Vestiging van industrieele bedrijven Het Vormsel De opleiding van onderwijzers Nieuwe aanval op Lutine-goud Productie en consumptie in betere harmonie ZONDAG 20 FEBRUARI 1938 VAN WEEK TOT WEEK De driejarige kweekschool bevredigt niet DE SPANJAARDEN VERLATEN GORKUM Naar Bennekom overgebracht VOLKSHUISVESTING NAAR BINNENLANDSCHE ZAKEN De minister noemt drie groepen van gevallen, waarbij onge- wenschte uitbreiding moet worden tegengegaan Algemeen belang het criterium TIEN JAREN FILMKEURING 19.470.354 meter celluloid voor de commissie afgerold RIJKSONTVANGER P. AL Aan gevolgen van aanrijding overleden Ernstige poging met den grooten tinbaggermolen Karimata Als het nu niet lukt! Clearlngkoersen Wijziging Woningwet Staatscommissie ingesteld Samenstelling Vestigingseischen slagersbedrijf „Kort na mijn eerste H. Communie, zoo ver haalt de heilige Theresia van Lisieux in de geschiedenis van haar ziel, ging ik opnieuw in retraite, thans voor mijn Vormsel. Ik kon inaar niet begrijpen, dat men aan de ont vangst van dit Sacrament van Liefde zoo wei nig aandacht schonk". Zij wees hiermede op een tekortkoming, die bij de hedendaagsche katholieken veelvuldig Voorkomt, en die dan ook niet geheel zonder gevolgen kan blijven voor onze houding te genover het leven. Het zou zeker overdreven Zijn, te spreken van een algeheele geringschat ting of minachting jegens dit sacrament, maar dat er in de huiselijke'en algemeene waardee- ïing de volle waarde aan wordt toegekend, die het inderdaad heeft, zal toch in menig geval ontkend moeten worden. In een Vlaamsche uitgave van Auguste Croeqaert's werk over ceremoniën en uitwerk selen van Doopsel en Vormsel, door Oscar Huf S. J. bezorgd bij de uitgeverij van het Litur gische Apostolaat te Sint Andries-bij-Brugge, Wordt dan ook geklaagd over een zeker gebrek of althans tekort aan belangstelling voor de toediening van het H. Vormsel. Het moge plechtig geschieden, na een ernstige voorberei ding, het wordt toch te vaak beschouwd als iets, dat „er bij hoort", zonder dat men zich diep rekenschap geeft van de beteekenis. De vol wassene denkt nog wel eens terug aan zijn eerste H. Communie. Zelden echter neemt het Vormsel eenige plaats in in zijn herinnering of in zijn gebedsleven; de genade, bij dit sa crament ontvangen, lijkt weinig concreet en al is men niet laatdunkend, men toont zich toch ook niet diep dankbaar. Het meest indrukwek kende, dat de meesten zich van hun Vormdag herinneren, is dat ze van héél dicht bij den bisschop zagen. De handoplegging door den bisschop is ech ter meer dan een indrukwekkende plechtig heid. Deze handoplegging is een der schoonste traditioneele handelingen van de Katholieke Kerk. Immers hierdoor deelden de Apostelen den Heiligen Geest mede. Zoo gingen Sint Pieter en Sint Jan naar Samaria, toen daar het Evan gelie was gepredikt. Zij baden over de Sama ritanen, zoo verhalen de Handelingen der Apos telen, „opdat dezen den Heiligen Geest zouden ontvangen, want nog op niemand hunner was de Heilige Geest nedergedaald, ze waren alleen maar gedoopt in den naam van den Heer Jezus. Nu legden Petrus en Johannus hun de handen op, en zij ontvingen den Heiligen Geest". Duidelijk wordt in dit Bijbelverhaal onder? scheiden tusschen het Doopsel, waardoor men den staat van heiligmakende genade intreedt, en het Vormsel, waardoor men den Heiligen Geest ontvangt. Zeker, in wezen is dit onder- Scheid in zooverre onjuist, dat de heiligmaken de genade reeds de inwoning van den Heiligen Geest veronderstelt. Hetgeen wordt medege deeld door het Vormsel is dus een vervolma king, men zou kunnen zeggen; een vervolledi- ging van de