Sociale Zaken afgewerkt
1I
i f m -,s
R
MAAR STEMMING MOET
NOG VOLGEN
OMAN VAN
EEN PRINSES
EERSTE KAMER
Betere samenwerking met de ge
meentebesturen bepleit
Mr. Romme verdedigt
zijn beleid
V rouwenarbcid
Samenwerking met
gemeenten
Minister Romme antwoordt
Minister Romme
De kwestie bij de
Arnaud-fabriek
Kindertoeslag
Onkiesche journalistiek
Loon-steun
Emigratie
UIT DE STAATSCOURANT
Rijksacademie beel
dende kunsten
Rechterlijke macht
Onderscheiding
Commissaris van politie
Inspecteur scheepvaart
Posterijen
Rijksopleiding vliegtuig
bestuurder
Landmacht
Roode Kruis
Hulpaalmoezeniers
wr I-iw t
Nederland te Leipzig
De Hollandsche deelneming aan
de voor jaar smesse bereikt
een record
ZEDEN SCHANDAAL TE OS?
Grootindustrieel zou zijn
gearresteerd
TECHNISCHE PROEFTOCHT
DER „NIEUW-AMSTERDAM"
DE „GROOTEKERK" VLOT
Het S.D.A.P.-rapport
inzake kwestie-Kiès
Kantteekeningen in Het Vrije
Woord"
Een ongeluk, dat vrij
goed afliep
Pijnenburg verloor het stuur
en zijn auto
Mariniers defileeren voor den
minister
ÓOOR CHARLES CARVICE
Den Haag, 4 Maart 1938.
Dank zij het vlotte antwoord van minister
Romme op de talrijke opmerkingen van vele
senatoren naar aanleiding van de „Sociale
Zaken"-begrooting is de Eerste Kamer van
daag door genoemde begrooting héén ge
komen. Maar daartoe is dan ook noodig
geweest, dat de Voorzitter de „ochtendver
gadering" liet duren tot half drie, zoo
doende op de sprekers een zachten, maar
radicalen drang uitoefenend zich te be
perken in hun welsprekendheid.
Van het vele zuur, waarop verschillende
sociaal-democratische redevoerders den minister
en de Kamer gisteren tracteerden, heeft Mevr.
frlr. RIBBIUS PELETIER (S.D.A.P.) hedenmor
gen veel verzoet. Met wat deze afgevaardigde
Zeide behoeft men het geenszins in alle op
zichten ééns té zijn om toch hooglijk te kun-
hen waardeeren de wijze, waarop deze talent-
Volle spreekster haar eerlijke meening voor
draagt, vriendelijk, sympathiek en met een
charme, welke ook al spreekt zij over veel
omstreden kwesties vredig aandoet.
Thans besprak zij de dienstboden-kwestie om
te betoogen, dat het dienstboden-beroep meer
bescherming van de regeering moest genieten.
Werd het vak beter beschermd, kwam er een
billijker sociale regeling, dan zou er vanzelf
meer liefhebberij ontstaan, iets, wat mr. Rib-
bius Peletier zou toejuichen. Bü ziekte rusten
Mie lasten op het meisje, een regeling in de
Ziekte- en Ongevallenwet is hoogst gewenscht.
Het werk in de internaten vond de spreekster
Voortreffelijk.
Ten aanzien van den arbeid der gehuwde
Vrouw staat deze sociaal-democrate op het
standpunt, dat die arbeid eigenlijk afgeschaft
moest (kunnen) worden., maar de vrouw gaat
bijna steeds uit nooddruft arbeiden. Dit ware
niet noodig, als de economische toestanden ver
beterd konden worden, doch hierin geeft het
Voorontwerp geen oplossing.
Het voornaamste bezwaar tegen het arbeids-
Verbod ziet deze spreekster in de aantasting
Van de gezinssouvereiniteit, een bezwaar, dat
ook in Christelijk-Historische kringen gevoeld
is. Propaganda voor afschaffing vindt mevrouw
Ribbius Peletier uitstekend, maar der vrouw
Wil zij de vrije keus in overleg met haar echt
genoot gelaten zien.
Daar staat in katholieken kring een ander,
een hooger princiep tegenover, maar dat neemt
hiet weg, dat deze senatrice haar opvatting
sympathiek verdedigd heeft enc'est le ton
lui fait la musique!
Uitvoerig hebben hierna de heeren BRUINE
MAN (R.K.) en SIKKES (S.D.A.P.) de samen-
Werking van het „Sociale Zaken"-departement
met de gemeenten behandeld.
Aan het harmonische in die samenwerking
Schijnt nog wel eens wat te ontbreken, wanneer
bet geldt kwesties van werkverschaffing en
steunverleening. Zoo keurde de heer Bruine-
man het af, dat bij werkverschaffing steeds met
aannemers moet worden gewerkt en dat de ge
meentelijke vrijheid te veel wordt beperkt.
