Eden I■nu Geert Groote DE LAATSTE DEVALUATIE 1.50 -fi go ct. ni i 23 Bil Het vergaan van de „Aldabi Officieele genees kunde f8,50 5 cb ZONDAG 6 MAART 1938 VAN WEEK TOT WEEK °°k dit Het I li lillltltl m *111* iMPli w «!!«- iPiiit llllfi In- en uitvoer over Februari 99 OEFENING IN OPSPOREN EN WAARNEMEN Vliegtocht tusschen Ypenburg en Schiphol INBRAKEN TE SLEEN EN OMGEVING Op het gemeentehuis hadden de dieven geen succes Stranding mede de schuld van den kapitein? COMPLOT VAN DIEVEN ONTMASKERD Rijwielzaak te Nijmegen geplunderd DE MAASTUNNEL TE ROTTERDAM Een crediet van veertien millioen gevraagd GEGIJZELDE JOURNALIST VOOR DE RECHTBANK Onder de eerbiedwaardige reeks van gees telijke leiders der christelijke vroom heid bekleedt Geert Groote een bijzon dere plaats,die hem een afzonderlijke studie overwaard maakt, als vader en hoofd der mo derne devotie. De Geert Groote-studie was voor korten tijd nog zoo goed als geheel in handen der Protestanten, die zich hiervoor groote ver diensten verwierven, vooral door de uitgave Van zijn werken. Voor de kennis van zijn spi- titualiteit echter zijn de studies, die dezen over Groote deden verschijnen, nooit geheel bevredigend geweest, wat behalve aan mate riaal-gebrek toe te schrijven Is aan protes- tantsche vooringenomenheid, gebrekkige ken- his der katholieke leer en in den grond vreemd- beid aan de katholieke spiritualiteit. De laatste jaren zijn ook katholieken zich gaan bezig houden met de bestudeering van Geert Groote. Van katholieke zijde werd een nieuwe en Vollediger uitgave bezorgd van de brieven en Verschenen er verschillende artikelen in vak tijdschriften over diens leven en leer, zoodat langzamerhand de vader der Moderne Devotie °bk van zijn eigen geloofsgenooten de belang stelling begint te krijgen, die hij verdient." Met deze alinea begint dr. K. C. L. M. de ®eer zijn pasverschenen proefschrift, een ■-Studie Over de Spiritualiteit van Geert Groote", Voor Nederland uitgegeven door de N. V. Dek ker en Van de Vegt te Nijmegen. Het is een beschamende alinea, maar met een hoopvol Slot. Wie de geschiedenis van de Nederland sche katholieken kent, en weet, hoe ons volks deel gedurende langen tijd was uitgesloten van vrijwel alle deelneming aan de vaderlandsche cultuur, zal zich niet zoo hevig verbazen, dat de katholieken zelfs de meest roemvolle blad- sijden van hun eigen nationaal verleden aan het onderzoek van de protestanten moesten overlaten. Hun eigen bevolkingsgroep beschik te nu eenmaal niet over voldoende geoefende krachten, die zulk een onderzoek konden in stellen. Hierin kwam Goddank verandering. ■Het boek, dat wjj aanhaalden, is er een der vele bewijzen van. Het is een stevig en dege- hjk boek, dat het voordeel geniet, de stof te behandelen op een overzichtelijke wijze, die thisschien wat gemakkelijk lijkt, maar die ook Voor den leek verstaanbaar is. Veel studie is erin verwerkt, maar al blijft be stijl een beetje droog, de inhoud is voor e'ken aandachtigen lezer toegankelijk gemaakt. Hier werd de wetenschap gediend en tevens een dienst geleverd aan de katholieke gemeen schap, zoodat wij dit werk, een geleerde dis sertatie, ook kunnen aanbevelen aan gewone ontwikkelde menschen, die in de behandelde stof geen vakmensch zijn. Er begint zooals de schrijver zegt bo rgstelling te ontstaan en te groeien voor ons eigen katholiek verleden, in breedere lagen van be katholieke bevolking. In menig opzicht is het nog maar een begin. Voor velen vertegen woordigt de figuur van Geert Groote nog niet Veel meer dan een historischen naam, door de Apologetische vereeniging gekozen en aldus ®ePOpulariseerd. Van den man zelf weet men Weinig over het algemeen. Hij leefde in de mid deleeuwen, hij had iets te maken met de broe ders van het gemeene leven en in den laatsten «jd heeft prof. van Ginneken zich beijverd om hem voor te stellen als den