De avonturen van een verkeersagentje Md mïftaal van dm dag De Aladza-moskee Dampo verdrijft elke verkoudheid KVtJS IHet meis'e <D uitkomst is Koffie Hag, neer U hart en zenuwen de prikke lende werking der coffeïne wilt besparen, want Hag is coffeïne- vrij! Het gedurende 30 jaren be proefde Hag-procédé waarborgt bovendien de volle 100 van het kostelijke aroma, het kenmerk van uitgezochte hooglandkoffie. Ook de tweede soort, „Sanka", is heel goed en kost slechts 44 ets. per pakje. SHEA van de Iersche Brigade DINSDAG 22 FEBRUARI 1938 VI En haar geschiedenis ,1 World Copyright reserved Nadruk verboden Cultureele kampen op Bouvigne De machtige Himmler iTinimet den hond wa, DOOR RANDALL PARRISH De spitse, witte naalden van de slanke mi naretten van Fosa steken hier en daar op tusschen de koepels der moskeeën, wier looden daken in den zonneschijn als zilver glan zen. In een dier moskeeën, de Aladza-moskee, be gint dicht bij den ingang de nauwe, lage gang, die naar den trans der minaret leidt; gebukt en in het donker langs de muren tastend, moet men zijn weg vinden naar omhoog over de uit gesleten treden. Zoo moet ook het leven van den vromen Mohammedaan op aarde zijn; maar daarna volgt de belooning. Het schemert daarboven; een oogenblik later staat men in 't helle zonlicht en ziet neer op de daken van de huizen en de vierkante binnen plaatsen, waar de wingerds groeien. In de schaduw der Aladza-moskee, waar schots en scheef de grafsteenen staan in het nooit gemaaide gras van het vervallen kerk hof, ligt ook de bouwheer begraven in een wit marmeren graf..,, het eenige graf, dat onder houden wordt. „Met de hulp der engelen" staat daar ge schreven „heeft hij den bitteren kelk geledigd, dien ieder van ons hier op aarde moet leeg drinken en is uit het land der ellende vertrok ken naar dat der zaligheid en tevre'denheid de begenadigde, godzalige Nazir Hassan, zoon van Sinan, op 't einde der maand Zilbridze 980" (1552). Wie deze Hassan was, weet niemand meer. Een plaatselijk historicus vertelde mij, dat hij misschien wel een zoon was van Sinan, die voor den sultan Bosnië bestuurde, en waarvan men ook niet veel meer dan den naam kent. De Tur ken hebben nu nog zoo weinig familiezin, dat zij hoogstens den naam van hun vader en haast nooit den naam van hun grootvader meer we ten, en hun vele Ali's en Hassans ter onder scheiding als den Korten, den Langen enz. aan duiden. Het volk kent echter, bij overlevering, de geschiedenis van dezen Hassan, 'n geschiedenis, die klinkt als een vertelsel uit duizend-en-een- nacht en even weinig op waarheid berust. Hassan was een zoon van arme ouders, die de wijde wereld introk om fortuin te maken. Na een langen zwerftocht kwam hij te Istam- boel; daar zag de Sultan hem en nam hem in zijn dienst. Zoo goed weet Hassan zich van zijn taak, dat hij steeds hooger in rang klom en als Nazir (vertrouwde) den beheerscher der ge- loovigen op al zijn reizen en krijgstochten ver gezelde. Vele jaren verliepen en Hassan, die groote rijkdommen had verworven, kreeg lust om terug te keeren naar zijn land Noode zag de sultan zijn trouwen dienaar vertrekken, maar hy wilde hem niet aan het hof houden tegen zijn zin. Dus vertrok Hassan met drie gordels vol goudstukken om zijn middel ge bonden. Vele dagreizen had hij reeds afgelegd, toen hij in een eenzame bergkloof overvallen werd door veertig roovers, die hem vastbonden, be roofden en meevoerden naar hun dievenher- berg. Vol blijdschap over zoo'n rijke vangst begon nen de roovers te drinken en ze hielden er