HET DIENSTBODE* probleem EK RADOX Tooneel-herinneringen van den Dré ANAGRAMMEN-WERK MET MOEILIJKHEDEN ZIJ BERECHTTEN ELKAAR DE CRONDSLACEN VAN HET BIEDEN EEN DWERCENCONCRES GEEN VETPUISTJES MEER ZONDAG 30 JANUARI 1938 Een geordend huishonden ligt het meisje het beste DE STAMHOUDER ONS PRIJSRAADSEL Er zijn nog eenige „vernuftige en lastige" dito's in voorraad Een nieuw probleem Oplossing vorig raadsel Prijswinnaars Het nieuwe raadsel noe aan.af. be.be. bor.den. der. dig.ding. ding. ge. ge. gen. gen. hang. in. la. lan. Ie. lei. me. ming. mon .na.ne. noe. on.sel. uit. ver. wen. Humor in de rechtspraak Hoewel ze voor half geld willen reizen, verlangen ze toch als „vol wassenen" behandeld te worden BRABANTSCHE BRIEVEN Den Brabantschen humor fratten ze mee schil en al Ik las eens: een dienstbode is precies als een huwelijk: je hoort er alle mogelijke slechte dingen over vertellen. Het is waar het behoort nu eenmaal tot de stereotype onderwerpen van gesprek, wanneer een paar vriendinnen in een thee-uurtje eikaars gezelschap hebben opgezocht zoo goed als .het huwelijk" en „de man" er toe behooren. Hoe is het verloop van zoo'n probleem eigen lijk? Mevrouw is weken lang in de onaangename positie .geweest van: „zy die zoekt die meent gevonden te hebben, maar toch niet is geslaagd die zich illusies heeft gemaakt over juweelen van dienstmaagden, alsmede nachtmèrries heeft gehad van hééle nare dito's", kortom, ze heeft een tijd van ups en downs gehad en ziet, toen het haar zóó ging vervelen, dat ze er over dacht om heelemaal geen dienstbode te nemen, kwam „Zij" opdagen. De eerste indrukken zijn veelal beslissend voor ons ten opzichte van het dienstmeisje maar ook voor het dienstmeisje ten opzichte van ons. Dit laatste vergat mevrouw en binnen 2 maanden zat ze in een dienstbode-probleem groot genoeg om de eerste weken gevrijwaard te blijven voor gebrek aan stof op de thee uurtjes. Waarom? Mevrouw was zóó beu van al het zoeken, dat ze overliep van dankbaarheid over het feit, dat ze gevonden had, wat ze zocht. En ze vond dan ook, dat ze klaar was, ze had nu hulp, dus het leed was geleden. „Ik ben klaarIk geloof dat er minder problemen in de wereld zouden zijn, als de menschen niet zoo vlug zeiden: „Ik ben klaar." Mevrouwtje was heelemaal niet klaar, toen de dienstbode gevonden was integendeel: toen begon het pas. We begaan meestal de groote fout om ons terdege te realiseeren, welken indruk iemand op ons maakt, zonder ons af te vragen, wat voor indruk wij op onze medemenschen maken. Toen mevrouw dacht, dat ze klaar was vergat ze zich af te vragen, welken indruk ze op het meisje maakte. We moeten nooit een vol maaktere huisvrouw zijn, dan in de eerste we ken, waarin ons nieuwe meisje haar intrede heeft gedaan. Waarover handelen de dienstbodeproblemen? Over onze ontevredenheid inplaats dat ze gaan over de vraag: hoe onze ontevredenheid op te lossen. Ontevredenheid verraadt een ideaal, want we zijn alleen maar ontevreden, wanneer we gaan yergelijken met het betere. We bereiken het betere niet door te zeggen: „Ik ben klaar...." wel door ons steeds klaar en duidelijk voor oogen te houden, hoe we het hebben willen en er naar te streven dat ideaal te bereiken. En we kunnen ons dienstmeisje niet bijbren gen, wat we willen, wanneer we „het wel ge- looven." Als het meisje dat ziet, gelooft zij het ook wel en dat kunnen we haar eigenlijk toch niet kwalijk nemen. Wij zyn, nu het meisje haar intrede heeft gedaan, de beslissende en de leidende party. Wanneer we weten, dat we ontevreden worden moeten we nagaan, wat we dan eigenlijk wil len hebben. Elk meisje is van goeden wille als ze komt, geen een is ideaal we kunnen alleen trachten haar zoo veel mogeiyk aan ons ideaal gelijk te maken. Maar dan moet ze ook