WEK DE GAL
IN UW LEVER OP
'Mdv&éad
vonden det§
De avonturen van
een verkeersagent je
SHEA
Garnizoenen
Meer vrijheid
van de Iersche Brigade
WOENSDAG 2 MAART 1938
mmmtrnmnw
Studenten maatschappij
En meer steun
Witter dan wit
Katholieke Gezondheidszorg
Academische examens
fe Schreef !"?at lk i slimmerikken
Het Christendom over
de geheele wereld
A T I c A DAMME1 °P dlt bIad 3«n Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen E* r7^bfI - bU levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 1? bij een ongeval met f7 bij verlies van een hand,
Ml .1 ,r, 11 Cl O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen 1 i doodelijken afloop een voet of een oog.
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
DOOR RANDALL PARRISH
In 1941 sal in Rome een wereldtentoonstelling worden gehouden. Een maquette
van het „Piazza Imperiale", het middelpunt van deze tentoonstelling
Economische voordeelen
E enigen tijd geleden hebben wij de
aandacht erop gevestigd hoe redelijk
het mocht worden genoemd, dat ver
scheidene gemeenten pogingen in het werk
stelden om zich een garnizoen te zien toe
bedeeld. Behalve dat de gemeente als zoo
danig door het bezit van een garnizoen in
aanzien stijgt, be teekent het verkrijgen van
een soldatenbezetting buitendien een eco
nomisch gemeentebelang.
Intusschen wordt dit laatste niet zoo al
gemeen ingezien als men wel voor de hand
liggend zou veronderstellen. Tusschen een
tweetal organen der Zuidelijke gewestelijkt
pers loopt momenteel zelfs een gedachten-
wisseling over de vraag, of garnizoenen den
gemeenten financieele voordeelen brengen.
Een der partijen antwoordt hierop ontken
nend.
Zonder op deze perspolemiek als zooda
nig hier in te gaan, mag het, ter algemee-
ne adstructie, nuttig worden geoordeeld,
met eenige cijfers aan te toonen in hoe
sterke mate kleine en middelgroote steden
en stadjes als b.v. Roermond, Rozendaai.
Weerd, Grave e. d., economische voordeelen
van het bezit van een garnizoen zullen on
dervinden.
Nemen we, ter nadere bepaling van de
gedachten, Grave en Weert. Blijkens de be
richten ontvangen deze plaatsen, waarvan
de eerstgenoemde momenteel een bevolking
van 23000 zielen telt, elk een garnizoen
ter sterkte van twee bataljons infanterie
(voor ieder der gemeenten ca. 1000 man).
Alleen reeds aan officiers- en onderofficiers
salarissen komt dit voor die plaatsen neer
op een vermeerdering van het jaarlijkscb
inkomen ad 350.000 a 400.000. Deze in
komens gaan uiteraard voor een min of
meer aanzienlijk deel naar de neringdoen
den van het garnizoen. Hierbij voege men
datgene wat, buiten de ménage om, van
wege de soldaten individueel den handel-
drijvenden stand toevloeit (sigarenwinkels
koffiehuizen, kappers, e.d.). Naar schatting
mag dit voor elk der genoemde plaatsen op
40.000 a 50.000 worden gesteld. Indien
we aannemen, dat de helft van het bedrag
der officiers- en onderofficierssalarissen ter
plaatse in goederen wordt omgezet, dan
stijgt per 1000 man troepen het lokale ver
bruik in totaal met circa 250.000 per jaar
Dit betreft dan, globaal genomen en zon
der rekening te houden met de ménage in
de kazerne, waarvan het gemeentelijk eco
nomisch leven toch ook eenig aandeel za)
ontvangen, uitsluitend het rechtstreeksche
accres, dat den neringdoenden stand der
nieuwe garnizoenen wacht. Dat het in
sterke mate toegenomen plaatselijk con
sumptievermogen tenslotte tot vestiging
van nieuwe zaken zal kunnen leiden, en
voor de gemeenten dus uitzicht biedt op
toenemenden bloei, vooruitgang en uitbouw,
behoeft geen nader betoog.
Gezond realisme
Op den Studentendag te Nijmegen
heeft de Haagsche rechter mr. H.
van Wageningen, een voordracht ge
houden over het onderwerp „student en
maatschappij", waarin hij deze veelbespro
ken verhoudingen stelde in het licht van
een kloek realisme.
