RHEUMATIEK
De avonturen vaneen verkeersagent je
1
tKdmfml vonden da§
Het Noorderlicht
MTV
SHEA
Openbare zeden
van de Iersche Brigade
EEN NIEUW, BETEN HIDD&
TEUEN
iou en vjriep
DINSDAG 1 FEBRUARI 1938
Lichtdecors in den
Poolnacht
sigarenasch I
c5ndèrdaad, het zonder rust
werkende hart moet ontzien wor
den! Waarvoor de prikkeling door
coffeïne, en daardoor storing van
de normale functies?
Er is Koffie Hag, gegarandeerd
coffeïnevrij overeenkomstig de be
palingen der Nederlandsche Waren
wet. Bovendien worden door hetver-
m aarde Hag-procédé de krachtige
smaak en het kostelijke aroma van
de fijnste hooglandkoff ie voor 100
gewaarborgd.
Ook de tweede soort, „Sanka" ge
naamd, is heel goed en kost slechts
44 ets. per pakje.
DOOR RANDALL PARRISH
s
Gebruik ik wel het juiste middel tegen mijn-
Rheumatiek?Dit is een vraag, welke dui
zenden Rheumatieklijders zich van tijd tot tijd
stellen. De meesten komen tot de conclusie, dat
een nieuw middel misschien wel eens betere re
sultaten zou kunnen hebben.
En voor hen is een geluk, dat Fynnon Salt
bestaat. Fynnon Salt is samengesteld uit de
zelfde natuurlijke zouten, welke ook in natuur
lijke geneeskrachtige bronwateren worden aan
getroffen. Binnen een week word't vooruitgar.-g,
dus vermindering van pijnen geconstateerd,
zoodat de hoop op herstel herleeft. „Maar hoe
kan dat?" zult U zich afvragen. Omdat Fynnon
Salt zoo rijk is aan heilzame bestanddeelen, die
Uw lichaam zuiveren van onreinheden, welke de
oorzaak kunnen zijn var.- Rheumatiek Spit.
etc.
De zouten waaruit Fynnon Salt samenge
steld is, verdrijven het urinezuur uit Uw li
chaam. Ben Fynnon Salt kuur biedt U 100 pCf.
zekerheid. De gezamenlijke werking van alle
zouten, waaruit het Fynnon Salt bestaat, is de
oorzaak, dat Uw pijnen afnemen.
Ook U kur.-t baat vinden bfj Fynnon Salts,
mits U zich houdt aan de juiste gebruiksaan
wijzing, welke op de doos voorkomt.
U hebt Fynnon Salt noodig. Koopt nog heden
een groote flacon a 1.25 bij Uw drogist of
apotheker.
Imp.: The Globe Trading Comp. Ltd.
Singel 44 - Amsterdam - Tel. 31326
Ongetwijfeld leven wij snel in onzen tijd.
Toch zullen wü naar alle waarschijnlijk
heid nog wel even moeten wachten,
vóór het fantastische schouwspel, waarvan men
in een groot deel van ons land op den avond
van den 25sten Januari getuige was, zich in
een even rijke en volle mate van schoonheid
zal herhalen. Nederland behoort nu eenmaal
niet tot de door het Noorderlicht begunstigde
zone.
Wie het rossig vlammende hemelvuur met
zijn wondere nuanceeringen, zijn kleurovergan
gen en stralenbundels waarnam, heeft zich uil
eigen aanschouwing een voorstelling kunnen
vormen van de fascineerende werking, die het
optreden van dit hemelverschijnsel in al zijn
exuberante pracht, in den langen Poolnacht,
te midden van sneeuw en ijsvlakten, hebben
moet op de bewoners van Noordelijker streken.
Een indruk, welke ons uit tal van meer of
minder beroemde beschrijvingen bekend is.
Want het kan niet anders reeds eeuwen
lang heeft dit natuurfenomeen, deze machtige
symfonie in vuur en licht, de menschen ge
boeid en tot bewondering gedwongen.
Vooral is dit het geval in de gebieden, welke
het dichtst gelegen zijn bij de z.g. Noorder
lichtzone, de streek, waar het Noorderlicht het
Veelvuldigst wordt waargenomen en zich in zijn
rijkste vormenpracht ontwikkelt.
Deze zone is een langwerpige gordel op aar
de, welke zoowel de magnetische als de geo
grafische Noordpool omvat en van Finmarken,
hl het Noorden van Noorwegen, Zuidwest-
waarts loopt, om het Zuiden van IJsland en
de Zuidpunt van Groenland heen, en door het
Noordelijkste deel van Canada en Alaska heen
en langs de Aziatische Noordkust weer naar
Finmarken terugkeert. In deze streken treedt
het Noorderlicht zoowat eiken nacht op.