doopgenade. Zoodra ergens een diaken het doopsel had toegediend b.v. de diaken Apollo te Ephese begaf zich een Apostel naar die streek om het Vormsel eraan toe te voegen. De leerlingen van Apollo lieten Zich doopen. Paulus legde hun de handen op. Het gold klaarblijkelijk als algemeene regel, dat het doopsel werd gevolgd en als het ware ver volledigd door het vormsel. Sedert de derde eeuw ongeveer wordt deze traditioneele handoplegging gevolgd door het Jnaken van een kruisje op het voorhoofd van den vormeling. Mooi gebruik, nog in katholieke gezinnen bewaard als uitdrukking van het va derschap en tevens als opdracht van het kind aan Christus; alvorens slapen te gaan, komen de kinderen hun vader „goeden nacht" zeggen en krijgen een kruisje op het voorhoofd. „Signum Christi in vitam aeternam"; Dit is het teeken van Christus ten eeuwigen leven. Bit waren in de zevende en achtste eeuw de Woorden, welke de bisschop uitsprak bij het Vaderlijk geven van het voorhoofdkrui.sje. Daarna wordt het voorhoofd gezalfd. Immers het kruisteeken is een herinnering aan Christus en aan het lijden. De olie daarentegen is een teeken van den Heiligen Geest en van de ver troosting. In de oudheid werden wonden inge wreven met olie of balsem, om aldus de pijn lijke plaats af te sluiten van de buitenlucht, Waardoor het schrijnen van de wond vermin derde. Zooals men tegenwoordig een verband legt om een wond te beschermen tegen infec tie en tevens tegen de pijnlijke aanraking met Wind en weer, zoo zalfde men in de oudheid. Het is dus te begrijpen, dat deze balsemzalf dit chrisma het zinneteeken werd van den Vertrooster bij uitnemendheid. Dat deze zalving juist bij het Vormsel wordt toegediend, vindt wederom zijn grond in de gebruiken van de oudheid. Zooals de soldaten Voorzien werden van een merkteeken, zoo wer den de worstelaars, alvorens het krijt te be treden, gezalfd. Hier beteekent deze plechtig heid dus, dat de vormelingen met het teeken Van den Heiligen Geest worden toegerust voor hen strijd des levens. Ze worden gezalfd tot getuigen van Christus door de kracht van den Heiligen Geest. De bisschop zegt dan ook tij- hens het toedienen van het Sacrament des Vormsels: Ik teeken u met het teeken des krui zes en ik versterk u met het chrisma des heils. De uitwerking van dit sacrament is door kardinaal Mercier op pakkende wijze uiteen gezet in een toespraak tot kinderen, die wij ons Veroorloven, hier over te nemen uit het reeds genoemde boek over Doopsel en Vormsel: „Ge zoudt u niet waar, m'n beste kinde ken? niet bij den Bisschop willen komen Aanbieden zonder te weten wat ge van hem komt vragen. Hij komt u vormen. Maar „vormen", wat wil ■hat zeggen? Ge weet heel goed wat een zwakkeling is. ®en zwakkeling is iemand, die geen kracht hieer heeft. Kinderen van jeugdigen leeftijd, menschen door ouderdom uitgeput, zij •he langen tijd ziek zijn geweest: ze zijn zwak *h hebben geen kracht; ze hebben moeite met lpopen, om zich op de been te houden; ze hebben behoefte aan versterking, aan steun, aan een stutje, aan verkloeking. Welnu, m'n beste kinderen, ook onze zielen zijn zwakkelingen en hebben versterking noo- dig. Door het Doopsel werd uw ziel bevrijd van den dood der zonde. In de wateren des Doop sels werd ge tot het Leven der Genade geboren, maar ge waart nog slechts zwak, en ge zijt het gebleven: want nog al te zeer staat ge bloot aan hervallen in de zonde! Onze Goddelijke Zaligmaker nu wist dit, en Hij heeft medelijden gehad met uwe zwakheid; en juist om daarvoor genezing te brengen, heeft Hij zich gewaardigd het versterkend Sacrament des Vormsels in te stellen. Denkt nu