Grondwetsherziening definitief afgehandeld een Meedoogenloos Het familiedrama te Thorn VIJAND DE ZES ONTWERPEN Z. H. S. AANVAARD OVEREENKOMST MET DE OSLO-STATEN Kerkelijk leven WOENSDAG 19 JANUARI 1938 EERSTE KAMER Rechtsche fracties betreuren, dat twee belangrijke voorstellen thans van de baan zijn Regeering en drukpers De vos, die de passie preekt JJH isde vos, die de passie preekt en *°mt. Slot-accoord van den minister Preventieve bevoegdheid TREKKING DER LODIVO- LOTERIJ Onjuiste vermoedens Pater Blasius O.S.B. in Duitschland gearresteerd en later vrijgelaten BAT A.INDUSTRIE IN INDIË In toekomstig bedrijf zouden duizend werklieden in 1940 emplooi vinden EM.-PASTOOR P. BIJLARD De groote meerderheid der Kamer- commissie brengt hulde aan het initiatief der Regeering Defensie-uitvoerrecht laag gesteld Snelle versterking der Indische weermacht Vrij van stempelen Gedragslijn bij de blijde gebeurtenis RUMOER ROND RESIDENTIE- ORKEST Samenstelling der Haagsche raadscommissie STRAFZAAK TEGEN EEN SPORTVLIEGER Bij vliegongeval in Indië kwam een dame om het leven In kanaal gereden en verdronken Tegen den verdachte ontslag van rechtsvervolging geëischt DE OVERVAL OP 'N DOKTER Twee verdachten hebben nog .terechtgestaan INCIDENT BIJ SCHIPBRUG TE HEDEL UIT DE STAATSCOURANT Onderscheiding Commies N A A R het ENCELSCH DÉN HAAG, 18 Januari 1938 Hedenmiddag openden zich de gordijnen voor de laatste acte van het stuk „Voor- Stellen tot het brengen van veranderingen hl de Grondwet," waarvan de speel-duur zich uitgestrekt heeft over een vol jaar op énkele dagen na. Het laatste bedrijf kon hog maar matig boeien, omdat over de Velerlei materie geen enkel door nieuwheid verrassend woord meer kon worden ge sproken en omdat de afloop tevoren precies bekend was uit de tot nu toe door de ver- Schillende partijen aangenomen houding. Reel deze vergadering had dan ook meer het karakter van een formeele plechtigheid dan van een levende, recht-vormende par lementaire procedure. Zóó schijnen de heeren VAN LANSCHOT 'R-K.), ANEMA (A.R.) en DE SAVÓRNIN J'OHMAN (C.H.) het geval ook opgevat te heb ben. Rhmens de drie rechtsche Kamerfracties 'olstond de heer VAN LANSCHOT met wat men hl de Tweede Kamer (dé Eerste Kamer kent flezen parlementairen uitingsvorm niet) een "korte verklaring" zou noemen. Niemand zal Eerwachten, aldus de spreker, dat wij hier te- higtreden in gehouden debatten en nog weer 6ens uitvoerige beschouwingen ten beste zullen &even. In eerste lezing is de belangstelling ge noegzaam tot uiting gekomen. Zich wenschende te onthouden van noode- looze en slechts tijdroovende besprekingen, ^enschen de drie rechtsche fracties zich te ^Palen tot de verklaring, dat zij gaarne haar ^eun zullen geven aan de voor haar liggende Ontwerpen onder betuiging echter van haar ®RUt, dat de wetsontwerpen betreffende het E'eren van revolutionnaire vertegenwoordigers, 06 uitsluiting van met gevangenis gestraften en schending van geheimen in tweede lezing hi de Tweede Kamer geen meerderheid hadden Eekregen. De heer VAN VESSEM (NSB) heeft het niet Eerstaan, even kort en bondig te zijn als de *®ohtsche fracties. Hij constateerde, dat, nu de ^°even genoemde ontwerpen vervallen zijn, E|Senlijk „het merg uit de pijp" verdwenen is, jhoar dit belette hem niet, nog vrij uitvoerig ?Ver de mérites daarvan te redevoeren en hij a*am weer eens met de oude en herhaaldelijk adicaal weerlegde bewering, dat de plannen ot wering van revolutionnairen snoodelijk ge- ,'cht waren tegen de NSB, die, nota bene, juist helemaal niet revolutionnair zou zijn en in jh'hciep ook de Fransche revolutie afkeurt. Ook ae Voorgenomen wijziging der Kieswet zou tegen h' NSPi als kleine partij gericht zijn, en h'ot minder tevens (de heer Van Vessem zag JJhmiddag weer veel spoken!) de beoogde be- P^vking der parlementaire immuniteit. In ver- and met laatstgenoemd, intusschen vervallen -tsontwerp, citeerde de NSB'er twee redevoe rden, welke in1924 door dva. heer De °s van Steenwijk, thans