Hoe Zuidelijker men van dezen gordel komt,
des te zeldzamer wordt het verschijnsel.
Scandinavië, speciaal Noorwegen, is dus zeer
gunstig gelegen, geen wonder, dat men daar
steeds groote belangstelling had voor het Noor
derlicht.
De Noor Carl Störmer, een der Noorderlicht-
coryfeeën, vertelt, hoe reeds in de oude Noor-
sche litteratuur over het Noorderlicht wordt
gesproken. En, dat men ook reeds toen poog
de het te verklaren, valt licht te begrijpen.
De schrijver van „Kongespeilet" beweert om
streeks 1250, dat het ijs gedurende den nacht
een weinig van het zonlicht, dat het overdag
opving, weer in het wereldruim uitstraalde.
Het was een Noor, Sophus Tromholt, die het
verdienstelijke werk op zich nam alle waarne
mingen omtrent Noorderlicht, van de oudste
tijden tot voorjaar 1878 in Noorwegen gedaan,
te verzamelen. En het zijn wederom twee No
ren, Kristian Birkeland en Carl Störmer, die
ons inzicht in het ontstaan en het wezen van
het Noorderlicht in zeer belangrijke mate ver
rijkt hebben, en het geheim van dit natuur
verschijnsel hebben ontsluierd.
Het was Birkeland, die het eerst aan de on
derzoekingen betreffende het Noorderlicht de
juiste richting gaf.
Deze Noorsche professor hield zich bezig met
het onderzoek van de z.g. kathodestralen, een
stralingsvorm, welke optreedt, wanneer electri-
citeit haar weg neemt door een gas in uiterste
verdunning. Deze straling is corpusculair, d.w.z.
Zij bestaat uit een stroom van zeer kleine deel
tjes (welke deeltjes electronen bleken te zijn),
die zich met een geweldige snelheid voortbe
wegen en in het verdunde gas lichtverschijn
selen veroorzaken.
Een magneet bleek in staat te zijn op deze
kathodestralen in te werken. Onder invloed van
het magnetisme toch wordt een electron uit
zijn baan getrokken. Dit geschiedt volgens een
vasten regel.
Birkeland ontdekte nu, dat de werking van
een magneetpool op kathodestralen groote over
eenkomst had met die van een brandglas op
lichtstralen. Iedereen heeft wel eens met een
brandglas een stukje papier in brand gestoken,
doordat de lens de stralen alle in het brand
punt verzamelde. Evenzoo brengt een magneet-
pool alle kathodestralen bijeen in een bepaald
punt. Dit merkwaardige verschijnsel werd door
Birkeland in alle finesses onderzocht.
En toen deed hij den genialen stap. Het was
aan de onderzoekers in den loop der tijden na
melijk reeds opgevallen, dat het in sterke mate
optreden van Noorderlicht dikwijls samenvalt
met het optreden van zonnevlekken. Deze ziet
men op het zonnelichaam naderen van den
rand naar het midden dat is dus: zij ko
men op den wentelenden zonnebol van de zijde,
die van de aarde is afgekeerd, naar voren, de
aarde tegemoet.
Men vermoedde dus een verband. Maar welk?
Birkeland kwam nu op het verrassende denk
beeld: Is het niet mogelijk, dat het Noorder
licht zulk een verzamelde hoeveelheid kathode
stralen is, uit het wereldruim afkomstig, die in
de hooge, uiterst ijle dampkringlagen de
lichtverschijnselen veroorzaken?
Maar, zegt de lezer, waar is dan de geweldige
magneet, door welks invloed dit zou moeten ge
beuren? Het antwoord hierop is inderdaad te
geven: het is de aarde zelf, die zich gedraagt
als een groote magneet, waarvan de polen
de magnetische gevonden worden in de
buurt van de geografische Noord- en Zuid
pool. Birkeland stelde zich voor, dat van de
zonnevlekken uit die in werkelijkheid ont
zaglijk groote draaikolken van gloeiende gassen
zijn lange bundels kathodestralen uitge-
stooten werden in de richting van de aarde,
en dat deze door den invloed van het aard
magnetisme (denk aan diens invloed op de
kompasnaald!) uit hun richting gebogen wer
den en in de hoogere luchtlagen terecht kwa
men, waar zij het bekende verschijnsel veroor
zaakten.
Birkeland wilde de mogelijkheid hiervan na
der onderzoeken. En daar het hem ondoenlijk
was, de natuur te commandeeren, koos hij den
weg van het experiment en bracht de aarde in
zijn laboratorium. Hij vervaardigde n.l. een
kleinen aardbol, die magnetisch was, en ging
dezen bombardeeren met kathodestralen. In
derdaad werden de stralen door de polen aan
gezogen en op zijn kleinen aardbol nam hij
de verschijnselen van het Noorderlicht waar.
