Eden
I■nu
Geert Groote
DE LAATSTE DEVALUATIE
1.50
-fi
go ct.
ni
i 23 Bil
Het vergaan van
de „Aldabi
Officieele genees
kunde
f8,50
5 cb
ZONDAG 6 MAART 1938
VAN WEEK TOT WEEK
°°k dit
Het
I
li lillltltl m
*111* iMPli w
«!!«-
iPiiit
llllfi
In- en uitvoer over
Februari
99
OEFENING IN OPSPOREN
EN WAARNEMEN
Vliegtocht tusschen Ypenburg
en Schiphol
INBRAKEN TE SLEEN
EN OMGEVING
Op het gemeentehuis hadden
de dieven geen succes
Stranding mede de schuld van
den kapitein?
COMPLOT VAN DIEVEN
ONTMASKERD
Rijwielzaak te Nijmegen
geplunderd
DE MAASTUNNEL TE
ROTTERDAM
Een crediet van veertien millioen
gevraagd
GEGIJZELDE JOURNALIST
VOOR DE RECHTBANK
Onder de eerbiedwaardige reeks van gees
telijke leiders der christelijke vroom
heid bekleedt Geert Groote een bijzon
dere plaats,die hem een afzonderlijke studie
overwaard maakt, als vader en hoofd der mo
derne devotie. De Geert Groote-studie was voor
korten tijd nog zoo goed als geheel in handen
der Protestanten, die zich hiervoor groote ver
diensten verwierven, vooral door de uitgave
Van zijn werken. Voor de kennis van zijn spi-
titualiteit echter zijn de studies, die dezen
over Groote deden verschijnen, nooit geheel
bevredigend geweest, wat behalve aan mate
riaal-gebrek toe te schrijven Is aan protes-
tantsche vooringenomenheid, gebrekkige ken-
his der katholieke leer en in den grond vreemd-
beid aan de katholieke spiritualiteit. De
laatste jaren zijn ook katholieken zich gaan
bezig houden met de bestudeering van Geert
Groote. Van katholieke zijde werd een nieuwe en
Vollediger uitgave bezorgd van de brieven en
Verschenen er verschillende artikelen in vak
tijdschriften over diens leven en leer, zoodat
langzamerhand de vader der Moderne Devotie
°bk van zijn eigen geloofsgenooten de belang
stelling begint te krijgen, die hij verdient."
Met deze alinea begint dr. K. C. L. M. de
®eer zijn pasverschenen proefschrift, een
■-Studie Over de Spiritualiteit van Geert Groote",
Voor Nederland uitgegeven door de N. V. Dek
ker en Van de Vegt te Nijmegen. Het is een
beschamende alinea, maar met een hoopvol
Slot. Wie de geschiedenis van de Nederland
sche katholieken kent, en weet, hoe ons volks
deel gedurende langen tijd was uitgesloten van
vrijwel alle deelneming aan de vaderlandsche
cultuur, zal zich niet zoo hevig verbazen, dat
de katholieken zelfs de meest roemvolle blad-
sijden van hun eigen nationaal verleden aan
het onderzoek van de protestanten moesten
overlaten. Hun eigen bevolkingsgroep beschik
te nu eenmaal niet over voldoende geoefende
krachten, die zulk een onderzoek konden in
stellen. Hierin kwam Goddank verandering.
■Het boek, dat wjj aanhaalden, is er een der
vele bewijzen van. Het is een stevig en dege-
hjk boek, dat het voordeel geniet, de stof te
behandelen op een overzichtelijke wijze, die
thisschien wat gemakkelijk lijkt, maar die ook
Voor den leek verstaanbaar is.
Veel studie is erin verwerkt, maar al blijft
be stijl een beetje droog, de inhoud is voor
e'ken aandachtigen lezer toegankelijk gemaakt.
Hier werd de wetenschap gediend en tevens
een dienst geleverd aan de katholieke gemeen
schap, zoodat wij dit werk, een geleerde dis
sertatie, ook kunnen aanbevelen aan gewone
ontwikkelde menschen, die in de behandelde
stof geen vakmensch zijn.