Ook vond de heer Bruineman het mensch-
oinvaardig, dat bij aanvrage van B-steun (sup
pletie in natura) door ambtenaren in het in
tiemste van de huiselijkheid wordt doorgedron
gen, alsook dat 65-jarige gesteunden naar Ar
menzorg worden verwezen.
Over hetzelfde klaagde ook de heer NIVARD
(R.K.), die tegenover de B-gesteunden een
Vrijeren armslag bepleitte. De „oneigenlijke"
armlastigen zou hij óók in de spaarregeling be
trokken willen zien.
De N.S.B.-gedachten werden ditmaal vertolkt
door den heer VON BONNINGHAUSEN, die
cigenljjk alleen maar de werkkracht va.n den
minister schijnt te kunnen waardeeren, zoodat
ev aan zijn waardeeringscapaciteit nogal wat
Schijnt te mankeeren.
De laatste spreker was de heer VAN DEN
Bergh (lib.), die opkwam tegen de plannen
tot uitbreiding van de bevoegdheden der be
drijfsraden, welke hij met zijn liberale visie
°P de zaak een mislukking noemde.
MINISTER ROMME begon met te zeggen,
dat hij zich in de hoogstaande gedachten-
wisseling van de leden Diepenhorst en Rib
bius Pelletier over het probleem: arbeid der
'1-il
gehuwde vrouw, niet mengen zal, aangezien
het ontwerp nog als voorontwerp in behande
ling is. Z. Exc. hoopt echter, dat later de
diepgaande gedachtenwisseling op even hoog
peil zal staan als gisteren en heden.
De opmerking van mevr. Ribbius Pelle
tier nopens 't huispersoneel wilde de Mi
nister beantwoorden met de verklaring, dat
gelijkstelling van deze categorie met on-
dernemingspersoneel door hem niet bevor
derd zal worden. Iets anders is echter, of
partieel iets voor het huispersoneel kan
worden gedaan.
Er zijn sombere geluiden gehoord over de
bedrijfsraden, maar met die somberheid kan
de minister zich niet vereenigen. Aan het be-
dirijfsradeninatituut is in het bedrijfsleven
nog weinig plaats geschonken, maar de groei
is onmiskenbaar. De groei voltrekt zich ge
leidelijk.
Minister Romme is van oordeel, dat den
bedrijfsraden een groote toekomst is weg
gelegd en als de heer De ia Bella hier in-,
terrampeert: „En als een groep niet wil?"
antwoordt de minister ad rem dat hij de
bevoegdheid heeft om een afzijdige groep
te dwingen.
Waarom de Minister een overwerkvergun-
ning aan de kalkzandsteenfabriek Arnaud bij
Hillegom weigerde? Voor deze fabriek gold de
normale werking der Arbeidswet, in Novem
ber 1936. Zij kon dus geen aanspraak op de
regeling nopens het twee ploegen-stelsel doen
gelden en trachtte door een systeem van per
manente overwerkvergunningen toch tot een
twee ploegen-stelsel te komen- Dat was strij
dig met de Arbeidswet .De minister heeft een
onderzoek gelast om na te gaan, of het kalk-
zandsteenbedrijf in 't één- of twee-ploegenstel-
sel thuis hoort. Het was een moeilijk geval.
De minister heeft nu een rapport bij zich, maar
het is voor de openbaarheid niet geschikt. De
conclusie is, dat onder normale omstandighe
den het één-ploegenstelsel moet gelden en de
bewindsman vond dus geen aanleiding om een
wijziging te bevorderen.
Men zal voorzichtig moeten zijn met
de bewering, dat de Arnaud-fabriek
onbillijk is behandeld. Heel mijn be
leid is gericht op rechtvaardigheid,
billijkheid en redelijkheid, riep de
minister met stemverheffing uit.
De regeling van de kleine boeren heeft groo
te verbeteringen gebracht maar eveneens hier
en daar verslechteringen. Een minister moet
den moed hebben om ook de onaangename
zijden van een in het algemeen goede rege
ling te aanvaarden. Hij zal intusschen met de
gemaakte opmerkingen rekening houden, o.a.
met die van den heer van Voorst tot Voorst
over de groep A, die niet in de werkverschaf
fing zou thuishooren.
Over de noodzakelijkheid eener medische
keuring vóór de tewerkstelling bij de werk
verschaffing, heeft de minister in de contact
commissie nooit iets gehoord.
De heeren De Bruijn en Nivard zouden kin
dertoeslag voor tewerkgsstelden bepaald willen
zien, maar de minister blijft van meening, dat
zulks beter kan gebeuren wanneer bij de
Tweede Kamer wordt ingediend het bekende
ontwerp nopens kindertoeslag in het vrije
bedrijf.