In de nabijheid der beide polen zag hij lich
tende gebieden, welke overeen kwamen met de
Noorderlichtzones rond het Noord- en het
Zuidpoolgebied. (Waar het verschijnsel zich ook
aan de Zuidpool voordoet, is de historische
naam Noorderlicht min of meer onjuist en
wordt ook dikwijls de naam poollicht gebruikt.)
Dit alles was natuurlijk nog maar de eerste
stap in de richting van een verklaring, er wa
ren nog tal van vragen, die op een beantwoor
ding wachtten en er rezen er telkens nieuwe.
Zoo bijvoorbeeld het met het Noorderlicht sa
menhangende verschijnsel van de „magnetische
stormen". Deze worden waargenomen ten tijde
van groote activiteit van het Noorderlicht en
openbaren zich in het onrustig zijn van de
kompasnaald, die voortdurend kleine afwijkin
gen heen en terug vertoont. De samenhang is
zoo klaarblijkelijk en innig, dat men eertijds 't
Noorderlicht zelfs aanzag voor een gevolg van
deze „stormen". En zoo bleef prof. Birkeland
nog jarenlang experimenteeren met zijn klei
nen aardbol.
Carl Störmer, een mathematicus uit Oslo,
was over de merkwaardige proefnemingen van
Toen men in den Londenschen Dierentuin in het hekwerk rond de apenkooi een gat
had gemaakt om er de lens van de film-camera door te steken, bleek het te ver
filmen aapje sneller
prof. Birkeland zóó verrukt, dat hij zich ook
op de bestudeering van het verschijnsel wierp.
Als wiskundige stelde hij zich de vraag,
de baan, welke door zulk een electroon be
schreven wordt onder invloed van zulk een
magnetischen bol, te berekenen. Men zou dan
in staat zijn tal van eigenaardigheden van het
Noorderlicht te verklaren. Het spoor, door Bir
keland aangegeven, moest onvermoeid gevolgd
worden. Het was een ontzaglijk probleem, het
welk hij zich stelde.
Hij zelf tracht ons er eenig idee van
te geven, als hij vertelt, hoe hij een aantal
studenten engageerde, om hem te helpen bij
dezen „slavenarbeid". Van 1904 tot 1907 wer
den ongeveer 120 verschillende banen berekend,
een werkje, dat ongeveer 5000 rekenuren verg
de, en verschillende kilo's foliopapier! Hoeveel
zweetdruppels bovendien, dat vertelt hij er niet
bij. Terwille van de aanschouwelijkheid maak
te hij, aan de hand der berekeningen, een
draadmodel der banen, van een houten aard
bol en koperdraad, ondersteund door paraplu
baleinen, om de banen op hun plaats te hou
den. Van die paraplubaleinen had hij er een
massa ingeslagen, tot groote verwondering van
den paraplu-fabrikant, die natuurlijk vond, dat
geleerden altijd wat geks hebben.
Zijn arbeid voerde hem tot de vraag, op wel
ke hoogte de Noorderlichtverschijnselen in den
dampkring optreden. Hij kwam tot de conclu
sie, dat de eenige secure weg van de hoogte
bepaling de fotografische was. Waar in dien
tijd de fotografische platen niet gevoelig ge
noeg waren, en de lenzen niet lichtsterk ge
noeg, ging hij aan den slag met een lensje uit
een kinderbioscoop, bij toeval in een speelgoed
winkel ontdekt. Heele series van Noorderlicht
werden door Störmer gemaakt.
Het bleek, dat het Noorderlicht inderdaad
alleen maar optreedt in de hooge lagen van
onzen dampkring, waar de gassen in uiterste
verdunning voorkomen. Op een hoogte van
80 KM. boven de aarde begint het gebied van
het Noorderlicht. Maar het is slechts zelden
zoo laag. De meest voorkomende hoogte is 100,
110 K.M., maar men heeft het zelfs wel gecon
stateerd op een duizend K.M. boven ons aard
oppervlak.
Het is niet onmogelijk, dat het merkwaar
dige fenomeen, waarover we hier iets verteld
hebben, zich nog eens, zij het in een minder
imposante mate, in de komende weken her
halen zal. Voor belangstellenden is het dus
uitkijken.
H. V. MANDELE
zien ieerL
verdrijft U wonder snel met
CACHETS MIJN HARDT
Koker 12 cachets 5 Oct. Proef doosje 2 stuks /Oct.
