Vestiging van industrieele
bedrijven
Het Vormsel
De opleiding van
onderwijzers
Nieuwe aanval op
Lutine-goud
Productie en consumptie
in betere harmonie
ZONDAG 20 FEBRUARI 1938
VAN WEEK TOT WEEK
De driejarige kweekschool
bevredigt niet
DE SPANJAARDEN VERLATEN
GORKUM
Naar Bennekom overgebracht
VOLKSHUISVESTING NAAR
BINNENLANDSCHE ZAKEN
De minister noemt drie groepen
van gevallen, waarbij onge-
wenschte uitbreiding moet
worden tegengegaan
Algemeen belang het
criterium
TIEN JAREN FILMKEURING
19.470.354 meter celluloid voor de
commissie afgerold
RIJKSONTVANGER P. AL
Aan gevolgen van aanrijding
overleden
Ernstige poging met den grooten
tinbaggermolen Karimata
Als het nu niet lukt!
Clearlngkoersen
Wijziging Woningwet
Staatscommissie ingesteld
Samenstelling
Vestigingseischen slagersbedrijf
„Kort na mijn eerste H. Communie, zoo ver
haalt de heilige Theresia van Lisieux in de
geschiedenis van haar ziel, ging ik opnieuw
in retraite, thans voor mijn Vormsel. Ik kon
inaar niet begrijpen, dat men aan de ont
vangst van dit Sacrament van Liefde zoo wei
nig aandacht schonk".
Zij wees hiermede op een tekortkoming, die
bij de hedendaagsche katholieken veelvuldig
Voorkomt, en die dan ook niet geheel zonder
gevolgen kan blijven voor onze houding te
genover het leven. Het zou zeker overdreven
Zijn, te spreken van een algeheele geringschat
ting of minachting jegens dit sacrament, maar
dat er in de huiselijke'en algemeene waardee-
ïing de volle waarde aan wordt toegekend, die
het inderdaad heeft, zal toch in menig geval
ontkend moeten worden.
In een Vlaamsche uitgave van Auguste
Croeqaert's werk over ceremoniën en uitwerk
selen van Doopsel en Vormsel, door Oscar Huf
S. J. bezorgd bij de uitgeverij van het Litur
gische Apostolaat te Sint Andries-bij-Brugge,
Wordt dan ook geklaagd over een zeker gebrek
of althans tekort aan belangstelling voor
de toediening van het H. Vormsel. Het moge
plechtig geschieden, na een ernstige voorberei
ding, het wordt toch te vaak beschouwd als iets,
dat „er bij hoort", zonder dat men zich diep
rekenschap geeft van de beteekenis. De vol
wassene denkt nog wel eens terug aan zijn
eerste H. Communie. Zelden echter neemt het
Vormsel eenige plaats in in zijn herinnering
of in zijn gebedsleven; de genade, bij dit sa
crament ontvangen, lijkt weinig concreet en al
is men niet laatdunkend, men toont zich toch
ook niet diep dankbaar. Het meest indrukwek
kende, dat de meesten zich van hun Vormdag
herinneren, is dat ze van héél dicht bij den
bisschop zagen.
De handoplegging door den bisschop is ech
ter meer dan een indrukwekkende plechtig
heid. Deze handoplegging is een der schoonste
traditioneele handelingen van de Katholieke
Kerk. Immers hierdoor deelden de Apostelen den
Heiligen Geest mede. Zoo gingen Sint Pieter
en Sint Jan naar Samaria, toen daar het Evan
gelie was gepredikt. Zij baden over de Sama
ritanen, zoo verhalen de Handelingen der Apos
telen, „opdat dezen den Heiligen Geest zouden
ontvangen, want nog op niemand hunner was
de Heilige Geest nedergedaald, ze waren alleen
maar gedoopt in den naam van den Heer
Jezus. Nu legden Petrus en Johannus hun de
handen op, en zij ontvingen den Heiligen
Geest".
