WEK DE GAL IN UW LEVER OP 'Mdv&éad vonden det§ De avonturen van een verkeersagent je SHEA Garnizoenen Meer vrijheid van de Iersche Brigade WOENSDAG 2 MAART 1938 mmmtrnmnw Studenten maatschappij En meer steun Witter dan wit Katholieke Gezondheidszorg Academische examens fe Schreef !"?at lk i slimmerikken Het Christendom over de geheele wereld A T I c A DAMME1 °P dlt bIad 3«n Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen E* r7^bfI - bU levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 1? bij een ongeval met f7 bij verlies van een hand, Ml .1 ,r, 11 Cl O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen 1 i doodelijken afloop een voet of een oog. AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL DOOR RANDALL PARRISH In 1941 sal in Rome een wereldtentoonstelling worden gehouden. Een maquette van het „Piazza Imperiale", het middelpunt van deze tentoonstelling Economische voordeelen E enigen tijd geleden hebben wij de aandacht erop gevestigd hoe redelijk het mocht worden genoemd, dat ver scheidene gemeenten pogingen in het werk stelden om zich een garnizoen te zien toe bedeeld. Behalve dat de gemeente als zoo danig door het bezit van een garnizoen in aanzien stijgt, be teekent het verkrijgen van een soldatenbezetting buitendien een eco nomisch gemeentebelang. Intusschen wordt dit laatste niet zoo al gemeen ingezien als men wel voor de hand liggend zou veronderstellen. Tusschen een tweetal organen der Zuidelijke gewestelijkt pers loopt momenteel zelfs een gedachten- wisseling over de vraag, of garnizoenen den gemeenten financieele voordeelen brengen. Een der partijen antwoordt hierop ontken nend. Zonder op deze perspolemiek als zooda nig hier in te gaan, mag het, ter algemee- ne adstructie, nuttig worden geoordeeld, met eenige cijfers aan te toonen in hoe sterke mate kleine en middelgroote steden en stadjes als b.v. Roermond, Rozendaai. Weerd, Grave e. d., economische voordeelen van het bezit van een garnizoen zullen on dervinden. Nemen we, ter nadere bepaling van de gedachten, Grave en Weert. Blijkens de be richten ontvangen deze plaatsen, waarvan de eerstgenoemde momenteel een bevolking van 23000 zielen telt, elk een garnizoen ter sterkte van twee bataljons infanterie (voor ieder der gemeenten ca. 1000 man). Alleen reeds aan officiers- en onderofficiers salarissen komt dit voor die plaatsen neer op een vermeerdering van het jaarlijkscb inkomen ad 350.000 a 400.000. Deze in komens gaan uiteraard voor een min of meer aanzienlijk deel naar de neringdoen den van het garnizoen. Hierbij voege men datgene wat, buiten de ménage om, van wege de soldaten individueel den handel- drijvenden stand toevloeit (sigarenwinkels koffiehuizen, kappers, e.d.). Naar schatting mag dit voor elk der genoemde plaatsen op 40.000 a 50.000 worden gesteld. Indien we aannemen, dat de helft van het bedrag der officiers- en onderofficierssalarissen ter plaatse in goederen wordt omgezet, dan stijgt per 1000 man troepen het lokale ver bruik in totaal met circa 250.000 per jaar Dit betreft dan, globaal genomen en zon der rekening te houden met de ménage in de kazerne, waarvan het gemeentelijk eco nomisch leven toch ook eenig aandeel za) ontvangen, uitsluitend het rechtstreeksche accres, dat den neringdoenden stand der nieuwe garnizoenen wacht. Dat het in sterke mate toegenomen plaatselijk con sumptievermogen tenslotte tot vestiging van nieuwe zaken zal kunnen leiden, en voor de gemeenten dus uitzicht biedt op toenemenden bloei, vooruitgang en uitbouw, behoeft geen nader betoog. Gezond realisme Op den Studentendag te Nijmegen heeft de Haagsche rechter mr. H. van Wageningen, een voordracht ge houden over het onderwerp „student en maatschappij", waarin hij deze veelbespro ken