BABY-OPVOEDING
w
RADOX
Het blijde nieuws
Toen het Prinsesje werd geboren
m
Een onvergetelijk
nationalen 31 Januari
ZONDAG 6 FEBRUARI 1938
CHIFFON EN VELVET is een flatten se dracht en "behoeft zoo goed als
Veen gameering. Een met zorg uitgekozen kraagje, ceintuur of corsage is voldoende
DE GRONDSLAGEN VAN HET BIEDEN
EEN VETTE,ONZUIVERE HUID
ONS PRIJSRAADSEL
Een buitenkansje voor sommige
inzenders, die reeds vroeg
aan het oplossen waren
geslagen
Thans een interessante
kruiswoordpuzzle
Oplossing vorig raadsel
Prijswinnaars
Het nieuwe raadsel
BRABANTSCHE BRIEVEN
tk.v.
De babywereld staat plotseling in het
brandpunt van ieders belangstelling. Hoe
wel de eerste roes voorbij is en we nu wel
*eer over wat anders kunnen spreken en aan
anders kunnen denken, dan aan de baby,
dezen storm van enthousiasme ontketende
eeren onze gedachten toch nog wel eens terug
haar wereld. En misschien komt het wel door
t'etl naam, die aan ons vorstenkind gegeven is,
öat we ons gaan voorstellen, hoe ze zich zal
®btwikkelen en of ze inderdaad haar naam ge
bouw zal blijven. --
En als we ons voorstellingen gaan maken
°Ver de ontwikkeling van de baby, dan komt de
°Pvoeding van een baby in het algemeen aan de
°fde.
We zijn zoo spoedig geneigd om te zeggen, dat
6en zuigeling toch niet opgevoed kan worden.
We kunnen er niet mee praten we kunnen
^et niets aan zijn verstand brengen wie
toaat daar dus eigenlijk van baby-opvoeding?
En toch is het zoo. Al moet opvoeding in dit
^rband ietwat anders worden verstaan, dan
het in 't gewone spraakgebruik geldt.
Er bestaat een wereld van het onbewuste, die
tachtiger is, dan we zelf vermoeden. In die
*ereld ligt de drijfveer van al onze handelin
gen verborgen, zoowel van de baby als van het
hind als van den volwasschen mensch, dat is de
overeenkomst tusschen dit drietal en speelt bij
kder een even groote rol.
Het is natuurlijk waar, dat een volwassen
ihensch, wanneer hij geen verstoppertje met zich
speelt, het onbewuste zoo hier en daar wel
*ens tot klaarheid brengt.
We kunnen probeeren om door redeneeren
dit zelfde bij een kind te bereiken maar deze
mogelijkheden zijn ons bij een baby nu eenmaal
niet gegeven. Als we dus inzieft al klinkt het
nog zoo grappig dat in wezen een groot
mensch en een baby niet zoo veel van elkaar
verschillen als we gewend zijn om aan te ne
men, dan begrijpen we, dat een baby ook is
op te voeden. Maar de opvoeding bedient zich
van andere middelen, ligt op een ander ter
rein.
Wij allen hebben het ideaal voor oogen van
een leven van Christus, een leven dat zich zelf
vergeet ,zijn medemenschen belangrijker vindt
dan zich zelf. Zij die de verantwoording van
kinderen op zich nemen, nemen ook de verant
woording op zich hun eigen ideaal tot dat van
hun kinderen te maken.
En nu is het zoo, dat het heele karakter
van het kind, met al zijn mogelijkheden en nei
gingen in dat volkomen onbewuste zuigelingetje,
oogenblikkelijk na de geboorte, klaar ligt om
zich te doen gelden.
Bij een groot mensch komt het tot uiting in
zijn handelingen, in zijn woorden; de zuige
ling heeft andere middelen. Ze trappelt, ze
kraait, maar ze doet zich gelden en daarom
moeten we van den eersten dag af, dat de ba
by in de wereld is verschenen, haar als een
klein mensch beschouwen, dat beslist niet alles
mag doen en laten waar zij zin in heeft.
