Het gouden jubileum van de
Heidemaatschappij
een
meedoogenloos
VIJAND
MINISTER STEE
HOUDT EEN REM
ZEVEN SMOKKELAARS
ONTMASKERD
naar het encelsch
DONDERDAG
6 JANUARI 1938
ZN
Vele gelukwenschen en geschen
ken aangeboden tijdens
de feestvergadering
Groote waardeering
voor het werk
LEGERUITBREIDING
Oprichting derde schoolcompagnie
bij de infanterie-regimenten
HARING NAAR POLEN
Verscheping van 4663 ton
INT. SUIKEROVEREENKOMST
De blijde gebeurtenis
Haagsche Raad komt in buiten
gewone vergadering bijeen
STIJGING VAN HET AANTAL
MOTORRIJTUIGEN
In een jaar met bijna 8000
toegenomen
GEEN ONNOODIGE PARKEER
VERBODEN
Actie van de K.N.A.C.
LANDBOUWVERSLAG 1936
Ook een garnizoen te
Weert
Ongeveer duizend manschappen
zullen er worden gelegerd
DE WIERINGERMEER
Antwoord op de installatie van
den voorzitter
FIETSENDIEVEN GEPAKT
Zij opereerden reed» lang
in Zuid-Limburg
SLACHTOFFERS VAN DE
GLADHEID
Onregelmatigheden te
Middelburg
Directeur van reinigingsdienst
met verlof
GEDENKTEEKEN VOOR
TOON DUPUIS
Een door hemzelf vervaardigd
beeld op zijn graf
SCHIP UITGEBRAND TE
DRUTEN
Eenige mannen bij de blussching
in een ruim gevallen
Correspondentie voor Hr. Ms.
„Hertog Hendrik"
Suiker, vet, boter en biggen uit
België in verschillende plaat
sen aan den man gebracht
UIT DE STAATSCOURANT
Secretaris van Sijbekarspel
Leeraars
De W ieringermeer
Postcheque- en girodienst
B urgemeesters
Raad voor de Wieringermeer
Buitehlandsche onder
scheidingen
Op de vergadering der Ned. Heide Mij. by
gelegenheid van haar vijftigjarig bestaan
heeft de Minister van Economische Zaken
hir. H. P. L. Steenberghe het woord gevoerd,
Waarbij hij het werk van de Nederlandsche
Heide Maatschappij belangrijk noemde voor
geheel het volk, zoodat op dezen dag de
Nederlandsche Regeering zich gaarne aan
sluit bij de velen, die zijn gekomen om te
getuigen van hun waardeering voor den
Verrichten arbeid.
E>e bijzondere verdiensten van de 50-jarige
hggen op het gebied der ontginning. Duizenden
hectaren zijn ontgonnen en in cultuurgronden
van hoogere waarde herschapen, waardoor de
gemeenschap" in hooge mate is gediend. Daarbij
Werd de maatschappij geleid door de juiste
gedachte dat gespaard dient te blijven hetgeen
jhs natuurschoon een blijvende cultureele waar
de heeft.
°e grenzen van Nederland werden daardoor
Verlegd, niet de staatsgrenzen, maar de econo
mische grenzen van onze bestaansmogelijkhe
den.
Uitbreiding van den cultuurgrond of ver
hooging van de productiviteit mag niet eng
0Pgevat worden als alleen een landbouw
belang, doch is van even groot belang voor
handel en industrie, die te zamen met den
landbouw hun economische eenheid uit
haken. Uitbreiding van wrkgelegenhid in
den landbouw stimuleert de meerdere acti
viteit in andere takken van volkswelvaart.
.He geschiedenisschrijver van het vijf en twin-
"gjarig jubilum, A Staring, ziet in de hooge
'gging van het gebouw te Arnhem een
minnebeeld hoe de maatschappij zich bij 'alle
™erk heeft te houden, onafhankelijk boven en
«uiten eiken strijd, om ieder, groot en klein, van
dienst te zijn tot verbetering van den bodem
van het geheele vaderland.
Deze gedachte maakte de minister tot de
mijne en verbond daaraan den wensch, dat God
dezen arbeid blijvend moge zegenen.
In het slot van zijn rede deelde de Minister
mede, dat het H. M. heeft behaagd te bevor
deren tot officier in de orde van Oranje-Nas-
Sau den heer A. A. Nengerman te Doorn, als
directeur en lid van het dagelijksch bestuur
der Nederlandsche Heidemaatschappij en te be
noemen tot ridder in de orde van Oranje-Nas
sau den heer D. van Maaswinkel, lid der di
rectie en tweede secretaris van het bestuur der
Mij. en toe te kennen de eere-medaille, verbon
den aan de orde van Oranje-Nassau aan den
heer w. Poks, vischkweeker der Mij te Ernst,
Kemeente Epe.