precies weten, hoe we het hebben willen en daar wringt heel vaak de schoen. De huisvrouw vindt het te veel moeite om dat zoo zeer gewensehte programma op te maken. Onze eerste taak is dan ook onze nieuwe hulp de organisatie van onze huishouding by te brengen en haar juist in het begin voor te gaan, om haar te toonen, hoe we willen, dat ze Wordt. En nu moet ik eventjes op een zijpaadje de organisatie van een huishouding is de taak van een huisvrouw. De geest van de huisvrouw moet alom tegenwoordig en alom merkbaar zyn, en dat houdt dus al in, dat ze haast nooit „klaar" isDit houdt niet in, dat ze zelf hard moet meewerken en overal en altijd er moet zijn. Integendeel ze kan gerust een da gelij ksch theeuurtje met vriendinnen hebben, gerust dageiyks een wandeling maken, of wat ze ook wil maar de huisvrouw, die volkomen weet, wat ze gedaan wil hebben in haar huis houding moet dit alles georganiseerd hebben tot een overzichteiyk werkplan, dat de spil is, waarom alles draait. Een plan, waar het meisje zich bij aan moet passen en by aan wil passen, omdat zij liever geen standjes in ontvangst neemt. Als we ons dan ook weer even in de situatie van het nieuwe meisje indenken en we reali seeren ons, dat ze zich hierbij als het ware om moet vormen, om zich thuis te voelen in het nieuwe jasje, dat u haar aanbiedt, dan zullen we ons zelf niet het recht toekennen, boos op haar te worden, wanneer ze zich in het begin vergist. Maar laten we vooral nagaan, of wij zelf wel klaar en duidelijk de lynen van ons werkplan hebben uitgestippeld want hoe helderder die voor ons liggen, hoe beter we die aan een ander kunnen overbrengeh. En dan begrijpen we ook, dat de huisvrouw in haar z.g.n. niets doen, een heeleboel doet. Als we langzaam aan ons meisje een blik hebben gegund in de or ganisatie, dan kan een huisvrouw tenslotte vol staan met slechts te controleeren. MARIJE Vele oplossers kwamen ons dezen keer ver tellen, dat de puzzle van de vorige maal niet van de gemakkelijkste was. Het was inderdaad een nummertje uit onze zware collectie, een aparte bundel, waaruit wij zoo nu en dan een greep doen. Het was volgens het oordeel van een onzer dichters: Een heele toer om uit het dubbele dozijntje woorden, Het twaalftal te smeden, zooals het behoorde, En met behulp daarvan tot den hoogen Oome, Als een referendaris immers is te komen. En volgens een ander: pen fijn exemplaar uit het anagrammen-spel: Vernuftig èn lastig: daarom beviel het my wel, En 'k gaf met plezier m'n heelen Zondagmorgen, Om voor een volkomen juiste oplossing te zorgen. We hebben nog eenige „vernuftige en lasti ge" dito's in het vet! Ons anagrammen-werk geschiedt als volgt: Van Indië Eerst vormen we Residentie 99 Regel Natie 99 Egelantier 99 Firma Bloed 99 Formidabel 99 Steil Genre 99 Eersteling 99 Soort 3enie 99 Reisgenoot Kijker Lente 99 Erkenteiyk 99 Godin Wonde 99 Noodwendig 99 Grond Spier 99 Driesprong 99 Graan Steel 99 Aartsengel 99 Trein Schor 99 Richtsnoer 99 Einde Grint 99 Ingrediënt Blank Tasch 99 Slachtbank Zoodat de hooge ambtenaar in kwestie is: de Referendaris De zes uitgeloofde prijzen werden door het lot toegewezen aan: J. G. Bouwmeester, La- placestraat 1 bv., Amsterdam-Oost; J. L. Ha- newinckel, Delftlaan 67, Haarlem; mej. H. Leu venkamp, C 50, Groenlo; P. J. H. Oosterhaus, Buys Ballotstraat 57 bis, Utrecht; mevr. J. Schellekens, Bakelscheweg 57. Helmond;' mej. Cath. Wever, O. 24, Oudijk (gem. Westwoud). Thans zetten wy onzen puzzelaars een nieuw probleem voor: 2 1 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 De figuur vertoont 31 vakjes, welke met de 31 in alfabetische volgorde gegeven lettergre pen moeten gevuld worden. Heel in 't midden is de lettergreep noe al op haar juiste plaats aangebracht. De vulling moet