Er begint zooals de schrijver zegt bo
rgstelling te ontstaan en te groeien voor ons
eigen katholiek verleden, in breedere lagen van
be katholieke bevolking. In menig opzicht is
het nog maar een begin. Voor velen vertegen
woordigt de figuur van Geert Groote nog niet
Veel meer dan een historischen naam, door de
Apologetische vereeniging gekozen en aldus
®ePOpulariseerd. Van den man zelf weet men
Weinig over het algemeen. Hij leefde in de mid
deleeuwen, hij had iets te maken met de broe
ders van het gemeene leven en in den laatsten
«jd heeft prof. van Ginneken zich beijverd om
hem voor te stellen als den eigenlijken schrjj-
Ver van de Navolging van Christus, althans
Voor een gedeelte. Ziedaar, wat de gemiddeld-
°htwikkelde katholiek u over een der grootste
etl meest boeiende persoonlijkheden uit het
katholieke verleden van Nederland zal weten
te verhalen.
Gedurende zekeren tijd is de gestalte van
bezen grooten man misschien wat opzettelijk
°P den achtergrond gehouden. Was men be-
biicht, dat nadere kennismaking met zijn per-
S°on en werk een schadelijken invloed zou
Uitoefenen, omdat in het leven van Geert
Groote, hoe voorbeeldig het ook geweest is,
bladzijden voorkomen, welke men verkeerd zou
Verstaan, zag men ze niet in het licht van
hun tijd? Deze ijverige werker, die diep inge
wortelde misbruiken moest bestrijden, is wel
®ens uiterst vrijmoedig opgetreden en heeft
Woorden neergeschreven, wier klank vandaag
h°g buitengewoon scherp is. Toch mag dit geen
reöen zijn om een zoo uitstekende figuur in
b® schaduw te laten. Immers uit het leven
Vah vele heiligen is ons een vrijmoedigheid
ckend, die aan de kerkelijke samenleving ten
G°ede kwam. Juist omdat zij zoo heilig leef-
öetl> verwierven zij het recht, het katholieke
'beaal te verdedigen tegen iedere ontluistering,
°°k Wanneer dit bederf was doorgedrongen in
b® heiligste plaatsen.
Haarbij komt nog, dat alle heiligen, ook de
*b®est voorbeeldige, in wier optreden de wer-
'Ug van de genade het duidelijkst zichtbaar
^as- toch altijd menschen bleven met een
^ehschelijk karakter. Wil men een man als
eert Groote goed begrijpen, dan moet men
menschelijke niet over het hoofd zien.
's niet alleen menschelijke zwakheid, het
°°k menschelijke kracht, die tot uitdruk-
komt in zijn heele optreden. Deze man
b het hartstochtelijke temperament van de
?r°°te leiders, die niets ontzien, indien het
b droom in den weg staat.
I'och schijnt hij op eerste gezicht allerminst
t^b droomer. Hjj is een echte practicus, een
aie Hollander van boven de rivieren, die de
bgen zakelijk bekijkt en zakelijk behandelt.
Jb spiritualiteit de „moderne devotie"
zbu
ais in zbker opzicht kunnen kenschetsen
de zakelijkheid in de godsvrucht,
heteer^ Groote werd te Deventer geboren in
jj iaar 1340. Zijn ouders, Werner Groote en
Wigs van der Easselen, waren rijke menschen.
k^erber Groote was schepen van Deventer. De
deaap werd in weelde opgevoed, hetgeen in
Vlertiende eeuw wel iets beteekende. Het
bu Blers de tijd, waarin de handeldrijvende
ge^gerÜ van de Nederlandsche steden, tot hoo-
Wat k*°ei Gekomen, zich alles veroorloven kan
Sin 26 Wil" Iedere burgeres is hier een konin-
Guiuigde de reiziger, die omtrent dezen tijd
Nederlanden bezocht. Aan de opvoeding van
Geert Grbote is dan ook groote zorg besteed
Zijn ouders stierven vroeg. Hij was eenig kind,
rijk, scherpzinnig, leergierig en een minnaar
van het leven. Hij ging studeeren aan de be
roemde universiteit van Parijs. Voor een Hol
lander was dit toen nog tamelijk ongewoon, want
wanneer Groote in 1358 den titel van meester
in de vrije kunsten behaalt, wordt hij inge
schreven in de broederschap van de Engelsche
magistri, zeker omdat de Hollanders, weinig
talrijk als ze waren, geen eigen broederschap
vormden.