Op voorstel van den voorzitter werden tele
grammen van eerbiedige hulde, waarbij tevens
de beste wenschen in verband met de komende
dhjde gebeurtenis werden uitgesproken, gezon-
dsn aan de Koningin, Prinses Juliana en Prins
Berahard.
Jankend voor de hem door het bestuur ver
eende onderscheidingen deelde dr. Lovink te
ens mede, dat het bestuur besloten had den
®er A. A Nengerman het diploma uit te reiken
*h lid van verdienste, terwijl de Mij. het lid
ach het da§eliJksch bestuur mr. W. M. van Lan-
lid van de Eerste Kamer, de zilveren
e<laiiie van verdienste had toegekend.
Namens den minister van Sociale Zaken
Prak mr. Draayer, directeur-generaal voor de
erkverschaffing, die wees op de belangrijke
P aats, die de Heidemaatschappij in de orga-
fM'ie der werkverschaffing inneemt en haar
'beid wordt dan ook door de overheid op hou
sen prijg gesteid. Spr. gaf uiting aan zijn groote
aardeering en sprak de hoop uit, dat de pret-
&e samenwerking nog langen tijd zal mogen
°ortduren en dat de Heidemaatschappij nog
Mige jaren haar belangrijke plaats zal mogen
hjven innemen.
rPe heer J. H. Memelink, rentmeester van
'e Hooge Veluwe", sprak namens de oud-
ambtenaren, Als blijk van dankbaarheid bood
Pr. namens de oud-ambtenaren twee door den
celdhouwer Jacob van der Hof vervaardigde
eelden voor den voorgevel van het gebouw
er Heidemaatschappij aan.
.Namens de hoofdafdeeling Zoetwatervis-
spherij dankte de heer P. Kooy, ondervoorzitter
®n deze afdeeling, voor al het goede, dat de
heidemaatschappij voor de vissehers en de
'sscherij heeft gedaan.
Als blijvende dankbetuiging bood spr. twee
'veren sigarenschalen voor de bestuurstafel
aan.
Namens het dagelijksch bestuur van de
p°ofdafdeeling Fruitteelt „de Nederlandsche
votn°logische Vereeniging" sprak de heer G.
an Leusen, die er aan herinnerde, dat het nu
zestien jaar geleden is, dat de Nederlandsche
Heidemaatschappij de Pomologische vereeni
ging onder haar koesterende vleugelen nam.
De heer Nengerman was de promotor, die
tot de fusie van Heidemaatschappij en Pomo
logische vereeniging krachtig heeft medege
werkt en spr. is er van overtuigd, dat het hem
een groote vreugde is, dat die fusie tot zulke
goede resultaten heeft geleid.
Namens de leden dezer hoofdafdeeling bood
spr. eeh door den kunstschilder Van Ruyen-
broek vervaardigd schilderij aan, voorstellende
een stilleven met ooft.
De heer J. C. van Beek, burgemeester van
Deurne (N.-B.) zegt, dat de Heidemaatschappij
niet alleen de belangen van den grooten ont-
ginner, maar vooral ook van de kleine ontgin-
ners op uitnemende wijze heeft behartigd. Als
lid van de hoofdafdeeling Ruilverkaveling
brengt spr. vooral hulde voor wat de maat
schappij op het gebied van de betere verdeeling
en verspreiding van cultuurgronden door ruil
verkaveling heeft verricht en door propaganda
voor vrijwillige ruilverkaveling nog kan berei
ken. Tevens brengt spr. als bestuurder van den
Ned. R. K. Boerenbond de gelukwenschen dezer
organisatie over.
De heer G. Nobel, voorzitter van de afdeeling
Noord-Holland, benoorden het IJ, sprak na
mens alle afdeelingen der maatschappij; die.
een bedrag voor een huldeblijk hebben bijeen
gebracht, waaraan nog een nadere bestemming
zal worden gegeven.
Mr. W. J. Koppius sprak namens de Onder
linge Bosschenverzekering-maatschappij
Uit naam van het gemeentebestuur van Am
sterdam en den dienst voor Publieke Werken
dezer gemeente voerde ir. Heemskerk van Beest
het woord. Het contact tusschen het bestuur
van de hoofdstad en de N.H.M. kwam tien
jaren geleden tot stand bij de inrichting van de
eerste Amsterdamsche werkverschaffing te Wil
ms. Deze werkverschaffing heeft een groote
uitbreiding ondergaan toen begonnen werd met
de uitvoering van het 900 H.A. beslaande
Boschplan. Amsterdam prijst zich gelukkig,
dat de uitvoering daarvan in handen der Heide
maatschappij is,
Namens de vereeniging van oud-cursusleer
lingen sprak de heer M. de Vries, hoofdambte
naar der N.H.M., die dezer dagen met pensioen
den dienst gaat verlaten.
Dr. Lovink dankte namens het bestuur alle
sprekers voor de vriendelijke en waardeerende
woorden, door hen gesproken.
