RHEUMATIEK De avonturen vaneen verkeersagent je 1 tKdmfml vonden da§ Het Noorderlicht MTV SHEA Openbare zeden van de Iersche Brigade EEN NIEUW, BETEN HIDD& TEUEN iou en vjriep DINSDAG 1 FEBRUARI 1938 Lichtdecors in den Poolnacht sigarenasch I c5ndèrdaad, het zonder rust werkende hart moet ontzien wor den! Waarvoor de prikkeling door coffeïne, en daardoor storing van de normale functies? Er is Koffie Hag, gegarandeerd coffeïnevrij overeenkomstig de be palingen der Nederlandsche Waren wet. Bovendien worden door hetver- m aarde Hag-procédé de krachtige smaak en het kostelijke aroma van de fijnste hooglandkoff ie voor 100 gewaarborgd. Ook de tweede soort, „Sanka" ge naamd, is heel goed en kost slechts 44 ets. per pakje. DOOR RANDALL PARRISH s Gebruik ik wel het juiste middel tegen mijn- Rheumatiek?Dit is een vraag, welke dui zenden Rheumatieklijders zich van tijd tot tijd stellen. De meesten komen tot de conclusie, dat een nieuw middel misschien wel eens betere re sultaten zou kunnen hebben. En voor hen is een geluk, dat Fynnon Salt bestaat. Fynnon Salt is samengesteld uit de zelfde natuurlijke zouten, welke ook in natuur lijke geneeskrachtige bronwateren worden aan getroffen. Binnen een week word't vooruitgar.-g, dus vermindering van pijnen geconstateerd, zoodat de hoop op herstel herleeft. „Maar hoe kan dat?" zult U zich afvragen. Omdat Fynnon Salt zoo rijk is aan heilzame bestanddeelen, die Uw lichaam zuiveren van onreinheden, welke de oorzaak kunnen zijn var.- Rheumatiek Spit. etc. De zouten waaruit Fynnon Salt samenge steld is, verdrijven het urinezuur uit Uw li chaam. Ben Fynnon Salt kuur biedt U 100 pCf. zekerheid. De gezamenlijke werking van alle zouten, waaruit het Fynnon Salt bestaat, is de oorzaak, dat Uw pijnen afnemen. Ook U kur.-t baat vinden bfj Fynnon Salts, mits U zich houdt aan de juiste gebruiksaan wijzing, welke op de doos voorkomt. U hebt Fynnon Salt noodig. Koopt nog heden een groote flacon a 1.25 bij Uw drogist of apotheker. Imp.: The Globe Trading Comp. Ltd. Singel 44 - Amsterdam - Tel. 31326 Ongetwijfeld leven wij snel in onzen tijd. Toch zullen wü naar alle waarschijnlijk heid nog wel even moeten wachten, vóór het fantastische schouwspel, waarvan men in een groot deel van ons land op den avond van den 25sten Januari getuige was, zich in een even rijke en volle mate van schoonheid zal herhalen. Nederland behoort nu eenmaal niet tot de door het Noorderlicht begunstigde zone. Wie het rossig vlammende hemelvuur met zijn wondere nuanceeringen, zijn kleurovergan gen en stralenbundels waarnam, heeft zich uil eigen aanschouwing een voorstelling kunnen vormen van de fascineerende werking, die het optreden van dit hemelverschijnsel in al zijn exuberante pracht, in den langen Poolnacht, te midden van sneeuw en ijsvlakten, hebben moet op de bewoners van Noordelijker streken. Een indruk, welke ons uit tal van meer of minder beroemde beschrijvingen bekend is. Want het kan niet anders reeds eeuwen lang heeft dit natuurfenomeen, deze machtige symfonie in vuur en licht, de menschen ge boeid en tot bewondering gedwongen. Vooral is dit het geval in de gebieden, welke het dichtst gelegen zijn bij de z.g. Noorder lichtzone, de streek, waar het Noorderlicht het Veelvuldigst wordt waargenomen en zich in zijn rijkste vormenpracht ontwikkelt. Deze zone is een langwerpige gordel op aar de, welke zoowel de magnetische als de geo grafische Noordpool omvat en van Finmarken, hl het Noorden van Noorwegen, Zuidwest- waarts loopt, om het Zuiden van IJsland en de Zuidpunt van Groenland heen, en door het Noordelijkste deel van Canada en Alaska heen en langs de Aziatische Noordkust weer naar Finmarken terugkeert. In deze streken treedt het Noorderlicht zoowat eiken nacht op. Hoe Zuidelijker men van dezen gordel komt, des te zeldzamer wordt het verschijnsel. Scandinavië, speciaal Noorwegen, is dus zeer gunstig gelegen, geen wonder, dat men daar steeds groote belangstelling had voor het Noor