Grondwetsherziening definitief
afgehandeld
een
Meedoogenloos
Het familiedrama
te Thorn
VIJAND
DE ZES ONTWERPEN
Z. H. S. AANVAARD
OVEREENKOMST MET DE
OSLO-STATEN
Kerkelijk leven
WOENSDAG 19 JANUARI 1938
EERSTE KAMER
Rechtsche fracties betreuren, dat
twee belangrijke voorstellen
thans van de baan zijn
Regeering en drukpers
De vos, die de passie preekt
JJH isde vos, die de passie preekt en
*°mt.
Slot-accoord van den
minister
Preventieve bevoegdheid
TREKKING DER LODIVO-
LOTERIJ
Onjuiste vermoedens
Pater Blasius O.S.B. in Duitschland
gearresteerd en later vrijgelaten
BAT A.INDUSTRIE IN INDIË
In toekomstig bedrijf zouden
duizend werklieden in 1940
emplooi vinden
EM.-PASTOOR P. BIJLARD
De groote meerderheid der Kamer-
commissie brengt hulde aan het
initiatief der Regeering
Defensie-uitvoerrecht
laag gesteld
Snelle versterking der Indische
weermacht
Vrij van stempelen
Gedragslijn bij de blijde
gebeurtenis
RUMOER ROND RESIDENTIE-
ORKEST
Samenstelling der Haagsche
raadscommissie
STRAFZAAK TEGEN EEN
SPORTVLIEGER
Bij vliegongeval in Indië kwam
een dame om het leven
In kanaal gereden en verdronken
Tegen den verdachte ontslag van
rechtsvervolging geëischt
DE OVERVAL OP 'N DOKTER
Twee verdachten hebben nog
.terechtgestaan
INCIDENT BIJ SCHIPBRUG
TE HEDEL
UIT DE STAATSCOURANT
Onderscheiding
Commies
N
A A R het ENCELSCH
DÉN HAAG, 18 Januari 1938
Hedenmiddag openden zich de gordijnen
voor de laatste acte van het stuk „Voor-
Stellen tot het brengen van veranderingen
hl de Grondwet," waarvan de speel-duur
zich uitgestrekt heeft over een vol jaar op
énkele dagen na. Het laatste bedrijf kon
hog maar matig boeien, omdat over de
Velerlei materie geen enkel door nieuwheid
verrassend woord meer kon worden ge
sproken en omdat de afloop tevoren precies
bekend was uit de tot nu toe door de ver-
Schillende partijen aangenomen houding.
Reel deze vergadering had dan ook meer
het karakter van een formeele plechtigheid
dan van een levende, recht-vormende par
lementaire procedure.
Zóó schijnen de heeren VAN LANSCHOT
'R-K.), ANEMA (A.R.) en DE SAVÓRNIN
J'OHMAN (C.H.) het geval ook opgevat te heb
ben.
Rhmens de drie rechtsche Kamerfracties
'olstond de heer VAN LANSCHOT met wat men
hl de Tweede Kamer (dé Eerste Kamer kent
flezen parlementairen uitingsvorm niet) een
"korte verklaring" zou noemen. Niemand zal
Eerwachten, aldus de spreker, dat wij hier te-
higtreden in gehouden debatten en nog weer
6ens uitvoerige beschouwingen ten beste zullen
&even. In eerste lezing is de belangstelling ge
noegzaam tot uiting gekomen.
Zich wenschende te onthouden van noode-
looze en slechts tijdroovende besprekingen,
^enschen de drie rechtsche fracties zich te
^Palen tot de verklaring, dat zij gaarne haar
^eun zullen geven aan de voor haar liggende
Ontwerpen onder betuiging echter van haar
®RUt, dat de wetsontwerpen betreffende het
E'eren van revolutionnaire vertegenwoordigers,
06 uitsluiting van met gevangenis gestraften en
schending van geheimen in tweede lezing
hi de Tweede Kamer geen meerderheid hadden
Eekregen.
