Schijn noch schaduw van eenig
militair verdrag
R
MINISTER VAN DIJK AAN
HET WOORD
OMAN VAN
EEN PRINSES
ZATERDAG 19 FEBRUARI 1938
EERSTE KAMER
Defensiebegrooting aanvaard,
evenals de Dienstplicht-
wetswijziging
Belastingverhooging
N.S.B.-er ziet spoken!
Vliegtuigbouw
Bedenkelijke achterstand
De vlootplannen
G rensbataljons
Defensieverboden blijven
WETHOUDER VEROORDEELD
Van 1930—1937 f 34.000
verduisterd
PENSIOEN VOLKSRAADS
LEDEN
De kwestie van Indië's verdediging
PAARDEN OP HOL GESLAGEN
Voerman doodelijk gewond
De Vestigingswet
Wie heeft er mee te maken?
DOOR CHARLES CARVICE
Onze gezant in België
Zijn geloofsbrieven aan koning
Leopold overhandigd
Open brief van den
Dietschen Bond
De Nederlandsche taal en
geen andere
OM EEN BETER AANZICHT
VAN BEGRAAFPLAATSEN
Harmonie tusschen aanleg en
grafwerken
Zestig jaar getrouwd
Het dreigend conflict
te Losser
Directie negeert de organisaties
der textielarbeiders
De meening der vakbonden
VLIEGTUIGENFABRIEK
OP JAVA
LEENING ZUIDHOLLAND
HOEVE IN ASCH GELEGD
UIT DE STAATSCOURANT
Bevordering en benoeming
Leerares
Onderscheiding
Den Haag, 18 Februari 1938.
In een gedegen, zakelijk betoog met den
nadruk op welhaast ieder woord heeft mi
nister Van Dijk de in den Senaat gehouden
defensie-redevoeringen beantwoord. Een
groote, suggestieve overredings- en over
tuigingskracht ging er van het ministerieele
betoog uit, hoewel Z. Excellentie zelf wel
niet de illusie gekoesterd zal hebben, „be
keeringen" in de Kamer te bewerken.
Vóór de minister in de middagvergadering aan
het woord kwam, waren er 's ochtends nog drie
•prekers opgetreden.
De heer VAN DE BILT (8.D.A.P.) nam het op
Voor de oud-gepensionneerden, voor de mobili
satie-slachtoffers, voor een categorie van mili
tairen-weduwen en de oud-marine-werklieden.
De heer VAN VESSEM <N.S.B.) vond het een
schandaal, dat de Vereeniging van Nederland-
sche reserve-officieren Belgische officieren ont
vangen had (als het eens Duitsche officieren
geweest waren?!) en deed voorts de met een
glimlachje te aanvaarden mededeeling, dat er
achter den kop boven het artikel over het be
faamde „Geheim Verdrag" eenvraagteeken
was weggevallen! Tenslotte voorspelde deze zie
ner, dat over eenige jaren de bewapenings-
idealen wel weer verdwenen zullen zijn.
Prof. KRANENBURG (V.D.) maakte zich los
van zijn partijgenoot, den heer Van Embden,
die de oude anti-militairist gebleven is. Hij zou
(evenals zijn partijgenooten in de Tweede Ka
mer) vóór de begrooting, maar tegen de Dienst-
plichtwetswijziging stemmen, en wèl, omdat voor
het laatste het geld niet aanwezig is. Om onzen
financieelen nood te schilderen, beriep hij zich
op getuigen alsminister Colijn en minister
De Wilde, wat natuurlijk een klein kunstje be-
teekent tot het verwerven van „succes". Boven
dien keurde hij het af en noemde hij het geen
goede staatkunde en geen middel tot bevorde
ring van ons nationaal saamhoorigheMsgevoel,
dat zoovele sprekers en misschien had hij
hier wel een tikje gelijk de sociaal-democra
tische bekeerlingen met zoo weinig clementie
als teruggekeerde verloren zoons ontvangen
hadden. Natuurlijk mocht en moest dit alle
maal wel eens gezegd worden, maar de dag van
gisteren is naar onze meening wel èrg vervuld
geweest van gerucht van verwijten wellicht
door samenloop van omstandigheden. Tenslotte
bepleitte de professor intrekking van de bekende
defensie-verboden voor de sociaal-democraten.
MINISTER VAN
DIJK kon zijn ant-
woordrede met
recht aanvangen
met de opmerking,
dat een verdediging
zijnerzijds van het
Defensie-beleid na
de vele voortreffe
lijke redevoeringen
zijner medestanders
in de Kamer nog
maar nauwelijks,
noodigwas niet
temin nam zijn
rede nog bijna twee
uren in beslag!
Een waarschuwing
het de bewindsman terstond al hooren:
Minister Van Dijk
Voorstanders van krachtige weermacht
versterking moeten niet veronderstellen dat
het doel in korten tijd bereikt zal worden.
Jaren zullen er noodig zijn voor den geleide
lijken opbouw. Zooveel mogelijk zal hierbij
rekening gehouden worden met het Neder-
landsche bedrijfsleven, maar dat zal ook
leiden tot vaak lange leveringstermijnen.