Senaatsvoorzitter, in Tweede Kamer gehouden zijn en waarin .dal forsche termen gebezigd schijnen te zijn, at mdien er een incident ware ontstaan Waardigheid van het parlement niet zou .''bben verhoogd. Nu voorts in officieele stuk- Gn was aanvaard, dat beperking der druk- ^«vrijheid niet meer noodig is, aangezien j ikel 7 der Grondwet thans reeds genoeg en111 repressieve bevoegdheid zou verleenen jtidelijk verschijningsverbod), noemde de SB>er drukpersvrijheid eigenlijk „afge- baft", maar zeer terecht heeft de heer DE SU\v (SDAP) later opgemerkt, dat de heer v,ari Vessem, aldus pleitende voor de waardig- «eitf - Mi jjT* van het parlement en voor drukpersvrij- J wees op Duitschland, bijna steeds een af- Vf\iide verwijzing, al ontkent de NSB ook het vband, als het zoo in haar kraam te pas ^Ratuurljjk verklaarde ook de sociaal-demo- <j dt zich verheugd over de niet-aanneming r afgekeurde ontwerpen, k prof. KRANENBURG (V. D.) verdedigde Ijj Regeering tegen het verwijt, als zoude zij 1 de indiening der herzieningsvoorstelleu bpP van juist staatkundig inzicht getuigd V^jben, integendeel had. de Regeering zin W-r gemeen overleg met de volksvertegen- gr0rbiging getoond, en Voornamelijk op aan- van het parlement ging de Regeering ^e over. Intusschen was de Vrijzinnig-Democraat blij over de verdwijning van de booze plannen ten aanzien van de drukpersvrijheid, de te groote verlaging van schadeloosstelling der Kamerle den, de vervallenverklaring van het Kamer lidmaatschap en de beperking van „freedom of speech" in het parlement. Theoretisch kan het wel juist genoemd worden, dat in bepaalde ge vallen van het lidmaatschap dezulken, „die den tak, waarop zij zitten, afzagen", vervallen worden verklaard, maar practisch was zulks niet noodig en ook niet wenschelijk, daar het parlement zelf de middelen tegen dezulken bezit. Ook prof. Kranenburg is van oordeel, dat de Regeering met haar interpretatie van artikel 7 der Grondwet (drukpersvrijheid) te vpr gaat en hij waarschuwde tegen legende-vorming. De grootst mogelijke vrijheid moet getolereerd blijven als pionier voor de geestelijke vrij heid, de grondrechten van den mensch, voer de hij zoowaar Kardinaal Verdier, Aartsbis schop van Parijs, het Mekka der revolution nairen, ten tooneele; als Kardinaal Verdiei hier het woord gevoerd had, zou Z. Eminentie ongetwijfeld zekere nauwere grenzen getrokken hebben, dan den Vrijzinnig-democraat blijk baar lief zijn! Ten aanzien van de Nieuwe Organen wacht te prof. Kranenburg op de daden der Re geering. Nadat de heer DROOGLEEVER FORTUYN namens de Liberalen met de uiterste bondig heid verklaard had, dat zijn fractie vóór stemmen zou, heeft MINISTER VAN BOEYEN de sprekers in 't kort beantwoord; in 't kort, want deze voorstellen waren van zijn voorgan ger afkomstig en elders door een ambtgenoot verdedigd, weshalve hem bescheidenheid paste. De onderwerpen waren bovendien zoowat dood gepraat. De minister zong slechts een kort slot-ac coord, alleen uit reverentie voor de sprekers Minister van Boeijen. Ook al moge deze Grondwetsherziening op zichzelf niet zoo geweldig belangrijk zijn, toch is zij in psychologisch opzicht voor ons volk van groote betee- kenis aldus de Mi nister. Hij noemde het juist een ge lukkig feit, dat men deze herziening niet belangrijk acht: er blijkt uit de Minister re deneerde hier nog al simplistisch dat er geen groote meeningsverschil- len bestaan. Natuuirlijk heeft Z. Excellentie maar weer eens hard nekkig en terecht ontkend, dat ver schillende aanvankelijk voorgenomen be palingen tegen bepaalde partijen gericht zouden zijn. Reeds lang vóórdat de N. S. B. b.v. bestond, heeft o.a prof. Scholten aan gedrongen op beperking der immuniteit. De Ordeningsformule in de wet achtte de Minister geenszins onbelangrijk. We gaan voor de bedrijven insereeren de methodiek, welke in 1848 ingevoerd is voor het beheer van de provinciën en de gemeenten, we krijgen een vóórphase, waarin wij ons bezinnen over een punt van zeer