De heer VAN VESSEM (NSB) heeft het niet
Eerstaan, even kort en bondig te zijn als de
*®ohtsche fracties. Hij constateerde, dat, nu de
^°even genoemde ontwerpen vervallen zijn,
E|Senlijk „het merg uit de pijp" verdwenen is,
jhoar dit belette hem niet, nog vrij uitvoerig
?Ver de mérites daarvan te redevoeren en hij
a*am weer eens met de oude en herhaaldelijk
adicaal weerlegde bewering, dat de plannen
ot wering van revolutionnairen snoodelijk ge-
,'cht waren tegen de NSB, die, nota bene, juist
helemaal niet revolutionnair zou zijn en in
jh'hciep ook de Fransche revolutie afkeurt. Ook
ae Voorgenomen wijziging der Kieswet zou tegen
h' NSPi als kleine partij gericht zijn, en
h'ot minder tevens (de heer Van Vessem zag
JJhmiddag weer veel spoken!) de beoogde be-
P^vking der parlementaire immuniteit. In ver-
and met laatstgenoemd, intusschen vervallen
-tsontwerp, citeerde de NSB'er twee redevoe
rden, welke in1924 door dva. heer De
°s van Steenwijk, thans Senaatsvoorzitter, in
Tweede Kamer gehouden zijn en waarin
.dal forsche termen gebezigd schijnen te zijn,
at mdien er een incident ware ontstaan
Waardigheid van het parlement niet zou
.''bben verhoogd. Nu voorts in officieele stuk-
Gn was aanvaard, dat beperking der druk-
^«vrijheid niet meer noodig is, aangezien
j ikel 7 der Grondwet thans reeds genoeg
en111 repressieve bevoegdheid zou verleenen
jtidelijk verschijningsverbod), noemde de
SB>er drukpersvrijheid eigenlijk „afge-
baft", maar zeer terecht heeft de heer DE
SU\v (SDAP) later opgemerkt, dat de heer
v,ari Vessem, aldus pleitende voor de waardig-
«eitf -
Mi
jjT* van het parlement en voor drukpersvrij-
J wees op Duitschland, bijna steeds een af-
Vf\iide verwijzing, al ontkent de NSB ook het
vband, als het zoo in haar kraam te pas
^Ratuurljjk verklaarde ook de sociaal-demo-
<j dt zich verheugd over de niet-aanneming
r afgekeurde ontwerpen,
k prof. KRANENBURG (V. D.) verdedigde
Ijj Regeering tegen het verwijt, als zoude zij
1 de indiening der herzieningsvoorstelleu
bpP van juist staatkundig inzicht getuigd
V^jben, integendeel had. de Regeering zin
W-r gemeen overleg met de volksvertegen-
gr0rbiging getoond, en Voornamelijk op aan-
van het parlement ging de Regeering
^e over.
Intusschen was de Vrijzinnig-Democraat blij
over de verdwijning van de booze plannen ten
aanzien van de drukpersvrijheid, de te groote
verlaging van schadeloosstelling der Kamerle
den, de vervallenverklaring van het Kamer
lidmaatschap en de beperking van „freedom of
speech" in het parlement. Theoretisch kan het
wel juist genoemd worden, dat in bepaalde ge
vallen van het lidmaatschap dezulken, „die
den tak, waarop zij zitten, afzagen", vervallen
worden verklaard, maar practisch was zulks
niet noodig en ook niet wenschelijk, daar het
parlement zelf de middelen tegen dezulken
bezit.
Ook prof. Kranenburg is van oordeel, dat de
Regeering met haar interpretatie van artikel 7
der Grondwet (drukpersvrijheid) te vpr gaat
en hij waarschuwde tegen legende-vorming.
De grootst mogelijke vrijheid moet getolereerd
blijven als pionier voor de geestelijke vrij
heid, de grondrechten van den mensch, voer
de hij zoowaar Kardinaal Verdier, Aartsbis
schop van Parijs, het Mekka der revolution
nairen, ten tooneele; als Kardinaal Verdiei
hier het woord gevoerd had, zou Z. Eminentie
ongetwijfeld zekere nauwere grenzen getrokken
hebben, dan den Vrijzinnig-democraat blijk
baar lief zijn!
Ten aanzien van de Nieuwe Organen wacht
te prof. Kranenburg op de daden der Re
geering.
Nadat de heer DROOGLEEVER FORTUYN
namens de Liberalen met de uiterste bondig
heid verklaard had, dat zijn fractie vóór
stemmen zou, heeft MINISTER VAN BOEYEN
de sprekers in 't kort beantwoord; in 't kort,
want deze voorstellen waren van zijn voorgan
ger afkomstig en elders door een ambtgenoot
verdedigd, weshalve hem bescheidenheid paste.
De onderwerpen waren bovendien zoowat dood
gepraat.
De minister zong slechts een kort slot-ac
coord, alleen uit reverentie voor de sprekers
Minister van Boeijen.
Ook al moge deze Grondwetsherziening op
zichzelf niet zoo geweldig belangrijk zijn, toch
is zij in psychologisch opzicht voor ons volk
van groote betee-
kenis aldus de Mi
nister. Hij noemde
het juist een ge
lukkig feit, dat men
deze herziening
niet belangrijk
acht: er blijkt uit
de Minister re
deneerde hier nog
al simplistisch
dat er geen groote
meeningsverschil-
len bestaan.
Natuuirlijk
heeft Z. Excellentie maar weer eens hard
nekkig en terecht ontkend, dat ver
schillende aanvankelijk voorgenomen be
palingen tegen bepaalde partijen gericht
zouden zijn. Reeds lang vóórdat de N. S. B.
b.v. bestond, heeft o.a prof. Scholten aan
gedrongen op beperking der immuniteit.