En als de zuigelingen-periode voorbij is en de
eerste reacties op de buitenwereld zijn er, hoe
verleidelijk het dan ook moge zijn om alles mooi
en aardig te vinden, omdat ze van een kind
komen, hoe verleidelijk het ook is te zeggen,
„och laat maar, het is nog maar een kind", we
hebben er het recht niet toe, omdat juist uit
deze slappe houding van de ouders al de mo
gelijkheden en neigingen uitgroeien tot die ka
raktereigenschappen, welke we bij groote men-
schen veroordeelen. Het is de grofste fout in
de opvoeding die we kunnen maken, wanneer
we zeggen: „het is nog maar een kind".
Natuurlijk kunnen we niet hetzelfde verant
woordelijkheidsbesef bij een volwassen mensch,
als bij een kind of een baby verwachten, maar
verantwoording dient ieder menschenkind te
ie zijn plicht doet slechts uit
dwang, leeft vergeefs zijn leven lang.
dragen en hoe vroeger dit een kind wordt" bij
gebracht al is het dan ook niet onder den
gewichtigen naam van verantwoordelijkheid,
want daar begrijpt het nog niets van, des te
beter besef zal het opgroeiende kind bezitten
van wat er van hem geëischt wordt.
MARYE.
We hebben de vorige maal den regel afge
leid, dat bij keuze uit twee even lange opeen
volgende kleuren, altijd de hoogste geboden
moet worden. Behalve het aangetoonde voor
deel, heeft het vasthouden van dezen regel nog
een ander groot voordeel. Er wordt immers
hierdoor een middel aan de hand gedaan, den
partner in te lichten omtrent de distributie van
een hand. Stel dat iemand, die zich aan boven-
genoemden regel houdt, desalniettemin eerst
ruiten biedt en in de volgende biedronde pas
harten; de partner realiseert zich dan direct
dat de ruitenkleur langer is dan de hartenkleur.
Hoe groot dit nut kan zijn, wil ik met het
volgende voorbeeld demonstreeren:
W.
1. Ruiten
2. Harten
3. Schoppen
N.
pas
pas
pas
O.
1. Schoppen
3. Harten
Z.
pas
pas
Oost heeft de volgende kaart:
Sch. A. H. V. x x
H. H. x x
R. xx
KI 10 x x
Toen West nog slechts ruiten en harten ge
boden had, kon Oost nog niet zeker zijn van
de manche, aangezien er te veel (7) verliessla-
gen in de kaart te tellen zijn.
Het laatste bod van West verandert het heele
aspect echter in één slag. Oost weet nu met
zekerheid, dat West renonce in klaveren heeft.
Het is gemakkelijk te zien, hoe hij tot deze
conclusie komt, want de drie biedingen van
West toonen aan, dat hij steun in schoppen
heeft, dus minstens 4 (Oost heeft zelf aas, heer
en vrouw en een eenmalig geboden kleur mag
niet gesteund worden, tenzij met een vierkaart
of een driekaart met tenminste de vrouw), ter
wijl zijn overige 9 kaarten niet anders kunnen
zijn dan 5 ruiten en 4 harten.
Dus heeft West geen klaver.
Oost telt nu in harten en ruiten te zamen
4 verliesslagen en weet dat West in deze twee
kleuren 3 topslagen heeft en dus is klein slam
zeker.
Het juiste bod van Oost is dus 6 schoppen.
De volledige kaartverdeeling was in het be
treffende geval als volgt:
Sch. x
H. B x x
R. H. x x x
KI. H B x x x
Sch. x x x x
H. A V xx
R. A V B x.x
KI.
W.
N.
Z.
O.
Sch. A. H. V. x x
H. H. x x
R. xx
KI. 10 x x
Sch. B 10 9
H. 10 x x
R. xx
KI. A V x x x
Zuid komt natuurlijk met Schoppen-Boer uit
en, zooals u ziet, wordt dan ook precies 6 Schop
pen gemaakt.