Na afloop der vergadering hield het bestuur
in de bovenzaal van „Musis Sacrum" te Am-
hem een druk bezochte receptie.
Er waren tal van bloemstukken en tientallen
telegrammen met gelukwenschen uit binnen-
en buitenland binnengekomen.
In de memorie van antwoord aan de Tweede
Kamer inzake het wetsontwerp tot wijziging
van de Dienstplichtwet is medegedeeld, dat
volgens het schema van den overgang van
de oude naar de nieuwe vredesorganisatie der
infanterie op 1 October 1938 per regiment in
fanterie het aantal schoolcompagnieën van
twee op drie zou worden gebracht.
Intusschen is het noodzakelijk gebleken, al
dus bericht de N. R. Ct., dit tijdstip van op
richting dier derde schoolcompagnie te ver
vroegen tot dit vroege voorjaar, zoodat de
15 Maart ingelijfd wordende tweede ploeg der
lichting 1938 dan reeds bij drie in plaats van
bij twee schoolcompagnieën zial worden opge
leid.
Door deze vervroegde uitbreiding met 24
schoolcompagnieën is eveneens, onder meer,
een vroegere bevordering van luitenants in den
kapiteinsrang bij de infanterie dan aanvanke
lijk in het voornemen lag, te verwachten.
De in de Scheveningsche haven gearriveer
de motorvrachtschepen „Java" en „Mr. Harm
Smeenge", laatstgenoemd schip komende van
Gdynia met een lading ledige vaten, zullen
naar Polen terugkeeren, elk met een lading
pekelharing, opgepakt in Hollandsche tonnen.
De „Java" neemt 2663 vaten aan boord en de
„Mr. Harm Smeenge" 2000 vaten.
De verscheping geschiedt voor rekening van
de Visschery Mij. „Mewa" te Scheveningen.
Volgens het voorloopig verslag der Eerste
Kamer over het ontwerp van wet tot goedkeu
ring van de op 6 Mei 1937 te Londen gesloten
internationale overeenkomst, met protocol, be
treffende de regeling van de productie en den
afzet van suiker juichte men vrij algemeen de
strekking er van toe, aangezien men de ter
goedkeuring voorgedragen overeenkomst een
aanmerkelijken vooruitgang achtte, in vergelij
king met het, eenige jaren geleden tot stand
gekomen, Chadbourne-plan.
Gevraagd werd of men is gekomen tot ver
mindering van de basisquota en of sedert het
sluiten van de overeenkomst de exportmoge
lijkheid groot genoeg is geweest om het quotum
van Nederlandsch-Indië, al dan niet vermin
derd met het in de overeenkomst opgenomen
percentage, te behalen.
Ten slotte zou men gaarne vernemen, of het
tusschen China en Japan gerezen conflict in
vloed heeft gehad op den uitvoer naar die beide
landen.
De burgemeester van 's-Gravenhage heeft
den gemeenteraad in buitengewone vergadering
bijeengeroajMi, in verband met de te verwach
ten blijde ^woeurtenis in het prinselijk gezin.
Deze vergadering zal worden gehouden des
morgens om half elf, indien de bekendmaking
is geschied tusschen des namiddags half drie
van den vorigen dag en 's morgens 8 uur en
anders om 5 uur des middags.
Blijkens de statistiek der motorrijtuigen hier
te lande is het aantal gestegen van 190.061 op
1 Augustus 1936 tot 197.920 op 1 Augustus 1937.
Van deze 197.920 waren er 48.974 motorrijwielen,
5.110 motordriewielers, 90.839 personenauto's,
3.841 autobussen en 49.156 vrachtauto's.
In het Motor- en Rijwielreglement is uit
drukkelijk bepaald, dat parkeer-, stationneer-
en stopverboden slechts kunnen worden uitge
vaardigd in het belang van de vrijheid en de
veiligheid van het verkeer over den betreffen
den weg.
Het euvel der parkeergeldheffingen heeft er
toe geleid, aldus schrijft de K.N.A.C., dat ver
schillende gemeentebesturen, ter stijving van
de gemeentelijke kas, zijn overgegaan tot het
instellen van al dan niet verpachte „parkeer-
bedrijven".
Helaas is reeds nu gebleken, dat in verschil
lende gemeenten de automobilisten worden ge
dwongen tot het gebruik der parkeerterreinen
tegen betaling, doordat in wijden omtrek om
de desbetreffende terreinen op alle openbare
wegen parkeerverboden worden uitgevaardigd.
Om slechts enkele voorbeelden te noemen is
zulks bijv. het geval in Utrecht, Arnhem, 's-Gra
venhage en Zierikzee.