verhoudingen stelde in het licht van een kloek realisme. Uitgaande van de vaststelling, dat de studentenwereld heden niet meer een we reldje op zichzelf is, maar door de plichten, welke de samenleving, de Kerk en de maatschappij stellen, wordt doordrongen, maakte de spreker o.a. eenige behartigens waardige opmerkingen over het „leider schap", waarover onder studenten zoo dik wijls wordt gesproken, en gaf te kennen, dat een eventueel leiderschap geen kwestie van intellect en kennis is, zooals die in de uni versitaire gemeenschap worden gevormd en geoefend, maar veeleer van persoonlijk heidskwaliteiten, die daarvan onafhanke lijk zijn. Niet een toekomstig „leiderschap" moest dan ook z.i. de richtster der studen tenbeweging zijn, maar de plicht om de toe komstige kleinere of grootere plaats in de maatschappij als katholiek deugdelijk te vervullen. En daarom pleitte deze man uit de praktijk op de allereerste plaats voor de vakstudie. Terwijl dit pleidooi, zooals insiders we ten, op deugdelijke feiten gegrond is, zag de spreker de vakstudie ook in wijder ideëel verband als den eenig goeden weg. Niet in „actie" en „beweging" in een of anderen be perkten zin van het woord, maar in de ernstige voorbereiding tot een persoonlijk, met volle katholieke verantwoordelijkheid vervullen van de toekomstige levens- en beroepsplichten zag deze spreker de moge lijkheid om geleidelijk de samenleving weer met Christelijke waarden te doordrin gen en den verloren „maatstaf" te her stellen. „Wat wij in onzen tijd meemaken, is geen dijkbreuk, waarbij men alle hens voor een paar uur in volle actie roept. Veel eerder vertoont de wereld het beeld van een koraaleiland, waarvan het niveau is gaan dalen. Generatie na generatie moet dan weer gaan bouwen, zonder veel zichtbaar resultaat, en slechts gedragen door de ge dachte, dat het eind het werk zal kronen." En tot troost van het ongeduld, dat de jeugd eigen is, citeerde hij een woord van de groote H. Theresia, die zegt: dat het meer moed vereischt, een leven lang de dagelijksche plichten goed te vervullen, dan in een kortstondigen strijd de martelkroon te winnen. Het was een helder geluid, dat te Nijme gen met aandacht en instemming werd vernomen en niet alleen op de studenten, maar feitelijk ook op alle katholieken van toepassing was- Hoewel niet blind voor de tekortkomingen van Max de Haas' film over Schiphol, meent de filmredacteur van Het Volk er toch' zooveel goede hoedanigheden in te ont dekken, dat hij een kort pleidooi houdt voor meer vrijheid en meer steun voor onze eigen filmers. Wij kunnen hem daarin volgen en heb ben overigens reeds vroeger enkele malen om steun voor de Nederlandsche film gevraagd. Misschien komt het ooit zoover, dat deze wen- schen in vervulling gaan. Het Volk dan zegt het volgende: Ieder die het wèl meent met de filmkunst en met de opdrachtgevers! weet dat het en U zult 's morgens „kiplekker" uit bed springen. Eiken dag moet Uw lever een liter gal in de in gewanden doen vloeien. Wanneer de galafscheiding onvoldoende ls, wordt Uw voedsel niet verteerd, het bederft. Er vormen zich gassen In Uw lichaam. U raakt verstopt. Uw organisne wordt vergiftigd en U wordt humeurig en loom. U ziet alles zwart. De meeste laxeermiddelen zijn slechts lapmid delen: een geforceerde stoelgang neemt de oor zaak niet weg. Maar CARTER'S LEVERPILLETJES zullen zor gen voor de vrije toevoer van gal, waardoor U weer geheel herstelt. Een plantaardig, zacht, onover troffen middel om de gal te doen vloeien. Eischt Carter's Leverpilletjes, verkrijgbaar bij apothekers en drogisten In flacons van 0.75. zoeken nog steeds is naar den opdracht gever, die den scheppenden filmkunstenaar zooveel mogelijk vry laat. Men fuistert dat thans in Nederland zulk een