COMFORT IN AMERIKA De avonturen vaneen verkeersagent je ffletmféaal van F 750.- SHEA HET LAND DER NIEUWE SNUFJES L van de Iersche Brigade 20 stuks 25 cis flnfluenza VRIJDAG 28 JANUARI 1938 Het allernieuwste is ongetwijfeld de geluids-opslokker" De treinreiziger wordt vertroeteld Pleidooi voor een geminacht dier Praatje over padden WlNGS American Cigarettes Ook voor U/ Hoe eerder. hoe beter/ Tijdend -a nog° j Broer en zuster j AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL FOCfl bij verlies van een hand, «dWU» een voet of een oog. DOOR RANDALL PARRISH 99 Amerika is het land der nieuwe snufjes, meer in t bijzonder op het gebied der technische vondsten. Al die nieuwe snufjes hebben ten doel meer comfort te verschaffen. Oorspronkelijk beteekent „comfort" eigenlijk „troost", maar de Engelschen hebben in den loop der jaren t een en ander veranderd aan de uitlegging van het begrip „comfort", zoodat wij zoo langzamerhand alles wat het leven veraan genaamt en wat ons het leven gemakkelijker maakt, onder „comfort" zijn gaan rangschik ken. Nu is 'twel zoo, dat de Amerikanen ongetwij feld „zin voor comfort" hebben en dat het stre ven van uitvinders, technici en fabrikanten er op gericht is het den Amerikaanschen burger geriefelijker te maken. Daarbij komt nog dat duizenden Amerikanen zich nu eenmaal meer kunnen veroorloven dan andere menschen, om dat er eenvoudig in Amerika meer welgestelde menschen zijn dan elders. Voeg daarbij dat de doorsnee-Amerikaan verzot is op het toepassen van technische trucs, en het is duidelijk en be grijpelijk, dat de Nieuwe Wereld wat dat be treft den toon aangeeft. Wat zijn nu in de laatste tien jaar zoo onge veer de voornaamste verbeteringen en nieuwig heden in de Nieuwe Wereld? Daar is natuurlijk in de eerste plaats de „air conditioning", een nog altijd typisch-Ameriksche uitdrukking voor een even kenmerkend typisch-Amerikaansche technische toepassing. „Air conditioning" betee kent .Juchtbepaling" en het komt er op neer dat wij het weer binnenshuis zelf regelen. Zit- en slaapkamers, kantoorlokalen, bios coopzalen enz., voorzien van „air conditioning" zullen dus de sfeer hebben, die de eigenaar ze door middel van zijn installatie gegeven heeft. Het toestel dat men hiervoor heeft gecon strueerd, is een electrisch gedreven machine, die volgens dezelfde principes werkt als de be faamde Amerikaansche ijskasten. Zoo'n ma chine doet tal van voortreffelijke dingen: zij ventileert, zij reinigt de lucht, zij „ozoniseert" (zuivert) en, indien gewenscht, parfumeert zij eveneens. In totaal zijn er zestien functies, de een wat minder belangrijk dan de ander, waar dit apparaat zich mee belast. Het genoegen is natuurlijk niet goedkoop. Een behoorlijke groote kamer die „air conditioned" moet worden door middel van het apparaat, dat er vrijwel uitziet als een groot radiotoestel, brengt een kosten van circa 400 dollar met zich mede. Men kan zeggen dat de kosten voor „air conditioning" van een woonhuis ongeveer tweemaal zooveel bedragen als het in iedere kamer doen aan leggen van een waterleiding. Het allernieuwste is ongetwijfeld de „ge luids-opslokker". Dit is eigenlijk familie van het „air conditioning-apparaat" en kan met deze installatie verbonden worden; hij zuivert eveneens de lucht, maar zorgt er tege lijkertijd voor dat een kamer, die b.v. twee éta ges boven het oorverdoovende lawaai van Fifth Avenue gelegen is, in een kloosterlijke stilte gehuld wordt. De stilte-bereider is goedkooper dan de „zuiveraar": voor 60 dollar is een kamer al .stil" te maken. Er zit natuurlijk aan dat .stilte-apparaat" veel meer vast en nu is reeds gebleken, welk een grooten invloed de installatie ervan heeft op den verkoop en de verhuur van woonhui zen in drukke buurten. Hoeveel last de New- Yorker bij net slapen gaan nog van de drukte en het verkeerslawaai te verduren heeft, moge blijken uit het feit, dat er een hausse bestaat in den verkoop van een zeker soort „oorklep pen", die van doek zijn gemaakt en die men 's avonds aan het hoofd bevestigt, om rustig in slaap te