eigenlijken schrjj- Ver van de Navolging van Christus, althans Voor een gedeelte. Ziedaar, wat de gemiddeld- °htwikkelde katholiek u over een der grootste etl meest boeiende persoonlijkheden uit het katholieke verleden van Nederland zal weten te verhalen. Gedurende zekeren tijd is de gestalte van bezen grooten man misschien wat opzettelijk °P den achtergrond gehouden. Was men be- biicht, dat nadere kennismaking met zijn per- S°on en werk een schadelijken invloed zou Uitoefenen, omdat in het leven van Geert Groote, hoe voorbeeldig het ook geweest is, bladzijden voorkomen, welke men verkeerd zou Verstaan, zag men ze niet in het licht van hun tijd? Deze ijverige werker, die diep inge wortelde misbruiken moest bestrijden, is wel ®ens uiterst vrijmoedig opgetreden en heeft Woorden neergeschreven, wier klank vandaag h°g buitengewoon scherp is. Toch mag dit geen reöen zijn om een zoo uitstekende figuur in b® schaduw te laten. Immers uit het leven Vah vele heiligen is ons een vrijmoedigheid ckend, die aan de kerkelijke samenleving ten G°ede kwam. Juist omdat zij zoo heilig leef- öetl> verwierven zij het recht, het katholieke 'beaal te verdedigen tegen iedere ontluistering, °°k Wanneer dit bederf was doorgedrongen in b® heiligste plaatsen. Haarbij komt nog, dat alle heiligen, ook de *b®est voorbeeldige, in wier optreden de wer- 'Ug van de genade het duidelijkst zichtbaar ^as- toch altijd menschen bleven met een ^ehschelijk karakter. Wil men een man als eert Groote goed begrijpen, dan moet men menschelijke niet over het hoofd zien. 's niet alleen menschelijke zwakheid, het °°k menschelijke kracht, die tot uitdruk- komt in zijn heele optreden. Deze man b het hartstochtelijke temperament van de ?r°°te leiders, die niets ontzien, indien het b droom in den weg staat. I'och schijnt hij op eerste gezicht allerminst t^b droomer. Hjj is een echte practicus, een aie Hollander van boven de rivieren, die de bgen zakelijk bekijkt en zakelijk behandelt. Jb spiritualiteit de „moderne devotie" zbu ais in zbker opzicht kunnen kenschetsen de zakelijkheid in de godsvrucht, heteer^ Groote werd te Deventer geboren in jj iaar 1340. Zijn ouders, Werner Groote en Wigs van der Easselen, waren rijke menschen. k^erber Groote was schepen van Deventer. De deaap werd in weelde opgevoed, hetgeen in Vlertiende eeuw wel iets beteekende. Het bu Blers de tijd, waarin de handeldrijvende ge^gerÜ van de Nederlandsche steden, tot hoo- Wat k*°ei Gekomen, zich alles veroorloven kan Sin 26 Wil" Iedere burgeres is hier een konin- Guiuigde de reiziger, die omtrent dezen tijd Nederlanden bezocht. Aan de opvoeding van Geert Grbote is dan ook groote zorg besteed Zijn ouders stierven vroeg. Hij was eenig kind, rijk, scherpzinnig, leergierig en een minnaar van het leven. Hij ging studeeren aan de be roemde universiteit van Parijs. Voor een Hol lander was dit toen nog tamelijk ongewoon, want wanneer Groote in 1358 den titel van meester in de vrije kunsten behaalt, wordt hij inge schreven in de broederschap van de Engelsche magistri, zeker omdat de Hollanders, weinig talrijk als ze waren, geen eigen broederschap vormden. Zijn leermeesters spreken met bewondering van hem, en vergelijken hem zelfs (niet zon der overdrijving, zegt dr. de Beer) met Sint Augustinus. Hij studeerde theologie, medicij nen, recht, sterrenkunde, nigromantie. Behal ve die van Parijs bezocht de „rijke jongeling1 nog andere universiteiten: Keulen, Praag, Or leans. Het schijnt, dat hij als student erg rijk geleefd heeft, van zijn eigen geld, want zijn eerste inkomsten, die hij betrok uit kerkelijke beneficiën, begonnen pas te vloeien na zijn studietijd. Zelf zegt hij, dat hij te Parijs slecht geleefd heeft. Wat hij daar precies mee be doelt, is moeilijk na te gaan. Heiligen beschul digen zich vaak van een slecht leven amder daarmede een werkelijk onzedelijk leven