nu zoodanig ge schieden, dat men een ketting-serie van 20 drielettergrepige woorden te lezen krijgt, n. 1.: I.2.3 en 1.4.3 5.4.6 en 5.7.6 8.7.9 en 8.10.9 II.10.12 en 11.13.12 14.13.15 en 14.16.15 17.16.18 en 17.19.18 20.19.21 en 20.22.21 23.22.24 en 23.25.24 26.25.27 en 26.28.27 29.28.30 en 29.31.30. Behalve de bovenste en de onderste treden dus alle lettergrepen tweemaal óf als begin-, óf als middelste, óf als eindlet tergreep van een woord op. Er zullen verschillende goede ketting-series te vormen zyn: we zijn natuuriyk met één se rie tevreden. Om het aantal variaties wat te beperken, hebben we die lettergreep noe in de figuur geplaatst ze moet daar in vak 16 blijven staan! De serie kan alleen worden goed gekeurd, als er bij de 20 woorden geen „eigen gemaakte" voorkomen. Onder de inzenders van een goede oplossing worden weer zes fraaie prijzen verloot. Oplossingen worden tot Donderdagmiddag 12 uur ingewacht bij den heer G. M. A. Jansen, Ruysdaelstraat 60, Utrecht. Onlangs gebeurde het in Australië, dat twee politie-rechters zich aan dezelfde wetsovertre ding schuldig gemaakt hadden. Zooals de zaken op dat oogenblik stonden, moesten zy over elkaar het vonnis uitspreken. Politierechter nummer 1 luisterde dus aandachtig naar zijn collega, oordeelde hem schuldig en veroordeel de hem tot een boete van 5 pond sterling. Daar op verwisselden zy van plaats en politie-rechter nummer 2 veroordeelde zijn collega, wegens het zelfde feit, tot een boete varceiO pond sterling. „Dergeiyke wetsovertredingen", voegde hy er aan toe, „komen tegenwoordig zeer vaak voor. Het is reeds het tweede geval vén dezen aard, dat voor de rechtbank behandeld moest worden." Na hetgeen nu behandeld is, kan ik aanne men, dat u allen weet, wanneer er op één in een kleur geopend mag worden en wanneer de partner een antwoordbod mag (moet) geven. Hopelijk zult u echter steeds de onderschei ding positief antwoordbod, negatief antwoord bod goed in het oog houden. Immers een na- gatief antwoordbod (na een één in een kleur- opening van den partner) is 1 S. A. of 2 in dezelfde kleur en duidt opminder dan 2 top- slagen (P. T. S. S. T. S.). Een positief antwoordbod is ieder ander bod en duidt op 2 of meer topslagen (P. T. S. S. T. S.). Soms echter beschikt de opener over 2 bied- bare kleuren (van gelijke lengte) en is dus een richtlijn noodzakelijk om uit te kunnen maken in welke kleur geopend moet worden. Deze richtlijn is evenwel nog al vaag en be rust op het z.g. anticipatie-beginsel, dus 't ver wachtingsbeginsel. De keuze van kleur moet be paald worden door de kleur welke de partner volgens onze verwachting bieden zal. Met dezen factor rekening houdend moeten we dus trach ten het bieden zoo laag mogelijk te houden. Laten we een voorbeeld eens uitgebreid be handelen: Noord heeft: Sch. x x H. A H x x R. A H x x ÉL x x x Hij heeft 4 primaire topslagen en is dus ver plicht te openen! Er zijn echter twee even lan ge biedbare kleuren aanwezig en Noord twij felt dan ook tusschen Harten en Ruiten. Het anticipatie-principe zal dus van stal gehaald moeten worden. Wat zal de partner bieden? Wanneer deze een negatief antwoord geeft, heeft hij minder dan 2 topslagen (primair en secundair); de kans op een manche is dan vrü- wel nihil. Deze kennis zal remmend werken. Als de partner dan ook 2 in de zelfde kleur zou bieden zou Noord moeten passen. Hier doet het dus niet veel terzake welke der twee kleu ren geboden wordt, afgezien van het punten- voordeel. Als de partner echter 1 in S. A. biedt, wijst dit op het feit, dat hij geen steun heeft in de eerstgeboden kleur, dus geen 4-kaart of 3-kaart met tenminste de vrouw in die kleur! Het is dan dus gewenscht, dat een andere biedbare kleur geboden wordt en de partner moet een keus kunnen