eerst mee op, toen zij op den vloer lagen en om t hardst snurkten. Hassan sprak toen een gebed en zijn kete nen vielen van zijn handen. Hij was vrij, greep zijn drie gordels, besteeg een van de paarden der roovers en ontkwam naar Fo?a. Toen hij daar door de stad reed, zag hij een stokoude vrouw die bezig was vruchten in de zon te drogen en hij herkende in haar zijn moeder. Hij steeg af en vroeg haar hoe zij heette en zij begon hem te vertellen, waar haar hart vol van was; dat zij slechts één zoon ge had had, Hassan, die weggegaan was om for tuin te maken, maar nooit was teruggekeerd. Hassan vroeg toen of zij haar zoon na al die Jaren nog zou herkennen. „Ja," antwoordde zij, „aan de moedervlek op zijn linkerarm." Toen stroopte Hassan zijn mouw op en vroeg haar of zij nu wist wie hij was. Van vreugde dat zij haar zoon weer terug gekregen had stierf de oude vrouw, en op de plaats, waar dit gebeurde, besloot Hassan de Aladza-moskee te bouwen. Den bouwmeester liet hij uit Azië komen en zelf ging hij er met zijn mannen op uit op in het gebergte een steengroeve te vinden. Den eersten nacht sloegen zij hun tenten op in de schaduw van een groot afhangend rots blok. Om middernacht wankelde de rots en stortte vlak bij hen in de diepte. Door het donderend geraas ontwaakt en verblind door een nevel van steengruis, riepen de mannen luid keels om hulp, maar Hassan stelde hen gerust. „Vreest niet," zei hij. „Als God het gewild had, leefden wij niet meer, maar wellicht heeft hü nu een steengroeve voor ons blootgelegd." En zoo was het ook. Den volgenden morgen vond men de groeve en uit het gevallen rotsblok hakte men vier groote zuilen die elk drie meter hoog waren en nu nog aan den ingang der moskee staan. Toen de bouw van de moskee zoover gevor derd was, dat de vier muren overeind stonden, drong Hassan er bij den bouwmeester op aan om snel de koepels op het gebouw te plaatsen. Deze antwoordde niet, maar nam de maat van de muren, gaf die aan Hassan en vluchtte 's nachts uit de stad. Woedend was Hassan over dien plichtverge- ten meester, en toen deze na een vol jaar te rugkeerde, wilde hij hem op slag laten dooden. De bouwmeester vroeg hem toen, om daar nog even mee te wachten en eerst de maat te ne men van de muren. Dat gebeurde, en toen Op weg naar Klaas Vaak. Deze opname van de Canadeesche vijf ling werd ons verstrekt door de Colgate-Paüm olive HandelmaatschappijAmsterdam bleek, dat in dat jaar de muren ingeschrom- peld waren en een aschin (zeventig centimeter) lager waren. Toen zeide de bouwmeester; „Heer Hassan, als ik destijds uw bevel had opgevolgd en de koepels opgetrokken had op de pas-gemetselde muren, dan was deze moskee na luttele jaren ingestort; nu echter zal zij blijven staan tot in alle eeuwigheid." J. R. W. SINNIGHE Bouvigne noodigt het meer ontwikkelde meisje, hetzij onderwijzeres, hetzij afgestudeerde gym nasiaste of H.B.S.-er, uit, om nog ontbrekende kennis eenigszins aan te vullen en nieuwe krachten te putten, nieuwe idealen te zien op rijzen, om na veertien dagen als een ander meisje naar huis terug te keeren. Gedurende de veertien dagen, die men op Bouvigne verblijft, worden er drie afgeronde cursussen gegeven, welke parallel loopen, n.l. een huishoudelijke, een paedagogische en een jeugdleidsterscursus. Men kan slechts één van deze cursussen vol gen, doch is vrij in de keuze. Voorwaarden voor toelating zijn: werkloos zijn door de huidige omstandigheden, minstens 16 jaar en niet ouder dan 25 zijn en bereid zijn de leiding te volgen. Het geheele