eens terug aan uw Bijbelsche Ge schiedenis De Apostelen, die Jesus Christus had uitgekozen om het Evangelie aan alle vol keren der aarde te verkondigen, waren zóó zwak, zóó vreesachtig: dat ze allen op de vlucht sloegen, toen men O. L. Heer in den Hof kwam gevangen nemen, en zich schuil hielden toen Jesus ging lijden, aan het Kruis werd geklon ken, en stierf voor hun redding Maar toen zij op den Pinksterdag den H. Geest hadden ontvangen, voelden zij in hun harten een groote liefde voor O. L. Heer en voor hun broeders, en allerwegen begonnen zij nu het Evangelie van Jesus Christus te ver kondigen: zonder vrees noch voor de gevange nis, noch voor folteringen, noch voor den dood. En allen zijn ze martelaars voor hun Geloof geworden. Ook gij, m'n beste kinderen, zijt tot op den dag van heden zwak gebleven; het kost u moeite om braaf, om gehoorzaam te zijn: maar het Sacrament des Vormsels zal u nu sterk maken. Zijt ge vreesachtig, en hebt ge wel licht reeds de bekoring ondervonden om u voor uw Geloof te schamen: het H. Vormsel zal u den moed schenken om uw hoofd hóóg te dra gen; het zal er u trotsch op doen gaan: Christen te zijn, en het zal u de spotternijen en aanvallen van de vijanden der Katholieke Kerk helpen verachten." De mededeeling van de kracht des geloofs is in het leven van den christen een gebeur tenis van groot belang. Zou het niet nuttig zijn, indien in de prediking en de geestelijke lec tuur vaker aan het Heilige Vormsel werd her innerd en meer werd gewezen op hetgeen wij toen ontvingen. Het is toch een verkeerd idee, dat het Vormsel maar een ietwat achteraf ko mend sacrament zou zijn! A. v. D. Bij de Tweede Kamer is ingediend een wets ontwerp tot wijziging der Lager Onderwijswet 1920. Ter toelichting daarvan wordt het volgende gezegd De driejarige kweekschool, gelijk zij thans algemeen bestaat, bevredigt niet. Het stelsel, dat de minister van Onderwijs in het onderhavige wetsontwerp heeft uitgewerkt, voert een vierjarige kweekschool in, die, evenals de tegenwoordige driejarige, voortbouwt op de kennis, welke door de school voor uitgebreid lager onderwijs of de eerste drie jaren eener hoogere burgerschool enz. kan worden aange bracht. De opleiding wordt aan den bovenkant met een jaar verlengd. De onderwijzersakte wordt in wezen niet veranderd, zoodat ook de hoofdakte blijft bestaan. De leerstof voor de theoretische opleiding wordt niet uitgebreid, maar het vrijwel gelijk blijvend aantal lesuren van de drie leerjaren wordt verdeeld over vier. Op die wijze echter, dat in de hoogste twee leerjaren ruimte van tijd zal blijven om de practische oefening der leerlingen behoorlijk tot haar recht te laten ko men. Aldus kan een school worden verkregen met een ruim en soepel leerplan, zonder over lading, die ruimschoots tijd en gelegenheid laat om naast de intellectueele vorming van de leer lingen ook hun andere belangen te verzorgen. In afwachting van den terugkeer der uit ons land gevluchte Spanjaarden zullen, naar wij vernemen de thans in de citadel-kazerne te Gorkum verblijvende geasyleerde Spanjaar den met ingang van 25 Februari worden over gebracht in het hotel „de» Neder-Veluwe" te Bennekom, gemeente Ede. De overbrenging is noodig geworden, omdat de citadel-kazerne met ingang van 1 Maart a.s. ter beschikking van de legerautoriteiten moet komen in verband met de legeruitbreiding. De geasyleerde Spanjaarden zullen in ge noemd hotel, dat hun een geriefelijker verblijf biedt dan de citadel-kazerne, aan een gelijk soortig regime onderworpen zijn als te Gor kum. Het toezicht zal door de politietroepen wor den uitgeoefend. Het maken van wandelingen