Wanneer de kleuren niet opeenvolgend zijn,
wordt het maken van conclusies iets moeilijker.
Hier geldt n.l. ook dezelfde regel als voor op
volgende kleuren, maar nu met uitzonderingen.
In het algemeen kiezen we dus uit twee even
lange kleuren de hoogste. We doen dit echter
niet, wanneer we kunnen verwachten, dat de
partner de tusschenliggende kleur zal bieden en
het bieden dan te hoog komt.
We zullen den regel en de uitzondering met
twee voorbeelden toelichten.
1. Noord heeft de volgende kaart:
Sch. A H x x
H. V x x
R. H. V. 10. x
Kl.« x x
In dit geval is de kans grooter, dat de part
ner Klaveren zal bieden dan Harten. Boven
dien behoeven we niet bang te zijn, dat het
bieden in dat geval te hoog komt, aangezien
het waarschijnlijk minstens tot een niveau van
4 kan gaan.
2. Wanneer Noord echter de volgende kaart
heeft:
Sch. A H x x
H. xx
R. H V 10 X
KI. V X X
is het geval heel anders. Nu is het waarschijn
lijker, dat de partner Harten biedt en ook thans
komen we zeer gemakkelijk op een niveau van
4, terwijl er groot gevaar bestaat, dat dit dan
te hoog is.
Stel n.l. dat Zuid heeft:
Sch. xxx
H. A B 10 x x
R. A x x
KI. x x
dan kan ik geval 1 en 2 onderverdeelen in fou
tief en goed bieden.
1.
foutief
N.
Z.
1 R.
1 H.
1 Sch.
2 R.
2 H.
3 H.
L
goed
N.
Z.
1 Sch.
2 H.
3 R.
4 R.
4 H!
Pas
2.
foutief
N.
Z.
1 Sch.
2 H.
3 R.
4 R.
Pas (down!)
2.
goed
N.
Z.
1 R.
1 H.
1 Sch.
2 R.
2 S. A.
3 H.
Pas
De algemeene regel luidt dus als volgt:
Bij keuze tusschen 2 even lange biedbare
kleuren kieze men steeds de hoogste, tenzij er
gevaar bestaat, dat de partner de tusschenlig
gende kleur biedt en daardoor het bieden te
hoog gaat.
P. H. A. TUIN.
kunt U gemakkelijk verbeteren door het gebruik
van Radox. telkens wanneer ge Uw gezicht wascht
Bil apothekers en erkende drogisten a f 0.90
per pak en f 0.15 per klem pakje.
De groote, heuglijke gebeurtenis heeft na
tuurlijk de honderden puzzelaars zoo gansch en
al voor het meedoen aan de spontane feest
uitingen van heel Nederland in beslag genomen,
dat het door ons ontvangen aantal inzendingen
tot een „reuzen"-minimum is beperkt. Wat we
ontvingen, kwam van degenen, die vóór of na
de feestvreugde van 31 Jan. en 1 Pebr. de ge
legenheid tot het oplossen van de nog al lasti
ge puzzle konden benutten: op de genoemde
data stond onder de vele andere besognes ook
het puzzle-bedrijf geheel stil. Prachtkansen dus
voor de inzenders, die zelfs onder deze buiten
gewone omstandigheden niet op het wekelijksch
appèl wilden ontbreken. Thans kunnen weer
allen opkomen, en.... zich zelfs in onze Puzzle-
rubriek nog eens vermeien in de herinneringen
aan het zoo blije nieuws en den daaruit ont-
stanen feestroes.
Als een der meerdere mogelijkheden tot vor
ming van een goede serie, presenteeren we hier
de volgende, welke men dus zoowel van bene
den naar bi
kan lezen:
als
van
boven
bor
ver
gen
le
on
dig
mon
uit
ding
la
be
den
ne
ge
gen
noe
be
ming
na
me
ge
lan
in
der
lei
af
ding
wen
aan
sel
hang
De zes uitgeloofde prijzen werden door het
lot toegewezen aan: P. J. Bisschop, Willems
parkweg 215 bv., Amsterdam-Zuid; mej. D. van
Heiningen, Bomeostraat 54, Haarlem; E. Hoes,
Rijksweg 235, Velsen; A. C. v. d. Krogt, B. T.