verblijf op Bouvigne is gratis, de lessen eveneens. Slechts de reiskosten komen ge deeltelijk voor eigen rekening. Aangifte kan geschieden rechtstreeks aan de directie van Bouvigne te Ginneken (Afdeeling Cultureele Kampen). Het eerste kamp vangt aan 22 Februari In landen met een dictatoriaal bewind schijnt het er steeds op uit te moeten draaien, dat de grootste macht tenslotte in handen komt van den chef der politie. Dat is in Rusland het ge val, dat is ook in Duitschland zoo. Een enkele man doet talloozen leven in bestendige vrees. In Duitschland is de machtige man Himmler chef van de Gestapo en tevens chef van de Duitsche politie. In verschillende bladen heeft men al kunnen lezen, dat Himmler de eigen lijke overwinnaar is in den tragischen strijd van het nationaal-socialisme tegen Von Fritsch en vele andere Rijksweerofficieren. „Paris-Soir" geeft een herinnering uit 1922, te München. Op de deur van een klein zaaltje prijken deze woorden: Hedenavond eerste ver gadering van de „Duitsche Arbeiders-Partij". Spreker Adolf Hitler. Er waren slechts zeven personen op deze vergadering, waaronder nog een of twee die uit nieuwsgierigheid kwamen kijken en een paar om op hun gemak en warm te zitten. Na afloop van het officieele gedeelte der vergadering bleven twee of drie personen met Hitler in het café zitten achter een pot bier, o.a. Roehm en Drexler, de werkman-filo- soof. „Mijn naam is Himmler, Heinrlch Himmler Indien gij wilt ben ik tot Uw beschikking.' zoo diende de machtige man van thans zich destijds aan. Heinrich Himmler werd 17 October 1900 in München geboren en stamt uit de kleine bur gerij. Toen de oorlog uitbrak was hij op het lyceum en toen de nederlaag kwam was hij wanhopig en vernederd. Hij bleef nog korten tijd bij zijn ouders en trachtte in zijn levens onderhoud te voorzien. Terwijl hij werkte op de fabriek vond hij toch nog gelegenheid de Uni versiteit te bezoeken. Toen hij Hitier ontmoet te, had hij juist met goed gevolg het examen afgelegd voor landbouwkundig ingenieur. Maar sedert dien bewusten avond in 1922 gaf hij den brui aan de landbouwkunde. Hij laat Hitier niet meer alleen. Hij wil zich heel hoog opwerken, machtig worden, maar hij weet, dat hij altijd slechts op de tweede plaats zal ko men. Zijn voornaamste taak zal zijn toewijding, en wel totale overgave aan één persoon. Hitier is zijn meester, zijn afgod. Hij is dat geworden met één handgebaar, één woord, één blik. Himmler houdt zich op de hoogte van alle politieke stroomingen in Beieren, hij weet bin nen te sluipen bij alle partijen, bij de Stahlhelm en de Relchsbanner, om beter te kunnen spionneeren, om te speuren naar vrienden voor zijn meester en om diens vijanden te bewaken. Tevergeefs heeft Himmler den greep naar de macht op 9 November 1923 ontraden. Toch had hij ongelijk. Hitier, geïnspireerd door zijn in stinct, had niet naar hem geluisterd. De mis lukking van den staatsgreep zou meer waard blijkeh te zijn voor de zaak dan een plaatselijk succes. De partij was gewonnen, op het moment dat Hitier haar verloren waande. Himmler heeft het „martelaarschap" van zijn meester uitgebuit. Toen Hitler uit de gevange nis kwam, waarin hij binnentrad, vernederd en een dwaas gelijk, stond hü aan het hoofd van een partij die driemaal zoo groot was. Achter hem stond de schaduw van de Rijksweer, die in hem den man zag die zich tegen de So- Wat een onprettige dag, om jarig te zijn," dacht Frans bij zich zelf. Had hij in zijn heelen vrijgezellentijd ooit zoo'n on- prettigen en akeligen dag meegemaakt? Buiten