opdrachtgever gevonden is. Als thans nog de „Commissie voor cuturele publiciteitsfilms" van de jube lende Nederlandse Bioscoopbond haar enor me morele steun gaat geven aan de op drachtfilm en door ruimhartigheid en stu wende aanmoediging de Nederlandse filmers het werken mogelijk maakt, dan ligt er nog een mooi arbeidsveld open Max de Haas maakte, samen met zijn toen- maligen medewerker Jo de Haas, „De Balla de van de Hoge Hoed". Een geestige film. De enige geestige film, die ooit in Holland door Hollandse filmers gemaakt is wellicht. Enkele aanloopjes laten we daar. Tot belo ning incasseerde de maker, behalve enige uitstekende perscritieken, een flink verlies. Men weet in deze eeuw van het Nederlandse fabrikaat de Nederlandse film heus wel aan te moedigen! Hier ligt, naar wij menen, een mooi ter rein voor de Nederlandsche Bioscoopbond. Het particulier initiatief van de bioscoop-exploi tanten, die liever zo min mogelijk willen be talen voor 't bijwerk", ook al is het Holalnds bijwerk, moet hier te kort schieten. De machtige Bioscoopbond, die in 1934 met een Kerstgave van f 10.000 uit de hoek kwam, en die in 193É> ettelijke duizenden uit gaf voor een feest om de historische verdien sten van den Fransman Louis Lumière te vieren, zou natuurlijk ook een dergelijk be drag ter aanmoediging van de ingeboren Hollandse filmkunst beschikbaar kunnen stellen. Een „Grote Prijs van de Bioscoop bond".... zou het niet een goed idee zijn ook de vaderlandse filmindustrie op de been te helpen? Ter zijde: ook de regering zou krachtdadig kunnen helpen, door bijv. minder vermake lijkheidsbelasting te laten heffen van de bios coopvoorstellingen, van welker programma een bepaald percentage Nederlands fabrikaat zou zijn. Laat ons Max de Haas dankbaar zijn, dat hij bij het ontbreken van al deze aanmoedi gingen, die men de Nederlandse filmers zou kunnen doen geworden, toch een film heeft gemaakt, die ons een goede, zuivere, Hol landse smaak in de mond geeft. Over den vorm waarin de steun van regee- ringswege zou kunnen plaats hebben, valt na tuurlijk nog heel wat te zeggen. Of hij gezocht moet worden in vermindering der vermake lijkheidsbelasting, is dunkt ons niet met een enkel woord uit te maken; dat er echter een vorm van steun mogelijk moet zijn zonder dat de vrijheid van werken wordt beknot, zal ieder een wel willen toegeven. worden Uw tanden indien poetst met Tube 60 en 40 ct. Doos 20 ct IVOROL In het dezer dagen verschenen Februari-num- mer van het Wit-Gele Kruis-orgaan „Katho lieke Gezondheidsozrg", wijdt M(ol) een be schouwing aan de „Kraamhulp-misère"- in Ne derland, naar aanleiding van het onlangs ge publiceerde schrijven van de gemeentelijke com missie voor 'kraamhulp te 's-Gravenhage. Hij wijst daarin op den onhoudbaren en voor de volks gezondheid gevaarlijken toestand, welke op dit terrein in ons land bestaat: overal wilde oplei dingen, overal onbevoegde kraamhulpkrachten met titels en insignes, overal wei-bevoegde ba kers en kraamverzorgsters die niet werken in het georganiseerde verband, dat hen opleidde. Krachtig wordt aangedrongen op een wette lijke regeling ten aanzien van het beroep van de hulpkrachten voor de kraamhulp, die dan voortaan dat beroep alleen dienen uit te oefenen in het verband der organisatie en dus verbon den aan een plaatsingsbureau. Van de overige artikelen noemen wij nog een bijdrage van de hand van Dr. Weyers, betref fende de sterfte van te vroeg geborenen, welke vergeleken met de totale zuigelingensterfte in ons land te hoog is, alsmede een artikel van Dr. Zijerveld, waarin de groote beteekenis van goe de lichamelijke oefening op de scholen naar voren gebracht wordt. Onder de officieele mededeelingen wordt ver meld, dat op 28 en 29 October a.s. te