te be doelen. Maar Geert Groote wekt toch door duidelijke woorden den indruk, dat hij zijn geld heusch niet alleen aan studieboeken uit gegeven heeft. Dr. de Beer meent, dat men de zelfbeschuldigingen niet al te letterlijk moet opvatten, doch eenvoudig moet denken aan een wereldsch leven zondier ingetogenheid. Een echte wellusteling is Geert Groote nooit ge weest, dat strookte ook niet met zijn karakter, „Daarom zijn we waarschijnlijk het dichtst bij de waarheid, wanneer wij hem in den tijd vóór zijn bekeering tot een uitgesproken vroom leven voorstellen als een niet onbemiddeld stu dent of beginnend geleerde met wetenschappe lijke aspiraties en wereldsche ambities, zon der dat we daarbij behoeven te denken aan een monster van boosheid". Misschien moeten we toch iets verder gaan en den studententijd van Geert Groote be schouwen als een periode, waarin het genade leven hem weinig interesseerde en het zonde leven daarentegen wel een deel van zijn ac t-ieve belangstelling genoot, zonder dat hij nu bepaald neerstortte in een poel van bederf, Nauwkeurig zal men het wel nooit te weten komen en het komt er ook weinig op aan. Een feit is, dat omstreeks 1374 een ernstige omkeer plaats heeft in het leven van Geert Groote. Hij wordt gevaarlijk ziek, komt tot na denken en laat zijn boek over de tooverkunst in het openbaar verbranden. De bekeering mede bewerkt door den invloed van den Kartuizer Henric von Calcar en van den Utrechtschen kanunnik Jan van Arnhem, be stond voornamelijk in een verloochening van al het aardsche. Dit beteekent, dat de „rijke jongeling" van zijn goederen afstand deed. Hij laat de kerkelijke inkomsten, tot dusver geno ten, aan anderen over en stelt zijn ouderlijk huis ter beschikking van de armen. In die da gen stelt hij een levensregel op de z.g. Con- clusa waaruit blijkt, dat deze typische Noord- Nederlander ook in zijn eersten bekeeringsijver gematigd en bezadigd bleef. Dweepzucht was hem niet eigen. Hij bleef in alles practisch. Eenigen tijd vertoeft hij in het Kartuizer klooster te Monnikshuizen, hij bezoekt te Groenendaal den zaligen Jan van Ruusbroec en het is niet onwaarschijnlijk, dat hij er over gedacht heeft, Kartuizer te worden. Zooals men weet, is de Kartuizer orde de strengste kloosterorde, die de katholieke gemeenschap kent. Maar hiertoe was hij niet geroepen. De Kartuizers, die zijn actieven aard leerden kennen, rieden hem aan hoewel hij geen priester was zich toé te leggen op de volks prediking. Hij liet zich diaken wijden en be kwam bisschoppelijk verlof om te prediken, hetgeen hij daarna deed in alle groote steden van Noord Nederland en ook in Brabant. Hij* preekte niet alleen in de volkstaal, maar ook voor priesters en kloosterlingen in het Latijn. Hierbij ontzag hij zich niet, de heerschende misbruiken scherp te hekelen. Met felheid be streed hij vooral de dwaling van een drietal kettersche geestelijken dier dagen, doch zijn succes bij het volk en zijn vrijmoedigheid maak ten hem gehaat bij de hoogere geestelijkheid en bij de monniksorden, zoodat hij zware te genkanting ondervond en men zelfs moeite aanwendde om hem door Rome te doen ver- oordeelen. „Men werkte tegen hem zegt dr. De Beer zoowel in het geheim door zijn goeden naam te bekladden, als in het publiek door het volk tegen hem op te ruien; men trachtte door voortdurende actie zijn standvastigheid te bre ken en hem den moed te ontnemen, nog ver der te gaan. Het maakt een pijnlijken indruk en geeft wel een beeld van het onveilig gevoel, waarin de voortdurend achtervolgde Meester doorloopend verkeerde, hetgeen we lezen bij Thomas van Kempen, dat hij afschriften maakte van al wat hij zegde en schreef en dat hij deze voortdurend bij zich droeg om zich aanstonds en overal te kunnen verdedigen. Van den anderen kant blijkt ook weer, dat Groote niet bang was voor zijn tegenstanders." De