De avonturen van een verkeersagentje
Md mïftaal van dm dag
De Aladza-moskee
Dampo verdrijft elke verkoudheid
KVtJS IHet meis'e
<D uitkomst is Koffie Hag,
neer U hart en zenuwen de prikke
lende werking der coffeïne wilt
besparen, want Hag is coffeïne-
vrij! Het gedurende 30 jaren be
proefde Hag-procédé waarborgt
bovendien de volle 100 van het
kostelijke aroma, het kenmerk van
uitgezochte hooglandkoffie.
Ook de tweede soort, „Sanka", is
heel goed en kost slechts 44 ets.
per pakje.
SHEA
van de Iersche Brigade
DINSDAG 22 FEBRUARI 1938
VI
En haar geschiedenis
,1
World Copyright reserved Nadruk verboden
Cultureele kampen op
Bouvigne
De machtige Himmler
iTinimet den hond
wa,
DOOR RANDALL PARRISH
De spitse, witte naalden van de slanke mi
naretten van Fosa steken hier en daar op
tusschen de koepels der moskeeën, wier
looden daken in den zonneschijn als zilver glan
zen.
In een dier moskeeën, de Aladza-moskee, be
gint dicht bij den ingang de nauwe, lage gang,
die naar den trans der minaret leidt; gebukt en
in het donker langs de muren tastend, moet
men zijn weg vinden naar omhoog over de uit
gesleten treden. Zoo moet ook het leven van
den vromen Mohammedaan op aarde zijn; maar
daarna volgt de belooning.
Het schemert daarboven; een oogenblik later
staat men in 't helle zonlicht en ziet neer op de
daken van de huizen en de vierkante binnen
plaatsen, waar de wingerds groeien.
In de schaduw der Aladza-moskee, waar
schots en scheef de grafsteenen staan in het
nooit gemaaide gras van het vervallen kerk
hof, ligt ook de bouwheer begraven in een wit
marmeren graf..,, het eenige graf, dat onder
houden wordt.
„Met de hulp der engelen" staat daar ge
schreven „heeft hij den bitteren kelk geledigd,
dien ieder van ons hier op aarde moet leeg
drinken en is uit het land der ellende vertrok
ken naar dat der zaligheid en tevre'denheid
de begenadigde, godzalige Nazir Hassan, zoon
van Sinan, op 't einde der maand Zilbridze
980" (1552).
Wie deze Hassan was, weet niemand meer.
Een plaatselijk historicus vertelde mij, dat hij
misschien wel een zoon was van Sinan, die voor
den sultan Bosnië bestuurde, en waarvan men
ook niet veel meer dan den naam kent. De Tur
ken hebben nu nog zoo weinig familiezin, dat zij
hoogstens den naam van hun vader en haast
nooit den naam van hun grootvader meer we
ten, en hun vele Ali's en Hassans ter onder
scheiding als den Korten, den Langen enz. aan
duiden.
Het volk kent echter, bij overlevering, de
geschiedenis van dezen Hassan, 'n geschiedenis,
die klinkt als een vertelsel uit duizend-en-een-
nacht en even weinig op waarheid berust.
Hassan was een zoon van arme ouders, die
de wijde wereld introk om fortuin te maken.
Na een langen zwerftocht kwam hij te Istam-
boel; daar zag de Sultan hem en nam hem in
zijn dienst.
Zoo goed weet Hassan zich van zijn taak,
dat hij steeds hooger in rang klom en als
Nazir (vertrouwde) den beheerscher der ge-
loovigen op al zijn reizen en krijgstochten ver
gezelde. Vele jaren verliepen en Hassan, die
groote rijkdommen had verworven, kreeg lust
om terug te keeren naar zijn land Noode zag
de sultan zijn trouwen dienaar vertrekken,
maar hy wilde hem niet aan het hof houden
tegen zijn zin. Dus vertrok Hassan met drie
gordels vol goudstukken om zijn middel ge
bonden.
Vele dagreizen had hij reeds afgelegd, toen
hij in een eenzame bergkloof overvallen werd
door veertig roovers, die hem vastbonden, be
roofden en meevoerden naar hun dievenher-
berg.