groot belang voor onze samen leving. Voorts hield Z. Excellentie met nadruk vol dat artikel 7 van de Grondwet wel degelijk de preventieve bevoegdheid inzake drukpersover tredingen verleent, welke in dit artikel is ont kend, maar en hiermede mogen de vrees- achtigen zich gerust gesteld voelen bij de Regeering is niet in overweging de vraag, of op grond van artikel 7 bepaalde maatregelen ge nomen moeten worden, behoudens natuurlijk haar recht in bepaalde gevallen 'n tijdelijk ver schijningsverbod uit te vaardigen, (dit laatste beteekent voor den Minister geen (verboden) preventieve censuur, aangezien individueele uitingen altijd nog in andere bladen mogelijk zullen zijn). Doch slechts in uiterste noodzaak zal de Re geering tot een uitoefening van haar bevoegd heid ten deze gebruik maken. Zonder hoofdelijke stemming werden de ont werpen, aanvaard; alleen wenschten de N. S. B.-ers bij alle ontwerpen, behalve bij dat be treffende, het inkomen der Kroon en dat be treffende de onschuldige additioneele artikelen (overgangsrecht) aanteekening van hun tegen stemmen. Donderdag 30 December van het vorig jaar is de trekking geweest van de Lodivo-loterij ten overstaan van notaris Pauwels in het Vendu huis te 's-Gravenhage. Deze loterij, goedge keurd door den minister van Justitie, was op gezet ter versterking van de financieele draag kracht van het Diocesaan Voorschot Instituut van den R. K. Middenstandsbond in het bisdom Haarlem. De hoofdprijzen twee auto's of vrachtauto's naar keuze zijn gevallen op de nummers 12844 en 25203. De motorfietsen zü'n gevallen op de num mers: 22657 en 26395. Voor de overige nummers en prijzen zyn trekkingsiysten te verkregen bij het Centraal Hanze Bureau, Mauritskade 23, Den Haag. Sedert Vrijdagavond verkeerde men in het Benedictynenklooster te Mamelis-Vaals in groote onrust over het uitblijven van pater Blasius O.S.B., die in den loop van den mid dag per auto naar Aken was gereden, om daar eenige zaken betreffende het klooster te rege len. Tevergeefs jachtte men op zyn terug keer. Alle informaties zoowel te Vaals als te Aken bleven zonder resultaat. Maandagmiddag kreeg men eindelijk bericht uit Aken, dat Pa ter Blasius in den loop van den middag naar huis kon terugkeeren. De Duitsche pólitie had hem op vermoeden dat hij een overtreding had begaan, gearresteerd, aldus bericht de Maasb. Toen echter later de vermoedens onjuist ble ken te zyn, werd Pater Blasius op vrye voeten gesteld. BATAVIA, 18 Januari (Aneta) De bekende schoenfabrikanten Bata hebben aan het de partement van Economische Zaken eenigen tyd geleden een productie-program voorgelegd, dat loopt tot en met 1940. Het departement heeft zich hiermede accoord verklaard. Nu zal, zoodra een geschikt terrein is gevon den, waaromtrent onderhandelingen nog gaan de zijn, een fabriek worden geopend. Om een denkbeeld te geven van de grootte van het toekomstig bedrijf, kan worden ge meld, dat in 1940 ongeveer duizend werklieden daarbij emplooi zullen vinden. Het productie-plan omvat le. de fabricage van gummi-schoenen en 2e. van uiterst goed- koope leeren schoenen, waarvan de gemiddelde prijs 80 cent een gulden zou zyn. Laatstge noemd onderdeel van het productieplan zal in den allereersten tijd echter op zeer beschei den schaal worden ingezet, teneinde de resul taten behoorlijk te kunnen overzien. Na 1940 zal de regeering ten aanzien van het productie program haar houding nader bepalen. Verder verneemt Aneta nog, dat de opzet zoo veel mogelijk met Nederlandsch kapitaal zal ge schieden. Te Nijmegen is overleden de emeritus-pas toor van Beesd, de zeereerw. heer P. J. Bijlard. Pastoor Bijlard werd 3 Mei 1879 te Utrecht geboren en ontving op 15 Augustus 1905 de H. Priesterwijding. Achtereenvolgens was de thans ontslapene assistent te Benschop, kape laan te Groenlo, Oud-Zevenaar en Bussum, pastoor te Leerdam en Beesd. Het stoffelijk overschot zal op de begraaf plaats der H. Landstichting worden begraven, Verschenen is het voorloopig verslag