derlicht. De Noor Carl Störmer, een der Noorderlicht- coryfeeën, vertelt, hoe reeds in de oude Noor- sche litteratuur over het Noorderlicht wordt gesproken. En, dat men ook reeds toen poog de het te verklaren, valt licht te begrijpen. De schrijver van „Kongespeilet" beweert om streeks 1250, dat het ijs gedurende den nacht een weinig van het zonlicht, dat het overdag opving, weer in het wereldruim uitstraalde. Het was een Noor, Sophus Tromholt, die het verdienstelijke werk op zich nam alle waarne mingen omtrent Noorderlicht, van de oudste tijden tot voorjaar 1878 in Noorwegen gedaan, te verzamelen. En het zijn wederom twee No ren, Kristian Birkeland en Carl Störmer, die ons inzicht in het ontstaan en het wezen van het Noorderlicht in zeer belangrijke mate ver rijkt hebben, en het geheim van dit natuur verschijnsel hebben ontsluierd. Het was Birkeland, die het eerst aan de on derzoekingen betreffende het Noorderlicht de juiste richting gaf. Deze Noorsche professor hield zich bezig met het onderzoek van de z.g. kathodestralen, een stralingsvorm, welke optreedt, wanneer electri- citeit haar weg neemt door een gas in uiterste verdunning. Deze straling is corpusculair, d.w.z. Zij bestaat uit een stroom van zeer kleine deel tjes (welke deeltjes electronen bleken te zijn), die zich met een geweldige snelheid voortbe wegen en in het verdunde gas lichtverschijn selen veroorzaken. Een magneet bleek in staat te zijn op deze kathodestralen in te werken. Onder invloed van het magnetisme toch wordt een electron uit zijn baan getrokken. Dit geschiedt volgens een vasten regel. Birkeland ontdekte nu, dat de werking van een magneetpool op kathodestralen groote over eenkomst had met die van een brandglas op lichtstralen. Iedereen heeft wel eens met een brandglas een stukje papier in brand gestoken, doordat de lens de stralen alle in het brand punt verzamelde. Evenzoo brengt een magneet- pool alle kathodestralen bijeen in een bepaald punt. Dit merkwaardige verschijnsel werd door Birkeland in alle finesses onderzocht. En toen deed hij den genialen stap. Het was aan de onderzoekers in den loop der tijden na melijk reeds opgevallen, dat het in sterke mate optreden van Noorderlicht dikwijls samenvalt met het optreden van zonnevlekken. Deze ziet men op het zonnelichaam naderen van den rand naar het midden dat is dus: zij ko men op den wentelenden zonnebol van de zijde, die van de aarde is afgekeerd, naar voren, de aarde tegemoet. Men vermoedde dus een verband. Maar welk? Birkeland kwam nu op het verrassende denk beeld: Is het niet mogelijk, dat het Noorder licht zulk een verzamelde hoeveelheid kathode stralen is, uit het wereldruim afkomstig, die in de hooge, uiterst ijle dampkringlagen de lichtverschijnselen veroorzaken? Maar, zegt de lezer, waar is dan de geweldige magneet, door welks invloed dit zou moeten ge beuren? Het antwoord hierop is inderdaad te geven: het is de aarde zelf, die zich gedraagt als een groote magneet, waarvan de polen de magnetische gevonden worden in de buurt van de geografische Noord- en Zuid pool. Birkeland stelde zich voor, dat van de zonnevlekken uit die in werkelijkheid ont zaglijk groote draaikolken van gloeiende gassen zijn lange bundels kathodestralen uitge- stooten werden in de richting van de aarde, en dat deze door den invloed van het aard magnetisme (denk aan diens invloed op de kompasnaald!) uit hun richting gebogen wer den en in de hoogere luchtlagen terecht kwa men, waar zij het bekende verschijnsel veroor zaakten. Birkeland wilde de mogelijkheid hiervan na der onderzoeken. En daar het hem ondoenlijk was, de natuur te commandeeren, koos hij den weg van het experiment en bracht de aarde in zijn laboratorium. Hij vervaardigde n.l. een kleinen aardbol, die magnetisch was, en ging dezen bombardeeren met kathodestralen. In derdaad werden de stralen door de polen aan gezogen en op zijn kleinen aardbol nam hij de verschijnselen van het Noorderlicht waar. In de nabijheid der beide