Vol blijdschap over zoo'n rijke vangst begon
nen de roovers te drinken en ze hielden er
eerst mee op, toen zij op den vloer lagen en om
t hardst snurkten.
Hassan sprak toen een gebed en zijn kete
nen vielen van zijn handen. Hij was vrij, greep
zijn drie gordels, besteeg een van de paarden
der roovers en ontkwam naar Fo?a.
Toen hij daar door de stad reed, zag hij een
stokoude vrouw die bezig was vruchten in de
zon te drogen en hij herkende in haar zijn
moeder. Hij steeg af en vroeg haar hoe zij
heette en zij begon hem te vertellen, waar haar
hart vol van was; dat zij slechts één zoon ge
had had, Hassan, die weggegaan was om for
tuin te maken, maar nooit was teruggekeerd.
Hassan vroeg toen of zij haar zoon na al die
Jaren nog zou herkennen. „Ja," antwoordde zij,
„aan de moedervlek op zijn linkerarm." Toen
stroopte Hassan zijn mouw op en vroeg haar of
zij nu wist wie hij was.
Van vreugde dat zij haar zoon weer terug
gekregen had stierf de oude vrouw, en op de
plaats, waar dit gebeurde, besloot Hassan de
Aladza-moskee te bouwen. Den bouwmeester
liet hij uit Azië komen en zelf ging hij er met
zijn mannen op uit op in het gebergte een
steengroeve te vinden.
Den eersten nacht sloegen zij hun tenten op
in de schaduw van een groot afhangend rots
blok. Om middernacht wankelde de rots en
stortte vlak bij hen in de diepte. Door het
donderend geraas ontwaakt en verblind door een
nevel van steengruis, riepen de mannen luid
keels om hulp, maar Hassan stelde hen gerust.
„Vreest niet," zei hij. „Als God het gewild had,
leefden wij niet meer, maar wellicht heeft hü
nu een steengroeve voor ons blootgelegd." En
zoo was het ook. Den volgenden morgen vond
men de groeve en uit het gevallen rotsblok
hakte men vier groote zuilen die elk drie meter
hoog waren en nu nog aan den ingang der
moskee staan.
Toen de bouw van de moskee zoover gevor
derd was, dat de vier muren overeind stonden,
drong Hassan er bij den bouwmeester op aan
om snel de koepels op het gebouw te plaatsen.
Deze antwoordde niet, maar nam de maat van
de muren, gaf die aan Hassan en vluchtte 's
nachts uit de stad.
Woedend was Hassan over dien plichtverge-
ten meester, en toen deze na een vol jaar te
rugkeerde, wilde hij hem op slag laten dooden.
De bouwmeester vroeg hem toen, om daar nog
even mee te wachten en eerst de maat te ne
men van de muren. Dat gebeurde, en toen
Op weg naar Klaas Vaak. Deze opname van de Canadeesche vijf ling werd
ons verstrekt door de Colgate-Paüm olive HandelmaatschappijAmsterdam
bleek, dat in dat jaar de muren ingeschrom-
peld waren en een aschin (zeventig centimeter)
lager waren.
Toen zeide de bouwmeester; „Heer Hassan,
als ik destijds uw bevel had opgevolgd en de
koepels opgetrokken had op de pas-gemetselde
muren, dan was deze moskee na luttele jaren
ingestort; nu echter zal zij blijven staan tot in
alle eeuwigheid."
J. R. W. SINNIGHE
Bouvigne noodigt het meer ontwikkelde meisje,
hetzij onderwijzeres, hetzij afgestudeerde gym
nasiaste of H.B.S.-er, uit, om nog ontbrekende
kennis eenigszins aan te vullen en nieuwe
krachten te putten, nieuwe idealen te zien op
rijzen, om na veertien dagen als een ander
meisje naar huis terug te keeren.
Gedurende de veertien dagen, die men op
Bouvigne verblijft, worden er drie afgeronde
cursussen gegeven, welke parallel loopen, n.l.
een huishoudelijke, een paedagogische en een
jeugdleidsterscursus.
Men kan slechts één van deze cursussen vol
gen, doch is vrij in de keuze.
Voorwaarden voor toelating zijn: werkloos zijn
door de huidige omstandigheden, minstens 16
jaar en niet ouder dan 25 zijn en bereid zijn
de leiding te volgen.