Vervolgens beantwoordde de minister een aan
tal afzonderlijke onderwerpen:
't Oude vraagstuk van de oud-gepensionneer
den, de mobilisatie-slachtoffers, de militairen-
Weduwen en de oud-marine-werklieden was
voor Z. Excellentie afgedaan. Wanneer er mobi
lisatie-slachtoffers gesteund worden, dan ge
schiedt dit nog maar op vermoeden van cau
saal verband tusschen de ziekte en den dienst.
Dat de Belgische officieren hier ontvangen wer
den, achtte de minister heelemaal niet erg;
het gold een beleefdheidsbezoek. De heer Van
Vessem is blijkbaar gewend, spoken te zien! Over
.Jichtige" verstrekking van legergoederen aan
den Bijzonderen Vrijwilligen Landstorm in
dagen van mobilisatie behoeft men zich geen
Zorgen te maken. Overgang van reserve-offi
cieren van andere wapens tot beroepsofficieren
bij de infanterie kan niet bevorderd worden,
aangezien er thans reeds een betrekkelijk te
veel in dit corps bestaat.
Wat de vliegtuigen-bestellingen betreft,
zal in samenwerking met Koloniën zooveel
mogelijk de klandizie aan de Nederland-
sche vliegtuigen-industrie gegund worden,
maar niet alle buitenlandsche concurrentie
mag worden uitgeschakeld.
Verschillende legeronderdeelen zal de minis
ter doen motoriseeren, maar voor de cavalerie
als verkenningsorgaan, zal het paard behou
den blijven, en paarden zijn toch maar liever
uit het buitenland te betrekken; de Holland-
sche beestjes zijn niet opgewassen tegen de
zware legertaak.
Op dit punt krijgt de heer Van Voorst tot
Voorst zijn zin dus niet, evenmin trouwens ten
aanzien van de door hem bepleite weerbelas-
tingheffing.
De minister merkte hierbij op, dat de per
soonlijke dienstlasten allerminst in het bij
zonder op de groote gezinnen drukken: inder
daad zijn er op aandrang der katholieke
Tweede Kamerfractie belangrijke verbeteringen
in dit opzicht aangebracht in het oorspron
kelijk ontwerp.
Als dienstplichtigen door den dienst hun
burgerbetrekking verliezen, betreurt de minis
ter zulks zeer en het vraagstuk, hoe daarin
verbetering te brengen, is in onderzoek, maar
de oplossing zal niet gemakkelijk zijn. In Eelgië
geldt de wet, dat dienstplichtigen alleen maar
geschorst mogen worden in hun betrekking.
Verschillende stelsels worden echter bestudeerd.
Dat gemeenten kazernes en oefenterreinen
aan het Rijk aanbieden, acht de bewindsman
niet in strijd met de Grondwet: er bestaat toch
geen dwang tot betalen. Bovendien bestaat er
een arrest (1924) ten deze van het Amsterdam-
sche Hof.
Thans komende tot het algemeene der
gevoerde debatten, gaf de minister een
korte aanduiding van de groote internatio
nale gevaren, welke in den nieuwen tijd zoo
wel Nederland als Indië bedreigen, waar
tegen onze weermacht niet opgewassen is.
Haar uitrusting, geoefendheid en sterkte
schiet tekort en we moeten een bedenke-
lijken achterstand inhalen.
Zulks nu gebeurt in onderling verband, met
gebruikmaking van een systeem, waar niet een
bepaald onderdeel zoo maar uitgenomen kan
worden. Opmerkingen, die hier tegen de nieuwe
plannen gemaakt zijn, berusten dan ook niet
op zakelijke krijgskundige gronden, maar op
overwegingen omtrent andere volksbelangen of
geldnood.
Het voornaamste is, dat de oefentijd verlengd
wordt: de oefenstof is uitgebreid, de geoefend
heid op het gevechtsterrein stelt hoogere
eischen. De opleiding der reserve-officieren
kan alleen geschieden na de oefening der troe
pen. We moeten een einde maken aan het sy
steem, dat men practisch niet over geoefende
troepen beschikt altijd en voortdurend zijn
er geoefende troepen noodig, ook met het oog
op de grensbeveiliging.
In verband met de opmerkingen over de an
dere volksbelangen, wees de minister op het
primaire, het bijzondere karakter van onze de
fensie in deze gevaarvolle tijden.
Het is niet onmogelijk, dat de weer
macht-versterking belastingverhooging zal
veroorzaken, maar daar hebben wy ons bij
neer te leggen.
De minister „troostte" met de verklaring, dat
de Regeering het volk geen onverantwoorde
lasten zal opleggen.
Zij, die de vrees uiten, dat de maritieme
plannen, vooral met het oog op Indië te kort
zouden schieten, werden door den minister
zooveel mogelijk gerust gesteld. In de eerste
jaren zullen er voor de vloot groote sommen
worden uitgegeven en daarmede zal de Regee
ring een niet te onderschatten resultaat be
reiken de minister verklaarde ipsis verbis,
dat de marine alsdan haar taak ongetwijfeld
naar behooren zal kunnen vervullen.