van de vaste commissie der Tweede Kamer voor over leg met de regeering inzake handelspolitieke aangelegenheden, over het ontwerp tot goedkeu ring van de op 28 Mei 1937 te Den Haag tus- schen België, Denemarken, Finland, Luxem burg, Nederland, Noorwegen en Zweden gesloten overeenkomst tot ontwikkeling van het handels verkeer. Wy ontleenen daaraan: De groote meerderheid der commissie kon zich met het voorstel der regeering tot goed keuring van het in dit wetsontwerp bedoelde verdrag geheel vereenigen. Zij was van oor deel, dat de totstandkoming van dit verdrag van harte toejuiching verdient. Al moge de practische beteekenis niet zoo groot zijn als men wel zou wenschen, het beginsel, dat er aan ten grondslag ligt, is juist. Het verdrag is een uiting van een streven naar opheffing van handelsbelemmeringen, naar bevordering van een vrijer ruilverkeer en is als zoodanig niet te onderschatten, vooral van ideëele betee kenis. De hier aan het woord zijnde leden der commissie meenden, dat een woord van lof voor het initiatief der Nederlandsche regeering niet achterwege mag blijven. Zij spraken de hoop uit, dat de regeering zal trachten in deze richting voort te gaan. Enkele andere leden der commissie konden deze optimistische opvatting niet deelen, al hadden zij tegen goedkeuring van het verdrag geen bezwaar. Zij betwyfelden of, na mislukking van vorige plurilaterale overeenkomsten, de omstandigheden wel gunstig waren om met een zoodanige overeenkomst opnieuw een proef te wagen. Heeft Noorwegen het invoerrecht op knoopen en schoenen niet verhoogd, Zweden dat op druiven en België eveneens dat op schoenen en eenige soorten olie, en bestaan er in ver schillende landen geen voornemens aangaande verdere verhoogingen? Heeft ook Nederland zich niet genoodzaakt gezien het invoerrecht op aardewerk te verhoogen? Dient in het feit, dat zulke maatregelen zyn genomen, niet het bewijs gezien te worden, dat de tijden niet rijp zyn voor de verwachte han delspolitieke ontwapening? Zou deze vraag be vestigend beantwoord moeten worden, dan zou den deze leden er geen bezwaar tegen hebben indien het verdrag niet werd verlengd. Naar hun oordeel zal 's lands belang gediend worden, wanneer de regeering, mede met het cog op de mogelijkheid eener nieuwe depressie, de handen vrij houdt om in de toekomst al die maatregelen te kunnen nemen, die tot instand houding van het Nederlandsche bedryfsleven noodig zullen blijken. Dat enkele van de deelnemende landen ook na het sluiten van het verdrag den invoer van bepaalde artikelen hebben bemoeilykt, konden de eerstbedoelde leden geenszins als een argu ment tegen het verdrag zelf aanvaarden. Men moge deze bemoeiiyking betreuren, het effect van het verdrag wordt er niet door tenietgedaan. Wat overigens het Zweedsche invoerrecht op druiven betreft, dit staat, hoe schadelijk het ook voor ons land moge zyn, geheel los van het thans besproken verdrag. De verhooging is slechts een gevolg van beëindiging van het ver drag tusschen Zweden en Spanje, dat een laag invoerrecht vaststelde, waarvan Nederland krachtens de meestbegunstiging kon profiteeren. Niet juist achtten deze leden het verder, thans reeds te spreken over de mogelykheid van nlet-verlenging van het ter goedkeuring aan geboden verdrag. Op de toekomstige ontwikke ling van de handels-politieke verhoudingen dient thans nog niet te worden vooruitgeloopen. In aansluiting op hetgeen „Aneta" reeds sein de ovër het ontwerp voor een „Defensie-uit voerrecht" ontleenen we aan de toelichting het volgende: Rekening valt er mede te houden, dat de verzwaarde defensie-uitgaven gedurende een langere periode op het budget zullen drukken. Aan de in te voeren nieuwe heffing op den uitvoer zal dus geen uitgesproken tijdelyk karakter, in den zin van tot een bepaald tyd- vak beperkte heffing, kunnen worden gegeven. Dit vormt op zichzelf reeds een afdoend mo tief om de belasting zeer laag te stellen. Be rekend naar de huidige exportwaarde kan van een heffing van