kunnen komen. En dan zijn er natuur lijk ook nog tal van menschen, óók in Amerika, die vóór het slapen gaan in bed nog wat lezen willen. Die hebben zich allemaal voorzien van een „lecsplank". speciaal voor dit doel in den handel gebracht en die iets wegheeft van het bovenste deel van een leunstoel zonder zit ting wel te verstaan. En nu mogen de Amerikanen al voor hun „privé weer" zorgen in eigen huis, dat neemt niet weg dat de drang om er uit te trekken steeds grooter wordt en het is dan ook niet te verwonderen, dat de jongste New Yorksche automobieltentoonstelling opnieuw de laatste nieuwtjes bracht op het gebied van .Aanhang wagens". Caravaning is de term voor het rei zen in zoon huis-op-wielen, dat in de laatste jaren een ongekende populariteit heeft verwor ven. Deze aanhangwagens zijn natuurlijk in allerlei uitvoering te krijgen: de tentoonstel ling liet ze zien, geïnstalleerd met zware club fauteuils met schrijfbureaus, ijskasten enz. Er was een wagen bij, die zelfs op het dak een zitje voor vier personen had. Trouwens, de ge- heele auto-industrie beweegt zich in de richting van meer gemak, dat tot uitdrukking komt in deurknoppen, die uw zakken niet meer in ge vaar brengen, geheel nieuwe wijze van stof- feeren, veranderde zitplaatsen in den wagen en nog veel meer. De spoorwegen kampen tegen een euvel, dat zich ook wel eens elders openbaart: de concurrentie van busondernemingen en de groeiende onafhankelijkheid van den autobezitter. Gevolg? Dat de treinreiziger als een kind vertroeteld wordt en dat de autoritei ten alles in het werk stellen om het reizen per trein tot een ongekende vreugde te maken. Noch de electrificatie, noch het stroomlijnen der spoorwegen was in staat het reizigersvervoer zoozeer te beïnvloeden als.... het comfort, dat den treinreiziger geboden wordt. Met duizend kleinigheden komt men koning Passagier tege moet. Slaapwagens pasten zich aan het Euro- peesche tweebed-systeem aan, in concurrentie met de befaamde Pullman-treinen. De bediening meestal door neger-personeel is tot volmaaktheid opgevoerd, in het bijzon der in de eetwagens. Moeite noch kosten wor den in dat opzicht gespaard, wat niet wegneemt dat Amerika toch met een scheel oog blijft kij ken naar een bedrijf als de Mitropa en de rij dende villa's van de Etoile du Nord. Ondanks alles „ontbreekt er toch iets", wat evenzeer ge zegd kan worden van de Amerikaansche hotels, ook al worden die steeds meer naar het Euro- peesche voorbeeld gedreven. Overigens, het ziet er in de laatste vijf jaar naar uit dat Amerika wat spaarzamer is ge worden; het zorgeloos uitgeven van groote som men geld voor luxe en amusement is duidelijk verminderd. Zoo is het ook een soort mode ge worden om oude huizen om te bouwen in plaats van geld te besteden aan nieuwbouw. Merk waardig is de belangrijke rol, die de Ameri kaansche weekbiaden en magazines, daarin spe len, door het regelmatig publiceeren van foto's van baksteenen huizen uit de tachtiger jaren en wat daarvan door eenvoudige restauratie kan worden gemaakt. Of er na de afschaffing van de prohibitie in Amerika meer of minder dan vroeger wordt gedronken, valt moeilijk uit te maken. Het zal wel zoo ongeveer op hetzelfde neerkomen, want de drankleveranties, waarin de smokkelaars voorzagen, waren belangrijk. Evenals vroeger drinkt de Yankee ook thans: whisky, bier en cocktails. Een voordeel had de prohibitie onge twijfeld: er was een onderwerp van gesprek meer. Maar voor den Amerikaan van 1937 blijft er nog zooveel over waaromtrent van gedachten kan worden gewisseld, dat dit bezwaar niet zoo heel erg wordt gevoeld. Stof tot spreken blijft er genoeg, al zouden ze het alleen maar over Roosevelt hebben.... Abt Hunter Blair gaf onlangs in The Uni verse de volgende padden-beschouwingen ten beste: „Ik heb altijd een zwak of moet ik zeggen een voorliefde gehad voor de minst aan trekkelijke en populaire onder Gods schepselen, terwijl vele daaronder welke de dichters prijzen en waarvan men aan de kinderen leert om er van te hoüden, mij de keel uithangen. Ik voel niets voor