Omtrent inkrimping en stopzetting van werk
verschaffing zegt de minister, dat door zijn
departement steeds overleg met de gemeente
besturen gepleegd wordt. De heer Bruineman
zeide, dat de geest van het departement niet
is een van samenwerking met de gemeentebe
sturen, maar de minister moet dit bestrijden.
Een arbeidsverbod voor gepensionneerden
acht de minister een willekeurig ingrijpen van-
de overheid. Men moet den omvang der werk
loosheid niet overdrijven, zoo ging de minister
voort, en rekening houden met het feit, dat
ook in normale omstandigheden een percentage
werkloozen zal zijn.
Met den heer von Bönninghausen debatteert
Z. Exc. met schroom. Hij is toch volgens dit
lid niet deskundig endemO-liberaal. Toch
moet hij opkomen tegen de bewering, dat hij
de sociale rechtvaardigheid niet zou betrachten.
Spr. toonde zich dankbaar voor de welwil
lende kritiek van den heer Nivard op de spaar
regeling. Het mooie is, dat men door eigen
initiatief en met behulp der overheid inkoopen
kan doen. Verhooging van den B-steun acht de
minister lang zoo mooi niet. Ondanks veel te
genwerking en verdachtmaking mocht de minis
ter constateeren, dat de spaarregeling nog
steeds groeiende is.
Het is de vloek van onzen tijd, dat de onbe
scheiden belangstelling der groote menigte ver
dienstelijke, althans beroemde tijdgenooten zelfs
wanneer dezen op hun sterfbed liggen niet met
rust kan laten. De Amerikaansche bevelhebber
van het Amerikaansche expeditieleger in den
wereldoorlog, Pershing, ligt op sterven en toch
kunnen wij in Amerikaansche bladen vernemen,
dat te Tucson in Arizona, waar hij met den
dood ligt te worstelen, de uniform is aangeko
men, die hij in Frankrijk had gedragen en
waarin men hem die nog leeft! na over
lijden zal hullen. Voorts leeren de couranten
ons, dat er twee compagnieën negersoldaten
van Fort Hauchuca naar Tücson zijn vertrokken
om te worden opgesteld als doodenwacht. Ten
slotte is ook te Tucson de trein al aangekomen,
welke het stoffelijk overschot van den generaal
(die nog leeft) naar Washington zal vervoeren,
waai- het op een praalbed zal worden gelegd,
zoo, dat de menigte zal kunnen defileeren.
Pershing zal op het nationale kerkhof te Ar
lington (bij Washington) worden begraven.
Deze publiciteit nog bij het leven doet niet
prettig aan.
De heer De Bruijn wilde een minimale steun-
verhooging, welke alleen doorvoerbaar is als de
„marge" wordt losgelaten. Hoe kan de heer de
Bruijn echter vt>or toeslag op steun pleiten, als
hij niet opkomt voor loontoeslag, indien dit
loon reeds beneden het ethische minimum ligt?
Loslating van de marge: loon-steun acht
de minister onmogelijk, omdat onze maat
schappij opgebouwd is op arbeidsverrichtin-
gen. Men zou een groep arbeidsschuwen
kweeken. De zaak moet opgelost worden
met deugdelijke middelen. En Z. Exc. kan
niet anders in den huidigen overgangs
toestand, dan invoering van een loon-
garantie via een kinderbijslagregeling on
gewijzigd handhaven. Intusschen wil de
minister alles doen Om den menschen zoo-
veel mogelijk tegemoet te komen.
Wat de werkloosheidsbestrijding betreft: de
instelling van de commissie-Verwey achtte de
bewindsman absoluut noodig.
Den heer van Voorst tot Voorst antwoordde
de minister, dat t.a.v. de emigratie in Genève,
thans een bestudeering gaande is van samen
werkingsmogelijkheden in internationaal ver
band.
Verhooging van het Werkfondscrediet wordt
binnenkort aangevraagd en dan zal de zaak
nog eens uitvoerig besproken kunnen worden,
maar men moet zich nu niet aanstellen, alsof
er niets gebeurt. Men vergeet vaak de heele
werkverschaffing.
Toen er over het lot van miriister Romme's
begrooting beslist moest worden, vroeg de heer
VAN VESSEM (NSB) stemming, waarbij bleek,
dat het quorum niet aanwezig was. Nog slechts
15 senatoren bevonden zich in de Kamer, zoo
dat de .stemming op een ander, nader vast te
stellen dag zal moeten geschieden.
Benoemd is tot lid van de commissie van
toezicht op de Rijksacademie van beeldende
kunsten te Amsterdam, J. van Hasselt, te
Bloemendaal.
Benoemd tot rechter in de arrondisse-
ments-rechtbank te 's Gravenhage jhr. mr. C.
I. van der Wijck, rechter-plaatsvervanger in
gemelde rechtbank.
Op zijn verzoek is aan mr. G. K. Vos eervol
Ontslag verleend als rechter-plaatsvervanger in
de arrondissements-rechtbank te Alkmaar, on
der dankbetuiging voor de als zoodanig be
wezen diensten.
