Vuurzee te Delft legde vijf
winkels in asch
Vraagstuk van het Suezkanaal
D
DOUWE EGBERTS
Belangrijke order
Arbeider gedood
'i SefiAt eik&n mötym wipijp
GROOTE RA VA GE DE
PEPERSTRAAT
SITUATIE VOOR ITALIË
EN ENGELAND
GOED HEIPEND
GOED SMAKEND
Kerkelijk leven
Mgr. Th. W. Pichot
MAANDAG 7 MAART 1938
Vooral in het begin stond de
brandweer voor een zeer
zware taak
Enorme schade nog
niet te schatten
De straat afgezet
Te één uur was gevaar
gekeerd
Vermoedelijke oorzaak
Sovjet-Rusland bestelt twee pas
sagiers-vrachtschepen bij de
Ned. Scheepsbouw-mi).
Ernstig ongeluk in katoenfabriek
te Helmond
Ontslag gevraagd als vicaris-
generaal van het bisdom Haarlem
BU1TENLANDSCH OVERZICHT
De rechten van Egypte
ECHTE FRIESCHE H EER EN-BAAI OF
OUD-HOLLANDSCHE PIJPTABAK
Ronselarij voor Spanje
Gerechtshof verklaart de
dagvaarding nietig
Hofbericht
Lijk gevonden
Marine en Wetenschap
Onthulling van een gedenkplaat in
het Geographisch Instituut der
Rijksuniversiteit te Utrecht
Koraalvisch op het strand
Een hevige brand heeft Zaterdag
tegen middernacht in de Peperstraat
te Delft vijf panden in de asch gelegd.
Het was precies vijf minuten over half
twaalf Zaterdagavond, toen voorbijgangers op
schrikten door het rinkelen van glas. Het bleek
fiat de lingeriezaak „Het Goedkoope Huis", ge
vestigd in de benedenverdieping van pand
Peperstraat 4, in brand stond. De voorbijgan
gers zagen, hoe de ruit in stukken knapte en
°P hetzelfde oogenblik zagen zij de vlammen
thet kracht naar buiten slaan. Slechts enkele
tellen later barstten de ramen van de boven
öen winkel gelegen opslagruimte, die niet min
der dan vier verdiepingen hoog is, van den
öiuziekinstrumentenhandel Hees en Co. Bijna
gelijktijdig sloegen de vlammen over naar den
Uurwerkwinkel van den heer K. Vos, Peper
straat 5. De vensters bezweken en in een om
mezien stond het woonhuis boven den winkel
hi lichterlaaie. Aan beide zijden van de straat
Sreep het vuur snel om zich heen en weldra
brandden ook het pand Peperstraat 6, waarin
üe schoenenzaak N.V. Th. Lammers is geves
tigd, en het pand Peperstraat 3, waarin zich
bet sigarenmagazijn van den heer Saraber
bevindt.
Zoodra de brand ontdekt was en het bleek,
biet welk een felheid hij woedde, maakte zich
een hevige schrik "van de menschen meester en
Waarschuwde men de politie. De politie-brand-
Weer, die onmiddellijk met de .groote motorspuit
Uitrukte, was zeer spoedig ter plaatse. Snel
Werden de slangen uitgelegd en in een minimum
van tijd kon water worden gegeven. Echter kon
hien voorloopig niet anders doen dan vanaf de
straat naar de vuurhaarden spuiten en men
stond dan ook vrijwel machteloos tegenover de
Vuurzee. Nauwelijks was men echter bezig of de
commissaris, de heer U. v. d. Zee, verscheen ter
Plaatse. Hij requireerde direct de overige twee
biotorspuiten en den ladderwagen en verzocht
ben bedrijfschef van de N.V. Ned. Gist- en Spi
ritusfabriek zijn spuit in gereedheid te willen
houden om eventueel naar elders te kunnen
Uitrukken.
Onder leiding van den commissaris werd met
Voortvarendheid het blusschingswerk ter hand
Benomen.