Uitgaande van de vaststelling, dat de
studentenwereld heden niet meer een we
reldje op zichzelf is, maar door de plichten,
welke de samenleving, de Kerk en de
maatschappij stellen, wordt doordrongen,
maakte de spreker o.a. eenige behartigens
waardige opmerkingen over het „leider
schap", waarover onder studenten zoo dik
wijls wordt gesproken, en gaf te kennen, dat
een eventueel leiderschap geen kwestie van
intellect en kennis is, zooals die in de uni
versitaire gemeenschap worden gevormd en
geoefend, maar veeleer van persoonlijk
heidskwaliteiten, die daarvan onafhanke
lijk zijn. Niet een toekomstig „leiderschap"
moest dan ook z.i. de richtster der studen
tenbeweging zijn, maar de plicht om de toe
komstige kleinere of grootere plaats in de
maatschappij als katholiek deugdelijk te
vervullen. En daarom pleitte deze man uit
de praktijk op de allereerste plaats voor de
vakstudie.
Terwijl dit pleidooi, zooals insiders we
ten, op deugdelijke feiten gegrond is, zag de
spreker de vakstudie ook in wijder ideëel
verband als den eenig goeden weg. Niet in
„actie" en „beweging" in een of anderen be
perkten zin van het woord, maar in de
ernstige voorbereiding tot een persoonlijk,
met volle katholieke verantwoordelijkheid
vervullen van de toekomstige levens- en
beroepsplichten zag deze spreker de moge
lijkheid om geleidelijk de samenleving
weer met Christelijke waarden te doordrin
gen en den verloren „maatstaf" te her
stellen.
„Wat wij in onzen tijd meemaken, is geen
dijkbreuk, waarbij men alle hens voor een
paar uur in volle actie roept. Veel eerder
vertoont de wereld het beeld van een
koraaleiland, waarvan het niveau is gaan
dalen. Generatie na generatie moet dan
weer gaan bouwen, zonder veel zichtbaar
resultaat, en slechts gedragen door de ge
dachte, dat het eind het werk zal kronen."
En tot troost van het ongeduld, dat de
jeugd eigen is, citeerde hij een woord van
de groote H. Theresia, die zegt: dat het
meer moed vereischt, een leven lang de
dagelijksche plichten goed te vervullen, dan
in een kortstondigen strijd de martelkroon
te winnen.
Het was een helder geluid, dat te Nijme
gen met aandacht en instemming werd
vernomen en niet alleen op de studenten,
maar feitelijk ook op alle katholieken van
toepassing was-
Hoewel niet blind voor de tekortkomingen
van Max de Haas' film over Schiphol,
meent de filmredacteur van Het Volk er
toch' zooveel goede hoedanigheden in te ont
dekken, dat hij een kort pleidooi houdt voor
meer vrijheid en meer steun voor onze eigen
filmers. Wij kunnen hem daarin volgen en heb
ben overigens reeds vroeger enkele malen om
steun voor de Nederlandsche film gevraagd.
Misschien komt het ooit zoover, dat deze wen-
schen in vervulling gaan. Het Volk dan zegt
het volgende:
Ieder die het wèl meent met de filmkunst
en met de opdrachtgevers! weet dat het
en U zult 's morgens „kiplekker"
uit bed springen.
Eiken dag moet Uw lever een liter gal in de in
gewanden doen vloeien. Wanneer de galafscheiding
onvoldoende ls, wordt Uw voedsel niet verteerd, het
bederft. Er vormen zich gassen In Uw lichaam. U
raakt verstopt. Uw organisne wordt vergiftigd en
U wordt humeurig en loom. U ziet alles zwart.
De meeste laxeermiddelen zijn slechts lapmid
delen: een geforceerde stoelgang neemt de oor
zaak niet weg.
Maar CARTER'S LEVERPILLETJES zullen zor
gen voor de vrije toevoer van gal, waardoor U weer
geheel herstelt. Een plantaardig, zacht, onover
troffen middel om de gal te doen vloeien.
Eischt Carter's Leverpilletjes, verkrijgbaar bij
apothekers en drogisten In flacons van 0.75.
zoeken nog steeds is naar den opdracht
gever, die den scheppenden filmkunstenaar
zooveel mogelijk vry laat. Men fuistert dat
thans in Nederland zulk een opdrachtgever
gevonden is. Als thans nog de „Commissie
voor cuturele publiciteitsfilms" van de jube
lende Nederlandse Bioscoopbond haar enor
me morele steun gaat geven aan de op
drachtfilm en door ruimhartigheid en stu
wende aanmoediging de Nederlandse filmers
het werken mogelijk maakt, dan ligt er nog
een mooi arbeidsveld open
Max de Haas maakte, samen met zijn toen-
maligen medewerker Jo de Haas, „De Balla
de van de Hoge Hoed". Een geestige film.