Utrecht zal worden gehouden een groot landelijk con gres voor kleuterzorg, op initiatief van den Ne- derlandschen Bond tot Bescherming van Zuige lingen; het dagelijksch bestuur van dit congres is samengesteld als volgt; prof. A. ten Bokkei Huinink (voorzitter), Dr. R. Wierenga (secre taris) en Mr. J. de Vreeze (penningmeester). GRONINGEN. Doctoraal examen geneeskun de mej. R. L. van Heuveln te Groningen en de heeren A. C. van Hoorn te Woldendorp (Gron.) en J. Pesman te Groningen. Candidaatsexamen wis- en natuurkunde (L) mej. H. M. C. Vaandrager te Groningen. Can didaatsexamen wis- en natuurkunde (Fr.) de heer J. L. Sirks te Hoorn. Midden tusschen zijn gewone zakelijke cor respondentie vond Freiherr Alexander von Marburg een briefje van fijner for maat. Het huis, dat Alexander von Marburg met zijn bejaarde moeder bewoonde, was half kasteel, half fabriek, en lag een aantal kilo meters verwijderd van het kleine plattelands station. Alexander von Marburg leidde persoonlijk zijn zaken en deed dat met ijver vooral de laatste jaren, sinds zekere omstandigheden in zijn le ven hem er toe gebracht hadden om zich ge heel terug te trekken uit een wereldsch bestaan van weelde en nietsdoen. Hij las het briefje, glimlachte peinzend en belde. Een bediende verscheen buigend op den drempel. Johann, is mijn neef al bij de hand? Ja? Vraag hem dan of h(j een oogenblik hier komt. August, met den slaap nog in zijn oogen en zijn kamerjas aan, zei zijn oom gapend goeden- morgen en liet zich in een fauteuil vallen. Wat is er, oom? Is dat een brief voor mij? O, neemt u me niet kwalijk, dan zou u hem na tuurlijk niet open hebben gemaakt. U wilt dus dat ik hem lees En hij las hardop: „Beste Alexander, Je zult je natuurlijk zeer verwonderen, dat je een brief van mij ontvangt, na zoo veel jaren. En nog meer zul je je verwon deren over de reden, die mij er toe gebracht heeft om je te schrijven. Alexander, ik heb spijt over wat ik je heb aangedaan. Jij bent de eenige, die me ooit begrepen hebt en je zult me ook nu be grijpen. Ik heb een oneindig verlangen naar vrede met me zelf en alle andere men- schen. Toen tijdens de gelukkige weken, die we op Grünwald bij je familie door brachten was ik het, die jou niet be greep. Ik was nog zoo jong. Uitstapjes en vermaak alles waar ik nu van walg, leken mij toen het echte leven. Ik weet dat ik je veel heb doen lijden. Je hield zoo van me en ik ook van jou, al begreep ik het toen niet. Dat alles is nu voorbij. Maar ik voel de dat ik verplicht was, na jaren tot be zinning gekomen, om je dit mee te deelen. En misschien wil je me een woord van vergiffenis doen toekomen. Laura."' H'm, zei August, toen hij den brief gele zen had echt een briefje van een vrouw, dat is zeker! Mag ik u misschien vragen wat de bedoeling is, oom? Zeker, antwoordde deze. Kijk eens, jon gen, van deze geschiedenis zal je zeker wel eens wat gehoord hebben. Maar wat ik je zeggen wilde, is dit. Je weet (en bij deze woorden keek hij zijn neef scherp in de oogen) dat ik een bekende ziekte heb. En je weet ook, dat ik goed ben, veel te goed. Dat neemt evenwel niet weg, dat ik in de 35 jaar, die ik tot nu toe gehaald heb, het een en ander geleerd heb. En nu is het niet moeilijk uit dat briefje een bepaalde bedoeling af te leiden. Ik kan me ver gissen maar Kort en goed, ging Alexander voort ik heb den indruk, dat dat meisje, om welke re den dan ook, weer toenadering tot me zoekt. Daarom moet ik zekerheid hebben of ze werke lijk zoo oprecht is, als die brief laat voorkomen. En nu wilt uzei August. En nu wil ik, dat jij haar van het station haalt. Ilc zal haar n.l. een briefje sturen, of ze eens bij ons wil komen. Maar ik ken haar niet eens! riep August uit. ik heb haar nooit gezien. En waarom eigenlijk? Zie je tegen de moeite op? zei zijn oom sarcastisch. Of ben je misschien verlegen? 