De Ordeningsformule in de wet achtte de
Minister geenszins onbelangrijk. We gaan voor
de bedrijven insereeren de methodiek, welke
in 1848 ingevoerd is voor het beheer van de
provinciën en de gemeenten, we krijgen een
vóórphase, waarin wij ons bezinnen over een
punt van zeer groot belang voor onze samen
leving.
Voorts hield Z. Excellentie met nadruk vol
dat artikel 7 van de Grondwet wel degelijk de
preventieve bevoegdheid inzake drukpersover
tredingen verleent, welke in dit artikel is ont
kend, maar en hiermede mogen de vrees-
achtigen zich gerust gesteld voelen bij de
Regeering is niet in overweging de vraag, of op
grond van artikel 7 bepaalde maatregelen ge
nomen moeten worden, behoudens natuurlijk
haar recht in bepaalde gevallen 'n tijdelijk ver
schijningsverbod uit te vaardigen, (dit laatste
beteekent voor den Minister geen (verboden)
preventieve censuur, aangezien individueele
uitingen altijd nog in andere bladen mogelijk
zullen zijn).
Doch slechts in uiterste noodzaak zal de Re
geering tot een uitoefening van haar bevoegd
heid ten deze gebruik maken.
Zonder hoofdelijke stemming werden de ont
werpen, aanvaard; alleen wenschten de N. S.
B.-ers bij alle ontwerpen, behalve bij dat be
treffende, het inkomen der Kroon en dat be
treffende de onschuldige additioneele artikelen
(overgangsrecht) aanteekening van hun tegen
stemmen.
Donderdag 30 December van het vorig jaar is
de trekking geweest van de Lodivo-loterij ten
overstaan van notaris Pauwels in het Vendu
huis te 's-Gravenhage. Deze loterij, goedge
keurd door den minister van Justitie, was op
gezet ter versterking van de financieele draag
kracht van het Diocesaan Voorschot Instituut
van den R. K. Middenstandsbond in het bisdom
Haarlem.
De hoofdprijzen twee auto's of vrachtauto's
naar keuze zijn gevallen op de nummers 12844
en 25203.
De motorfietsen zü'n gevallen op de num
mers: 22657 en 26395. Voor de overige nummers
en prijzen zyn trekkingsiysten te verkregen bij
het Centraal Hanze Bureau, Mauritskade 23,
Den Haag.
Sedert Vrijdagavond verkeerde men in het
Benedictynenklooster te Mamelis-Vaals in
groote onrust over het uitblijven van pater
Blasius O.S.B., die in den loop van den mid
dag per auto naar Aken was gereden, om daar
eenige zaken betreffende het klooster te rege
len. Tevergeefs jachtte men op zyn terug
keer. Alle informaties zoowel te Vaals als te
Aken bleven zonder resultaat. Maandagmiddag
kreeg men eindelijk bericht uit Aken, dat Pa
ter Blasius in den loop van den middag naar
huis kon terugkeeren. De Duitsche pólitie had
hem op vermoeden dat hij een overtreding had
begaan, gearresteerd, aldus bericht de Maasb.
Toen echter later de vermoedens onjuist ble
ken te zyn, werd Pater Blasius op vrye voeten
gesteld.
BATAVIA, 18 Januari (Aneta) De bekende
schoenfabrikanten Bata hebben aan het de
partement van Economische Zaken eenigen tyd
geleden een productie-program voorgelegd, dat
loopt tot en met 1940. Het departement heeft
zich hiermede accoord verklaard.
Nu zal, zoodra een geschikt terrein is gevon
den, waaromtrent onderhandelingen nog gaan
de zijn, een fabriek worden geopend.
Om een denkbeeld te geven van de grootte
van het toekomstig bedrijf, kan worden ge
meld, dat in 1940 ongeveer duizend werklieden
daarbij emplooi zullen vinden.
Het productie-plan omvat le. de fabricage
van gummi-schoenen en 2e. van uiterst goed-
koope leeren schoenen, waarvan de gemiddelde
prijs 80 cent een gulden zou zyn. Laatstge
noemd onderdeel van het productieplan zal
in den allereersten tijd echter op zeer beschei
den schaal worden ingezet, teneinde de resul
taten behoorlijk te kunnen overzien. Na 1940
zal de regeering ten aanzien van het productie
program haar houding nader bepalen.
Verder verneemt Aneta nog, dat de opzet zoo
veel mogelijk met Nederlandsch kapitaal zal ge
schieden.
Te Nijmegen is overleden de emeritus-pas
toor van Beesd, de zeereerw. heer P. J.
Bijlard.
Pastoor Bijlard werd 3 Mei 1879 te Utrecht
geboren en ontving op 15 Augustus 1905 de
H. Priesterwijding. Achtereenvolgens was de
thans ontslapene assistent te Benschop, kape
laan te Groenlo, Oud-Zevenaar en Bussum,
pastoor te Leerdam en Beesd.