polen zag hij lich tende gebieden, welke overeen kwamen met de Noorderlichtzones rond het Noord- en het Zuidpoolgebied. (Waar het verschijnsel zich ook aan de Zuidpool voordoet, is de historische naam Noorderlicht min of meer onjuist en wordt ook dikwijls de naam poollicht gebruikt.) Dit alles was natuurlijk nog maar de eerste stap in de richting van een verklaring, er wa ren nog tal van vragen, die op een beantwoor ding wachtten en er rezen er telkens nieuwe. Zoo bijvoorbeeld het met het Noorderlicht sa menhangende verschijnsel van de „magnetische stormen". Deze worden waargenomen ten tijde van groote activiteit van het Noorderlicht en openbaren zich in het onrustig zijn van de kompasnaald, die voortdurend kleine afwijkin gen heen en terug vertoont. De samenhang is zoo klaarblijkelijk en innig, dat men eertijds 't Noorderlicht zelfs aanzag voor een gevolg van deze „stormen". En zoo bleef prof. Birkeland nog jarenlang experimenteeren met zijn klei nen aardbol. Carl Störmer, een mathematicus uit Oslo, was over de merkwaardige proefnemingen van Toen men in den Londenschen Dierentuin in het hekwerk rond de apenkooi een gat had gemaakt om er de lens van de film-camera door te steken, bleek het te ver filmen aapje sneller prof. Birkeland zóó verrukt, dat hij zich ook op de bestudeering van het verschijnsel wierp. Als wiskundige stelde hij zich de vraag, de baan, welke door zulk een electroon be schreven wordt onder invloed van zulk een magnetischen bol, te berekenen. Men zou dan in staat zijn tal van eigenaardigheden van het Noorderlicht te verklaren. Het spoor, door Bir keland aangegeven, moest onvermoeid gevolgd worden. Het was een ontzaglijk probleem, het welk hij zich stelde. Hij zelf tracht ons er eenig idee van te geven, als hij vertelt, hoe hij een aantal studenten engageerde, om hem te helpen bij dezen „slavenarbeid". Van 1904 tot 1907 wer den ongeveer 120 verschillende banen berekend, een werkje, dat ongeveer 5000 rekenuren verg de, en verschillende kilo's foliopapier! Hoeveel zweetdruppels bovendien, dat vertelt hij er niet bij. Terwille van de aanschouwelijkheid maak te hij, aan de hand der berekeningen, een draadmodel der banen, van een houten aard bol en koperdraad, ondersteund door paraplu baleinen, om de banen op hun plaats te hou den. Van die paraplubaleinen had hij er een massa ingeslagen, tot groote verwondering van den paraplu-fabrikant, die natuurlijk vond, dat geleerden altijd wat geks hebben. Zijn arbeid voerde hem tot de vraag, op wel ke hoogte de Noorderlichtverschijnselen in den dampkring optreden. Hij kwam tot de conclu sie, dat de eenige secure weg van de hoogte bepaling de fotografische was. Waar in dien tijd de fotografische platen niet gevoelig ge noeg waren, en de lenzen niet lichtsterk ge noeg, ging hij aan den slag met een lensje uit een kinderbioscoop, bij toeval in een speelgoed winkel ontdekt. Heele series van Noorderlicht werden door Störmer gemaakt. Het bleek, dat het Noorderlicht inderdaad alleen maar optreedt in de hooge lagen van onzen dampkring, waar de gassen in uiterste verdunning voorkomen. Op een hoogte van 80 KM. boven de aarde begint het gebied van het Noorderlicht. Maar het is slechts zelden zoo laag. De meest voorkomende hoogte is 100, 110 K.M., maar men heeft het zelfs wel gecon stateerd op een duizend K.M. boven ons aard oppervlak. Het is niet onmogelijk, dat het merkwaar dige fenomeen, waarover we hier iets verteld hebben, zich nog eens, zij het in een minder imposante mate, in de komende weken her halen zal. Voor belangstellenden is het dus uitkijken. H. V. MANDELE zien ieerL verdrijft U wonder snel met CACHETS MIJN HARDT Koker 12 cachets 5 Oct. Proef doosje 2 stuks /Oct. Met de wijze, waarop in ons land de publieke eerbaarheid wordt be schermd, steken zij, die de „luch tigheid" en de „openhartigheid" op zede lijk gebied propageeren, gemakkelijk den draak. Zij zien geen lijn in de verschillen de verbodsbepalingen- Wat in de eene