menschen blijven toch in alle tijden de zelfden! Wie harde waarheden durft zeggen, moet in elke eeuw op kleinzielige tegenwer king rekenen. Gedurende korten tijd kan die tegenwerking zegepralen. In 1383 vaardigde de bisschop een preekverbod uit voor allen, die geen priester waren, dus ook, ja allereerst voor den diaken Geert Groote. Maar ten slotte overwint de waarheid. Het preekverbod was nog niet opgeheven, toen meester Geert Groote op 20 Augustus Sint Bernardus' feestdag van het jaar 1384 aan de pest overleed. Hij Was 44 jaar oud. Doch nu begon zijn eigenlijke werking pas. Want zijn geest overleefde hem en vond een vasten vorm in de zoogenaamde „moderne devotie", een re ligieuze beweging, die diep op het middeleeuw- sche christendom heeft ingewerkt en die van daag nog van groote beteekenis is. Het waren vooral protestantsche geleerden, die deze beweging bestudeerden. De katholieken der vorige eeuw waren op die taak nog niet vol doende berekend. Doch juist dit feit heeft een goede zijde, want de moderne devotie lijkt bij uitstek geschikt om bij nadere bestudeering den r 1 r- r, li protestant te doen doordringen in den geest van het katholicisme. Zoo kan deze middeleeuwsche beweging in den modernen tijd nog vruchtbaar zijn. A. v. D. Blijkens mededeeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek bedroeg de waarde van den Nederlandschen invoer (zonder goud en zilver) over Februari 1938 f 118 millioen (v.m. f119 millioen) De waarde van den uitvoer beliep over Febr. f 82 millioen (evenals v.m.). Het percentage van den invoer, gedekt door uitvoer, bedroeg over Febr. 69,5 (v.m. 68,9). De vrijwillige organisatie van sportvliegers (V.O.S.) zal 26 Maart een vliegtocht organisee- ren, welke bedoeld is als een oefening in het opsporen en waarnemen. Zooewl van Ypenburg als van Schiphol uit zal een groep sportvliegers starten. De eerste groep moet trachten op Schiphol te landen zonder te worden opge merkt door de andere groep. Om de oefening moeilijker te maken zal het herkenningsteeken van de eerste groep slechts op 200 meter te onderscheiden zijn. Na afloop der oefening zal een bespreking op Schiphol worden gehouden. Zaterdagnacht zjjn in Sleen en omgeving in brekers aan het werk geweest. In het dorp Sleen werd ingebroken bij den manufacturier Rotman, waar voor vier- tot vijfhonderd gulden manufacturen is medegeno men, benevens het in de toonbanklade aan wezige geld. Voorts is getracht op het gemeentehuis een schrijfbureau open te breken. Dit is den dieven echter niet gelukt. Zoowel bij den manufactu rier als in het gemeentehuis zijn zij door het openschuiven van een raam binnen gekomen. Voorts is ook nog ingebroken in het op 9 K.M. afstand gelegen Schoonoord. Hier wer den uit een sigarenkiosk een aantal artikelen ontvreemd. Men vermoedt dat de inbraken in Sleen en Schoonoord door dezelfde inbrekers, die blij kens de gevonden sporen over een auto be schikken, zijn gepleegd. Het parket uit Assen heeft een uitgebreid onderzoek ingesteld. De Raad voor de Scheepvaart heeft Zaterdag een onderzoek ingesteld naar de oorzaken van de ramp, waarbij het stoomschip „Aldabi" van de maatschappij van Nievelt, Goudriaan en Co. te Rotterdam verloren is gegaan. Het schip is 9 December van het vorige jaar ten Zuidwesten van den lichttoren van Santa Marta Grande op de rotsen van de Braziliaan- sche kust geloopen, tengevolge waarvan het vaartuig brak en verloren is gegaan. Op 6 December was het stoomschip, dat 4946 b.r.t. meet en waarop kapitein van der Laan het bevel voert, vertrokken van Montevideo om via Santos naar Rotterdam te varen. De be manning telde 34 leden en bovendien bevonden zich twee passagiers aan boord. Op 8 December wees het middagbestek 31 gr. 9' 2 br. en 50 gr. 5' wl. aan; het weer was goed de wind 2.2.0. Te middernacht kreeg de tweede stuurman de wacht. Omstreeks een uur