Het stoffelijk overschot zal op de begraaf
plaats der H. Landstichting worden begraven,
Verschenen is het voorloopig verslag van de
vaste commissie der Tweede Kamer voor over
leg met de regeering inzake handelspolitieke
aangelegenheden, over het ontwerp tot goedkeu
ring van de op 28 Mei 1937 te Den Haag tus-
schen België, Denemarken, Finland, Luxem
burg, Nederland, Noorwegen en Zweden gesloten
overeenkomst tot ontwikkeling van het handels
verkeer.
Wy ontleenen daaraan:
De groote meerderheid der commissie kon
zich met het voorstel der regeering tot goed
keuring van het in dit wetsontwerp bedoelde
verdrag geheel vereenigen. Zij was van oor
deel, dat de totstandkoming van dit verdrag
van harte toejuiching verdient.
Al moge de practische beteekenis niet zoo groot
zijn als men wel zou wenschen, het beginsel, dat
er aan ten grondslag ligt, is juist. Het verdrag
is een uiting van een streven naar opheffing
van handelsbelemmeringen, naar bevordering
van een vrijer ruilverkeer en is als zoodanig
niet te onderschatten, vooral van ideëele betee
kenis. De hier aan het woord zijnde leden der
commissie meenden, dat een woord van lof voor
het initiatief der Nederlandsche regeering niet
achterwege mag blijven. Zij spraken de hoop uit,
dat de regeering zal trachten in deze richting
voort te gaan.
Enkele andere leden der commissie konden
deze optimistische opvatting niet deelen, al
hadden zij tegen goedkeuring van het verdrag
geen bezwaar. Zij betwyfelden of, na mislukking
van vorige plurilaterale overeenkomsten, de
omstandigheden wel gunstig waren om met een
zoodanige overeenkomst opnieuw een proef te
wagen. Heeft Noorwegen het invoerrecht op
knoopen en schoenen niet verhoogd, Zweden dat
op druiven en België eveneens dat op schoenen
en eenige soorten olie, en bestaan er in ver
schillende landen geen voornemens aangaande
verdere verhoogingen? Heeft ook Nederland zich
niet genoodzaakt gezien het invoerrecht op
aardewerk te verhoogen?
Dient in het feit, dat zulke maatregelen zyn
genomen, niet het bewijs gezien te worden, dat
de tijden niet rijp zyn voor de verwachte han
delspolitieke ontwapening? Zou deze vraag be
vestigend beantwoord moeten worden, dan zou
den deze leden er geen bezwaar tegen hebben
indien het verdrag niet werd verlengd.
Naar hun oordeel zal 's lands belang gediend
worden, wanneer de regeering, mede met het
cog op de mogelijkheid eener nieuwe depressie,
de handen vrij houdt om in de toekomst al die
maatregelen te kunnen nemen, die tot instand
houding van het Nederlandsche bedryfsleven
noodig zullen blijken.
Dat enkele van de deelnemende landen ook
na het sluiten van het verdrag den invoer van
bepaalde artikelen hebben bemoeilykt, konden
de eerstbedoelde leden geenszins als een argu
ment tegen het verdrag zelf aanvaarden. Men
moge deze bemoeiiyking betreuren, het effect
van het verdrag wordt er niet door tenietgedaan.
Wat overigens het Zweedsche invoerrecht op
druiven betreft, dit staat, hoe schadelijk het ook
voor ons land moge zyn, geheel los van het
thans besproken verdrag. De verhooging is
slechts een gevolg van beëindiging van het ver
drag tusschen Zweden en Spanje, dat een laag
invoerrecht vaststelde, waarvan Nederland
krachtens de meestbegunstiging kon profiteeren.
Niet juist achtten deze leden het verder,
thans reeds te spreken over de mogelykheid van
nlet-verlenging van het ter goedkeuring aan
geboden verdrag. Op de toekomstige ontwikke
ling van de handels-politieke verhoudingen dient
thans nog niet te worden vooruitgeloopen.
In aansluiting op hetgeen „Aneta" reeds sein
de ovër het ontwerp voor een „Defensie-uit
voerrecht" ontleenen we aan de toelichting
het volgende:
Rekening valt er mede te houden, dat de
verzwaarde defensie-uitgaven gedurende een
langere periode op het budget zullen drukken.
Aan de in te voeren nieuwe heffing op den
uitvoer zal dus geen uitgesproken tijdelyk
karakter, in den zin van tot een bepaald tyd-
vak beperkte heffing, kunnen worden gegeven.
Dit vormt op zichzelf reeds een afdoend mo
tief om de belasting zeer laag te stellen. Be
rekend naar de huidige exportwaarde kan van
een heffing van één percent een opbrengst van
ongeveer 8 millioen 's jaars worden ver
wacht, hetgeen voor het beoogde doel voldoen
de wordt geacht.