bad plaats mag, wordt in de andere niet toe gestaan. Laat men hier de gasten in hun badcostuum vrijelijk achter de strandlinie flaneeren en in trams en bussen zitten, ginds verbiedt men zonnebaden op het strand. Wat de eene agent een verdachte vrouw verbiedt, ziet de ander door de vin' gers. Wie zulke tegenspraken naarstig ver zamelt, vindt aanleiding genoeg om zich vroolijk te maken over scrupuleuze veld wachters, christelijke gemeenteraden en spionnet j esmoraal. In den senaat zijn stemmen opgegaan, die een meerdere mate van eenheid-schep pende leiding door de Rijksoverheid in deze materie vroegen. Hierop repliceert de minister van Btn- nenlandsche Zaken in zijn Memorie van Antwoord op de begrooting het volgende' „Voorshands kan naast de algemeene straf wet op dit punt, het best de plaatselijke over heid in hare voorschriften vastleggen de grens van wat als oirbaar voor het openbare leven kan gelden." Voorshands valt dus een uitbreiding van de wet, waardoor de bestrijding vooral van En zie, zoo vertelde de wachter verder, toen werd ons meisje in een witten vogel veranderd en die witte vogel volgde haar nu overal en gehoorzaamde haar. En nu meneer Keesie, kent u het verhaal van het gelukspoppetje en de heks. En toen de wachter dit had verteld, groette hij het verkeersagentje en ging heen, nadat Keesje hem had bedankt voor zijn sprookje. Ik ben toch maar blij, zeide hij, dat u het mij hebt verteld, want nu kan ik ook op mijn hoede zijn voor de heks; een ge waarschuwd man geldt voor twee. Den volgenden morgen ging meneer Keesie naar den Koning, die natuurlijk weer zijn kroon op het hoofd had en zeide den vorst, wat de paleiswachter hem had verteld. Nu weet je nog niet alles, zei de Koning, ik heb hier oen oud perkament, waarin je kunt lezen, dat aan de binnenkant van den tooverring van de heks al de namen van haar slachtoffers staan geschreven. Dat zooiets nog bestaat, zei Keesie verwonderd. Ik zie wel, dat er nog heel veel is, wat we niet weten. Toen Chester op z'n horloge keek, zag hij, dat het vijf minuten over half vijf was. Hij had Irma beloofd, ha^r precies om vijf uur op te bellen. Hij bevond zich in z'n club, bestelde een glas vermouth en ging aan een on bezet tafeltje zitten. Hij had eigenlijk evenmin trek in vermouth als in iets anders, maar hij moest toch wat doen in den tijd, die hem nog restte, alvorens een keuze te maken tusschen twee vrouwen. Met welke van de twee zou hij in 't huwelijk treden? Dat was de gewichtige vraag. Onlangs was hij door kennissen aan Irma voorgesteld en verliefd op haar geworden. En dat, nu hij zich pas verloofd had! Neen, dat ging niet. Hij moest haar opgeven. Niet door de telefoon zou hij haar z'n besluit meedeelen. Hij zou haar na 't diner .ontmoeten. Irma had dit zelf zoo gewild, toen ze hem ge zegd had: „Denk goed na en kom dan tot een besluit. Eerst daarna bel je me op. Alles kan ik dragen, alleen besluitelosheid niet. Zóó kun en mag je niet verder gaan, ook niet tegenover je verloofde." Zij had hem dit kalm en vastberaden gezegd, zonder een zweem van sentimentaliteit. Ze had hem innig lief, maar zij wilde, dat hij geheel vrij zou zijn in z'n keuze. Alwin Chester be wonderde haar sterkte, haar wilskracht, maar hij wist dat ook Laura veel van hem hield. Hij had haar niets te verwijten, neen.... hij mocht en kon haar niet opgeven. Dat verdriet mocht hij haar niet aandoen, ze had het niet aan hem verdiend. „Zeg Chester, kom bij ons zitten." De in gepeins verzonken jonge man keek op en zag Ralph Ronner voor hem staan. „Neen, vandaag niet, dank je," zei Chester een beetje kortaf. „Ik moet iemand opbellen." Hij dacht direct weer aan Laura. Veel had hij aan haar te danken. Haar vader, het hoofd van een aanzienlijk bankiershuis in Sydney, had hem als jong advocaat vooruit geholpen. Laura was knap; ze zou een lieve gastvrouw wezen. Door z'n vrienden in de club werd hij benijd. „Je bent een geluksvogel, Alwin," zeiden ze; „je hebt een buitenkansje