Roonstraat 3, Arnhem; M. Mutter, Koepoort
straat 22, Doesburg; J. Struyf, Bremstraat 25 I,
Amsterd am-Noord
Thans volgt een kruiswoordraadsel, dat deze
week ongetwijfeld bijzonder in den smaak zal
vallen.
De omschrijvingen zijn:
HORIZONTAAL:
1. bergruimte; 8. nauw; 11. door roest ver
teerd; 12. spoorstaaf; 14. zeer warm; 15. krijgs
verrichting; 18. voegwoord; 19. wetenschappe
lijke titel; 21. ladder; 22. inhoudsmaat; 23. ge
heel de uwe (in brieven); 24. teeken, signaal;
26. Chineesche afstandsmaat; 27. spoedig; 30.
doren; 31. Europeaan; 32. oksel; 36. bloemsoort;
38. lengtemaat; 39. per expresse; 40. met na
me; 41. deel van den scheepsmast; 42. per
soonlijk voornaamw.; 43. uitroep van medelij
den; 44. Paleisridder van Karei den Grooten;
45. laag water; 46. voorzetsel; 47. rivier-aan
duiding in Amerika en Mexico; 48. hemelli
chaam; 50. voorzetsel; 51. plaats in Gelderland;
52. mistgordijn; 54. rivier in Nederland; 55.
persoonlijk voornaamw.; 56. Belgisch geldstuk;
58. toevoer; 61. eventueel; 62. voorzetsel; 64.
de groote onbekende; 64a. herkauwer; 65.
knaagdier; 67. nauwe doorvaart; 70. volksmen
ner; 72. vreeselijk; 74. rumoer; 77. uitroep; 79.
Turksch hoofddeksel; 81. klanknabootsing; 82.
ter plaatse; 84. atmosfeer; 86. onze West; 87.
Ons nationale lied; 89. Europeesch Rijk; 91.
bijwoord van tijd; 92. vorstentitel; 93. laatste
streven; 97. schepter, stok; 98. terreinen voor
sportwedstrijden.
VERTIKAAL:
0
1. ellende, ramp; 2. kunstenares; 3. nummer;
4. notennaam; 5. ober; 6. spil; 7. meubelstuk;
8 voertuig; 9. meisjesnaam (afk.); 10. zang
stem; 11. kerel; 12. notennaam: 13. penning
meester; 14. lidwoord; 16. de gelukkige Moe
der; 17. hetzelfde; 20. hert; 25. persoonl. voor
naamw.; 27. aanwijzend voornaamw.; 28. op
stootje; 29 slee; 30. heilige; 30a. soort onder
wijs; 32. plaats in Drente; 33. tamelijk; 34. vo
gelkunde; 35. bergplaats; 37. oorlogswinst; 39.
percent; 40. een der Staten van Noord-Ameri
ka; 44. de trotsche Vader; 45. lastdier; 45a.
boodschapper; 49. lichaamsdeel; 53. huid; 55.
telwoord; 57. vrouw uit den Bijbel; 59. wind
richting; 60. gezichtsorgaan; 63. persoonl.
voornaamw.; 64. maanphase; 86. voorzetsel; 68.
klein kereltje; 69. gebied in Noord-Europa; 70.
dagelijksche verdienste; 71. lengtemaat; 73.
godsdienst; 75. uitroep van afkeer; 76. plaats
in Overijsel; 78. bekende transport-onderne
ming; 79. einde (muziekterm)80. transpira
tie; 82. bloem-bouquet; 83. Engelsche munt; 85.
ter vruchtbaarmaking van tuin of akker; 86.
herstelplaats van schepen; 88. groente; 90.
meisjesnaam (afk.); 94. dierengeluid; 95. dat
is; 96. notennaam.
