EEN LEGERVLIEGTUIG Heeroom VAN NOODLANDING Zoekt gij betrouwbaar Personeel voor 80.000 gezinnen De hond en de jakhalz DONDERDAG 20 JANUARI 1938 Kabouterfeest Een aardig grapje Een Perzisch sprookje door Oom Jan Goed geantwoord Het nieuwe Fransche kabinet Chautemps. De ministers op de trappen van hotel Matignon te Parijs na de samenstelling een uur geduurd. Jaapje had nog nooit zoo iets fijns meegemaakt. „Daar had Huug ook eens bij moeten zijn," zuchtte hij. „Wie weet," zei vader, „als heeroom weer naar de missie vertrekt en we brengen hem weg, zullen we Huug ook meenemen.' Eerst gingen ze nog in een lunchroom wat gebruiken en toen werd het zoo zoetjes aan tijd om naar de haven te gaan, want de boot was al in zicht. „Wat een reuzenschip," Zei Jaapje bewon derend. Het duurde nog een heele poos eer het schip goed en wel geankerd lag, maar ein delijk werd de loopplank toch uitgelegd en kwamen de eerste passagiers de plank af „Daar komt heeroom," zei vader en wees- naar een pater met een langen baard. Jaapje wilde er al naar toe loopen, maar vader waarschuwde: „Blijf hier jongen, direct verdwaal je nog tusschen al die menschen." Vader zwaaide nu met zijn hoed en heer- Zeg, weet je 't? In Kabout,erlancl Is koning Puntmuts jarig. En die is ieder jaar opnieuw Met lekkers lang niet karig! Iedere kabouter krijgt een brief, En daarin staat geschreven: Er is een heel groot feest in 't bosch, Dusniemand thuis gebleven! En dra is ieder in de weer, Om zich voor 't feest te kleeden. Elk trekt z'n beste pakje aan, En niemand is tevreden, Vóór alles keurig netjes is. Dan gaan ze naar den koning, Die zit te wachten op den troon, In z'n kabouterwoning. Elk treedt eerbiedig naderbij, En net als bij de menschen Geeft ieder een cadeautje met Z'n allerbeste wenschen! De koning is verschrikkelijk blij Met al die mooie dingen. En een kabouter gaat opeens, „Lang zal hij leven!" zingen. Doch dan begint de pret pas echt, Er wordt gedanst, gegeten. En niemand in Kabouterland Wil van naar huisgaan weten! Maar eindelijk, als de ochtend gloort, Dan wordt het feest gesloten. Voldaan gaat iedereennaar huis; Ze hebben echt genoten! R. Tr. W. oom zag hen. Met groote stappen kwam hij op hen af. „Welkom, welkom in het vaderland," zei vader en zijn stem trilde een beetje. Dat was geen wonder ook, want hij had zijn broer in tien jaar niet meer gezien. Ze drukten elkaar stevig de hand en daarna nam heeroom Jaapje van den grond op en zei: „En dat is dus Jaapje; jongen, wat ben jij al groot. Ik dacht dat jij nog maar een kleine peuter was." Jaapje bloosde van plezier. „M'n koffers worden wel nagestuurd," zei heeroom. „We hoeven nergens meer op te wachten." Zoo werd de reis naar huis aanvaard. Jaapje nam heerooms hand en hij keek zoo trotsch rond, alsof hij zeggen wilde: „Zie je wel dat dat mijn heeroom is?" In den trein had hij nu geen tijd om naar buiten te kijken, want hij moest maar luisteren naar heeroom en zelf ook honderduit vertellen. Met een taxi tuften ze naar huis, waar moeder de koffie al klaar had. Ze verwel komde hem hartelijk en troonde hem di rect mee naar een fijnen ruststoel met vee' kussens. Daarna schonk ze hem een heer lijk bakje koffie in. Terwijl moeder de tafel dekte, vertelde heeroom maar en Huug kwam ook nog even kijken. „Als ik wat uitgerust ben, kom je maar eens op visite," lachte heeroom, „dan zal ik jullie wel eens spannende verhalen over Afrika vertellen!" Dat was goed. En toen Jaapje even alleen met Huug in de gang stond, zei Huug: „Wat een reuzen-fijnen heeroom heb jij. Als hij lacht, wipt zijn baard zoo leuk op en neer." PIET BEOOS Vertel je vriendje het volgende: „Twee mannen komen een fruitwinkel binnen. De eene koopt twee pond appelen en één pond peren en de andere één pond appelen en twee pond peren." En dan vraag je aan je vriendje: „Hoe kon de fruitkoopman nu weten, dat een van zijn twee klanten van de politie was?" Je vriendje zal natuurlijk gaan nadenken en ten slotte zeggen dat hij het opgeeft, waarop je dan het antwoord geeft: „Door zijn uniform natuurlijk!" Lang, heel lang geleden hadden de hon den hun verblijf in de woestijn, terwijl de jakhals in de steden woonde,,dus net om gekeerd als thans.