met 100'n vrouw, knap, elegant, rijk en ze houdt veel van je." Chester dacht verder na. Irma aardde meer naar hem zelf. Ook zij hield van mooie dingen en comfort, maar ze was slordiger. Ze hield er geen vastgestelde uren en tijden op na. Eenige dagen lang deed ze bijna niets dan lezen, om daarna in eens een groot huishoudschort voor te doen, en te gaan stoffen en wasschen en haar kamers in orde te brengen. Niet vuil na tuurlijk, maar een soort behaaglijke noncha lance, een soort „beau désordre"; boeken, tijd schriften, een paar kussens hier en daar ver spreid. Chester moest even lachen als hij daaraan dacht, 't Werd 5 uur. Hij dronk z'n glas leeg en begaf zich naar de telefooncel. Irma was in gesprek. Hij slaakte een zucht van verlichting. Later zou hij haar nog eens opbellen. Irma, zoo peinsde hij, was niet rijk. Ze moest rondkomen met de rente van het niet groote kapitaal dat haar ouders haar hadden nagelaten. Maar ze zou altijd op z'n hulp kunnen rekenen. Hij wilde niet, dat ze door financieele zorgen zou gekweld worden. Maar hoe zou hij haar dat vanavond zeggen? Een oogenblik later liet Alwin Chester een taxi voorkomen en reed naar Laura's huis. Hij zou maar naar haar toegaan. De boodschap aan Irma kon nog wel even wachten. Laura kwam naar hem toe. „Isobel heeft zoo juist opgebeld om te vragen of je hier was. Ze is vreeselijk zenuwachtig. Ik kon haar door de telefoon niet tot bedaren brengen. Ze komt direct hier, want ik zei, dat ik je elk oogenblik verwachtte, 't Schijnt, dat Ewald een ongeluk met den auto heeft gehad en zich heeft bezeerd." „Is 't erg?" vroeg Chester. Hij vergat direct z'n eigen moeilijkheden. Isobel was z'n eenige zuster en Ewald, haar man, moest hard werken om voor hun tweeën den kost te verdienen, 't Zou verschrikkelijk wezen als hem iets overkwam. Onrustig liep Chester heen en weer en stak een sigaar op. Toen de bel ging, liep hij dadelijk naar de deur. De huisknecht had z'n zuster al binnen gelaten. Isobel, een knap pe, jonge vrouw IIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIflflIilt was geheel over- T)p ëPlHlllpn stuur. Ze kwam gVUUllKn de kamer binnen geloopen en viel Dp haar knieën VOOr dCIl divan «"••■••""••«••••••«••••"«■■■""••••««•"«•i» Alwin schonk haar een glas wijn in. „Je moet kalm zijn, lieve. En zeg ons nu eens, wat er met Ewald „Hij heeft glas in z'n beide oogen," snikte Isobel. „Als hij blijft levenals hij damnaar niet blind is! Oik wil dood, als...." „Wees toch kalm," verzocht Laura. Op dit oogenblik viel een lange aschkegel van Alwin's sigaar op den grond. Hij legde daarna z'n sigaar op den rand van een tafel tje, tilde z'n zuster, die op 't punt scheen in zwijm te vallen op, en nam haar in z'n armen. Een oogenblik later had hij haar op den divan gelegd. Hij vond, dat Laura direct het zieken huis moest opbellen. Het jonge meisje kwam opnieuw de kamer binnen, ofschoon hij niet eens bemerkt had, dat ze deze had verlaten. In haar handen hield ze een stoffer en blik en veegde zorgvuldig de si garenasch op, die Chester had laten vallen. Even lachte de jonge man, maar dit beetje asch zou verder over z'n levenslot beslis sen. Laura had het verhaal van 't ongeval, dat Ewald was overkomen, aangehoord en de wan hoop van Isobel mede aangezien, maar het ge zicht van een beetje asch op den grond had ze niet kunnen verdragen. Irma zou zich in zoo'n geval om geen asch of wat ook bekommerd hebben. Kalm haalde Laura stoffer en blik. Moeilijkheden mochten niets in de war brengen of rommel maken in d'r ouderlijk huis! Chester stond op. „Ik zal Isobel naar huis brengen en je later over den toestand van Ewald opbellen als ik in 't ziekenhuis ben geweest. Er is trouwens een zeer belangrijke zaak, die ik met je wilde be spreken, Laura. Wacht daarom op me, alsje blieft. Ik moet straks nog ernstig met je praten!" „Maar vader en moeder hebben zes gasten voor het diner!" „Daar kan ik niets aan doen," z'n oogen ont moetten de hare. „Ik weet nu, wat ik