De R.K. Volksbond bestaat
vijftig jaren
De avonturen van een verkeersagent]e
h
CO at U IU&
mmnlng cveh
Eenige grepen uit het
verleden
KOFFIE HAG
SHEA
van de Iersche Brigade
DONDERDAG 3 MAART 1938
REINIGT ALLES
vuuw keast
nooit
LANES—VAN DER PAS
Cello-recital
Voor 100 leer gestolen
OVERTREDINGEN BLOEMBOL-
LEN-SANEERINGSPLAN
BURGERLIJKE STAND
cWiibfcHur
HAARL. R.K. DAMBOND
Om 't persoonlijk kampioenschap
Eindstand eerste klasse
seizoen 1937f'38
-
-
-
UIT DEN OMTREK
BEVERWIJK
HEEMSTEDE
ZANDVOORT
RIJKSVISCHAFSLAG
Wanneer een firma ruim
30 jaar Koffie Hag fabriceert,
d.w.z. reeds aan miilioenen
balen koffie de coffeïne heeft
onttrokken, die zooveel
menschen niet kunnen ver
dragen, dan moet deze firma
over ervaringen van onschat
bare waarde beschikken.
Ook U kunt van deze er
varingen profiteeren, als U
zich maar houdt aan het
gerenommeerde merk
het merk, dat* de Neder
landsche huisvrouw in staat
stelt, haar gezin elke dag op
een heerlijk kopje „troost"
te tracteeren, zonder be
vreesd te moeten zijn voor
schadelijke gevolgen voor
hart en zenuwen.
DOOR RANDALL PARRISH
Aan den oorsprong van de arbeiders
beweging staan slechts weinig arbei
ders. Karl Marx, de vader van het
socialisme was een doctor in de wijsbe
geerte. Bakunin, de anarchist, behoorde
tot den hoogen Russischen adel. Friedrich
Engels werd geboren en opgevoed als zoon
van een textielfabrikant. Lenin was advo
caat, Trotzki ingenieur, Stalin priester
student. Tal van Europeesche leiders be
oefenden beroepshalve de journalistiek.
In ons eigen land zagen wij een Troel
stra, meester in de rechten, een Domela
Nieuwenhuis, gewezen predikant, optreden.
De protestantsche „Vaderlandsche Werk-
mansvereeniging" werd in 1871 gesticht
door den bankier E. H. Kol. Op de verga
dering, waar tot oprichting van „Patrimo
nium" werd besloten, zaten vier werklie
den en vijf „heeren" bijeen. Ariëns en
Schaepman gaven den stoot tot de Katho
lieke arbeidersbeweging in het Aartsbis
dom.
En ook de R.K. Volksbond die in deze
dagen zijn vijftig-jarig bestaan viert,
kwam niet als een zuivere arbeidersvereeni-
ging ten leven, doch met het doel: „den
werkmansstand en de kleinere burgerij
te beveiligen tegen de socialistische dwa
lingen van dezen tijd".
De man, die den R.K. Volksbond in het
leven riep, Willem Passtoors, was ook
geen arbeider. „Hij was een mijnheer"
zeggen thans nóg degenen, die hem ken
den. Zijn grootvader was keizerlijk post
meester in Zundert. Zijn vader volgde hem
als zoodanig op, doch werd door de ont
wikkeling der spoorwegen gedwongen naar
de stad te gaan, waar hij door bemidde
ling van Alberdingk Thijm een post kreeg.
Willem Passtoors zelf genoot overeenkom
stig de eischen van dien tijd een Fransche
opvoeding in Mechelen en studeerde daar
na in het pensionaat St. Louis te Ouden
bosch om vervolgens de officiersloopbaan
te beproeven. Hij slaagde daarin niet en
zette een sigarenzaak op. Hoewel hij dus
nooit een arbeider was, droeg hij toch den
werkmansstand en den stand der kleine
luiden een warm hart toe.
Toen in het begin van 1888 het tienjarig
pontificaat van Paus Leo XIII in Amster
dam werd gevierd, vorderden de organi
satoren eèn zoo hoogen toegangsprijs voor
de feestelijkheden, dat de gewone man
niet aan kon denken, een plaatsje in het
Paleis voor Volksvlijt te bemachtigen.
