COMFORT IN AMERIKA
De avonturen vaneen verkeersagent je
ffletmféaal van
F 750.-
SHEA
HET LAND DER NIEUWE
SNUFJES
L
van de Iersche Brigade
20 stuks
25 cis
flnfluenza
VRIJDAG 28 JANUARI 1938
Het allernieuwste is ongetwijfeld
de
geluids-opslokker"
De treinreiziger wordt
vertroeteld
Pleidooi voor een
geminacht dier
Praatje over padden
WlNGS
American
Cigarettes
Ook voor U/
Hoe eerder.
hoe beter/
Tijdend -a nog° j Broer en zuster j
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
FOCfl bij verlies van een hand,
«dWU» een voet of een oog.
DOOR RANDALL PARRISH
99
Amerika is het land der nieuwe snufjes,
meer in t bijzonder op het gebied der
technische vondsten. Al die nieuwe snufjes
hebben ten doel meer comfort te verschaffen.
Oorspronkelijk beteekent „comfort" eigenlijk
„troost", maar de Engelschen hebben in den
loop der jaren t een en ander veranderd aan de
uitlegging van het begrip „comfort", zoodat wij
zoo langzamerhand alles wat het leven veraan
genaamt en wat ons het leven gemakkelijker
maakt, onder „comfort" zijn gaan rangschik
ken.
Nu is 'twel zoo, dat de Amerikanen ongetwij
feld „zin voor comfort" hebben en dat het stre
ven van uitvinders, technici en fabrikanten er
op gericht is het den Amerikaanschen burger
geriefelijker te maken. Daarbij komt nog dat
duizenden Amerikanen zich nu eenmaal meer
kunnen veroorloven dan andere menschen, om
dat er eenvoudig in Amerika meer welgestelde
menschen zijn dan elders. Voeg daarbij dat de
doorsnee-Amerikaan verzot is op het toepassen
van technische trucs, en het is duidelijk en be
grijpelijk, dat de Nieuwe Wereld wat dat be
treft den toon aangeeft.
Wat zijn nu in de laatste tien jaar zoo onge
veer de voornaamste verbeteringen en nieuwig
heden in de Nieuwe Wereld? Daar is natuurlijk
in de eerste plaats de „air conditioning", een
nog altijd typisch-Ameriksche uitdrukking voor
een even kenmerkend typisch-Amerikaansche
technische toepassing. „Air conditioning" betee
kent .Juchtbepaling" en het komt er op neer
dat wij het weer binnenshuis zelf regelen.
Zit- en slaapkamers, kantoorlokalen, bios
coopzalen enz., voorzien van „air conditioning"
zullen dus de sfeer hebben, die de eigenaar ze
door middel van zijn installatie gegeven heeft.
Het toestel dat men hiervoor heeft gecon
strueerd, is een electrisch gedreven machine,
die volgens dezelfde principes werkt als de be
faamde Amerikaansche ijskasten. Zoo'n ma
chine doet tal van voortreffelijke dingen: zij
ventileert, zij reinigt de lucht, zij „ozoniseert"
(zuivert) en, indien gewenscht, parfumeert zij
eveneens. In totaal zijn er zestien functies, de
een wat minder belangrijk dan de ander, waar
dit apparaat zich mee belast. Het genoegen is
natuurlijk niet goedkoop. Een behoorlijke groote
kamer die „air conditioned" moet worden door
middel van het apparaat, dat er vrijwel uitziet
als een groot radiotoestel, brengt een kosten
van circa 400 dollar met zich mede. Men kan
zeggen dat de kosten voor „air conditioning"
van een woonhuis ongeveer tweemaal zooveel
bedragen als het in iedere kamer doen aan
leggen van een waterleiding.
Het allernieuwste is ongetwijfeld de „ge
luids-opslokker". Dit is eigenlijk familie
van het „air conditioning-apparaat" en
kan met deze installatie verbonden worden; hij
zuivert eveneens de lucht, maar zorgt er tege
lijkertijd voor dat een kamer, die b.v. twee éta
ges boven het oorverdoovende lawaai van Fifth
Avenue gelegen is, in een kloosterlijke stilte
gehuld wordt. De stilte-bereider is goedkooper
dan de „zuiveraar": voor 60 dollar is een kamer
al .stil" te maken.
Er zit natuurlijk aan dat .stilte-apparaat"
veel meer vast en nu is reeds gebleken, welk
een grooten invloed de installatie ervan heeft
op den verkoop en de verhuur van woonhui
zen in drukke buurten. Hoeveel last de New-
Yorker bij net slapen gaan nog van de drukte
en het verkeerslawaai te verduren heeft, moge
blijken uit het feit, dat er een hausse bestaat
in den verkoop van een zeker soort „oorklep
pen", die van doek zijn gemaakt en die men
's avonds aan het hoofd bevestigt, om rustig in
slaap te kunnen komen. En dan zijn er natuur
lijk ook nog tal van menschen, óók in Amerika,
die vóór het slapen gaan in bed nog wat lezen
willen. Die hebben zich allemaal voorzien van
een „lecsplank". speciaal voor dit doel in den
handel gebracht en die iets wegheeft van het
bovenste deel van een leunstoel zonder zit
ting wel te verstaan.