Het geheele verblijf op Bouvigne is gratis, de
lessen eveneens. Slechts de reiskosten komen ge
deeltelijk voor eigen rekening.
Aangifte kan geschieden rechtstreeks aan de
directie van Bouvigne te Ginneken (Afdeeling
Cultureele Kampen).
Het eerste kamp vangt aan 22 Februari
In landen met een dictatoriaal bewind schijnt
het er steeds op uit te moeten draaien, dat de
grootste macht tenslotte in handen komt van
den chef der politie. Dat is in Rusland het ge
val, dat is ook in Duitschland zoo. Een enkele
man doet talloozen leven in bestendige vrees.
In Duitschland is de machtige man Himmler
chef van de Gestapo en tevens chef van de
Duitsche politie. In verschillende bladen heeft
men al kunnen lezen, dat Himmler de eigen
lijke overwinnaar is in den tragischen strijd
van het nationaal-socialisme tegen Von Fritsch
en vele andere Rijksweerofficieren.
„Paris-Soir" geeft een herinnering uit 1922,
te München. Op de deur van een klein zaaltje
prijken deze woorden: Hedenavond eerste ver
gadering van de „Duitsche Arbeiders-Partij".
Spreker Adolf Hitler. Er waren slechts zeven
personen op deze vergadering, waaronder nog
een of twee die uit nieuwsgierigheid kwamen
kijken en een paar om op hun gemak en warm
te zitten. Na afloop van het officieele gedeelte
der vergadering bleven twee of drie personen
met Hitler in het café zitten achter een pot
bier, o.a. Roehm en Drexler, de werkman-filo-
soof.
„Mijn naam is Himmler, Heinrlch Himmler
Indien gij wilt ben ik tot Uw beschikking.'
zoo diende de machtige man van thans zich
destijds aan.
Heinrich Himmler werd 17 October 1900 in
München geboren en stamt uit de kleine bur
gerij. Toen de oorlog uitbrak was hij op het
lyceum en toen de nederlaag kwam was hij
wanhopig en vernederd. Hij bleef nog korten
tijd bij zijn ouders en trachtte in zijn levens
onderhoud te voorzien. Terwijl hij werkte op de
fabriek vond hij toch nog gelegenheid de Uni
versiteit te bezoeken. Toen hij Hitier ontmoet
te, had hij juist met goed gevolg het examen
afgelegd voor landbouwkundig ingenieur.
Maar sedert dien bewusten avond in 1922 gaf
hij den brui aan de landbouwkunde. Hij laat
Hitier niet meer alleen. Hij wil zich heel hoog
opwerken, machtig worden, maar hij weet, dat
hij altijd slechts op de tweede plaats zal ko
men. Zijn voornaamste taak zal zijn toewijding,
en wel totale overgave aan één persoon. Hitier
is zijn meester, zijn afgod. Hij is dat geworden
met één handgebaar, één woord, één blik.
Himmler houdt zich op de hoogte van alle
politieke stroomingen in Beieren, hij weet bin
nen te sluipen bij alle partijen, bij de Stahlhelm
en de Relchsbanner, om beter te kunnen
spionneeren, om te speuren naar vrienden voor
zijn meester en om diens vijanden te bewaken.
Tevergeefs heeft Himmler den greep naar de
macht op 9 November 1923 ontraden. Toch had
hij ongelijk. Hitier, geïnspireerd door zijn in
stinct, had niet naar hem geluisterd. De mis
lukking van den staatsgreep zou meer waard
blijkeh te zijn voor de zaak dan een plaatselijk
succes. De partij was gewonnen, op het moment
dat Hitier haar verloren waande.
Himmler heeft het „martelaarschap" van zijn
meester uitgebuit. Toen Hitler uit de gevange
nis kwam, waarin hij binnentrad, vernederd en
een dwaas gelijk, stond hü aan het hoofd van
een partij die driemaal zoo groot was. Achter
hem stond de schaduw van de Rijksweer, die
in hem den man zag die zich tegen de So-
Wat een onprettige dag, om jarig te zijn,"
dacht Frans bij zich zelf. Had hij in
zijn heelen vrijgezellentijd ooit zoo'n on-
prettigen en akeligen dag meegemaakt? Buiten
was het koud en mistig en hier in huis, op zijn
gehuurde zit- en slaapkamer, was het ongezel
lig en kil. „Nu, dat was geen omgeving, om je
verjaardag te vieren," besloot Frans. Hij moest
er uit, om in betere stemming te komen.