De enige geestige film, die ooit in Holland
door Hollandse filmers gemaakt is wellicht.
Enkele aanloopjes laten we daar. Tot belo
ning incasseerde de maker, behalve enige
uitstekende perscritieken, een flink verlies.
Men weet in deze eeuw van het Nederlandse
fabrikaat de Nederlandse film heus wel aan
te moedigen!
Hier ligt, naar wij menen, een mooi ter
rein voor de Nederlandsche Bioscoopbond. Het
particulier initiatief van de bioscoop-exploi
tanten, die liever zo min mogelijk willen be
talen voor 't bijwerk", ook al is het Holalnds
bijwerk, moet hier te kort schieten.
De machtige Bioscoopbond, die in 1934 met
een Kerstgave van f 10.000 uit de hoek
kwam, en die in 193É> ettelijke duizenden uit
gaf voor een feest om de historische verdien
sten van den Fransman Louis Lumière te
vieren, zou natuurlijk ook een dergelijk be
drag ter aanmoediging van de ingeboren
Hollandse filmkunst beschikbaar kunnen
stellen. Een „Grote Prijs van de Bioscoop
bond".... zou het niet een goed idee zijn
ook de vaderlandse filmindustrie op de been
te helpen?
Ter zijde: ook de regering zou krachtdadig
kunnen helpen, door bijv. minder vermake
lijkheidsbelasting te laten heffen van de bios
coopvoorstellingen, van welker programma
een bepaald percentage Nederlands fabrikaat
zou zijn.
Laat ons Max de Haas dankbaar zijn, dat
hij bij het ontbreken van al deze aanmoedi
gingen, die men de Nederlandse filmers zou
kunnen doen geworden, toch een film heeft
gemaakt, die ons een goede, zuivere, Hol
landse smaak in de mond geeft.
Over den vorm waarin de steun van regee-
ringswege zou kunnen plaats hebben, valt na
tuurlijk nog heel wat te zeggen. Of hij gezocht
moet worden in vermindering der vermake
lijkheidsbelasting, is dunkt ons niet met een
enkel woord uit te maken; dat er echter een
vorm van steun mogelijk moet zijn zonder dat
de vrijheid van werken wordt beknot, zal ieder
een wel willen toegeven.
worden Uw tanden indien poetst met
Tube 60 en 40 ct. Doos 20 ct IVOROL
In het dezer dagen verschenen Februari-num-
mer van het Wit-Gele Kruis-orgaan „Katho
lieke Gezondheidsozrg", wijdt M(ol) een be
schouwing aan de „Kraamhulp-misère"- in Ne
derland, naar aanleiding van het onlangs ge
publiceerde schrijven van de gemeentelijke com
missie voor 'kraamhulp te 's-Gravenhage. Hij
wijst daarin op den onhoudbaren en voor de volks
gezondheid gevaarlijken toestand, welke op dit
terrein in ons land bestaat: overal wilde oplei
dingen, overal onbevoegde kraamhulpkrachten
met titels en insignes, overal wei-bevoegde ba
kers en kraamverzorgsters die niet werken in
het georganiseerde verband, dat hen opleidde.
Krachtig wordt aangedrongen op een wette
lijke regeling ten aanzien van het beroep van
de hulpkrachten voor de kraamhulp, die dan
voortaan dat beroep alleen dienen uit te oefenen
in het verband der organisatie en dus verbon
den aan een plaatsingsbureau.
Van de overige artikelen noemen wij nog een
bijdrage van de hand van Dr. Weyers, betref
fende de sterfte van te vroeg geborenen, welke
vergeleken met de totale zuigelingensterfte in
ons land te hoog is, alsmede een artikel van Dr.
Zijerveld, waarin de groote beteekenis van goe
de lichamelijke oefening op de scholen naar
voren gebracht wordt.
Onder de officieele mededeelingen wordt ver
meld, dat op 28 en 29 October a.s. te Utrecht
zal worden gehouden een groot landelijk con
gres voor kleuterzorg, op initiatief van den Ne-
derlandschen Bond tot Bescherming van Zuige
lingen; het dagelijksch bestuur van dit congres
is samengesteld als volgt; prof. A. ten Bokkei
Huinink (voorzitter), Dr. R. Wierenga (secre
taris) en Mr. J. de Vreeze (penningmeester).