En nu mogen de Amerikanen al voor hun
„privé weer" zorgen in eigen huis, dat neemt
niet weg dat de drang om er uit te trekken
steeds grooter wordt en het is dan ook niet te
verwonderen, dat de jongste New Yorksche
automobieltentoonstelling opnieuw de laatste
nieuwtjes bracht op het gebied van .Aanhang
wagens". Caravaning is de term voor het rei
zen in zoon huis-op-wielen, dat in de laatste
jaren een ongekende populariteit heeft verwor
ven. Deze aanhangwagens zijn natuurlijk in
allerlei uitvoering te krijgen: de tentoonstel
ling liet ze zien, geïnstalleerd met zware club
fauteuils met schrijfbureaus, ijskasten enz. Er
was een wagen bij, die zelfs op het dak een
zitje voor vier personen had. Trouwens, de ge-
heele auto-industrie beweegt zich in de richting
van meer gemak, dat tot uitdrukking komt in
deurknoppen, die uw zakken niet meer in ge
vaar brengen, geheel nieuwe wijze van stof-
feeren, veranderde zitplaatsen in den wagen
en nog veel meer.
De spoorwegen kampen tegen een euvel,
dat zich ook wel eens elders openbaart:
de concurrentie van busondernemingen
en de groeiende onafhankelijkheid van den
autobezitter. Gevolg? Dat de treinreiziger als
een kind vertroeteld wordt en dat de autoritei
ten alles in het werk stellen om het reizen per
trein tot een ongekende vreugde te maken.
Noch de electrificatie, noch het stroomlijnen der
spoorwegen was in staat het reizigersvervoer
zoozeer te beïnvloeden als.... het comfort, dat
den treinreiziger geboden wordt. Met duizend
kleinigheden komt men koning Passagier tege
moet. Slaapwagens pasten zich aan het Euro-
peesche tweebed-systeem aan, in concurrentie
met de befaamde Pullman-treinen.
De bediening meestal door neger-personeel
is tot volmaaktheid opgevoerd, in het bijzon
der in de eetwagens. Moeite noch kosten wor
den in dat opzicht gespaard, wat niet wegneemt
dat Amerika toch met een scheel oog blijft kij
ken naar een bedrijf als de Mitropa en de rij
dende villa's van de Etoile du Nord. Ondanks
alles „ontbreekt er toch iets", wat evenzeer ge
zegd kan worden van de Amerikaansche hotels,
ook al worden die steeds meer naar het Euro-
peesche voorbeeld gedreven.
Overigens, het ziet er in de laatste vijf jaar
naar uit dat Amerika wat spaarzamer is ge
worden; het zorgeloos uitgeven van groote som
men geld voor luxe en amusement is duidelijk
verminderd. Zoo is het ook een soort mode ge
worden om oude huizen om te bouwen in plaats
van geld te besteden aan nieuwbouw. Merk
waardig is de belangrijke rol, die de Ameri
kaansche weekbiaden en magazines, daarin spe
len, door het regelmatig publiceeren van foto's
van baksteenen huizen uit de tachtiger jaren en
wat daarvan door eenvoudige restauratie kan
worden gemaakt.
Of er na de afschaffing van de prohibitie in
Amerika meer of minder dan vroeger wordt
gedronken, valt moeilijk uit te maken. Het zal
wel zoo ongeveer op hetzelfde neerkomen, want
de drankleveranties, waarin de smokkelaars
voorzagen, waren belangrijk. Evenals vroeger
drinkt de Yankee ook thans: whisky, bier en
cocktails. Een voordeel had de prohibitie onge
twijfeld: er was een onderwerp van gesprek
meer. Maar voor den Amerikaan van 1937 blijft
er nog zooveel over waaromtrent van gedachten
kan worden gewisseld, dat dit bezwaar niet zoo
heel erg wordt gevoeld. Stof tot spreken blijft
er genoeg, al zouden ze het alleen maar over
Roosevelt hebben....
Abt Hunter Blair gaf onlangs in The Uni
verse de volgende padden-beschouwingen
ten beste:
„Ik heb altijd een zwak of moet ik zeggen
een voorliefde gehad voor de minst aan
trekkelijke en populaire onder Gods schepselen,
terwijl vele daaronder welke de dichters prijzen
en waarvan men aan de kinderen leert om er
van te hoüden, mij de keel uithangen. Ik voel
niets voor het roodborstje, een gulzigen, twist
zieken schavuit, die een ongunstigen indruk
maakt en door zijn medevogels wordt gehaat;
of voor het „lieve lammetje", dat zeker het
domste beest der Schepping is.