één percent een opbrengst van ongeveer 8 millioen 's jaars worden ver wacht, hetgeen voor het beoogde doel voldoen de wordt geacht. Het ontwerp opent de mogelykheid om be paalde nijverheidsvoortbrengselen van de belas ting vry te stellen, indien zulks in het econo misch belang van Nederlandsch-Indië noodig is. Tot vrystelling zal slechts worden overge gaan, indien de noodzaak daartoe voor de in- dustrieele ontwikkeling van deze gewesten be- paaldeiyk aanwezig is. Met betrekking tot de verhandeling van de opbrengst dezer heffing in de Landsbegroo- ting wordt het volgende opgemerkt: De ratio voor de invoering van het defensie- uitvoerrecht ligt niet zoozeer in het algemeen begrootingsaspect, als wel in de omstandigheid, dat de versterking van de weermacht geduren de een reeks van jaren noopt tot het doen van bijzondere uitgaven. Ware- dit niet het geval, dan zou het de voor keur verdienen die uitgaven voor leger en vloot, welke geheel voor rekening van Indië komen, te doen drukken op den gewonen dienst. Nu inmiddels de omstandigheden medebren gen, dat voor 1938 en eerstvolgende jaren in zeer snel tempo maatregelen genomen moeten worden, welke men voor een groot gedeelte zou kunnen beschouwen als 't noodzakelijk aanpas singsproces van aanvulling en moderniseering naar de veranderde eischen des tijds in verband ook met de politieke ontwikkeling, zou de ge wone dienst uit dien hoofde zeker voor een naar zich denken laat beperkte periode aan- zienlyk te zwaar moeten worden belast. Het ligt daarom in het voornemen, bepaalde, daarvoor in aanmerking komende, uitgaven voor de defensie- voorzoover 1938 betreft van de legerbegrooting, terzake waarvan de noodige be handeling zal zijn, te doen drukken op den buitengewonen dienst, en wel tot een bedrag van rond ƒ13.3 millioen, waaronder het reeds by de hoofdbegrooting 1938 op buitengewoon gebracht bedrag van ƒ3.85 millioen. De arm van een fietser isgeentoo- verstaf: vóór het veranderen van richting moet hij zich ervan over tuigen of de ma noeuvre VEILIG volvoerd zal kun nen worden De minister van Sociale Zaken maakt bekend, dat, wat de dagelijksche aanmel ding (het stempelen) van werklooze arbei ders betreft, in verband met de te ver wachten blijde gebeurtenis de volgende ge- dragslyn kan wordien gevolgd. Wordt het bericht bekend tydens de bu reau-uren, dan kan het stempelen worden gestaakt. Voorzoover het gemeentebestuur den daarop volgenden dag, dus den eigen lijken feestdag, de gemeentelijke bureaux sluit, kan alsdan ook vry van stempelen worden gegeven. De burgemeester van Den Haag heeft een commissie van raadsleden benoemd, welke een onderzoek zal instellen naar het conflict tus schen het dagelijksch bestuur van 't Residentie orkest en den gedelegeerde van de gemeente in het algemeen bestuur, jhr. mr. dr. E. A. van Beresteyn. In deze commissie hebben zitting de hesren: W. H. Vliegen, Anth. Folmer, W. Drees, F. N. V. Quant en mr. S. de Vries Czn. De burgemeseter heeft den heer Vliegen ver zocht, de commissie zoo spoedig mogelijk by- een te roepen. BATAVIA, 18 Jan. (Aneta.) De Raad van Justitie behandelde een strafzaak tegen dén aviateur S., een bekend sportvlieger en auto rijder, die met zijn vliegtuig 1 Augustus 1937 een ongeluk heeft gehad, waarbij een Euro- peesche dame, mej. Weber, het leven liet. Na voorlezing van de dagvaarding verklaart beklaagde-: „Ik voel my absoluut niet schul dig" en beschryft dan verder de moeilykheden. Hij wijst er op, dat het slechte zicht, „dat ook myn moreel aantastte", hem tot het besluit bracht om te landen. HU meende een 'geschikt landingsterrein te hebben in een rechthoekig stuk sawah, dat droog stond. Verder verklaarde hy niet op den snelheids meter te hebben gezien, maar goed te hebben uitgekeken alvorens te landen. Bij nadere ondervraging verklaart beklaagde het gevoel te hebben gehad met een snelheid van 120 K.M. te hebben gevlogen, in ieder ge val voldoende om de landingsbocht te nemen. Plotseling kwam de crash, waarbij