in de gemeenten Ede en Wageningen zal, indien onder toezicht, worden toegestaan. Het hotel „De Neder-Veluwe" staat geheel ter beschikking van de Spanjaarden. Ingevolge het Koninklijk Besluit van 9 Juli 1937 tot opheffing van het ministerie van Landbouw en Visscherij en tot wijziging van den naam van het ministerie van Handel, Nij verheid en Scheepvaart, zal de zorg voor de zaken betreffende de volkshuisvesting moeten worden overgedragen van het hoofd van het departement van Sociale Zaken naar het hoofd van het departement van Binnenlandsche Zaken. In verband met de hieruit voortvloeiende overdracht van werkzaamheden is thans een daartoe strekkend wetsontwerp bij de Tweede Kamer ingediend. Verschenen is de memorie van antwoord van den minister van Economische Zaken aan de Tweede Kamer betreffende de regeling voor het beperken van de vestiging van bedrijven, waarin eenige tak van nijverheid wordt uitge oefend en van de uitbreiding van de capaciteit van zoodanige bedrijven. De opvatting, dat aanvaarding van het aan het ontwerp ten grondslag liggende beginsel tot een noodlottige beperking van de vrijheid der ondernemers zal leiden, berust, aldus de minister, op een misvatting, welke slechts kan voortvloeien uit een gedachtengang, welke geen enkele beperking van vrijheid op dit ter rein toelaat. Dit is niet de meening van de regeering. De vrees, dat het ontwerp zal wor den dienstbaar gemaakt teneinde te geraken tot een meer algemeen stelsel van gesloten bedrijven, is volstrekt ongemotiveerd. Met de voorgestelde regeling wordt slechts één doel gediend en wel het tegengaan in het algemeen belang van ongewenschte gevolgen van uitbreiding en vestiging van bedrijven. Van de in het ontwerp gedachte bevoegd heid zal slechts gebruik worden gemaakt ten aanzien van die bedrijfstakken, waarin, als gevolg van een bestaande overcapaciteit en onderbezetting van het productieapparaat, de kostprijzen reeds hooger zijn dan economisch verantwoord is en verdere uitbreiding dezen ongunstigen toestand zal versterken. Ook be hoeft geen vrees te bestaan, dat, ten gevolge van de toepassing van de wet op een bepaal den bedrijfstak, door ongewenschte prijsopdrij ving de concurrentiemogelijkheid met het buitenland wordt verzwakt. Dat toepassing van de wet controle op de prijzen en eventueel minimumprijszetting tot noodzakelijk gevolg zal kunnen hebben, kan de minister niet inzien. Als voornaamste bezwaar tegen het ingedien de ontwerp is aangevoerd, dat het criterium, waaraan een maatregel tot beperking van de vestiging en uitbreiding van bedrijven moet voldoen, n.l. dat hij in het „economisch lands belang" moet zijn, te vaag is en dat „objec tieve criteria" ontbreken. De minister is na ampele overweging tot de conclusie gekomen, dat dit doel het best be reikt wordt door de bevoegdheid te begrenzen tot die groepen van gevallen, waarin de nood zakelijkheid om daarover te beschikken zich het duidelijkst manifesteert. In verband hiermede kon in de wet het beperktere begrip „economisch landsbelang" worden vervangen door het ruimere en, naar de meening van den minister, ook juistere be grip „algemeen belang." Als eerste groep van gevallen, waarvoor de regeering de bevoegdheid noodig zal hebben, zou de minister willen noemen die gevallen, waarbij de noodzakelijkheid zich voordoet om ongewenschte uitbreiding van een tak van nij verheid te voorkomen of tegen te gaan tenge volge van het bestaan eener ondernemersover eenkomst, welke voor den betrokken bedrijfs tak van overwegende beteekenis moet worden geacht. Door de voorgestelde regeling, welke het ne men van maatregelen afhankelijk