Duidelijk wordt in dit Bijbelverhaal onder?
scheiden tusschen het Doopsel, waardoor men
den staat van heiligmakende genade intreedt,
en het Vormsel, waardoor men den Heiligen
Geest ontvangt. Zeker, in wezen is dit onder-
Scheid in zooverre onjuist, dat de heiligmaken
de genade reeds de inwoning van den Heiligen
Geest veronderstelt. Hetgeen wordt medege
deeld door het Vormsel is dus een vervolma
king, men zou kunnen zeggen; een vervolledi-
ging van de doopgenade. Zoodra ergens een
diaken het doopsel had toegediend b.v. de
diaken Apollo te Ephese begaf zich een
Apostel naar die streek om het Vormsel eraan
toe te voegen. De leerlingen van Apollo lieten
Zich doopen. Paulus legde hun de handen op.
Het gold klaarblijkelijk als algemeene regel, dat
het doopsel werd gevolgd en als het ware ver
volledigd door het vormsel.
Sedert de derde eeuw ongeveer wordt deze
traditioneele handoplegging gevolgd door het
Jnaken van een kruisje op het voorhoofd van
den vormeling. Mooi gebruik, nog in katholieke
gezinnen bewaard als uitdrukking van het va
derschap en tevens als opdracht van het kind
aan Christus; alvorens slapen te gaan, komen
de kinderen hun vader „goeden nacht" zeggen
en krijgen een kruisje op het voorhoofd.
„Signum Christi in vitam aeternam"; Dit is
het teeken van Christus ten eeuwigen leven.
Bit waren in de zevende en achtste eeuw de
Woorden, welke de bisschop uitsprak bij het
Vaderlijk geven van het voorhoofdkrui.sje.
Daarna wordt het voorhoofd gezalfd. Immers
het kruisteeken is een herinnering aan Christus
en aan het lijden. De olie daarentegen is een
teeken van den Heiligen Geest en van de ver
troosting. In de oudheid werden wonden inge
wreven met olie of balsem, om aldus de pijn
lijke plaats af te sluiten van de buitenlucht,
Waardoor het schrijnen van de wond vermin
derde. Zooals men tegenwoordig een verband
legt om een wond te beschermen tegen infec
tie en tevens tegen de pijnlijke aanraking met
Wind en weer, zoo zalfde men in de oudheid.
Het is dus te begrijpen, dat deze balsemzalf
dit chrisma het zinneteeken werd van den
Vertrooster bij uitnemendheid.
Dat deze zalving juist bij het Vormsel wordt
toegediend, vindt wederom zijn grond in de
gebruiken van de oudheid. Zooals de soldaten
Voorzien werden van een merkteeken, zoo wer
den de worstelaars, alvorens het krijt te be
treden, gezalfd. Hier beteekent deze plechtig
heid dus, dat de vormelingen met het teeken
Van den Heiligen Geest worden toegerust voor
hen strijd des levens. Ze worden gezalfd tot
getuigen van Christus door de kracht van den
Heiligen Geest. De bisschop zegt dan ook tij-
hens het toedienen van het Sacrament des
Vormsels: Ik teeken u met het teeken des krui
zes en ik versterk u met het chrisma des heils.
De uitwerking van dit sacrament is door
kardinaal Mercier op pakkende wijze uiteen
gezet in een toespraak tot kinderen, die wij ons
Veroorloven, hier over te nemen uit het reeds
genoemde boek over Doopsel en Vormsel:
„Ge zoudt u niet waar, m'n beste kinde
ken? niet bij den Bisschop willen komen
Aanbieden zonder te weten wat ge van hem
komt vragen.
Hij komt u vormen. Maar „vormen", wat wil
■hat zeggen?
Ge weet heel goed wat een zwakkeling is.
®en zwakkeling is iemand, die geen kracht
hieer heeft. Kinderen van jeugdigen leeftijd,
menschen door ouderdom uitgeput, zij
•he langen tijd ziek zijn geweest: ze zijn zwak
*h hebben geen kracht; ze hebben moeite met
lpopen, om zich op de been te houden;
ze hebben behoefte aan versterking, aan steun,
aan een stutje, aan verkloeking.
Welnu, m'n beste kinderen, ook onze zielen
zijn zwakkelingen en hebben versterking noo-
dig.
Door het Doopsel werd uw ziel bevrijd van
den dood der zonde. In de wateren des Doop
sels werd ge tot het Leven der Genade geboren,
maar ge waart nog slechts zwak, en ge zijt het
gebleven: want nog al te zeer staat ge bloot
aan hervallen in de zonde!