Op zijn verzoek is met ingang van 15 April
1938, aan mr. A. van Os eervol ontslag verleend
als kantonrechter-plaatsvervanger in het kan
ton Dordrecht, onder dankbetuiging voor de
als zoodanig bewezen diensten.
Verleend is de eeremedaille, verbonden aan
de orde van Oranje-Nassau in zilver aan G. J.
Wegerif, onderwijzer aan een Zondagsschool,
uitgaande van den Chr. Jongemannen Veree-
niging „Daniël", te Apeldoorn.
Op zijn verzoek is met ingang van 1 April
1838, aan H. de Groot eervol ontslag verleend
als commissaris van politie te Zutfen, met
dankbetuiging voor de door hem bij de politie
bewezen diensten.
De titulaire rang van Inspecteur voor de
scheepvaart is verleend aan den adjunct-
inspecteur voor de scheepvaart J. den Hol
lander.
Met ingang van 1 Mei 1938 is den commies
bij de P. T. T., G. H. Hoornsrqa, aangewezen
als beheerder van het bij-post-telegraaf- en
telefoonkantoor te Loosduinen, op zijn verzoek
eervol ontslag verleend.
Met ingang van 1 April 1938 is aan den
referendaris 2e klasse der P. T. en T. P. H. de
Koster op zijn verzoek eervol ontslag uit den
dienst verleend.
Met ingang van 1 Mei 1938 is aan den com
mies bij den telegraaf- en telefoondienst D.
Drijfhout op zijn verzoek eervol ontslag ver
leend.
Benoemd is tot referendaris der P.T.T. de
referendaris 2e klasse A. J. Salomé, met be
paling, dat de benoeming wordt geacht te zijn
ingegaan 1 Januari 1938.
Met ingang van 16 Maart 1938 is benoemd
tot referendaris der P. T. en T. de referendaris
2e klasse L. W. van Hellemond, thans aange
wezen als directeur van het post-, telegraaf-
en telefoonkantoor te Woerden.
De heer J. M. van Riel, lid van het college
van commissarissen van het vaderlandsch fonds
ter aanmoediging van 's lands zeedienst, be-
stuurderen van de kweekschool voor de zee
vaart, is benoemd tot lid van de commissie
van advies voor de rijksopleiding tot bestuur
der van verkeersvliegtuigen.
Met 1 Mei 1938 benoemd en aangesteld: a.
bij het wapen der infanterie, tot luitenant-
generaal, de generaal-majoor J. van der Vijver,
commandant der 3e divisie, tevens bevelhebber
in de 3e militaire afdeeling; b. bij den mili
tairen veterinairen dienst, tot dirigeerend paar
denarts, met den rang van luit.-kolonel, de di
rigeerend paardenarts met den rang van ma
joor, H. W. Klerk de Reus, chef van het vete
rinair hospitaal te Breda.
Met 1 Mei 1938: op verzoek eervol ontslag
verleend aan luit.-generaal van der Vijver,
voornoemd, aan generaal-majoor J. H. Car-
stens, inspecteur der artillerie, aan generaal-
majoor U. J. W. Roldanus, directeur voor het
materieel der landmacht, tevens hoofd van de
IVe afd. B van het departement van Defensie,
aan generaal-majoor G. C. Beltman, inspecteur
der Genie, tevens hoofd van de Ve afd. van
be.t departement van Defensie, aan den kolonel
J. A. G. van Andel, commandant He Infan
teriebrigade, aan kolonel E. A. F. baron Creuts,
commandant lie Reg. Huzaren, aan luit.-kolo
nel J. H. Sonne, commandant 3e Reg. Infante
rie. aan luit.-kolonel P. W. Leverland, com
mandant 12e Reg. Infanterie, aan luit.-kolonei-
magazijnmeester der artillerie J. S. C. Rink,
toegevoegd aan den directeur voor het mate
rieel der landmacht, aan den luit.-kolonel H. C.
Honig, commandant 5e Reg. Infanterie, aan den
dirig. paardenarts luit.-kolonel Dr. R. H. J. Gal-
landat Huet, chef Militairen Veterinairen
dienst, tevens chef Veterinair Hospitaal te
's Gravenhage, en aan den dirig. paardenarts
luit.-kolonel H. W. Klerk de Reus, voornoemd.
Aan luit.-generaal van der Vijver en aan de
eeneraal-majoors Carstens, Roldanus en Belt^
man, zoomede aan den dirig. paardenarts Dr.
Gallandat Huet, allen voornoemd, Hr. Ms. dank
betuigd voor de veeljarige en belangrijke dien
sten door hen aan den lande bewezen.
Met 1 Mei 1938 benoemd en aangesteld bi)
het reserve-personeel der landmacht: tot re
serve-kolonel, de eervol ontslagen kolonel van
Andel, voornoemd, en de eervol ontslagen luit.-
kolonels Leverland en Honig, beiden voornoemd.