Onder de inzenders van een goede oplossing
worden weer zes fraaie prijzen verloot.
Oplossingen worden tot Donderdagmiddag 12
uur ingewacht bij den heer G. M. A. Jansen,
Ruysdaelstraat 60, Utrecht.
^Ivenhout, 3 Febr.
Amico,
Zoodus de span
nes is geweken, 't
T^'bselijk hovelingske
^artelt in z'n witte
le8ske, gezond als 'n vischke, de vlaggen stak
ed uit van alle huizen, de klokken luidden van
'le torens, de boomen zyn geplant, de kanon-
®h dreunden over heel Nederland, 't Vorstelijk
'gske dee 'nen f eestelijken en glorieuzen in-
yee onder 'n gelukkig volk van Oranje, dat z'n
°rstenhuis (naar menscheltjke berekening!)
®er zag bevestigd veur lange jaren!
Is me anders iets gewist, die leste maand
ons Prinseske „zoo" was! Ochèrm, ik heb
s boerenmensch daar mee 'nen open mond
staan zien....
Als boeren mensch, ja
.Want als ge de menschen in stad hoorde
r^ieren, als ge de winkelramen zag, als ge las
0e hier of daar de brandklok luidde en de
Irandweer dan nie om brand, maar wel om
®est docht, als ik bespeurde hoe (hier in Breda)
J^®emde krantenmannen, halvelings vermomd
v.*, achter 'nen kearel aangingen, die, (in-
'®k van Sinterklaas) den Ooievaar „gesproken"
j^°est hebben, als ik al die dwaze dingen zag,
yDQrde en las, dan heb ik als ouwen boer die
aSen toch wel 'ns lachend m'nen kop geschud!
ongeduldigen mensch van deuzen tijd,
n mensch-die-niemeer-wachten-kan, die altjj
aast heeft, die altjj onder spanning staat om
fhs. diezoo kolossaal wijd van den boer
staat, wiens heele leven wachten is, ik zeg:
h zenuwachtigen mensch van deuzen tijd, hij
bekans nie meer in staat 'n doodgewoon-na-
e geboorte af te wachten.
^hriijk,
Hü slaat flaters, hij maakt z'n eigen belache
lijk, hijwordt kinderachtig, dieën „grooten"
.modernen" mensch, die van z'n eigen zoo over
tuigd is! Fotograven van heel de weareld ston
den weken en weken in Soestdijk, in weer en
wind, in tij en ontij, om.... Ja, om watte??
Om 't prinselijk borelingske dalijk by zynen
intree te fotograveeren soms?? En ondertus-
schen, als die kearels daar wekenlang stonden
te trappelen op den natten eerde, ree Juliaan-
tje eiken dag uit en dee kalm heur wandel-
toerke deur de Soestdyksche dreven.
En de fotograven maakten van verveling
prentekes van veldwachters, van 'nen slapen-
den wacht by 'n telegraaftoestel, van 'n....
lucifersdooske waarop geschreven stond „ryks-
eigendom" en al zülke gekkigheid al meer.
Den boerenmensch, die gewoon is te wach
ten op den dooi van zynen akker, op de ge-
legentheid om te ploegen, op den teelt onder
z'n vee, op zon, op regen, op oogst- en hooity,
den boerenmensch, die tandenbytend uren te
wachten staat uren, waarvan elke minuut
honderd angstige hartslagen duurt zulke
uren te wachten staat op 't end van de hagel
bui, die zyn rijpe gewas rinneweert, slagregens
die 't zelfde doen, late nachtvorsten, die de
gezette vrucht schajen, ik zeg, den boeren
mensch wreef de leste weken wel 'ns in z'n
oogen, als ie zynen stadschen evenmensch zóó
in de kaart van zyn kinderachtig zielement
keek.
En wa 'k onderweugen allemaal nie hooren
moest, als ik mee m'nen groentenwagel by de
klantjes kwam
„Ge kunt wel zien, Dré, dat er 'n prinske of
prinseske geboren gaat worden."