Vroeger heb ik hier eens een pleidooi ge
houden voor de oorwormen, die maar weinig
vrienden tellen, en vandaag neem ik de wapens
op ter verdediging van de nog meer verachte
en verwenschte pad, die zelfs door den zacht-
zinnigen Shakespeare wordt beschreven als
„leelijk en vol vergif" (wat intusschen niet waar
is), overigens met een opmerking er bij die
weer veel goed maakt, dat zij namelijk „een
kostbaar kleinood in den kop verborgen draagt"
En Milton weet in het „Verloren Paradijs" over
den duivel niets te zeggen dat onaangenamer
is dan dat hij „neerhurkt als een pad, dicht
bij Eva's voeten".
Aan kikkers daarentegen heeft niemand zoo
erg het land. Een kikker is meer een vroolijk
schooiertje, met dartele sprongen en vermakelijk
gekwaak; en ik heb zijn gezelschap gewaardeerd
zoowel in de groote moerassen van Noord-
Brazilië als elders. Maar voor zijn neef de pad
heeft, naar ik vrees, bijna niemand een goed
woord over; en de sympathieën der meesten gaan
uit naar den boerenjongen uit het verhaal, die
zulk een ongelukkig amphibie onder zijn hiel
vermorzelde met den triomfantelijken uitroep:
„Ik zal je leeren een pad te zijn!" Alsof het
arme dier met eenige mogelijkheid iets anders
zijn kon!
Maar in werkelijkheid zijn deze dieren heel
belangwekkend. Toen ik eens voor een groote
kostschool in Noord-Engeland een lezing hield
over het reuzenmonster dat de diepten van
Loch Ness bewoont, vroeg ik aan mijn jonge
toehoorders om een echt amphibie te noemen
uit onzen tijd. „Kikkers!" riepen zij allen tege
lijk; maar niemand vermeldde ook maar des
kikkers verwante, de niet-te-noemen pad. Toch
kan een paddeiarve, evengoed als een kikvorsch
in zijn jeugd, als zij er een geheugen op na
houdt, zich* nog die minder eervolle periode uit
haar bestaan herinneren toen zij zich had be
vrijd uit de gelei die haar omhulde en met den
staart naar beneden aan de onderzijde van een
blad hing in haar geboorteplaats in de wateren:
een leelijk oogloos schepseltje met twee pooten,
een staart en de kieuwen die het tot een echt
tweeslachtig dier maakten. Later zou het dier
tje vier pooten krijgen, en nog later, zonder
staart en uitgerust met een behoorlijk paar lon
gen, het water verlaten voor het nieuwe land
leven, maar evengoed een amphibie blijven als
zijn verwijderde bloedverwant: de groote
plesiosaurus uit onze Noordelijke wateren.
Padden bereiken een aardig hoogen leeftijd
Pennant vertelt ons over een pad die, naar zijn
weten, veertig jaar werd en tenslotte werd ge
dood door een raaf.. En uit de laatsté jaren
dateert het verhaal hoe toen Mr. Carter, de
vriend en zaakgelastigde van Lord Carnaroon,
die zijn hoofd stak door een opening in den
zilver-met-azuren wand van den grafkelder van
den armen, jongen Toetankhamen, en 't vol ver
wondering over wat hij zag weer terugtrok, een
dikke pad te voorschijn kwam uit dit verblijf
dat gedurende duizenden jaren hermetisch af
gesloten was geweest; en op hetzelfde oogenblik
werd bij Carters lievelings-kanarie, die zich bui
ten het graf in een kooi bevond in den zonne
schijn, de kop door een slang afgebeten. Dit
zijn maar verhalen, maar zij hebben een strek
king.
Hoevelen weten er dat er geen padden, even
min als slangen, in Ierland rondkruipen? Heeft
Sint Patrick deze alle met zijn bel verdreven?
Ik weet het niet.
Het oog van een pad is mooi om te zien,
zooals ieder met een microscoop zelf kan waar
nemen. Ik hoorde dit van een ouden vriend,
Frank Buckland, een beroemd bioloog die alles
over de dieren (padden inbegrepen) wrist, proe
ven met hen nam maar, naar mijn meening,
geen dierenvriend was. Een van zijn proeven
bestond in het levend opsluiten van padden,
om te zien hoe lang zij konden leven (of niet
konden leven) zonder lucht. Géén echte dieren
vriend zal zooiets doen.