Haastig keek hij de agenda in het avondblad
na. Nee, bioscoop, daar had hij nu geen zin in.
Wacht, wat is dat? Een dansavond in Restau
rant Centraal? Ja, dat leek hem beter.
Een half uurtje later zat Frans in Centraal
achter een Bols. En hij dronk. Met de minuut
verbeterde zijn humeur. Was het de drank of
de gezellige sfeer en de dansmuziek? Frans wist
het zich later niet te herinneren. Maar weldra
voelde hij zich in een stemming, waarin hij de
heele wereld wel zou willen omarmen. Voor-
loopig bepaalde dit zich nog tot zijn glaasje
Bols, dat hij liefdevol in zijn handen hield, tot
datja, totdat hij het meisje zag. Zij zat
aan een tafeltje in zijn nabijheid.
Een oogenblik was het of zijn hart stilstond.
Nauwelijks zette de muziek een nieuwen dans in,
of hij stond voor haar. En zij dansten. Bij den
eersten dans verloor Frans al zijn vrijgezellen-
waan. Bij den tweeden zijn hart. Bij den der
den zijn zakdoek de kellner bracht hem dien
terug. Maar het hart, het arme hart bleef ver
loren. En zij praatten met elkaar en lachten
„O, wat een leuk hondje," zei het meisje op
eens. „Kijkt u daar toch eens!"
Frans keek. Hij keek naar het tafeltje van
een ouden heer, die alle moeite had om een
onrustig, leelijk, tegenstribbelend takshondje op
den stoel te houden.
„Oh, wat een aardige pootjes heeft het. En
zoo'n lief, dom snuitje. Wat zou ik zoo'n hondje
dolgraag hebben," zei ze tegen Frans, toen deze
haar naar haar plaats terugbracht. Met verlief
de oogen keek ze naar het hondenwicht.
Toen kreeg Frans een inval, onverwacht, on
voorzien als een bliksemslag.
„Weet u wat ik zal doen? U krijgt het hondje
van mij cadeau," zei hij.
„Maar kunt u dat dan wel? Het hoort toch
heelemaal niet van u."
„Een oogenblik," zei Frans, „een oogenblik."
En met snelle schreden haastte hij zich naar
het tafeltje van den ouden heer.
Het duurde echter vele oogenblikken. Frans
moest praten, bidden, smeeken. Zoo gemakke
lijk gaf de oude heer zijn hondje niet af. Ein
delijk liet hij zich verbidden. Maar een kost
baar bankbiljet bleef in zijn handen achter.
„Och ja, die jeugd. Die enthousiaste, licht
zinnige jeugd," mompelde de grijsharige oude
heer, toen Frans triomfeerend heenging met
zijn takshond.
Twee dansen lang moest Frans al zijn wel
sprekendheid aanwenden, voor zij het geschenk
van hem aannam. Zij verzette zich, maar zij
verzette zich vol lieftalligheid en bekoorlijk.
„Dat zooiets mogelijk kan zijn. Zoo galant,
zulke vriendelijke menschenfluisterde zij
en keek Frans lang in de oogen. Frans werd er
door meegesleept en begon zichzelf te bewon
deren.
Alleen jammer, doodjammer, dat zij zoo vlug
weer naar huis moest.
„Het spijt me ontzettend. Maar mijn ouders
zullen kwaad zijn, als ik niet om elf uur thuis
ben. Maar over-
morgen zie ik u
scheid en sloeg
haar blauwe on-
schuldige oogen naar hem op.
Twee dagen later stond Frans voor Centraal
en wachtte een half uur, een uur, en nog veel
langer. Toen sloop hü naar huis. Moe, verbit
terd, zwijgend
Iedere week heeft zeven dagen. En iedere dag
nam een deel van Frans' groote smart weg. OF
zekeren avond ging hij weer voorbü Centraal-
Daar stond Rudolf, zün beste, goede vriend
Rudolf met een bos bloemen.