„Hoezoo, juffrouw?"
„Nou, omdat 't zoolang laat wachten, da's
de deftigheid, ee?
„EnDré? Heeft Trui de beschuiten-mee-
muisjes al klaar staan?"
„Zekers, juffrouw! En den oranjebitter staat
er naast, horre, om de beschuiten te soppen!"
Als ik stond te verkoopen, amico, en onder
wijle begost er hier of daar in stad 'n begrafe
nisklok te luiën, dan vergaten ze my en m'n
groentes, die wefkes, en mee 'n zenuwachtig
smoeltje hakkelden zy: „ze-ze-zou 't er zyn,
Dré?"
„Watte, juffrouw?"
„Hoorde ze dan nie luiën, verdorie?!"
„Zekers! Veur d' uitvaart!"
Viel er 'nen bakkerswagel hard dicht: „hoor!
ze schieten!" Toeterde er ergens 'n auto wat
luidruchtig: hoort! de sirenes!!" Kwam er
'nen generaal wat haastig veurby: „kek kek!
zou....?" Was er veul radiostoring: „hoor!
ze-ze-zou 't gaan beginnen?"
Ja daar is wèl 'n kolossale spanning in "t
Land gewist, dat mot 'k zeggen. En al ging 't
wel 'ns langs 't kantje van verstandig af
beter zóó, dan omgekeerd!
Afyn, ik ben content dat 't prinsenkindeke
er is! En ik heb dalyk maar 'n Zondagsche si
gaar aangestoken op z'n gezondheid! Ook veur
Juliaantje en ons Koningin ben ik bly, dat
deuzen zurg weer achter den rug is. En ook
ben 'k content omdat 'k in de kranten weer 'ns
'n ander prenteke te zien krijg. Hoe er 'nen
ryksveldwachter uitziet, wist ik al lang, ook
van de vormen van 'n lucifersdooske had ik wel
'n goei idee en Trui praat nou ook weer 'ns
over iets anders! Want man, die hield de za
ken by, of zij moest gaan bakeren! En 't is mee
Trui zóó gelegen: die is nooit heelegaar te-
vrejen als ze heur gedachten en krantennuuws
nie spuien kan op d'ren wettigen gemaal.
Daar is weer 'nen gelukkigen rust in 't Land
en in m'n huis!
De Lente is ontloken op Soestdyk, 't Veur-
jaar gaat komen over den buiten en jonk ge
was hee veur alles noodig: rust!
Den Fielp heeft 't er veul druk mee g'ad!
Vaneigens! Ook Ulvenhout had z'n feest èn
z'n boomplanting! Ge zult zeggen: staan er
bij jullie dan gin boomen genogt? Amico, die
staan er! Maar 'n „boomplanting" hóórt er teu-
genwoordig by zo'n feest by, als 'n kranslegging
in 't Buitenland, En dan den Fielp zee ook:
„we zetten 'r 'n ekske-n-om, Dré; da's toch
haltij weer handers, dan handers!"
Ik vroeg: „en als er nou meer kinderkes ko
men, wat toch heelegaar gin wonder zou zyn,
Fielp?"
„Dan leggen we mee den tyd 'n laantje
haan," zee den Fielp, die ge nooit uit 't veld
geslagen krijgt.
Ja hij hee-t-er veul druktes mee g'ad.
Dinsdagsmergens ik was thuis, vaneigens,
maar daarover dalyk nog iets, Dinsdags
mergens kwam ie 'n uur vroeger mee z'n brood.
Blinkend rood geschoren, 'nen fel-oranjen roset
op zynen witten jas, zoo kwam ie af, óp van
zenuwachtig getob. Ook den vos veur z'n sjees
was gesierd mee 'nen gèèven oranjen strik om
den steert. En om z'n zweep had ie eveneens
'n schoon lint gestrikt, d'n Fielp. Als er iemand
nie geweten zou hebben dat 't prinselyk bore
lingske al goed en wel in 't wiegeke lag, dan
zou ie genogt hebben g'ad aan 't veurby ryen
van den Fielp....!