Tenslotte zijn padden niet zonder nut (welk
dier is dit eigenlijk?) Zij kunnen en zullen ook
sommige insecten verdelgen die aan den tuin
bouw schadelijk worden. Een van mijn vrien
den, die een groote kweekerij bezit tusschen
Waltham Cross en Londen, vertelde mij hoe
men daartoe padden in de broeikassen bracht
na er vier penny per stuk voor te hebben be
taald."
De schrijver vergeet er bij te zeggen, dat een
pad nog grooter voordeel aanbrengt door het
verdelgen van slakken. Overigens verdient zijn
pleidooi voor de padden alleszins te worden
onderschreven. Ook al zijn het dieren die men,
wegens de giftige huidklieren, beter niet zonder
handschoenen kan aanpakken! Dat zij overigens
over merkwaardige psychische vermogens be
schikken kunnen de verhalen over de tamme
pad van William Long leeren. Deze toonde zelfs
muzikalen smaak, getuige het feit dat hij osten
tatief de kamer verliet toen een van Long's
vrienden het orgel begon te bespelen.
Dokter is onver
moeibaar. dit is
aide 7de ope
ratie.
En alSriid even
kalmRij heeft
zenuwen.
geen
Hoe kunt U toch
zoo rustig blij
ven terwijl U zoo
.veel roo
3a zuster maar ik
rook ook WINGS en
die zijn juist kalmee-
rend. en opwekkend/
„Nu was er een heks, die den witten vogel heelemaal in haar
macht heeft. Op dien vogel vliegt ze door de lucht en verzint
telkens kwaad." „Kan daar de politie geen stokje voor steken?"
vroeg het verkeersagentje. „Het is toch maar een sprookje,
meneer Keesie", zeide de paleiswachter. .Luister nu verder.
De heks heeft altijd een tooverring bij zich en daarmee kan
ze tooveren. De vogel is op onze hand. maar is geheel in haar
macht, zoolang de heks dien ring in haar bezit heeft. Ze vliegt
over bergen, over dalen, over steden en dorpen." Nou, dat is
knap, die kan heel wat verhalen van haar reizen, want wie
veel aan reizen doet, die kan heel wat verhalen," merkte het
verkeersagentje op.
„Twee kabouters," zoo vertelde de paleiswachter verder, von
den dat gelukspoppetje, dat aardige meisje, schreiend tegen
een boom zitten. „Wat scheelt er aan, schatje," vroeg de eene
kabouter. ,,En waar kom je vandaan, lieverd?" vroeg de andere.
Ze hadden medelijden met het schreiende kind, dat tranen met
tuiten weende. „Medelijden," merkte Keesie op, „is wel het
mooiste wat iemand kan doen." „Dat is een bewijs dat je geen
versteend hart hebt."
Het was tegen het einde van een heel ge
wonen middag, dat Mildred's leven
tot dusver altijd even eentonig een
verandering onderging. Zooals gewoonlijk, was
ze uren achtereen in haar rekenen verdiept ge
weest. Maar op een gegeven oogenblik had de
lust haar bekropen, om van haar werktafel op
te staan, en naar het venster te gaan. Zij zette
het een weinig open. Het was buiten zacht;
wellicht een voorbode van de lente? Wat zag
de tuin er nu anders uit' Begeerig snoof zij de
'.ucht op, en bedacht met voldoening, dat het
mooie appartement gelijkvloers, waar de tuin
bij hoorde, maar heel kort onverhuurd was ge
bleven. Zij mocht zichzelf met recht een ge
lukkige „huisbaas" noemen! De nieuwe huur
ders waren jonge menschen broer en zuster,
en de tuin, waarin ze altijd oude en zieke men
schen gezien had, leek heelemaal opgevroolijkt,
Mildred had de huur geregeld met de zuster,
een s'erlijk en teer schepseltje; wat den broer
betreft
Alsof haar nieuwsgierigheid hem te voor
schijn riep, deed de broer op dat oogenblik een
glazen deur open, en kwam op het terras. Hij
stak een sigaret op, daalde vervolgens lang
zaam en nonchalant naar den tuin af. Hij had
een licht flanellen costuum aan, dat zijn figuur
buitengewoon goed deed uitkomen, en op zijn
knap gezicht lag een uitdrukking van zelfver
zekerdheid, die hem niet misstond.
Met ingehouden adem bleef Mildred hem
gadeslaan. Zij vond, dat zü nog nooit zoo'n
knappen en tegelijk zoo'n onbereikbaren, jonge
man gezien had. Elke pas. dien hij deed, en het
minste gebaar, dat hij maakte al tikte hij
slechts de asch van zijn sigaret leek haar
wondervol
Zij liet de laatste brieven, die waren binnen
gekomen, liggen, keek niet eens om naar een
paar rekeningen, die ze had moeten controleeren,
sloot alles af, en begaf zich langzaam naar haar
woonvertrekken, boven. In de keuken was de
oude dienstbode bezig met het avondeten.