het roodborstje, een gulzigen, twist zieken schavuit, die een ongunstigen indruk maakt en door zijn medevogels wordt gehaat; of voor het „lieve lammetje", dat zeker het domste beest der Schepping is. Vroeger heb ik hier eens een pleidooi ge houden voor de oorwormen, die maar weinig vrienden tellen, en vandaag neem ik de wapens op ter verdediging van de nog meer verachte en verwenschte pad, die zelfs door den zacht- zinnigen Shakespeare wordt beschreven als „leelijk en vol vergif" (wat intusschen niet waar is), overigens met een opmerking er bij die weer veel goed maakt, dat zij namelijk „een kostbaar kleinood in den kop verborgen draagt" En Milton weet in het „Verloren Paradijs" over den duivel niets te zeggen dat onaangenamer is dan dat hij „neerhurkt als een pad, dicht bij Eva's voeten". Aan kikkers daarentegen heeft niemand zoo erg het land. Een kikker is meer een vroolijk schooiertje, met dartele sprongen en vermakelijk gekwaak; en ik heb zijn gezelschap gewaardeerd zoowel in de groote moerassen van Noord- Brazilië als elders. Maar voor zijn neef de pad heeft, naar ik vrees, bijna niemand een goed woord over; en de sympathieën der meesten gaan uit naar den boerenjongen uit het verhaal, die zulk een ongelukkig amphibie onder zijn hiel vermorzelde met den triomfantelijken uitroep: „Ik zal je leeren een pad te zijn!" Alsof het arme dier met eenige mogelijkheid iets anders zijn kon! Maar in werkelijkheid zijn deze dieren heel belangwekkend. Toen ik eens voor een groote kostschool in Noord-Engeland een lezing hield over het reuzenmonster dat de diepten van Loch Ness bewoont, vroeg ik aan mijn jonge toehoorders om een echt amphibie te noemen uit onzen tijd. „Kikkers!" riepen zij allen tege lijk; maar niemand vermeldde ook maar des kikkers verwante, de niet-te-noemen pad. Toch kan een paddeiarve, evengoed als een kikvorsch in zijn jeugd, als zij er een geheugen op na houdt, zich* nog die minder eervolle periode uit haar bestaan herinneren toen zij zich had be vrijd uit de gelei die haar omhulde en met den staart naar beneden aan de onderzijde van een blad hing in haar geboorteplaats in de wateren: een leelijk oogloos schepseltje met twee pooten, een staart en de kieuwen die het tot een echt tweeslachtig dier maakten. Later zou het dier tje vier pooten krijgen, en nog later, zonder staart en uitgerust met een behoorlijk paar lon gen, het water verlaten voor het nieuwe land leven, maar evengoed een amphibie blijven als zijn verwijderde bloedverwant: de groote plesiosaurus uit onze Noordelijke wateren. Padden bereiken een aardig hoogen leeftijd Pennant vertelt ons over een pad die, naar zijn weten, veertig jaar werd en tenslotte werd ge dood door een raaf.. En uit de laatsté jaren dateert het verhaal hoe toen Mr. Carter, de vriend en zaakgelastigde van Lord Carnaroon, die zijn hoofd stak door een opening in den zilver-met-azuren wand van den grafkelder van den armen, jongen Toetankhamen, en 't vol ver wondering over wat hij zag weer terugtrok, een dikke pad te voorschijn kwam uit dit verblijf dat gedurende duizenden jaren hermetisch af gesloten was geweest; en op hetzelfde oogenblik werd bij Carters lievelings-kanarie, die zich bui ten het graf in een kooi bevond in den zonne schijn, de kop door een slang afgebeten. Dit zijn maar verhalen, maar zij hebben een strek king. Hoevelen weten er dat er geen padden, even min als slangen, in Ierland rondkruipen? Heeft Sint Patrick deze alle met zijn bel verdreven? Ik weet het niet. Het oog van een pad is mooi om te zien, zooals ieder met een microscoop zelf kan waar nemen. Ik hoorde dit van een ouden vriend, Frank Buckland, een beroemd bioloog die alles over de dieren (padden inbegrepen) wrist, proe ven met hen nam maar, naar mijn meening, geen dierenvriend was. Een van zijn proeven bestond in het levend opsluiten van padden, om te zien hoe lang zij konden leven (of niet konden leven) zonder lucht. Géén echte dieren vriend zal zooiets doen. Tenslotte zijn padden niet zonder nut (welk dier is dit eigenlijk?) Zij kunnen en zullen