was het koud en mistig en hier in huis, op zijn gehuurde zit- en slaapkamer, was het ongezel lig en kil. „Nu, dat was geen omgeving, om je verjaardag te vieren," besloot Frans. Hij moest er uit, om in betere stemming te komen. Haastig keek hij de agenda in het avondblad na. Nee, bioscoop, daar had hij nu geen zin in. Wacht, wat is dat? Een dansavond in Restau rant Centraal? Ja, dat leek hem beter. Een half uurtje later zat Frans in Centraal achter een Bols. En hij dronk. Met de minuut verbeterde zijn humeur. Was het de drank of de gezellige sfeer en de dansmuziek? Frans wist het zich later niet te herinneren. Maar weldra voelde hij zich in een stemming, waarin hij de heele wereld wel zou willen omarmen. Voor- loopig bepaalde dit zich nog tot zijn glaasje Bols, dat hij liefdevol in zijn handen hield, tot datja, totdat hij het meisje zag. Zij zat aan een tafeltje in zijn nabijheid. Een oogenblik was het of zijn hart stilstond. Nauwelijks zette de muziek een nieuwen dans in, of hij stond voor haar. En zij dansten. Bij den eersten dans verloor Frans al zijn vrijgezellen- waan. Bij den tweeden zijn hart. Bij den der den zijn zakdoek de kellner bracht hem dien terug. Maar het hart, het arme hart bleef ver loren. En zij praatten met elkaar en lachten „O, wat een leuk hondje," zei het meisje op eens. „Kijkt u daar toch eens!" Frans keek. Hij keek naar het tafeltje van een ouden heer, die alle moeite had om een onrustig, leelijk, tegenstribbelend takshondje op den stoel te houden. „Oh, wat een aardige pootjes heeft het. En zoo'n lief, dom snuitje. Wat zou ik zoo'n hondje dolgraag hebben," zei ze tegen Frans, toen deze haar naar haar plaats terugbracht. Met verlief de oogen keek ze naar het hondenwicht. Toen kreeg Frans een inval, onverwacht, on voorzien als een bliksemslag. „Weet u wat ik zal doen? U krijgt het hondje van mij cadeau," zei hij. „Maar kunt u dat dan wel? Het hoort toch heelemaal niet van u." „Een oogenblik," zei Frans, „een oogenblik." En met snelle schreden haastte hij zich naar het tafeltje van den ouden heer. Het duurde echter vele oogenblikken. Frans moest praten, bidden, smeeken. Zoo gemakke lijk gaf de oude heer zijn hondje niet af. Ein delijk liet hij zich verbidden. Maar een kost baar bankbiljet bleef in zijn handen achter. „Och ja, die jeugd. Die enthousiaste, licht zinnige jeugd," mompelde de grijsharige oude heer, toen Frans triomfeerend heenging met zijn takshond. Twee dansen lang moest Frans al zijn wel sprekendheid aanwenden, voor zij het geschenk van hem aannam. Zij verzette zich, maar zij verzette zich vol lieftalligheid en bekoorlijk. „Dat zooiets mogelijk kan zijn. Zoo galant, zulke vriendelijke menschenfluisterde zij en keek Frans lang in de oogen. Frans werd er door meegesleept en begon zichzelf te bewon deren. Alleen jammer, doodjammer, dat zij zoo vlug weer naar huis moest. „Het spijt me ontzettend. Maar mijn ouders zullen kwaad zijn, als ik niet om elf uur thuis ben. Maar over- morgen zie ik u scheid en sloeg haar blauwe on- schuldige oogen naar hem op. Twee dagen later stond Frans voor Centraal en wachtte een half uur, een uur, en nog veel langer. Toen sloop hü naar huis. Moe, verbit terd, zwijgend Iedere week heeft zeven dagen. En iedere dag nam een deel van Frans' groote smart weg. OF zekeren avond ging hij weer voorbü Centraal- Daar stond Rudolf, zün beste, goede vriend Rudolf met een bos bloemen. „Hè, ouwe jongen, wat doe jü hier?" „Houd toch je mond!" bromde Rudolf erg onparlementair. „Wat is er dan met jou aan