eerst niet wist en wel dit, dat je je gemakkelijk zult schikken in 't geen ik je te zeggen heb." Drie maanden later was Irma mevrouw Chester. (Nadruk verboden) de prostitutie gemakkelijker zou worden ge maakt, niet te verwachten. Met kunst- en vliegwerk zullen dus de politieverordenin gen voorloopig moeten blijven zoeken naar formules, waardoor het openlijk optreden der prostitutie wordt getroffen op ander? gronden, dan het feit, dat zij prostitutie is, daar deze in ons strafrecht niet als zoodanig strafbaar is gesteld. Zal de centrale overheid dan tenminste richtlijnen geven, opdat de gemeentebestu ren door middel van plaatselijke bepalingen zoo verantwoord en zoo succesvol mogelijk kunnen optreden? „Dat de centrale overheid zich daarbij onthoudt op het gebied van wetgeving wil niet zeggen, antwoordt minister van Boeyen, dat zij daarbij geheel stil zit. Integendeel, de minister zjjn ambtsvoorganger heeft dat ook gedaan onderhoudt een voortdurende aan raking met zijn ambtgenoot van justitie te dezer .zake en geeft den plaatselijken bestu ren, waar dat noodig blijkt, aansporingen en wenken, om verordeningen uit te vaardigen, of op te- treden, indien de toestanden ter plaat se zich in ongewenschte richting dreigen t*> ontwikkelen." De centrale overheid zal zich dus be palen tot stimuleeren, wanneer zij bemerkt, dat de gemeenten in gebreke blijven. Doch naar welke normen zal zij stimuleeren') Wie zal haar zeggen, wat zij in haar circu laires als toelaatbaar en als ontoelaatbaar moet aanmerken? Voor de bestrijding van de pornographie en den handel in vrouwen bestaat reeds gc- ruimen tijd een centrale politie-installatie, die zich geheel op dit onderdeel heeft ge specialiseerd, die én aan de rechterlijke macht en andere politie-autoriteiten én aan de gemeentebesturen, volkomen ter zake kundige adviezen kan verstrekken, een in stantie die nauwkeurig vastlegt, wat in de jurisprudentie mogelijk is gebleken, die uit spraken van principieel belang kan uit lokken, die nieuwe wegen kan zoeken en beproeven, die kortom, zonder een der lan gere organen van overheidsbestuur ook maar het geringste in haar zelfbeschik kingsrecht te kort te doen, stimuleerend werkt en daardoor effectiever en gefundeer- der, minder willekeurige, minder aan goed- koopen spot blootgegeven bestrijding van het euvel der openbare zedenverwildering mogelijk maakt. Kan op die gedachte niet worden voort gebouwd bi) de bestrijding der prostitutie, de homosexueele inbegrepen strand- excessen en wat dies meer mocht zijn? A T T U A D/^\TM17 >C op 014 Wad zlJn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen p *7bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7bij een ongeval met p 9bij verlies van een hand, f-\ I /ADVyl 111 |j ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen verlies van belde armen, beide beenen of beide oogen A doodelijken afloop een voet of een oog. AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Waarom ik er zoo op stond haar aan te spreken of haar van mijn bijzijn op de hoogte te brengen, was mijzelf een raadsel. Ik zelf was een vluchteling, tot nu toe op wonderlijke manier aan naspeuringen ontsnapt. Om de waarheid te zeggen, zooals de dingen nu ston den, kwam het er eigenlijk ook al heel weinig op aan, of ik den Verbondenen of den Fran- schen in handen viel. Kregen de eersten mij te pakken, dan zou mij waarschijnlijk het von nis van een spion treffen, en viel ik in de handen der laatsten, dan zou ik voor een krijgs raad moeten verschijnen. Toch in weerwil van dat alles was ik een soldaat, die de uniform van Frankrijk droeg. Als ik al mijn vaandel had Verlaten, dan was dit gebeurd om mijn eigen leven te redden en ik had nog heel veel kans, dat als de Koning eenmaal mijn geschiedenis kende, hij mij zou vergeven. Hierin lag dan ook mijn eenige hoop, want de zieke en vertoornde Saxe zou nooit vergeven of vergeten. Doch Lodewijk XV had mij eens zijn gunst toegezegd, ®n daarvan wilde ik nu