Twee spuiten werden geplaatst aan de gracht
Van het Oude Delft en een aan de gracht van
de Koornmarkt. In de Peperstraat werd de
ladderwagen uitgezet, terwijl losse brandladders
biet veel moeite aan de achterzijde van de pan
den 4 en 6 werden gebracht. Voorzien van rook-
biaskers drongen de politiemannen met de slan
gen de brandende panden binnen, terwijl an
deren slangen via de brandladders leidden. In
bitaal werd het vuur met veertien stralen aan
getast. Niettemin bleef het voorloopig in al zijn
hevigheid doorbranden.
Tot ver in de omgeving was tegen den
nachtelijken hemel de vuurgloed waar te ne
men en van alle kanten stroomden nieuws
gierigen toe. Voor de veiligheid werd de
straat echter geheel afgesloten. De politie
ondervond daarbij medewerking van mili
taire politie, van dienstplichtigen, die met"
verlof waren en toevallig getuige van den
brand waren, en van padvinders.
Een rose gloed hing over de stad. Vlammen
Aaiden wild op aan weerszijden van de smalle
Winkelstraat, waarin de politiemannen hun
Swaren strijd tegen de wilde vuurzee streden.
Het water stond in de straat tot over de trot
toirs, die bezaaid waren met glasscherven en in
dien poel van glas en water lag een wirwar
van slangen.
Omstreeks middernacht, toen het vuur nog in
uile hevigheid woedde, ontstond er beweging
°bder het publiek. Niemand had de familie Vos
bet brandende pand zien verlaten, terwijl toch
be heele voorzijde in lichter laaie stond. Wilde
geruchten deden de ronde en aanvankelijk ver-
beerde iedereen in het onzekere over het lot
van de familie Vos. Tegen half één kreeg men
gelukkig de zekerheid, dat deze familie zich in
heiligheid had kunnen stellen via een achter-
Uitgang en onderdak bij kennissen had gevon-
den.
Oe heer Vos en zijn echtgenoote waren nog
biet naar bed, toen zij den brand ontdekten. De
U'tgang naar de straat was toen echter al ge
heel versperd, doch via een poort kon het echt
paar met zijn zoon en dochter, die reeds te bed
mgen, het huis aan de achterzijde verlaten.
Mevrouw Saraber, die alleen thuis was en
ziekelijk is, kon haar woning niet verlaten, doch
Werd nog tijdig door den agent Blom in veilig
heid gebracht.
He andere panden waren niet bewoond.
Achter het pand van de N.V. Lammers stond
hog een pand in brand, waarin de toonkamers
han de firma Hees en Co. gevestigd zijn. Ook
hierin brandde het hevig en slechts met moeite
bon de winkel van deze firma, in pand nummer
behouden blijven. Hierin werd echter door
bet water zeer groote schade aangericht.
He politie, die voor niet minder dan vijf bran
bende panden stond, had bij het zware bius
schingswerk nog aandacht te schenken aan be
lendende perceelen, waarvan de étalageruiten
reeds gesprongen waren. Op een werkelijk be
Wonderenswaardige wijze hebben de politie
b-.annen tegen het vuur gestreden. Van het zes
^erdiepingen tellende pand nummer 4 stortten
öe plafonds in. Een van de brandweerlieden
werd door een uitslaande vlam aan het gelaat
gewond, doch even later hielp hij weer dapper
mee. Een ander werd echter zoodanig door den
rook verstikt, dat hij naar het bureau moest
worden overgebracht om bij te komen.
Te omstreeks één uur waren de panden
van de heeren Vos en Saraber vrijwel totaal
uitgebrand en kon de volle aandacht be
steed worden aan de perceelen aan den
overkant van de straat, waarin de vlammen
telkens weer oplaaiden. Toch, tegen half
twee, liet het zich aanzien, dat men het
vuur weldra onder de knie zou hebben en
gevaar voor uitbreiding geweken was.
Een der spuiten kim dan ook naar het bureau
terug worden gezonden. Met de beide overge
bleven spuiten moest men echter nog flink
doorwerken, want om kwart over twee laaiden
de vlammen nog op achterin de lingeriezaak.
Het was de laatste opflikkering, want tegen
drie uur was de brand zoover gebluscht, dat
nog slechts een spuit en de ladderwagen ter
plaatse moesten blijven om zoo nu en dan op
enkele punten water te geven, waar het vuur
weer wilde oplaaien.