Onze Goddelijke Zaligmaker nu wist dit, en
Hij heeft medelijden gehad met uwe zwakheid;
en juist om daarvoor genezing te brengen, heeft
Hij zich gewaardigd het versterkend Sacrament
des Vormsels in te stellen.
Denkt nu eens terug aan uw Bijbelsche Ge
schiedenis De Apostelen, die Jesus Christus
had uitgekozen om het Evangelie aan alle vol
keren der aarde te verkondigen, waren zóó
zwak, zóó vreesachtig: dat ze allen op de vlucht
sloegen, toen men O. L. Heer in den Hof kwam
gevangen nemen, en zich schuil hielden toen
Jesus ging lijden, aan het Kruis werd geklon
ken, en stierf voor hun redding
Maar toen zij op den Pinksterdag den H.
Geest hadden ontvangen, voelden zij in hun
harten een groote liefde voor O. L. Heer en
voor hun broeders, en allerwegen begonnen zij
nu het Evangelie van Jesus Christus te ver
kondigen: zonder vrees noch voor de gevange
nis, noch voor folteringen, noch voor den dood.
En allen zijn ze martelaars voor hun Geloof
geworden.
Ook gij, m'n beste kinderen, zijt tot op den
dag van heden zwak gebleven; het kost u
moeite om braaf, om gehoorzaam te zijn: maar
het Sacrament des Vormsels zal u nu sterk
maken. Zijt ge vreesachtig, en hebt ge wel
licht reeds de bekoring ondervonden om u voor
uw Geloof te schamen: het H. Vormsel zal u
den moed schenken om uw hoofd hóóg te dra
gen; het zal er u trotsch op doen gaan:
Christen te zijn, en het zal u de spotternijen
en aanvallen van de vijanden der Katholieke
Kerk helpen verachten."
De mededeeling van de kracht des geloofs
is in het leven van den christen een gebeur
tenis van groot belang. Zou het niet nuttig zijn,
indien in de prediking en de geestelijke lec
tuur vaker aan het Heilige Vormsel werd her
innerd en meer werd gewezen op hetgeen wij
toen ontvingen. Het is toch een verkeerd idee,
dat het Vormsel maar een ietwat achteraf ko
mend sacrament zou zijn!
A. v. D.
Bij de Tweede Kamer is ingediend een wets
ontwerp tot wijziging der Lager Onderwijswet
1920.
Ter toelichting daarvan wordt het volgende
gezegd
De driejarige kweekschool, gelijk zij thans
algemeen bestaat, bevredigt niet.
Het stelsel, dat de minister van Onderwijs in
het onderhavige wetsontwerp heeft uitgewerkt,
voert een vierjarige kweekschool in, die, evenals
de tegenwoordige driejarige, voortbouwt op de
kennis, welke door de school voor uitgebreid
lager onderwijs of de eerste drie jaren eener
hoogere burgerschool enz. kan worden aange
bracht.
De opleiding wordt aan den bovenkant met
een jaar verlengd. De onderwijzersakte wordt
in wezen niet veranderd, zoodat ook de
hoofdakte blijft bestaan.
De leerstof voor de theoretische opleiding
wordt niet uitgebreid, maar het vrijwel gelijk
blijvend aantal lesuren van de drie leerjaren
wordt verdeeld over vier. Op die wijze echter,
dat in de hoogste twee leerjaren ruimte van
tijd zal blijven om de practische oefening der
leerlingen behoorlijk tot haar recht te laten ko
men. Aldus kan een school worden verkregen
met een ruim en soepel leerplan, zonder over
lading, die ruimschoots tijd en gelegenheid laat
om naast de intellectueele vorming van de leer
lingen ook hun andere belangen te verzorgen.
In afwachting van den terugkeer der uit ons
land gevluchte Spanjaarden zullen, naar wij
vernemen de thans in de citadel-kazerne te
Gorkum verblijvende geasyleerde Spanjaar
den met ingang van 25 Februari worden over
gebracht in het hotel „de» Neder-Veluwe" te
Bennekom, gemeente Ede.
De overbrenging is noodig geworden, omdat
de citadel-kazerne met ingang van 1 Maart a.s.
ter beschikking van de legerautoriteiten moet
komen in verband met de legeruitbreiding.