Zijn leermeesters spreken met bewondering
van hem, en vergelijken hem zelfs (niet zon
der overdrijving, zegt dr. de Beer) met Sint
Augustinus. Hij studeerde theologie, medicij
nen, recht, sterrenkunde, nigromantie. Behal
ve die van Parijs bezocht de „rijke jongeling1
nog andere universiteiten: Keulen, Praag, Or
leans. Het schijnt, dat hij als student erg rijk
geleefd heeft, van zijn eigen geld, want zijn
eerste inkomsten, die hij betrok uit kerkelijke
beneficiën, begonnen pas te vloeien na zijn
studietijd. Zelf zegt hij, dat hij te Parijs slecht
geleefd heeft. Wat hij daar precies mee be
doelt, is moeilijk na te gaan. Heiligen beschul
digen zich vaak van een slecht leven amder
daarmede een werkelijk onzedelijk leven te be
doelen. Maar Geert Groote wekt toch door
duidelijke woorden den indruk, dat hij zijn
geld heusch niet alleen aan studieboeken uit
gegeven heeft. Dr. de Beer meent, dat men de
zelfbeschuldigingen niet al te letterlijk moet
opvatten, doch eenvoudig moet denken aan een
wereldsch leven zondier ingetogenheid. Een
echte wellusteling is Geert Groote nooit ge
weest, dat strookte ook niet met zijn karakter,
„Daarom zijn we waarschijnlijk het dichtst
bij de waarheid, wanneer wij hem in den tijd
vóór zijn bekeering tot een uitgesproken vroom
leven voorstellen als een niet onbemiddeld stu
dent of beginnend geleerde met wetenschappe
lijke aspiraties en wereldsche ambities, zon
der dat we daarbij behoeven te denken aan een
monster van boosheid".
Misschien moeten we toch iets verder gaan
en den studententijd van Geert Groote be
schouwen als een periode, waarin het genade
leven hem weinig interesseerde en het zonde
leven daarentegen wel een deel van zijn ac
t-ieve belangstelling genoot, zonder dat hij nu
bepaald neerstortte in een poel van bederf,
Nauwkeurig zal men het wel nooit te weten
komen en het komt er ook weinig op aan.
Een feit is, dat omstreeks 1374 een ernstige
omkeer plaats heeft in het leven van Geert
Groote. Hij wordt gevaarlijk ziek, komt tot na
denken en laat zijn boek over de tooverkunst
in het openbaar verbranden. De bekeering
mede bewerkt door den invloed van den
Kartuizer Henric von Calcar en van den
Utrechtschen kanunnik Jan van Arnhem, be
stond voornamelijk in een verloochening van
al het aardsche. Dit beteekent, dat de „rijke
jongeling" van zijn goederen afstand deed. Hij
laat de kerkelijke inkomsten, tot dusver geno
ten, aan anderen over en stelt zijn ouderlijk
huis ter beschikking van de armen. In die da
gen stelt hij een levensregel op de z.g. Con-
clusa waaruit blijkt, dat deze typische Noord-
Nederlander ook in zijn eersten bekeeringsijver
gematigd en bezadigd bleef. Dweepzucht was
hem niet eigen. Hij bleef in alles practisch.