Willem Passtoors vond in den wrevel, daar
door gewekt, aanleiding om in de destijds
bij het Centrum uitgegeven „Volkscou
rant" onder den naam van „Mijnheer
Jansen" een artikel te lanceeren, waarin
hij de opricfiting van een onafhankelijke
organisatie voor den werkmansstand en de
kleine burgerij bepleitte. Degenen, die met
deze gedachte instemden, werden uitge-
noodigd, daarvan kennis te geven aan een
zekeren mijnheer van Luyden in de Lau
rierstraat te Amsterdam, den schoonvader
van Passtoors. De dertig of veertig men-
schen, die aan deze uitnoodiging gevolg
gaven, ontvingen allen een briefkaart, waar
in zij werden verzocht zich op den 26sten
Februari te vervoegen in het café „De
Oude Graaf" aan de Kalverstraat „boven
zaal, aan het einde van de gang de trap
op".
Daar ontpopte zich „mijnheer Jansen"
als Willem Passtoors en kwam de Volks
bond tot stand.
WM
FR&WE GESCHENKEN
MET BONS VOO"
Bescherming van den werkmansstand
tegen den kwaden, ongodsdienstigen
en onvaderl|indschen geest van het
socialisme, daarin lag de eerste bedoeling
van den nieuwen bond.
„Wat de Bond wil, Heeren? schreef Jos
W(inkelmeyer) in den eersten jaargang van
het Jaarboekje, in 1891 verschenen „Door
samenwerking zijner leden, in den geest en
volgens de beginselen der Katholieke Kerk,
vooral den werkmansstand en de kleine bur
gerij beveiligen tegen de socialistische dwalin
gen van onzen tijd".
Tegenover de socialistische beginselen
stelde de Bond 1. een uitgesproken gods
dienstige verheffing van den werkmans
stand, 2. een sterke nationale gezindheid
en 3. een hecht vertrouwen op Paus Leo
XIII. Reeds uit het door Alberdingk Thijm
ontworpen insigne: een rood-wit-blauw
schild met een geel-witten band, spreekt
deze doelstelling duidelijk.
Hij wilde niets weten van afzondering
der arbeiders. Hij trok, integendeel, de in-
tellectueelen naar zich toe. Thijm heeft
geestelijk zeer veel contact gehad met den
stichter van den Bond, die hem reeds via
zijn vader kende. De Bond zag in hem
steeds een zijner geestelijke vaders. Pas
stoors dankte hem aan zijn graf, één jaar
na de stichting van den Volksbond, voor
al wat hij voor den Bond deed. En uit de
bewaard gebleven notulen der bestuursver
gaderingen blijkt, dat in den kring
van het Volksbondsbestuur het initiatief
rees tot het plaatsen van een gedenksteen
in den gevel van Thijm's huis.
Ook andere intellectueelen steunden den
Bond met raad en daad. De toenmalige
hoofdredacteur van „De Tijd", Mgr. Eygen-
raam, die later het Bondslied: „Voor God en
Kerk, Vorstin en Land" dichtte, nam leven
dig aandeel in zijn stichting en werd als
eerste adviseur van het Centraal Bestuur
aangewezen. Velen, die heelemaal niet tot
den werkenden of den kleinen burgerstand
behoorden, traden in den beginne tot zijn ge
lederen toe. De oude heer Helmer bijvoor
beeld, redacteur van „De Tijd", bleef steeds
lid van den Volksbond. En thans nóg on
derscheidt zich deze organisatie van haar
zusterverenigingen in andere diocesen, die
alle „Werkliedenverenigingen" heeten,
doordat zij onder haar leden nog verschil
lenden telt, die strikt genomen niet tot den
arbeidersstand behooren.
Overeenkomstig den geest van de meeste
niet-socialistische werkliedenverenigingen
van dien tijd, trachtte de R.K. Volksbond
ook den stijl der hoogere standen over te
nemen. Heldt sprak in die dagen voor zijn
werklieden alsof hij een parlementaire rede
hield; in de redevoeringen van den heer
Kater, den leider van „Patrimonium", klonk
een echo van de rhetoriek der predikanten.
Wanneer de Volksbond vergaderde, werd
een plechtig ceremonieel in acht genomen.
Wanneer het moment der opening was aan
gebroken, verhieven allen zich van hun
zetels. Plechtstatig schreden de ordecom
missarissen van achter de zaal binnen, ver
volgens de bestuursleden, dan de adviseur
en eindelijk de voorzitter. Men sprak elkan
der nooit anders aan dan met „Mijne
Heeren".