Het ontwerp opent de mogelykheid om be
paalde nijverheidsvoortbrengselen van de belas
ting vry te stellen, indien zulks in het econo
misch belang van Nederlandsch-Indië noodig
is.
Tot vrystelling zal slechts worden overge
gaan, indien de noodzaak daartoe voor de in-
dustrieele ontwikkeling van deze gewesten be-
paaldeiyk aanwezig is.
Met betrekking tot de verhandeling van de
opbrengst dezer heffing in de Landsbegroo-
ting wordt het volgende opgemerkt:
De ratio voor de invoering van het defensie-
uitvoerrecht ligt niet zoozeer in het algemeen
begrootingsaspect, als wel in de omstandigheid,
dat de versterking van de weermacht geduren
de een reeks van jaren noopt tot het doen van
bijzondere uitgaven.
Ware- dit niet het geval, dan zou het de voor
keur verdienen die uitgaven voor leger en
vloot, welke geheel voor rekening van Indië
komen, te doen drukken op den gewonen
dienst.
Nu inmiddels de omstandigheden medebren
gen, dat voor 1938 en eerstvolgende jaren in
zeer snel tempo maatregelen genomen moeten
worden, welke men voor een groot gedeelte zou
kunnen beschouwen als 't noodzakelijk aanpas
singsproces van aanvulling en moderniseering
naar de veranderde eischen des tijds in verband
ook met de politieke ontwikkeling, zou de ge
wone dienst uit dien hoofde zeker voor een
naar zich denken laat beperkte periode aan-
zienlyk te zwaar moeten worden belast.
Het ligt daarom in het voornemen, bepaalde,
daarvoor in aanmerking komende, uitgaven voor
de defensie- voorzoover 1938 betreft van de
legerbegrooting, terzake waarvan de noodige be
handeling zal zijn, te doen drukken op den
buitengewonen dienst, en wel tot een bedrag
van rond ƒ13.3 millioen, waaronder het reeds
by de hoofdbegrooting 1938 op buitengewoon
gebracht bedrag van ƒ3.85 millioen.
De arm van een
fietser isgeentoo-
verstaf: vóór het
veranderen van
richting moet hij
zich ervan over
tuigen of de ma
noeuvre VEILIG
volvoerd zal kun
nen worden
De minister van Sociale Zaken maakt
bekend, dat, wat de dagelijksche aanmel
ding (het stempelen) van werklooze arbei
ders betreft, in verband met de te ver
wachten blijde gebeurtenis de volgende ge-
dragslyn kan wordien gevolgd.
Wordt het bericht bekend tydens de bu
reau-uren, dan kan het stempelen worden
gestaakt. Voorzoover het gemeentebestuur
den daarop volgenden dag, dus den eigen
lijken feestdag, de gemeentelijke bureaux
sluit, kan alsdan ook vry van stempelen
worden gegeven.
De burgemeester van Den Haag heeft een
commissie van raadsleden benoemd, welke een
onderzoek zal instellen naar het conflict tus
schen het dagelijksch bestuur van 't Residentie
orkest en den gedelegeerde van de gemeente in
het algemeen bestuur, jhr. mr. dr. E. A. van
Beresteyn.
In deze commissie hebben zitting de hesren:
W. H. Vliegen, Anth. Folmer, W. Drees, F. N.
V. Quant en mr. S. de Vries Czn.
De burgemeseter heeft den heer Vliegen ver
zocht, de commissie zoo spoedig mogelijk by-
een te roepen.
BATAVIA, 18 Jan. (Aneta.) De Raad van
Justitie behandelde een strafzaak tegen dén
aviateur S., een bekend sportvlieger en auto
rijder, die met zijn vliegtuig 1 Augustus 1937
een ongeluk heeft gehad, waarbij een Euro-
peesche dame, mej. Weber, het leven liet.
Na voorlezing van de dagvaarding verklaart
beklaagde-: „Ik voel my absoluut niet schul
dig" en beschryft dan verder de moeilykheden.
Hij wijst er op, dat het slechte zicht, „dat ook
myn moreel aantastte", hem tot het besluit
bracht om te landen.
HU meende een 'geschikt landingsterrein te
hebben in een rechthoekig stuk sawah, dat
droog stond.
Verder verklaarde hy niet op den snelheids
meter te hebben gezien, maar goed te hebben
uitgekeken alvorens te landen.
Bij nadere ondervraging verklaart beklaagde
het gevoel te hebben gehad met een snelheid
van 120 K.M. te hebben gevlogen, in ieder ge
val voldoende om de landingsbocht te nemen.
Plotseling kwam de crash, waarbij hij met het
voorhoofd en het linkeroog tegen het reserve-
compas sloeg, waardoor hij geheel versuft werd.
De president: „Waaraan schrijft u het on
geval toe?"
Bekl.: „De hoofdzaak was slecht, zicht,"
President: „Lag het niet aan uw zenuwen?'