GRONINGEN. Doctoraal examen geneeskun
de mej. R. L. van Heuveln te Groningen en de
heeren A. C. van Hoorn te Woldendorp (Gron.)
en J. Pesman te Groningen.
Candidaatsexamen wis- en natuurkunde (L)
mej. H. M. C. Vaandrager te Groningen. Can
didaatsexamen wis- en natuurkunde (Fr.) de
heer J. L. Sirks te Hoorn.
Midden tusschen zijn gewone zakelijke cor
respondentie vond Freiherr Alexander
von Marburg een briefje van fijner for
maat. Het huis, dat Alexander von Marburg
met zijn bejaarde moeder bewoonde, was half
kasteel, half fabriek, en lag een aantal kilo
meters verwijderd van het kleine plattelands
station.
Alexander von Marburg leidde persoonlijk zijn
zaken en deed dat met ijver vooral de laatste
jaren, sinds zekere omstandigheden in zijn le
ven hem er toe gebracht hadden om zich ge
heel terug te trekken uit een wereldsch bestaan
van weelde en nietsdoen.
Hij las het briefje, glimlachte peinzend en
belde. Een bediende verscheen buigend op den
drempel.
Johann, is mijn neef al bij de hand? Ja?
Vraag hem dan of h(j een oogenblik hier komt.
August, met den slaap nog in zijn oogen en
zijn kamerjas aan, zei zijn oom gapend goeden-
morgen en liet zich in een fauteuil vallen.
Wat is er, oom? Is dat een brief voor mij?
O, neemt u me niet kwalijk, dan zou u hem na
tuurlijk niet open hebben gemaakt. U wilt dus
dat ik hem lees
En hij las hardop:
„Beste Alexander,
Je zult je natuurlijk zeer verwonderen,
dat je een brief van mij ontvangt, na zoo
veel jaren. En nog meer zul je je verwon
deren over de reden, die mij er toe gebracht
heeft om je te schrijven.
Alexander, ik heb spijt over wat ik je heb
aangedaan. Jij bent de eenige, die me ooit
begrepen hebt en je zult me ook nu be
grijpen. Ik heb een oneindig verlangen naar
vrede met me zelf en alle andere men-
schen. Toen tijdens de gelukkige weken,
die we op Grünwald bij je familie door
brachten was ik het, die jou niet be
greep. Ik was nog zoo jong. Uitstapjes en
vermaak alles waar ik nu van walg, leken
mij toen het echte leven. Ik weet dat ik
je veel heb doen lijden. Je hield zoo van me
en ik ook van jou, al begreep ik het toen
niet. Dat alles is nu voorbij. Maar ik voel
de dat ik verplicht was, na jaren tot be
zinning gekomen, om je dit mee te deelen.
En misschien wil je me een woord van
vergiffenis doen toekomen.
Laura."'
H'm, zei August, toen hij den brief gele
zen had echt een briefje van een vrouw, dat
is zeker! Mag ik u misschien vragen wat de
bedoeling is, oom?
Zeker, antwoordde deze. Kijk eens, jon
gen, van deze geschiedenis zal je zeker wel eens
wat gehoord hebben. Maar wat ik je zeggen
wilde, is dit. Je weet (en bij deze woorden
keek hij zijn neef scherp in de oogen) dat
ik een bekende ziekte heb. En je weet ook, dat
ik goed ben, veel te goed. Dat neemt evenwel
niet weg, dat ik in de 35 jaar, die ik tot nu
toe gehaald heb, het een en ander geleerd heb.
En nu is het niet moeilijk uit dat briefje een
bepaalde bedoeling af te leiden. Ik kan me ver
gissen maar
Kort en goed, ging Alexander voort ik
heb den indruk, dat dat meisje, om welke re
den dan ook, weer toenadering tot me zoekt.
Daarom moet ik zekerheid hebben of ze werke
lijk zoo oprecht is, als die brief laat voorkomen.
En nu wilt uzei August.
En nu wil ik, dat jij haar van het station
haalt. Ilc zal haar n.l. een briefje sturen, of ze
eens bij ons wil komen.
Maar ik ken haar niet eens! riep August
uit. ik heb haar nooit gezien. En waarom
eigenlijk?
Zie je tegen de moeite op? zei zijn oom
sarcastisch. Of ben je misschien verlegen?