Hoewel dus bepaald in strijd met de wet, is
het moeilijk hiertegen den strijd aan te binden,
omdat de desbetreffende besluiten van gemeen
tebesturen niet met redenen omkleed behoeven
te zijn en van zoodanige besluiten geen beroep
op de Kroon openstaat, zooals dit wel het ge
val is bij vrijwel analoge besluiten tot gesloten
verklaring van wegen.
Hoewel het parkeergelden-euvel, dat kwaad
aardige gezwel in het lichaam van het Neder
landsche verkeerswezen, slechts op radicale
wijze zou zijn weg te nemen door een aanvul
ling van de Gemeentewet, waarbij het gemeen
tebesturen zou worden verboden parkeergele-
genheden te verpachten, heeft de K.N.A.C.,
vreezende dat een zoodanige wetswijziging niet
of niet spoedig kan worden verwacht, in een
adres aan den Minister van Waterstaat ver
zocht het euvel zooveel mogelijk is te keeren,
door de thans bestaande vrijheid van oordeel,
of een parkeerverbod „in het belang van de
vrijheid en de veiligheid van het verkeer" is, te
beperken, door bij de komende wijziging van het
Motor- en Rijwielreglement (Wegenverkeers
reglement) te doen bepalen, dat zoodanige par
keerverboden met redenen omkleed moeten zijn
en dat van zoodanige besluiten beroep op de
Kroon openstaat.
Het Verslag over den Landbouw in Nederland
over 1936 komt, wat de indeeling betreft, in
hoofdzaak met dat van vorige jaren overeen.
In dit verslag is wederom door de directie
van den Landbouw een overzicht gegeven van
den toestand van den akkerbouw, van de ver
schillende onderdeelen van de veehouderij, van
de zuivelproductie en van de verschillende tak
ken van den tuinbouw, terwijl ook weer aan
dacht is besteed aan de werking der verschil
lende crisismaatregelen.
Evenals het vorige jaar is in dit verslag op
genomen het kaartje van Nederland, dat de
indeeling der provinciën in landbopwgebieden
aangeeft, en de lijst van gemeenten, gerang
schikt naar de landbouwgebieden.
Verder is het tabellarisch gedeelte van het
verslag eenigszins aangevuld en uitgebreid. Zoo
werd bü de vermelding der opbrengsten voor
de onderscheidene landbouwglbieden de op
brengst in kg. per H.A. aangegeven en werd de
tabel „Opbrengst der verschillende landbouw
gewassen" uitgebreid met de voornaamste land-
bouwzaden.
Bij ministerieele beschikking van Woensdag
is Weert aangewezen tot garnizoensplaats.
De kazernes zullen gebouwd worden op een
terrein van Oud-Weert, ten Zuiden van Weert,
Het garnizoen zal bestaan uit twee bataljons
infanterie, d.i. ongeveer duizend manschappen.
De gemeente Weert heeft een oefenterrein van
500 600 H.A. beschikbaar gesteld.
Op de rede van den Minister van Water
staat bij de installatie van den Raad van het
openbaar lichaam De Wieringermeer, heeft de
voorzitter van den Raad, jhr. ir. O. C. A. van
Lidth de Jeude, geantwoord.
Spr. zeide o.a., dat met groote erkentelijkheid
getuigd mag worden, dat de voortreffelijke
wijze, waarop tot dusverre de cultuur-techni
sche arbeid werd voorbereid, de taak van het
openbare lichaam zeer zal verlichten.
De vierledige taak, daaraan toegedacht, om
vat de leiding en de uitvoering van den verde
ren inpolderingsarbeid, het eigenaarsbeheer van
de staatseigendommen, het treffen van voor
zieningen ter behartiging van de waterstaats
belangen en het treffen van gemeentelijke
voorzieningen, in afwachting van de gemeente
lijke indeeling der gronden.
De taak van den Raad draagt een tijdelijk
karakter en vormt den overgang naar een geze
ten toestand, zooals die elders bestaat.
Het zou niet van dit vertrouwen getuigen, al
dus spr., indien ik thans de bezwaren, die zich
op organisatorisch gebied zouden kunnen voor
doen, breed ging uitmeten. Slechts proefonder
vindelijk zal kunnen blijken in hoever de ont
worpen organisatie leemten en gebreken toont.
Mochten deze aan den dag treden, dan zal
de Raad niet in gebreke blijven, de regeering
daaromtrent van advies te dienen.
Het valt bezwaarlijk te voorspellen, hoe lang
het duren zal, voordat volkomen normale om
standigheden in de Wieringermeer zullen ge
schapen zijn. De eenige aanwijzing, die de wet
daarvoor geeft, is de termijn van vijf jaren in
art. 30, waarbinnen een zooveel noodig gewij
zigde regeling van de in art. 1 onder 4 be
doelde voorzieningen zal moeten worden inge
diend. Deze bepaling schept geen volledigen
waarborg, dat in den gestelden- termijn de uit
eindelijke toestand, waarnaar gestreefd wordt,
in elk opzicht zal zijn ingetreden, doch wel
vormt zij een prikkel, om met de grootst mo
gelijke doortastendheid het vervormingsproces
te bevorderen.