Dit alles markeerde zoo scherp mogelijk
den afstand tot de „nur-proletarische", tot
de klasse-instelling van het socialisme, die
alles wat aan de burgerlijke samenleving
herinnerde wilde vernietigen. De Volksbond
heeft den Katholieken arbeider met de mid
delen van dien tijd uit de handen van de
dwaling gehouden en bewaard voor Kerk en
vaderland.
Van het eerste oogenblik af juichte de
kerkelijke overheid het streven van
den R.K. Volksbond toe en onder
steunde zij hem.
Reeds kort na de oprichting liet Mgr.
Bottemanne zijdelings naar de beginselen
en de werkwijze van den nieuwen bond in-
formeeren. Op een audiëntie, die bij wijze
van bijzondere gunst op Zondagmorgen
plaats had, omdat de arbeiders op geen an
deren dag zich daartoe vrij konden maken,
lichtte het bestuur den Bisschop van Haar
lem in. „Nederland wacht op U", zei Mon
seigneur en kort daarna lichtte hij den
Paus zelf over het bestaan en het streven
van den Volksbond in. In November 1888
richtte het Bestuur zich rechtstreeks tot
den Heiligen Vader in een schrijven, waarin
o.m. deze zinsneden voorkwamen:
„De voortdurende beproevingen, aan wel
ke de Vader der geloovigen blootstaat,
legt zelfs aan de geringsten zijner kinderen den
plicht op van bij elke voegzame gelegenheid
Hem de getuigenis te hernieuwen van hunne
liefde en trouw.
Sedert eenige maanden, H. Vader, hebben wij
ons vereenigd tot een Bond, die in de Hoofdstad
van het Koninkrijk der Nederlanden thans
meer dan 600 leden telt.
Wij stellen ons tot taak door onderlinge zorg
en hulp tegemoet te komen aan de verschillende
nooden stoffelijke en zedelijke die in on-
redige mate vooral zich voordoen onder de ar
beidende klasse van de groote centra van han
del en nijverheid.
Acht gevend op de vermaningen van Uwe
Heiligheid, stre.en wij ernaar door onzen Bond
de zwakken onder ons te beveiligen voor de ver
woesting met welke het ongeloof en de hebzucht
der revolutionnaire secte, die alle orde en gezag
wil omverwerpen, hen bedreigen.
Wij beijveren ons tevens naar ons vermogen
langs vreedzamen en wettigen weg de middelen
na te sporen door welke verschillende misstan
den op sociaal gebied kunnen worden verhol
pen.
Heilige Vader, nederige werklieden, als wij zijn,
behoorende tot een stand in de maatschappij,
die noch de voorrechten van stoffelijke fortuin,
noch den overvloed van gezag of wetenschap
zijn eigendom noemt, wijken wij voor niemand,
wanneer het geldt den schat te waardeeren en
te bewaren van ons katholiek geloof.
Op dezen brief, waarin een aflaat voor de
leden van den Bond werd gevraagd, ant
woordde de Heilige Vader onmiddellijk. Niet
éénen, doch drie aflaten schonk hij, zooals
Mgr. Bottemanne later meedeelde, spon
taan aan de leden van den Volksbond, zoo
lang als deze zou bestaan.
Deze zegen heeft ongetwijfeld den voor-
spoedigen groei van den Bond bevorderd.
.en mensch kan evenmin een pri
vaten godsdienst hebben, alsdat
hij een private zon ol een private
maan heeft.
STAD
De beide hierboven genoemde kunstenaars,
als hoofdleeraren verbonden aan Haarlems
Muziek-instituut, gaven gisteravond in den
Schouwburg aan het Wilsonsplein een cello
recital.
Wie deze beide musici kent, weet bij voorbaat
dat hü van elk hunner afzonderlijk, en dus
ook in onderling samenspel, een vertolking ten
gehoore zal krijgen van den allereersten rang.
Reeds het uiterst serieus en smaakvol samen
gestelde programma wees erop, dat ook deze
avond hoogstaand muzikaal genot zou bieden.
We noemen het u in de volgorde, waarin cel
list en pianist het ons gaven; een sonate van
Boccherini, de variaties van Beethoven over
het thema uit het duet „bei Mannern welche
Liebe fühlen" uit de Zauberflöte, en de Suite
in D-moll voor cello solo van Reger voor de
pauze; en een aantal kleinere werken, van
Chopin, Voormolen, Henriette Bosmans en Hin-
demith in de tweede Concerthelft.