'Luister en begrijp me goed. Zoo weinig men- schen als er in Grünwald uitstappen,' zal het je zeker niet moeilijk vallen de betreffende jonge dame uit te pikken. Ik zal je bovendien een beschrijving van haar geven. Tijdens den rit hier naar toe, (waar toch zeker altijd meer dan een uur mee heengaat), zal je volop in de ge legenheid zijn om haar ware bedoelingen te leeren kennen, als je handig bentJe be grijpt me? August bleef een poosje zwijgen. Dan geeuw de hij opnieuw en stond op: Best oom, ik zal het doen. Zegt u maar wanneer ik gaan moet. In ieder geval ben ik blij, als ik u een plezier kan doen. Alexander keek zijn neef die nu al een jaar bij hem inwoonde, juist in den tijd dat hij van de familie gehoord had, dat zijn oom aan een slepende ziekte leed peinzend na. Dan glimlachte hij vergenoegd. Laura was een hoogst lieftallige verschijning, die August aanstonds voor zich had ingenomen. Woont u op Grünwald? Wel aardig van uw oom, om u naar het station te sturen! Daar had hij me niets van gezegd. Nu ik hoop dat we het best met elkaar kunnen vinden. Ze hield August voor een vroolijk type, en dat was hij ook inderdaad. Onwillekeurig moest ze glimlachen om de verbouwereerdheid, die ditmaal tenminste uit August's heele ma nier van doen sprak. Vertel u me eens, zei Laura, toen ze al een eindje op weg waren is 't waar, wat ik ge hoord heb: dat uw oom ziek is? Ja? Wat scheelt er eigenlijk aan? Ze zaten tegenover elkaar in het rijtuig en August kreeg het hoe langer hoe meer benauwd. Werktuiglijk beantwoordde hij allerlei vragen, die Laura hem stelde, maar zijn gedachten na men een geheel anderen loop. „Moet ik dat meisje bespionneeren? Kan zij het helpen, dat ze mijn oom liever gezond zou zien? Bleef ze maar een poosje in de buurt wonen. Ik ben toch zeker niet verplicht.... O, was ik op het oogenblik maar in staat om mezelf te redden!" Laura's gedachten waren minstens even in teressant. „Met dien jongen kan ik doen wat ik wil! Het zou me niet verwonderen, of hij loert óók op de erfenis van dien goeden, besten Alexander. Als het een beetje wil, ben ik bang dat het een groote tegenvaller voor hem wordt! Maar in dien tusschentijd heb ik een bondge noot aan hem een knechtje, beter gezegd." De wielen knarsten over de kiezels. Ze waren ter plaatse. Johann kwam aangeloopen. Mijnheer laat zeggen, dat het hem héél erg spijt, maar hij is plotseling weggeroepen. Hij kan niet vóór de lunch terug zijn. En mijn- heer's moeder is ongesteld, en komt vandaag niet beneden. Anderhalf uur later. Het gezelschap zat aan de lunch. August had gelegenheid gevonden, om zijn oom even onder vier oogen te spreken, vóór ze aan tafel gingen. U had geen reden, om achterdochtig te zijn, oom, zei hij in haast. Ze huichelt niet, en mag u nog héél graag. U zult haar een ge noegen doen, als u haar nu en dan eens vraagt. Verdiept in haar gedachten, scheen Laura nauwelijks de spijzen aan te raken. Het is net, of ik weer begin te leven, zei ze op een oogenblik, terwijl ze Alexander met een vermoeiden glimlach aankeek. Vergeef het me, dat ik het zoo ronduit zeg, in bijzijn van je neef, maar n ik ben je echt dankbaar, dat je T\in vertrouwen hebt Alexander keek naar haar, met een eigenaardige uitdrukking in zijn oogen. („Hoe heb ik ooit van dat schepsel kunnen houden?" dacht hij bij zichzelf.) Weet je wel zéker, dat ik daar vertrouwen in heb gehad? zei hij onverschillig, terwijl hij haar glas vol schonk. 