'Luister en begrijp me goed. Zoo weinig men-
schen als er in Grünwald uitstappen,' zal het
je zeker niet moeilijk vallen de betreffende
jonge dame uit te pikken. Ik zal je bovendien
een beschrijving van haar geven. Tijdens den rit
hier naar toe, (waar toch zeker altijd meer dan
een uur mee heengaat), zal je volop in de ge
legenheid zijn om haar ware bedoelingen te
leeren kennen, als je handig bentJe be
grijpt me?
August bleef een poosje zwijgen. Dan geeuw
de hij opnieuw en stond op:
Best oom, ik zal het doen. Zegt u maar
wanneer ik gaan moet. In ieder geval ben ik
blij, als ik u een plezier kan doen.
Alexander keek zijn neef die nu al een
jaar bij hem inwoonde, juist in den tijd dat hij
van de familie gehoord had, dat zijn oom aan
een slepende ziekte leed peinzend na. Dan
glimlachte hij vergenoegd.
Laura was een hoogst lieftallige verschijning,
die August aanstonds voor zich had ingenomen.
Woont u op Grünwald? Wel aardig van
uw oom, om u naar het station te sturen! Daar
had hij me niets van gezegd. Nu ik hoop dat
we het best met elkaar kunnen vinden.
Ze hield August voor een vroolijk type, en
dat was hij ook inderdaad. Onwillekeurig moest
ze glimlachen om de verbouwereerdheid, die
ditmaal tenminste uit August's heele ma
nier van doen sprak.
Vertel u me eens, zei Laura, toen ze al een
eindje op weg waren is 't waar, wat ik ge
hoord heb: dat uw oom ziek is? Ja? Wat
scheelt er eigenlijk aan?
Ze zaten tegenover elkaar in het rijtuig en
August kreeg het hoe langer hoe meer benauwd.
Werktuiglijk beantwoordde hij allerlei vragen,
die Laura hem stelde, maar zijn gedachten na
men een geheel anderen loop. „Moet ik dat
meisje bespionneeren? Kan zij het helpen, dat
ze mijn oom liever gezond zou zien? Bleef ze
maar een poosje in de buurt wonen. Ik ben
toch zeker niet verplicht.... O, was ik op het
oogenblik maar in staat om mezelf te redden!"
Laura's gedachten waren minstens even in
teressant. „Met dien jongen kan ik doen wat
ik wil! Het zou me niet verwonderen, of hij
loert óók op de erfenis van dien goeden, besten
Alexander. Als het een beetje wil, ben ik bang
dat het een groote tegenvaller voor hem wordt!
Maar in dien tusschentijd heb ik een bondge
noot aan hem een knechtje, beter gezegd."
De wielen knarsten over de kiezels. Ze waren
ter plaatse. Johann kwam aangeloopen.
Mijnheer laat zeggen, dat het hem héél
erg spijt, maar hij is plotseling weggeroepen.
Hij kan niet vóór de lunch terug zijn. En mijn-
heer's moeder is ongesteld, en komt vandaag
niet beneden.
Anderhalf uur later. Het gezelschap zat aan
de lunch. August had gelegenheid gevonden,
om zijn oom even onder vier oogen te spreken,
vóór ze aan tafel gingen.
U had geen reden, om achterdochtig te
zijn, oom, zei hij in haast. Ze huichelt niet,
en mag u nog héél graag. U zult haar een ge
noegen doen, als u haar nu en dan eens vraagt.
Verdiept in haar gedachten, scheen Laura
nauwelijks de spijzen aan te raken.
Het is net, of ik weer begin te leven, zei
ze op een oogenblik, terwijl ze Alexander met
een vermoeiden glimlach aankeek. Vergeef
het me, dat ik het zoo ronduit zeg, in bijzijn
van je neef, maar n
ik ben je echt
dankbaar, dat je T\in
vertrouwen hebt
Alexander keek
naar haar, met
een eigenaardige uitdrukking in zijn oogen.
(„Hoe heb ik ooit van dat schepsel kunnen
houden?" dacht hij bij zichzelf.)
Weet je wel zéker, dat ik daar vertrouwen
in heb gehad? zei hij onverschillig, terwijl hij
haar glas vol schonk.
'k Zal je wat zeggen, Laura, ging hij voort,
terwijl hij deed, alsof hij haar verbijstering niet
bemerkte. Je bent hier naar toe gekomen in
gezelschap van een spion. Van een alles-door-
zienden spion mijn neef.