„Hè, ouwe jongen, wat doe jü hier?"
„Houd toch je mond!" bromde Rudolf erg
onparlementair.
„Wat is er dan met jou aan de hand?"
„Een ezel ben ik, een uilskuiken eerste klas.'
„Nou, dat is toch niets bijzonders."
„Bewaar je aardigheden voor een anderer
keer. Stel je voor, ik sta hier al een uur of
een meisje te wachten."
„Wees blü, dat ze niet komt. Dat spaart je
geld uit."
„Geld? Maar man, weet je wat het me a
gekost heeft? Een heele hond!"
Eenwat? Een hond? Soms een klein bruin
takshondje?"
„Wat? Hoe weet jü dat?"
„Dat je in Centraal van een gierigen
ouden heer hebt afgebedeld?"
„Zeg, ben je helderziende?"
„Dat niet. Maar kom, Ruud, treur niet lan
ger. Geef je bloemen maar aan die juffrouw
van de kiosk. Ik zal je wat vertellen
Nog lang spraken Frans en Rudolf over vrou
wen en honden, over honden en vrouwen. Er
over liefde, over de schoone liefde
Keesie en de kabouters zetten het, door de heks gevolgd, op
een loopen om het venster van de hut te bereiken. Het was
een gek gezicht om een agent te zien vluchten. „Dat is de om
gekeerde wereld," zei de kabouter bü zichzelf. „De agent loopt
weg, zoo heb ik nog nooit op een viool hooien spelen."
Keesie kroop het venster uit. Hü had nog net het eene
been binnen, toen de heks meende hem te pakken te hebben.
Ze had haar tooverring reeds gereed. Doch op hetzelfde oogen
blik beet de uil haar in het been, zoodat Keesie gelegenheid
kreeg om te vluchten. „Nou, dat is ook op het kantje af,'* zei
het agentje, toen hü was gered.
ciaal-Democratie durfde verzetten. Achter de
RÜksweer stond heel het oude traditionalisti
sche Duitschland van Bismarck en de Hohen-
zollerns.
Himmler werd niet door dezelfde beweegrede
nen gedreven als zijn meester, om zich met
geestdrift over te leveren aan den steun dien de
Rijksweer bood. Himmler wist dat die generaals
en baronnen niet onder een ouden verver, on
der een Oostenrijker wilden staan. Himmler
wist dat zü Hitier verachtten, maar dak ze hem
noodig hadden. De RÜksweer moest een stroo
man hebben. Zij hoopten, dat zij hem wel in
hun macht zouden krijgen en hem wel zouden
weten weg te moffelen, wanneer hij de Sociaal-
Democratie maar eenmaal verslagen had.
Maar de RÜksweer vergiste zich, omdat zü
het karakter en de persoonlükheid van Hitier
heeft onderschat en vooral omdat in zijn scha
duw een man stond, die zijn leven opofferde om
hun plannen te veradelen, waarin hü ook
slaagde: die man was Himmler.
Toen Hitier uit de gevangenis kwam, be
noemde hü Himmler tot secretaris van de af
deeling Beieren en tot adjunct-chef van den
propaganda-dienst.
In 1929 vraagt Himmler om een keurcorps te
mogen vormen van absoluut betrouwbare, ver
knochte partügenooten, die onder üzeren dis
cipline, in een speciaal uniform, Hitier zouden'
bewaken, de 9.A. controleeren. Speciale politie-
troepen dus, die zün lüfwacht zullen vormen.
Hitier stemt toe en Himmler begint met elf
menschen. Tweemaal zullen zü Hitier en het
regime redden: op 30 Juni 1934 en op 1 Fe
bruari 1938....
In 1930 was de eerste groote overwinning be
haald. Himmler trad den Rüksdag binnen als
afgevaardigde van Beieren. Op 30 Januari 1933
geeft Hindenburg, onder pressie van de RÜks
weer, aan Hitier de macht in handen. De
hoogste pasten worden aanstonds onder de
partijleiders verdeeld. Himmler wordt Commis
saris van Politie te München. Het is wel merk
waardig, dat het vertrouwen van Hitler in
Himmler zoo langzaam groeide. Himmler was
te koel, te gereserveerd.... Himmler wist ech
ter, dat ééns zün dag zou aanbreken. Eerst de
vüanden vernietigen! Later zou men zich wel
zien te verdedigen tegen de vrienden.