Ten aanzien van de kostenverdeeling tus
schen Indië en het moederland, vond de minis
ter, dat Indië niet onbillijk behandeld wordt.
Een redelijk „savoir vivre" zal hierbij steeds
op z'n plaats beschouwd worden.
In verband met de opleiding van het per
soneel moet er een deel der vloot in Nederland
aanwezig zijn, en bovendien ook, omdat Ne
derland ter zee niet onbeschermd mag zijn en
in oorlogstijd van overzee moet kunnen im
porteeren.
Een grensbewaking in vredestijd met 10.000
man achtte de minister voldoende; bij interna
tionale spanningen zullen aanstonds de grens-
bataillons optreden met de nieuwe bewapening.
Bestaat er een geheim militair ver
drag, waarover in ,,Volk en Vader
land" gefabeld is?
Minister Van Dijk heeft het nu toch
wel allerduidelijkst gezegd: er be
staat schijn noch schaduw van eenig
militair verdrag, in welken vorm
ook.
Uitvoerig ging Z. Excellentie hierna nog in
op de van Vrijzinnig- en Sociaal-democratische
zijden geopperde bedenkingen, nog eens het
faijliet der collectieve veiligheid aantoonende
en de onmogelijkheid om na het échec van
den Volkenbond te komen tot een groepee
ring van internationale defensie: wij moeten
wel zelfstandig optreden, wij hebben een inter
nationalen plicht te vervullen en moeten daarbij
naar alle richtingen zien.
Sluiten wij ons aan bij een groepeering, dan
zullen wij onvermijdelijk in den eerstvolgenden
oorlog betrokken worden.
Voor de grondstoffen- en levensmiddelen
voorziening zal in geval van oorlog behoor
lijk gezorgd worden. Ietwat geheimzinnig
drukte de Minister het uit: er zal een rege
ling getroffen worden, waardoor de voorra
den er alsdan zullen zijn.
Op een interruptie van den heer Van Emb
den: „Dat hangt af van wie de zee be-
heerscht", ging de minister natuurlijk wijselijk
niet in.
Over de vele critiek, welke de S. D. A. P.
vanwege haar zwaarbelast geweten te verduren
heeft gehad, zei de minister niet veel: alleen
legde hij nog eens vast, dat de S. D. A. P.
en dat was het erge, en dat maakt de zaak zoo
weinig vergetelijk haar anti-militairisme
voorheen gepaard liet gaan met revolutionnaire
neigingen.
Opheffing van de defensie-verboden voor de
S. D. A. P. kon de minister nog niet toezeggen.
Over de aantijging van onridderlijkheid, zou
de bewindsman zich, naar hij zeide, „het harnas
niet aantrekken".
De minister eindigde met de bede, dat wij
mede door het middel der bewapening in Gods
hand buiten den strijd der volken, wanneer
deze uitbreekt, mogen blijven en dat wij, in
dien het ongeluk toch over ons komt, het leed
van ons volk althans zooveel mogelijk zullen
kunnen verzachten.
Bü de replieken kwam de heer WIARD1
BECKMAN met de verklaring, dat hij toen
hij tot Z. Excellentie het verwijt van onridder
lijkheid richtte zijn woorden niet juist ge
kozen had en dat hij niets persoonlijks had be
doeld, waarmede het incidentje natuurlijk vol
ledig van de baan is.
Bij de stemming over de defensiebegrooting,
welke met 37 tegen 4 stemmen werd aangeno
men, brachten de heeren De la Bella en Molt-
De Rotterdamsche rechtbank heeft uitspraak
gedaan in de zaak tegen den 51-jarigen kan
toorbediende en wethouder C. J. G. W., wonende
te Vlaardinger Ambacht. Verd. heeft zich in den
loop van de jaren 1930 tot 1937 schuldig ge
maakt aan een groot aantal verduisteringen,
in totaal beloopende ƒ34.000 ten nadeele van
de firma IJzerman, haring-exporteurs teVlaar-
dingen, waar hij als assistent-boekhouder in
dienst is geweest. De Officier van Justitie acht
te tijdens de behandeling van de zaak, 14 da
gen geleden, het ten laste gelegde bewezen en
eischte een gevangenisstraf van twee jaren met
aftrek van voorarrest.
De rechtbank achtte het bewijs eveneens ge
leverd en heeft verd. conform den eisch ver
oordeeld.
maker, alsook mr. Ribbius Peletier hun stem
tegen uit.
By de stemming over de Dienstplichtwet, dis
er met 28 tegen 13 stemmen kwam. lieten alle
Vrijzinnig- en Sociaal-democraten hun „tegen"
hooren.