gebruik maken. Toch was het niet deze beweegreden, die mij tot mijn manier van doen aanzette. In geest en ook door opleiding bleef ik een soldaat van Frankrijk. Hoewel ik eigenlijk maar weinig wist van de redenen, waarom wij vochten, bleef ik toch trouw aan mijn kameraden. Ik zou er mijzelf nooit toe kunnen brengen, de Engelschen of de Oostenrijkers te helpen, of mij schuldig te maken aan verraad. Zoo iets zat niet in mijn bloed. En dit meisje was in dienst van Frank rijk! Hoe, of op welke manier, dat kon ik on mogelijk gissen, maar haar wanhoopsrit dooi den nacht, waarbij zij. de linie van de Verbon denen poogde te doorbreken, dan, het feit, dat zij geweigerd had den Engelschen kapitein ver slag van zichzelf te geven, en hem daarna een valsche geschiedenis had opgedischt, dit alles zeide mij duidelijk genoeg, van welken aard haar zending was. Als ik er in mocht slagen haar te dienen, dan diende ik tegelijk Frankrijk! Hiermee kon ik misschien mijn gebrek aan dis cipline goed maken of althans zou het mijn smeeken om genade kracht kunnen bijzetten! Daar kwam nog bij, dat ik niets liever zou willen dan haar te helpen. Onverschillig wie zij was en onverschillig door welke omstandig heden zij in dezen moeilijken toestand was ge komen, haar persoonlijkheid sprak tot mij op een heel bijzondere manier. Het was meer dan een vage herinnering aan haar gelaatstrekken een vaag gevoel, dat wij elkaar eerder hadden gesproken het was de vrouw zelf, die een be roep op mij deed. En ik voelde, dat zij een voortreffelijke vrouw was, iemand van karakter. Ik was als het ware in het kamp opgegroeid en maar zelden in aanraking gekomen met mannen van eerste familie, maar ik herkende mijn eigen stand, de verschillende dingen, die van hooge geboorte getuigen. Zij was geen boerin, geen dochter van een commissaris in een of ander onbekend plaatsje. De trotsche manier, waarop zij met den Engelschman onderhandelde, haar beschaafde stem, haar zuivere uitspraak, alles werkte mee om de vermomming van haar klee ding des te meer te doen uitkomen. Ik bespiedde haar gezicht bij het licht van de kaars terwijl zij, gebogen over het gat in den vloer naar beneden lag te staren. Ik kon haar nu veel beter opnemen dan zoo even. Een slank en toch niet mager meisje van twintig jaar, met donker haar en donkere, door lange wimpers overschaduwde oogen, met gebogen lippen, een blanke huid en een zuiver ovaal gelaat. Hoe langer ik naar haar keek, hoe onrustiger ik werd. Of zij goede of kwade bedoelingen had, of zij al dan niet in dienst was van Frankrijk, mijn hart dwong mij, haar in geen geval aan het beminnelijke mededoogen der vraatzuchtige wolven, die op het oogenblik het land afstroop ten, over te laten. Awlright wachtte slechts op het meest geschikte oogenblik om zich van zijn minste zijde te laten kennen, en wat Dom be treft, ik rilde als ik alleen maar aan zijn sar- castischen grijns dacht. Bij alle goden! Ik zou er voor zorgen, dat zij later in het kamp nooit groot zouden kunnen gaan op het spel van dezen avond of dat zij om haar zouden lachen. Dan zouden zij tenminste eerst met mijn degen kennis moeten maken. Met veel lawaai ging de deur open en een heel rijtje mannen kwam naar binnen; de sabels kletterden tegen de sporen. Ik zag, dat het meisje zich een weinig terugtrok, zoodat zij buiten den lichtkring kwam, maar zij bleef toch dicht genoeg bij de opening om alles, wat zich daar beneden afspeelde, te kunnen opnemen. Ik verbeeldde mij, dat ik aan de wisselende uit drukking van haar oogen wel zoo ongeveer kon opmaken, wat zij zag en ik had deze hulp be paald noodig, want de mannen spraken op brom- merigen toon Duitsch, zoodat ik geen enkelen zin volledig kon verstaan, behalve wanneer Awlright een paar kernachtige woorden Engelsch liet hooren. Uit wat ik kon opmaken, begreep ik, dat de kapitein geen woord Duitsch kende, maar Dom scheen het vloeiend te spreken en fungeerde dan ook als tolk. Ik had niet de minste moeite zijn