De geasyleerde Spanjaarden zullen in ge
noemd hotel, dat hun een geriefelijker verblijf
biedt dan de citadel-kazerne, aan een gelijk
soortig regime onderworpen zijn als te Gor
kum.
Het toezicht zal door de politietroepen wor
den uitgeoefend.
Het maken van wandelingen in de gemeenten
Ede en Wageningen zal, indien onder toezicht,
worden toegestaan.
Het hotel „De Neder-Veluwe" staat geheel
ter beschikking van de Spanjaarden.
Ingevolge het Koninklijk Besluit van 9 Juli
1937 tot opheffing van het ministerie van
Landbouw en Visscherij en tot wijziging van
den naam van het ministerie van Handel, Nij
verheid en Scheepvaart, zal de zorg voor de
zaken betreffende de volkshuisvesting moeten
worden overgedragen van het hoofd van het
departement van Sociale Zaken naar het hoofd
van het departement van Binnenlandsche
Zaken.
In verband met de hieruit voortvloeiende
overdracht van werkzaamheden is thans een
daartoe strekkend wetsontwerp bij de Tweede
Kamer ingediend.
Verschenen is de memorie van antwoord van
den minister van Economische Zaken aan de
Tweede Kamer betreffende de regeling voor
het beperken van de vestiging van bedrijven,
waarin eenige tak van nijverheid wordt uitge
oefend en van de uitbreiding van de capaciteit
van zoodanige bedrijven.
De opvatting, dat aanvaarding van het aan
het ontwerp ten grondslag liggende beginsel
tot een noodlottige beperking van de vrijheid
der ondernemers zal leiden, berust, aldus de
minister, op een misvatting, welke slechts kan
voortvloeien uit een gedachtengang, welke
geen enkele beperking van vrijheid op dit ter
rein toelaat. Dit is niet de meening van de
regeering. De vrees, dat het ontwerp zal wor
den dienstbaar gemaakt teneinde te geraken
tot een meer algemeen stelsel van gesloten
bedrijven, is volstrekt ongemotiveerd.
Met de voorgestelde regeling wordt slechts
één doel gediend en wel het tegengaan in het
algemeen belang van ongewenschte gevolgen
van uitbreiding en vestiging van bedrijven.
Van de in het ontwerp gedachte bevoegd
heid zal slechts gebruik worden gemaakt ten
aanzien van die bedrijfstakken, waarin, als
gevolg van een bestaande overcapaciteit en
onderbezetting van het productieapparaat, de
kostprijzen reeds hooger zijn dan economisch
verantwoord is en verdere uitbreiding dezen
ongunstigen toestand zal versterken. Ook be
hoeft geen vrees te bestaan, dat, ten gevolge
van de toepassing van de wet op een bepaal
den bedrijfstak, door ongewenschte prijsopdrij
ving de concurrentiemogelijkheid met het
buitenland wordt verzwakt.
Dat toepassing van de wet controle op de
prijzen en eventueel minimumprijszetting tot
noodzakelijk gevolg zal kunnen hebben, kan de
minister niet inzien.
Als voornaamste bezwaar tegen het ingedien
de ontwerp is aangevoerd, dat het criterium,
waaraan een maatregel tot beperking van de
vestiging en uitbreiding van bedrijven moet
voldoen, n.l. dat hij in het „economisch lands
belang" moet zijn, te vaag is en dat „objec
tieve criteria" ontbreken.
De minister is na ampele overweging tot de
conclusie gekomen, dat dit doel het best be
reikt wordt door de bevoegdheid te begrenzen
tot die groepen van gevallen, waarin de nood
zakelijkheid om daarover te beschikken zich
het duidelijkst manifesteert.
In verband hiermede kon in de wet het
beperktere begrip „economisch landsbelang"
worden vervangen door het ruimere en, naar
de meening van den minister, ook juistere be
grip „algemeen belang."
Als eerste groep van gevallen, waarvoor de
regeering de bevoegdheid noodig zal hebben,
zou de minister willen noemen die gevallen,
waarbij de noodzakelijkheid zich voordoet om
ongewenschte uitbreiding van een tak van nij
verheid te voorkomen of tegen te gaan tenge
volge van het bestaan eener ondernemersover
eenkomst, welke voor den betrokken bedrijfs
tak van overwegende beteekenis moet worden
geacht.