'k Zal je wat zeggen, Laura, ging hij voort, terwijl hij deed, alsof hij haar verbijstering niet bemerkte. Je bent hier naar toe gekomen in gezelschap van een spion. Van een alles-door- zienden spion mijn neef. En hij lachte luid, terwijl hij een sigaret op stak. Maar de lach bestierf hem op de lippen, toen hij de plotselinge verandering in Laura waarnam. Beurtelings keek ze naar Alexander en August, welke laatste, met een vuurrood ge zicht, alleen maar aandacht voor zijn eten scheen te hebben. Dan sprong ze op. Zoo ben ik dus de speelbal van jullie tweeën geweest, hé? barstte ze uit. Wat heeft hij je dan gezegd: dat ik hier ben geko men, omdat je ziek bent, en tijdig den buit wil binnenhalen, zeker? Zeg me dan eens, beste slimmerik, heb je dan nooit gemerkt, dat h ij hier om dezelfde reden is? En heeft hij je misschien óók gezegd, ging ze voort, zonder op de wanhopige gebaren te letten, waarmee August haar tot zwijgen wilde vermanen, dat jongetje daar, dat hij onderweg allerlei lieve woordjes voor me had? Alexander stond op. Zwijgend keek hij een oogenblik naar het tweetal. Dan wierp hü zijn sigaret in het aschbakje en zei: Als jullie daar zin in hebt, wil je de dis cussie misschien wel onder elkaar voortzetten. Ik heb het te druk. Hij maakte een gebaar, bij wijze van groet, en verdween. August had nauwelijks tijd gehad, om Laura vol woede toe te sissen: Maar ilc had hem niets gezegd, idioot! toen Johann verscheen, wiens onbewogen en correct gelaat er toch niet in slaagde, om een zekeren spot en voldoening te verbergen. Mijnheer wilde de juffrouw ervan in ken nis stellen, dat ze zich moet haasten, als ze niet den trein van drie uur wil missen. Dat is de laatste goede trein, die vandaag gaat. Ik zal juffrouw zelf met het rijtuig wegbrengen. (Nadruk verboden) Aan een nieuwe statistiek over de godsdiensten in de geheele wereld ontleenen wij de volgende bijzonderheden In Europa zijn 435 millioen Christenen en 32 millioen Mohammedanen. De eerstgenoemde groep behelst in totaal 202 millioen katholieken. In Noord-Amerika bedraagt het aantal Chris tenen 108 millioen, onder wie 52 millioen Katho lieken. Het aantal niet-christenen is 21 millioen. In Zuid-Amerika zijn op de 74 millioen Chris tenen niet minder dan 72 millioen Katholieken. Het aantal niet-christenen bedraagt ongeveer 1 millioen. Dit getal is zoo gering, omdat de be volking van Latijnsch-Amerika bijna uitsluitend Katholiek is. Het zwarte werelddeel telt 14 millioen Chris tenen, terwijl 125 millioen bewoners van Afrika andere godsdiensten belijden. Nog grooter is het verschil in Azië, waar op een totale bevolking van 997 millioen slechts 27 millioen Christenen voorkomen. Hij pikte de heks, die haar ring wilde uitgooien in het hoofd en en zij wierp daardoor verkeerd, zoodat het agentje vrij bleef. De heks was woest, terwijl Keesie met getrokken zwaard haar stond af te wachten. „Dank je, lieve vogel," riep hij, toen hü zag wat de vogel had gedaan, „ik weet, dat je een vriend van ons bent, in nood leert men zijn vrienden kennen." 84 Terwijl de heks zoo gauw mogelijk naar huis terugvloog, vloog de witte vogel in een hoogen boom. En hij zag met vreugde, dat zijn vrienden waren gered doordien hij hen had geholpen de heks aan te vallen. „Ik zal hier maar de bui afwachten, voor ik naar het huis van de heks terugkeer." 30 Zü vermoedden in het minst niet, dat ik in het kasteel was, noch wisten zij, dat Cassier in vrijheid was. Misschien wisten zij niet eens, dat twee mannen de bende hadden aangevallen. Het had zich alles in een minuut afgespeeld en bij zulke gelegenheden weet men eigenlijk zelf niet, wat er gebeurt. Het was wel degelijk de vreemdeling, dien zij stonden af te wachten, en omdat zij er van overtuigd waren, dat er geen andere uitweg bestond, moest hij ten slotte wel in de val loopen. Hij kon wellicht ook zich zelf dooden. Dit was hun natuurlijk onverschil lig; het resultaat zou dan toch hetzelfde zijn. En hoe was het nu eigenlijk