Wij beseffen levendig de groote beteekenis
van den arbeid, dien wij op ons nemen en
mochten wij erin slagen, na ommekomst van
den termijn van vijf jaren, de Wieringermeer
zooal niet volledig uitgegroeid toit den uit
eindelijken toestand, dan toch in een staat van
gezonde, volle ontwikkeling te hebben gebracht,
dan zullen wij ons gelukkig prijzen.
Sinds geruimen tijd werd Zuid-Limburg on
veilig gemaakt door een bende, die er haar werk
van maakte in Heerlen, Maastricht en omlig
gende dorpen fietsen te stelen.
De marechaussee is er thans in kunnen slagen
in Hoensbroek vier personen aan te houden,
n.l. H. en K., beiden 16 jaar, den 19-jarigen V.
en den 32-jarigen H. Deze laatste bleek de leider
van de bende te zijn. Hij organiseerde de toch
ten en zorgde er tevens voor, dat de gestolen
karretjes direct naar zijn woning gingen, waar
zij gedemonteerd werden. Het is gebleken, dat
ook andere buit niet werd versmaad. In het
geheel zijn ongeveer 25 fietsen gestole.n
De gearresteerden zijn naar Maastricht ge
bracht, waar zij in het huis van bewaring zijn
opgesloten.
Het 13-jarig zoontje van de familie v. D. te
Oss, is in de glibberige Ossche heide zoo ern
stig komen te vallen, dat hij met een zware
hersenschudding moest worden opgenomen. Het
knaapje is van de H.H. Sacramenten der Ster
venden voorzien. Men vreest voor zijn leven.
Bij het passeeren van de Hoofdstraat te
Veghel kwam de heer S. uit Mariaheide met
zijn rijwiel, tengevolge van de gladheid van
den weg te vallen. Ongelukkigerwijze naderde
juist met vrij groote snelheid een luxe auto,
waardoor de onfortuinlijke wielrijder werd ge
grepen. Met gevaarlijke verwondingen aan het
hoofd is het slachtoffer opgenomen en in be-
denkelijken toestand naar het R.K. Ziekenhuis
te Veghel vervoerd.
DE APPELDIEVEN.
„Wat doen jullie daar boven 7"
„Wij verzamelen de afgevallen vruchten i"
B. en W. van Middelburg hebben aan den
directeur van den Gemeentelijken Reinigings-
en Ontsmettingsdienst, J. F. V., gedurende een
week buitengewoon verlof gegeven. Gedurende
dien tijd is hij van het beheer van het bedrijf
ontheven.
Een en ander staat, volgens de Telegraaf,
in verband met het justitieel onderzoek, dat
reeds geruimen tijd gaande is bij dezen dienst,
op vermoeden van gepleegde onregelmatighe
den.
Reeds geruimen tijd loopen in Middelburg
geruchten, dat de directeur van den reinigings-
en ontsmettingsdienst zich aan onregelmatig
heden zou hebben schuldig gemaakt, bestaande
in het aannemen van geld van leveranciers oi
wel het doen leveren van goederen van min
dere kwaliteit, dan waarvoor rekeningen wer
den gezonden. De justitie stelt thans een on
derzoek in en heeft reeds een groot aantal
personen gehoord.
Op de grafstede van den beeldhouwer Toon
Dupuis ter begraafplaats Oud Eik en Duinen te
Den Haag is Woensdagmiddag het door hem
zelf vervaardigde beeld, voorstellende een slanke
vrouwenfiguur, die met een vinger aan de lip
pen stilte gebiedt, onthuld door een comité on
der leiding van den heer K. I. B. A. de Coster.
Mede waren aanwezig de heeren Willy Sluiter,
voorzitter van Pulchri, ir. Hein von Essen, voor
zitter van de beeldhouwkundige afdeeling van
den Haagschen Kunstkring, onderscheidene be
stuursleden van deze beide organisaties en een
aantal andere kunstvrienden. Zoowel namens
Pulchri als namens het comité werden bloem
stukken bij het graf neergelegd, terwijl ook ver
schillende particulieren door een bloemenhulde
deden blijken van hun sympathie. Er werden
geen toespraken gehouden.
Dinsdagavond laat is door onbekende oorzaak
brand ontstaan in een op de scheepswerf van
de gebr. Janssen te Druten liggend schip, eigen
dom van schipper Den Otter. Het achterschip
en de roef stonden weldra in lichterlaaie. Om
wonenden poogden tevergeefs met emmers wa
ter het vuur te blusschen. Op een gegeven
oogenblik stonden acht mannen op een luik,
dat daardoor bezweek. Allen stortten in het vrij
diepe ruim. Eenigen werden dusdanig gekwetst,
dat zij uit het ruim moesten worden gedra
gen.