„Menschen," zee-t-ie: „nimme nie kwalyk
da 'k wa vroeger ben vandaag, ge verstaat, ee?
En ier hebt ge 'n builtje horanje meskesmuisjes,
die geef ik vandaag toe aan m'n klanten." En
hij lee naast 't brood 'n manjefiek pampieren
zakske neer, prentjes dlchtgesnoerd mee 'n
oranje koordje, 'n Volle kist mee zulke builtjes
had ie onder den bok van z'n broodjes staan!
„Hirremetyd," riep Trui: „hebt ge eigens al
die builtjes zoo pront in orde gemaakt, Fielp?"
„Jawel!" zee-t-ie trotsch. „Gisterenavond,
mee m'n vrouw en hons Fielemona. Eksen-
werk gewist, menschen! Eksenwerk! En nou
smeer ik 'm rap. 'k Mot om twee huur den
boom elpen planten, 'n haanspraak ouwen en
zoo, m'n heigen heerst verklejen en den oogen
oed opwryven, dus ge verstaat! Daarna de fees
ten riggeleeren veur de schoolkinders, nog 'n
hekstra Raadszitting bywonen karjuu 't is
veur den Fielp nog gin ha vond, orre. Seluul"
Meteen was ie geblazen. En waggelde als 'n
vette eend op 'n drafke naar z'n sjees.
Eigens heb ik daarveur ok in den trubbel ge<-
zeten, mee de gebeurtenis. Lyk ge weet, kwam
't goeie nuuws omtrent tien uur in den mergen
los. 'k Was al lang en breed in stad en waar
aan ik ook gedocht had aan gin pril prin
seske dieën Maandagmergen! *k Stond sjuust
'n klantje te helpen, als 't groote nuuws bekend
wierd! 't Kanon, al weken gele jen opgesteld,
daverde over de stad. Kokken begosten te
luien, fabriekssirenes te loeien.
Neeë, daar was nou ginnen twijfel aan!
'k Kost er niks aan doen, maar 't wierd ef-
kens koud in m'nen nek. 'k Vergat m'n eerpels
te meten, keek naar m'n klantje en.... weren-
dig, 't wefke stond stijf! Mee twee natglanzende
oogen in 't strakke, bleeke kopke. Zoo keken
we malkaar efkens beteuterd aan. En onder-
wyl gonsde en dreunde 't feestelyk lawyt om
onzen kop. Ramen schuurden open, deuren gin
gen los, ineens was 't volk op de been. Wemel
de 't oranje deur den triesten Januari-dag.
Kwamen de kinders uit de scholen losgebroken
en joelden en juichten de anders stille mergen-
straten vol lawyt.
Plots smeet ik de eerpels terug in de mand
en ging naar 't wefke. Aan 'n paar schoolkin
ders vroeg ik: „wat is 't, 'n prinske of 'n prin
seske?"
,,'n Meske," zee 'nen onstranten, lolligen brak.
Want ik was, ge snapt dat zekers wel, vergeten
de kanonschoten te tellen.
„Nou juffrouw," zee ik teugen m'n klaantje:
„wel gefeliciteerd, horre!"
Ja 'k moest toch iets zeggen.
„Gy ook," lachte ze: ,,'k was er efkens van
in 't wèèrgaren, Dré!"
„Dat zag ik, ja! Maar vertel me nou 'ns, wat
moest 't ook alweer zyn? 'k Ben werendig oew
bestelling vergeten!"
„Die telt niemeer," lachte ze: „want ik mot
nou ook veur mergen hebben."
Sodemearel!
't Wefke was eerder by 'r positieven, dan ik.
Waar haalde-n-ik 'nen tweeden groentenwagel
tenminste veur twee dagen „negotie" van
daan.
En terwijl 't klantje teugen me sprak, praki-
zeerde-n-ik over die onverwachtsche moeiiyk-
heid.
„Is oewen andijvie goed, Dré?" vroeg ze.