maken. Stel, dat Noord 1 ruiten opent en de partner Zuid de volgende kaart heeft: Sch. H x x x H. x x R. x x x KI. H B x x Zuid moet dan 1 S. A. bieden. Noord pro beert de andere kleur: 2 Harten en Zuid zou ofwel 2 S. A. moeten bieden (die nooit gemaakt kan worden), ofwel de ruiten kleur moeten kiezen: 3 ruiten, welk contract eveneens moei lijk te vervullen is! Wanneer Noord echter met 1 in Harten zou geopend hebben, was het ant woord van Zuid eveneens 1 S. A. geweest en zou Noord ook zyn tweede kleur, maar nu rui ten, geboden hebben. Het verschil is echter, dat Zuid nu zou kunnen passen, aangezien deze kleur hem beter ligt. De bieding verloopt in dit geval dus beter, omdat de opener eerst de hoogste kleur bood. Wanneer Zuid echter drie kleine Harten en twee kleine Ruiten had ge had, zou het contract nog op hetzelfde niveau zyn gebleven, want dan had Zuid twee Harten moeten bieden! Dit was dus het geval, dat Zuid negatief ant woordde. Stel nu, dat Zuid positief antwoord kan geven en laten we voor het gemak alleen de waarschyniykste gevallen bekijken, n.l. dat Zuid schoppen of klaveren biedt. Als Noord met 1 in ruiten opent en Zuid heeft: Sch. A V B x H. x x x R. V x x KI. xxx Het juiste antwoord is dan 1 schoppen! Noord biedt nu 2 Harten en Zuid moet 3 Ruiten bieden, welk eindbod waarschijnhjk net één te hoog is! Wanneer Noord echter met 1 Garten zou geopend hebben, dan was het bie den aldus verloopen: Noord 1 Harten 2 Ruiten Oost pas pas Zuid 1 schoppen pas West pas pas Ook wanneer Zuid de volgende kaart zou lebben: Sch. V x x H. x x R. V x x KI. H V x x x is deze biedwijze Noord 1 Ruiten 2 Harten pas Oost pas pas pas Zuid West 2 Klaveren pas 3 Ruiten pas beslist minder goed, dan de volgende: Noord Oost 1 Harten pas 2 Ruiten pas Zuid 2 Klaveren pas West pas pas We kunnen hieruit dus alvast één algemee- nen regel afleiden n.1.: Uit 2 even lange opeenvolgende biedbare kleuren moet men altijd de hoogste bieden! Deze regel mag echter absoluut niet blinde lings analoog toegepast worden, wanneer de kleuren niet opeenvolgend zyn. Het bieden van de hoogste kleur is dan altijd foutief, wanneer men verwachten kan, dat de partner de tus- schenliggende kleur zal bieden. We zullen ech ter de mogelijkheden, die zich hierbij voordoen, de volgende maal uitvoerig bekijken. U gelieve echter intusschen in de practyk nog eens extra op deze gevallen te letten. P. H. A. TUIN. In Februari 1938 zal in de Hongaarsche hoofdstad het eerste dwergencongres plaats vinden, waarop buiten Europa Zuid-Amerika, Australië, Afrika en Azië vertegenwoordigd zul len zyn. Het programma, dat de dwergen heb ben opgesteld en* dat op deze by eenkomst moet worden afgehandeld, is zeer omvangrük. Op het eerste punt zullen het sociale vraagstuk ken zyn, welke in behandeling komen. Verder verlangen de dwergen ofwel lilliputters, halve treingelden op hun treinreizen en in de trams en autobussen, doch anderzijds eischen zy, dat zy niet als kinderen, doch als volwassenen zul len worden behandeld door alle personen van normale lengte. Tenslotte wenschen zij, dat de betaling der lilliputters op tentoonstellingen onder staatsbeheer komt, omdat maar al te vaak is voorgekomen, dat de directies van cir cussen en wereldexposities de lilliputters ach ter stelden of financieel te kort deden. Ten slotte zal nogmaals worden besproken de stich ting van een speciale lilliputtersstad in Hon garije, het land, waar de meeste dwergmen- schen leven. doch een frissche gave huid door geregeld gebruik van Radox in Uw waschwater Bij apothekers en erkende drogisten A f0.90 per pak en l 0.15 per klein pakje Ulvenhout, 27 Jan. '38 Amico, Meestal gaat 't zóó: "t Bestuur begint 'nen heel seerjeuzen kris- pondentie over de „door UEd. te behan delen onderwerpen" en „de titels voor ons pro gramma, en 't eindigt déarmee, dat er in de zaal nooit één program wordt opengevouwen en ik glad vergeten ben wat veur „nummers" of ik opgegeven hadWant de brievenschrijvery gebeurt meestal beginne Zomer en de uitvoe ringen vallen midden Winter! Dan is er nog iets. Daar zijn bekanst gin besturen 't klinkt gek die weten wat de lejen willen! De be sturen willen serieus doen en de lejen willen lachen! (Deuzen tip kost niks! Ook nie veur de Radio-Omroepen) 'n Veurbeeldeke. Veur 't vyfde winterseizoen kwam ik te G.... De zaal? „Afgelajen vol," lijk den technischen term luidt. „Afgestampt vol," wordt ook geren gezeed. En om 't Bestuur 'n plazier te doen, zeg ik dan alty zoo: „aarig bezet, ee?" „Oem. Jewèl," zee den „Fielp", mee 'n onte- vrejen gezicht. Nou, ik docht: kryg de pip. En 'k ging 'ns achter op 't tooneel kijken, of de zaken daar in orde waren. Ochja mee zo'nen veurzitter. 'k Heb in m'n leven meer mee 't byitje gehakt, dat ge, naar den „baas" zijnen zin, zyn klan tjes te goed bediendeNie alleen kinders zijn dikkels teugen d'r eigen; groote menschen zyn op die manier ook dikkels kindsch! Wij leven wel in 'n z.g. democratisch land, maar ik ervaar toch alty, dat nie de massa, maar wel „"nen baas" baas is! Al is 't dikkels 'nen baas of bazin, waar niemand gedacht op hee! Al lee misschien kén 't ook nie anders. Daar hóórt op den bok maar éenen koetsier en als ge 't mee oewen koetsier dan 'n bietje treft en 't wageltje dus goed rijdt, dan hebt g'als pas sagier niks te murmereeren! Onzen Fielp b.v. is op Ulvenhout 'nen pracht-„koetsier". De feestcomité's benoemt ie uit democratisch „principiep", maar als er éénen teugen den Fielp ingaat, dan blaft ie 'm zóó ongenadig af, dat zo'n „bestuurs"-lid niks meer teugen den Fielp durft te zeggen, veur 't feest in vollen gang en den Fielp 'n bietje zat is. En slagen onze feesten Ze slagen zóó, dat groote V.V.V.-Besturen ons allemaal lid willen maken (behalveden Fielp!). Eerelid kunnen we ook worden, maar we houwen de eer heelegaar veur Ulvenhout en veur onzen Fielp! Wiedes! Als groote poli tieke Fielpen „landdagen" houwen, om van al les te beloven en 't volk gratis of veur weinig geld naar den landdag brengen en als er dan 30 of 40 duuzend man komt, dan zyn er foto graven en kranten tekort, om 't massale succes te boekstaven! Maar als er hier 'n verjaarpar- tyke is, zooals verlejen zomer, dan tooveren wy 100 duuzend man naar Utvenhout, zónder vrij-reizen....! Neeë, wy hebben 'nen besten koetsier! En als ie dan roept: „Hulvenout mot Hekselsior," dan trekken de peerden weer ééns zoo steu- vig aan! Maar ik dool van m'n chapiter, 'k Wou dan gezeed hebben g'ad: als dieën Veurzitter van daarsjuust z'n stampvolle zaal ging welkom toeroepen, dan zee-t-ie: „dat 't Bestuur van avond meer dan tevrejen is mee deze volledige opkomst, hoef ik wel nie te zeggen! Maar.... da's gin verrassing! Toen verlejen maand dr. Dieëndie hier was, mee zijnen tooverlanteern en lichtbeeldekes, zaten wy hier mee z'n ge- zeuvenen. Volgende week komt perfecter Zus enzoo en ik hou m'n hart al vast! Maar als den Dré hier komt, dan zijn juilie alty trouw pre sent, ja dan komt 't vrouwvolk zelfs volledig op, waarvan wy overigens 't heele jaar 't pun tje van d'r neus nie te zien krijgen!" Enzoo- voorts, amico. Nou gy Veur 'n paar weken gelejen, 't was in 't Oos ten van ons Land, gaf 't bestuur me veur den aanvang 'n paar tips. „Hou er rekening mee, Dré," zeeën ze mee veul nadruk: „de bevolking van deze stad is zwaar christeiyk!" „Ik ook," zee ik. „Neeë, zoo bedoelen wij 't nie. 