neusstem te herkennen, en uit hetgeen hij ver klaarde en uit de talrijke vragen van Awlright kon ik wel zoowat gissen, wat zich daar beneden afspeelde. De manschappen waren geen Hol landers maar Oostenrijkers. Zij hadden den ver keerden weg genomen en waren nu knorig en boos, omdat zij zoolang hadden moeten loopen. Zij eischten voedsel en een gids, maar zij deden dit op zulk een brutale manier, dat de beide Engelschen allf geduld verloren. In werkelijk heid heerschte'er tusschen de Verbondenen niet veel sympathie, maar integendeel heel veel af gunst; eigenlijk haatten zij elkaar oprecht; en ik dacht dan ook een oogenblik, dat het tus schen de mannen tot een botsing zou komen. Een poosje achtereen klonken in drie verschil lende talen allerlei vloeken naar boven, maar daarna schenen de verontruste gemoederen tot bedaren te komen. Awlright was ongetwijfeld tot de conclusie gekomen, dat hij het lastig stelletje het spoedigst kwijt zou raken, als hij hun gaf, wat zij vroegen. De Oostenrijkers waren twee tegen zij een en in een stemming, dat zij niet van een beetje strijd afkeerig waren. Dom scheen hem hierop attent te maken, maar de kapitein wilde er eerst nief van hooren. „Ik geloof toch, dat wij er aan moeten ge- looven," hoorde ik hem na een poosje tegen Dom zeggen, „het is de eenige manier om van die zwijnen af te komen. Een bataljon, zeg je? Laten zij dan zelf maar op voedsel uitgaan. Waar zij maar willen, in het dorp! Zij hebben zoo iets wel meer aan de hand gehad. Ik zal Saunders met hen meesturen, en als zij hun buik vol hebben, kunnen zij voor mijn part naar den duivel gaan! Vertel het hun nu maar in hun beestachtige taal. Een gids? Dien zullen zij hebben en zelfs nog meer als ik maar niet lan ger op hun leelijke tronies behoef te kijken." Daarop ging Dom naar de mannen toe en bracht de boodschap van den kapitein in andere bewoordingen over. Toen ging de deur open en dicht, zijdegeweren rinkelden, stoelen en banken werden heen en weer gesleurd, in het kort alles wees er op, dat de mannen het zich gemakkelijk maakten, Awlright ontbood den leider en gaf hem zijn bevelen. Een geroeze moes van stemmen klonk op, af en toe onder broken door luid lachen en het gerinkel van gla zen. Een van de mannen deed moeite om Fransch te praten, hij beproefde blijkbaar zijn kunsten op den kapitein, maar ik stelde er niet genoeg belang in, om het resultaat af te wach ten. De zekerheid, dat zij allen in het drinken opgingen en er_niet aan schenen te denken, dat er zich boven nog wel eens iemand kon schuil houden, was voor mij veel gewichtiger. Awlright wist, waar zijn gevangene was, maar hij was niet ongerust over haar. Juist omdat hij wist waar ze was, toonde hij niet de minste onrust, wat allicht de achterdocht van de anderen kon hebben gaande gemaakt. Hij verlangde niets anders dan den onwelkomen bezoekers te eten te geven en hen zoo spoedig mogelijk de deur uit te krijgen. Ik kroop overeind, mijn voet voorzichtig van het laddertje vrij makend. Het meisje, dat ge heel in het tooneel beneden opging, en dat nog altijd meende, dat zij alleen was, had nog niets van mijn bijzijn bemerkt. Zij haalde vlug adem en hield haar rechterhand omhoog voor haar oogen, opdat haar toch niets zou ontgaan. Wat zou zij doen, zoodra ze mijn stem hoorde? Zou zij van schrik iets roepen? Ik aarzelde een oogenblik, en toch er was geen ander middel om met haar in aanraking te komen. Als ik, zonder eerst iets te zeggen, een stap in haar richting deed, zouden de gevolgen misschien nog erger zijn. Beneden waren zij nog altijd druk bezig; de wijn had de tongen nog losser gemaakt, en het gerinkel van borden bewees, dat Saunders met de tafel bezig was. Ik moest het gevaar riskeeren en op de bescheidenheid van de dame vertrouwen; er restte mij geen andere keus. „Mademoiselle," zei ik zacht in het Fransch, „schrik niet en maak geen leven. Ik ben een vriend." ;Wordt vervolgd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 7