Na ongeveer een half uur arriveerde de
brandweer, echter zonder brandspuit. De auto
met de motorspuit bleek onmogelijk tegen den
door ijs en sneeuw spiegelglad geworden dijk
te kunnen oprijden.
Het schip is vrijwel geheel uitgebrand. De
schade, welke zeer aanzienlijk is, wordt door
verzekering ggdekt.
De postzending naar Gibraltar op 2 Februari
voor Hr. Ms. pantserschip „Hertog Hendrik",
dat vandaag (6 Januari) naar de Spaansche
wateren vertrekt, vervalt.
De gemeente- en rijkspolitie van Bame-
veld is dezer dagen eenigen smokkelaars op
het spoor gekomen, die er hun werk van
maakten suiker, vet, boter en biggen uit
België ons land binnen te smokkelen en
deze per auto in verschillende plaatsen van
het land verder te distribueeren.
Dinsdagavond is een personenauto aangehou
den, waaruit juist een van de afnemers, een
bakker te Bameveld, zou worden bediend. De
auto bleek duizend kg. suiker te bevatten, welke
in beslag zijn genomen.
De chauffeur, die voor den burgemeester van
Barneveld is geleid, bekende zich aan smokkel
handel te hebben schuldig gemaakt en noemde
de namen van personen, die bij het smokkelen
betrokken waren.
Op verzoek van de politie zijn door kommie
zen en politiemannen op verscheidene plfiatsen
in den omtrek huiszoekingen verricht, welke tot
resultaat hadden, dat thans een zestal personen
bekend is, dat mede schuldig is aan den smok
kelhandel.
De wagen, waarmede de smokkelwaar werd
vervoerd, is in beslag genomen.
Ingetrokken is de aanwijzing van de ge
meente Sijbekarspel als gemeente, waarin de
bediening van secretaris en die van ontvanger
door denzelfden persoon worden bekleed en
bepaald, dat in die gemeente de bediening van
secretaris door den burgemeester wordt be
kleed. Dit besluit treedt in werking 15 Januari
1938.
Weder zijn tijdelijk benoemd tot leeraar aan
de R. H. B. S. te Steenwijk: F. Loonstra en A.
de Jong.
Met ingang van den datum, waarop de wet
van 31 Mei 1937 tot instelling van het open
baar lichaam „De Wieringermeer" in werking
zal treden, is opgeheven de voorloopig inge
stelde dienst voor het in cultuur brengen van
de in den Wieringermeerpolder droogvallende
gronden en is in verband daarmede aan het
lid der directie van dezen dienst ir. S. Smeding,
te Alkmaar, eervol ontslag als zoodanig ver
leend. v
Met ingang van 1 Januari 1938 zijn benoemd
bij het bestuur van den postchèque- en giro
dienst tot referendaris de hoofdcommiezen J.
H. ten Napel en A. J. H. Teyen; tot hoofdcom
mies, de commies-seriechef J. A. van Loo, tot
commies-seriechef de commies mej. M. E. den
Herder en tot adjunct-commies de kantoor
bediende J. C. Reygersberg.
Met ingang van 15 Januari 1938 is benoemd
tot burgemeester der gemeente Zuidzande J. P.
M. Beelaerts van Emmichoven.
De heer Beelaerts van Emmichoven is thans
ambtenaar ter secretarie der gemeente Voorst-
Hij is 27 jaar en den liberalen beginselen toege
daan.
Met ingang van 15 Januari 1938 is benoemd
tot burgemeester van Sijbekarspel J. Th. Kun
nen.
De heer Kunnen is thans secretaris-ontvan
ger van deze gemeente.
Aangewezen is als vertegenwoordiger van
den minister van Financiën in den Raad voor
de Wieringermeer mr. H. F. de Boer. lid van
dien raad, administrateur, hoofd van de afdee
ling domeinen van het departement van finan
ciën.
Bij K. B. van 29 December 1937, is aan de na
te noemen personen verlof verleend tot het aan
nemen van de achter hunne namen vermelde
vreemde eereteekenen:
J. Panman, algemeen voorzitter Nederland
sche Reisvereeniging te Haarlem, dat van rid
der der orde van de kroon van Italië en van
ridder 1ste klasse der orde van verdienste vap
Oostenrijk;
H. Toenbreker, journalist te Amsterdam, dat
van ridder der orde van de kroon van Italië en
van het ordeteeken met karmozijnen lint der
orde van Jade van China;
C. S. Sixma baron van Heemstra, kamerheer
in buitengewonen dienst en particulier secre
taris van H. M. de Koningin te 's-Gravenhage,
dat van het kruis van verdienste 1ste klasse der
orde van den Duitschen adelaar van Duitsch-
land;
en is aan S. Kinsbergen, directeur van het
Passagetheater te 's-Gravenhage, verlof ver
leend to het aannemen van de benoeming tot
officier de l'instruction publique van Frankrijk.