Zonderen we Reger's wat droogstoppelige,
maar in Gavotte en Gigue toch wel karakteris
tiek van rhythme zijnde muziek uit, dan heeft
van de eerste tot de laatste elke noot, zoowel in
de cello-partij als in die van den begeleider ons
vastgehouden en geboeid. Dit was samenspel
in zijn hoogste volmaaktheid en een dienen
van het verklankte werk in zuiverste en fijnste
expressie, prachtig homogeen van opvatting tot
in de geringste details. Wat zou men meer
kunnen verlangen dan deze complete overgave
van beide interpreten aan elk kunstwerk af
zonderlijk, voornaam blijvend van stijl zoowel
als van klank?
We zullen daarom geen bijzondere schoon
heidsmomenten aanhalen: het geheele recital
was daarvan een aaneenschakeling. Als de
geestigste golden voor ons de Romance van
Voormolen, het Cortège van Henriette Bos
mans en de zeer mooie Capriccio van Hinde-
mith.
De niet over-talrijke aanwezigen waren op
getogen en dankbaar voor het geschonken
kunstgenot. Directeur Hoogerwerf sprak beide
kunstenaars na hun spontaan gespeelde toe
gift Rimsky Korsakov's Bourdon hartelijk
toe en bood hun namens een aantal belang
stellenden en bewonderaars een paar schitte
rende, met goud versierde kransen aan, waarop
de beide musici weer repliceerden met een
Spaansche dans van Granados, zich hierin op
nieuw een zeldzaam cellist toonend en een
ideaal begeleider, naar wie te luisteren een
genot is en een vreugde.
J. S.
Een employé bij de Nederlandsche Sierteelt-
centrale had de schade voor het bedrijf op
92,40 geschat, waarvan 2/3 realisabel.
De ambtenaar eischte een boete van 50.—
De kantonrechter deed er nog een tientje af.
De volgende zaak betrof iemand uit Hoofd
dorp, die zoowel hyacinten en narcissen als tul
pen gekweekt had zonder vergunning. Daar de
man zich nu had aangesloten eischte de amb
tenaar een lage boete, nl. 10.welk bedrag
door den kantonrechter nog gehalveerd werd.
Dan was er nog een kweeker uit Beverwijk,
die zich wel georganiseerd had, doch zijn teelt-
recht bij herhaling overschreed, geen heffing
betaalde, kortom zich nergens iets van aantrok.
Hij had op 3,36 are tulpen gekweekt, ook nog
nadat hij van de lijst der aangeslotenen geschrapt
was. De kantom-echter veroordeelde den man
tot 50.boete, nadat de ambtenaar 80.—
geëischt had.
om op den grond 'n aardig plantsoeen aan te
leggen en daarvoor een bedrag van 1000 ge
schonken. De Bredasche Beton Mij., die den
bouw uitvoerde, heeft harerzijds een bedrag
van 250.beschikbaar gesteld.
Het terrein wordt thans met de hulp van
jeugdige werkloozen in orde gebracht. De Sier
teeltcentrale stelde de beplanting beschikbaar.
Verleden jaar September bedacht een Zand-
voortsche schoenmaker een plannetje om zijn
slechtloopende zaak drijvende te houden.
Hij loodste een reiziger mee naar binnen,
hield hem aan den praat, terwijl zijn knecht
uit den achter het huis geparkeerden auto van
den reiziger twee coupons zoolleer ter waarde
van f 100 stal.
Twee weken gelegen eischte de Officier van
Justitie bij de Haarlemsche Rechtbank tegen
den knecht zes maanden gevangenisstraf voor
waardelijk met een proeftijd van drie jaar en
onder toezichtstelling door de R.K. Reclassee-
ringsvereeniging, tegen den schoenmaker, die
het gestolene geheeld had, 3 maanden gevange
nisstraf onvoorwaardelijk.
De rechtbank veroordeelde beiden tot oen
voorwaardelijke gevangenisstraf van een half
jaar.
Nog steeds zijn er menschen, die, zelfs al
wonen zü bij1 de bronnen van den Nijl mid
den in de bollenstreek zondigen tegen het
Bloembollen Saneeringsplan en, ter verantwoor
ding geroepen, beweren niet te weten, dat dit
of dat niet mag.
Ook gisterenmorgen had de kantonrechter
weer een groot aantal van die zaakjes te be
handelen.