met ons gesteld? Wij waren met ons drieën, want de dame was er een van de strijdlustige soort en zou voor haar aandeel opkomen; bovendien hadden wij dit voordeel, dat wij hen konden verrassen. Voor wapenen hadden wij een pistool, een mes en mijn zwaard, dat op de onderste tree van de torentrap lag. Men had Mademoiselle haar wapen afgenomen. Als wij er in slaagden ons te vereenigen met den onbekende, die zich ergens in deze spookachtige gangen schuil hield, dan zouden wij een niet te versmaden strijdkracht kunnen vormen. Wij zouden ten minste kunnen probeeren, ons de aanvallers van het lijf te houden, maar het zou een onbe gonnen daad zijn te beproeven, ons door die wacht van schurken daar beneden heen te slaan. Doch wij hadden ten minste nog den nacht in het vooruitzicht, waarin wij den tijd hadden het een of ander plan te ontwerpen. De hoop, dat er hier of daar nog een andere uitgang, dien ook onze belegeraars niet kenden, zou zijn, had ik nog altijd niet opgegeven. In de dagen toch van verraad en intrigue, dat het kasteel gebouwd was, moest er dunkt mij, toch wel de een of andere geheime uitgang zijn ge maakt. Het duister vergemakkelijkte ons onder zoek niet, maar de gedachte allee» deed onzen moed herleven. Ik wist ten minste waar een trap naar het dak voerde. „Wat denkt u te doen, Monsieur?" klonk eensklaps fluisterend de zwakke stem van het meisje. „Waar gaan wij heen?" XVIII CASSIER'S DOOD Het onwankelbare vertrouwen, dat het meisje in mij stelde, riep in mij een groot gevoel van dankbaarheid en tegelijk van verantwoordelijk heid wakker. Ik gevoelde duidelijk de groote verandering in haar houding van af het oogenblik, dat de zekerheid, dat haar broeder door mijn hand den dood had gevon den, in twijfel was overgegaan, Hoe yurig wenschte ik, dat de onbekende, die zich in deze ruïnen ophield, Charles d'Enville mocht zijn! Dit verlangen werd een oogenblik zóó sterk in mij, dat ik moeite had om mijn kalmte terug te krijgen. „Ik heb nog niet een bepaald plan, Made moiselle," gaf ik ten antwoord. „Ik wil eerst eens den toestand grondig overzien. Daarna kunnen wij misschien een plan opmaken, om de schur ken te overrompelen. Ik ben niet iemand, die een plan opgeeft zonder eerst het uiterste be proefd te hebben. Kom, Cassier, wij zullen be neden eens gaan kijken en zien, wat wij kun nen beginnen. Hebt gij een wapen bij u?" Hij scheen niet veel trek te hebben mee te gaan, maar toch volgde hij mij, toen ik lang zaam de trap afdaalde en daarbij Mademoiselle behulpzaam was om in het donker niet uit te glijden. Onder aan de trap vond ik mijn zwaard terug en gespte den riem vast; daarna sloop ik, dicht naast haar loopend, de don kere gang door, waar nu geen enkel licht plekje meer was. Maar er was niets te vreezen be halve als wij soms den ontsnapten gevangene zouden ontmoeten en het tot handtastelijkheden zou komen, nog voor er een opheldering was gegeven. Maar dit gevaar was niet groot, want dit was de gang, die Cassier had afgeloopen en de ander had waarschijnlijk in tegengestelde richting zijn heil gezocht. Wat de mannen be neden betreft, er was natuurlijk geen sprake van, dat zij vóór daglicht zich naar boven zou den durven wagen. Zü waren duizend maal banger van spoken en van de fantastische voort brengselen hunner verbeelding dan van een vijand in menschengedaante. Het kon zijn, dat de Saule boven dergelijke bijgeloovigheden stond, maar alleen zou hij zich toch ook wel niet in die zwarte gangen wagen en de kans op gezelschap was al heel klein. De nachtlucht joeg kil door de ruimte en de muren voelden vochtig en koud aan. Op den tast gingen wij zonder te spreken voort, totdat wij bij het punt kwamen, waar een lichtstraaltje van de groote zaal beneden de treden bereikte