Bekl.: „Neen. Bij de laatste keuring, 18 da
gen vóór het ongeval, ben ik nog in de hoog
ste klasse ingedeeld."
By het getuigenverhoor verklaarde kapitein
Te Roller, die tevens gehoord werd als ge-
tuige-deskundige, dat voor het ongeluk geen
andere reden bestond dan gebrek aan snel
heid. Hij,gaf nog als zyn persoonlijken indruk
van deskundige, dat de heer S. als sportvlieger
als zeer geoefend moet worden aangemerkt.
Maandagavond is de schoenmaker J. K. uit
Belterschutsloot, naby Giethoorn in het ka
naal GiethoornSteenwijk gereden en ver
dronken.
K. had dien middag eenige café's bezocht.
Dinsdag vond men zyn fiets in het kanaal.
Onmiddellyk werd de politie gewaarschuwd
die, na eenigen tyd gedregd te hebben, het ïyk
van den sehoenmaker ophaalde.
Voor de rechtbank te Roermond is Dinsdag
middag de zaak behandeld tegen den 33-jari-
gen chauffeur W. J. R. uit Thorn, die in den
nacht van 19 op' 20 November van het vorige
jaar, in een hevige gemoedsaandoening, zyn
schoonvader C., dien hij des nachts in zijn huis
aantrof, met een schop den schedel insloeg.
Het slachtoffer overleed enkele uren later in
het ziekenhuis te Roermond. R, meldde zich
terstond na het gebeurde by de politie. Hy
werd naar het huis van bewaring te Roermond
overgebracht. Slechts enkele dagen heeft R. in
voorarrest moeten doorbrengen, waarna hy in
vrijheid werd gesteld.
De zaak werd met gesloten deuren behan
deld.
Nadat dr. Hulst uit Leiden, de gemeente
veldwachter uit Thorn en de vrouw van ver
dachte als getuigen waren gehoord, heeft de
Officier van Justitie tegen verdachte R., die
het ten laste gelegde bekende, ontslag van
rechtsvervolging geëischt.
De rechtbank zal op 1 Februari uitspraak
doen.
Toen 9 November van het vorig jaar de twee
schuldigen aan den roofoverval op den Haag-
schen arts De Ridder door de Haagsche recht
bank veroordeeld zijn tot elk drie jaar ge
vangenisstraf de eisch had vier jaar ge
luid was men algemeen van meening, dat
deze in de residentie zoo geruchtmakende zaak
ten einde was.
Dit was evenwel niet het geval. Na het von
nis bleek, dat nog twee andere personen by de
zaak betrokken zyn geweest en het gelukte de
politie inderdaad deze personen te arresteeren.
Het waren de 19-jarige los-werkman T. W.
en de 18-jarige T. C. J. V., de broer van een
van de reeds veroordeelde verdachten, die bei
den thans voor de Haagsche rechtbank moes
ten verschijnen.
Ze legden een volledige bekentenis af. W., die
eerst moest terecht staan, heeft op den uitkyk
gestaan, toen de anderen binnen met dr. De
Ridder bezig waren. Later heeft hy van den
buit 10 gekregen.
Wegens heling vorderde de Officier van Jus
titie een gevangenisstraf van één jaar.
Door het verhoor van den anderen verdachte
kreeg men eindelyk een juist beeld van het
geen zich op het Oranjeplein heeft afgespeeld.
Het bleek, dat de gebroeders V. samen het
eerst naar boven zijn gegaan en dat Z. en W.
buiten bleven wachten.
Toen dr. De Ridder wat al te hardnekkig
werd aangepakt en er bloed vloeide, heeft één
dei broers die nu terecht stond berouw
gekregen en is weggevlucht. Wel heeft hy Z.,
die buiten stond, gewaagd in zyn plaats naar
binnen te gaan, hetgeen Z. ook heeft gedaan.
V. heeft voorts een gedeelte van den buit
gekregen en ook aan de inbraak in het pak
huis aan het Smidswatei was ny schuidig. Hy
heeft daar nj. op wacht gestaan en kreeg een
gedeelte van den aldaar behaalden buit.
De Officier van Justitie achtte hem schuldig
aan heling en mededaderschap en vorderde de
zelfde straf, als waartoe de anderen veroordeeld
zyn, n.l. drie jaar gevangenisstraf.
De verdediger, mr. A. P. C. Peters, vroeg een
voorwaardelyke veroordeeling.
Mocht de rechtbank geheel een onvoorwaar-
delyke straf opleggen, dan meende pleiter, dat
de jeugdgevangenis te Zutphen hiervoor de
aangewezen inrichting was.
Uitspraak 1 Februari.
Het Hoog Militair Gerechtshof heeft uit
spraak gedaan in de zaak tegen den luitenant
kolonel A. P. H. B., commandant van de twee
de divisie der koninklyke marechaussee, gar
nizoen te Maastricht, die op 28 Augustus by de
schipbrug te Hedel in handgemeen was ge
raakt met een voerman.