de hand?" „Een ezel ben ik, een uilskuiken eerste klas.' „Nou, dat is toch niets bijzonders." „Bewaar je aardigheden voor een anderer keer. Stel je voor, ik sta hier al een uur of een meisje te wachten." „Wees blü, dat ze niet komt. Dat spaart je geld uit." „Geld? Maar man, weet je wat het me a gekost heeft? Een heele hond!" Eenwat? Een hond? Soms een klein bruin takshondje?" „Wat? Hoe weet jü dat?" „Dat je in Centraal van een gierigen ouden heer hebt afgebedeld?" „Zeg, ben je helderziende?" „Dat niet. Maar kom, Ruud, treur niet lan ger. Geef je bloemen maar aan die juffrouw van de kiosk. Ik zal je wat vertellen Nog lang spraken Frans en Rudolf over vrou wen en honden, over honden en vrouwen. Er over liefde, over de schoone liefde Keesie en de kabouters zetten het, door de heks gevolgd, op een loopen om het venster van de hut te bereiken. Het was een gek gezicht om een agent te zien vluchten. „Dat is de om gekeerde wereld," zei de kabouter bü zichzelf. „De agent loopt weg, zoo heb ik nog nooit op een viool hooien spelen." Keesie kroop het venster uit. Hü had nog net het eene been binnen, toen de heks meende hem te pakken te hebben. Ze had haar tooverring reeds gereed. Doch op hetzelfde oogen blik beet de uil haar in het been, zoodat Keesie gelegenheid kreeg om te vluchten. „Nou, dat is ook op het kantje af,'* zei het agentje, toen hü was gered. ciaal-Democratie durfde verzetten. Achter de RÜksweer stond heel het oude traditionalisti sche Duitschland van Bismarck en de Hohen- zollerns. Himmler werd niet door dezelfde beweegrede nen gedreven als zijn meester, om zich met geestdrift over te leveren aan den steun dien de Rijksweer bood. Himmler wist dat die generaals en baronnen niet onder een ouden verver, on der een Oostenrijker wilden staan. Himmler wist dat zü Hitier verachtten, maar dak ze hem noodig hadden. De RÜksweer moest een stroo man hebben. Zij hoopten, dat zij hem wel in hun macht zouden krijgen en hem wel zouden weten weg te moffelen, wanneer hij de Sociaal- Democratie maar eenmaal verslagen had. Maar de RÜksweer vergiste zich, omdat zü het karakter en de persoonlükheid van Hitier heeft onderschat en vooral omdat in zijn scha duw een man stond, die zijn leven opofferde om hun plannen te veradelen, waarin hü ook slaagde: die man was Himmler. Toen Hitier uit de gevangenis kwam, be noemde hü Himmler tot secretaris van de af deeling Beieren en tot adjunct-chef van den propaganda-dienst. In 1929 vraagt Himmler om een keurcorps te mogen vormen van absoluut betrouwbare, ver knochte partügenooten, die onder üzeren dis cipline, in een speciaal uniform, Hitier zouden' bewaken, de 9.A. controleeren. Speciale politie- troepen dus, die zün lüfwacht zullen vormen. Hitier stemt toe en Himmler begint met elf menschen. Tweemaal zullen zü Hitier en het regime redden: op 30 Juni 1934 en op 1 Fe bruari 1938.... In 1930 was de eerste groote overwinning be haald. Himmler trad den Rüksdag binnen als afgevaardigde van Beieren. Op 30 Januari 1933 geeft Hindenburg, onder pressie van de RÜks weer, aan Hitier de macht in handen. De hoogste pasten worden aanstonds onder de partijleiders verdeeld. Himmler wordt Commis saris van Politie te München. Het is wel merk waardig, dat het vertrouwen van Hitler in Himmler zoo langzaam groeide. Himmler was te koel, te gereserveerd.... Himmler wist ech ter, dat ééns zün dag zou aanbreken. Eerst de vüanden vernietigen! Later zou men zich wel zien te verdedigen tegen de vrienden. Himmler is de man die de concentratiekam pen heeft