De eigenaar van de lingeriezaak, de heer de
Klerk Wolters, die vroeger in Rotterdam woon
de, doch sedert kort in Delft, was niet op 't ter
rein van den brand aanwezig. De chef der re
cherche heeft een onderzoek naar hem inge
steld. Hij bleek niet thuis te zijn en kwam eerst
tegen half drie aan zijn woning.
Tegenover de politie verklaarde hij, dat
het zijn gewoonte is om 's nachts een pot
kachel in den winkel te laten branden,
waarvan de pijp niet erg solide meer is. De
heer de Klerk verklaarde zeer laag verze
kerd te zjjn, terwijl een groote voorraad
artikelen in de zaak was opgeslagen. De
politie heeft reden om aan te nemen, dat de
oorzaak van den brand moet worden ge
zocht in de brandende kachel.
Te vier uur in den ochtend was het mogelijk
eenigszins een indruk te krijgen van de ont
zaglijke ravage, die is aangericht. De toon
kamers en de opslagruimte van de firma Hees
en Co. zijn totaal uitgebrand, terwijl in den
winkel groote waterschade werd aangericht. De
schade, die nog niet geschat kon worden, doch
ongetwijfeld zeer hoog is, wordt door verzeke
ring gedekt. De lingeriezaak, die slechts laag
verzekerd is, is geheel in de asch gelegd. De
schade in de N.V. Lammers is vooral groot,
doordat de voorraad, die in het magazijn was
opgeslagen, geheel verloren is gegaan. Ook hier
dekt verzekering de schade. Groote schade
werd ook aangericht in den winkel en in het
woonhuis van den heer Vos, die echter even
eens verzekerd is. De bovenverdiepingen van
het perceel van den heer Saraber zijn evenzoo
verwoest. De aangerichte schade wordt ook in
dit geval door verzekering gedekt. De omwonen
den hebben zoo goed als geen waterschade be
komen, zij werden slechts gedupeerd door het
springen van de etalageruiten.
De Peperstraat blijft voorloopig streng afge
sloten.
.onder God geen gezag.
Door bemiddeling en medewerking
van de N.V. Handel Maatschappij „Ex-
portchleb" heeft de Sovjet-Russische
regeering heden de Nederlandsche
Scheepsbouw Maatschappij te Amster
dam opdracht gegeven voor den bouw
van twee vracht-passagiersschepen,
plaats biedend aan 518 passagiers en
een bemanning van 102 koppen. Dit is
een der belangrijkste orders, die een
Nederlandsche werf in den laatsten tijd
van Sovjet-Rusland heeft gekregen.
De bestelde schepen worden twee zuster
schepen en derhalve volkomen gelijk in uitvoe
ring.
Elk der schepen krijgt een lengte van 124.3C
meter tusschen de loodlijnen en een maximum
lengte van 132.80 meter. De schepen zijn 18.15
meter breed en hebben een holte van 9.65 me
ter. De diepgang bedraagt 6.35 meter en de
totale waterverplaateing ongeveer 8600 ton.
Zij zullen turbo-electrisch worden aangedre
ven. De turbines en ketelinstallaties worden ge
leverd door Stork, Hengelo, en het eleetrische
gedeelte door de Zweedsche onderneming
A.S.E.A., vertegenwoordigd in Nederland door
Groeneveld en Van der Poll.
Het totale vermogen der aandrijf-installatie
bedraagt circa 13.000 A.P.K., waardoor de sche
pen een maximum snelheid zullen krijgen van
20 knoop.
A.an de geheele uitvoering en aan de accommo
datie voor passagiers en bemanning hebben de
Russische opdrachtgevers hooge eischen gesteld.
Er is ruimte voor 48 eerste klas-passagiers in
twee-persoons hutten, terwijl twee luxe hutten
worden ingericht. Voorts zijn er 41 vier-persoona
hutten voor twteede klas-passagiers en hutten,
ruimte biedend aan twee tot acht personen, voor
296 derde klas-passagiers. De schepen zijn be
stemd voor de Noordelijke wtateren der Sovjet-
Unie en moeten erop berekend zijn, te kunnen
varen by een temperatuur tot 35 graden Celsius
onder nul. Daarvoor is het noodig, een speciale
isolatie aan te brengen. Beide schepen worden
voorzien var. een installatie voor kunstmatige
ventilatie en luchtverwarming, terwijl de huid
van het schip wordt voorzien van een speciale
ijsversterking om in vaarwater met ysschotsen
te kunnen varen.