Nummero 1 was een kweeker, die in Mei van
het verscheiden jaar tulpenbollen had gekweekt
op een land, groot 2,64 are en dat zonder ver
gunning. ,,Ik heb ze gekweekt om 'n bloemetje
in mijn huis te hebben,"was het verweer van
verdachte, „en ik dacht, dat zulks wel geoor
loofd was."
Maar het bleek, dat verdachte er achteraf
toch niet zooveel prijs op had gesteld „bloe
metjes in zijn huis" te hebben. Hij verkocht de
bollen voor 25.
Geboren: J. de JongBlaauw, z.; C. A. G.
Vogelvan der Veldt, d.; M. van Bragtvan der
Ham, d.; S. van DamVeenhof, z.; J. C. Beun
der—Hekkema, z.; W. M. C. van de Werken—
Zuurendonk, d.; E. J. Hovenierde Vries, d.;
M. Th. J. E. DekkerJacobs, d.; N. A. Rijneker
Hubert, d.; H. J. Hooglandin den Berken,
d.
Overleden: J. Schrama, 71 jaar, M. v. Heems
kerkstraat; H. A. de Nieuwe, 65 jaar, Arnulf-
straat; G. Meijervan Twuijver, 62 jaar, Pega-
susstraat; H. van Amerongenvan der Kuijl,
82 jaar, Orionweg; J. Lourenburg, 87 jaar, Ba-
rendszstraat; P. J. Koppen, 73 jaar, Zomer
straat; J. MuijsVroonland, 58 jaar, Staring
straat.
Ondertrouwd: W. A. Staphorst en K. M. See
der; D. A. Hofland en P. van der Schoot; J. A.
Bach en C. A. Deinum.
Getrouwd: D. J. J. Dalhuisen en M. A. Nie-
poort; M. W. van Gunsteren en M. J. M.
Becker.
s
86
Voor bovengenoemden wedstrijd werd te
Haarlem de tweede ronde gespeeld. De uitsla
gen hiervan waren als volgt:
Jac. BosseM. Herben 20
P. BalmG. Meijssen 02
H. RumpJ. Draijer 02
G. HaverJ. Lucas 20
De afgebroken partij G. HaverP. Balm is
door laatstgenoemde gewonnen.
De uitslagen van de tweede klasse laten wij
hieronder volgen:
2e Klasse (A)
J. KaandorpJ. Wullems 11
B. WillemseM. Homburg 02
H. TeeuwenJ. Valk 20
2e Klasse (B)
N. TeeuwenJ. Spijkers 02
W. HubbersJ. Luiten 02
J. v. d. PloegN. Teeuwen 20
J. NieuwenhuizenF. v. d. Burgt 11
Hieronder laten wij nog volgen den eindstand
van de eerste klas clubcompetitie van bovenge
noemden bond:
St. Bavo (kampioen)
10
9
1
18
Gez. Samenzijn
10
6
2
2
14
Ontwikkeling
10
6
1
3
13
T.E.P.
10
4
6
8
H.R.K.D.
10
3
7
6
Amicitia
10
1
9
1
De heks, die niet wist, dat de vogel haar in het hoofd had
gepikt, koos onmiddellijk het hazenpad. Ze vloog naar haar hut
terug, een dikke rookwolk achterlatende. Keesie was buitenge
woon in zijn schik, dat hiji er zoo genadig was afgekomen. „Dat
is tenminste met een sisser afgeloopen," zeide hij.
Onder den boom, waar de witte vogel eerst had postgevat,
werd van het goede dier afscheid genomen. „Wat je voor me
hebt gedaan zal ik nooit vergeten," zeide het verkeersagentje
en de kabouter knikte met zijn hoofd alsof hij zeggen wou, dat
hij het er volkomen mee eens was. De vogel beloofde hun den
koning der kabouers dadelijk te waarschuwen als de heks van
huis vlas. „Eens,'* zeide Keesie, zullen we de heks overwinnen.
„Het zijn sterke bcenen, die de Weelde kunnen dragen."
Een sympathieke geste De firma Vroom
en Dreesmann heeft bij den bouw van haar
winkelpand gebruik gemaakt van een terrein
aan de Koningstraat, naast den ingang van het
parkeerterrein. Zij heeft thans de gemeente,
die de eigenaresse is van dit terrein, bij wijze
van tegenprestatie, in de gelegenheid gesteld
Zilveren ambtsjubileum. Vrijdag as. zal
de heer H. v. Rooden, wonende Jan v. d. Berg
straat 56 alhier, den dag herdenken, dat bij
vóór 25 jaren in dienst kwam bij de Amster-
damsche Waterleiding, pompstation Leyduin.