ook sommige insecten verdelgen die aan den tuin bouw schadelijk worden. Een van mijn vrien den, die een groote kweekerij bezit tusschen Waltham Cross en Londen, vertelde mij hoe men daartoe padden in de broeikassen bracht na er vier penny per stuk voor te hebben be taald." De schrijver vergeet er bij te zeggen, dat een pad nog grooter voordeel aanbrengt door het verdelgen van slakken. Overigens verdient zijn pleidooi voor de padden alleszins te worden onderschreven. Ook al zijn het dieren die men, wegens de giftige huidklieren, beter niet zonder handschoenen kan aanpakken! Dat zij overigens over merkwaardige psychische vermogens be schikken kunnen de verhalen over de tamme pad van William Long leeren. Deze toonde zelfs muzikalen smaak, getuige het feit dat hij osten tatief de kamer verliet toen een van Long's vrienden het orgel begon te bespelen. Dokter is onver moeibaar. dit is aide 7de ope ratie. En alSriid even kalmRij heeft zenuwen. geen Hoe kunt U toch zoo rustig blij ven terwijl U zoo .veel roo 3a zuster maar ik rook ook WINGS en die zijn juist kalmee- rend. en opwekkend/ „Nu was er een heks, die den witten vogel heelemaal in haar macht heeft. Op dien vogel vliegt ze door de lucht en verzint telkens kwaad." „Kan daar de politie geen stokje voor steken?" vroeg het verkeersagentje. „Het is toch maar een sprookje, meneer Keesie", zeide de paleiswachter. .Luister nu verder. De heks heeft altijd een tooverring bij zich en daarmee kan ze tooveren. De vogel is op onze hand. maar is geheel in haar macht, zoolang de heks dien ring in haar bezit heeft. Ze vliegt over bergen, over dalen, over steden en dorpen." Nou, dat is knap, die kan heel wat verhalen van haar reizen, want wie veel aan reizen doet, die kan heel wat verhalen," merkte het verkeersagentje op. „Twee kabouters," zoo vertelde de paleiswachter verder, von den dat gelukspoppetje, dat aardige meisje, schreiend tegen een boom zitten. „Wat scheelt er aan, schatje," vroeg de eene kabouter. ,,En waar kom je vandaan, lieverd?" vroeg de andere. Ze hadden medelijden met het schreiende kind, dat tranen met tuiten weende. „Medelijden," merkte Keesie op, „is wel het mooiste wat iemand kan doen." „Dat is een bewijs dat je geen versteend hart hebt." Het was tegen het einde van een heel ge wonen middag, dat Mildred's leven tot dusver altijd even eentonig een verandering onderging. Zooals gewoonlijk, was ze uren achtereen in haar rekenen verdiept ge weest. Maar op een gegeven oogenblik had de lust haar bekropen, om van haar werktafel op te staan, en naar het venster te gaan. Zij zette het een weinig open. Het was buiten zacht; wellicht een voorbode van de lente? Wat zag de tuin er nu anders uit' Begeerig snoof zij de '.ucht op, en bedacht met voldoening, dat het mooie appartement gelijkvloers, waar de tuin bij hoorde, maar heel kort onverhuurd was ge bleven. Zij mocht zichzelf met recht een ge lukkige „huisbaas" noemen! De nieuwe huur ders waren jonge menschen broer en zuster, en de tuin, waarin ze altijd oude en zieke men schen gezien had, leek heelemaal opgevroolijkt, Mildred had de huur geregeld met de zuster, een s'erlijk en teer schepseltje; wat den broer betreft Alsof haar nieuwsgierigheid hem te voor schijn riep, deed de broer op dat oogenblik een glazen deur open, en kwam op het terras. Hij stak een sigaret op, daalde vervolgens lang zaam en nonchalant naar den tuin af. Hij had een licht flanellen costuum aan, dat zijn figuur buitengewoon goed deed uitkomen, en op zijn knap gezicht lag een uitdrukking van zelfver zekerdheid, die hem niet misstond. Met ingehouden adem bleef Mildred hem gadeslaan. Zij vond, dat zü nog nooit zoo'n knappen en tegelijk zoo'n onbereikbaren, jonge man gezien had. Elke pas. dien hij deed, en het minste gebaar, dat hij maakte al tikte hij slechts de asch van zijn sigaret leek haar wondervol Zij liet de laatste brieven, die waren binnen gekomen, liggen, keek niet eens om naar een paar rekeningen, die ze had moeten controleeren, sloot alles af, en begaf zich langzaam naar haar woonvertrekken, boven. In