Bediening van roer, ankerspil enz. geschiedt
electrisch en de schepen worden uitgerust met
de modernste navigatiemiddelen.
Binnen twee jaar moeten beide schepen aan
de opdrachtgevers worden opgeleverd. De Ne
derlandsche Scheepsbouw Maatschappij, die
den laatsten tijd zeer veel werk heeft, houdt
door deze opdracht volop werk tot begin 1940.
Wanneer de thans in aanbouw zijnde schepen
van stapel zijn geloopen, zullen, dank zij de
uit te voeren orders, opnieuw alle hellingen
bezet kunnen worden.
Vanochtend heeft zich in het bedrijf van
de N.V. Van Vlissingen en Co's katoenfa-
brieken te Helmond een ongeluk voorge
daan, dat niet alleen stagnatie in de werk
zaamheden veroorzaakte, doch bovendien
een arbeider het leven heeft gekost.
Omstreeks vijf uur sprong in het ketelhuis
een afsluiter van een stoompijp uit elkaar.
Dn 42-jarige stoker Snijders, wonende te Ge-
mert, werd door den ontsnappenden stoom ge
troffen en sloeg hierdoor bewusteloos tegen den
grond. De man werd door te hulp snellend per
soneel uit zijn benarde positie bevrijd. Hij was
met hevige brandwonden dverdekt.
Dokter Kollewijk, die spoedig ter plaatse was,
verleende de eerste hulp, waarna het slachtoffer
per ambulance-auto naar het St. Antonius-
gasthuis werd overgebracht. Hier is de man
in den loop van den ochtend overleden. Hij
was gehuwd en vader van een groot gezin.
Ten gevolge van de aangerichte schade in het
ketelhuis moest nagenoeg het geheele personeel
by den aanvang van het werk teruggezonden
worden. Men vertrouwde echter vanmiddag de
schade te hebben hersteld en de werkzaamhe
den te kunnen hervatten.
Naar wij vernemen is de gezondheidstoe
stand van Mgr. Th. Pichot, vicaris van het
bisdom Haarlem, wel vooruitgaande, maar
voor algeheel herstel zal nog geruime tijd
worden gevorderd. In verband hiermede heeft
zijn Hoogeerwaarde den wensch te kennen
gegeven om van zijn ambt te worden onthe
ven; ook na zijn herstel zal hij deze taak niet
opnieuw op zich wenschen te nemen.
Het aftreden van Mgr. Th. W. Pichot als
Vicaris-Generaal van Z. H. Exc. Mgr. J. P.
Huibers zal ongetwijfeld door velen met groot
leedwezen vernomen worden. Vooral in verband
met de bekende financieele moeilijkheden,
waarin vele parochiekerken van het bisdom
Haarlem verkeeren en voor welker oplossing
Mgr. Pichot zich buitengewoon vele moeiten
getroost heeft.
Het was in December 1934, dat Z. H. Eerw.
tot dan toe secretaris van het Bisdom, benoemd
werd tot tweeden vicaris-generaal ter assisten
tie van den toenmaligen vicaris-generaal Mgr.
Möllmann. Z. H. Eerw. werd meer speciaal
belast met de behandeling der tijdelijke zaken.
Bij de verkiezing tot bisschop van Z. H. Exc.
Mgr. J. P. Huibers gaf Mgr. Möllmann den
wensch te kennen van zijn functie van vicaris-
generaal te worden ontheven en bleef Mgr.
Pichot alleen belast met alle werkzaamheden
van het vicarisschap.
Mgr. Pichot werd geboren te Amsterdam op
9 Mei 1894. Hij studeerde aan het Sint Ca-
nisius-college te Nijmegen, behaalde aldaar het
einddiploma gymnasium met groot succes, stu
deerde daarna te Hageveld en te Warmond en
werd op 15 Augustus 1918 te Haarlem tot pries
ter' gewijd. Op 31 Augustus daarop volgende
werd hij benoemd tot kapelaan te Voorschoten.