En hij lachte luid, terwijl hij een sigaret op
stak. Maar de lach bestierf hem op de lippen,
toen hij de plotselinge verandering in Laura
waarnam. Beurtelings keek ze naar Alexander
en August, welke laatste, met een vuurrood ge
zicht, alleen maar aandacht voor zijn eten
scheen te hebben. Dan sprong ze op.
Zoo ben ik dus de speelbal van jullie
tweeën geweest, hé? barstte ze uit. Wat
heeft hij je dan gezegd: dat ik hier ben geko
men, omdat je ziek bent, en tijdig den buit wil
binnenhalen, zeker? Zeg me dan eens, beste
slimmerik, heb je dan nooit gemerkt, dat h ij
hier om dezelfde reden is? En heeft hij je
misschien óók gezegd, ging ze voort, zonder op
de wanhopige gebaren te letten, waarmee
August haar tot zwijgen wilde vermanen,
dat jongetje daar, dat hij onderweg allerlei lieve
woordjes voor me had?
Alexander stond op. Zwijgend keek hij een
oogenblik naar het tweetal. Dan wierp hü zijn
sigaret in het aschbakje en zei:
Als jullie daar zin in hebt, wil je de dis
cussie misschien wel onder elkaar voortzetten.
Ik heb het te druk.
Hij maakte een gebaar, bij wijze van groet,
en verdween.
August had nauwelijks tijd gehad, om Laura
vol woede toe te sissen:
Maar ilc had hem niets gezegd, idioot!
toen Johann verscheen, wiens onbewogen en
correct gelaat er toch niet in slaagde, om een
zekeren spot en voldoening te verbergen.
Mijnheer wilde de juffrouw ervan in ken
nis stellen, dat ze zich moet haasten, als ze
niet den trein van drie uur wil missen. Dat is
de laatste goede trein, die vandaag gaat. Ik zal
juffrouw zelf met het rijtuig wegbrengen.
(Nadruk verboden)
Aan een nieuwe statistiek over de godsdiensten
in de geheele wereld ontleenen wij de volgende
bijzonderheden
In Europa zijn 435 millioen Christenen en 32
millioen Mohammedanen. De eerstgenoemde
groep behelst in totaal 202 millioen katholieken.
In Noord-Amerika bedraagt het aantal Chris
tenen 108 millioen, onder wie 52 millioen Katho
lieken. Het aantal niet-christenen is 21 millioen.
In Zuid-Amerika zijn op de 74 millioen Chris
tenen niet minder dan 72 millioen Katholieken.
Het aantal niet-christenen bedraagt ongeveer
1 millioen. Dit getal is zoo gering, omdat de be
volking van Latijnsch-Amerika bijna uitsluitend
Katholiek is.
Het zwarte werelddeel telt 14 millioen Chris
tenen, terwijl 125 millioen bewoners van Afrika
andere godsdiensten belijden.
Nog grooter is het verschil in Azië, waar op
een totale bevolking van 997 millioen slechts 27
millioen Christenen voorkomen.
Hij pikte de heks, die haar ring wilde uitgooien in het hoofd
en en zij wierp daardoor verkeerd, zoodat het agentje vrij bleef.
De heks was woest, terwijl Keesie met getrokken zwaard haar
stond af te wachten. „Dank je, lieve vogel," riep hij, toen hü
zag wat de vogel had gedaan, „ik weet, dat je een vriend van
ons bent, in nood leert men zijn vrienden kennen."
84
Terwijl de heks zoo gauw mogelijk naar huis terugvloog, vloog
de witte vogel in een hoogen boom. En hij zag met vreugde, dat
zijn vrienden waren gered doordien hij hen had geholpen de
heks aan te vallen. „Ik zal hier maar de bui afwachten, voor
ik naar het huis van de heks terugkeer."
30
Zü vermoedden in het minst niet, dat ik in
het kasteel was, noch wisten zij, dat Cassier in
vrijheid was. Misschien wisten zij niet eens, dat
twee mannen de bende hadden aangevallen.
Het had zich alles in een minuut afgespeeld en
bij zulke gelegenheden weet men eigenlijk zelf
niet, wat er gebeurt. Het was wel degelijk de
vreemdeling, dien zij stonden af te wachten, en
omdat zij er van overtuigd waren, dat er geen
andere uitweg bestond, moest hij ten slotte
wel in de val loopen. Hij kon wellicht ook zich
zelf dooden. Dit was hun natuurlijk onverschil
lig; het resultaat zou dan toch hetzelfde zijn.
En hoe was het nu eigenlijk met ons gesteld?