't Grootste deel is fyn protestant en de rest hee jaren onder 'nen strengen pastoor gezeten!" „Nou, dan wordt 't hoog tyd, dat ze hier 'ns 'nen keer kunnen lachen," antwoordde-n-ik. „Neeë, Dré, luister nou goed: hou 't zaakje stemmig," zee den „Fielp" en hy dempte mee z'n uitgespreide handen alvast elk geluid. „Kek 'ns," zee ik: „ik was heelegaar nie van plan, om hier de peeën te komen opscheppen, ,da's m'n gewoonte nie. Maar toch geloof ik, dat guilie 'n groote fout hebt gemaakt. ,,'n Fout??" vroeg 't Bestuur mee 'n ge zicht als 'nen loket-ambtenèèr-die-nooit-fouten- maakt: ,,'n fou-out??" „Ja! 'n Fout! Guilie hadt veur deuzen avond 'nen doodsbidder motten vragen!" 'k Zag duidelijk dat dieën Fielp 't woordeke „stik" inslikte, dus ik had zekerheid dat ie.... gin fout gemaakt had! Wat ook uitkwam, 'n Zaal, amico, 'n zaal! Om er mee naar de „Gouwen Koei" te trekken! Ja ge maakt zooiets mee, veur 't gordyn opengaat. Maar als den doek open is, zyt ge nóg nie klaar! Ik kwam 'ns veur 'n zaal menschen, 't schoon ste publiek dat ge wenschen kunt. Wat ge noemt: de blom van de gemeente. De veurop- gezette bedoeling was: 'nen gezelligen, vroo- lijken avond! Nou dat kan alty gevonden worden. Als ik begon, viel m'n oog op 'nen dikken, breejen kaalkop, mee 'n stuursch gezicht. Ik docht: kale, jou hou ik in de gaten. Gy hebt 'n gezicht of ge nog nooit gelachen hebt, dus jouwen kanis is mijnen thermometer vanavond. Ja, jonk, zoo gaat dat! Ge denkt alty aan heel an dere dingskes, dan waar g'over praat. Afyn, ik begin, kyk deur de zaal, (naar nie mand; 'n kunst die g'oe veur dieën janklaasen éan mot leeren) en nou en dan neem ik m'nen „thermometer" 'ns op. Die stond op.... nul! Ik klasjeneer verder, hoor hier en daar al 'ns gie- cheleif, kyk naar m'nen thermometer.... nul! Daar schiet de zaal in 'nen korten lach, 'k geef 'm van katoen, de zaal lacht weer: d'n thermo meter staat op nul! Dieën kearel zat me aan te kyken als 'nen schellevisch. Hy knipte nog nie mee z'n oogen. Hield z'n handen gevouwen op z'nen buik en kéék. 't Was of ie mij uit z'n hoofd leerde. En gin horke aan me vergeten wou. Afijn, de zaal „dee" 't goed, hoorde-n-ik wel nogééns: gezichten bekijk ik nie. Ik kyk sjuust 'nen centimeter over de kuiven, scheidin gen en „watergolfkes" henen de zaal „dee" 't goed, maar ik was nie content. M'nen „ther mometer" liep gin stripke-n-omhoog! De pauze was één feest! Alty 'n goei teeken! Rooie kopkes, glanzend' oogskes, 'n voldaan be stuur dat s m y t mee sigaren en kommekes kof fie, dat vraagt om maar nie op 'n kwartierke te letten, stralende wefkens om verliefd op te worden neeë, 't was dik in orde. Maar toch Toch zat er 'nen angel in 't gras! Dieën stuur- schen, dikken kaalkop, die in de pauze mee 't zelfde strakke smoel in z'nen koffie zat te blazen! 't Viel me eigeniyk gezeed mee, dat ie blééf! Want hy scheen van me te kunnen kotsen. Na de pauze liep alles weer vaneigens. 'kDee nóg 'n schep op 't vuur, maarm'nen ther mometer bleef op nul staan! En hoe meer ik m'n eigen moeite gaf om dieën kearel te laten lachen, hoe royaler den lach uit de zaal schoot, maar hoe strakker dat kaal-stuk-steen bleef staren. 'k Schee er dan ook af ten leste mee 'nen natten rug van d'inspanning, mee dikke voe ten van vermoeidheid en mee 't onvoldaan ge voel, van dieën vent nie ontdooid te hebben. En als ik mee 't Bestuur efkens afrekende, m'nen nek uitdroogde en 'nen kouwen slok pils er deurgooide, dan vroeg ik zoo langs m'n neus weg „wie was toch dieën meneer, mee dieën kalen kop, daar op de vijfde ry?" „Oh" zee den secretaris: ge bedoelt den dooven van Laar, Dré?" Ik lachte m'nen slok pils als 'n reuze ster teugen den muur aan! Achteraf bleek: den dooven van Laar kost wel gin woord van me verstaan, maar hy wou me 'ns.... zien! Nou, amicd, wat dat betreft had ie waar veur z'n geld genomen! En later ben 'k daar niemeer in getippeld Want Ts heb meer zulke belangstellenden veur m'n