De a.s. jubilaris kwam als 17-jarige jongen aan
dit zoo belangrijke bedrijf, en heeft het groot
ste gedeelte van dezen tijd in de machinekamer
gearbeid, waar hij zich heef(% opgewerkt tot
machine-poetser le klas.
Door zijn werklust en prettigen omgang is hij
zeer goed gezien zoowel bij superieuren als col
lega's.
Het zal hem dezen dag dan ook zeker niet
aan belangstelling ontbreken.
Vreemdelingenverkeer Dinsdagavond be
legde de V.V.V. „Zandvoort" een algemeene le
denvergadering. Op verzoek van één der leden
werd het agendapunt verkiezing van drie be
stuursleden verschoven tot aan het einde der
vergadering. Uit het jaarverslag van den secre
taris bleek, dat het aantal leden 203 bedroeg,
waaronder twee eere-leden en vijf donateurs.
Bij de rekening en verantwoording van den
penningmeester bleken de inkomsten f 3863.90 te
bedragen en de uitgaven f 3668.38, zoodat het
kassaldo bedroeg f 195.52. Er meest echter nog
betaald worden aan verschillende posten een
totaal bedrag van f 1556.89, terwijl aan inkom
sten nog te vorderen waren f 1135.52, zoodat het
werkelijk nadeelig bedrag op f421.37 kwam.
Hierna had de bestuursverkiezing plaats. Ge
kozen werden de heeren Jules van Raai te, C. A.
C. Gunthers en G. Kiefer.
IJMUIDEN, 3 Maart Rijksvischafslag
Versche visch: Tarbot 0.88 tot 0.76 per kg., tong
0.98 tot 0.70 per kg., heilbot 0.72 tot 0.60 per
kg., griet 26.tot 18.per 50 kg., groote schol
13.tot 9.per 50 kg., middel schol 16.tot
11.50 per 50 kg., zetschol 20.tot 14.50 per 50
kg., kleinschol 16.tot 6.50 per 50 kg., bot 6.50
tot 6.per 50 kg., schar 10.tot 3.per 50
kg., tongschar 35.tot 17.per 50 kg., poon
tjes 9.per 50 kg., groote schelvisch 3.tot
26.per 50 kg., middel schelvisch 34.tot 23.
per 50 kg., kleinmiddel 20.tot 17.50 per 50 kg.,
kleine schelvisch 16.tot 10.per 50 kg., groote
gul 7.tot 4.90 per 50 kg., kleine gul 6.50 tot
5.50 per 50 kg., wijting 8.tot 3.50 per 50 kg.,
makreel 13.per 50 kg., gezouten kabeljauw
21.tot 19.per kantje; levende kabeljauw
3.20 tot 2.20 per stuk; kabeljauw 35.tot 9.70
per 125 kg., vleet 1.45 tot 0.30 per stuk; leng
1.75 tot 1.20 per stuk; koolvisch 0.50 tot 0.14 per
stuk; rog 14.per koop.
WATERSTANDEN IN
IJMUIDEN.
4 Maart
4.31
12.31
4.43
5 Maart
5.04
0.43
5.18
1.04
6 Maart
5.39
1.18
5.59
1.39
7 Maart
6.19
1.59
6.41
2.19
8 Maart
7.01
2.41
7.27
3.01
31
De roode gloed van de vlammen gaf aan het
tooneel een bijzonder fantastischen en zelfs
eenigszins' demonischen gloed. Mademoiselle
drong zich tegen mij aan, toen wü ons bukten
om een goed overzicht te krijgen van het
tooneeltje beneden, en ik hoorde Cassier in de
opwinding van het ongewone tafereel een vloek
uitstooten.
Ondanks het groote vuur was de uitgestrekte
ruimte slechts gedeeltelijk verlicht, en vreemd
soortige schaduwen gleden langs de wanden.
Maar de uitstraling was juist krachtig genoeg
om de hopelooze kaalheid in het oog te doen
vallen. Ik telde veertien man met inbegrip van
de takkendragers, die weer nieuwen voorraad
gingen halen. De kerels droegen grove kleeren
en bijna allen hadden een baard. Zij zagen er uit
als landbouwers, die niet aan tucht gewoon zijn,
niaar wel in staat een gevecht te leveren. Niets
Wees op een bepaalde uniform of op een of
ander onderscheid in rang.