Met de wijze, waarop in ons land de
publieke eerbaarheid wordt be
schermd, steken zij, die de „luch
tigheid" en de „openhartigheid" op zede
lijk gebied propageeren, gemakkelijk den
draak. Zij zien geen lijn in de verschillen
de verbodsbepalingen- Wat in de eene bad
plaats mag, wordt in de andere niet toe
gestaan. Laat men hier de gasten in hun
badcostuum vrijelijk achter de strandlinie
flaneeren en in trams en bussen zitten,
ginds verbiedt men zonnebaden op het
strand. Wat de eene agent een verdachte
vrouw verbiedt, ziet de ander door de vin'
gers. Wie zulke tegenspraken naarstig ver
zamelt, vindt aanleiding genoeg om zich
vroolijk te maken over scrupuleuze veld
wachters, christelijke gemeenteraden en
spionnet j esmoraal.
In den senaat zijn stemmen opgegaan,
die een meerdere mate van eenheid-schep
pende leiding door de Rijksoverheid in deze
materie vroegen.
Hierop repliceert de minister van Btn-
nenlandsche Zaken in zijn Memorie van
Antwoord op de begrooting het volgende'
„Voorshands kan naast de algemeene straf
wet op dit punt, het best de plaatselijke over
heid in hare voorschriften vastleggen de grens
van wat als oirbaar voor het openbare leven
kan gelden."
Voorshands valt dus een uitbreiding van
de wet, waardoor de bestrijding vooral van
En zie, zoo vertelde de wachter verder, toen werd ons meisje
in een witten vogel veranderd en die witte vogel volgde haar
nu overal en gehoorzaamde haar. En nu meneer Keesie, kent
u het verhaal van het gelukspoppetje en de heks. En toen de
wachter dit had verteld, groette hij het verkeersagentje en
ging heen, nadat Keesje hem had bedankt voor zijn sprookje.
Ik ben toch maar blij, zeide hij, dat u het mij hebt verteld,
want nu kan ik ook op mijn hoede zijn voor de heks; een ge
waarschuwd man geldt voor twee.
Den volgenden morgen ging meneer Keesie naar den Koning,
die natuurlijk weer zijn kroon op het hoofd had en zeide den
vorst, wat de paleiswachter hem had verteld. Nu weet je nog
niet alles, zei de Koning, ik heb hier oen oud perkament, waarin
je kunt lezen, dat aan de binnenkant van den tooverring van
de heks al de namen van haar slachtoffers staan geschreven.
Dat zooiets nog bestaat, zei Keesie verwonderd. Ik zie wel, dat
er nog heel veel is, wat we niet weten.
Toen Chester op z'n horloge keek, zag hij,
dat het vijf minuten over half vijf was.
Hij had Irma beloofd, ha^r precies om vijf
uur op te bellen. Hij bevond zich in z'n club,
bestelde een glas vermouth en ging aan een on
bezet tafeltje zitten. Hij had eigenlijk evenmin
trek in vermouth als in iets anders, maar hij
moest toch wat doen in den tijd, die hem nog
restte, alvorens een keuze te maken tusschen
twee vrouwen. Met welke van de twee zou hij in
't huwelijk treden? Dat was de gewichtige vraag.
Onlangs was hij door kennissen aan Irma
voorgesteld en verliefd op haar geworden. En dat,
nu hij zich pas verloofd had! Neen, dat ging
niet. Hij moest haar opgeven. Niet door de
telefoon zou hij haar z'n besluit meedeelen. Hij
zou haar na 't diner .ontmoeten.
Irma had dit zelf zoo gewild, toen ze hem ge
zegd had: „Denk goed na en kom dan tot een
besluit. Eerst daarna bel je me op. Alles kan ik
dragen, alleen besluitelosheid niet. Zóó kun en
mag je niet verder gaan, ook niet tegenover je
verloofde."
Zij had hem dit kalm en vastberaden gezegd,
zonder een zweem van sentimentaliteit. Ze had
hem innig lief, maar zij wilde, dat hij geheel
vrij zou zijn in z'n keuze. Alwin Chester be
wonderde haar sterkte, haar wilskracht, maar
hij wist dat ook Laura veel van hem hield. Hij
had haar niets te verwijten, neen.... hij mocht
en kon haar niet opgeven. Dat verdriet mocht
hij haar niet aandoen, ze had het niet aan hem
verdiend.
„Zeg Chester, kom bij ons zitten."
De in gepeins verzonken jonge man keek op
en zag Ralph Ronner voor hem staan.
„Neen, vandaag niet, dank je," zei Chester
een beetje kortaf. „Ik moet iemand opbellen."
Hij dacht direct weer aan Laura. Veel had hij
aan haar te danken. Haar vader, het hoofd van
een aanzienlijk bankiershuis in Sydney, had
hem als jong advocaat vooruit geholpen. Laura
was knap; ze zou een lieve gastvrouw wezen.