In de ruim drie jaren van zijn priesterlijken
arbeid in de parochie wist hij door grooten
ijver en innemendheid de harten der parochia
nen te winnen. Hy besteedde groote toewijding
aan de leiding van de schoolvrije jeugd en aan
de jonge mannen. Ook de zieken hadden zijn
bijzondere zorg. Door de ziekte van pastoor
Van Buchem was de jonge kapelaan bijna een
jaar lang waarnemend pastoor. Den 18en Ja
nuari 1922 verliet hij de parochie, omdat Mgr.
Callier z.g. hem uit velen had uitgekozen tot
secretaris van het Bisdom Haarlem als opvol
ger van den Hoogeerw. heer L. A. A. M. Wes-
terwoudt, die benoemd was tot plebaan. Ook
in die functie legde hij groote activiteit aan
den dag. In den loop der jaren volgde zijn be
noeming tot lid der Commissie voor het Bis
schoppelijk Museum en om zijn bedrevenheid
op het gebied der financiën werd hij lid en
Ofschoon Rome de berichten, volgens welke
Italië bij gelegenheid van de onderhan
delingen met Engeland van plan zou zijn
ook over de vraagstukken, die met de soeve
reiniteit en de bescherming van het Suez-
Kanaal samenhangen, besprekingen te ope
nen, tegengesproken heeft, zoo hebben de Ita-
liaansche dementi's de regeering te Kaïro en
de Egyptische publieke opinie toch maar half
gerustgesteld. De kalmte in het land aan den
Nijl zal slechts terugkeeren, als de bijna 100.000
man Italiaansche troepen, die aan de grenzen
van Egypte, in Lybië, saamgetrokken zijn, voor
het grootste deel althans, Afrika's bodem ver
laten zullen hebben. Zoo lang zij zich bevinden
wiaar ze thans zijn, zoolang óók zal Egypte zich
in meerdere of mindere mate, bedreigd voelen,
want men gelooft te Kaïro, terecht of ten on
rechte, dat deze groote en wei-uitgeruste Ita
liaansche troepenmacht zich in Lybië bevindt
om, als de omstandigheden er aanleiding toe
geven zouden, de Kanaal-zone te bezetten,
waartegen misschien het Britsche, maar zeker
niet het Egyptische leger zich zou kunnen ver
zetten.
Het kan zeker niet verwonderen dat de Egyp
tische regeering aan het vraagstuk van het
Suez-Kanaal het grootst mogelijke belang hecht.
Alle verdragen en stukken, die, sinds de ope
ning van het Kanaal, en zelfs sinds de afkon
diging van de Acte van Concessie in 1856, de
juridische situatie van het Kanaal omschreven
en Vastgesteld hebben, hebben de Egyptische
territoriale soevereiniteit over het Kanaal er
kend. De Conveiïtie van Konstantinopel van
1888 heeft daarenboven het neutraliteits-regiem
van het Kanaal tot in onderdeden omschreven,
en de inhoud van deze Conventie is door art.
152 van het Verdrag van Versailles en door art,
282 van het Verdrag van Lausanne uitdrukke
lijk bevestigd. Volgens deze artikelen is het
Ottomaansche Rijk van zijn recht om aan de
verdediging van het Kanaal deel te nemen, ver
vallen verklaard. Dit recht werd aan Engeland
overgedragen, dat, in gevolge het Engelsch-
Egyptische verdrag van 1936, van Egypte het
recht verkregen heeft, om te beginnen geduren
de twintig jaar, en vervolgens voor een onbe
paalde, nader vast te stellen, periode, langs het
Kanaal de wacht te houden en de verdediging
er van te verzekeren. Maar uit alle officieele
teksten blijkt, op ondubbelzinnige wijze, dat het
Kanaal uitsluitend aan Egypte toebehoort en
dat Engeland alléén met de verdediging van den
grooten verbindingsweg belast is, omdat het
Egyptische leger voor het oogenblik nog niet in
staat is zich zelf met die verdediging te belas
ten. Zoo speelt Engeland in de Kanaal-zone
wel een belangrijke rol, maar da'ardoor wordt
niet het feit te niet gedaan, dat het Kanaal in
territoriaal opzicht tot Egypte behooren blijft.