Door de voorgestelde regeling, welke het ne
men van maatregelen afhankelijk stelt van het
bestaan eener ondernemersovereenkomst, wordt
een juiste aanpassing verkregen aan de op het
stuk der ordening door de regeering voorge
stane zienswijze, dat de bedrijfsgenooten eerst
zelf moesten trachten door onderling overleg
tot samenwerking te geraken, en dat de over
heid zich hierbij moet beperken tot het steunen,
aanvullen en bevorderen van hetgeen uit het
bedrijfsleven zelf is opgekomen.
De tweede groep van gevallen houdt verband
met de omstandigheid, dat herhaaldelijk is ge
bleken, dat door de overheid getroffen maat
regelen op contingenteeringsgebied indirect
leidden tot een ongewenschte uitbreiding van
de capaciteit in bepaalde bedrijfstakken.
Naast de bevoegdheid tot het nemen van
maatregelen tot het voorkomen van onge
wenschte uitbreiding ten gevolge van wettelijke
maatregelen, welke rechtstreeksche beperking-
van den invoer tot steun van Nederlandsche
bedrijven beoogen, wordt derhalve voorgesteld,
deze bevoegdheid eveneens te verleenen voor-
die gevallen, waar het treffen van maatregelen
op het terrein van het tarief van invoerrechten
noodzakelijk is gebleken.
Als derde en laatste groep van gevallen heb
ben den minister voor oogen gestaan de geval
len, waarin de overheid in verband met de door
haar gevolgde industrialisatiepolitiek de vesti
ging- van bepaalde bedrijven hier te lande voor
staat en bevordert en waarin moet worden
voorkomen, dat deze bevordering er toe leidt,
dat hier reeds aanstonds meer bedrijven ont
staan met een capaciteit, welke het binnen
landsche verbruik belangrijk overtreft.
Zoowel voor- als tegenstanders van het on
derhavige wetsvoorstel hebben gewezen op het
met betrekking tot de inschakeling van het be
hoefte-element bestaande verschil tusschen de
hier voorgestelde regeling met die, welke in de
vestigingswet kleinbedrijf 1937 is neergelegd.
Een beperking van vestigingsvrijheid op het
terrein van het grootbedrijf kan volgens den
minister practisch slechts mogelijk zijn door
inschakeling van het behoefte-element.
Voor een wijziging van de vestigingswet klein
bedrijf 1937, ertoe strekkend daarin alsnog het
behoefte-element op te nemen, bestaat voors
hands geen aanleiding.
Dat door opneming van het behoefte-element
en door de bepaling, dat het initiatief van den
ondernemer moet uitgaan, juist de bekwame
ondernemers zullen worden geweerd, kan
slechts voortvloeien uit een gedachtengang,
welke de doelstelling van het onderhavige ont
werp van wet ziet als te zijn gelegen in de
uitsluitende behartiging van groepsbelangen.
De tegen het begrip „uitbreiding van de ca
paciteit van een bedrijf" aangevoerde bezwaren
kan de minister wel als juist erkennen.
Teneinde nu de mogelijkheid te openen, dat
in ieder afzonderlijk geval de meest doelma
tige en juiste wijze van beoordeeling eener uit
breiding kan worden gekozen, heeft de minister
in de wet het begrip „uitbreiding van de capa
citeit van een bedrijf" vervangen door „uit
breiding van een bedrijf" en voorts in artikel 3
een nieuw lid 4 opgenomen, waarin wordt be
paald, dat in den algemeenen maatregel van
bestuur, waarbij het uitbreidingsverbod wordt,
uitgevaardigd, tevens de grondslagen zullen
worden vermeld, naar welke uitbreiding van
het bedrijf zal worden gemeten.
Het voorstel van eenige leden om den wer
kingsduur der wet voorloopig tot slechts en
kele jaren te beperken, kon de minister niet
aanvaarden.
Onder den titel „Tien jaren filmkeuring in
Nederland" is een boekje van 46 pagina's druks
verschenen, waarin tevens het verslag van de
centrale commissie voor de filmkeuring over
1937 is opgenomen.