Eenigen tijd vertoeft hij in het Kartuizer
klooster te Monnikshuizen, hij bezoekt te
Groenendaal den zaligen Jan van Ruusbroec
en het is niet onwaarschijnlijk, dat hij er over
gedacht heeft, Kartuizer te worden. Zooals
men weet, is de Kartuizer orde de strengste
kloosterorde, die de katholieke gemeenschap
kent. Maar hiertoe was hij niet geroepen. De
Kartuizers, die zijn actieven aard leerden
kennen, rieden hem aan hoewel hij geen
priester was zich toé te leggen op de volks
prediking. Hij liet zich diaken wijden en be
kwam bisschoppelijk verlof om te prediken,
hetgeen hij daarna deed in alle groote steden
van Noord Nederland en ook in Brabant. Hij*
preekte niet alleen in de volkstaal, maar ook
voor priesters en kloosterlingen in het Latijn.
Hierbij ontzag hij zich niet, de heerschende
misbruiken scherp te hekelen. Met felheid be
streed hij vooral de dwaling van een drietal
kettersche geestelijken dier dagen, doch zijn
succes bij het volk en zijn vrijmoedigheid maak
ten hem gehaat bij de hoogere geestelijkheid
en bij de monniksorden, zoodat hij zware te
genkanting ondervond en men zelfs moeite
aanwendde om hem door Rome te doen ver-
oordeelen.
„Men werkte tegen hem zegt dr. De Beer
zoowel in het geheim door zijn goeden naam
te bekladden, als in het publiek door het volk
tegen hem op te ruien; men trachtte door
voortdurende actie zijn standvastigheid te bre
ken en hem den moed te ontnemen, nog ver
der te gaan. Het maakt een pijnlijken indruk
en geeft wel een beeld van het onveilig gevoel,
waarin de voortdurend achtervolgde Meester
doorloopend verkeerde, hetgeen we lezen bij
Thomas van Kempen, dat hij afschriften
maakte van al wat hij zegde en schreef en dat
hij deze voortdurend bij zich droeg om zich
aanstonds en overal te kunnen verdedigen.
Van den anderen kant blijkt ook weer, dat
Groote niet bang was voor zijn tegenstanders."
De menschen blijven toch in alle tijden de
zelfden! Wie harde waarheden durft zeggen,
moet in elke eeuw op kleinzielige tegenwer
king rekenen. Gedurende korten tijd kan die
tegenwerking zegepralen. In 1383 vaardigde de
bisschop een preekverbod uit voor allen, die
geen priester waren, dus ook, ja allereerst
voor den diaken Geert Groote.
Maar ten slotte overwint de waarheid. Het
preekverbod was nog niet opgeheven, toen
meester Geert Groote op 20 Augustus Sint
Bernardus' feestdag van het jaar 1384 aan
de pest overleed. Hij Was 44 jaar oud. Doch nu
begon zijn eigenlijke werking pas. Want zijn
geest overleefde hem en vond een vasten vorm
in de zoogenaamde „moderne devotie", een re
ligieuze beweging, die diep op het middeleeuw-
sche christendom heeft ingewerkt en die van
daag nog van groote beteekenis is.
Het waren vooral protestantsche geleerden,
die deze beweging bestudeerden. De katholieken
der vorige eeuw waren op die taak nog niet vol
doende berekend. Doch juist dit feit heeft een
goede zijde, want de moderne devotie lijkt bij
uitstek geschikt om bij nadere bestudeering den
r 1 r- r,
li
protestant te doen doordringen in den geest van
het katholicisme. Zoo kan deze middeleeuwsche
beweging in den modernen tijd nog vruchtbaar
zijn.
A. v. D.
Blijkens mededeeling van het Centraal Bureau
voor de Statistiek bedroeg de waarde van den
Nederlandschen invoer (zonder goud en zilver)
over Februari 1938 f 118 millioen (v.m. f119
millioen)
De waarde van den uitvoer beliep over Febr.
f 82 millioen (evenals v.m.).
Het percentage van den invoer, gedekt door
uitvoer, bedroeg over Febr. 69,5 (v.m. 68,9).