Door z'n vrienden in de club werd hij benijd.
„Je bent een geluksvogel, Alwin," zeiden ze;
„je hebt een buitenkansje met 100'n vrouw,
knap, elegant, rijk en ze houdt veel van je."
Chester dacht verder na. Irma aardde meer
naar hem zelf. Ook zij hield van mooie dingen
en comfort, maar ze was slordiger. Ze hield er
geen vastgestelde uren en tijden op na. Eenige
dagen lang deed ze bijna niets dan lezen, om
daarna in eens een groot huishoudschort voor
te doen, en te gaan stoffen en wasschen en
haar kamers in orde te brengen. Niet vuil na
tuurlijk, maar een soort behaaglijke noncha
lance, een soort „beau désordre"; boeken, tijd
schriften, een paar kussens hier en daar ver
spreid.
Chester moest even lachen als hij daaraan
dacht, 't Werd 5 uur. Hij dronk z'n glas leeg
en begaf zich naar de telefooncel. Irma was in
gesprek. Hij slaakte een zucht van verlichting.
Later zou hij haar nog eens opbellen. Irma, zoo
peinsde hij, was niet rijk. Ze moest rondkomen
met de rente van het niet groote kapitaal dat
haar ouders haar hadden nagelaten. Maar ze
zou altijd op z'n hulp kunnen rekenen.
Hij wilde niet, dat ze door financieele zorgen
zou gekweld worden. Maar hoe zou hij haar dat
vanavond zeggen?
Een oogenblik later liet Alwin Chester een
taxi voorkomen en reed naar Laura's huis. Hij
zou maar naar haar toegaan. De boodschap aan
Irma kon nog wel even wachten.
Laura kwam naar hem toe.
„Isobel heeft zoo juist opgebeld om te vragen
of je hier was. Ze is vreeselijk zenuwachtig. Ik
kon haar door de telefoon niet tot bedaren
brengen. Ze komt direct hier, want ik zei, dat
ik je elk oogenblik verwachtte, 't Schijnt, dat
Ewald een ongeluk met den auto heeft gehad
en zich heeft bezeerd."
„Is 't erg?" vroeg Chester.
Hij vergat direct z'n eigen moeilijkheden.
Isobel was z'n eenige zuster en Ewald, haar
man, moest hard werken om voor hun tweeën
den kost te verdienen, 't Zou verschrikkelijk
wezen als hem iets overkwam. Onrustig liep
Chester heen en weer en stak een sigaar op.
Toen de bel ging, liep hij dadelijk naar de deur.
De huisknecht had z'n zuster al binnen gelaten.
Isobel, een knap
pe, jonge vrouw
IIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIflflIilt
was geheel over- T)p ëPlHlllpn
stuur. Ze kwam gVUUllKn
de kamer binnen
geloopen en viel
Dp haar knieën
VOOr dCIl divan «"••■••""••«••••••«••••"«■■■""••••««•"«•i»
Alwin schonk haar een glas wijn in.
„Je moet kalm zijn, lieve. En zeg ons nu eens,
wat er met Ewald
„Hij heeft glas in z'n beide oogen," snikte
Isobel. „Als hij blijft levenals hij damnaar
niet blind is! Oik wil dood, als...."
„Wees toch kalm," verzocht Laura.
Op dit oogenblik viel een lange aschkegel
van Alwin's sigaar op den grond. Hij legde
daarna z'n sigaar op den rand van een tafel
tje, tilde z'n zuster, die op 't punt scheen in
zwijm te vallen op, en nam haar in z'n armen.
Een oogenblik later had hij haar op den divan
gelegd. Hij vond, dat Laura direct het zieken
huis moest opbellen.
Het jonge meisje kwam opnieuw de kamer
binnen, ofschoon hij niet eens bemerkt had, dat
ze deze had verlaten. In haar handen hield ze
een stoffer en blik en veegde zorgvuldig de si
garenasch op, die Chester had laten vallen.
Even lachte de jonge man, maar dit
beetje asch zou verder over z'n levenslot beslis
sen. Laura had het verhaal van 't ongeval, dat
Ewald was overkomen, aangehoord en de wan
hoop van Isobel mede aangezien, maar het ge
zicht van een beetje asch op den grond had ze
niet kunnen verdragen. Irma zou zich in zoo'n
geval om geen asch of wat ook bekommerd
hebben. Kalm haalde Laura stoffer en blik.
Moeilijkheden mochten niets in de war brengen
of rommel maken in d'r ouderlijk huis!
Chester stond op.