uitgevonden en het kamp van Da chau opende op zijn bevel zijn poorten. Zes maanden later is Himmler hoofd van de politie in heel Beieren en de andere gouwen vragen hem, om ook daar den veiligheidsdienst in handen te nemen. Zoo is hy practisch het hoofd van politie in heel Duitschland en Hitier roept hem naar Berlijn en plaatst hem aan het hoofd van een bureau: de Geheime Staats politie genaamd, kortweg Gestapo. Op 21 April 1934 komt Himmler te Berlijn in functie. In twee maanden tijd heeft hü alles doorzien, onderzocht en begrepen. Hü rappor teert aan Hitier, dat een gedeelte van zün sta en van de S.A. tegen hem een complot smeedt De Führer verneemt met angst én ontzettini hoe Himmler met onbewogen stem, ijskoud, d' namen noemt der verraders, van zün besb vrienden en strüdmakkers. Eindelük brult hi het uit: „Genoeg, Himmler! Ruim ze op, vlug vlug!" Dat was de bloednacht van 30 Juni! Toen verloor de RÜksweer de eerste party De Gestapo spande haar net verder uit ove: heel het Rijk en ook over het buitenland. Hitle: doet niets meer zonder Himmler te raadplegei en deze verzamelt voortdurend gegevens ove: de Rijksweer. Een jaar geleden ontdekte hy di relatie tusschen een deel van den Duitschen ei Russischen Generalen Staf: een gemeenschap pelk complot tegen Stalin en Hitier. Himmler voelt zich nog niet sterk genoeg on het schandaal in Duitschland te ontketenen In 't geheim wordt de Gepoe ingelicht ei Tuchatchefski en zün vrienden worden dood geschoten. Himmler wacht nog maanden en gooit dal heel het dossier over het complot van de RÜks weer op het bureau van den Führer. Ditmaal k er geen bloednacht noodig. De officieren wor den eenvoudig onschadelük gemaakt en Himm ler treedt als overwinnaar uit den strijd teg<" de RÜksweer naar voren. Indien hy wil kan hü de RÜksweer verzoener met de Party. Indien hü wil kan hy den strijc ook aanwakkeren. Hü zal echter niets doen wa> niet dienstbaar zou zün aan zün afgod: Hitlei F *7 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door C *7bij een ongeval met p 2SO." UV/i" verlies van belde armen, belde beenen of beide oogen Ov» doodelijken afloop AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL A 17 A DOMMC )C op dit blad zijn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen M I .1 .r. AA ill f I Al XL O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen bi] verlies van een hand, een voet of een oog. „Zeg dan gauw is de ander Saule?" „Neen, Moniseur." „Wie dan?" ,J)e broer van de dame, Chevalier d'Enville." Een oogenblikje had ik het gevoel, alsof ik my niet kon bewegen. Ik kort het niet geloovcn, maar wat voor reden zou hy kunnen hebben mü dat wüs te maken? „Je liegt weer, jü hond, de man Is dood." „Dood!" riep hü uit en toen hü mü in de oogen keek, zag zün gezicht er spookachtig bleek uit. „Neen, neen, Monsieur, hy is niet dood. Ik heb hem nog geen uur geleden gezien. Ik.... Ik heb hem eten gebracht," en hy hield plotseling op, toen. hy inzag, welk een groote fout hü maakte. „Ik moest het doen, Monsieur, en wü hebben samen gepraat." Ik geloofde den kerel niet half, maar ik wist mü nu beter te beheerschen en vond het ver standiger hem niet tegen te spreken. ,Dat was dus zijn uniform, die de arme kerel beneden aan had. Hoe werd deze gedood?" Met oogen, die niet de minste uitdrukking hadden, staarde hy mü aan. „Waar was dat dan? Ik heb niets gezien." „In de groote feestzaal, hy lag vóór de estrade. Ik heb Je daar zien rondsluipen en ben je toen hierheen gevolgd. Wil je soms zeggen, dat je ons niet hebt