De vrijwillige organisatie van sportvliegers
(V.O.S.) zal 26 Maart een vliegtocht organisee-
ren, welke bedoeld is als een oefening in het
opsporen en waarnemen. Zooewl van Ypenburg
als van Schiphol uit zal een groep sportvliegers
starten. De eerste groep moet trachten op
Schiphol te landen zonder te worden opge
merkt door de andere groep. Om de oefening
moeilijker te maken zal het herkenningsteeken
van de eerste groep slechts op 200 meter te
onderscheiden zijn.
Na afloop der oefening zal een bespreking op
Schiphol worden gehouden.
Zaterdagnacht zjjn in Sleen en omgeving in
brekers aan het werk geweest.
In het dorp Sleen werd ingebroken bij den
manufacturier Rotman, waar voor vier- tot
vijfhonderd gulden manufacturen is medegeno
men, benevens het in de toonbanklade aan
wezige geld.
Voorts is getracht op het gemeentehuis een
schrijfbureau open te breken. Dit is den dieven
echter niet gelukt. Zoowel bij den manufactu
rier als in het gemeentehuis zijn zij door het
openschuiven van een raam binnen gekomen.
Voorts is ook nog ingebroken in het op
9 K.M. afstand gelegen Schoonoord. Hier wer
den uit een sigarenkiosk een aantal artikelen
ontvreemd.
Men vermoedt dat de inbraken in Sleen en
Schoonoord door dezelfde inbrekers, die blij
kens de gevonden sporen over een auto be
schikken, zijn gepleegd.
Het parket uit Assen heeft een uitgebreid
onderzoek ingesteld.
De Raad voor de Scheepvaart heeft Zaterdag
een onderzoek ingesteld naar de oorzaken van
de ramp, waarbij het stoomschip „Aldabi" van
de maatschappij van Nievelt, Goudriaan en Co.
te Rotterdam verloren is gegaan.
Het schip is 9 December van het vorige jaar
ten Zuidwesten van den lichttoren van Santa
Marta Grande op de rotsen van de Braziliaan-
sche kust geloopen, tengevolge waarvan het
vaartuig brak en verloren is gegaan.
Op 6 December was het stoomschip, dat 4946
b.r.t. meet en waarop kapitein van der Laan
het bevel voert, vertrokken van Montevideo om
via Santos naar Rotterdam te varen. De be
manning telde 34 leden en bovendien bevonden
zich twee passagiers aan boord.
Op 8 December wees het middagbestek 31 gr.
9' 2 br. en 50 gr. 5' wl. aan; het weer was goed
de wind 2.2.0. Te middernacht kreeg de tweede
stuurman de wacht. Omstreeks een uur later
deelde hij den kapitein mede, dat 't schip vol
gens de log in den lichtcirkel moest loopen
maar dat er nog niets te zien was. De kapitein
had geantwoord: „Laat maar doorloopen." Even
voor twee uur waarschuwde de stuurman den
kapitein opnieuw. Het licht moest volgens het
gegist bestek ongeveer op 4 streken zijn. Er
werd nog steeds 27 gr. r.w. gestuurd. De kapitein
kwam op de brug, het zicht werd geschat op 6
a 7 mijl, de windkracht was 2.
Te kwart voor drie zag men plotseling recht
vooruit een witte streep, enkele oogenblikken
later liep het schip vast. Er was steeds volle
kracht gestoomd.
Te half vijf werd voor het eerst het mistsein
van Marta Grande gehoord. Toen het dag
werd, bleek over den wal een mistbank te han
gen, in zee was het zicht goed.
Het onderzoek van den raad liep ook over
de vraag, of het ongeluk aan een daad of na
latigheid van den kapitein te wijten is.
De kapitein verklaarde o.a., dat hij de reis
herhaaldelijk had gemaakt, zoodat hij met
kust- en zeestroomingen goed op de hoogte was.
Toen hij het licht van Marta Grande niet
zag, had hij geen vaart verminderd.
Voorzitter prof. mr. Taverne: Geeft u toe, dat
wanneer u gelood had, u gemerkt zoudt heb
ben, dat u dicht op de kust zat?
Kapitein: Ik voelde mij veilig.