„Ik zal Isobel naar huis brengen en je later
over den toestand van Ewald opbellen als ik
in 't ziekenhuis ben geweest. Er is trouwens een
zeer belangrijke zaak, die ik met je wilde be
spreken, Laura. Wacht daarom op me, alsje
blieft. Ik moet straks nog ernstig met je praten!"
„Maar vader en moeder hebben zes gasten
voor het diner!"
„Daar kan ik niets aan doen," z'n oogen ont
moetten de hare. „Ik weet nu, wat ik eerst niet
wist en wel dit, dat je je gemakkelijk zult
schikken in 't geen ik je te zeggen heb."
Drie maanden later was Irma mevrouw
Chester. (Nadruk verboden)
de prostitutie gemakkelijker zou worden ge
maakt, niet te verwachten. Met kunst- en
vliegwerk zullen dus de politieverordenin
gen voorloopig moeten blijven zoeken naar
formules, waardoor het openlijk optreden
der prostitutie wordt getroffen op ander?
gronden, dan het feit, dat zij prostitutie
is, daar deze in ons strafrecht niet als
zoodanig strafbaar is gesteld.
Zal de centrale overheid dan tenminste
richtlijnen geven, opdat de gemeentebestu
ren door middel van plaatselijke bepalingen
zoo verantwoord en zoo succesvol mogelijk
kunnen optreden?
„Dat de centrale overheid zich daarbij
onthoudt op het gebied van wetgeving wil
niet zeggen, antwoordt minister van Boeyen,
dat zij daarbij geheel stil zit. Integendeel, de
minister zjjn ambtsvoorganger heeft dat ook
gedaan onderhoudt een voortdurende aan
raking met zijn ambtgenoot van justitie te
dezer .zake en geeft den plaatselijken bestu
ren, waar dat noodig blijkt, aansporingen en
wenken, om verordeningen uit te vaardigen, of
op te- treden, indien de toestanden ter plaat
se zich in ongewenschte richting dreigen t*>
ontwikkelen."
De centrale overheid zal zich dus be
palen tot stimuleeren, wanneer zij bemerkt,
dat de gemeenten in gebreke blijven. Doch
naar welke normen zal zij stimuleeren')
Wie zal haar zeggen, wat zij in haar circu
laires als toelaatbaar en als ontoelaatbaar
moet aanmerken?
Voor de bestrijding van de pornographie
en den handel in vrouwen bestaat reeds gc-
ruimen tijd een centrale politie-installatie,
die zich geheel op dit onderdeel heeft ge
specialiseerd, die én aan de rechterlijke
macht en andere politie-autoriteiten én aan
de gemeentebesturen, volkomen ter zake
kundige adviezen kan verstrekken, een in
stantie die nauwkeurig vastlegt, wat in de
jurisprudentie mogelijk is gebleken, die uit
spraken van principieel belang kan uit
lokken, die nieuwe wegen kan zoeken en
beproeven, die kortom, zonder een der lan
gere organen van overheidsbestuur ook
maar het geringste in haar zelfbeschik
kingsrecht te kort te doen, stimuleerend
werkt en daardoor effectiever en gefundeer-
der, minder willekeurige, minder aan goed-
koopen spot blootgegeven bestrijding van
het euvel der openbare zedenverwildering
mogelijk maakt.
Kan op die gedachte niet worden voort
gebouwd bi) de bestrijding der prostitutie,
de homosexueele inbegrepen strand-
excessen en wat dies meer mocht zijn?
A T T U A D/^\TM17 >C op 014 Wad zlJn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen p *7bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door p 7bij een ongeval met p 9bij verlies van een hand,
f-\ I /ADVyl 111 |j ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen verlies van belde armen, beide beenen of beide oogen A doodelijken afloop een voet of een oog.
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Waarom ik er zoo op stond haar aan te
spreken of haar van mijn bijzijn op de hoogte
te brengen, was mijzelf een raadsel. Ik zelf was
een vluchteling, tot nu toe op wonderlijke
manier aan naspeuringen ontsnapt. Om de
waarheid te zeggen, zooals de dingen nu ston
den, kwam het er eigenlijk ook al heel weinig
op aan, of ik den Verbondenen of den Fran-
schen in handen viel. Kregen de eersten mij
te pakken, dan zou mij waarschijnlijk het von
nis van een spion treffen, en viel ik in de
handen der laatsten, dan zou ik voor een krijgs
raad moeten verschijnen. Toch in weerwil van
dat alles was ik een soldaat, die de uniform van
Frankrijk droeg. Als ik al mijn vaandel had
Verlaten, dan was dit gebeurd om mijn eigen
leven te redden en ik had nog heel veel kans,
dat als de Koning eenmaal mijn geschiedenis
kende, hij mij zou vergeven. Hierin lag dan ook
mijn eenige hoop, want de zieke en vertoornde
Saxe zou nooit vergeven of vergeten. Doch
Lodewijk XV had mij eens zijn gunst toegezegd,
®n daarvan wilde ik nu gebruik maken.