later deelde hij den kapitein mede, dat 't schip vol gens de log in den lichtcirkel moest loopen maar dat er nog niets te zien was. De kapitein had geantwoord: „Laat maar doorloopen." Even voor twee uur waarschuwde de stuurman den kapitein opnieuw. Het licht moest volgens het gegist bestek ongeveer op 4 streken zijn. Er werd nog steeds 27 gr. r.w. gestuurd. De kapitein kwam op de brug, het zicht werd geschat op 6 a 7 mijl, de windkracht was 2. Te kwart voor drie zag men plotseling recht vooruit een witte streep, enkele oogenblikken later liep het schip vast. Er was steeds volle kracht gestoomd. Te half vijf werd voor het eerst het mistsein van Marta Grande gehoord. Toen het dag werd, bleek over den wal een mistbank te han gen, in zee was het zicht goed. Het onderzoek van den raad liep ook over de vraag, of het ongeluk aan een daad of na latigheid van den kapitein te wijten is. De kapitein verklaarde o.a., dat hij de reis herhaaldelijk had gemaakt, zoodat hij met kust- en zeestroomingen goed op de hoogte was. Toen hij het licht van Marta Grande niet zag, had hij geen vaart verminderd. Voorzitter prof. mr. Taverne: Geeft u toe, dat wanneer u gelood had, u gemerkt zoudt heb ben, dat u dicht op de kust zat? Kapitein: Ik voelde mij veilig. Van de zijde van den raad werd opgemerkt, dat de zeekaart van dat deel van de kust al oud was, de opnamen zijn al zeer lang geleden ge daan en weinig betrouwbaar. Die omstandig heid vereischt dus dubbele voorzichtigheid bij het navigeeren. Ook een radio-peiling had de kapitein niet genomen. Een dergelijke peiling zoo vlak bij de kust was z.i. niet volkomen betrouwbaar. Bo vendien gebeurt het herhaaldelijk, dat de Bra- ziliaansche kuststations die dag en nacht open behooren te zijn niet antwoorden, wan neer zij opgeroepen worden. Nadat het schip op de rotsen was geloopen, had men zonder resultaat getracht het weer vlot te brengen. Het weer was kalm en zonder gevaar konden de opvarenden aan land gaan. Den 27sten December is het schip gebroken. Ten slotte gaf de kapitein toe, dat hij wanneer hij onder dezelfde omstandigheden de reis weer zou mijten anders zou navigeeren. Hij zou, wanneer 't licht onzichtbaar bleef en geen mistsignalen werden gegeven, een mijl of zes den Oceaan zijn ingevaren. Voorzitter: en niet gelood? Kapitein: Neen. Dus u wilt niet weten hoeveel water er staat concludeerde de voorzitter. Vervolgens hoorde de raad den tweeden stuurman. Zijn verklaringen waren gelijkluidend aan die van den kapitein. Betreffende de ra diopeilingen merkte hij op, dat zij over het al gemeen aan de kust vrij goed waren. Op het punt, waar het schip strandde, was z.i. geen juiste peiling te nemen. Toen men aan wal was gekomen had zoowel de stuurman als de kapitein aan den torenwachter gevraagd of hij mistsignalen had laten hooren. Hij had hierop ontkennend geantwoord. Noch de kapi tein, noch de stuurman had gevraagd, of het licht in den vuurtoren gebrand had. Naar de meening van den stuurman was het op den toren van Marta Grande een „janboel". De raad sprak er zijn verwondering over uit, dat men niet gevraagd heeft, of het licht wel brandde. Stuurman: We hebben alleen onder elkaar gezegd: „ik durf er m'n hoofd onder verwed den, dat het licht niet heeft gebrand." Voorzitter: Des te meer reden om er naar te vragen. De wnd.