Wij waren met ons drieën, want de dame was er
een van de strijdlustige soort en zou voor haar
aandeel opkomen; bovendien hadden wij dit
voordeel, dat wij hen konden verrassen. Voor
wapenen hadden wij een pistool, een mes en
mijn zwaard, dat op de onderste tree van de
torentrap lag. Men had Mademoiselle haar
wapen afgenomen. Als wij er in slaagden ons
te vereenigen met den onbekende, die zich
ergens in deze spookachtige gangen schuil
hield, dan zouden wij een niet te versmaden
strijdkracht kunnen vormen. Wij zouden ten
minste kunnen probeeren, ons de aanvallers
van het lijf te houden, maar het zou een onbe
gonnen daad zijn te beproeven, ons door die
wacht van schurken daar beneden heen te
slaan. Doch wij hadden ten minste nog den
nacht in het vooruitzicht, waarin wij den tijd
hadden het een of ander plan te ontwerpen.
De hoop, dat er hier of daar nog een andere
uitgang, dien ook onze belegeraars niet kenden,
zou zijn, had ik nog altijd niet opgegeven. In
de dagen toch van verraad en intrigue, dat het
kasteel gebouwd was, moest er dunkt mij, toch
wel de een of andere geheime uitgang zijn ge
maakt. Het duister vergemakkelijkte ons onder
zoek niet, maar de gedachte allee» deed onzen
moed herleven. Ik wist ten minste waar een
trap naar het dak voerde.
„Wat denkt u te doen, Monsieur?" klonk
eensklaps fluisterend de zwakke stem van het
meisje. „Waar gaan wij heen?"
XVIII
CASSIER'S DOOD
Het onwankelbare vertrouwen, dat het meisje
in mij stelde, riep in mij een groot gevoel van
dankbaarheid en tegelijk van verantwoordelijk
heid wakker. Ik gevoelde duidelijk de
groote verandering in haar houding van
af het oogenblik, dat de zekerheid, dat haar
broeder door mijn hand den dood had gevon
den, in twijfel was overgegaan, Hoe yurig
wenschte ik, dat de onbekende, die zich in deze
ruïnen ophield, Charles d'Enville mocht zijn!
Dit verlangen werd een oogenblik zóó sterk in
mij, dat ik moeite had om mijn kalmte terug te
krijgen.
„Ik heb nog niet een bepaald plan, Made
moiselle," gaf ik ten antwoord. „Ik wil eerst eens
den toestand grondig overzien. Daarna kunnen
wij misschien een plan opmaken, om de schur
ken te overrompelen. Ik ben niet iemand, die
een plan opgeeft zonder eerst het uiterste be
proefd te hebben. Kom, Cassier, wij zullen be
neden eens gaan kijken en zien, wat wij kun
nen beginnen. Hebt gij een wapen bij u?"
Hij scheen niet veel trek te hebben mee te
gaan, maar toch volgde hij mij, toen ik lang
zaam de trap afdaalde en daarbij Mademoiselle
behulpzaam was om in het donker niet uit te
glijden. Onder aan de trap vond ik mijn
zwaard terug en gespte den riem vast; daarna
sloop ik, dicht naast haar loopend, de don
kere gang door, waar nu geen enkel licht plekje
meer was. Maar er was niets te vreezen be
halve als wij soms den ontsnapten gevangene
zouden ontmoeten en het tot handtastelijkheden
zou komen, nog voor er een opheldering was
gegeven. Maar dit gevaar was niet groot, want
dit was de gang, die Cassier had afgeloopen en
de ander had waarschijnlijk in tegengestelde
richting zijn heil gezocht. Wat de mannen be
neden betreft, er was natuurlijk geen sprake
van, dat zij vóór daglicht zich naar boven zou
den durven wagen. Zü waren duizend maal
banger van spoken en van de fantastische voort
brengselen hunner verbeelding dan van een
vijand in menschengedaante. Het kon zijn, dat
de Saule boven dergelijke bijgeloovigheden stond,
maar alleen zou hij zich toch ook wel niet in die
zwarte gangen wagen en de kans op gezelschap
was al heel klein.
De nachtlucht joeg kil door de ruimte en de
muren voelden vochtig en koud aan. Op den tast
gingen wij zonder te spreken voort, totdat wij
bij het punt kwamen, waar een lichtstraaltje
van de groote zaal beneden de treden bereikte
en ons in staat stelde onze omgeving flauw op
te nemen. Het was toen voor de eerste maal,
dat ik Mademoiselle in het gezicht kon zien.