-De honden zouden ech ter ook wel eens graag in de stad willen wonen, vooral toen ze van den jakhals hoorden, hoe prachtig en gemakkelijk het daar was. Altijd eten in overvloed, nooit buiten slapen enz., terwijl het in de woestijn dikwijls honger lijden was Toen de jakhalz niet uit de stad wilden verdwijnen, riepen de honden hun krijgs- raad bijeen en besloten een boodschap naar de stad te sturen, waarin aan de jakhal zen werd bericht, dat een groot gedeelte van de honden ziek was en voor hun ge zondheid een poos in de stad moest ver blijven. Het zou slechts voor een paar da gen te doen zijn, dan zouden de nonden weer naar de woestijn terugkeeren en konden de jakhalzen weer in de stad komen. De jakhalzen vonden het goed, vooral omdat ze het ook wel eens leuk vonden een paar dagen buiten in de woestijn te zwer ven. Bovendien namen ze voedsel genoeg mee, zoodat ze geen honger zouden be hoeven te lijden. Maar al heel spoedig bemerkten de jak" halzen, dat het in de woestijn niets fijn was en ze besloten dan ook maar weer gau# naar de stad terug te keeren. Maar toen z0 daar kwamen, bleken de honden niet vad plan te zijn, naar de woestijn terug t* keeren. „Jullie zieken zullen toch al wel beter zijn!" riepen de jakhalzen. Maar de honden blaften ze alle uit e° antwoordden niets anders dan „Wa.. Wa-* Nee.. Nee.." en de teleurgestelde jakhal zen moesten onverrichterzake weer terug keeren naar de woestijn. Eiken nacht echter probeeren de jakhal zen weer in de stad te komen en stell0lJ dan weer dezelfde vraag, maar eiken nach kan men in het oosten, al honderden iar011 lang, de honden hooren blaffen „Wa- Wa.. Nee.. Nee.." Onderwijzer: „Als ik vijftien centen in mf zak heb en ik verlies er tien, wat blijft er cl£1 we in miin zak?" Jantje: „Een gat, meester!" |tlinilllllllllllllllllll!lllllll!lllllllllllllllllllll!lll!lllllllll!lllll!lllllt!tll!llllllllll!llllllll!llllllllll!llllllllin'| Plaats dan een „Omroeper'' j KiiiiiitiiiiimiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiimR Struisvogel manieren hield dit legervliegtuig er op na, toen het Woens dag tijdens een oefenvlucht boven Noord Brabant een noodlanding moest maken, die echter zonder persoonlijke ongevallen afliep Op Schiphol arriveerde Woens dag per K.L.M.-vliegtuig uit het prinsdom Orange de «Oranje boom», welke op den aanstaanden nationalen feestdag door den burgemeester van Amsterdam in het Leidscheboschje geplant zal worden 3e wandelpier te Scheveningen wordt op het oogenblik grondig gerestaureerd, daar het aan weer en wind bloot gestelde houtwerk veel te lijden heeft gehad Ze stapten in de tram en Jaapje had geen oogen genoeg om links en rechts alles te bekijken. „Oosterkade!" riep de conducteur. „Hier moeten we er uit," zei vader, „la ten we eerst maar eens gaan onderzoeken hoe laat de boot verwacht wordt." Ze stapten een passagekantoor binnen en daar werd hun uitgelegd, dat het nog wel een uur of twee zou duren, voor de boot gemeerd was in de haven. „Dat is nog een heele tijd," zei vader tot Jaapje, „weet je wat, dan gaan wij intus- schen een rondvaart door de havens ma ken, dat zal je wel leuk vinden." Jaapje had wel kunnen dansen van pret, zoo fijn vond hij dat. Vader kocht kaartjes en ze stapten aan boord. De stoomfluit floot, de loopplank werd ingehaald en daar gingen ze al, zon der dat je er eigenlijk erg in had. Eerst voeren ze onder de twee Maasbruggen door langs de Boompjes, het Prinsenhoofd en het Park. Dat vertelde vader allemaal. Daarna kwamen ze in de eigenlijke ha vens. Wat een japen van schepen lagen daar. „Met zoo'n groote boot komt heeroom straks ook aan," zei vader, „kijk, nu draait de boot, dan zijn we aan de grens tusschen Rotterdam en Schiedam." Aan den anderen oever van de havens voeren ze weer terug. De tocht had bijna FOTOREPORTAGE „Morgen komt heeroom," zei moeder, „we hebben een brief gekregen dat hij met de boot in