Toch was het niet deze beweegreden, die mij
tot mijn manier van doen aanzette. In geest en
ook door opleiding bleef ik een soldaat van
Frankrijk. Hoewel ik eigenlijk maar weinig wist
van de redenen, waarom wij vochten, bleef ik
toch trouw aan mijn kameraden. Ik zou er
mijzelf nooit toe kunnen brengen, de Engelschen
of de Oostenrijkers te helpen, of mij schuldig
te maken aan verraad. Zoo iets zat niet in mijn
bloed. En dit meisje was in dienst van Frank
rijk! Hoe, of op welke manier, dat kon ik on
mogelijk gissen, maar haar wanhoopsrit dooi
den nacht, waarbij zij. de linie van de Verbon
denen poogde te doorbreken, dan, het feit, dat
zij geweigerd had den Engelschen kapitein ver
slag van zichzelf te geven, en hem daarna een
valsche geschiedenis had opgedischt, dit alles
zeide mij duidelijk genoeg, van welken aard
haar zending was. Als ik er in mocht slagen
haar te dienen, dan diende ik tegelijk Frankrijk!
Hiermee kon ik misschien mijn gebrek aan dis
cipline goed maken of althans zou het mijn
smeeken om genade kracht kunnen bijzetten!
Daar kwam nog bij, dat ik niets liever zou
willen dan haar te helpen. Onverschillig wie zij
was en onverschillig door welke omstandig
heden zij in dezen moeilijken toestand was ge
komen, haar persoonlijkheid sprak tot mij op
een heel bijzondere manier. Het was meer dan
een vage herinnering aan haar gelaatstrekken
een vaag gevoel, dat wij elkaar eerder hadden
gesproken het was de vrouw zelf, die een be
roep op mij deed. En ik voelde, dat zij een
voortreffelijke vrouw was, iemand van karakter.
Ik was als het ware in het kamp opgegroeid en
maar zelden in aanraking gekomen met mannen
van eerste familie, maar ik herkende mijn eigen
stand, de verschillende dingen, die van hooge
geboorte getuigen. Zij was geen boerin, geen
dochter van een commissaris in een of ander
onbekend plaatsje. De trotsche manier, waarop
zij met den Engelschman onderhandelde, haar
beschaafde stem, haar zuivere uitspraak, alles
werkte mee om de vermomming van haar klee
ding des te meer te doen uitkomen.
Ik bespiedde haar gezicht bij het licht van de
kaars terwijl zij, gebogen over het gat in den
vloer naar beneden lag te staren. Ik kon haar
nu veel beter opnemen dan zoo even. Een slank
en toch niet mager meisje van twintig jaar, met
donker haar en donkere, door lange wimpers
overschaduwde oogen, met gebogen lippen, een
blanke huid en een zuiver ovaal gelaat. Hoe
langer ik naar haar keek, hoe onrustiger ik
werd. Of zij goede of kwade bedoelingen had,
of zij al dan niet in dienst was van Frankrijk,
mijn hart dwong mij, haar in geen geval aan
het beminnelijke mededoogen der vraatzuchtige
wolven, die op het oogenblik het land afstroop
ten, over te laten. Awlright wachtte slechts op
het meest geschikte oogenblik om zich van zijn
minste zijde te laten kennen, en wat Dom be
treft, ik rilde als ik alleen maar aan zijn sar-
castischen grijns dacht. Bij alle goden! Ik zou
er voor zorgen, dat zij later in het kamp nooit
groot zouden kunnen gaan op het spel van dezen
avond of dat zij om haar zouden lachen. Dan
zouden zij tenminste eerst met mijn degen
kennis moeten maken.
Met veel lawaai ging de deur open en een heel
rijtje mannen kwam naar binnen; de sabels
kletterden tegen de sporen. Ik zag, dat het
meisje zich een weinig terugtrok, zoodat zij
buiten den lichtkring kwam, maar zij bleef toch
dicht genoeg bij de opening om alles, wat zich
daar beneden afspeelde, te kunnen opnemen. Ik
verbeeldde mij, dat ik aan de wisselende uit
drukking van haar oogen wel zoo ongeveer kon
opmaken, wat zij zag en ik had deze hulp be
paald noodig, want de mannen spraken op brom-
merigen toon Duitsch, zoodat ik geen enkelen
zin volledig kon verstaan, behalve wanneer
Awlright een paar kernachtige woorden Engelsch
liet hooren.