BATAVIA, 18 Febr. (Aneta). De Volksraad
heeft het initiatief-voorstel van den heer Van
Lonkhuyzen, betreffende pensioen voor Volks
raadsleden, met 23 tegen 20 stemmen aangeno
men, nadat de heer Verboom verklaard had,
tegen dit initiatief te zün, daar hierbij geen
leeftijdsgrens is genoemd.
Bij de behandeling van de vierde aanvullende
begrooting van het departement der Marine-
1938, betreffende de verdeeling der vlootkosten,
komt de heer Kruyne tot de conclusie, dat
Nederland, bewust of onbewust den Volksraad
uitschakelend in zake het defensie-beleid, niet
een redelijk deel van de Indische defensiekosten
wenscht te betalen.
De heer P. Kerstens wijst er op, dat het lot
van Nederland met dat van Indië verbonden
is. Spr. stelt, na een interruptie van den heer
Thamrin, de vraag: Kan men met de hand op
het hart verklaren van een ander land hetzelfde
te verwachten als van Nederland inzake be
stuur, administratie, rechtspraak, enz.
De regeering zal 22 Februari antwoorden.
Terwijl de landbouwer KI. Dunnink uit Stap
horst met een met twee paarden bespannen
wagen huiswaarts reed, sloegen de dieren eens-
Vele winkeliers vragen zich af: „Wat heb ik.
eigenlijk met de Vestigingswet uit te staan?"
Nu, buiten de slagers, bakkers en schoenen
branche, nog niemand. Let wel, nog niemand
De Middenstandsvereenigingen werken hard.
Behalve de genoemde bedrijven zijn van eenige
andere branches reeds aanvragen aan den
minister verzonden. Het is nu dus „Wie volgt."
Zoolang de wet op een branche nog niet toe-
passehjk is verklaard, is vestiging vrij. Maar
zoodra dit het geval is, is het' stop. Dan spreekt
de Kamer van Koophandel een woordje mee.
En die stelt de eischen.
De reeds gevestigde zakenmenschen hebben
van deze wet weinig last. Is zü op hun bedrüf
van toepassing, dan hebben zij er alleen mee
te maken by verplaatsing van de zaak naar
een andere gemeente, uitbreiding met een an
dere branche, opening van een filiaal of als
een zoon of dochter de zaak wil overnemen,
Deze vier gevallen worden gerekend als vesti
ging. Dan moet men dus aan zekere eischen
voldoen, om de voorgeschreven vergunning van
de Kamer van Koophandel te krügen.
■Wat deze eischen zijn, weten we allen zoo
langzamerhand wel, namelijk: handelskennis,
vakbekwaamheid en credietwaardigheid. Als nu
bijvoorbeeld een slager zijn zaak van Amster
dam naar Utrecht wil verplaatsen, vraagt hü
schriftelijk de vergunning aan. Hy sluit be-
wyzen in, dat hij aan de eischen voldoet. Bin
nen zes weken krijgt hy de vergunning thuis
gestuurd. Heel makkelyk dus en het kost hem
ten hoogste f 10. Geldigheidsduur is drie maan
den. In dien tyd moet de vestiging een feit zyn.
Maar onder de ouderen zyn er velen, die niet
bewyzen kunnen, dat zij de noodige handels
kennis bezitten. Zij zouden dus moeten gaan
fctudeeren. Maar de minister heeft een beetje
medelijden met hen gehad. Hij geeft een ver
klaring af, dat onze winkelier aan de minimum-
eischen van handelskennis voldoet. Maar dan
zal hy moeten bewyzen, dat hy 1 Juli 1938
ouder was dan 32 jaar, dat hy op 1 Januari
1938 zelfstandig was gevestigd en dat hü ten
minste 5 jaar in den detailhandel werkzaam
is geweest. Met zoons of dochters, die in de
zaak van vader komen, is het precies hetzelf
de geval. Behalve het één jaar gevestigd zyn,
dat valt dan weg.
Voldoen de vader of de zoon of de dochter
niet aan deze eischen, dan moeten zy gaan
studeeren. Als zy tenminste geen diploma heb
ben, dat hen vrijstelt. Zy mogen echter nog
een vereenvoudigd examen afleggen. Maar dan
moeten zy ouder zyn dan 25 jaar en minstens
5 jaar in den detailhandel werkzaam zün ge
weest. Kunnen zy ook aan deze eischen niet
voldoen, ja, dan zit er niets anders op, dan
een cursus te volgen van de Middenstandsver
eenigingen.
Nog geen beslissing is genomen in de kwestie
van de vakkennis voor de reeds gevestigden.
By iedere branche zullen die voorschriften
natuurlyk verschillen.
Credietwaardigheid is een zeer belangrijk,
maar teer punt. Een bedrag is niet genoemd;
de vaststelling hiervan wordt aan de Kamer
van Koophandel ter plaatse overgelaten. Als
voorbeeld weer de slager. Door zijn handels
kennis en vakbekwaamheid is hij goed heenge-
zeild. Maar nu credietwaardigheid. Als mini
mum wordt gesteld, dat hij in Utrecht de nieu
we zaak een jaar kan exploiteeren zonder scheef
te loopen. Verder moet hy de helft van de op
richtingskosten contant kunnen voldoen. Ieder
geval zal dus apart bekeken moeten worden.