Ter inleiding wordt daarin opgemerkt, dat
zich uit de leden der centrale commissie spon
taan een comité heeft gevormd, dat aan de
herdenking van het tien-jarig bestaan der
centrale commissie luister wil bijzetten. Als
een der pogingen om hiertoe te geraken, wilde
deze herdenkingscommissie gaarne in een aan
tal opstellen doen uitkomen, op welke wijze de
eerste tien jaren der rijksfilmkeuring zich heb
ben voltrokken en daarvoor werd deze combi
natie met het gebruikelijke jaarverslag gekozen.
Minister van Boeijen verklaart daarin o.a.,
dat de arbeid der centrale commissie onder de
voortvarende en kundige leiding van haar voor
zitter (den heer J. van Staveren) heeft beant
woord aan hetgeen de toemalige wetgever daar
van heeft verwacht en dat arbeidsvreugde,
nauwgezetheid en een doordrongen zijn van de
groote beteekenis van haar werk voor ons volk
en onze samenleving den arbeid van de cen
trale commissie kenmerken.
Opgenomen zijn verder een overzicht over de
afgeloopen tien jaren, van den arbeid der com
missie, door haar voorzitter, eenige beschouwin
gen over de beteekenis der rijksfilmkeuring en
over diverse medewerkers, terwijl we vermeld
vinden, dat in totaal 27.208 films met een to
taallengte van 19.470.354 meter werden ge
keurd.
De heer P, Al, rijksontvanger te Valkenburg,
die in den avond van 21 Januari door een motor
op den Hou them rrer weg werd aangereden en
zoo ernstig werd gewond, dat overbrenging
naar het hospitaal te Heerlen noodzakelijk
bleek, is aldaar Vrijdagavond tegen half elf
overleden. Het was juist vier weken geleden
en in dien tijd ie het slachtoffer bijna altijd
zonder, bewustzijn geweest.
Naar wij vernemen heeft de Gemeen
schappelijke Mijnbouwmaatschappij Billi-
ton het plan in studie genomen om met
haar tinbaggermolen „Karimata', die op
het oogenblik in aanbouw is op de werf van
J. en K. Smit te Kinderdijk (electrische in
stallatie van Heemaf), den goud- en zilver-
schat uit het wrak van de „Lutine" op te
halen.
Evenals de „Doejoeng", die verleden jaar
naar Indië gesleept is, is de „Karimata" een
molen, die bestemd is om voor de kust van
Billiton in zee te baggeren. Haar baggerdiepte,
die grooter is dan die van de „Doejoeng" is
30 M., en haar afmetingen 75 x 23 M.. Deze
molen is geheel geconstrueerd op zeewaardig
heid en voor het baggeren naar tinerts op groo
te diepte in zee. Dit is de reden, dat de leiding
van de Gemeenschappelijke Mijnbouwmaat
schappij Billiton zich voorstelt om met de
„Karimata", voordat deze naar haar eigenlijks
bestemming op Billiton gesleept wordt, een po
ging te doen het wrak van de „Lutine" te
lichten.
De molen is zoo sterk geconstrueerd en
van een dergelijke groote capaciteit, dat er
behoudens onvoorziene omstandigheden
naar hêt inzicht van de deskundigen een
goede kans is om de „Lutine" in betrekke
lijk korten tijd naar boven te halen.
Een belangrijke overweging is geweest,
dat in verband met de quotavermindering
vol gens het internationale restric tie-plan
de behoefte aan nieuw ontginningsmate
riaal op Billiton niet meer zoo dringend is
als eenigen tijd geleden. Zonder bezwaar
zal de „Karimata" dan ook eenigen tijd
later dan aanvankelijk gedacht was op Bil
liton in productie kunnen gaan.
Aangezien de maatschappij een gemengd be
drijf is, heeft de leiding den Minister van Ko
loniën over dit plan geraadpleegd.
Het tijdstip voor de werkzaamheden wordt
zoodanig gekozen, dat men onder de gunstig
ste weersomstandigheden kan baggeren en dat
tevens de gunstige tijd voor het sleepen naar
Indië 'hiet verloopt. Vermoedelijk zullen de
werkzaamheden in Juni a.s. aanvangen.