Maar by de regeling van het vraagstuk van
het Suez-Kanaal zijn niet alleen Egyptische
rechten en belangen gemoeid. Het Kanaal vormt
een voornamen verbindingsweg voor Engeland,
voor Frankrijk, voor Italië, en last not least
voor Nederland, mogendheden met zeer uit
gestrekte Afrikaansche en Aziatische bezittin
gen, en het Kanaal-statuut kan geen dezer
landen onverschillig laten.
at Italië van de gelegenheid, die zich
thans voordoet, zou willen gebruik maken
om het bestaande statuut te zijnen gunste
leider van de commissie tot regeling van het
Kerkelijk Crediet in het Bisdom Haarlem.
Thans na ruim drie jaar ziet hij zich ver
plicht zijn functie neer te leggen.
Moge zijn algeheel herstel slechts een kwestie
van korten tijd blijken te zijn!
Wegens ronselarij van twee personen voor
de regeeringstroepen in Spanje heeft de Rot-
terdamsche rechtbank den 38-jarigen varens
gezel A. A. van der R. veroordeeld tot een
voorwaardelijke gevangenisstraf van vier
maanden.
Van dit vonnis was hij in hooger beroep ge
komen, voornamelijk op juridische gronden.
Voor de Rotterdamsche rechtbank heeft de
verdediger, mr. S. de Jong te Amsterdam, n.l.
betoogd, dat de dagvaarding de ten laste ge
legde feiten zóó vaag had gesteld, dat zij niet
tot een veroordeeling kan lélden.
Men heeft in deze dagvaarding de woorden
van de wet van 8 April 1937, welke deze ron
selarij strafbaar stelt, precies overgenomen met
zeer vage vermelding van tijd en plaats.
Met geen woord werd aangeduid welke straf
bare handelingen verdachte zou hebben ver
richt.
De procureur-generaal bij het Haagsche ge
rechtshof was dan ook van meening geweest,
dat verdachte op deze dagvaarding niet kon
worden veroordeeld en vorderde vernietiging
van het vonnis van de rechtbank en nietigver
klaring van de dagvaarding.
Overeenkomstig dit requisitoir heeft het ge
rechtshof thans arrest gewezen.
H. M. de Koningin heeft hedenochtend ten
paleize Noordeinde te Den Haag audiëntie
verleend aan een aantal officieren van leger
en vloot, die aan H. M. wérden voorgesteld.
Vanmorgen omstreeks acht uur heeft de ge
meenteveldwachter te Voorhout in de Leidsche
trekvaart het lijk gevonden van een man van
ongeveer vijftig jaar. Het lijk is nog niet ge
ïdentificeerd. De schedel was beschadigd, pioge-
lyk door de schroef van een schip.
te wijzigen, kan derhalve moeilijk verbazen. In
de laatste jaren, tijdens den Ethiopischen veld
tocht, gedurende de maanden, waarin Italië
onder den druk der „sancties" leefde, is her
haaldelijk „de sluiting van het Suez-Kanaal"
voor het vervoer van Italiaansche troepen en
wapentuig ter sprake gewteest. Sluiting van het
Kanaal zou een „sanctie" geweest zijn, waarvan
de efficaciteit door niemand in twijfel kon ge
trokken worden, méér een sanctie, die recht
streeks tot een oorlog, en wie weet tot welk een
oorlog, zou hebben geleid.