Van de zijde van den raad werd opgemerkt,
dat de zeekaart van dat deel van de kust al oud
was, de opnamen zijn al zeer lang geleden ge
daan en weinig betrouwbaar. Die omstandig
heid vereischt dus dubbele voorzichtigheid bij
het navigeeren.
Ook een radio-peiling had de kapitein niet
genomen. Een dergelijke peiling zoo vlak bij de
kust was z.i. niet volkomen betrouwbaar. Bo
vendien gebeurt het herhaaldelijk, dat de Bra-
ziliaansche kuststations die dag en nacht
open behooren te zijn niet antwoorden, wan
neer zij opgeroepen worden.
Nadat het schip op de rotsen was geloopen,
had men zonder resultaat getracht het weer
vlot te brengen. Het weer was kalm en zonder
gevaar konden de opvarenden aan land gaan.
Den 27sten December is het schip gebroken.
Ten slotte gaf de kapitein toe, dat hij
wanneer hij onder dezelfde omstandigheden de
reis weer zou mijten anders zou navigeeren.
Hij zou, wanneer 't licht onzichtbaar bleef en
geen mistsignalen werden gegeven, een mijl of
zes den Oceaan zijn ingevaren.
Voorzitter: en niet gelood?
Kapitein: Neen.
Dus u wilt niet weten hoeveel water er staat
concludeerde de voorzitter.
Vervolgens hoorde de raad den tweeden
stuurman. Zijn verklaringen waren gelijkluidend
aan die van den kapitein. Betreffende de ra
diopeilingen merkte hij op, dat zij over het al
gemeen aan de kust vrij goed waren. Op het
punt, waar het schip strandde, was z.i. geen
juiste peiling te nemen. Toen men aan wal was
gekomen had zoowel de stuurman als
de kapitein aan den torenwachter gevraagd of
hij mistsignalen had laten hooren. Hij had
hierop ontkennend geantwoord. Noch de kapi
tein, noch de stuurman had gevraagd, of
het licht in den vuurtoren gebrand had. Naar
de meening van den stuurman was het op den
toren van Marta Grande een „janboel".
De raad sprak er zijn verwondering over uit,
dat men niet gevraagd heeft, of het licht wel
brandde.
Stuurman: We hebben alleen onder elkaar
gezegd: „ik durf er m'n hoofd onder verwed
den, dat het licht niet heeft gebrand."
Voorzitter: Des te meer reden om er naar te
vragen.
De wnd.-inspecteur-generaal, de heer
Mante, achtte het niet verantwoord, dat de
gezagvoerder zonder het nemen van bijzon
dere maatregelen is doorgevaren, toen het
licht niet werd gezien, te meer daar het
mistig was en de kaarten niet bijzonder be
trouwbaar waren en men niet voldoende
waarschuwingen van de kust ontving.
De stranding is naar zijn oordeel mede
te wijten aan de schuld van den gezagvoer
der.
De raad zal later uitspraak doen.
De politie te Arnhem heeft in samenwerking
met de politie te Nijmegen een complot van
dieven ontmaskerd, die er hun werk van maak
ten ontvreemde rijwielonderdeelen te verhan
delen.
De 34-jarige G. uit Nijmegen en de 34-jarige
T. uit Arnhem zijn gearresteerd. Zij waren in
het bezit van een groote hoeveelheid rijwielon
derdeelen, afkomstig uit een rijwielzaak te Nij
megen. Vervolgens is de 21-jarige Van V. ge
arresteerd, die in een zaak te Nijmegen werk
zaam was en daar de rijwielonderdeelen stal.
Het drietal is opgesloten.
B. en W. van Rotterdam hebben den gemeen
teraad op de begrooting van 1938 een crediet
gevraagd van 14.677.000 ten behoeve van den
aanleg der tunnel onder de Maas.
Hij, die dit woord voor de eerste maal ge
bruikt heeft, is een listig en wijs man geweest.