de keuken was de oude dienstbode bezig met het avondeten. Waar is meneer Richard? vroeg Mildred. Haar broer stond onbeweeglijk voor het ven ster van de woonkamer, en keek óók in den tuin. Toen ze naast hem kwam staan, zag ze de jongelui van gelijkvloers in den tuin pret maken, als twee kinderen. Het is een knap meisje, zei Richard, na langen tijd gezwegen te hebben. Ze heet Mary. Hoe weet je dat? Hij antwoordde niet. Aan tafel gezeten, at hij lusteloos en met gebogen hoofd, als wilde hij de doordringende blikken van zijn zuster ont gaan. Doch Mildred keek vanavond niet naar hem. Zfj hoefde dat ook niet, om te weten hoe leelijk hij was, of om te begrijpen dat ook hij voor de eerste maal de liefde in zijn hart had voelen opkomen. Allebei terzelfdertjjd in liefde ontstoken broer en zuster! Tot dusver hadden ze net als twee oudjes geleefd, die geen verwachtingen van dien aard hebben. Hun werk was hun voldoende geweest. Hun moeder, die jong weduwe was geworden, had hen streng opgevoed. „Het is beter," had ze hun gezegd, „dat jullie van jongsaf gewend raakt aan allerlei offers." Slechts één keer, toen Mildred al wat grooter was, had ze ronduit tot haar gezegd: „Jullie hebt geen van beiden een gezicht, om ooit te kunnen trouwen. Dank den Hemel, dat ik jullie genoeg nalaat, om van te leven. Wat zou jullie leven misschien wezen, als je onder de menschen moest gaan, om je brood te verdienen en afhankelijk moest zijn van het beetje medelijden, dat er op de wereld is!" Sinds dien dag was Mildred als het ware versteend. Tot dusver had ze de liefde be schouwd als iets waarop ze recht had. Nadien had ze voor iedere illusie gewaakt. Toen haar moeder gestorven was, kwamen broeder en zus ter tot de ontdekking, dat ze zeer rijk waren; doch hun leven veranderde er niets door. Zij beheerden hun bezittingen, leefden eenvoudig en gingen met niemand om. En hij heet Francis, zei Richard na een poosje, op een toon alsof hij haar een kostbare inlichting 'gaf. O, heet hij Francis.... Na dien avond trad Mildred eiken dag haar kantoortje binnen, alsof het een heiligdom was. Dan deed ze de deur op slot en bleef lange uren achter de gordijnen van het venster staan, om te wachten tot Francis den tuin inging. Soms wachtte ze vergeefs, maar de keeren, dat hij verscheen, voelde zij zich rijkelijk beloond. Ze was jong en gezond, het leven jubelde in haar hart een vreugdezang thans had zij eindelijk het gevoel van een enormen rijkdom, doch dit maal niet van geld. Ze glimlachte tegen ieder een, dien ze in huis tegenkwam: tegen de dienst boden, tegen den portier, tegen de werkster zelfs, waarvoor ze anders altijd zoo afgemeten was geweest. En allemaal keken ze nog eens naar haar om: wat had de juffrouw toch, dat ze zoo veranderd was? Op een avond tamelijk laat het was enkele weken later klopte Richard aan de deur van haar kamer. Richard, riep ze uit wat is er? Ben je niet wel? Het is al elf uur. Je had allang in bed moeten wezen! Ik moet je spreken, zei Richard. Zijn oogen schitterden vreemd. Zijn handen en zijn stem beefden. Maar toch scheen hij ze ker van zichzelf. Mildred, zei hü ik ben van plan om juffrouw Mary te trouwen. Mildred kwam met een schok overeind. Ben je gek, Richard? Dat meisje zal nooit met je trouwen! Je vergist je. Ze heeft me al gezegd van wél. Zijn zuster keek hem met open mond aan. Hoe had die schuchtere jongen het klaarge speeld om zijn doel zoo schitterend te bereiken? Hij lachte gelukkig. Hij was heel handig en voorzichtig geweest: hij had de dienstboden en den portier ervoor gezet; hij had briefjes laten bezorgen en hij was meerdere malen de jonge dame in huis tegengekomen. En nu moesten zij haar bij zich opnemen, en daartoe moest alles veranderd en verfraaid worden. Thans werd het een voortdurend gaan en komen in huis van behangers en meubelmakers en de meest verschillende leveranciers. Het was een koortsachtig gedoe. En juffrouw Mary dat knappe en schuchtere ding kwam ook, een en al liefheid en vriendelijkheid. Ja, ze was heel gelukkig, dat bekende ze ook. Alleen.... kijk, Francis