Himmler is de man die de concentratiekam
pen heeft uitgevonden en het kamp van Da
chau opende op zijn bevel zijn poorten.
Zes maanden later is Himmler hoofd van de
politie in heel Beieren en de andere gouwen
vragen hem, om ook daar den veiligheidsdienst
in handen te nemen. Zoo is hy practisch het
hoofd van politie in heel Duitschland en Hitier
roept hem naar Berlijn en plaatst hem aan
het hoofd van een bureau: de Geheime Staats
politie genaamd, kortweg Gestapo.
Op 21 April 1934 komt Himmler te Berlijn in
functie. In twee maanden tijd heeft hü alles
doorzien, onderzocht en begrepen. Hü rappor
teert aan Hitier, dat een gedeelte van zün sta
en van de S.A. tegen hem een complot smeedt
De Führer verneemt met angst én ontzettini
hoe Himmler met onbewogen stem, ijskoud, d'
namen noemt der verraders, van zün besb
vrienden en strüdmakkers. Eindelük brult hi
het uit: „Genoeg, Himmler! Ruim ze op, vlug
vlug!"
Dat was de bloednacht van 30 Juni!
Toen verloor de RÜksweer de eerste party
De Gestapo spande haar net verder uit ove:
heel het Rijk en ook over het buitenland. Hitle:
doet niets meer zonder Himmler te raadplegei
en deze verzamelt voortdurend gegevens ove:
de Rijksweer. Een jaar geleden ontdekte hy di
relatie tusschen een deel van den Duitschen ei
Russischen Generalen Staf: een gemeenschap
pelk complot tegen Stalin en Hitier.
Himmler voelt zich nog niet sterk genoeg on
het schandaal in Duitschland te ontketenen
In 't geheim wordt de Gepoe ingelicht ei
Tuchatchefski en zün vrienden worden dood
geschoten.
Himmler wacht nog maanden en gooit dal
heel het dossier over het complot van de RÜks
weer op het bureau van den Führer. Ditmaal k
er geen bloednacht noodig. De officieren wor
den eenvoudig onschadelük gemaakt en Himm
ler treedt als overwinnaar uit den strijd teg<"
de RÜksweer naar voren.
Indien hy wil kan hü de RÜksweer verzoener
met de Party. Indien hü wil kan hy den strijc
ook aanwakkeren. Hü zal echter niets doen wa>
niet dienstbaar zou zün aan zün afgod: Hitlei
F *7 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door C *7bij een ongeval met p 2SO."
UV/i" verlies van belde armen, belde beenen of beide oogen Ov» doodelijken afloop
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
A 17 A DOMMC )C op dit blad zijn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen
M I .1 .r. AA ill f I Al XL O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen
bi] verlies van een hand,
een voet of een oog.
„Zeg dan gauw is de ander Saule?"
„Neen, Moniseur."
„Wie dan?"
,J)e broer van de dame, Chevalier d'Enville."
Een oogenblikje had ik het gevoel, alsof ik
my niet kon bewegen. Ik kort het niet geloovcn,
maar wat voor reden zou hy kunnen hebben
mü dat wüs te maken?
„Je liegt weer, jü hond, de man Is dood."
„Dood!" riep hü uit en toen hü mü in de
oogen keek, zag zün gezicht er spookachtig
bleek uit. „Neen, neen, Monsieur, hy is niet
dood. Ik heb hem nog geen uur geleden gezien.
Ik.... Ik heb hem eten gebracht," en hy hield
plotseling op, toen. hy inzag, welk een groote
fout hü maakte. „Ik moest het doen, Monsieur,
en wü hebben samen gepraat."
Ik geloofde den kerel niet half, maar ik wist
mü nu beter te beheerschen en vond het ver
standiger hem niet tegen te spreken.
,Dat was dus zijn uniform, die de arme kerel
beneden aan had. Hoe werd deze gedood?"
Met oogen, die niet de minste uitdrukking
hadden, staarde hy mü aan.
„Waar was dat dan? Ik heb niets gezien."
„In de groote feestzaal, hy lag vóór de estrade.