Het woord officieel beteekent: uitgaande van
de bevoegde autoriteit, en heeft de bijbeteeke-
nissen van plechtig en gezag afdwingend. Het
wordt veel gebruikt om den mededeelingen van
staatkundigen aard een beslissend karakter te
geven: een officieele mededeeling doet de deur
dicht. Helaas is de menschelijke natuur in 't
algemeen, en de natuur der bewindvoerders, die
op alle wijzen hun zwakke punten willen ver
bergen, van zoodanigen aard, dat officieel vaak,
misschien wel meestal, hetzelfde is als „netjes
gelogen" of „plechtig om de zaak heengedraaid"
of „hooggeplaatste onkunde".
Omdat nu het woord officeel al deze bijbe-
teekenissen heeft, is de naam „officieele genees
kunde" een aanduiding van groote wijsheid en
slimheid van dengene die deze uitdrukking
heeft uitgevonden. Vooral voor onzen tijd, nu
de menschen vooral aan woorden, en niet aan
hun zintuigen gelooven.
Beschouwt men de zaak nader (maar dat
doet „men" niet), dan blijkt de naam van
officieele geneeskunde niet zoo goed, en ware
het beter geweest om een duidelijker scheld
woord te vinden, als b.v. dat de dokters, die
aan de universiteit gestudeerd hebben, dom en
pedant zijn. Dat zou inderdaad mogelijk zijn,
want ook zij zijn menschen, en daar de juristen
door vele verstandige menschen ten onrechte
voor dom en pedant gehouden worden, zou
het niet onmogelijk zijn, dat ook de dokters
deze afschuwelijke kwaliteiten hebben.
Maar de naam „officieele geneeskunde" is
eigenlijk onzin.
Ten eerste veronderstelt die naam, dat er
ook een andere geneeskunde bestaat, een echte
geneeskunde; maar die bestaat niet. Wel zijn
er natuurlijk altijd kleine secten, vooral in
Amerika; maar de geneeskunde is in de landen
van de Europeesche (Christelijke) beschaving
overal dezelfde.
Hiermee bedoel ik niet dat die geneeskunde
onfeilbaar is: ook daarin is dwaling en mode;
echter, de geneeskunde ontleent vooral daar
aan haar waarheidskarakter en haar vermogen
tot zelfverbetering, dat zij zich zelf toetsen kan
aan de uitkomst. Zóó zien wij, dat een of
andere behandelingswijze getoetst wordt aan de
resultaten, dat men in congressen bijeenkomt,
en zoo zien wij b.v. in de chirurgie, dat ver
schillende operaties telkens verbeterd worden,
en men niet tevreden is, voordat de laatste on
volkomenheid verbeterd wordt (hoewel ieder
een ten slotte sterft).
Dit heeft de geneeskunde vóór op andere
wetenschappen, b.v. op de wijsbegeerte, en in
zekere mate ook op de rechtswetenschap. Het
wetenschappelijk karakter van de geneeskunde
echter ligt niet daarin, dat zij de juistheid van
haar theorieën aan de praktijk toetsen kan,
maar ligt in den logischen en rationeelen opbouw
der wetenschap. Wanneer een huisvader bij af
wezigheid van de moeder begint te koken, of
liever probeert te koken, en het loopt verkeerd
af, dan toetst hij zijn theorie aan de praktijk,
maar hij kan daarom niet beweren een weten
schappelijk man te zijn.
Waarschijnlijk is echter de redeneering, d.w.z.
de wetenschappelijke methode, van nog grooter
belang geweest dan de ervaring; en dit is het
geen haar onderscheidt van volksgeneeskunde.
De volksgeneeskunde baseert voorzooverre
zfj juist is op de ervaring. De kwakzalverij
is in den regel niets dan puur bedrog. Dat wil
niet zeggen, dat onbevoegde uitoefenaars der
geneeskunde soms niet goede geneesmiddelen
toepassen; waarom zouden zij niet? Die midde
len immers zijn bekend, maar in 't algemeen
hebben zij geen verstand van de zaak.