Uit wat ik kon opmaken, begreep ik, dat de
kapitein geen woord Duitsch kende, maar Dom
scheen het vloeiend te spreken en fungeerde dan
ook als tolk. Ik had niet de minste moeite zijn
neusstem te herkennen, en uit hetgeen hij ver
klaarde en uit de talrijke vragen van Awlright
kon ik wel zoowat gissen, wat zich daar beneden
afspeelde. De manschappen waren geen Hol
landers maar Oostenrijkers. Zij hadden den ver
keerden weg genomen en waren nu knorig en
boos, omdat zij zoolang hadden moeten loopen.
Zij eischten voedsel en een gids, maar zij deden
dit op zulk een brutale manier, dat de beide
Engelschen allf geduld verloren. In werkelijk
heid heerschte'er tusschen de Verbondenen niet
veel sympathie, maar integendeel heel veel af
gunst; eigenlijk haatten zij elkaar oprecht; en
ik dacht dan ook een oogenblik, dat het tus
schen de mannen tot een botsing zou komen.
Een poosje achtereen klonken in drie verschil
lende talen allerlei vloeken naar boven, maar
daarna schenen de verontruste gemoederen tot
bedaren te komen. Awlright was ongetwijfeld
tot de conclusie gekomen, dat hij het lastig
stelletje het spoedigst kwijt zou raken, als hij
hun gaf, wat zij vroegen. De Oostenrijkers waren
twee tegen zij een en in een stemming, dat zij
niet van een beetje strijd afkeerig waren. Dom
scheen hem hierop attent te maken, maar de
kapitein wilde er eerst nief van hooren.
„Ik geloof toch, dat wij er aan moeten ge-
looven," hoorde ik hem na een poosje tegen
Dom zeggen, „het is de eenige manier om van
die zwijnen af te komen. Een bataljon, zeg je?
Laten zij dan zelf maar op voedsel uitgaan.
Waar zij maar willen, in het dorp! Zij hebben
zoo iets wel meer aan de hand gehad. Ik zal
Saunders met hen meesturen, en als zij hun
buik vol hebben, kunnen zij voor mijn part naar
den duivel gaan! Vertel het hun nu maar in
hun beestachtige taal. Een gids? Dien zullen zij
hebben en zelfs nog meer als ik maar niet lan
ger op hun leelijke tronies behoef te kijken."
Daarop ging Dom naar de mannen toe en
bracht de boodschap van den kapitein in
andere bewoordingen over. Toen ging de deur
open en dicht, zijdegeweren rinkelden, stoelen en
banken werden heen en weer gesleurd, in het
kort alles wees er op, dat de mannen het zich
gemakkelijk maakten, Awlright ontbood den
leider en gaf hem zijn bevelen. Een geroeze
moes van stemmen klonk op, af en toe onder
broken door luid lachen en het gerinkel van gla
zen. Een van de mannen deed moeite om
Fransch te praten, hij beproefde blijkbaar zijn
kunsten op den kapitein, maar ik stelde er niet
genoeg belang in, om het resultaat af te wach
ten. De zekerheid, dat zij allen in het drinken
opgingen en er_niet aan schenen te denken, dat
er zich boven nog wel eens iemand kon schuil
houden, was voor mij veel gewichtiger. Awlright
wist, waar zijn gevangene was, maar hij was
niet ongerust over haar. Juist omdat hij wist
waar ze was, toonde hij niet de minste onrust,
wat allicht de achterdocht van de anderen kon
hebben gaande gemaakt. Hij verlangde niets
anders dan den onwelkomen bezoekers te eten te
geven en hen zoo spoedig mogelijk de deur uit
te krijgen.
Ik kroop overeind, mijn voet voorzichtig van
het laddertje vrij makend. Het meisje, dat ge
heel in het tooneel beneden opging, en dat nog
altijd meende, dat zij alleen was, had nog niets
van mijn bijzijn bemerkt. Zij haalde vlug adem
en hield haar rechterhand omhoog voor haar
oogen, opdat haar toch niets zou ontgaan. Wat
zou zij doen, zoodra ze mijn stem hoorde? Zou
zij van schrik iets roepen? Ik aarzelde een
oogenblik, en toch er was geen ander middel om
met haar in aanraking te komen. Als ik, zonder
eerst iets te zeggen, een stap in haar richting
deed, zouden de gevolgen misschien nog erger
zijn. Beneden waren zij nog altijd druk bezig;
de wijn had de tongen nog losser gemaakt, en
het gerinkel van borden bewees, dat Saunders
met de tafel bezig was. Ik moest het gevaar
riskeeren en op de bescheidenheid van de dame
vertrouwen; er restte mij geen andere keus.
„Mademoiselle," zei ik zacht in het Fransch,
„schrik niet en maak geen leven. Ik ben een
vriend."
;Wordt vervolgd.