Het vereischte bedrag behoeft geen eigendom
te zijn. Als het geleend is, moet vast staan,
dat het niet binnen 2 jaar terugbetaald moet
worden.
By het vestigen van een filiaal is ook een
vergunning noodig. Dan moet de ondernemer
voldoen aan den eisch van credietwaardigheid.
De filiaalhouder moet zün diploma's handels
kennis en vakbekwaamheid hebben. Maar voor
de oudere filiaalchefs, heeft de minister ook
gezorgd. Als zü aan de verschillende bepalingen
als hierdoor, voor de eigenaar met zün zoons
en dochters gegeven, voldoen, zün de verlich
tende bepalingen ook op hen toepasselijk.
Nu nog een humane bepaling in de wet. Als
de ondernemer het tijdige met het eeuwige ver
wisselt, wordt de zaak vaak door de weduwe
voortgezet. Voor dezen overgang ls geen ver
gunning noodig. Bij andere overgangen als
verkoop en opvolging door meerderjarige kin
deren, moet de Kamer van Koophandel te pas
komen.
22
Terwül zij hun koffie en sigaar genoten, wees
Carlton Plummer naar een heer, die juist was
"innengekomen.
„Dat is Mountjoy. Heb je wel eens van hem
gehoord? Zeker wel, hé?"
Toevallig had Daan den vorigen avond een
Artikel over Mountjoy gelezen; over zün onder
nemingsgeest en zün groote werken, zooals aan-
jeg van spoorwegen, bruggenbouw in alle moge-
üjke werelddeelen. Dus kon Daan een bevesti
gend antwoord geven, toen hü met levendige be
langstelling naar den grooten, zwaargebouwden
bian met z'n ongepolyst uiteriyk keek.
,,'n Buitengewone kerel!" zei Carlton Plum-
Jher. „Hy is als matroos begonnen daar is
hij trotsch op: men zegt, dat hü op z'n reuzen
buitengoed in Surrey een schuurtje heeft, waar-
*h hy z'n ouden kruiwagen en 6chop bewaart.
als hü je z'n huis met kunstschatten en
kostbaarheden laat zien, dan neemt hü je mee
haar het schuurtje en zegt: „Nu moet je beslist
hog de twee interessantste dingen zien, die ik
op na houdt." Dan neemt hü 'n sleuteltje,
hat aan z'n horlogeketting hangt, maakt de deur
°Pen en toont je den ouden kruiwagen en de
klaps op hol. De voerman trachtte ze weer in
bedwang te krijgen, doch viel bij de pogingen,
welke hü daartoe aanwendde, van den wagen.
Hy kwam onder de wielen terecht en werd
voorts over eenige honderden meters meege
sleurd. Een oog was hem uit den kas genikt.
Verder werd hij aan het hoofd en ook inwendig
gekneusd. In deemiswekkenden toestand werd
het slachtoffer naar Zwolle overgebracht, waar
het Vrijdagmiddag, zonder tot bewustzijn te zijn
gekomen, in het Sophia ziekenhuis is overleden.
De Belgische koning heeft Vrydagochtend Z.
Exc. baron van Harinxma thoe Slooten, den
nieuwen Nederlandsehen gezant in België, ont
vangen, die ZM. zyn geloofsbrieven heeft over
handigd.
De Dietsche Bond heeft den volgenden open
brief gericht aan den nieuwen gezant.
Excellentie!
Het bestuur van den Dietschen Bond stelt er
prüs op, bü Uw aanvaarding van het ambt van
Gezant der Nederlanden te Brussel, U zijn geluk -
wenschen aan te bieden en daarbij de innige
hoop uit te spreken, dat het U gegeven moge
zün, niet alleen volgens den ongetwüfeld be-
staanden wensch der Nederlandsche Regeering
bü te dragen tot instandhouding van dé goede
betrekkingen van haar met de Belgische re
geering, maar tevens en niet in de laatste plaats
recht te doen wedervaren aan de vrienden der
Nederlandsche beschaving en der Nederlandsche
taal in België.
Het zal Uwe Excellentie vermoedelük niet on
bekend zün, dat dit laatste blijkens klachten,
welke meermalen, en naar we meenen terecht,
werden geuit, onder sommigen Uwer voorgangers
niet dusdanig is geschied als gewenscht moet
worden geacht.
Het Nederlandsch-sprekend deel der bevolking
van België, dat voor de rechten van zün taal en
zün cultuur een moeilijken strijd moet voeren,
heeft, naar wij meenen, recht op den zedelijken
steun van het officieele Nederland, en deze
steun heeft aan dat bevolkingsdeel al te vaak
ontbroken.
Van harte hopen wü, dat Uwe Excellentie er
blük van zal geven onze meening in deze te
deelen, dat het Nederlandsch gezantschap te
Brussel een stuk Nederlandsch leven behoort te
zün.