De naam officieele geneeskunde is nog veel
vreemder, als men hem vergelijkt met een weten
schap, die evenzeer tegelijkertijd practisch en
theoretisch is als b.v. de bouwkunde. Niemand
zal spreken van de officieele architectuur. De
naam „officieele geneeskunde" insinueert alsof
men bij het onderwijs met opzet iets verkeerds,
iets mals doceert, ofwel dat de professoren in
honderd jaar maar niet zoo geleerd kunnen
worden als de een of andere kwakzalver of
homoeopaath. Daarop kan men natuurlijk geen
ander antwoord geven dan: waarom zouden
zij? Als een protestantsche predikant morgen
zegt, dat de katholieke Kerk de ware is, of een
katholieke pastoor zegt, dat de protestantsche
kerk de ware is, blijven zij niet in functie. Als
een liberaal politicus morgen zegt, dat het
socialisme de ware leer is, blijft hij geen liberaal
politicus.
Maar met professoren is het heel anders: zij
kunnen doceeren wat zij willen; als een profes
sor morgen uitsluitend kruiden wil voor
schrijven, zal niemand het hem beletten, waar
schijnlijk integendeel. Waarom zouden zij iets
verbergen? Of waarom zouden zij dommer zijn
dan de professoren in de scheikunde, natuur
kunde enz., die hun vak nooit als officieele
scheikunde of officieele natuurkunde hooren
betitelen?
De staatsman moet per se altijd gelijk heb
ben, anders is zijn prestige verdwenen; dit be
ginsel heeft in de praktijk verschrikkelijke uit
werkingen, en een monarchie is daarom zoo
goed, omdat de monarch gerust zijn opinie kan
veranderen, zooals elk verstandig mensch wel
eens doet, en toch monarch blijven.
Zoo kunnen ook de professor en de dokter van
opinie veranderen, en de meeste menschen
nemen het hun dokter niet kwalijk, als hij dat
somwijlen doet: en daarom zijn ze niet offi
cieel; het steeds vasthouden aan hun eenmaal
gegeven oordeel is voor hun prestige niet noodig.
Maar, al is er dan, zooals in alle menschelijke
zaken, ook in de geneeskunde steeds dwaling
en mode: dit neemt niet weg, dat lichtvaardige
dwaling en lichtvaardige mode daarin zoo goed
als niet, of in 't geheel niet voorkomt. Altijd
zijn er serieuze onderzoekingen voorafgegaan,
en voordat 'n bepaald ding mode wordt, zijn er
steeds tientallen jaren verstreken sedert het
begin, sedert de ontdekking. Dit is met de
geneeskunde juist zoo als met scheikunde of
natuurkunde; daarom kunnen er natuurlijk wel
slordige of luie dokters zijn, evenals slordige of
luie scheikundigen, timmerlieden en loodgieters;
of om bij de meer verantwoordelijke beroepen
te blijven, slordige en luie leeraren, priesters en
advocaten: Ik geloof echter, op grond van ken
nismaking met meerdere honderden beroepsge-
nooten, dat het verantwoordelijkheidsbesef der
Nederlandsche artsen groot is.
Daarom zit er in de betiteling „officieele ge
neeskunde" iets beleedigends, alsof de artsen
een soort plechtige ezels waren, in plaats van
menschen, die na ernstige studie een moeilijk
en inspannend beroep vervullen.
Evenwel, daarvan zal de geneeskundige weinig
lijden; niet aan den buitenkant ligt het ge
vaar; zooals bij ieder ander beroep, en bij eiken
uitoefenaar van dat beroep, ligt het gevaar in
den mensch, in den arts zeiven. Wanneer de
opleiding in staat is, van de studenten ijve
rige en gewetensvolle artsen te maken, heeft
de geneeskundige stand van aanvallen van
buiten weinig te vreezen.
Dr. TH. H. SCHLICHTING.
Dinsdag 5 April zal de zaak tegen den jour
nalist C. L. Hansen, die gegijzeld is geweest
omdat hij weigerde inlichtingen over de bron
van een bericht te verstrekken, voor de Haag-
sche rechtbank dienen.