Haar wangen hadden niet de minste kleur,
maar toch glimlachte zij dapper terug, toen zij
mij aankeek. Mijn oogen gaven onwillekeurig
blijk van mijn bewondering en sympathie.
„Ik ben blij te zien, dat gij zoo dapper zijt,"
fluisterde ik tegen haar, bang dat Cassier het
zou verstaan, „en dat gij zooveel vertrouwen in
mij stelt. Dit is een moeilijk geval voor een
vrouw."
Zij deed haar best te glimlachen, maar ik
zag, dat er een nevel voor haar oogen hing.
„Ik heb toch zoo'n goede hoop, Monsieur, dat
mijn broeder nog in leven is, en dat wij hem
nog wel eens op het spoor zullen komen."
„Het is dus ter wille van hem, dat gij zoo
dapper zijt?"
„Pardon, Monsieur, ook ter wille van u. Zou ik
dan kunnen verlangen, dat gij schuldig zijt
aan den dood van mijn broeder? Gij hebt u
mijn vriend betoond, maar deze roekelooze daad
scheidt ons. U zult mijn bedoeling begrijpen."
,Jk begrijp uw bedoeling en koester dezelfde
hoop als gij. Als Charles d'Enville leeft, zullen
wij dat vannacht weten. Ik bid, dat het zoo mag
zijn ter wille van uzelf en van mij. Ik schrik
er voor terug zijn dood op mijn geweten te
hebben, enendaarbij
Ik durfde niet verder gaan, geschrokken van
de woorden, die mij op de lippen lagen.
„Daarbij wat, Monsieur?"
„Ik durf niet verder gaan," stamelde ik. „Het
gaat mij zoozeer ter harte ter wille van u, ter
wille van onze vriendschap. Het zou eeuwig een
onoverkomelijke hinderpaal blijken."
Haar hand drukte de mijne liefkoozend.
„Ik laak er u niet om, Monsieur," zeide zij
zacht. „Ik geloof, wat gij mij hebt verteld. De
zwaarden kruisten elkaar en was Charles niet
gevallen, dan zou hij u hebben neergeveld."
„Het was een echte twist van jonge heet
hoofden en, óf ik al dart niet in mijn recht was,
voor zijn zuster zou het toch onmogelijk zijn te
vergeten en te vergeven."
„Ik zou wèl kunnen vergeven, Monsieur, want
ik ken soldaten en ik weet hoe gemakkelijk zij
het zwaard trekken. Ik ben geen meisje, dat
buiten alles is opgegroeid."
„Gij wilt dus zeggen, dat gij mij vertrouwt?"
„Onbegrensd, Monsieur; gy kunt op my'n
vriendschap rekenen."
„Onverschillig of Charles d'Enville dood of
levend is?"
„Ja, Monsieur," met oogen, die my ontweken.
„Ik zeg niet, dat ik alles kan vergeten; dat
zou te veel zün gevraagd. Maar ik ben niet
wraakgierig; ik ken zyn aard en ik denk, dat
de grootste schuld by hem lag. Daarom ben ik
dan ook van plan, u myn vertrouwen te schen
ken."
„En u daartoe te beperken?"
„Stel mij verder geen vragen, Monsieur. Is
het dan niet genoeg, dat ik u myn vertrouwen
geef? Wij verkeeren nog altijd in groot ge
vaar."
„Dat weet ik, maar dank zy de woorden, die gy
hebt gesproken, voel ik weer nieuwen moed en
zal ik in staat zijn, om helderder te kunnen
denken. Als men de geschiedenis kan gelooven,
dan is het oude kasteel getuige geweest van veel
moed en veel toewijding, en dezen nacht zal
het ervaren, dat dezelfde geest nog voortleeft.
Op de een of andere manier zullen wy de plan
nen van die schurken weten te dwarsboomen.
Wy zullen nu eens probeeren te zien, wat er zich
beneden afspeelt."
De bende had fakkels en lantarens tot haar
beschikking, maar het meeste licht kwam van
een groot vuur, dat in een holte van den steenen
vloer was aangelegd. Een stapel brandhout lag
er naast en van het punt, waar ik stond, kon
ik juist zien, dat twee man uit de richting van
den hoofdingang kwamen aangeloopen met een
nieuwen voorraad brandhout, dien zy met veel
drukte op den grond wierpen. Uit dit alles kon
ik gemakkelijk opmaken, dat zij er op rgkenden
den heelen nacht daar de wacht te houden.
(Wordt vervolgd)