hij met het voorhoofd en het linkeroog tegen het reserve- compas sloeg, waardoor hij geheel versuft werd. De president: „Waaraan schrijft u het on geval toe?" Bekl.: „De hoofdzaak was slecht, zicht," President: „Lag het niet aan uw zenuwen?' Bekl.: „Neen. Bij de laatste keuring, 18 da gen vóór het ongeval, ben ik nog in de hoog ste klasse ingedeeld." By het getuigenverhoor verklaarde kapitein Te Roller, die tevens gehoord werd als ge- tuige-deskundige, dat voor het ongeluk geen andere reden bestond dan gebrek aan snel heid. Hij,gaf nog als zyn persoonlijken indruk van deskundige, dat de heer S. als sportvlieger als zeer geoefend moet worden aangemerkt. Maandagavond is de schoenmaker J. K. uit Belterschutsloot, naby Giethoorn in het ka naal GiethoornSteenwijk gereden en ver dronken. K. had dien middag eenige café's bezocht. Dinsdag vond men zyn fiets in het kanaal. Onmiddellyk werd de politie gewaarschuwd die, na eenigen tyd gedregd te hebben, het ïyk van den sehoenmaker ophaalde. Voor de rechtbank te Roermond is Dinsdag middag de zaak behandeld tegen den 33-jari- gen chauffeur W. J. R. uit Thorn, die in den nacht van 19 op' 20 November van het vorige jaar, in een hevige gemoedsaandoening, zyn schoonvader C., dien hij des nachts in zijn huis aantrof, met een schop den schedel insloeg. Het slachtoffer overleed enkele uren later in het ziekenhuis te Roermond. R, meldde zich terstond na het gebeurde by de politie. Hy werd naar het huis van bewaring te Roermond overgebracht. Slechts enkele dagen heeft R. in voorarrest moeten doorbrengen, waarna hy in vrijheid werd gesteld. De zaak werd met gesloten deuren behan deld. Nadat dr. Hulst uit Leiden, de gemeente veldwachter uit Thorn en de vrouw van ver dachte als getuigen waren gehoord, heeft de Officier van Justitie tegen verdachte R., die het ten laste gelegde bekende, ontslag van rechtsvervolging geëischt. De rechtbank zal op 1 Februari uitspraak doen. Toen 9 November van het vorig jaar de twee schuldigen aan den roofoverval op den Haag- schen arts De Ridder door de Haagsche recht bank veroordeeld zijn tot elk drie jaar ge vangenisstraf de eisch had vier jaar ge luid was men algemeen van meening, dat deze in de residentie zoo geruchtmakende zaak ten einde was. Dit was evenwel niet het geval. Na het von nis bleek, dat nog twee andere personen by de zaak betrokken zyn geweest en het gelukte de politie inderdaad deze personen te arresteeren. Het waren de 19-jarige los-werkman T. W. en de 18-jarige T. C. J. V., de broer van een van de reeds veroordeelde verdachten, die bei den thans voor de Haagsche rechtbank moes ten verschijnen. Ze legden een volledige bekentenis af. W., die eerst moest terecht staan, heeft op den uitkyk gestaan, toen de anderen binnen met dr. De Ridder bezig waren. Later heeft hy van den buit 10 gekregen. Wegens heling vorderde de Officier van Jus titie een gevangenisstraf van één jaar. Door het verhoor van den anderen verdachte kreeg men eindelyk een juist beeld van het geen zich op het Oranjeplein heeft afgespeeld. Het bleek, dat de gebroeders V. samen het eerst naar boven zijn gegaan en dat Z. en W. buiten bleven wachten. Toen dr. De Ridder wat al te hardnekkig werd aangepakt en er bloed vloeide, heeft één dei broers die nu terecht stond berouw gekregen en is weggevlucht. Wel heeft hy Z., die buiten stond, gewaagd in zyn plaats naar binnen te gaan, hetgeen Z. ook heeft gedaan. V. heeft voorts een gedeelte van den buit gekregen en ook aan de inbraak in het pak huis aan het Smidswatei was ny schuidig. Hy heeft daar nj. op wacht gestaan en kreeg een gedeelte van den aldaar behaalden buit. De Officier van Justitie achtte hem schuldig aan heling en mededaderschap en vorderde de zelfde straf, als waartoe de anderen veroordeeld zyn, n.l. drie jaar gevangenisstraf. De verdediger, mr. A. P. C. Peters, vroeg een voorwaardelyke veroordeeling. Mocht de rechtbank geheel een onvoorwaar- delyke straf opleggen, dan meende pleiter, dat de jeugdgevangenis