Rotterdam aankomt. Vader gaat hem afhalen. Als je zin hebt mag je mee!" „Reuzen!" schreeuwde Japie. „Gaan we met den trein?" Moeder hoefde niet meer te vragen of hij zin had, want van blijdschap sprong Jaap je de kamer rond. „Ja," antwoordde moeder, Jullie gaan met den trein. Ik denk dat de boot om een uur of twee aankomt." „Dat moet ik gauw aan Huug gaan ver tellen," riep Jaapje en weg was hij al. Huug was Jaapje's vriendje, begrijp je. „Huug, Huug," schreeuwde hij, „heeroom komt en ik mag 'm mee gaan halen. Heele- maal uit Rotterdam, jö. En hij heeft zoo'n baard." Daarbij wees hij met zijn hand tot op zijn maag. „Fijn," zei Huug, „hé, ik wou dat ik ook zoo'n heeroom had. Waar komt hij van daan?" „Ehehantwoordde Japie en dacht diep na. Hij was heelemaal vergeten waar Heerooms missiegebied gelegen was. Moeder had er vaak genoeg van verteld en ze kregen dikwijls brieven met van die vreemde postzegels, waar vader zoo zuinig op was; maar nu was hij het ineens ver geten. „Uit China, geloof ik," zei hij toen maar. „Zou hij goed kunnen vertellen?" vroeg Huug. „Reken maar!" antwoordde Jaapje. „Van die rare Chineezen is natuurlijk een hoop te vertellen." „Hoe zou d'r zoo'n Chinees uitzien?" „Je hebt ze toch vaak genoeg voorbij zien komen met hun trommel," zei Jaapje. „O," meende Huug, „maar dat zijn geen echte Chineezen, dat zijn Pinda-Chinee- zen!" Wat moest Jaapje'lachen. „Jö," zei hij, „Pinda-Chineezen zijn ook echte Chineezen. Ze verkoopen pinda's, daarom worden ze zoo genoemd." „O," antwoordde Huug, „ik dacht dat ze uit Pindaland kwamen." Maar Jaapje geloofde dat niet. Den geheelen verderen dag spraken ze maar over heeroom, over Chineezen, negers en over Jaapje's reis. En den anderen dag kleedde moeder hem op z'n Zondagsch aan en ging Jaapje met vader naar den trein, uitgeleide gedaan door Huug, die twee straten ver meeging. Voor Jaapje werd het een prettige dag. Eerst al die treinreis. Van alles zag je door de ramen. Koeien, weien, slooten scho ten in vliegende vaart voorbij en als je naar de telegraafdraden keek, was het net of ze zakten, om dan plots omhoog te schie ten. Soms vlogen er vogels met den trein mee, maar die konden nooit zoo hard voor uitkomen als hun trein. Dan ineens zag je een dorp, waar de trein niet stopte, want ze zaten in een sneltrein en soms zag je een heeleboel menschen, die voor een over weg stonden te wachten. Als de trein stop te bij een groot station, vroeg Jaapje tel kens: „Zijn we al in Rotterdam?" „Nee," antwoordde vader dan, „dat duurt nog zooveel minuten!" Maar eindelijk wees vader uit het raampje. „Dat is Rotterdam," zei hij en Jaapje keek zijn oogen uit. Want ze reden nu over een hooge brug en je kon bij de menschen in huis kijken. „Als de trein direct een bocht maakt, rijdt ie zóó een huis binnen," zei Jaapje en de andere reizigers in den coupé moesten lachen. „Station Delftsche Poort," zei vader, „we moeten d'r uit." Ze stapten uit en liepen naar den uit gang. Vader gaf de kaartjes af, waar de helft van af werd genomen en toen ston den ze in Rotterdam. Wat moest Jaapje kijken. In de plaats waar hij woonde, waren óók groote huizen, maar hier! Nee maar! Je kreeg haast kramp in je nek als je er naar keek. En druk was het er. Je zou ieder oogenblik overreden kunnen worden door een auto of een tram, als je niet uitkeek. „Lijn vier moeten we hebben," zei vader, „dat kan ik me nog wel van vroeger her inneren." Nauwelijks is de Maas naar haar bedding teruggekeerd of de modder laag, welke zij achterliet, wordt met man en macht verwijderd. Een kijkje bij de loshaven te Roermond |i!iiiiiiiiiiiMiiiiiiiniiiiiitiiiiiiiuiiiiiiiiniiiiiiiimimmmmiii!mi!!iiiiiiii!iiiii!iiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiii!iiii!^ iniiiiuifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiitimiuiuiiiiiiiiiiiii?. De Luchtbeschermingsdienst te Amsterdam nam Woensdag weer eenige sirene-proeven, waartoe o.a. op het dak van de Bijenkorf aan het Damrak een installatie geplaatst was

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 8