Voor den tijd van vijf jaren is benoemd tot
militair commissaris van het Nederlandsche
Roode Kruis de heer L. C. Royaards Jr., eervol
ontslagen reserve-kapitein der infanterie.
Verder voor den tijd van vijf jaren benoemd
tot kring-commissaris van het Nederlandsche
Roode Kruis in den kring West-Overijsel de
heer H. M. van der Vijver, burgemeester van
Raai te.
Aan de weleerw. heeren M. W. H. Koen-
raadt te Bergen op Zoom, C. de Koster t>e
Oude-Schild, W. H. J. Linssen te Herkenbosch
en A. J. N. A. Piron te Zenderen is op hun
verzoek, eervol ontslag verleend als hulpaalmoe
zenier in tijd van oorlog bij het leger.
Benoemd zijn tot hulpaalmoezenier in tijd
van oorlog bij het leger te velde de weleerw.
heeren W. van der Drift te Rotterdam, J. G.
W. Joosten te Maastricht, A. B. A. M. Stule-
meijer te Breda en K. E. Vosskühler te Amster
dam.
„En onder in den omslag een zak!
anders kan mijn vrouw hem toch vinden!"
Nog nooit is de deelname uit handels
kringen van Nederland aan de Leipziger
voorjaarsmessc zóó groot geweest als dit
jaar. Koortsachtig is op het kantoor van het
Messamt te Amsterdam in de laatste weken
gewerkt om maar aan alle aanvragen te
kunnen voldoen en de belangen der Hol
landsche deelnemers naar wensch te behar
tigen op de beproefde wijze.
Mejuffrouw Uljé en haar staf is duizenden
behulpzaam geweest op de nieuwe kantoren van
Singel 98.
Heden vertrekken talrijke deelnemers met de
expresselijk ingerichte extratreinen, die uitslui
tend voor de Messebezoekers zijn gereserveerd
en hen op de goedkoopste, snelste en gemak
kelijkste wijze naar Leipzig vervoeren.
Reed met den avondtrein zijn gisteren zeer
velen naar de Messe-stad gereisd, zooals ook
heden met de gewone treinen en met den
nachttrein heel wat bezoekers nog zullen af
reizen.
Zoo talrijk als ditmaal is de deelname uit
ons land nog nooit geweest. De reputatie welke
het werk der Nederlandsche vertegenwoordi
ging geniet droeg daartoe niet weinig bij. Men
weet, dat de Nederlandsche belangen goed wor.
den behartigd en dat men alle inlichting en
voorlichting kan bekomen welke men behoeft.
In het Huis der Naties, vlak tegenover de Ka
tholieke kerk, bij de overtalrijke katholieke
deelnemers goed bekend, is een reusachtige
werkkamer voor de Nederlanders ingericht,
waar ze De Tijd en enkele andere Nederland
sche bladen ter lezing vinden liggen en in het
Nederlandsch alle inlichtingen kunnen beko
men.
Het portret van den overleden eere-vertegen-
woordiger, den heer H. J. van der Borg, is er
opgehangen als een blijvende hulde aan diens
toegewijde behartiging der Nederlandsche be
langen.
Onder de bevolking te Os gaat het gerucht,
dat een bekend industrieel, M. v. Z., verleden
week Donderdag is gearresteerd. Zijn arrestatie
houdt, naar De Telegraaf weet te melden, ver
band met overtreding van artikel 249 van het
Wetboek van Strafrecht. De directeur M. v. Z.
heeft een bekentenis afgelegd.
Te Os is men van meening, dat met deze
eerste arrestatie de zaak niet ten einde is. Er
is een onderzoek gaande tegen andere geëm
ployeerden op de fabriek, die van hetzelfde
misdrijf worden verdacht.
De technische proefvaart van het s.s. „Nieuw
Amsterdam" van de Holland—Amerika-lijn,
welke enkele dagen zal duren, zal beginnen
21 M'aart a.s.
Ongeveer een maand daarna zal de officieele
proeftocht worden gehouden.
Het Nederlandsche stoomschip „Groolekerk"
van de Vereenigde Scheepvart Maatschappijen,
dat vier mijlen ten noorden van Hoek van
Holland was gestrand, is Vrijdagmiddag om
half drie bij rijzend water door zeven sleepboo-
ten vlot gebracht.
Nader vernemen wij nog, dat na onderzoek
door den expert de „Grootekerk" Vrijdagavond
omstreeks zeven uur haar reis heeft voortgezet.
Het schip, dat bestemd is voor Kobe, gaat eerst
naar Gennu.
In het pas verschenen nummer van „Het
Vrije Woord" (hoofdredacteur Paul Kiès) wor
den enkele kantteekeningen gemaakt bij het
bekende rapport van de commissie-v. d. Bergh
inzake de kwestie-Kiès.