en ons in staat stelde onze omgeving flauw op te nemen. Het was toen voor de eerste maal, dat ik Mademoiselle in het gezicht kon zien. Haar wangen hadden niet de minste kleur, maar toch glimlachte zij dapper terug, toen zij mij aankeek. Mijn oogen gaven onwillekeurig blijk van mijn bewondering en sympathie. „Ik ben blij te zien, dat gij zoo dapper zijt," fluisterde ik tegen haar, bang dat Cassier het zou verstaan, „en dat gij zooveel vertrouwen in mij stelt. Dit is een moeilijk geval voor een vrouw." Zij deed haar best te glimlachen, maar ik zag, dat er een nevel voor haar oogen hing. „Ik heb toch zoo'n goede hoop, Monsieur, dat mijn broeder nog in leven is, en dat wij hem nog wel eens op het spoor zullen komen." „Het is dus ter wille van hem, dat gij zoo dapper zijt?" „Pardon, Monsieur, ook ter wille van u. Zou ik dan kunnen verlangen, dat gij schuldig zijt aan den dood van mijn broeder? Gij hebt u mijn vriend betoond, maar deze roekelooze daad scheidt ons. U zult mijn bedoeling begrijpen." ,Jk begrijp uw bedoeling en koester dezelfde hoop als gij. Als Charles d'Enville leeft, zullen wij dat vannacht weten. Ik bid, dat het zoo mag zijn ter wille van uzelf en van mij. Ik schrik er voor terug zijn dood op mijn geweten te hebben, enendaarbij Ik durfde niet verder gaan, geschrokken van de woorden, die mij op de lippen lagen. „Daarbij wat, Monsieur?" „Ik durf niet verder gaan," stamelde ik. „Het gaat mij zoozeer ter harte ter wille van u, ter wille van onze vriendschap. Het zou eeuwig een onoverkomelijke hinderpaal blijken." Haar hand drukte de mijne liefkoozend. „Ik laak er u niet om, Monsieur," zeide zij zacht. „Ik geloof, wat gij mij hebt verteld. De zwaarden kruisten elkaar en was Charles niet gevallen, dan zou hij u hebben neergeveld." „Het was een echte twist van jonge heet hoofden en, óf ik al dart niet in mijn recht was, voor zijn zuster zou het toch onmogelijk zijn te vergeten en te vergeven." „Ik zou wèl kunnen vergeven, Monsieur, want ik ken soldaten en ik weet hoe gemakkelijk zij het zwaard trekken. Ik ben geen meisje, dat buiten alles is opgegroeid." „Gij wilt dus zeggen, dat gij mij vertrouwt?" „Onbegrensd, Monsieur; gy kunt op my'n vriendschap rekenen." „Onverschillig of Charles d'Enville dood of levend is?" „Ja, Monsieur," met oogen, die my ontweken. „Ik zeg niet, dat ik alles kan vergeten; dat zou te veel zün gevraagd. Maar ik ben niet wraakgierig; ik ken zyn aard en ik denk, dat de grootste schuld by hem lag. Daarom ben ik dan ook van plan, u myn vertrouwen te schen ken." „En u daartoe te beperken?" „Stel mij verder geen vragen, Monsieur. Is het dan niet genoeg, dat ik u myn vertrouwen geef? Wij verkeeren nog altijd in groot ge vaar." „Dat weet ik, maar dank zy de woorden, die gy hebt gesproken, voel ik weer nieuwen moed en zal ik in staat zijn, om helderder te kunnen denken. Als men de geschiedenis kan gelooven, dan is het oude kasteel getuige geweest van veel moed en veel toewijding, en dezen nacht zal het ervaren, dat dezelfde geest nog voortleeft. Op de een of andere manier zullen wy de plan nen van die schurken weten te dwarsboomen. Wy zullen nu eens probeeren te zien, wat er zich beneden afspeelt." De bende had fakkels en lantarens tot haar beschikking, maar het meeste licht kwam van een groot vuur, dat in een holte van den steenen vloer was aangelegd. Een stapel brandhout lag er naast en van het punt, waar ik stond, kon ik juist zien, dat twee man uit de richting van den hoofdingang kwamen aangeloopen met een nieuwen voorraad brandhout, dien zy met veel drukte op den grond wierpen. Uit dit alles kon ik gemakkelijk opmaken, dat zij er op rgkenden den heelen nacht daar de wacht te houden. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 10