■Eh ik hoop maar, dat Mr. Dacre het niet
aangenaam vindt, dat zijn kamer zoo ge
buikt wordt. Hoe maakt Sir Robert het van-
"tend? Weet u, dat ik hem gisterenavond in
'aap heb gezongen?"
„Ja, madam. En nu wilde ik u nog even
ggen, dat er een telegram is gekomen van my
ady, waarin zij meldt, dat ze misschien van-
vond thuis komt. Maar Mr. Jones zegt, dat hij
t niet gelooft, omdat er vandaag toch geen
Jtuig door de sneeuw kan. Sir Robert is ook
li t beneden voor de lunch. Neemt u gezamen-
Dk met hem aan den maaltijd deel of niet?"
»Ja, wat zou ik doen?"
„Ik zou zeggen: gebruikt u alleen de lunch
ven, men kan niet voorzichtig genoeg zijn, als
en nog zoo jong is!"
yGoed. Ik zal mijn schetsboek boven halen."
*rle was weldra geheel verdiept in haar
erk eTL- toen Jane haar later de lunch bracht,
deelde ze Miss Trouville mee, dat Sir Robert nog
op zijn kamer was en dat hij waarschijnlijk niet
in staat zou zijn, om naar beneden te gaan vóór
het diner.
Na de lunch maakte Marie een wandeling,
maar aanlokkelijk was het buiten niet en juist
toen zij de trap opging naar Claud's zitkamer,
kwam Sir Robert de trap af. Hij stond even stil
en zei vriendelijk:
„Ik hoop, dat u zich goed gevoelt na de ma
nier, waarop u zich gisteren voor mij ingespan
nen heeft, en ik bied u nog wel mijn excuses
aan, dat ik zelfs in slaap gevallen ben! Zal ik
vanavond andermaal het genot hebben, uw stem
te hooren?"
„Als Mrs. Munro het goed vindt: zij wordt
thuis verwacht."
Toch kwam zij dien avond niet en Marie bleef
op de kamer van Claud. Op den middag was zij
gaan teekenen aan zijn portret, dat over het ge
heel zéér geslaagd mocht heeten.
„Och, waarom blijft het nu nog niet wat lan
ger licht, dat ik de laatste streek kan doen aan
de geliefde lippen!" sprak zij halfluid.
Er werd eenig geruisch vernomen in de slaap
kamer van Claud. Verschrikt wendde zij zich
om en daar zag zij ineens den blik van Mr. Da
cre op zich gericht.
„U hier?"
„Ja," zei hij, haar de hand reikend. „Ik ben
juist aangekomen Grootmoeder is met zwaar-
gevatte koude in Nettlethorpe gebleven. Ze tele
grafeerde mij, dat ik dadelijk naar huis terug
moest, omdat Sir Robert zoo onverwacht geko
men is. Toen ik hier op de kamer kwam, was
ik niet weinig verrast, ze ingenomen te zien
door zoo'n bekoorlijke gast!"
Vuurrood van verlegenheid aarzelde Marie:
„Ik ben hier gekomen, omdatMrs. Stir
ling dachtdat mijn kamer
niet zoo prettig was als mijn zitkamer,"
vulde hij in. „Van wien waren die „dierbare lip
pen," waar u van sprak?"
„Hij stond nu vóór de teekening, vatte haar
handen in de ijne, prevelde „lieveling", trok
haar naar zich toe en overlaadde haar met tee-
dere woorden.
Opeens werd de zware tred van Mrs. Stirling
vernomen en Claud richtte onmiddellijk het
woord tot haar:
„U heeft dus het gebruik van mijn kamer af
gestaan aan de jonge dame?"
„Mr. Claud, als ik eenig idee had gehad, dat
u weer zoo gauw thuis zou zijn, dan zou ik Miss
Trouville gewaarschuwd hebben. U zult wel ver
rast zijn geweest, madam?"
„Ja ik was er eigenlijk heel verlegen onder."
Met trillende handen stak ze het portret in
haar portefeuille.
„Laat ik u niet storen, Miss Trouville!" zei
Claud. „Ik ga nu beneden mijn neef verwelko
men. Mijn kamer staat geheel te uwer beschik
king."
„Dank u, maar ik moet nu gaan," antwoordde
Marie. En zij spoedde zich terug naar haar eigen
kamer met een hart, kloppende van vreugde en
een kleur, die allicht achterdocht zou hebben
gewekt bij de huishoudster, als ze ze nu niet kon
hebben toegeschreven aan de verlegenheid van
Marie, om in het heiligdom van Mr. Dacre te
zijn doorgedrongen.
Dus zij was dan toch niet misleid! Claud Da
cre had haar lief! Dit gevoelen vervulde heel
haar wezen.