In zijn sententie heeft het Hoog Militair
Gerechtshof het ten laste gelegde wettig en
overtuigend bewezen verklaard, doch beklaag-
de's beroep op noodweer aanvaard.
Mitsdien werd de mishandeling niet straf
baar geacht en werd beklaagde vrygesproken.
Toegekend is de aan de orde van Oranje-
Nassau verbonden eere-medaille, in brons aan
H. W. de Biy, metselaar in dienst van den heer
D. Huurman Jr. te Delft.
Van 1 Januari 1938 af is by het departement
van Sociale Zaken tot commies in vasten dienst
benoemd mr. W. Verheul, thans tydelijk als
zoodanig werkzaam.
HOOFDSTUK XXXV
a,r kwam een rijtuig aanrollen en een
Vt'k later deed Francois de deur open voor
^'Hardock.
at jj,.'Üfknecht vroeg met een hoffelyke buiging,
öen dokter even spreken mocht, eer deze
"Tob ziekenkamer ging.
n zy in de eetkamer waren, begon Fran-
V'i^sieur, u wilt my toch wel beloven, ge-
.,W? houden, hetgeen ik u nu zeggen ga?"
Vl{ hedoel je daarmee?" vroeg dokter Har-
1'bot'Camerdienaar
vertelde nu, hoe Samuel
van plan was geweest, Miss Trouville te
i ..tun door middel van vergif in de koffie.
V a-' m°hsleur, er was geen vergif in dat
had achterdocht: dus waakte ik. Ik
zag dien schurk van een Samuel een donker
poeder strooien in de koffie, voor Miss Trouville
bestemd. Toen kwam ik binnen, vertelde hem,
dat de bel van Sir Robert tweemaal was gegaan
en, nadat hy voorzichtig het blad met de koffie
op zy had gezet, ging hy naar boven. Ik zette
er een schoon kopje voor in de plaats en vulde
dit uit een andere koffiekan, die ik klaar had
staan."
„Maar waarom heb je dat niet dadelyk aan
Sir Robert gezegd?"
„Och, monsieur, ik hoopte, dat hy, met den
dood voor oogen, mademoiselle Trouville vry zou
laten."
„Wie is mademoiselle Trouville?" vroeg de
dokter verwonderd.
„Een jonge dame, die hier tegen haar wil is.
Er worden hier twee dames gevangen gehou
den."
„Waarom heb je er dan niet de politie van op
de hoogte gebracht?" Verwacht je nu soms van
mij, dat ik Sir Robert in den waan laat, dat hij
vergiftigd is?"
„U kon zeggen, dat u een tegengif had. O,
monsieur, laat hem, in zyn eigen bestwil, wat
langer in angst verkeeren. Zyn neef is nu bij
hem; aan hém kunt u alles vertellen."
De dokter ging naar boven, vroeg den patiënt
het een en ander en kreeg nu ook te hooren van
het vergif.
„Maar u vergist zich waarschijniyk; ik kan
in het geheel geen symptomen van vergiftiging
ontdekken."
„O, dat werkt zoo langzaam, dokter; en hgt
gevaarlijke is juist, dat zich geen ziektever
schijnselen vertoonen."
„Nu, in ieder geval zal ik u het middel toe1
dienen, dat de uitwerking van het gif, mocht
u het dan binnengekregen hebben, totaal ver
nietigt."
Terwijl de dokter met Sir Robert bezig was,
ging Claud Weer naar Marie's kamer en zei:
„Sir Robert is te ziek, om hem te verlaten, of
je van hier weg te voeren, maar je bent hier
veilig. Ik zal Clark de wacht over je laten hou
den."
Tegen den morgen viel Sir Robert in een rus-
tigen slaap en de dokter vroeg om Mr. Dacre al
leen te spreken. In dit interview deelde hy hem
alles mee, wat Francois hem verteld had en dat
hy hem 'n zoogenaamd tegengif had toegediend:
den algeheelen toestand van den patiënt vond
hy niet zoo hopeloos. Maar er moest een betere
verpleegster bij hem komen dan de zelfzuchtige
vrouw, die op het oogenblik bij hem waakte.
Claud beloofde, dat hy daarvoor zou zorgen en
om drie uur 's nachts ging hy Clark aflossen.
Toen Mrs. Jordan hem kwam aflossen om
acht uur, vertelde zy hem, dat zy het ontbyt
had klaar gezet op Marie's kamer.
„Liefste," zei hy, „wat zie je bleek!"
„Geen wonder! Al dien tijd ben ik niet in de
buitenlucht geweest! Maar hoe maken je groot
moeder en Amy het?"
„De omstandigheden in aanmerking genomen,
goed en Oma zal het heerlijk vinden, je als haar
kleindochter in de armen te sluiten."