De man, die de leiding scheen te hebben, was
Misschien nog onooglijker gekleed dan de
kaderen en hjj zag er ogfc gigen^ük ganfeópig jjit
een reuzenkerel, met een eenigszins ronden
rug, ongekamd lang grijs haar en een buiten
gewoon langen baard. Hij was gekleed in een
kort leeren wambuis, dat verkleurd was en aar
dig versleten, en droeg een gordel, waarin twee
pistolen en een mes. De mannen waren ook allen
gewapend; zelfs nu zij zich bij het vuur ver
poosden, hadden zij hun messen voor direct ge
bruik uit de scheede getrokken,, onder hun
onmiddellijk bereik. Ik merkte maar enkele
vuurwapenen op. Behalve de geweren, die de
schildwachts droegen, zag ik er nog een paar
tegen de trap aan. De meeste mannen lagen
met pijpen in den mond op den vloer; sommigen
waren in dekens gewikkeld om zich tegen de
ruwe steenen te beschermen. Er werden maar
weinig woorden gewisseld; alleen was op het
oogenblik een van hen bezig een verhaal te
doen aan een groepje, waarvan hij het middel
punt was, en de lange leider gaf van tijd tot
tijd op ruwen toon een bevel, waarbij gewoon
lijk een vloek zijn woorden kracht moest bijzet
ten. Dat hij gevreesd was en zijn uit verschil
lende elementen bestaande troep louter door
schrik regeerde, bleek genoeg hieruit, dat de
mannen zijn bevelen met de grootst mogelijke
snelheid opvolgden. Zoo gaf hij op zeker oogen
blik een man, die niet onmiddellijk aan zijn
bevel gehoorzaamde, een fermen slag en schopte
hem met zijn gelaarsden voet, maar de anderen
vonden het niet eens de moeite om het hoofd
om te draaien, en de mishandelde kerel ging
met gebogen hoofd in een hoekje zitten.
De schildwacht aan den voet van de trap
hielfl voortdurend de donkere gaping in hei
oog en «hield zijn geweer steeds in dezelfde
positie. Een oogenblikje later kwam de bode,
die met een opdracht van den leider was uit
gezonden, van de Saule vergezeld, binnen den
vuurgloed terug. Ik herkende den schurk op het
eerste gezicht zelfs zonder den waarschu
wenden druk van Mademoiselle op mijn arm
al was zijn gezicht ook dusdanig met een
grooten doek bedekt, dat alleen maar zijn oogen
er boven uit kwamen. Of deze doek bij wijze
van vermomming werd gedragen of dat hij
een wond moest bedekken, wist ik natuurlijk
niet, maar de uitdagende, zwaaiende gang van
den kerel en zijn aanmatigende manier van
spreken waren voor mij bewijs genoeg, dat hij
het was. Met een boos gezicht en een air van
gezag liep hij op den man met den grijzen
baard af en sprak luid tot hem, zoodat zelfs
wij, boven in onze schuilplaats, konden hooren,
wat hij zei.
„Wat moet dat nu beteekenen, Guieteau? Dat
rapaille vertelt mij daar juist, dat gij weigert
een onderzoekingstocht op touw te zetten. Mon
Dieu, vergeet gij dan zoo gemakkelijk wie ik
ben? Weet gij dan niet, dat dit een zaak is,
waar de koning belang bij heeft en niet slechts
een gewone roofaffaire? Antwoord mij!"
„Niet dat ik weiger, Monsieur," zei nu weer
de ander, en zijn stem klonk nu heel wat mil
der. „Maar de mannen willen niet. Zij zijn veel
banger voor wat zij daar boven misschien zul
len ontmoeten dan voor mijn bedreigingen en
slagen."
„Wat? Van één maa en, ngg ®el een onge
wapend XDAUi.'Sr'
„Het gaat hier niet om één man ol om een
dozijn, Monsieur. Wat hun schrik aanjaagt is
niet iets van deze wereld.de geesten van
de dooden bevolken deze gangen."
De Saule lachte boosaardig, maar ik zag zijn
oogen onrustig naar boven dwalen en zijn hand
steviger zijn zwaard omklemmen.
„Geesten! Groote genade! Ik kan mij nog
indenken, dat de anderen zoo iets gelooven,
maar in geen geval jij en ik, Guieteau. Daar
zijn wij allang overheen!"
De grijsbaard aarzelde, draaide zich om en
om en trok met kracht aan het heft van zijn
mes.