-inspecteur-generaal, de heer Mante, achtte het niet verantwoord, dat de gezagvoerder zonder het nemen van bijzon dere maatregelen is doorgevaren, toen het licht niet werd gezien, te meer daar het mistig was en de kaarten niet bijzonder be trouwbaar waren en men niet voldoende waarschuwingen van de kust ontving. De stranding is naar zijn oordeel mede te wijten aan de schuld van den gezagvoer der. De raad zal later uitspraak doen. De politie te Arnhem heeft in samenwerking met de politie te Nijmegen een complot van dieven ontmaskerd, die er hun werk van maak ten ontvreemde rijwielonderdeelen te verhan delen. De 34-jarige G. uit Nijmegen en de 34-jarige T. uit Arnhem zijn gearresteerd. Zij waren in het bezit van een groote hoeveelheid rijwielon derdeelen, afkomstig uit een rijwielzaak te Nij megen. Vervolgens is de 21-jarige Van V. ge arresteerd, die in een zaak te Nijmegen werk zaam was en daar de rijwielonderdeelen stal. Het drietal is opgesloten. B. en W. van Rotterdam hebben den gemeen teraad op de begrooting van 1938 een crediet gevraagd van 14.677.000 ten behoeve van den aanleg der tunnel onder de Maas. Hij, die dit woord voor de eerste maal ge bruikt heeft, is een listig en wijs man geweest. Het woord officieel beteekent: uitgaande van de bevoegde autoriteit, en heeft de bijbeteeke- nissen van plechtig en gezag afdwingend. Het wordt veel gebruikt om den mededeelingen van staatkundigen aard een beslissend karakter te geven: een officieele mededeeling doet de deur dicht. Helaas is de menschelijke natuur in 't algemeen, en de natuur der bewindvoerders, die op alle wijzen hun zwakke punten willen ver bergen, van zoodanigen aard, dat officieel vaak, misschien wel meestal, hetzelfde is als „netjes gelogen" of „plechtig om de zaak heengedraaid" of „hooggeplaatste onkunde". Omdat nu het woord officeel al deze bijbe- teekenissen heeft, is de naam „officieele genees kunde" een aanduiding van groote wijsheid en slimheid van dengene die deze uitdrukking heeft uitgevonden. Vooral voor onzen tijd, nu de menschen vooral aan woorden, en niet aan hun zintuigen gelooven. Beschouwt men de zaak nader (maar dat doet „men" niet), dan blijkt de naam van officieele geneeskunde niet zoo goed, en ware het beter geweest om een duidelijker scheld woord te vinden, als b.v. dat de dokters, die aan de universiteit gestudeerd hebben, dom en pedant zijn. Dat zou inderdaad mogelijk zijn, want ook zij zijn menschen, en daar de juristen door vele verstandige menschen ten onrechte voor dom en pedant gehouden worden, zou het niet onmogelijk zijn, dat ook de dokters deze afschuwelijke kwaliteiten hebben. Maar de naam „officieele geneeskunde" is eigenlijk onzin. Ten eerste veronderstelt die naam, dat er ook een andere geneeskunde bestaat, een echte geneeskunde; maar die bestaat niet. Wel zijn er natuurlijk altijd kleine secten, vooral in Amerika; maar de geneeskunde is in de landen van de Europeesche (Christelijke) beschaving overal dezelfde. Hiermee bedoel ik niet dat die geneeskunde onfeilbaar is: ook daarin is dwaling en mode; echter, de geneeskunde ontleent vooral daar aan haar waarheidskarakter en haar vermogen tot zelfverbetering, dat zij zich zelf toetsen kan aan de uitkomst. Zóó zien wij, dat een of andere behandelingswijze getoetst wordt aan de resultaten, dat men in congressen bijeenkomt, en zoo zien wij b.v. in de chirurgie, dat ver schillende operaties telkens verbeterd worden, en men niet tevreden is, voordat de laatste on volkomenheid verbeterd wordt (hoewel ieder een ten slotte sterft). Dit heeft de geneeskunde vóór op andere wetenschappen, b.v. op de wijsbegeerte, en in zekere mate ook op de rechtswetenschap. Het wetenschappelijk karakter van de geneeskunde echter ligt niet daarin, dat zij de juistheid van haar theorieën aan de praktijk toetsen kan, maar ligt in den logischen en rationeelen opbouw der wetenschap. Wanneer een huisvader bij af wezigheid van de moeder begint te koken, of liever probeert te koken, en het loopt verkeerd af, dan toetst hij zijn theorie aan de praktijk, maar hij kan daarom niet beweren een weten schappelijk man te zijn. Waarschijnlijk is echter de redeneering, d.w.z. de wetenschappelijke methode, van nog grooter belang geweest dan de ervaring; en dit is het geen haar onderscheidt van volksgeneeskunde. De volksgeneeskunde baseert voorzooverre zfj juist is op de ervaring. De kwakzalverij is