te Zutphen hiervoor de aangewezen inrichting was. Uitspraak 1 Februari. Het Hoog Militair Gerechtshof heeft uit spraak gedaan in de zaak tegen den luitenant kolonel A. P. H. B., commandant van de twee de divisie der koninklyke marechaussee, gar nizoen te Maastricht, die op 28 Augustus by de schipbrug te Hedel in handgemeen was ge raakt met een voerman. In zijn sententie heeft het Hoog Militair Gerechtshof het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen verklaard, doch beklaag- de's beroep op noodweer aanvaard. Mitsdien werd de mishandeling niet straf baar geacht en werd beklaagde vrygesproken. Toegekend is de aan de orde van Oranje- Nassau verbonden eere-medaille, in brons aan H. W. de Biy, metselaar in dienst van den heer D. Huurman Jr. te Delft. Van 1 Januari 1938 af is by het departement van Sociale Zaken tot commies in vasten dienst benoemd mr. W. Verheul, thans tydelijk als zoodanig werkzaam. HOOFDSTUK XXXV a,r kwam een rijtuig aanrollen en een Vt'k later deed Francois de deur open voor ^'Hardock. at jj,.'Üfknecht vroeg met een hoffelyke buiging, öen dokter even spreken mocht, eer deze "Tob ziekenkamer ging. n zy in de eetkamer waren, begon Fran- V'i^sieur, u wilt my toch wel beloven, ge- .,W? houden, hetgeen ik u nu zeggen ga?" Vl{ hedoel je daarmee?" vroeg dokter Har- 1'bot'Camerdienaar vertelde nu, hoe Samuel van plan was geweest, Miss Trouville te i ..tun door middel van vergif in de koffie. V a-' m°hsleur, er was geen vergif in dat had achterdocht: dus waakte ik. Ik zag dien schurk van een Samuel een donker poeder strooien in de koffie, voor Miss Trouville bestemd. Toen kwam ik binnen, vertelde hem, dat de bel van Sir Robert tweemaal was gegaan en, nadat hy voorzichtig het blad met de koffie op zy had gezet, ging hy naar boven. Ik zette er een schoon kopje voor in de plaats en vulde dit uit een andere koffiekan, die ik klaar had staan." „Maar waarom heb je dat niet dadelyk aan Sir Robert gezegd?" „Och, monsieur, ik hoopte, dat hy, met den dood voor oogen, mademoiselle Trouville vry zou laten." „Wie is mademoiselle Trouville?" vroeg de dokter verwonderd. „Een jonge dame, die hier tegen haar wil is. Er worden hier twee dames gevangen gehou den." „Waarom heb je er dan niet de politie van op de hoogte gebracht?" Verwacht je nu soms van mij, dat ik Sir Robert in den waan laat, dat hij vergiftigd is?" „U kon zeggen, dat u een tegengif had. O, monsieur, laat hem, in zyn eigen bestwil, wat langer in angst verkeeren. Zyn neef is nu bij hem; aan hém kunt u alles vertellen." De dokter ging naar boven, vroeg den patiënt het een en ander en kreeg nu ook te hooren van het vergif. „Maar u vergist zich waarschijniyk; ik kan in het geheel geen symptomen van vergiftiging ontdekken." „O, dat werkt zoo langzaam, dokter; en hgt gevaarlijke is juist, dat zich geen ziektever schijnselen vertoonen." „Nu, in ieder geval zal ik u het middel toe1 dienen, dat de uitwerking van het gif, mocht u het dan binnengekregen hebben, totaal ver nietigt." Terwijl de dokter met Sir Robert bezig was, ging Claud Weer naar Marie's kamer en zei: „Sir Robert is te ziek, om hem te verlaten, of je van hier weg te voeren, maar je bent hier veilig. Ik zal Clark de wacht over je laten hou den." Tegen den morgen viel Sir Robert in een rus- tigen slaap en de dokter vroeg om Mr. Dacre al leen te spreken. In dit interview deelde hy hem alles mee, wat Francois hem verteld had en dat hy hem 'n zoogenaamd tegengif had toegediend: den algeheelen toestand van den patiënt vond hy niet zoo hopeloos. Maar er moest een betere verpleegster bij hem komen dan de zelfzuchtige vrouw, die op het oogenblik bij hem waakte. Claud beloofde, dat hy daarvoor zou zorgen en om drie uur 's nachts ging hy Clark aflossen. Toen Mrs. Jordan hem kwam aflossen om acht uur, vertelde zy hem, dat zy het ontbyt had klaar gezet op Marie's kamer. „Liefste," zei hy, „wat zie je bleek!" „Geen wonder! Al dien tijd ben ik niet in de buitenlucht geweest! Maar hoe maken