„Ik ben niet laf, Monsieur, dat weet u zelf
wel, en wij hebben meer dan eens uw wil ge
daan, ook als er gevaar bij was. Maar en spoken
daar geesten ik heb ze met eigen oogen ge
zien,"
„Geesten! Ba! Je hebt schaduwen gezien in
een vreemden lichtglans, anders niets! Mis
schien heeft de een of andere schelm je leeljjk
bij den neus gehad! Ik zeg je, Guieteau, de
dooden zijn dood, en kunnen de levenden niet
meer kwaad doen. Wat heb je toch gezien, dat
je bloed in water heeft omgezet?"
„Mijnheer de Hertog," gaf de ander plechtig
ten antwoord, „gij kent mij al jaren en weet,
dat ik u altijd trouw ben geweestof is dat
misschien niet waar?"
De Saule knikte, zijn oogen nog altijd op de
donkere ruimte boven hem gericht. „Ik heb u
gediend als soldaat en sinds wij hier zijn, als
uw luitenant. Ik vrees geen enkelen man, ook
niet den dood. Er is een tijd geweest, dat ook
ik lachte om spoken, en ieder, die bang was
voor dergelijke dingen, uitlachte. Maar nu is
het anders. Nóch de koning, nóch zelfs u, Mon
sieur, zouden mij er toe kunnen krijgen in den
donkeren nacht deze spookachtige gangen hier
boven te doorkruisen. En een ander wil ik ook
niet op zulk een tocht uitzenden. Deze steen
massa wordt door de geesten der dooden be
zocht; ik heb ze gezien en kan het dus weten."
De ernst, waarmede de man sprak, scheen
zelfs de Saule te treffen; hij stond den man
tegenover hem in het grove gelaat te staren en
scheen al half overtuigd.
„Je hebt hen gezien, zeg je? Ba, je droomt.
Waar dan toch? En op wie leken zij?"
„Het staat u vrij, het al of niet te gelooven,
maar ik zal u vertellen wat ik weet," en de
mannen bij het vuur, door deze woordenwisse
ling getrokken, namen een luisterende houding
aan; enkelen schoven zelfs dichter bij om beter
te kunnen hooren.
„Wij hebben hier nu al zes maanden lang
elkaar rendez-vous gegeven en er is nog aeen
nacht voorbij gegaan of voor de ramen boven
waren vreemde lichtjes te zien. En wij hebben
allerlei vreemde geluiden gehoord, het kletteren
van staal op staal en daartusschen lachen
en schreeuwen. Op mijn woord, het werkte op
de zenuwen van de kalmsten onder ons, want
wij konden maar niet begrijpen, wat het was.
Overdag ging ik dan telkens opnieuw de gan
gen af, van den kerker tot in den toren, maar
;k kwam nooit iets op het spoor. Er is niet
één kamer of cel, die ik niet onderzocht heb.
Niets viel er te bespeuren, maar als de nacht.
kwam, dan waren daar mannen en vrouwen,
vage, spookachtige wezens, die dansten in een
onwezenlijk licht, dat de oogen verblindde.
„Een zekeren nacht, Monsieur, besloot ik hen
te trotseeren; ik kroop in het donker deze
trap op tot aan de groote zaal, waar, zooals
men vertelt, een koning aan zijn eind kwam.
Ik had Jules en Francois hier ieder twintig
goudstukken gegeven, opdat zij met mij mee zou
den gaan, en wij hadden alle drie een pistool
bij ons. Wij waren al tot bij de estrade geko
men en staarden om ons heen in het donker,
maar wij hoorden of zagen niets, tot zij ineens
verschenen. Het had er veel van of zij, spook
achtig wit als zij er uitzagen, zoo uit de muren
kwamen opzetten. Ik zag gezichten, lange
haarlokken en uitgestrekte armen en ik hoorde
een geluid, dat mij deed denken aan het slaan
van een trom. Mon Dieu! Ik gunde mij zelf
één enkelen blik en zette het toen op een
loopen. Ik weet nog| niet, hoe wij levend de trap
zijn afgeklommen, maar Francois had leelijke
wonden opgeloopen, doordat hij over een paar
steenen was getuimeld en Jules' haar is van
dien dag af wit geweest."
.Niets dan verbeelding, jullie drieën gingen
half dood van angst in het donker de trap
op. Kwam dan niemand op de gedachte om
eens te schieten?"
jiWor-dt vervolgd)