aanschijn g' ad. Maar élles leert! Ook 't werken mee thermometers die op nul bevroren blijven staan, als de dampen uit oewen boord slaan. Eén van de dingskes, die oe 't sterkst opval len op zulke reizen, is 't groote verschil in de mentaliteit van stad tot durp, van durp tot stad. Ge kunt zeggen: in elke plaats is 't volk anders. Al liggen de plaatsen soms maar tien K.M. van malkaar af. Eén groote overeenkomst is er! Hoe sterker 't zielental is van 'n zekere bevolkings groep, in één plaats, hoe meer ruzie er is onder de geiykdenkenden. En omgekeerd. In 'n plaats b.v., waar de katholieken veul in de minderheid zyn, daar schieten de katholieken best mee malkaar op. 'k Kan gin plaatsnamen noemen, maar 'k zou ze in 'n rü kunnen opsommen! zyn ze sterk in de meerderheid, dan heb ik dat al aan de gezichten leeren zien. Dan is er veur malkaar dalijk veul minder respect. Veul min der vrindeiykheid. 'n Grap waar Oldenzaal om schatert, wordt in Zwolle nie verstaan. 'Nen serieuzen zet, waar Nümegen veur in d'handen klapt, wordt in Arnhem nie .deur grond. En omgekeerd. 't Bloeiendst geesteiyk leven vindt g'op som- migte dorpen en in de meeste kleine stedekes. 't Moeiiykst publiek is te zoeken in de provin ciestad, die van haar eigen denkt, dat ze volgt op Amsterdam. Plazierigst werken is in groote stejen en in stedekes-onder-de-maat. Groote provinciestejen te klein veur tafellaken en te groot veur servet, „doen" geren blasé. Daar is ook den zurg 't grootst. Veural den middelstand is daar veul gekuld. En.... in die soort stejen, mee wat garnizoen, 'n paar „soozen", veul „klassen" en kliekskes, daar springen ze by voorkeur iets verder dan den stok lang is en.... dat ver zuurt de zielementen! Ook zyn er nog van die ouwerwetsche vryge- vochten stedekes, die ge op de kaart van 1938 niemeer zoeken zou! 'k Was 'ns in.... Ik kan zelfs de eerste letter nie noemen, want dan is den naam al half ver- rajen. Als mynen arbeid er op zat, dan kosten we benejen „iets" krygen, zee t bestuur. Daar was 'n prachtige Gouwen Koel-stemming, den avond was puik geslaagd en daar moest 'ns op geklon ken worden, zeeën den Bovenmeester, den Post directeur, den „Gasdirk" ïyk ze 'm noemden, den beenenafzetter, lijk ze den dokter daar se rieus betitelen, enz., enz. 't Pliesie-uur is daar elf uur. Dan motten de kroegen dus dicht. Omtwee uur, daar was nie „iets", daar was „veul" te krijgen, kwam den veldwach ter binnen, mee 'nen grooten hond aan de ïyn. „Heeren," zee-t-ie: ,,'t is tyd." Ik kost nie zeggen, eeriyk is eeriyk, dat dieën mensch zijnen dienst overdreef. Maar de „directeuren" zaten sprakeloos! En dét wou wel iets zeggen, na al 't .spraakwater," dat verdorie nie uit de pomp geloopen was! „Zeg 's," zee den man, die 't eerst over z'n stomme verwondering henen was: „zeg 's, kom- de gy om 's nachts om twee uren vertellen, dat 't elf uur is gewist Den veldwachter salueerde en stotterde: „jejejawel, meneer." Stilte. Onheilspellende stilte. Alleen den hond z'n nagels hoorde-n-ik kretsen over den vloer. „En gij docht," vroeg den directeur in stij gende verbazing: „en gij docht dat wij dat nie wisten „Ehehnimme nie kwalijk meneer as- teblieft," stamelde salueerend den veldwachter en mee 'nen „goeienavond heeren," sloeg ie on geveer op de vlucht. Toen keken de directeuren en beenafzetters malkaar nog 'ns aan, zuchtten: „wat 'n tijen" en lieten nog 'ns vol doen. 'n Dikke onderwijzeres schudde d'r eigen nog 'ns op, liet 'nen boerenjongen brengen en zee: „laten we vanavond nie over de gemeentepoli tiek gaan praten, 't is hier veul te gezellig." En ik begreep dat de „dienstklopperij" om tentwee ure 's nachts te komen zeggen, dat 't al elf uur was gewist, tot de gemeentehuishouweiyke in timiteiten behoorde, waar ik niks mee te maken mocht hebben, t Zou kunnen, da *k ginnen pla- zierigen indruk meenam van deus stedeke Maar éen ding, amico. "k Gaai er nooit meer naar toe. 