De heer H. Wassing, lid van net gewestelijke
bestuur der S.D.A.P. in Friesland, schrijft
namens het bestuur van „Het Vrije Woord" o.m.
het volgende:
„De buitenstaanders zullen met verbijstering
constateeren:
le. dat het partijbestuur, zonder ooit eenig
bezwaar te maken, iemand in 1933 en 1937
candidaat laat stellen, waarvan het nu zegt
dat het hem reeds in 1931 niet vertrouwde;
2e. dat de voorzitter der partij zich in 1937
persponlijk borg stelde voor de integriteit van
alle S.D.A.P.-candidaten; ook voor de integri
teit van den candidaat, dien hij reeds in 1931
niet vertrouwde;
3e. dat de partij-secretaris aan dezen can
didaat, waarin geen vertrouwen werd gesteld,
in 1933 een Kamerzetel in uitzicht stelde voor
1937, hierbij speculeerende op de verwachting,
dat den Friezen de schellen wel van de oogen
zouden vallen;
4e. dat het partijbestuur jaren aaneen een
druk gebruik maakte van de kwaliteit van een
man, dien men nu zegt, reeds in 1931 niet te
hebben vertrouwd;
5e. dat om deze redenen het partijbestuur
dezen candidaat tot eiken prijs -wilde verwij
deren van een verkiesbare plaats, doch dat
elke handeling ter bereiking van dit doel een
volkomen misgreep was.
„Dit rapport is in alle onderdeelen, zooals
wij het hadden verwacht. En tevens de recht
vaardiging van het wantrouwen, door ons, d.i.
de geheele oppositie, in de commissie gesteld!
Als commissie van onderzoek in het vooruit
zicht gesteld, ontpopte zij zich als „rechter"
en hoewel daartpe volstrekt onbevoegd, velde
zij een vonnis zonder bevoegdheid en zonder
de middelen om het „hoor en wederhoor" toe
te passen.
„Wij achten het vooralsnog een voorrecht,
dat de „democratie" van Vorrink-v. d. Bergh
c.s. het voorloopig nog moet afleggen tegen
de burgerlijke opvattingen inzake recht, waar
achtigheid en logica.
„Van eenig objectief onderzoek is niet de
minste sprake. Tot nu toe niet althans. Door
de aanklacht van Kiès zal eerst nu de moge
lijkheid van een objectief onderzoek komen.
De twijfelaars hebben zich zoo lang getraind
in „afwachten tot het rapport komt", dat zij
ook nog wel kunnen wachten met hun oordeel,
totdat de rechter gesproken heeft."
Vrijdagavond om kwart voor ze? naderde Jan
Pijnenburg, de bekende wielrenner, in snelle
vaart met zijn auto, waarin hij met zijn
vrouw, zijn schoonzuster en een vijfjarig neefje
was gezeten, de Belgisch-Nederlandsche grens.
Het gezelschap kwam van Antwerpen, waar
„De Pijn" a&n de Zesdaagsche had deelgeno
men.
Tusschen Wuestwezel en Zundert, nog
op Belgisch grondgebied, verloor de wiel
renner plots de macht over het autostuur.
De wagen raakte een rechts van den weg
staanden boom en schoot door den schok
naar links, waar een andere boom werd ge
ramd. Hierna sloeg de wagen, die een puin
hoop was geworden, om.
Douanebeambten en marechaussee van de
nabijgelegen grenskantoren snelden op den
slag toe en voorbijgangers haalden de familie
uit den auto.
Pijnenburg zelf had een groote snee midden
over het hoofd gekregen. Zijn vrouw kreeg
vele schrammen. Zijn schoonzuster liep geen
letsel op, terwijl het neefje een scheurwond
boven het rechteroog, een snee in de kin en
schrammen kreeg.
Dr. Deckers uit Wuestwezel heeft de gewon
den verbonden. Op eigen gelegenheid zijn
deze naar huis weergekeerd.
Twee compagnieën van het korps mariniers
met de tamboers en pijpers van dit korps heb
ben Vrijdagmiddag een marsch door Den Haag
gemaakt en gedefileerd voor den minister van
Defensie, den heer J. J. C. van Dijk en vice-
admiraal J. Th. Fürstner, chef van den marine
staf.
Na het défilé heeft de minister kapitein Van
Gijn zijn bijzondere tevredenheid betuigd over
de houding van zijn mannen. In totaal namen
236 mariniers aan het défilé deel, allen recru-
ten.
»4
„Niet altijd," herinnerde haar de heer Landon
'ttet een glimlachje. „Ik voel, dat het voor ons
bergens veilig is, zelfs hier niet, voordat...."
hield met een schouderophalen stil.
„Ik heb uw gesprek gestoord, vader. Blijft u
biJ ons eten, Barin? Ik vrees, dat wij u slechts
een zeer eenvoudig maal kunnen voorzetten."