Waar is meneer Richard? vroeg Mildred.
Haar broer stond onbeweeglijk voor het ven
ster van de woonkamer, en keek óók in den
tuin. Toen ze naast hem kwam staan, zag ze
de jongelui van gelijkvloers in den tuin pret
maken, als twee kinderen.
Het is een knap meisje, zei Richard, na
langen tijd gezwegen te hebben. Ze heet
Mary.
Hoe weet je dat?
Hij antwoordde niet. Aan tafel gezeten, at hij
lusteloos en met gebogen hoofd, als wilde hij
de doordringende blikken van zijn zuster ont
gaan. Doch Mildred keek vanavond niet naar
hem. Zfj hoefde dat ook niet, om te weten hoe
leelijk hij was, of om te begrijpen dat ook hij
voor de eerste maal de liefde in zijn hart had
voelen opkomen. Allebei terzelfdertjjd in liefde
ontstoken broer en zuster!
Tot dusver hadden ze net als twee oudjes
geleefd, die geen verwachtingen van dien aard
hebben. Hun werk was hun voldoende geweest.
Hun moeder, die jong weduwe was geworden,
had hen streng opgevoed. „Het is beter," had ze
hun gezegd, „dat jullie van jongsaf gewend
raakt aan allerlei offers." Slechts één keer, toen
Mildred al wat grooter was, had ze ronduit tot
haar gezegd: „Jullie hebt geen van beiden een
gezicht, om ooit te kunnen trouwen. Dank den
Hemel, dat ik jullie genoeg nalaat, om van te
leven. Wat zou jullie leven misschien wezen,
als je onder de menschen moest gaan, om je
brood te verdienen en afhankelijk moest zijn
van het beetje medelijden, dat er op de wereld
is!" Sinds dien dag was Mildred als het ware
versteend. Tot dusver had ze de liefde be
schouwd als iets waarop ze recht had. Nadien
had ze voor iedere illusie gewaakt. Toen haar
moeder gestorven was, kwamen broeder en zus
ter tot de ontdekking, dat ze zeer rijk waren;
doch hun leven veranderde er niets door. Zij
beheerden hun bezittingen, leefden eenvoudig
en gingen met niemand om.
En hij heet Francis, zei Richard na een
poosje, op een toon alsof hij haar een kostbare
inlichting 'gaf.
O, heet hij Francis....
Na dien avond trad Mildred eiken dag haar
kantoortje binnen, alsof het een heiligdom was.
Dan deed ze de deur op slot en bleef lange uren
achter de gordijnen van het venster staan, om
te wachten tot Francis den tuin inging. Soms
wachtte ze vergeefs, maar de keeren, dat hij
verscheen, voelde zij zich rijkelijk beloond. Ze
was jong en gezond, het leven jubelde in haar
hart een vreugdezang thans had zij eindelijk
het gevoel van een enormen rijkdom, doch dit
maal niet van geld. Ze glimlachte tegen ieder
een, dien ze in huis tegenkwam: tegen de dienst
boden, tegen den portier, tegen de werkster
zelfs, waarvoor ze anders altijd zoo afgemeten
was geweest. En allemaal keken ze nog eens
naar haar om: wat had de juffrouw toch, dat
ze zoo veranderd was?
Op een avond tamelijk laat het was
enkele weken later klopte Richard aan de
deur van haar kamer.
Richard, riep ze uit wat is er? Ben je
niet wel? Het is al elf uur. Je had allang in
bed moeten wezen!
Ik moet je spreken, zei Richard.
Zijn oogen schitterden vreemd. Zijn handen
en zijn stem beefden. Maar toch scheen hij ze
ker van zichzelf.
Mildred, zei hü ik ben van plan om
juffrouw Mary te trouwen.
Mildred kwam met een schok overeind.
Ben je gek, Richard? Dat meisje zal nooit
met je trouwen!
Je vergist je. Ze heeft me al gezegd van
wél.
Zijn zuster keek hem met open mond aan.
Hoe had die schuchtere jongen het klaarge
speeld om zijn doel zoo schitterend te bereiken?
Hij lachte gelukkig. Hij was heel handig en
voorzichtig geweest: hij had de dienstboden en
den portier ervoor gezet; hij had briefjes laten
bezorgen en hij was meerdere malen de jonge
dame in huis tegengekomen. En nu moesten zij
haar bij zich opnemen, en daartoe moest alles
veranderd en verfraaid worden.
Thans werd het een voortdurend gaan en
komen in huis van behangers en meubelmakers
en de meest verschillende leveranciers. Het was
een koortsachtig gedoe. En juffrouw Mary
dat knappe en schuchtere ding kwam ook,
een en al liefheid en vriendelijkheid. Ja, ze was
heel gelukkig, dat bekende ze ook. Alleen....
kijk, Francis wist nog nergens van af en ze had
er den moed niet toe om het hem te vertellen.