Ik heb Je daar zien rondsluipen en ben je toen
hierheen gevolgd. Wil je soms zeggen, dat je
ons niet hebt gezien?"
„Ik heb twee mannen gezien, Monsieur, maar
zü waren beiden levend. Ik kon door het slechte
licht niet uitmaken, wie zü waren, maar ik
wou niet gezien worden en ging er daarom van
van door. Ik heb nergens een dooden man ge
zien."
„En toch was er een, een man met een don
keren baard en een vuil gezicht, in de uniform
van een officier van het Regiment des Konings.
Hü was van achteren aangevallen en zün
schedel was verbrüzeld. Met die staaf daar in
je hand zou je byvoorbeeld heel goed zoo'n
slag kunnen toebrengen. En je weet er dus niets
van?"
HU schudde hardnekkig zün hoofd.
„En ook niet, wie het zou kunnen zün?"
„Met een zwarten baard en een vuil gezicht,
zegt u. Dan kan het heel goed de gevangenbe
waarder, Deslins, zün. Mon Dieu! het zou mü
niet spüten, maar ik begryp niet hoe hy daar
kwam of waarom hy de uniform van den
chevalier aan had. „Ik kan u de verzekering
geven, Monsieur, dat niet deze staaf hem den
schedel heeft verbrijzeld."
„Dan spoken er hier nog anderen rond. Je
zei zoo even, dat de chevalier en zün zuster
bü elkaar zijn."
HU aarzelde maar mün pistool oyerwon.
„Neenneenzü zün niet bü elkaar.
O! houd op! Zoo kan ik niet spreken. Ik aal
de waarheid zeggen. De een weet zelfs niets van
den ander af."
„En je hebt hun niets gezegd?"
„Hoe zou dat mogelijk zijn, Monsieur? Deslins,
die wilde dat ik het voedsel bracht, was by
mü. Als ik het verteld had, zou de man mij
gedood hebben."
Ik keek den dwerg scherp in de oogen, ik wist
heelemaal niet meer wat ik er van moest den
ken, maar ik was er innig van overtuigd, dat
de man loog. Alles wat hü vertelde, had natuur-
ïyk tot eenig doel zün eigen hals te redden.
Ik voor my hield het er voor, dat hü geen ge
vangene was. Hy was alleen en stond niet
onder bewaking, hij scheen te kunnen gaan en
komen naar believen. Volgens zün eigen zeg
gen stond hü op goeden voet met den gevan
genbewaarder Deslins. Of hij den man al of
niet had gedood, hü was in alle geval door en
door met het kasteel bekend, hü had de ver
schillende geheime gangen onderzocht en wist,
waar de gevangen waren opgesloten, 't Zou toch
op zün minst al heel eigenaardig zün, dat hij
dit alles door toeval op het spoor was gekomen.
De kleine duivel was een door en door slecht
mensch, hetgeen natuurlyk door menschen van
zün soort al heel spoedig werd ontdekt. Hü van
zün kant was onmiddellijk bereid om alles te
beloven, waardoor hij zün leven kon redden. Ik
stelde mü voor, dat het zoo in zün werk was
gegaan. Op de een of andere onderneming uit
voor zyn meester, was hy door de bende ge
vangen genomen, maar hü had spoedig bemerkt,
dat hier wel iets voor hem viel te verdienen
en omdat hü geen geweten had. was hii zonder
verder nadenken eenvoudig een van hen ge
worden. Maar even later kwam er een ander
idee bü mü op. Zou het niet kunnen zün, dat de
dienaar hier was voor zaken van zün meester?