in den regel niets dan puur bedrog. Dat wil niet zeggen, dat onbevoegde uitoefenaars der geneeskunde soms niet goede geneesmiddelen toepassen; waarom zouden zij niet? Die midde len immers zijn bekend, maar in 't algemeen hebben zij geen verstand van de zaak. De naam officieele geneeskunde is nog veel vreemder, als men hem vergelijkt met een weten schap, die evenzeer tegelijkertijd practisch en theoretisch is als b.v. de bouwkunde. Niemand zal spreken van de officieele architectuur. De naam „officieele geneeskunde" insinueert alsof men bij het onderwijs met opzet iets verkeerds, iets mals doceert, ofwel dat de professoren in honderd jaar maar niet zoo geleerd kunnen worden als de een of andere kwakzalver of homoeopaath. Daarop kan men natuurlijk geen ander antwoord geven dan: waarom zouden zij? Als een protestantsche predikant morgen zegt, dat de katholieke Kerk de ware is, of een katholieke pastoor zegt, dat de protestantsche kerk de ware is, blijven zij niet in functie. Als een liberaal politicus morgen zegt, dat het socialisme de ware leer is, blijft hij geen liberaal politicus. Maar met professoren is het heel anders: zij kunnen doceeren wat zij willen; als een profes sor morgen uitsluitend kruiden wil voor schrijven, zal niemand het hem beletten, waar schijnlijk integendeel. Waarom zouden zij iets verbergen? Of waarom zouden zij dommer zijn dan de professoren in de scheikunde, natuur kunde enz., die hun vak nooit als officieele scheikunde of officieele natuurkunde hooren betitelen? De staatsman moet per se altijd gelijk heb ben, anders is zijn prestige verdwenen; dit be ginsel heeft in de praktijk verschrikkelijke uit werkingen, en een monarchie is daarom zoo goed, omdat de monarch gerust zijn opinie kan veranderen, zooals elk verstandig mensch wel eens doet, en toch monarch blijven. Zoo kunnen ook de professor en de dokter van opinie veranderen, en de meeste menschen nemen het hun dokter niet kwalijk, als hij dat somwijlen doet: en daarom zijn ze niet offi cieel; het steeds vasthouden aan hun eenmaal gegeven oordeel is voor hun prestige niet noodig. Maar, al is er dan, zooals in alle menschelijke zaken, ook in de geneeskunde steeds dwaling en mode: dit neemt niet weg, dat lichtvaardige dwaling en lichtvaardige mode daarin zoo goed als niet, of in 't geheel niet voorkomt. Altijd zijn er serieuze onderzoekingen voorafgegaan, en voordat 'n bepaald ding mode wordt, zijn er steeds tientallen jaren verstreken sedert het begin, sedert de ontdekking. Dit is met de geneeskunde juist zoo als met scheikunde of natuurkunde; daarom kunnen er natuurlijk wel slordige of luie dokters zijn, evenals slordige of luie scheikundigen, timmerlieden en loodgieters; of om bij de meer verantwoordelijke beroepen te blijven, slordige en luie leeraren, priesters en advocaten: Ik geloof echter, op grond van ken nismaking met meerdere honderden beroepsge- nooten, dat het verantwoordelijkheidsbesef der Nederlandsche artsen groot is. Daarom zit er in de betiteling „officieele ge neeskunde" iets beleedigends, alsof de artsen een soort plechtige ezels waren, in plaats van menschen, die na ernstige studie een moeilijk en inspannend beroep vervullen. Evenwel, daarvan zal de geneeskundige weinig lijden; niet aan den buitenkant ligt het ge vaar; zooals bij ieder ander beroep, en bij eiken uitoefenaar van dat beroep, ligt het gevaar in den mensch, in den arts zeiven. Wanneer de opleiding in staat is, van de studenten ijve rige en gewetensvolle artsen te maken, heeft de geneeskundige stand van aanvallen van buiten weinig te vreezen. Dr. TH. H. SCHLICHTING. Dinsdag 5 April zal de zaak tegen den jour nalist C. L. Hansen, die gegijzeld is geweest omdat hij weigerde inlichtingen over de bron van een bericht te verstrekken, voor de Haag- sche rechtbank dienen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 5