Zij was bang voor hem!
Hij is de vijand van ons geluk, zei Richard
op wocsten toon. Hij alleen.
Ja, ja, zei Mildred, terwijl ze ernstig met
het hoofd knikte.
Maar in haar hart laaide een zuivere gloed
hooger op dan ooit. Dat hij de vijand was, daar
om hield ze nog des te meer van hem! Achter
de lieftallige manieren van Mary had ze al
gauw de berekening en hebzucht gezien van
een, die met een leelijken man genoegen nam,
om maar de beschikking te krijgen over een
aanzienlijken rijkdom. Maar hij, neen! Hij zou
aan de totstandkoming van dat „zaakje" niet
meewerken. Bij de gedachte dat Richard
wte weet hoe lang misschien diep ongelukkig
zou zijn, na de verbreking van dat dwaze enga
gement, voelde zij haar hart in stukken scheu
ren. Maar van den anderen kant juichte zij
wild bij de gedachte, dat de man, dien zij in
stilte vereerde, door zijn onbarmhartige ver
oordeeling dn
Richard en haar
gedurende lan i
slechts in haar
achting en bi
'vondering steëg •••••••••••«•■«■■••••••■■•(••■••••(•«•••«mihiimiih
Zij wao trotsch op hem.
Jij moet met hem gaan spreken! drong
Richard aan, terwijl hij zich zenuwachtig de
handen wrong. Waarom doe je het niet?
Op slot van rekening moet jij het doen. Jij bent
de oudste!
Zeker, jongen, zeker, zei Mildred zachtjes.
Maar in haar hart hoopte ze vurig, dat Fran
cis alles te weten zou komen en dan met Mary
zou spreken ofwel naar Richard zelf zou toe
komen. Alles liever dan dat hij boos en min
achtend voor haar kwam staan. Zij had een
gevoel, dat zij het dan zou besterven....!
Maar zij bestierf het niet, toen zij op zekeren
dag, nadat er zachtjes geklopt was, de deur
van haar kantoortje opendeed en hem voor
zich zag staan.
Met uw welnemen, juffrouw.
Hoe vreemd klonk zijn stem. Ongetwijfeld
wilde hij binnenkomen en met een geweldige
inspanning van haar wil ging ze opzij.
Komt u binnen, mijnheer
Hij kwam op haar toe, terwijl zij steun zocht
tegen de tafel en hem hulpeloos aankeek. Dan
glimlachte hü opeens.
Ik wilde u spreken over mün zuster en
uw broer, zeide hü-
Zü maakte een zielig gebaar.
Ik kan het niet helpen, ik heb er geen
schuld aan, geloof me! was het eenige dat ze
bevend kon uitbrengen.
Hü schaterde het uit.
Lieve juffrouw, zeide hü laten we uw
broer maar met rust laten en alleen over ons
zelf praten! Denkt u dat ik u soms niet gezien
heb, als u aan het venster naar me stond te
küken? U houdt van me, is 't niet zoo? Zeg.
dat u van mij houdt! O, maar ik weet het! Of
ik het weet! Welnu, als u mün toestemming
wilt hebben voor het huwelijk van uw broer,
moet u eerst üw toestemming geven voor het
onze!
Zij zag den snellen blik, dien hij op al haar
paperassen wierp de teekenen van haar on
telbare goederen en opeens voelde ze zich
van alles beroofd en armer dan een bedelaar.
In haar stortte alles ineen met een huivering
wekkend gekraak. Een oogenblik dacht zü er
aan te vluchten naar een verre en eenzame
plaats, waar zü zich voor altüd zou kunnen
verbergen en waar niets haar ooit zou komen
storen zelfs niet de herinnering aan haar
droom, dien heerlijken droom, die nu vernie
tigd was.
Maar Richard Richard, die liefhad en ge
loofde dat hü wederkeerig bemind werd? Hü
moest van niets weten en gelukkig zijn voor
hém moest ze haar toestemming geven
Het zü zoo, sprak ze met toonlooze stem,
en gaf hem de hand. Maar wees zoo goed mü
nu enkele oogenblikken met mün gedachten
alleen te laten....
(Nadruk verboden)
Veelal het gevolg van verwaarloosde kou.
Maak een eind aan gevatte kou door keel, borst
«n rug in te wrijven met deze krachtige zalf.
Verwijdert congestie, vergemakkelijkt
de ademhaling en helpt spoedig.
bij een ongeval met
doodelijken afloop
T"^ A n/WTXir1 jr< op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen p* *7FlO m bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door
jF, A BONN rj Ij ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen verlies van beide armen, beide beenen of belde oogen - -
„Dan Is dat geschop van je ook niets anders
dan leerverspilling", en ik kon heel duidelijk het
gerinkel van een stalen scheede onderscheiden,
terwül de leider uit het zadel sprong. .Kijk lie
ver eens uit naar iets, waarmee je het slot kunt
forceeren! St. Anna! Het is hier even kaal als
een gevild kuiken! Hoor je niets van de schel
men binnen?"
