijden zal! Wanneer we echter slechts de topslagen (honneurtricks) tellen, ontwijken we het boven bedoelde euvel, aangezien de som der topslagen vrijwel constant is. De volgende maal zal ik dan ook den regel van acht, waarin de waarde der topslagen wordt behandeld, uitvoerig met u bespreken, maar ik verzoek u dringend voordien het bovenbehan delde goed in u op te nemen, aangezien zonder kennis er van een goed begrip van het somtijds zoo ingewikkelde biedproces ten eenenmale uit gesloten is. P. H. A. TUIN EEN VEST, VAN TIJGERHUID, neen iets nieuws op het gebied van breiwerk. Het afgebeelde vest is van eenigszins geruwde wol vervaardigd waardoor het effect van huid bereikt wordt „Nou, vanavond, opa, ben ik verom gegaan. Ik dacht als die vent...." „Hè?!!" „Die beeldekes nou maar geverfd heb, dan kan ie me verder m'n klompen kussen." „Flink zoo, manneke, gij wordt al 'nen grróó- ten jongen, ee?" Dré kreeg 'n kleur, sprak rap verder. „Nou, toen 'k daar in t boschhuis kwam, stonden de beeldekes geschilderd op tafel. Zóó prachtig, opa, zóó prachtig, dat...." Hij begost verlegen te lachen. „Ik ben hard weggeloopen. Heb bij vrouwke Oomen een prachtig blikkie sigaren gaan koopen, van tien, tachtig spie, en toen heb ik die aan meneer Zonneveld gegeven en gezegd: Asteblieft, meneer Zonneveld, hopende alsdat ik u nie affronteer is dat goed ge- zeed opa?" „Jawel, kearel. En toen?" ,,'t Was veul geld, tachtig centen, maa ,Die krijgde verom, Dréke." „Wil ik nie! Maar de beeldjes zijn zoo mooi, opa. Kijkzieje, de oghaarkes van Onslie vrouwke?. Ze liggen op haar biddend gezichtje, opa! Net echt!!" „En toen?" „Nou, ik gaf 'm die doos, hè, en toen pakte -n-ie m'n kop vast, tusschen z'n handen zachte handen hee-t-ie, opa! en toen zee-tie: Jij bent 'nhahaha," lachte Dré. „Nou?!" „Jij bent 'nha.... lieve jongen, zee-t-ie: En ik ben blij, Dré, dat ik die beeldjes voor jou mocht schilderen!" Ik beet 'ns -op m'n lippen. „En toen?" „Nou, toen heb ik ze heel, héél veurziehtig ingepakt en toen zee-t-ie: „Vriendelijke groe ten aan grootvader, Dré en zeg, als ik mag, dat ik ook bij jullie stalleke kom zitten, ik zal mijn viool meebrengen!" „Okdanog!" zuchtte Trui. „En toen?" „Nou ik heb gezeed alsdat dat vast goed was!" „Pront, m'nen kearel, pront! En hier zijn oew tachtig centen." „Bedankt, Opa, maar t hoeft nie, zieje!" Amico, toen heb ik ook z'nen kop 'ns tusschen m'n handen genomen en 't zelfde ondergaan als den Vic! 't Is zoo schoon in jongen, eer lijken oogenglans te zien „Je kijkt net als den Vic, Opa!" „Hoe is dat, Dré?" „Weetikféél, 'k ga weer timmeren!" Ge verstaat, amico, ik kan nie alles gaan ver tellen van onzen Kerst. Maar den Vic i s ge wist! Mee z'n viool èn.... mee z'n Hanneke! En dieën „ongeloovigen", „bruten" Vic, waar- veur ie hier versleten wordt, hee ons schoonst- j devote uur van 't heele jaar gewijd, veredel, mee zijnen ge-sourdineerden snarenmuziek, dat de horkes in m'nen kouwen nek recht overend gingen staan. Wat ie spuide ik weet 't nie. 't Ging uit z'nen witten kop. Hij las de muziek uit 't stal leke, geloof ikEn 't was of de flusteren- de melodieën hipten en deinden en flierden en zwierden op de gouwen lichtpieken, die er straalden van de keersekens af. God! Hoe schoon. Als ge zulken muziek hebt gehoord, zet ge in gin week meer 'nen radio aan! Hanneke? Zat mee heur dunne witte hande- kes gevouwen op schoot. Ze staarde wijd weg, teugen den grond en nou en dan keek ze 'n bietje triest maar veul trotsch naar dieën prachtigen witten kop van heuren Vader. Maar den Vic zag ons gin van allen. Hij zag alleen „maar".... Bethlehem, wat ie zijnen muzikalen communie opdroeg. Ik vroeg 's avonds: „Trui, is dieën mensch gek?" „Ik heb me maar 'n uur lang afgevraagd: wêérom is die vróuw toch weggeloopen," zee Trui. Daar piekert ze al maanden over, amico. 't Woord „gepolitoerd zwijn" zee Trui niks. Mijn goeie wijf hee alleen maar verstajum van mest- zwijnengelukkig Maar nou zal er dan toch 'ns 'n stukske Ouwe-en-nuuwe motten komen! Want daar was 't in deuzen brief toch eigen lijk om begonnen. Zeuvenendertig is weer onherroepelijk! Beeld houwer Tijd hakte, als 'nen Mozes, mee 'nen beitel in de harde rotsen der Eeuwen, de fei ten van '37, die daar nou, ter onzer eer of oneer vermeld staan in de geschiedenis tot den allerlesten dag, waarop gin Nuuwjaar meer volgt. En 't is aan lederen mensch, veur z'n eigen geweten, om na te gaan hoewüd ie mee werkte aan die eer ofoneer. Want lijk 'nen berg, die mee z'n toppen in den eeuwigen sneeuw zit, tenslotte