Het was toch immers heel goed mogeiyk, dat de
Saule in het geheim met dezen troep in relatie
stond. Deze man toch was iemand, die voor
niets terugschrok; van zijn familie wist men
weinig af en niemand had er eenig vermoeden
van, waar hü van leefde. In Parüs waren heel
wat verhalen in omloop over zün losbandig leven,
de avontuuriyke streken, die hü had uitgehaald
en over de ontelbare duels, die elkaar met zeer
korte tusschenpoozen hadden opgevolgd. HU
had het aan de vriendschap van den koning
te danken, dat hy een functie aan het hof ver
vulde en met een titel kon pronken; en die
vriendschap, zoo werd overal ronduit verteld,
was ontstaan door zün groote bereidwilligheid
om aan de minder edele verlangens van zün
koninkiyken meester tegemoet te komen en
nieuwe genoegens voor hem op te sporen. Voor
zulk een man had de misdaad niets weerzinwek
kends en zün trouw aan Louis zou hem nooit
weerhouden. Bovendien kon men het moeilyk
aan het bloote toeval wüten.dat de chevalier en
zün zuster beiden gevangenen in dit kasteel
waren, dat zü het van elkaar niet wisten en
dat zij gescheiden werden gehouden. Er moest
bü dit alles een zekere bedoeling voorzitten en
wie anders dan de Saule had er belang bü?
Wel begreep ik niet recht, wat de Saule hier
mee voor had, ma»r van den anderen kant wist
ik dat deze keer op keer Mademoiselle ten
huweliik had gevraagd en al zün invloed bü
den koning had aangewend, om haar toestem
ming te verkrijgen. Maar zelfs de macht en
het gezag van Louis hadden in deze zaak ge
faald. Destyds was er genoeg over gepraat, hoe
zij den man op een minachtende manier had
behandeld, hem zelfs in het büzijn van den
koning niet had willen erkennen, en hoe de
koning haar van het hof had verbannen en
zij om dreigementen eenvoudig had gelachen
en met alle soort van genoegen het hof den rug
had gekeerd. Ook werd er verteld, dat de Saule
haar toen was gevolgd, maar dat hem de deur
was gewezen, ondanks zijn koninklijken aan
bevelingsbrief.
Al deze dingen stonden mij nu plotseling
voor den geest. Of al die praatjes echt of ver
zonnen waren, wist ik niet; ik had er destyds
maar met een half oor naar geluisterd. Maar
als zü echt waren, dan was hier zeker wel een
geldige reden voor de Saule voor de hand om,
nu al zyn vorige bemoeiingen op niets waren
uitgeloopen, zün toevlucht te nemen tot geweld.
De man schrok voor niets terug en was nu
wanhopig genoeg om de kans te wagen; en of
de kerel nu verliefd was op Mademoiselle of op
de rijke erfenis, het spel was in ieder geval de
moeite waard en met den koning als ruggesteun,
had hij al heel weinig te vreezen, daar Louis
zelfs dol veel van zulke gevallen hield. Boven
dien was het nog heel goed mogeiyk, dat het
plan van den koning zelf was uitgegaan. Dat de
chevalier in dit kasteel zou zün opgesloten, ge
loofde Ik natuurlyk niet. Dit was een leugen,
zonder nadenken door Gospele uitgesproken.
Deze wist natuurlük niet, wat er twee dagen
geleden in het Fransche kamp was voorgeval
len. Waarom hü dat had verteld, kon ik onmo
gelijk begrüpen. De strüd, die zich dien oewus-
ten avond tusschen ons had afgespeeld
stond nog te levendig voor oogen dan dat ik
ook zelfs maar één enkele minuut zou kunnen
gelooven, dat ik den man toen niet had door
stoken en hem, terwijl ik op de vlucht ging
niet stervend had achtergelaten. Hoe diep ik
onze oneenigheid ook betreurde, aan de wer-
kelijkheid viel nu eenmaal niets te veranderen.
d'Enville was dood en mijn zwaard had hem
doorstoken. Ik wist dus dat Gospele loog als
er in het kasteel buiten Mademoiselle nog een
gevangene was, dan was deze haar broeder niet.
Wie hü dan wel was, meende ik te kunnen
raden.
Mijn oogen waren nog altüd op den dwerg
gericht en ik had hem nog steeds stevig te
pakken.
„Vooruit," beval ik ruw, „wü hebben nu lang
genoeg gepraat. Ga voor."
„Waarheen, Monsieur?"
„Naar de plaats, waar volgens jou de cheva
lier is opgesloten, en probeer niet mü te be
driegen."
XV
DE LEDIGE CEL
Zelfs met een pistool in mijn eene vrije hand
durfde ik den kraag van mijn wonderlüken gids
niet loslaten. Mün eigen veiligheid vereischte.
dat ik het mannetje volkomen onder bedwang
hield.
Wordt vervolgd.