,Niet zóóveel, kapitein. Ik denk, dat zü hun
toevlucht tot de bergen hebben genomen, zoodra
zü ons zagen."
„Dan willen wü hopen, dat zü een kast vol
eten hebben achtergelaten," dit werd lachend
gezegd.
,JDat zou een heele zegen zün, een niet te
onderschatten weldaad. Hebben jullie al wat ge
vonden. jongens?"
„Er is geen enkel ding. dat voor ram kan
dienen, kapitein," zeide een andere stem.
.Niet? Bewerk dan de luiken met jullie
/waarden. Laat Saunders op Je schouders klim
men! Eenmaal binnen, is de burcht genomen!
Vooruit mannen, aan den slag!"
Ik kon den man heel duidelük tegen de lucht
zien afgeteekend, toen hü zijn gevorkten baard
in de nauwe opening stak. Hij. was nog altüd
met het weerbarstige luik bezig, en, partij trek
kend van het lawaai, dat hü daarbü maakte,
haastte ik mü naar den zolder en verborg mü
onder het stroo. Ik kon hier even goed hooren
als in de kamer beneden, maar de vloer belette
mü iets te zien, al was deze dan ook slecnt
gelegd en op sommige plaatsen vol reten. Ik
voelde mü allesbehalve gerust, want ik was
nu diep doordrongen van het gevaar, dat mün
ontdekking ten gevolge zou hebben. Ik had
liever met de Oostenrijkers of' met de Hollan
ders te maken gehad dan met de Engelschen.
Zü zouden al heel korte metten maken met
iemand, die mün uniform droeg. En wat zouden
zü hier eigenlijk uitvoeren? In het kamp werd
verteld, dat de Hertog van Cumberland naar
het noorden was vertrokken, maar het was toch
maar een feit, dat er hier een eskader van de
Garde was, en dat de menschen zich uitstekend
op hun gemak voelden.
Niets van wat beneden gebeurde, ontging mij-
De man sprong van de vensterbank af, liep de
kamer door en stootte daarbü in het donker
tegen de tafel, hü vloekte hardop en ging de
deur openmaken.
„Wat is er, Saunders?" riep de officier. „Je
scheenbeen bezeerd? 't Is niet de moeite om
daar zooveel drukte van te maken. Steek eens
een vuurtje aan in den haard mam, en laat
Austen de lichten aansteken. Wat denk je, dat
er van den waard is geworden?"
„Den doodschrik op het lijf gejaagd bü ons
laatste bezoek, kapitein," gaf een ander lachend
ten antwoord. „Hij was een allererbarmelükste
lafaard, en de Lammeren waTen vroolijk."
„Maar hü kon toch niet weten, dat wij terug
zouden komen?"
„Neen, maar hü dacht waarschünlük, dat het
wel eens kon gebeuren, dat anderen van ons
gilde zich op den weg zouden vertoonen. Ik zou
wel eens willen weten, wat de pummels met het
lük hebben gedaan."
„Dat is waar ook, Dom, ik had die heele
zaak vergeten. Vooruit, mannen, ik heb twee
van jullie noodig. Loopt eens gauw met een
lantaarn de ladder op en laat het licht eens
over de ruimte er boven schünen om te zien
of er daar ook iemand is. Als dat zoo is, dan
werken jullie hem er maar uit."
Ik zag de hoofden der mopperende kerels in
de opening verschünen. Ik zorgde er voor niet
de minste beweging te maken, want ik zag, dat
zij tot het detachement van Shephard's Lambs
behoorden en wist dat mijn doodvonnis was ge-
teekend, zoodra men mü op het spoor zou
komen.
Zü hielden de lantaarn mün kant uit, maar
het troepje dekens viel hun het eerst in het
oog en zoo hadden zü dan ook onmiddellijk het
doode lichaam ontdekt. Heel druk maakten zü
er zich niet om; zij wierpen het 't laddertje af
in bereik van de mannen, die er onder stonden
en verkochten daarbij 'nog allerlei ruwe grap
pen. Daarna gingen zü zelf ook naar beneden,
zonder zelfs nog een enkele maal om zich heen
te küken. De kapitein hield de mannen staande
en was zeker naar hen toegeloopen, om den
doode in het gezicht te zien, want Ik hoorde
hem zeggen: „Uitscheiden, mannen! Hij is het,
Dom. Ik wou, dat hü nog in leven was, dat
ik hem eens over de zending der dame kon uit-
hooren, want ik heb nooit een meisje ontmoet,
wier lippen meer gesloten waren. Vooruit, man
nen, gaat hem begraven, een beetje van den
weg af. Ga met hen mee, Dorn, en breng dan de
prinses of wat zü zün mag binnen, want
ik heb mü in mün hoofd gehaald, dat ze hier
met ons tweeën zal soupeeren, er schijnt wün in
overvloed te zün en haar tong zal er misschien
van los raken."