wist nog nergens van af en ze had er den moed niet toe om het hem te vertellen. Zij was bang voor hem! Hij is de vijand van ons geluk, zei Richard op wocsten toon. Hij alleen. Ja, ja, zei Mildred, terwijl ze ernstig met het hoofd knikte. Maar in haar hart laaide een zuivere gloed hooger op dan ooit. Dat hij de vijand was, daar om hield ze nog des te meer van hem! Achter de lieftallige manieren van Mary had ze al gauw de berekening en hebzucht gezien van een, die met een leelijken man genoegen nam, om maar de beschikking te krijgen over een aanzienlijken rijkdom. Maar hij, neen! Hij zou aan de totstandkoming van dat „zaakje" niet meewerken. Bij de gedachte dat Richard wte weet hoe lang misschien diep ongelukkig zou zijn, na de verbreking van dat dwaze enga gement, voelde zij haar hart in stukken scheu ren. Maar van den anderen kant juichte zij wild bij de gedachte, dat de man, dien zij in stilte vereerde, door zijn onbarmhartige ver oordeeling dn Richard en haar gedurende lan i slechts in haar achting en bi 'vondering steëg •••••••••••«•■«■■••••••■■•(••■••••(•«•••«mihiimiih Zij wao trotsch op hem. Jij moet met hem gaan spreken! drong Richard aan, terwijl hij zich zenuwachtig de handen wrong. Waarom doe je het niet? Op slot van rekening moet jij het doen. Jij bent de oudste! Zeker, jongen, zeker, zei Mildred zachtjes. Maar in haar hart hoopte ze vurig, dat Fran cis alles te weten zou komen en dan met Mary zou spreken ofwel naar Richard zelf zou toe komen. Alles liever dan dat hij boos en min achtend voor haar kwam staan. Zij had een gevoel, dat zij het dan zou besterven....! Maar zij bestierf het niet, toen zij op zekeren dag, nadat er zachtjes geklopt was, de deur van haar kantoortje opendeed en hem voor zich zag staan. Met uw welnemen, juffrouw. Hoe vreemd klonk zijn stem. Ongetwijfeld wilde hij binnenkomen en met een geweldige inspanning van haar wil ging ze opzij. Komt u binnen, mijnheer Hij kwam op haar toe, terwijl zij steun zocht tegen de tafel en hem hulpeloos aankeek. Dan glimlachte hü opeens. Ik wilde u spreken over mün zuster en uw broer, zeide hü- Zü maakte een zielig gebaar. Ik kan het niet helpen, ik heb er geen schuld aan, geloof me! was het eenige dat ze bevend kon uitbrengen. Hü schaterde het uit. Lieve juffrouw, zeide hü laten we uw broer maar met rust laten en alleen over ons zelf praten! Denkt u dat ik u soms niet gezien heb, als u aan het venster naar me stond te küken? U houdt van me, is 't niet zoo? Zeg. dat u van mij houdt! O, maar ik weet het! Of ik het weet! Welnu, als u mün toestemming wilt hebben voor het huwelijk van uw broer, moet u eerst üw toestemming geven voor het onze! Zij zag den snellen blik, dien hij op al haar paperassen wierp de teekenen van haar on telbare goederen en opeens voelde ze zich van alles beroofd en armer dan een bedelaar. In haar stortte alles ineen met een huivering wekkend gekraak. Een oogenblik dacht zü er aan te vluchten naar een verre en eenzame plaats, waar zü zich voor altüd zou kunnen verbergen en waar niets haar ooit zou komen storen zelfs niet de herinnering aan haar droom, dien heerlijken droom, die nu vernie tigd was. Maar Richard Richard, die liefhad en ge loofde dat hü wederkeerig bemind werd? Hü moest van niets weten en gelukkig zijn voor hém moest ze haar toestemming geven Het zü zoo, sprak ze met toonlooze stem, en gaf hem de hand. Maar wees zoo goed mü nu enkele oogenblikken met mün gedachten alleen te laten.... (Nadruk verboden) Veelal het gevolg van verwaarloosde kou. Maak een eind aan gevatte kou door keel, borst «n rug in te wrijven met deze krachtige zalf. Verwijdert congestie, vergemakkelijkt de ademhaling en helpt spoedig. bij een ongeval met doodelijken afloop T"^ A n/WTXir1 jr< op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen p* *7FlO m bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door jF, A BONN rj Ij ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen verlies van beide armen, beide beenen of belde oogen - - „Dan Is dat geschop van je ook niets anders dan