„Neeë, juffrouw!"
„En oewen prei, is ie weer zoo oubakken als
lest?"
„Ja, juffrouw!"
„Dan weet ik 't ook nie!" zee 't wefke.
„Ik evenmin," zee ik.
„Watte?"
„Hoe 'k daar nou mee dan mot! 'k Mot groen
tes hebben, eiers, eerpels en enne eh
eh ik staan daar midden in stadI"
„Ik mot ook groentes hebben," zee zy.
„Die kunde krygen, juffrouw! Versche spul
len! Kommaaraf."
„En daarsjuust zeede, dat oewen rommel nie
versch was??"
„Eh.we-we-wablief
„Zyde verstrooid soms?"
„Gy hebt zekers gin telefoon, juffrouw?"
„Wat motte daar mee doen? Neeë, ik heb gin
telefoon, 'k Zou nie weten naar wie 'k telefo-
neeren moest!"
„Is hier zo'n ding in de buurt, juffrouw?"
„Daar om den hoek, by den dokter!"
Ik naar den dokter, amico! Nou 't wós
bekanst 'n mankement veur den dokter! 't Mes
ke dat opendee, zee da 'k 't trof, da 'k dalyk
geholpen kost worden, want dat de patiënten
allemaal uit de wachtkamer gerend waren, na
de eerste schoten.
„Jawel, maar 'k mot den dokter spreken
„Ga maar binnen," zee 't bydehand merakel-
tje en veur 'k 't goed besefte, zat ik in 'n dok
ters-wachtkamer. Daar ging al rap 'n belleke!
Afyn, maar net doen of ik gek was en vragen
of ik efkens telefoneeren mocht.
„En wat scheelt eraan?" vroeg den witjas.
,,'Nen vollen wagel groentes," zee ik.
„Pols," commandeerde-n-ie en meteen pakte-
n-ie naar m'n hand.
Ik kaaierde deur, perbeerde hum aan 't ver
stand te brengen waarom ik aangebeld had,
maar dieën eigenwyzen witkiel keek me maar
'ns bedenkelyk aan, schudde z'nen kop en in
z'n oogen stond: „stapelgek!"
En daar veur 'm was 't ding, da 'k brood-
noodig had, de telefoon.
„Klee je maar 'ns uit," zee-t-ie toen. Nou ia
't 'n feit, amico, ge kunt net zoo goed telefo
neeren in oew „zwembroek" als in oew Zon-
dagsch pak. Dus ik zee; „Goed! Maar onder
één voorwaarde!"
„Mjae?"
„Da 'k dan éérst 'ns gebruik mag maken...."
Hy belde! Dieën vent liet oe doodgewoon nie
uitspreken. 'Nen steuvigen huisknecht-verpleger
kwam binnen, die gelast wierd me naar 't
.Jbuiske" te brengen.
„Ik mot oew telefóón hebben, verd....!"
kwekte-n-ik. 't Ging me nou toch tot hier
zitten. Toen pakte den huisknecht me „kalm"
by m'nen arm.
Amico, in gin twintig jaren heb ik 'nen vent
zo'n opsallemander gegeven, als dieën knecht!
En veur ie weer op z'n beenen stond, was
ik al de deur uit en sloeg op de vlucht. Toen
ben 'k gaan telefoneeren in 'n caféke, waar ze
me goed kennen, t Was wel 'n paar straten
wyerop, maar allee, om m'n doel te bereiken
kost ik net zoo vlug twee straten omloopen, als
me heelemaal uit- en weer aankleejen.
'k Heb daar den Fielp z'n huis opgebeld, m'n
instructies gegeven veur Dré III en twee uur
later stond 't manneke midden in de stad mee
'n volle sjees groentes, die 'k prentjes kost
overlajen.
t Wierd 'nen zwaren dag, deuzen eersten na
tionalen 31sten Januari, maar.... 'nen goeien!
Maar nou schei 'k er toch af.
Veul groeten van Trui, Dré III en als alty
gin horke minder van oewen
DRÉ.