Maar na eenigen tijd trad de reactie in. Wat
zou Mrs. Munro zeggen? En Claud?Zou die
nu geen spijt hebben van zijn zoo ras-gesproken
woorden?
Och, dat wreede lot toch ook, dat haar on
wetend had gehouden van haar eigen afkomst!
Dien nacht schreide zij zich in slaap.
HOOFDSTUK XXIV
Marie werd den volgenden ochtend waxker
met een vaag gevoel, dat haar iets belangrijks
was overkomen. Toen herinnerde zij zich in
eens weer, dat Claud haar als 't ware zijn liefde
had verklaard. Nu benauwde haar dit gevoelen
niet, maar het stemde haar overgelukkig.
Toen zij de kamer binnenkwam, vroeg Claud:
„Miss Trouville, wilt u zoo goed zijn, Amy's
plaats aan de ontbijttafel in te nemen?"
Zij boog en begon thee te schenken. Claud
las zijn brieven, zooals dit zijn gewoonte was.
Eén daarvan was van Amy en luidde, dat zijn
grootmoeder veel beter was, maar dat het on
verstandig zou zijn, om de reis te ondernemen.
„Zeg aan Marie," besloot Amy, „dat ik haar
morgen zal schrijven. Oma wil, dat ze het je
beiden maar zoo gezellig mogelijk moet maken."
Dezen brief had Claud hardop voorgelezen, ter
wijl Jones nog in de kamer was. Toen die weg
was, zei hij:
„Ze weten niet, hoe uitstekend mademoiselle
slaagt in haar taak."
„O, Mr. Dacre," riep Marie, „herinner mij
toch niet aan die groote fout! Laten wij den
dag van gisteren geheel vergeten!"
„Geheel vergeten!" echode hij. „Dat zal ik
nooit, zoolang als ik leef! Kan je het zelf dan
zoo makkelijk vergeten?"
Een snik was het eenig antwoord. Hij stond
op en kwam bij haar staan.
„Beste Marie," prevelde hij, de hand liefkoo-
zend over het haar strijkend, „waarom ben je
zoo verdrietig?"
„Omdat ik verschrikkelijk ondankbaar ben ge
weest," zei ze. Als Mrs. Munro alles wist, wat
zou zij dan verontwaardigd zijn! En ik, ik wil
haar nooit haar kleinzoon ontnemen!"
„Neen, liefste, natuurlijk wil je dat niet," ant
woordde hij zeer ernstig. „Daarom moeten wü
later onze zaken bespreken. Maar nu niet. Ik
hoor daar een stem in de gang."
Even later kwam Frangois, diep buigende bin
nen.
„Monsieur wil het mij zeker wel vergeven, als
ik hem even kom vragen, of er ook een zaken
brief bij was voor Sir Robert?"
„Als dat zoo was, dan zou ik dien brief wel
boven gestuurd hebben," zei Claud.
„En dan, monsieur, wilde Sir Robert zoo graai
weten, of u ook eenig bericht heeft gehad van
Mrs. Munro?"
„Ja, zeg aan Sir Robert, dat zijn tante het
beter maakt, maar dat zij nog niet haar kamer
mag verlaten. Hoe maakt Sir Robert het zelf?"
„Och, hij heeft een zeer slechten nacht ge
had, werd steeds geplaagd door zenuwpijnen.
Maar hij hoopt aan de lunch monsieur te zien."
En buigende verliet Frangois het vertrek.
„Gelukkig, dat ik zoo scherp hoor," zei Claud.
Toen ging hij voort op zeer gedempten toon:
„Die man is een spion, Marie. Wij kunnen niet
veilig in huis spreken, als hij en zijn heer hier
zijn. Wil en kim je in deze sneeuw loopen naar
het schuitenhuisje? Dan kunnen wij daar bij
eenkomen."
„Als u dat verlangt! Maar dit moet dan onze
eerste en laatste geheime bijeenkomst ztfn, Mr.
Dacre!"
„Ik wilde ook wel, dat het niet zoo geheim
behoefde te wezen. Maar we kunnen slechts met
de grootste voorzichtigheid de spionnage van
Robert Elwyn ontgaan."
„En waarom zouden hij en zijn bedienden
eigenlijk spionnen zijn? Waarom zouden ze ach
terdocht koesteren?"
„Hij heeft je gezien. Hij heeft mij gisteren
avond zoo geweldig het land in gejaagd door
voortdurend over je te praten. Hij wilde, dat ik
je vragen zou, om te zingen."
„Maar als het hem goed doet, waarom zou ik
dan niet'even voor hem zingen?"
„Zeker niet, tenzij Oma er bij was."
Marie zweeg; Claud had die laatste woorden
op zoo strengen toon geuit, dat zij er verrast
van was.
„Sir Robert schijnt veel te lijden," merkte zij
op.
„Ja, dat is zoo. Zijn zenuwen kwellen hem.
Maar hij is een slecht mensch!"
(Wordt vervolgd.)