leerverspilling", en ik kon heel duidelijk het gerinkel van een stalen scheede onderscheiden, terwül de leider uit het zadel sprong. .Kijk lie ver eens uit naar iets, waarmee je het slot kunt forceeren! St. Anna! Het is hier even kaal als een gevild kuiken! Hoor je niets van de schel men binnen?" ,Niet zóóveel, kapitein. Ik denk, dat zü hun toevlucht tot de bergen hebben genomen, zoodra zü ons zagen." „Dan willen wü hopen, dat zü een kast vol eten hebben achtergelaten," dit werd lachend gezegd. ,JDat zou een heele zegen zün, een niet te onderschatten weldaad. Hebben jullie al wat ge vonden. jongens?" „Er is geen enkel ding. dat voor ram kan dienen, kapitein," zeide een andere stem. .Niet? Bewerk dan de luiken met jullie /waarden. Laat Saunders op Je schouders klim men! Eenmaal binnen, is de burcht genomen! Vooruit mannen, aan den slag!" Ik kon den man heel duidelük tegen de lucht zien afgeteekend, toen hü zijn gevorkten baard in de nauwe opening stak. Hij. was nog altüd met het weerbarstige luik bezig, en, partij trek kend van het lawaai, dat hü daarbü maakte, haastte ik mü naar den zolder en verborg mü onder het stroo. Ik kon hier even goed hooren als in de kamer beneden, maar de vloer belette mü iets te zien, al was deze dan ook slecnt gelegd en op sommige plaatsen vol reten. Ik voelde mü allesbehalve gerust, want ik was nu diep doordrongen van het gevaar, dat mün ontdekking ten gevolge zou hebben. Ik had liever met de Oostenrijkers of' met de Hollan ders te maken gehad dan met de Engelschen. Zü zouden al heel korte metten maken met iemand, die mün uniform droeg. En wat zouden zü hier eigenlijk uitvoeren? In het kamp werd verteld, dat de Hertog van Cumberland naar het noorden was vertrokken, maar het was toch maar een feit, dat er hier een eskader van de Garde was, en dat de menschen zich uitstekend op hun gemak voelden. Niets van wat beneden gebeurde, ontging mij- De man sprong van de vensterbank af, liep de kamer door en stootte daarbü in het donker tegen de tafel, hü vloekte hardop en ging de deur openmaken. „Wat is er, Saunders?" riep de officier. „Je scheenbeen bezeerd? 't Is niet de moeite om daar zooveel drukte van te maken. Steek eens een vuurtje aan in den haard mam, en laat Austen de lichten aansteken. Wat denk je, dat er van den waard is geworden?" „Den doodschrik op het lijf gejaagd bü ons laatste bezoek, kapitein," gaf een ander lachend ten antwoord. „Hij was een allererbarmelükste lafaard, en de Lammeren waTen vroolijk." „Maar hü kon toch niet weten, dat wij terug zouden komen?" „Neen, maar hü dacht waarschünlük, dat het wel eens kon gebeuren, dat anderen van ons gilde zich op den weg zouden vertoonen. Ik zou wel eens willen weten, wat de pummels met het lük hebben gedaan." „Dat is waar ook, Dom, ik had die heele zaak vergeten. Vooruit, mannen, ik heb twee van jullie noodig. Loopt eens gauw met een lantaarn de ladder op en laat het licht eens over de ruimte er boven schünen om te zien of er daar ook iemand is. Als dat zoo is, dan werken jullie hem er maar uit." Ik zag de hoofden der mopperende kerels in de opening verschünen. Ik zorgde er voor niet de minste beweging te maken, want ik zag, dat zij tot het detachement van Shephard's Lambs behoorden en wist dat mijn doodvonnis was ge- teekend, zoodra men mü op het spoor zou komen. Zü hielden de lantaarn mün kant uit, maar het troepje dekens viel hun het eerst in het oog en zoo hadden zü dan ook onmiddellijk het doode lichaam ontdekt. Heel druk maakten zü er zich niet om; zij wierpen het 't laddertje af in bereik van de mannen, die er onder stonden en verkochten daarbij 'nog allerlei ruwe grap pen. Daarna gingen zü zelf ook naar beneden, zonder zelfs nog een enkele maal om zich heen te küken. De kapitein hield de mannen staande en was zeker naar hen toegeloopen, om den doode in het gezicht te zien, want Ik hoorde hem zeggen: „Uitscheiden, mannen! Hij is het, Dom. Ik wou, dat hü nog in leven was, dat ik hem eens over de zending der dame kon uit- hooren, want ik heb nooit een meisje ontmoet, wier lippen meer