stelt van het bestaan eener ondernemersovereenkomst, wordt een juiste aanpassing verkregen aan de op het stuk der ordening door de regeering voorge stane zienswijze, dat de bedrijfsgenooten eerst zelf moesten trachten door onderling overleg tot samenwerking te geraken, en dat de over heid zich hierbij moet beperken tot het steunen, aanvullen en bevorderen van hetgeen uit het bedrijfsleven zelf is opgekomen. De tweede groep van gevallen houdt verband met de omstandigheid, dat herhaaldelijk is ge bleken, dat door de overheid getroffen maat regelen op contingenteeringsgebied indirect leidden tot een ongewenschte uitbreiding van de capaciteit in bepaalde bedrijfstakken. Naast de bevoegdheid tot het nemen van maatregelen tot het voorkomen van onge wenschte uitbreiding ten gevolge van wettelijke maatregelen, welke rechtstreeksche beperking- van den invoer tot steun van Nederlandsche bedrijven beoogen, wordt derhalve voorgesteld, deze bevoegdheid eveneens te verleenen voor- die gevallen, waar het treffen van maatregelen op het terrein van het tarief van invoerrechten noodzakelijk is gebleken. Als derde en laatste groep van gevallen heb ben den minister voor oogen gestaan de geval len, waarin de overheid in verband met de door haar gevolgde industrialisatiepolitiek de vesti ging- van bepaalde bedrijven hier te lande voor staat en bevordert en waarin moet worden voorkomen, dat deze bevordering er toe leidt, dat hier reeds aanstonds meer bedrijven ont staan met een capaciteit, welke het binnen landsche verbruik belangrijk overtreft. Zoowel voor- als tegenstanders van het on derhavige wetsvoorstel hebben gewezen op het met betrekking tot de inschakeling van het be hoefte-element bestaande verschil tusschen de hier voorgestelde regeling met die, welke in de vestigingswet kleinbedrijf 1937 is neergelegd. Een beperking van vestigingsvrijheid op het terrein van het grootbedrijf kan volgens den minister practisch slechts mogelijk zijn door inschakeling van het behoefte-element. Voor een wijziging van de vestigingswet klein bedrijf 1937, ertoe strekkend daarin alsnog het behoefte-element op te nemen, bestaat voors hands geen aanleiding. Dat door opneming van het behoefte-element en door de bepaling, dat het initiatief van den ondernemer moet uitgaan, juist de bekwame ondernemers zullen worden geweerd, kan slechts voortvloeien uit een gedachtengang, welke de doelstelling van het onderhavige ont werp van wet ziet als te zijn gelegen in de uitsluitende behartiging van groepsbelangen. De tegen het begrip „uitbreiding van de ca paciteit van een bedrijf" aangevoerde bezwaren kan de minister wel als juist erkennen. Teneinde nu de mogelijkheid te openen, dat in ieder afzonderlijk geval de meest doelma tige en juiste wijze van beoordeeling eener uit breiding kan worden gekozen, heeft de minister in de wet het begrip „uitbreiding van de capa citeit van een bedrijf" vervangen door „uit breiding van een bedrijf" en voorts in artikel 3 een nieuw lid 4 opgenomen, waarin wordt be paald, dat in den algemeenen maatregel van bestuur, waarbij het uitbreidingsverbod wordt, uitgevaardigd, tevens de grondslagen zullen worden vermeld, naar welke uitbreiding van het bedrijf zal worden gemeten. Het voorstel van eenige leden om den wer kingsduur der wet voorloopig tot slechts en kele jaren te beperken, kon de minister niet aanvaarden. Onder den titel „Tien jaren filmkeuring in Nederland" is een boekje van 46 pagina's druks verschenen, waarin tevens het verslag van de centrale commissie voor de filmkeuring over 1937 is opgenomen. Ter inleiding wordt daarin opgemerkt, dat zich uit de leden