„O, Claud!"
„En dit nog, eer zy wist, dat je Nita was, het
nichtje van Philip de Brath, en een ryke erfge
name."
„Heb je dat alles in Trouville gehoord Claud?"
„Neen, lieve, thuis heb ik dat zoo bedacht en
hier is het bevestigd."
„Vertel my eens alles!"
„Natuurlijk, kindje, maar nu eerst samen ont
bijten. Dat is in lange niet gebeurd, hè?"
Toen hun maal afgeloopen was, trok hy Ma
rie naast zich op de sofa en vestigde haar aan
dacht op twee kleine litteekentjes op zyn wang,
terwijl hy ondeugend zei:
„Die hebben jouw babyhandjes daar gemaakt,
jou kleine Nita!"
Heel voorzichtig deelde hy haar toen mee, dat
Mrs. Orde nog in leven was.
„Maar waar? Waar dan?" hijgde Marie.
„Houd je voorbereid op een groote verrassing,
liefste: je moeder is hier in huis!"
„O, Claud! Breng my dan toch dadeiyk bij
haar!"
„Eerst moeten wij haar voorbereiden op je
bezoek, zy is zeer ziek."
„Arme, arme moeder! Maar hoe kwam zy
hier? Hoe kende Sir Robert my? Wie is Mrs.
Jordan?"
Mrs. Jordan is degene, die huisbewaarster
was in die oude woning van Mr. Rivers by de
rivier, van waaruit Philip met jou ontvluchtte,
Mr. Smith was, helaas, myn neef, Robert El-
wyn."
Claud deelde haar nu alles mee en juist was
hy klaar met dit pynlyk verslag, toen de baro
net liet vragen, of zijn neef bij hem kwam.
Claud vroeg met grooten nadruk;
„Marie, mag ik hem zeggen, dat je het hem
vergeeft?"
„Ik zal er myn best voor doen. En als je nu
terugkomt, zal je my dan bij myn moeder
brengen?"
„Dat beloof ik je."
Sir Robert scheen nog steeds overtuigd, dat
het gif van doodelyke uitwerking moest wezen.
Hij wildé dus absoluut een notaris uit de stad
laten komen, die zijn laatste wilsbeschikkingen
van wettelijke kracht kon doen zijn.
Tot Claud sprak hy:
„Ik zal al mijn bezittingen nalaten aan dege
nen, die door mij onrecht hebben geleden. Het
erfdeel van myn vader en nog eenig geld. dat
ik zelf verdiende, laat ik na aan Philip de
Brath; en om schandaal te voorkomen, zal ik
Juanita Maria Orde erkennen en haar het be
zit van Gifford teruggeven."
Claud was zeer verbaasd, dat hy Collins by
den zieke vond zitten, maar hij vroeg haar niets
en dacht enkel, dat zy misschien ook ontvoerd
was, tegelyk met Marie.
Hij wist hoe die hunkerde naar haar moeder;
daarom haastte hy zich naar Mrs. Jordan, om
die te vragen, of Miss Orde ook kon worden
toegelaten bij haar moeder.
„Het zal my een pak van het hart zyn, als
die arme Mrs. Orde eindelyk weer vry is!" riep
de oude vrouw.
„Maar waarom heeft u haar vrienden dan niet
gewaarschuwd?"
„Ik wist immers niet, waar ik die vinden
moest, sir Samuel zei, dat ze allen dood waren,
op het kind na, en dat dit in den vreemde was.
En tegen zyn wil durfde ik niets ondernemen."
„Wilt u dan nu de zieke voorbereiden op de
komst van haar dochter?"
Claud ging Marie halen en bracht haar naar
het vertrek van de huishoudster, waarna hy zei:
„Ik zal hier op den corridor de wacht hou
den, tot je terugkomt, liefste. Sterkte! Houd je
goed!"
Mrs. Jordan draaide het slot open en Marie
trad binnen.
HOOFDSTUK XXXVT
Het was een ruim vertrek met een gezellig
houtvuur, mollige kleeden en kussens; maar
Marie zag niets dan een ineengedoken gestalte
op een rustbank, die onmiddellyk by haar bin
nentreden de armen wijd opende en snikte:
„Myn Nita!.... Myn eenig kind!"
„O, moeder!
Meer kon Marie niet uitbrengen en eenige
minuten genoten moeder en dochter zwygende
van dit weerzien!
„Moet u altyd zoo op die bank liggen, moeder?
En is dit het werk van Sir Robert?"
„Neen, lieveling, hy heeft er niets van gewe
ten, dat ik zoo geleden heb aan rheumatische
koortsen, tot het te laat was. Vandaar dat mijn
beenen verlamd zyn: dat ik myn handen weer
gebruiken kan, heb ik alleen aan zyn zorgen te
danken."
„Maar hy heeft u toch gevangen gehouden,
moeder?"
(Wordt yervolgd.)