Daar het Nederlandsch een der twee offi
cieele talen in België is, zal U nimmer met
recht ten kwade kunnen worden geduid, dat
de taal van Uw gezantschap tegenover het
officieele België de Nederlandsche is en geen
andere. Dit laatste is tot dusverre helaas
niet het geval geweest.
Het komt ons als iets vanzelfsprekens voor,
dat de Nederlandsche gezant in België zich ver
houdt van kringen, die vijandig staan tegenover
de natuurlijke rechten van het in Belgisch
staatsverband levend deel van het Nederlandsche
volk; dezelfde kringen, die in innerlük wezen ook
aan ons land geen goed hart toedragen.
Intusschen valt het niet te ontkennen, dat
meer dan een Uwer voorgangers heeft getooiid,
van dezen vanzelfsprekenden plicht onvoldoende
doordrongen te zijn geweest.
Uwe Excellentie veroorlove ons de hoop uit
te spreken, dat bü U het krachtig besef zal
leven, dat de taal- en cultuurstrijd van de Vla
mingen cms nationaal belang ten nauwste raakt
en dat, zonder een zweem van inmenging in de
binnenlandsche aangelegenheden van België, Uw
gezantschap, door nationale fierheid, de liefde
onzer in dat land levende volksgenooten en te
vens den eerbied hunner tegenstanders zal weten
te verwerven.
De bond van steenhouwerspatroons in Ne
derland benoemde op hare algemeene vergade
ring na gehouden uitvoerige besprekingen een
commissie tot bevordering van de technische
en aesthetische verzorging van grafwerken.
De commissie zal zich daartoe op de hoogte
stellen van wat op dit gebied zoowel in het
binnenland als daarbuiten reeds is verricht ten
einde o.m. in eerste instantie algemeene richt-
lünen te kunnen aangeven waarop meer har
monie gebracht kan worden tusschen den alge-
meenen aanleg van begraafplaatsen en de te
plaatsen' grafwerken, zoodat het karakter van
het geheel verbetert en een sfeer van wüding
en rust gebracht wordt, terwül verder aan de
nabestaanden een zekerheid geboden wordt, dat
de technische en aesthetische uitvoering van
geplaatste grafwerken aan zekere, vast te stel
len eischen zullen voldoen.
De heer en mevrouw Vervloet te Zuidzüde
(Flakkee) zullen 22 Februari hun zestigjarige
echtvereeniging herdenken.
Vrijdag heeft de directie der N.V Textielmü.
voorheen L. van Heek en Co. te Losser met het
personeel van de morgen- en dagploegen van
het dreigend conflict een onderhoud gehad m
het schaftlokaal, waar de geheele directie aan
wezig was.
De directie zette uiteen, dat zü er niets meer
voor voelde grieven en verlangens der arbeiders
met de organisaties te bespreken, omdat deze
haar het mes op de keel hadden gezet.
Uitvoerig werd de bestaande toestand be
sproken en tenslotte stelde de directie voor in
elke afdeeling der fabriek commissies te benoe
men om geregeld, eens per maand, met de di
recties eventueele kwesties naar aanleiding van
de arbeids. en loonsvoorwaarden te bespreken.
In den middag is een vergadering gehouden
met de arbeiders van de avondploeg en heden
morgen zouden de door deze vergadering aan
gewezen commissies besprekingen houden met
de directie over de regeling der bestaande ge
schillen. De directie hoopt, dat men tot over
eenstemming zal komen buiten de organisaties
om.
Vrijdagmorgen hebben ook de besturen van de
Eendracht, St. Lambertus en Unitas den toe
stand onder oogen gezien en des middags, bij
de wisseling der ploegen, een strooibiljet ver
spreid, waarin de besturen er op wezen, dat de
firma zich in het verleden niet heeft gehou
den aan gedane toezeggingen. De arbeiders we
ten dus, aldus de besturen, wat zy aan de be
loften der firma hebben. De toezeggingen der
directie aan den rijksbemiddelaar gedaan, ach
ten de besturen beslist onvoldoende. Zij waar
schuwen de arbeiders er voor een beslissing te
nemen, buiten de organisaties om.
Dezer dagen is, volgens de Telegraaf, opge
richt de N.V. Eerste Nederlandsch-Indische
Vliegtuigindustrie. De fabrieken van de E. N.
I. V., met den bouw waarvan men reeds de
volgende maand een aanvang zal maken, zullen
in ieder geval gevestigd worden op Java.
Naar wij vernemen zullen de inschrijvingen
op de uitgifte van 17.048.000 3 pet. obligatiën
der provincie Zuidholland tot den koers van
100 pet. ten volle worden toegewezen.
Vrü'dag is een hevige brand uitgebroken in de
kapitale boerderij van den landbouwer H. v.
Brakel te Herpen.
Het vuur was in het achterhuis ontstaan, waar
het gretig voedsel vond in hoof en stroo. In
korten tyd is de hoeve geheel in de asch gelegd.