Het Kanaal is dus open gebleven, Italië heeft
Abessinië kunnen veroveren en een algemeene
groote oorlog is vermeden. Maar niettemin
denkt men te Rome niet zonder eenige emotie
terug aan den tijd, waarin een sluiting van het
Kanaal tot de mogelijkheden scheen te behoo
ren, en het is wel verklaarbaar dat de Italiaan
sche regeering vt>or de toekomst in elk geval
zelfs de kans op een dergelijken maatregel
buitensluiten wil. Te krachtiger is dit Italiaan
sche verlangen, omdat het belangrijkste deel
van het nieuwe „Empire" alleen door het Suez-
Kanaal op gemakkelijke en snelle wijze te be
reiken is. Het is dan ook niet zonder eenige
ongerustheid, dat Rome van de sterke vermeer
dering van het aantal Britsche vliegtuigen in
de Kanaal-zone kennis genomen heeft. Welis
waar laat de neutraliteit van die zone zich niet
in twijfel trekken, maar Engeland beschikt in
elk geval over de mógelijkheid aan dit neutra
liteits-regiem op staanden voet een einde te
maken, als de omstandigheden dit zouden
eischen. Tijdens den grooten oorlog reeds was
er van een neutraliteits-regiem voor het Suez-
Kanaal weinig sprake, en er bestaat geen
enkele reden om te veronderstellen dat het, in
analoge omstandigheden, in de toekomst beter
geëerbiedigd worden zou.
Het Engelsch-Egyptische verdrag heeft de
Italiaansche ongerustheid zeker niet ver
minderd. Van die ongerustheid is de
opeenhooping in Lybië van 'n betrekkelijk sterk
Italiaansch leger een direct gevolg. De saam-
gebrachte troepen zijn in het bijzonder voor
marschen door dë woestijn uitgerust en zullen
een tocht van Tobroek naar Alexandrië dus
zonder bezwaar kunnen ondernemen. Egypte
ziet dit leger een constante bedreiging
natuurlijk zeer ongaarne aan zijn grenzen. De
regeering te Kaïro onderhoudt met die te Rome
weliswaar zeer correcte en zelfs vry vriend
schappelijke betrekkingen, maar eenig wan
trouwen in de Italiaansche bedoelingen blijft
niettemin bij haar bestaan. Dat Egypte, op
grond van juridische en feitelijke argumenten,
geweigerd heeft met Italië een non-agressie
verdrag te sluiten, bewijst dat de verhouding
tusschen beide landen toch niet zóó goed is
als zij schijnt of zijn kon.
Kaïro is vastbesloten in geen geval aan de
rechten, die het op het Suez-Kanaal bezit, te
laten tornen. Zou in den loop der Engelsch-
Italiaansche onderhandelingen het Kanaal
probleem ter sprake komen, en zou, ten aan
zien van den grooten verbindingsweg, een
„modus vivendi", die den bestaanden toestand
wijzigt, tusschen beide groote rijken mogelijk
blijken, dan staat volstrekt vast dat Egypte een
ernstig en zwaarwegend woord in het midden
zal willen brengen. Aan al zijn souvereine rech
ten zal Egypte in elk geval vasthouden. In een
kortgeleden uitgesproken rede heeft dr. Achmed
Maher, oud-voorzitter van de Kamer, met groo
ten nadruk verzekerd, dat elke Egyptische re
geering weigeren zal een Kanaal-statuut te
erkennen, dat den bestaanden toestand wijzigt
en zonder instemming der Egyptische regeering
zou zijn tot stand gekomen. „Egypte", aldus dr.
Achmed Maher, „is vastbesloten zijn rechten,
zijn vrijheid en zijn nationale waardigheid te
handhaven en het zal, als het nationale leger
eenmaal sterk genoeg is, zeker nooit aan een
vreemde mogendheid de verdediging van het
Kanaal overlaten, welke ook de betrekkingen
mogen zijn, die deze mogendheid met Egypte
onderhoudt." Deze woorden krijgen in de tegen
woordige omstandigheden groote beteekenis.
Zij kunnen noch door Engeland, noch door
Italië worden misverstaan en zullen in andere
rijken, die by een onder alle omstandigheden
open Suez-Kanaal groote belangen hebben,
zeker niet zonder instemming gelezen worden.
In het geographisch instituut der rijksuniver
siteit te Utrecht is vanmiddag de gedenkplaat
„Marine en Wetenschap", aangeboden door het
Algemeen Nederlandsch Comité „Onze Mari
ne", onthuld als blijvende herinnering aan de
reizen, welke prof. dr. ir. F. A. Vening Meinesz
aan boord van Nederlandsche onderzeebooten
ten behoeve van de wetenschap heeft gemaakt.
Zooals men zich zal herinneren, is eenige weken
geleden een dergelijk monument onthuld op
het terrein van den Onderzeedienst te Den Hel
der. De gedenkplaat, aan de wetenschap aan
geboden, is aangebracht aan den muur van de
trappengalery van het geographisch instituut.