Vanzelfsprekend is aan de voorbereiding
belangrijk werk verbonden en moet nog zeker
heid verkregen worden omtrent een aantal fac
toren, waarvan zal afhangen of het plan tot
uitvoering kan komen. Risico's van eenige be
teekenis worden uiteraard niet genomen.
Zooals men weet is de „Lutine" een Engelsch
oorlogsschip, in 1799 ter hoogte van Terschel
ling met man en muis vergaan. Volgens de
gegevens zou zü een goud- en zilverschat ber
gen ter waarde van omstreeks 15.000.000. Door
herhaalde bergingspogingen, waaronder de
meest recente die met den bergingstoren van
den heer Beckers van 19331936, is de ligging
Van het wrak nauwkeurig bekend.
Koersen voor stortingen op 21 Februari 1938
tegen verplichtingen luidende in: Reichsmarken
f 72.29, Lires f 9.39, Peseta's f 11.—
Bij K. B. van 16 Februari 1938 is ingesteld
een staatscommissie ter voorbereiding van een
wijziging van de woningwet met de opdracht:
beantwoording van de vraag, of, en zoo ja, in
welke mate de Woningwet op het stuk van hare
hoofdbeginselen wijziging, c.q. aanvulling be
hoeft.
Onderzoek nopens moeilijkheden, waartoe het
systeem en de tekst van de wet bij hare toepas
sing aanleiding geven.
Dit onderzoek zal niet betreffen de financi-
eele paragrafen der wet.
In deze commissie is benoemd tot lid en voor
zitter: mr. dr. K. J. Frederiks, secretaris-generaal
van-het departement van Binnenlandsche Zaken
en zijn benoemd tot leden:
W. J. Andriessen, lid van de Tweede Kaemr der
Staten-generaal; J. Bakker, administrateur bij
het departement van Financiën; dr. ir. F. Bak
ker Schut, inspecteur van de volksgezondheid;
mr. J. G. S. N. Beckers, lid van Gedeputeerde
Staten van Limburg; W. Drees, lid van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal; mr. P. A.
van der Drift, administrateur bij het departe
ment van Binnenlandsche Zaken; jhr. ir. G. de
Graeff, inspecteur van de volksgezondheid; jhr.
M. J. I. de Jonge van Ellemeet, oud-directeur
der volkshuisvesting en bouwpolitie van Rotter
dam (voor de Vereeniging van Nederlandsche
Gemeenten)ir. H. van der Kaa, hoofdinspec- v
teur van de volksgezondheid; mr. H. W. J. Mul
der, administrateur bij de provinciale griffie van
Zuidholland; H. van der Schaar, lid van den
gezondheidsraad; ir. L. S. P. Scheffer, hóófd
van de afdeeling stadsontwikkeling van Amster
dam (voor het Nederlandsch Instituut voor
Volkshuisvesting en Stedebouw); J. Tjalma,
burgemeester van Hoogeveen; mr. J. Wilkens,
directeur van de Nederlandsche Hypotheekbank
en lid van de contact-commissie, gevormd door
de georganiseerde hypothecaire crediteuren en
debiteuren, belang hebbende bij het onroerend
goed;
en is toegevoegd aan die commissie als se
cretaris: P. A. Kouwenhoven, referendaris bij
het departement van Binnenlandsche Zaken en
als adjunct-secretaris: mr. C. J. M. A. van Rooy,
met bepaling, dat het den leden vrijstaat hun
gevoelen, afwijkend van dat van de meerderheid
tegelijk met het rapport der commissie, aan
H. M. de Koningin te doen kennen.
Naar wij vernemen, zal bovenstaande staats
commissie Dinsdag 22 Februari om 11 uur op
het departement van Binnenlandsche Zaken
door minister van Boeijen worden geïnstalleerd.
De minister van Economische Zaken heeft
bepaald, dat voor een ministerieele verklaring
van voldoening aan de vestigingseischen voor
wat betreft de vakbekwaamheid ingevolge art
5, 2e lid, sub c van het vestigingsbesluit sla-
gersbedrijven 1938, in aanmerking kunnen
komen de bezitters van einddiploma's van den
dagcursus van de Eerste Nederlandsche Sla
gersvakschool, te Utrecht, welke zijn uitgereikt
vóór 1 December 1937 en niet de handteekening
dragen van den gecommitteerde van den minis
ter.