„Een korst brood in uw tegenwoordigheid, zou
J°or mij een feestmaal zijn." verklaarde Andrea
blet een buiging en een eigenaardige schitte-
'hg m z'n oogen. Stella beantwoordde lachend
een révérence.
„Het spijt mij," zei Andrea, „hoe onweerstaan
baar de uitnoodiging ook moge zijn ben ik toch
®rPücht te bedanken, aangezien ik bijna on
middellijk vertrek."
„Dat is helaas zoo, Stella," bracht haar va
der in 't midden; „ik vertelde zooeven juist te-
Barin, dat het gevaarlijk voor hem was, in-
len hij hier werd gezien. Wij zijn zoolang af-
ezig geweest en zijn dermate veranderd, dat
gü niet licht herkend zullen worden; doch de
arin zou waarschijnlijk opgemerkt kunnen
w°rden."
Veronderstellende, dat de heeren nog een en
ander hadden te bespreken, zei Stella:
„Ik zal u met vader alleen laten, om uw za
ken af te wikkelen, Barin." Zij stak hem haar
hand toe, die hij eerbiedig aan z'n lippen bracht.
Het was eenige oogenblikken stil in het ver
trek nadat Stella zich had verwijderd.
„Weet de Barishna van niets?" vroeg Andrea
plotseling van den vloer naar mijnheer Landon
opziende.
„Neen," antwoordde deze. „Zij weet niet naar
welken prijs wij dingen en is zich niet bewust,
hoeveel ons succes voor haar beteekent. Ik heb
het beter geoordeeld, haar onwetend te houden;
tusschen lip en beker is zooveel onzeker. Ik wil
haar de teleurstelling van een mislukking be
sparen. Waarom zou ik haar, die nu nog ge
lukkig en onbezorgd is, met angst en twijfels
verontrusten, voor het absoluut noodzakelijk is?"
„U is wijs. Barin, zooals altijd," zei Andrea,
„maar vergeet niet, dat de Barishna nu een
vrouw is een zeer mooie vrouw, indien u mij
toestaat dat te zeggen het is geen zinledig
compliment."
„Mijn kind hééft de schoonheid van beide ras
sen geërfd en tevens de edele eigenschappen,"
verklaarde de ander op een voor hem onge
woon teederen toon.
„De Barishna gaat een groote toekomst tege
moet," verzekerde de graaf met neergeslagen
oogen.
„Indien wij slagen," zei haar vader met een
zucht.
„Ongetwijfeld heeft u reeds schikkingen ge
maakt ten opzichte van haar hand, niet waar?"
Even sloeg hij z'n oogen op, doch keek onmid
dellijk weer naar den vloer.
„Neen," antwoordde de ander kortaf, doch niet
ruw. „Zij is nog jong".
„Niet voor een huwelijk in ons land," be
weerde Andrea op gedempten toon.
„Tijd genoeg, volop tijd," zei mijnheer Landon
en er klonk iets van ongeduld in z'n stem. „Bo
vendien," vervolgde hij glimlachend en met een
licht schouderophalen, „is dat een aangelegen
heid, waarin de Barishna zelf zal willen beslis
sen. Zij is half Engelsch en verlies niet uit het
oog, dat die Engelsche meisjes niet trouwen met
iemand, dien zij niet verkiezen.... Willen wij
deze lijsten nog eens nazien?"
„O zeker, Barin," antwoordde de graaf eer
biedig.
Gedurende eenigen tijd zaten zij over hun pa
pieren gebogen; dan verklaarde Andrea:
„U zult wel bemerkt hebben, hoe volledig de
organisatie is; met hoeveel zorg wij eiken stap,
elke daad hebben voorbereid en verzekerd, niet
waar? Wij hebben slechts het gunstige oogenblik
af te wachten." terwijl hij den laatsten zin sprak,
spreidde hij z'n handen uit.
De heer Landon stond op en liep met groote
passen op en neer door de kamer. Zijn oogen
schitterden en zijn wimpers bewogen zich snel
op en neer.
„Ja, ja!" zei hij meer bij zichzelf dan tot den
graaf. „Alles ziet er gunstig uit. Moge het uur
spoedig slaan en wij de belooning voor jarenlang
geduld en groote inspanning ontvangen. God ze-
gene onze zaak!" Plotseling hield hij op en
wendde zich tot den graaf. „Ik ben u grooten
dank verschuldigd en ik bezweer u, niet aan
mijn erkentelijkheid te twijfelen. Ik vertrouw
en hoop, dat eenmaal de dag zal aanbreken, dat
ik mijn dankbaarheid in iets meer dan woorden
zal kunnen betuigen; u is een trouw en eerlijk
vriend, Andrea en ik zal uw toewijding naar
waarde beloonen."
De aangesprokene was opgestaan en stond nu
als een soldaat op wacht voor hem; met z'n
hand op z'n hart maakte hij een diepe buiging.