Ook een naby gelegen schuur met inhoud ging
in de vuurzee verloren. Van 't meubilair en den
landbouwinventaris kon niets worden gered. Een
aantal kippen vond den dood in de vlammen.
Omtrent de oorzaak van den brand tast men
in het duister. De schade wordt door verzekering
gedekt.
Bü den Pensioenraad zün, te rekenen van
I Januari 1938, bevorderd tot adjunct-commies:
C. H. Vos en F. Weiter, beiden thans schryver
le klasse by dat college.
Met ingang van 16 Februari 1938 is bü het
departement van Defensie benoemd tot hoofd
commies in vasten dienst de commies J. H. de
Bruü».
Te rekenen van 1 Januari 1938 is bevorderd
tot adjunct-commies bij de inspectie der bevol
kingsregisters, mej. A. van Ginkel, thans schry
ver le klasse.
De adjunct-commiezen bü het departement
van Koloniën H. J. van Rietschoten, J. M. Carol
en J. C. van der Weide zün bevorderd tot com
mies.
De technisch ambtenaar lste klasse bü het
technisch bureau van het departement van
Koloniën F. M. J. Krabbendam is bevorderd tot
technisch hoofdambtenaar.
De ambtenaar van administratie 2de klasse
bü het koloniaal etablissement te Amsterdam
H. J. VHelink is bevorderd tot ambtenaar van
administratie lste klasse.
Benoemd tot leerares in vasten dienst aan
de R.H.B.S. te Zierikzee mej. M. J. A. Fermin,
thans tydelyk leerares aan die school.
Aan D. Zülstra, uitgever te Rotterdam, is
vergunning verleend tot het aannemen van de
versierselen van ridder in de orde van Leopold
II van België.
schop, die het begin van zy'n fortuin geweest
zün. Men zegt, dat hü eerst op veertigjarigen
leeftyd leerde lezen en schrüven en dat hij in
het begin van z'n opkomst altijd in contant geld
betaalde, omdat hij geen cheque kon teekenen.
Ik geloof niet, dat er in Londen iemand is, die
grooter dingen heeft gedaan dan Mountjoy!"
„Heeft hü den spoorweg door Lazatonia óok
niet gemaakt?" vroeg Daan.
„Ja, dat heeft hü en dat was een mirakel van
doorzettingsvermogen. Het traject liep door de
meest onherbergzame streken, met alle moge-
lijke natuurlüke hindernissen. En dat waren de
eenige moeiiykheden niet, want de inboorlingen
van Lazatonia, die hoofdzakelijk Van roof leven,
maakten het den arbeiders van Mountjoy vrij
lastig, zoodat er niet alleen gewerkt, doch ook
hevig gevochten moest worden. Het is een won
der, dat hü niet vermoord is. Ze hebben meer
malen op hem geschoten en een paar maal is
hij werkelyk gewond. Kijk, hij komt naar ons
toe! Leuk, dan kun je eens kennis met hem
maken!"
Op matroosachtige manier zwaaide hij naar
hen toe en met een „Bonjour, Plummy!" trok
Mountjoy een stoel by de tafel en viel er zoo
zwaar op, dat het Daan verwonderde, dat het
soliede meubelstuk niet onder z'n last bezweek.
Zoodra hü zat, keek hy Daan met z'n schran
dere, diepliggende oogen onderzoekend aan en de
jongeman zag, dat hij hem in dat oogenblik ge
heel in zich had opgenomen.
,ïk ben blü, dat ik je zie, Plummy," zei Mount
joy „voor de concessie van den Ballybrookspoor-
weg. Ik wil die zaak onmiddellijk doorzetten.
Het contract moet ten spoedigste geteekend zijn,
o mte beginnen, als jü en je collega's parle
mentsleden mij het werk willen opdragen."
„Zeker," zei Carlton Plummer met een soort
vertoon van almacht; „ik ben blü, dat je er mij
aan herinnert. Ik zal er onmiddellük werk van
maken, 't Hoeft toch zeker vanavond niet hé?
Want ik heb een paar uurtjes aan mün jongen
vriend, hier, afgestaan. Mag ik de heeren aan
elkander voorstellen? Hü is machinebouwkun
dig constructeur."
„Dat heb ik al direct gezien. Hü heeft smids
handen," zei Mountjoy kortaf en toonde, na
Daan's hand geschud te hebben, zijn eigen hand.
„Zie je die harde plek? Hoe noem je dat?
eelt! Dat krüg je alleen maar van smidsge
reedschap. Ik heb er als matroos mün portie van
gehad, mijnheer Norton; u hebt niet de hou
ding van een zeeman, dus moet u een machine
man zün."
„JÜ ziet ook alles!" lachte Plummer. „je had
een Sherlock Holmes moeten zün. Opmerkelijk,
vind je niet, Norton?"
„Heelemaal niet opmerkelyk," zei Mountjoy
gevleid en stak een groote zwartbruine sigaar
aan.
„Ik heb m'n heele leven m'n oogen openge
houden en drommels wüd ook en als je dat
moet doen, dan kryg je den slag beet, om aller
lei kleinigheden op te merken, waar het op aan
komt, als je iemand taxeert of een contract op
stelt."