't Duurt me daar te lang eer 't elf uur isMan, ge zou er koppyn van krijgen. Maar zulke stedekes zyn er nog in Nederland, al zoude dat nie vermoeden, daar bij Juilie, waar 't dienstmeske, dat om vijf over negen 'n mat je klopt, op den bon gaat. Tc Was te gast op 'n kapelanü, ievers in Lim burg. Den geesteiyken woont daar nie in 'n pastorie, maar op z'n eigen. In de kapelany dus, mee zijnen eigen huisraad en huiselük per soneel. 't Kapelaantje by wien ik veur 'nen dag en 'nen nacht thuis was, was 'n klein, vief, rosig en gezellig keareltje, dat alles in t groot dee. Z'n kapelany was 'n royale, gezellige, ruime woonstee. Als gastheer was ie den „grootste", dien "k m'n leven ontmoet heb. Hy schepte op en schonk vol lijk 'nen vorst. 'Nen mensch, om nooit te vergeten, 'n Puik merk! Hy lachte geren, studeerde geren, t leven was 'm één van-God-gegeven-Feest. In t stedeke had ie 'n „zaaltje" en dat pomp- te-n-ie eiken winter 'nen keer of tien vol mee duuzend, elfhonderd bezoekers. Officieel kost er „maar" achthonderd man in, maar hy keek nie op twee-, driehonderd koppen méér. Toch wist ie precies wie binnenkwam, want hij stond veur den aanvang eigens aan de deur. (Ik zee ommers: als gastheer was ie den grootste dien 'k ooit teugenkwam). „Mijnen" avond wés er elf honderd man. M'n publiek hing aan de muren als vliegen. Zat in de raamkozynen, leunde teugen malkaar, in 'fc kort: de zaal was vol als mud. .Lachen, Dré, laat ze lachen," had m'nen gastheer gezeed: „lachen doen we geren in Limburg!" Nou óf ze *r geren lachen, amico! Werken was daar feesten! Ze fratten den Brabantschen humor raauw uit 't vuistje, mee schil en al! En als er zo'n dikke duuzend mannen en vrou wen, paters en pleegzusterkens, leeraren en boerenzeuns, statenlejen en steuntrekkers, eer- wèèrde en andere broeders, ik zeg: als er zo'n dikke duuzend Limburgers lachen gaan, dan slaat er 'nen brok lawijt over oe los, of g' onder 'nen waterval zijt geraakt. 't Was 'n leutig avontuur. 't Ende den avond zou den gastheer, „mijn" kapelaantje, me komen bedanken. En dat be- dankske viel bovenop m'n leste kermisvertel- ling mee den Fielp en den Blaauwe. Rosig, neeë blozend en mee natte lachoogen, 'nen verfrommelden zakdoek in z'n hand, zoo kwam m'n kapelaantje naar boven, op 't too neel geklauterd. Hy keek me aan en begost te lachen. De zaal dee mee. Toen zee-t-ie: „Dré....!" En schoot weer in den lach. De zaal dee mee. „Ik"zee-t-ie en „hiiiii hahahihi." Toen droogde-n-ie z'n gezicht af, want de lachtranen glipten als knikkers zoo groot en zoo rond over z'n rose wangen. Hy wrong z'n eigen in bochten die ginnen kurketrekker 'm verbeterd zou hebben, lachte, dweilde z'n kopke droog en was 'n beroerte na- by. De zaal dee mee! 'kHeb nooit zoo iets meegemokt. Of er lach gas in de zaal gespoten was. Toen knikte-n-ie 'ns teugen me, proestte: „Ge begrept me wel," en hup-hup-hup ging ie van 't trapke naar z'nen stoel, om daar te gaan bekomen, uitblazen. Deuzen avond liep af mee 'n succesnommer, deur t publiek eigens gegeven, waarnaar ik schuddend van plazier heb staan zien! 'sMergens by 't ontbyt vertelde-n-ie me: ,,'kHeb vannacht nog 'n half uur liggen lachen veur ik sliep. Telkens zag ik dieën Fie.... FieFielFielp t Begost werendig weer. ■kZee: ,3reng me maar rap op den trein, 'tis veul koud, dan bekomt ge in de locht!" Neeë, hum zal ik ook nie rap vergeten! Kom, ik schei er 'ns af. Als ik aan die her- inneringskes-van-tooneel bezig ben, kan "kwel aan den gang biyven! Veul groeten van Trui, Dré m en als alty gin horke minder van oewen ta.v. DRÉ.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 7