„Ik ben reeds meer dan overvloedig beloond,
voor het weinige goede, dat ik heb mogen doen,
Barin," zei hij. „Ik verlang naar geen andere be
looning voor mijn geringe diensten, dan uw ge
nadige goedkeuring en gunst."
Het was zeer mooi gezegd, doch er flitste iets
als een droef verlangen, een soort smachten in
de koude blauwe oogen, welke voor een oogen
blik naar den ouderen man werden opgeslagen;
een uitdrukking van een man, die zichzelf af
vraagt, of het oogenblik is aangebroken, om zich
te uiten om zijn hart bloot te leggen. Het ant
woord moest ontkennend geweest zijn, want met
'n veranderde houding zei graaf Andrea:
„De ontmoeting met de Barishna heeft mijn
bezorgdheid voor u en haar in niet geringe mate
verhoogd. Is u hier volkomen veilig, absoluut
veilig?"
„Dat geloof ik zeker, ja, daarvan ben ik over
tuigd," antwoordde de ander snel. „Het is niet
waarschijnlijk, dat wij hier herkend zullen wor
den en ik begrijp, dat ik, indien noodig, ter
plaatse bi) de hand moet zijn. Ik heb mijzelf
daar in Engeland zoolang zitten verbijten. Ik
kon het niet langer uithouden. U zult zelf ook
moeten toegeven, dat ik in de nabijheid moet
zijn, in aanmerking genomen, dat het uur, zoo
als u zegt, ieder oogenblik kan slaan."
,,'t Is een gebiedende noodzaak, dat u hier is,
dat geef ik onmiddellijk toe; het was alleen
mijn bezorgdheid voor uw veiligheid en die
van de Barishna, die mij de vraag deed stel
len...."
„Ik ben u zeer erkentelijk, Andreaen zeer
gevoelig voor uw vriendschap en zorg. Ik zal dat
nooit vergeten; geloof mij, steeds zal ik mij uw
toewijding voor onze zaak herinneren."
„Mag ik daar bijvoegen, Barin, mijn liefde
voor uw persoon, voorDe graaf zweeg.
Bij wijze van antwoord strekte Mr. Landon
zijn hand uit, en terwijl hij de hand vatte,
bracht Andrea die aan zijn lippen, evenals hij
dat bij Stella had gedaan, en verliet het ver
trek.
XVI
Toen Daan op zijn terugweg naar huis langs
het marktplein ging, zag -hij een man, die op
een groot paard reed. Niettegenstaande de ruiter
in nationaal costuum was gekleed, kwam hij
Daan toch bekend voor, doch hij herinnerde
zich niet, waar hij die gestalte meer had gezien.
Toevallig hief de man, toen hij Daan voorbij
reed, zijn arm op, om z'n pet recht te zetten en
maakte zoodoende zijn gelaat voor Daan on
zichtbaar. Aangezien Daan met z'n hoofd bij z'n
werk was, dacht hij over den man niet verder
na en vervolgde z'n weg. De ruiter echter, keerde
na eenige meters verdere gereden te hebben, z'n
naard om, staarde met z'n harde koude oogen.
den jongeman eenige oogenblikken na en keerde
dan weder om, teneinde z'n rit voort te zetten.
Langzaam klom Daan tegen den berg op en
toen hij dicht bij z'n hut kwam, hoorde hij een
harde ruwe stem, die uit z'n woning klonk. An
derson was teruggekomen in den toestand, waar
in hij gewoonlijk verkeerde, wanneer hij naar
het havenplaatsje was geweest. Met andere
woorden: hij was beschonken, want Anderson
dronk whisky, wanneer hij het kon bekomen en.
anders jenever. Daan ging in de hut en zag
Grey op een pakkist zitten, terwijl Anderson
met een woest gelaat en geweldig aan z'n baard
plukkend het vertrek op en neer stapte. Toen hij
Daan hoorde, keerde hij zich om en keek hem
met vlammende oogen aan.
„Zoo ben je daar!" snauwde hij. „Ik had lie
ver niet, dat je van 't werk liep, terwijl ik weg
ben. Ik werk me daar aan die haven in 't zweet,
om een stuk of vijftig van die smerige kerels
aan te drijven en dat bij een temperatuur om
bij neer te vallen. En daar kom ik me thuis en
ontmoet je zoo frisch as een hoentje en je kijkt,
alsof er niets te doen is. Heb je een prettige
wandeling gehad?" hoonde hü, doch minder
woest, want zelfs in nuchteren toestand viel 't
Anderson moeilijk, den vastberaden blik van
Daans grijze oogen te weerstaan.
„Ja, heel prettig," antwoordde Daan. „Ik ben
naar den bazar geweest; 't is heet in 't open
veld, zooals u zegt en u zult zware dagen gehad
hebben, denk ik."
(Wordt vervolgd.);