„Over contracten gesproken, Monty, zeg, je
hebt dat werk in Lazatonia aardig onder de knie
gekregen" zei Carlton Plummer, om den grooten
man aan 't praten te kry'gen, terwyl hy Daan
met z'n voet heimelijk aanstootte.
„Ja," zei Mountjoy met een soort zucht van
verlichting. „En goed klaargespeeld ook!" Hij
lachte. ,Een vry groot karwei: een oogenblik
leek het dat ik er een strop aan zou hebben. In
dien dat het geval was geweest, zou ik er onder
geraakt zyn tenminste voor eenigen tyd, want
ik had er mijn laatste duiten ingestoken, myn
heer Norton."
„Ik heb er een verslag van gelezen in de
krant," zei Daan.
„Dat zal wel," zei Mountjoy, „maar allemach
tig met een kort lachje ze vertelden er
en konden dat ook niet geen honderdste part
van, wat ik daar heb meegemaakt. Ziet u, die
inboorlingen waren niet vriendelük vreeselük
bedilziek, zelfs al waren ze je genegen. En direct
klaar met mes en revolver. Op mijn woord van
eer, Plummy, ze steken je even kalm dood of
schieten je neer, alsof ze je een hand geven....
eerder nog!'
„Dat hebben ze al eens een paar maal met je
geprobeerd, is 't niet, Monty?" vroeg Plummer
met nog een ondertafelsch stootje tegen Daan's
voet.
„O ja," beaamde Mountjoy onverschillig. „Een
paar maal hebbeft ze mij wel een „jaap" gege
ven, maar ze konden mij toch niet uit den weg
ruimen. Het geluk scheen mü gunstig te zijn;
hoe het ook zü, ze werden het moe om hun kruit
en kogels aan my te verspillen en gaven mij op
als een onmogclük geval. Maar ik wil billijk te
genover hen zyn en zeggen, dat zü niet tot dat
besluit kwamen, alvorens ik er drie van hen had
neergeschoten!"
„Wat? Heb je ze vermoord, Monty?"
„Werkelük. 't Is anders mijn werk niet, om
mijn medemenschen van 't leven te berooven."
„Behalve bü den aanleg van een spoorweg,"
zei Plummer, hem in de rede vallend. „...Maar
het moest en wanneer iets moet.nu, dan
moet het," besloot Mountjoy.
„Dus het werk is nu afgeloopen?" vrieg Plum
mer, „heelemaal opgeleverd?"
„Eigeniyk niet heelemaal," antwoordde Mount
joy peinzend. „Er is sprake van een zfilijn van
Lazzy zooals ik het kortheidshalve noem
naar Gradovitch en ik ben half besloten het
werk aan te nemen. Drommels lastig karwei zal
het zyn, allemaal bergen en dalen, geen kilo
meter vlak land. Dat beteekent op eiken kilometer
een brug, 'n viaduct of een tunnel; 'n kostbare
aanleg, maar het zou het land van Gradovitch
voor den handel openstellen."
„Koper en olie, is 't niet?" informeerde Plum
mer.
„Ja en ongeveer van alles," antwoordde
Mountjoy; „het wacht alleen maar op aanslui
ting."
„Gradovitch?" zei Plummer, „is dat niet de
plaats, waarover Furber laatst sprak, Norton?
Het ligt in den Balkan, zie je."
„Furber heeft wel over den Balkan gespro
ken," zei Daan, „maar dien naam heeft hü niet
genoemd."
„Neen, Furber laat niet veel los, die oester,"
lachte Plummer.
„Is dat Furber, de verslaggever?" vroeg Mount
joy.
„Goeie kerel, die Furber; hü kent het land
zeer goed. Wü hebben wel eens samen gewerkt.
Handige kerel, die z'n mond weet te houden. Ik
houd van dat soort menschen; je kan er op re
kenen. Niet, dat een veelprater is te versmaden;
die laat dikwyls iets los, waarmee je je voordeel
kan doen, maar ik heb het mer op een goed
luisteraar. Maar we hadden het over Grado
vitch; ja dat is een leuk land en dan is er een
landje, dat Maritara heet en aan Gradovitch
grenst; dat lanodje zou een volmaakt Eden zijn,
als die slangik weet niet hoe ik 't noemen
moet.van onrust er niet was. Dat volk heeft
electriciteit, kwikzilver of weet ik welken raren
duivel in 't bloed, die hun net toestaat lang rus-
tg bij elkaar te biyven. En wanneer het er dan
zoo heerlijk rustig is, met dien onovertroffen
blauwen hemel en dien heeriüken zonneschyn,
bereid je dan maar voor op een politieke cata
strophe."
„Maritaria," zei Daan, „dat heb ik al eens
meer gehoord. Ik geloof, dat Furber er over
heeft gesproken dien avond op „de Nyve-
ren"-club, waarvan Mr. Plummer en ik leden
zün." v
(Wordt vervolgd#