gezien?" „Ik heb twee mannen gezien, Monsieur, maar zü waren beiden levend. Ik kon door het slechte licht niet uitmaken, wie zü waren, maar ik wou niet gezien worden en ging er daarom van van door. Ik heb nergens een dooden man ge zien." „En toch was er een, een man met een don keren baard en een vuil gezicht, in de uniform van een officier van het Regiment des Konings. Hü was van achteren aangevallen en zün schedel was verbrüzeld. Met die staaf daar in je hand zou je byvoorbeeld heel goed zoo'n slag kunnen toebrengen. En je weet er dus niets van?" HU schudde hardnekkig zün hoofd. „En ook niet, wie het zou kunnen zün?" „Met een zwarten baard en een vuil gezicht, zegt u. Dan kan het heel goed de gevangenbe waarder, Deslins, zün. Mon Dieu! het zou mü niet spüten, maar ik begryp niet hoe hy daar kwam of waarom hy de uniform van den chevalier aan had. „Ik kan u de verzekering geven, Monsieur, dat niet deze staaf hem den schedel heeft verbrijzeld." „Dan spoken er hier nog anderen rond. Je zei zoo even, dat de chevalier en zün zuster bü elkaar zijn." HU aarzelde maar mün pistool oyerwon. „Neenneenzü zün niet bü elkaar. O! houd op! Zoo kan ik niet spreken. Ik aal de waarheid zeggen. De een weet zelfs niets van den ander af." „En je hebt hun niets gezegd?" „Hoe zou dat mogelijk zijn, Monsieur? Deslins, die wilde dat ik het voedsel bracht, was by mü. Als ik het verteld had, zou de man mij gedood hebben." Ik keek den dwerg scherp in de oogen, ik wist heelemaal niet meer wat ik er van moest den ken, maar ik was er innig van overtuigd, dat de man loog. Alles wat hü vertelde, had natuur- ïyk tot eenig doel zün eigen hals te redden. Ik voor my hield het er voor, dat hü geen ge vangene was. Hy was alleen en stond niet onder bewaking, hij scheen te kunnen gaan en komen naar believen. Volgens zün eigen zeg gen stond hü op goeden voet met den gevan genbewaarder Deslins. Of hij den man al of niet had gedood, hü was in alle geval door en door met het kasteel bekend, hü had de ver schillende geheime gangen onderzocht en wist, waar de gevangen waren opgesloten, 't Zou toch op zün minst al heel eigenaardig zün, dat hij dit alles door toeval op het spoor was gekomen. De kleine duivel was een door en door slecht mensch, hetgeen natuurlyk door menschen van zün soort al heel spoedig werd ontdekt. Hü van zün kant was onmiddellijk bereid om alles te beloven, waardoor hij zün leven kon redden. Ik stelde mü voor, dat het zoo in zün werk was gegaan. Op de een of andere onderneming uit voor zyn meester, was hy door de bende ge vangen genomen, maar hü had spoedig bemerkt, dat hier wel iets voor hem viel te verdienen en omdat hü geen geweten had. was hii zonder verder nadenken eenvoudig een van hen ge worden. Maar even later kwam er een ander idee bü mü op. Zou het niet kunnen zün, dat de dienaar hier was voor zaken van zün meester? Het was toch immers heel goed mogeiyk, dat de Saule in het geheim met dezen troep in relatie stond. Deze man toch was iemand, die voor niets terugschrok; van zijn familie wist men weinig af en niemand had er eenig vermoeden van, waar hü van leefde. In Parüs waren heel wat verhalen in omloop over zün losbandig leven, de avontuuriyke streken, die hü had uitgehaald en over de ontelbare duels, die elkaar met zeer korte tusschenpoozen hadden opgevolgd. HU had het aan de vriendschap van den koning te danken, dat hy een functie aan het hof ver vulde en met een titel kon pronken; en die vriendschap, zoo werd overal ronduit verteld, was ontstaan door zün groote bereidwilligheid