je groot moeder en Amy het?" „De omstandigheden in aanmerking genomen, goed en Oma zal het heerlijk vinden, je als haar kleindochter in de armen te sluiten." „O, Claud!" „En dit nog, eer zy wist, dat je Nita was, het nichtje van Philip de Brath, en een ryke erfge name." „Heb je dat alles in Trouville gehoord Claud?" „Neen, lieve, thuis heb ik dat zoo bedacht en hier is het bevestigd." „Vertel my eens alles!" „Natuurlijk, kindje, maar nu eerst samen ont bijten. Dat is in lange niet gebeurd, hè?" Toen hun maal afgeloopen was, trok hy Ma rie naast zich op de sofa en vestigde haar aan dacht op twee kleine litteekentjes op zyn wang, terwijl hy ondeugend zei: „Die hebben jouw babyhandjes daar gemaakt, jou kleine Nita!" Heel voorzichtig deelde hy haar toen mee, dat Mrs. Orde nog in leven was. „Maar waar? Waar dan?" hijgde Marie. „Houd je voorbereid op een groote verrassing, liefste: je moeder is hier in huis!" „O, Claud! Breng my dan toch dadeiyk bij haar!" „Eerst moeten wij haar voorbereiden op je bezoek, zy is zeer ziek." „Arme, arme moeder! Maar hoe kwam zy hier? Hoe kende Sir Robert my? Wie is Mrs. Jordan?" Mrs. Jordan is degene, die huisbewaarster was in die oude woning van Mr. Rivers by de rivier, van waaruit Philip met jou ontvluchtte, Mr. Smith was, helaas, myn neef, Robert El- wyn." Claud deelde haar nu alles mee en juist was hy klaar met dit pynlyk verslag, toen de baro net liet vragen, of zijn neef bij hem kwam. Claud vroeg met grooten nadruk; „Marie, mag ik hem zeggen, dat je het hem vergeeft?" „Ik zal er myn best voor doen. En als je nu terugkomt, zal je my dan bij myn moeder brengen?" „Dat beloof ik je." Sir Robert scheen nog steeds overtuigd, dat het gif van doodelyke uitwerking moest wezen. Hij wildé dus absoluut een notaris uit de stad laten komen, die zijn laatste wilsbeschikkingen van wettelijke kracht kon doen zijn. Tot Claud sprak hy: „Ik zal al mijn bezittingen nalaten aan dege nen, die door mij onrecht hebben geleden. Het erfdeel van myn vader en nog eenig geld. dat ik zelf verdiende, laat ik na aan Philip de Brath; en om schandaal te voorkomen, zal ik Juanita Maria Orde erkennen en haar het be zit van Gifford teruggeven." Claud was zeer verbaasd, dat hy Collins by den zieke vond zitten, maar hij vroeg haar niets en dacht enkel, dat zy misschien ook ontvoerd was, tegelyk met Marie. Hij wist hoe die hunkerde naar haar moeder; daarom haastte hy zich naar Mrs. Jordan, om die te vragen, of Miss Orde ook kon worden toegelaten bij haar moeder. „Het zal my een pak van het hart zyn, als die arme Mrs. Orde eindelyk weer vry is!" riep de oude vrouw. „Maar waarom heeft u haar vrienden dan niet gewaarschuwd?" „Ik wist immers niet, waar ik die vinden moest, sir Samuel zei, dat ze allen dood waren, op het kind na, en dat dit in den vreemde was. En tegen zyn wil durfde ik niets ondernemen." „Wilt u dan nu de zieke voorbereiden op de komst van haar dochter?" Claud ging Marie halen en bracht haar naar het vertrek van de huishoudster, waarna hy zei: „Ik zal hier op den corridor de wacht hou den, tot je terugkomt, liefste. Sterkte! Houd je goed!" Mrs. Jordan draaide het slot open en Marie trad binnen. HOOFDSTUK XXXVT Het was een ruim vertrek met een gezellig houtvuur, mollige kleeden en kussens; maar Marie zag niets dan een ineengedoken gestalte op een rustbank, die onmiddellyk by haar bin nentreden de armen wijd opende en snikte: „Myn Nita!.... Myn eenig kind!" „O, moeder! Meer kon Marie niet uitbrengen en eenige minuten genoten moeder en dochter zwygende van dit weerzien! „Moet u altyd zoo op die bank liggen, moeder? En is dit het werk van Sir Robert?" „Neen, lieveling, hy heeft er niets van gewe ten, dat ik zoo geleden heb aan rheumatische koortsen, tot het te laat was. Vandaar dat mijn beenen verlamd zyn: dat ik myn handen weer gebruiken kan, heb ik alleen aan zyn zorgen te danken." „Maar hy heeft u toch gevangen gehouden, moeder?" (Wordt yervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 3