De voorzitter van het eere-comité, prof. dr.
J. J. A. Muller, heeft met een korte toespraak
na de aanwezigen te hebben welkom ge-
heeten het monument aan het geographisch
instituut aangeboden. Hierbij overhandigde hij
tevens aan prof. dr. ir. F. A. Vening Meinesz
een album met eenige honderden handteekenin-
gen van vooraanstaande personen uit binnen-
en buitenland, die op deze wijze van hun be
langstelling voor het werk van den hoogleeraar
uiting hebben willen geven.
De directeur van het geographisch instituut,
prof. dr. K. Oestreich, aanvaardde namens het
instituut de gedenkplaat
In de rede, welke hy hierby uitsprak, zeide
hy o.m. zich lang geleden voorgesteld te heb
ben de geografie als beschrijving, de geologie
als waarneming en de geofysica als theorie. Het
is echter geenszins zoo. Elke wetenschap heeft
een schat van waarnemingen te verwerken.
Immers, zy berust tenslotte op deze waarne
mingen. Elke wetenschap heeft iets te beschrij
ven. En dat ze beschryven kan, tot het beschrij
ven in staat is, dankt zy aan de theoretische
beschouwing der waarnemingsfeiten.
Met groote verwachtingen hebben wij u, al
dus spr., voor den eersten keer, en later zoo vele
malen tot deze avontuurlijke en vermoeiende
tochten zien vertrekken, die u als het eenige
middel hebt beschouwd om de waarheid te be
naderen omtrent de fysicalische verhoudingen
in het grootste gedeelte van den aardbodem,
den bodem van den oceaan.
Het zyn geweldige reizen geweest in de on
derzeebooten. Slechts met de reizen der beide
Ross of met die van Cook kan spr. ze vergele
ken, of beter met het werk, door deze groote
zeevaarders en hun wetenschappelyken stat
verricht.
Wij beschouwen deze waarnemingen, deze
studiën en hun resultaten als zeer belang-
rijke vorderingen op den weg naar de ken
nis der natuurkrachten. Wy zijn trotsch op
u en uw werk, maar evenzoo gaat onze
dankbaarheid naar de Koninklijke Marine,
die u dit werk mogelijk gemaakt heeft, die
van haar hoogere leiders af tot den een-
voudigsten marinier in den dienst van uw
wetenschappelyk werk gesteld heeft.
Het is een gelukkige gedachte, dat het
Nederlandsche comité „Onze Marine" deze
samenwerking hier voor toekomstige ge
slachten wilde vastleggen in deze gedenk
plaat.
Ook by de onthulling van deze gedenkplaat
wilde prof. dr. ir. F. A. Vening Meinesz uiting
geven aan de gevoelens van groote dankbaar
heid, die hem bezielen by het terugzien op de
levensperiode, die achter hem ligt.
Nogmaals betuigde spr. zijn erkenteiykheid
tegenover de marine, die bereid is deze weten-
schappelyke onderzoekingen ook in de toekomst
mogelijk te maken.
Zoo zal deze gedenkplaat, aldus spr., geen
sluitsteen beteekenen, doch slechts een myipaal
aangeven en de arbeid, waaraan ik myn hart
verpand heb, zal doorgaan. Ook dat is een reden
om dit oogenblik in groote dankbaarheid te
doorleven.
Spr. eindigde met een eeresaluut aan com
mandanten, officieren, onderofficieren en man
schappen der onderzeebooten, die zich zooveel
moeite voor dit onderzoek hebben willen geven,
maar die daarnaast door hun moed en be
kwaamheid overal in het buitenland respect
hebben afgedwongen, en die tydens deze reizen
Nederlands naam in de wereld hebben hoog
gehouden.
Op het strand van Ter Heyde, in de ge
meente Monster, hoorde iemand die op een
strekdam stond plotseling een bevig gespartel
achter zich. Toen de man om zag, bemerkte hy
'n grooten koraalvisch, die op het strand was
geworpen. Het dier werd gevangen en bleek een
lengte te hebben van 1.60 meter, en woog 34
pond.