„Moet ik den man eerst begraven, kapitein
Awlright?"'
,3egraven? Ja, zeker. Zij weet niet, dat de
man dood is en ook niet, wat hij ons verteld
kan hebben, en het is ook niet mijn bedoeling,
dat zij het zal weten. Vóór zij een onderhoud
met den hertog heeft, zal ik haar scherpzinnig
heid op de proef stellen. Ik voor mü ben er
vast van overtuigd, dat er hier dingen zün ge
beurd, die de moeite van het vertellen waard
zijn. Vooruit, Saunders, een flesch, man! En
onderzoek de provisiekast eens, wü zullen met
drieën aan tafel zitten."
Ik waagde mü uit mijn strooleger en vatte
post bü het hoofd van de ladder. Begunstigd
door de duisternis kon ik veilig een overzicht
nemen van het toonëeltje beneden in de kamer.
De lantaarn stond midden op de groote tafel,
maar het vertrek werd ruimschoots verlicht
door het haardvuur. Een soldaat was bezig het
nog wat meer aan te wakkeren, terwijl een
ander, klein en tenger als een jongen, zich
bü de vaatjes vermaakte. Hun gezichten kon
ik niet duidelijk onderscheiden, maar hun uni
form was die van de Engelsche Garde.
De officier zat alleen of liever lag alleen op
de bank. Glas en flesch stonden voor hem. Zijn
rijlaarzen waren met modder bespat. Hü was
een man van veertig jaar, naar mijn meening,
een zware kerel met gebruinde wangen en een
vooruitstekenden neus. Zün zwarte snor had
den bekenden militairen draai en hü gaf den
indruk van iemand, die jaren van zwaren dienst
achter den rug had en fiksche slagen kon uit-
deelen en in ontvangst nemen ook. Al gaf zün
uniform nu ook blüken, dat zij veel was ge
dragen, het was toch heel goed te zien, dat ze
door een eersteklas kleermaker was gemaakt,
en het kostte ook niet de minste moeite zich
voor te stellen, dat hü bü gelegenheden uitste
kend den dandy kon spelen. Maar de bruine,
gespierde hand, die naar het glas greep, was
niet in het minst de hand van een zwakke
ling. En het scheen hem dezen dag naar den
zin te zijn gegaan, want hij was in uitstekend
humeur; hü neuriede een vroolük liedje en gaf
zich geheel aan het genot van het nietsdoen
over. Zelfs een grapje met zün ondergeschikten
kon er op over schieten.
„Geen kwaad goedje, Saunders," merkte hij
vroolük op, „die Fransche lui weten wat lekker
is, als zü je maar de goede flesch geven. Je
hebt zeker op den privé-voorraad van den
waard beslag kunnen leggen! 't Is maar te
hopen, dat er nog wat van over is als de prin
ses komt. Mü dunkt, het kan niet missen, een
enkel teugje van dit onsterfelüke nat moet zelfs
een tong als de hare los maken. En wat heb
je voor eetbaars in de kast gevonden?"
„Een armzalig beetje, kapitein, een stuk
mager varkensvleesch en een soort haver-
brood."
„Voor een hongerig mensch niet te versma
den. Waren de Oostenrükers hier langs geko
men, dan hadden wü niet op zooveel kunnen
rekenen. Deze weg was zeker niet op hun kaart
aangegeven! Den Goden zij dank! Wat heb j®
te melden, Watson?"
De wacht, die binnen was gekomen, maakte
een stijve buiging.
„In het achterhuis, kapitein, staat een paard
met *de uitrusting van een Fransch cavalerist.
Luitenant Dom stuurde mü naar u toe om het U
te vertellen, kapitein."
„Wat zeg je daar? Maar één? Van een enke
len verdwaalde hebben wij niet veel te vreezen.
Is het paard warm alsof het nog maar kort 8e'
leden bereden is?" t
,,'t Is niet warm meer, kapitein, maar bet
dier is flink bereden voor het gestald werd."
„En is er geen spoor van den berüder?"
„Geen enkel, wü hebben allerlei nasporingen
gedaan."
„Ph! Het paard kan best van den een
anderen dooden militair gestolen zün en toen
hier zün ondergebracht. Maar zorg er voor, da
er een wacht aan de deur wordt geplaatst.
Watson, en laat den weg afpatrouilleeren.
(Wordt vervolgd-/