der centrale commissie spon taan een comité heeft gevormd, dat aan de herdenking van het tien-jarig bestaan der centrale commissie luister wil bijzetten. Als een der pogingen om hiertoe te geraken, wilde deze herdenkingscommissie gaarne in een aan tal opstellen doen uitkomen, op welke wijze de eerste tien jaren der rijksfilmkeuring zich heb ben voltrokken en daarvoor werd deze combi natie met het gebruikelijke jaarverslag gekozen. Minister van Boeijen verklaart daarin o.a., dat de arbeid der centrale commissie onder de voortvarende en kundige leiding van haar voor zitter (den heer J. van Staveren) heeft beant woord aan hetgeen de toemalige wetgever daar van heeft verwacht en dat arbeidsvreugde, nauwgezetheid en een doordrongen zijn van de groote beteekenis van haar werk voor ons volk en onze samenleving den arbeid van de cen trale commissie kenmerken. Opgenomen zijn verder een overzicht over de afgeloopen tien jaren, van den arbeid der com missie, door haar voorzitter, eenige beschouwin gen over de beteekenis der rijksfilmkeuring en over diverse medewerkers, terwijl we vermeld vinden, dat in totaal 27.208 films met een to taallengte van 19.470.354 meter werden ge keurd. De heer P, Al, rijksontvanger te Valkenburg, die in den avond van 21 Januari door een motor op den Hou them rrer weg werd aangereden en zoo ernstig werd gewond, dat overbrenging naar het hospitaal te Heerlen noodzakelijk bleek, is aldaar Vrijdagavond tegen half elf overleden. Het was juist vier weken geleden en in dien tijd ie het slachtoffer bijna altijd zonder, bewustzijn geweest. Naar wij vernemen heeft de Gemeen schappelijke Mijnbouwmaatschappij Billi- ton het plan in studie genomen om met haar tinbaggermolen „Karimata', die op het oogenblik in aanbouw is op de werf van J. en K. Smit te Kinderdijk (electrische in stallatie van Heemaf), den goud- en zilver- schat uit het wrak van de „Lutine" op te halen. Evenals de „Doejoeng", die verleden jaar naar Indië gesleept is, is de „Karimata" een molen, die bestemd is om voor de kust van Billiton in zee te baggeren. Haar baggerdiepte, die grooter is dan die van de „Doejoeng" is 30 M., en haar afmetingen 75 x 23 M.. Deze molen is geheel geconstrueerd op zeewaardig heid en voor het baggeren naar tinerts op groo te diepte in zee. Dit is de reden, dat de leiding van de Gemeenschappelijke Mijnbouwmaat schappij Billiton zich voorstelt om met de „Karimata", voordat deze naar haar eigenlijks bestemming op Billiton gesleept wordt, een po ging te doen het wrak van de „Lutine" te lichten. De molen is zoo sterk geconstrueerd en van een dergelijke groote capaciteit, dat er behoudens onvoorziene omstandigheden naar hêt inzicht van de deskundigen een goede kans is om de „Lutine" in betrekke lijk korten tijd naar boven te halen. Een belangrijke overweging is geweest, dat in verband met de quotavermindering vol gens het internationale restric tie-plan de behoefte aan nieuw ontginningsmate riaal op Billiton niet meer zoo dringend is als eenigen tijd geleden. Zonder bezwaar zal de „Karimata" dan ook eenigen tijd later dan aanvankelijk gedacht was op Bil liton in productie kunnen gaan. Aangezien de maatschappij een gemengd be drijf is, heeft de leiding den Minister van Ko loniën over dit plan geraadpleegd. Het tijdstip voor de werkzaamheden wordt zoodanig gekozen, dat men onder de gunstig ste weersomstandigheden kan baggeren en dat tevens de gunstige tijd voor het sleepen naar Indië 'hiet verloopt. Vermoedelijk zullen de werkzaamheden in Juni a.s. aanvangen. Vanzelfsprekend is aan de voorbereiding belangrijk werk verbonden en moet nog zeker heid verkregen