bestaat uit fijne deeltjes, lijk zonnestofkes zoo klein, zoo bestaat 't menschdom uit millioenen en mil- lioenen menschkes. En zooals ieder stofke dieën berg mee verheft en richt in den eeuwigen sneeuw, zoo richt iederen mensch 't menschdom mee. En zoo is 't aan ieder, veur z'n eigen geweten, om uit te zoeken, hoe ie meegewerkt hee aan de eer ofoneer van 't veurbije jaar. Eiken meester op school kan 't oe zeggen: daar zijn „goeie" en daar zijn .slechte" klas sen leerlingen. Verklaren kan ie 't nie, maar 't is zoo! Den meester treft z'n klassen, waarmee ie „alles doen kan" in plazierigen arbeid de leerdij bijbrengen. Maar ook treft ie klassen waarmee „niks te beginnen valt"; 't zwaar en moeizaam werken is om de leerdij er, zoo goed en zoo kwaad als 't dan maar gaat, in te pompen. 't Is zelfs op den akker zoo. Ja, is T in 'nen kolenmijn nie sjuust zoo gesteld? 't Eene jaar mee 't andere is veul verschil in deugdelijkheid van gewas, van productie. En zoo zal, vaneigens, den boer aan 'nen sa- voyenkool van 't eene jaar andere eischen stel len dan aan 'nen savoyenkool van 'n ander oogstjaar. Zal den kolenhandel 't éene jaar hoogere eischen stellen aan 'n levering brand stof dan 'n ander jaar. Zal den meester in 't éene jaar tevrejen zijn over 'nen leerling, die in 'n ander leerjaar amper kost overgaan. Maar zoo zal ook O. L. H. Zijn „klassen" lang zamerhand boven krijgen „Goeie" en „slechte" klassen. Hij zal 't wèl kunnen ver klaren. De schuld kunnen vaststellen. Waar-ze- ook-ligt! En waar de klas op eerde tekort- kwam, daar zal Zijnen „herhalingscursus", daar zal 't Vagevuur 't ontbrekende wel bijbrengen. Wa 'k daarmee .allemaal zeggen wil, amico? Ik geloof dat de maatschappij waarin wij leven, nie een van de beste klassen is op de schooL Hoe 't komt? Ik weet 't evenmin als dieën meester van daarsjuust. Wèl kan ik, net als hij, 'a paar veumaamste kwaaie eigenschappen opnoemen van deuze „klas" (van deus geslacht)Onzede lijkheid, Wangunst, Egoïsme, IJdelheid! Van zo'n klas goeie resultaten verwachten, da's reinen onzin. En daar helpen alle mooie en geleerdschijnende uitvluchten nie aan! Ge- leerddoenerij is 'n kwaai ding van deuze tijen. God's Woord wordt meer nageplozen, dan geloofd! In '37 wierd b.v. „uitgeplozen", dat deuzen Eersten Kerstdag toch eigenlijk „maar" 'nen Zaterdag was....! Neeë. Mooie resultaten verwachten van 'n achterlijke en ongezegge- lijke klas, da's 'n huiske bouwen op 't ijs. Mee zulke huiskes belegt ge gin kapitaal in den Hemel. Zulk bouwsel is wrakhout, dat wegdrijft bij de eerste weersverandering. En nou ik dat zoo zeg: ga-d-"ns na, amico, wat er de leste twintig jaren al aan nuuwe, ,moderne" bouwsels als wrakhout is weggespoeldElk kwartaal brocht 'n nuuw boek van „wijsheid", „geleerdheid", van „Inzicht". Maar ze dreven weg, die boeken, als wrakhout naar de zee. Elk jaar brocht nuuwste muziek en 't was wegdrij vend wrakhout. Elk jaar brocht moderner schil derkunst ent was wrakhout! t Waren allemaal: huiskes op t ijs gebouwd. Er bleef niks van over. 't Was huizenbouw onder Ar chitect.... Cultuur. Ik geloof vast: dieën ar chitect draagt 'nen valschen naam! Is ie wel.. bouwmeester?? In dieën stroom van wrakhout dreef ook 1937 weer weg. Van alle pampieren, deur „groote" Staats mannen beschreven, geteekend mee gouwen pen nen, gezegeld mee indrukwekkende lakstem- peis bleef niks anders over dan stofnesten. Van alle dik-, geleerd-, deftigdoenerij deur gerokte Staatsmannen bleef niks anders over dan Spanje-Spanje, China-Japan. Waarover. gin pampierke (gin oorlogsverklaringske) ge schreven wierd Deuze „klas" kén gin resultaten hebben. Ze is behept mee te veul ondeugd. Oók.... als ge leerden er op wijzen, dat vorige geslachten evenmin .heilige boontjes" waren. Zooals den berg z'n toppen vernevelen in den hemel, omdat dieën berg zoo hoog gericht wordt deur de stofkes waaruit ie bestaat, zoo zullen de millioenen menschkes, waaruit t mensch dom bestaat, stuk veur stuk d'r eigen motten richten naar hooger, naar hoogste doel! Naar den Hemel. Naar God. Stuk-veur-stuk! 'n Goei veumemen op deuzen lesten dag van 't jaar, nou vanavond den echo van den lesten klokkeslag alweer dreunen zal in 'tNuuwe Jaar 1938. En nou, amico, vol! Ik mot er gaan afscheien. Maar toch nie zon der jou en al m'n lezers en lezereskes te hebben toegewenscht 'n hartelijk gemeend ZALIG NUUWJAAR, namens Trui, namens Dré m, namens al m'n kameraads en gin horke minder van oewen ta.v. DRfi

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 3