om aan de minder edele verlangens van zün koninkiyken meester tegemoet te komen en nieuwe genoegens voor hem op te sporen. Voor zulk een man had de misdaad niets weerzinwek kends en zün trouw aan Louis zou hem nooit weerhouden. Bovendien kon men het moeilyk aan het bloote toeval wüten.dat de chevalier en zün zuster beiden gevangenen in dit kasteel waren, dat zü het van elkaar niet wisten en dat zij gescheiden werden gehouden. Er moest bü dit alles een zekere bedoeling voorzitten en wie anders dan de Saule had er belang bü? Wel begreep ik niet recht, wat de Saule hier mee voor had, ma»r van den anderen kant wist ik dat deze keer op keer Mademoiselle ten huweliik had gevraagd en al zün invloed bü den koning had aangewend, om haar toestem ming te verkrijgen. Maar zelfs de macht en het gezag van Louis hadden in deze zaak ge faald. Destyds was er genoeg over gepraat, hoe zij den man op een minachtende manier had behandeld, hem zelfs in het büzijn van den koning niet had willen erkennen, en hoe de koning haar van het hof had verbannen en zij om dreigementen eenvoudig had gelachen en met alle soort van genoegen het hof den rug had gekeerd. Ook werd er verteld, dat de Saule haar toen was gevolgd, maar dat hem de deur was gewezen, ondanks zijn koninklijken aan bevelingsbrief. Al deze dingen stonden mij nu plotseling voor den geest. Of al die praatjes echt of ver zonnen waren, wist ik niet; ik had er destyds maar met een half oor naar geluisterd. Maar als zü echt waren, dan was hier zeker wel een geldige reden voor de Saule voor de hand om, nu al zyn vorige bemoeiingen op niets waren uitgeloopen, zün toevlucht te nemen tot geweld. De man schrok voor niets terug en was nu wanhopig genoeg om de kans te wagen; en of de kerel nu verliefd was op Mademoiselle of op de rijke erfenis, het spel was in ieder geval de moeite waard en met den koning als ruggesteun, had hij al heel weinig te vreezen, daar Louis zelfs dol veel van zulke gevallen hield. Boven dien was het nog heel goed mogeiyk, dat het plan van den koning zelf was uitgegaan. Dat de chevalier in dit kasteel zou zün opgesloten, ge loofde Ik natuurlyk niet. Dit was een leugen, zonder nadenken door Gospele uitgesproken. Deze wist natuurlük niet, wat er twee dagen geleden in het Fransche kamp was voorgeval len. Waarom hü dat had verteld, kon ik onmo gelijk begrüpen. De strüd, die zich dien oewus- ten avond tusschen ons had afgespeeld stond nog te levendig voor oogen dan dat ik ook zelfs maar één enkele minuut zou kunnen gelooven, dat ik den man toen niet had door stoken en hem, terwijl ik op de vlucht ging niet stervend had achtergelaten. Hoe diep ik onze oneenigheid ook betreurde, aan de wer- kelijkheid viel nu eenmaal niets te veranderen. d'Enville was dood en mijn zwaard had hem doorstoken. Ik wist dus dat Gospele loog als er in het kasteel buiten Mademoiselle nog een gevangene was, dan was deze haar broeder niet. Wie hü dan wel was, meende ik te kunnen raden. Mijn oogen waren nog altüd op den dwerg gericht en ik had hem nog steeds stevig te pakken. „Vooruit," beval ik ruw, „wü hebben nu lang genoeg gepraat. Ga voor." „Waarheen, Monsieur?" „Naar de plaats, waar volgens jou de cheva lier is opgesloten, en probeer niet mü te be driegen." XV DE LEDIGE CEL Zelfs met een pistool in mijn eene vrije hand durfde ik den kraag van mijn wonderlüken gids niet loslaten. Mün eigen veiligheid vereischte. dat ik het mannetje volkomen onder bedwang hield. Wordt vervolgd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 10