worden omtrent een aantal fac toren, waarvan zal afhangen of het plan tot uitvoering kan komen. Risico's van eenige be teekenis worden uiteraard niet genomen. Zooals men weet is de „Lutine" een Engelsch oorlogsschip, in 1799 ter hoogte van Terschel ling met man en muis vergaan. Volgens de gegevens zou zü een goud- en zilverschat ber gen ter waarde van omstreeks 15.000.000. Door herhaalde bergingspogingen, waaronder de meest recente die met den bergingstoren van den heer Beckers van 19331936, is de ligging Van het wrak nauwkeurig bekend. Koersen voor stortingen op 21 Februari 1938 tegen verplichtingen luidende in: Reichsmarken f 72.29, Lires f 9.39, Peseta's f 11.— Bij K. B. van 16 Februari 1938 is ingesteld een staatscommissie ter voorbereiding van een wijziging van de woningwet met de opdracht: beantwoording van de vraag, of, en zoo ja, in welke mate de Woningwet op het stuk van hare hoofdbeginselen wijziging, c.q. aanvulling be hoeft. Onderzoek nopens moeilijkheden, waartoe het systeem en de tekst van de wet bij hare toepas sing aanleiding geven. Dit onderzoek zal niet betreffen de financi- eele paragrafen der wet. In deze commissie is benoemd tot lid en voor zitter: mr. dr. K. J. Frederiks, secretaris-generaal van-het departement van Binnenlandsche Zaken en zijn benoemd tot leden: W. J. Andriessen, lid van de Tweede Kaemr der Staten-generaal; J. Bakker, administrateur bij het departement van Financiën; dr. ir. F. Bak ker Schut, inspecteur van de volksgezondheid; mr. J. G. S. N. Beckers, lid van Gedeputeerde Staten van Limburg; W. Drees, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal; mr. P. A. van der Drift, administrateur bij het departe ment van Binnenlandsche Zaken; jhr. ir. G. de Graeff, inspecteur van de volksgezondheid; jhr. M. J. I. de Jonge van Ellemeet, oud-directeur der volkshuisvesting en bouwpolitie van Rotter dam (voor de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten)ir. H. van der Kaa, hoofdinspec- v teur van de volksgezondheid; mr. H. W. J. Mul der, administrateur bij de provinciale griffie van Zuidholland; H. van der Schaar, lid van den gezondheidsraad; ir. L. S. P. Scheffer, hóófd van de afdeeling stadsontwikkeling van Amster dam (voor het Nederlandsch Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw); J. Tjalma, burgemeester van Hoogeveen; mr. J. Wilkens, directeur van de Nederlandsche Hypotheekbank en lid van de contact-commissie, gevormd door de georganiseerde hypothecaire crediteuren en debiteuren, belang hebbende bij het onroerend goed; en is toegevoegd aan die commissie als se cretaris: P. A. Kouwenhoven, referendaris bij het departement van Binnenlandsche Zaken en als adjunct-secretaris: mr. C. J. M. A. van Rooy, met bepaling, dat het den leden vrijstaat hun gevoelen, afwijkend van dat van de meerderheid tegelijk met het rapport der commissie, aan H. M. de Koningin te doen kennen. Naar wij vernemen, zal bovenstaande staats commissie Dinsdag 22 Februari om 11 uur op het departement van Binnenlandsche Zaken door minister van Boeijen worden geïnstalleerd. De minister van Economische Zaken heeft bepaald, dat voor een ministerieele verklaring van voldoening aan de vestigingseischen voor wat betreft de vakbekwaamheid ingevolge art 5, 2e lid, sub c van het vestigingsbesluit sla- gersbedrijven 1938, in aanmerking kunnen komen de bezitters van einddiploma's van den dagcursus van de Eerste Nederlandsche Sla gersvakschool, te Utrecht, welke zijn uitgereikt vóór 1 December 1937 en niet de handteekening dragen van den gecommitteerde van den minis ter.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 5