gesloten waren. Vooruit, man nen, gaat hem begraven, een beetje van den weg af. Ga met hen mee, Dorn, en breng dan de prinses of wat zü zün mag binnen, want ik heb mü in mün hoofd gehaald, dat ze hier met ons tweeën zal soupeeren, er schijnt wün in overvloed te zün en haar tong zal er misschien van los raken." „Moet ik den man eerst begraven, kapitein Awlright?"' ,3egraven? Ja, zeker. Zij weet niet, dat de man dood is en ook niet, wat hij ons verteld kan hebben, en het is ook niet mijn bedoeling, dat zij het zal weten. Vóór zij een onderhoud met den hertog heeft, zal ik haar scherpzinnig heid op de proef stellen. Ik voor mü ben er vast van overtuigd, dat er hier dingen zün ge beurd, die de moeite van het vertellen waard zijn. Vooruit, Saunders, een flesch, man! En onderzoek de provisiekast eens, wü zullen met drieën aan tafel zitten." Ik waagde mü uit mijn strooleger en vatte post bü het hoofd van de ladder. Begunstigd door de duisternis kon ik veilig een overzicht nemen van het toonëeltje beneden in de kamer. De lantaarn stond midden op de groote tafel, maar het vertrek werd ruimschoots verlicht door het haardvuur. Een soldaat was bezig het nog wat meer aan te wakkeren, terwijl een ander, klein en tenger als een jongen, zich bü de vaatjes vermaakte. Hun gezichten kon ik niet duidelijk onderscheiden, maar hun uni form was die van de Engelsche Garde. De officier zat alleen of liever lag alleen op de bank. Glas en flesch stonden voor hem. Zijn rijlaarzen waren met modder bespat. Hü was een man van veertig jaar, naar mijn meening, een zware kerel met gebruinde wangen en een vooruitstekenden neus. Zün zwarte snor had den bekenden militairen draai en hü gaf den indruk van iemand, die jaren van zwaren dienst achter den rug had en fiksche slagen kon uit- deelen en in ontvangst nemen ook. Al gaf zün uniform nu ook blüken, dat zij veel was ge dragen, het was toch heel goed te zien, dat ze door een eersteklas kleermaker was gemaakt, en het kostte ook niet de minste moeite zich voor te stellen, dat hü bü gelegenheden uitste kend den dandy kon spelen. Maar de bruine, gespierde hand, die naar het glas greep, was niet in het minst de hand van een zwakke ling. En het scheen hem dezen dag naar den zin te zijn gegaan, want hij was in uitstekend humeur; hü neuriede een vroolük liedje en gaf zich geheel aan het genot van het nietsdoen over. Zelfs een grapje met zün ondergeschikten kon er op over schieten. „Geen kwaad goedje, Saunders," merkte hij vroolük op, „die Fransche lui weten wat lekker is, als zü je maar de goede flesch geven. Je hebt zeker op den privé-voorraad van den waard beslag kunnen leggen! 't Is maar te hopen, dat er nog wat van over is als de prin ses komt. Mü dunkt, het kan niet missen, een enkel teugje van dit onsterfelüke nat moet zelfs een tong als de hare los maken. En wat heb je voor eetbaars in de kast gevonden?" „Een armzalig beetje, kapitein, een stuk mager varkensvleesch en een soort haver- brood." „Voor een hongerig mensch niet te versma den. Waren de Oostenrükers hier langs geko men, dan hadden wü niet op zooveel kunnen rekenen. Deze weg was zeker niet op hun kaart aangegeven! Den Goden zij dank! Wat heb j® te melden, Watson?" De wacht, die binnen was gekomen, maakte een stijve buiging. „In het achterhuis, kapitein, staat een paard met *de uitrusting van een Fransch cavalerist. Luitenant Dom stuurde mü naar u toe om het U te vertellen, kapitein." „Wat zeg je daar? Maar één? Van een enke len verdwaalde hebben wij niet veel te vreezen. Is het paard warm alsof het nog maar kort 8e' leden bereden is?" t ,,'t Is niet warm meer, kapitein, maar bet dier is flink bereden voor het gestald werd." „En is er geen spoor van den berüder?" „Geen enkel, wü hebben allerlei nasporingen gedaan." „Ph! Het paard kan best van den een anderen dooden militair gestolen zün en toen hier zün ondergebracht. Maar zorg er voor, da er een wacht aan de deur wordt geplaatst. Watson, en laat den weg afpatrouilleeren. (Wordt vervolgd-/

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 10