om uw Trui trekt ter schoonmaak Allerjongste f Visitekaarten RADOX Voor onze DE CLUB VAN VRIJWIL LIGE TANTES ZONDAG 20 MAART 1938 sees worden ineens afgekant. Handgebreide kleeding schijnt haar populariteit niet te verliezen, zooals dit eenvoudig kleedje met piqué-garnituur laat zien ONS PRIJSRAADSEL De winnaars van de maandelijk- sche kruiswoord puzzles E. Lakmonster. B. Boerekind. T. Talonmeester. K. E. Krabbenkat. M. Hagelrooker. S. Heerentouw. R. Gauwstoel. Z. Balslager. S. H. Schuildier. Prijswinnaars kruiswoord- puzzle De grondslagen van hef bieden Zij passen op de kinderen, wanneer mama noodzakelijk uit moet EEN VETTE,ONZUIVERE HUID BRABANTSCHE BRIEVEN Drê en den Vic aan 't witten 2>ns „Ja, brrand 1" brulde den Vic zoo hard, da 'k tA.v. Het is grappig te constateeren, hoe klein de oorzaken kunnen zijn van schokken de gebeurtenissen en ingrijpende veran deringen. En dit geldt niet voor een speciaal gebied, maar voor ieder gebied. We merken het niet zoo gauw en zijn er ons daarom mis schien zoo weinig van bewust. Want als er een ingrijpende verandering plaats vindt, zijn we daar zoo door in beslag genomen, dat we ons Pas veel later het hoe en waarom gaan af dragen en dan pas kunnen we ons bewust wor den van die kleine kleinigheden. Dat kunnen we ook niet eens altijd, want het ge beurt ook wel eens, dat we een groot vraag- teeken moeten plaatsen aan het eind van on- Ze overpeinzingen. Herinnert u zich uw eerste verliefdheid? Weet u, waarom u juist dien jongen zoo vreese- üjk aardig vond? Als u het nog weet, zult u zien dat ieder ander, behalve u zelf, het heel onbenullig vindt. Herinnert u zich nog, wat de aanleiding was van het eerste meeningsverschil? Misschien dvel en dan zult u zien, dat u er nu om lachen kimt. Het leven bestaat werkelijk uit oon aaneenschakeling van schijnbaar onbe langrijke kleinigheden maar die ineens be langrijk worden, doordat ze de aanstichters kunnen zijn van schokkende gebeurtenissen. Zoo zijn er bijv. kleine foutieve uiterlijkhe den aan het toilet of in de manier van doen van de vrouw, die een ergernis voor de heeren der schepping kunnen zijn, of op zijn minst genomen de aanleiding kunnen zijn om hun °ogen van ons af te wenden iets wat wel eens heelemaal onze bedoeling niet kon zijn. He fout schuilt natuurlijk bij ons zelf. Voor *e uitgaan, werpen we 'n laatsten blik in den gangspiegel constateeren met voldoening, dat onze neus netjes gepoederd is, dat onze Uppen niet te rood zijn en ons hoedje toch kerkelijk snoezig staat en tevreden gaan we de deur uit. Jammer, dat we niet even in den sPiegel hebben gekeken, die ons onze beelte- nis van az onder onze oogen brengt. Dan hadden we kunnen controleeren, of ons ge- heele uiterlijk wel den toets der critiek kan doorstaan. Nemen we bijvoorbeeld onze kousen. Hoe af schuwelijk staat het, wanneer de kous gedraaid at en de naad opzij, in plaats van midden achter op de kuit zit. He verzorgde indruk, dien u op een ander ■beende te kunnen maken, is met één slag weg. Nog erger wordt het, wanneer we de heb belijkheid hebben onze hakken scheef te loo- Pen. Dan wordt het beeld dus nog verfraaid ■bet schoenen, die iederen voorbijganger uw honchalance ongevraagd," maar daarom niet ■binder duidelijk laat zien. Maar laten we niet bet allerergste noemen. Een andere ongerechtigheid, die we over het boofd zien, wanneer we alleen den gangspiegel Sebruiken, is die, wat betreft de lengte van °hze japonnen ten opzichte van onzen mantel. Hm maar niet eens te spreken van de Icpgte van onze onderjurk ten opzichte van bie van onze japonnen. Wanneer we 'n korten ■bantel willen dragen, een driekwart jas dus, ban komt een breede rand van onze japon baar onder uit. Maar als we geen driekwart las hebben, doch een lange, dan moet ook zij ban haar doel beantwoorden en onze japon vol komen bedekken, en niet zoo kort zijn, dat er Van een slecht bijpassende kleur zoo hier en baar een japonrandje onder uitnipt, alsof het *11 laten zien, dat we eigenlijk uit onzen man- zijn gegroeid. Blouses en rokken kunnen een even groot °bstakel in een mannenoog vormen als ge haaide kousen en zakkende rokken. Trouwens 11 kent de ramp van een blouse, die voortdu- ■bbd in uw rok gestopt moet worden en er ban juist op het meest ongeschikt oogenblik toch weer uitwipt. Wanneer we bijv. even op staan en voorover buigen om een theekopje op het tafeltje te zetten en we dan glorieus het gezelschap naast ons den rug toekeeren met de onvermijdelijk uitspringende blouse, welke een aanklacht tegen de draagster is, en tegen de maakster bovendien, die haar net eventjes te kort maakte. En als we nu toch op visite zijn, moet u even rond kijken naar den stand van de res pectievelijke voeten om u heen. Ik zal u niet voorschrijven, dat u absoluut zoo en zoo uw voeten neer moet zetten, maar de beenhouding waarbij de knieën niet aaneen gesloten zijn, is toch niet, zooals het behoort. Het is niet alleen de houding van de voeten die wel eens minder fraai is de wijze waar op we zitten kan van een gebrek aan elegance getuigen, die misschien nog erger is. Het is juist, dat we soms eens de behoefte hebben ons gemak er van te nemen, maar dan schijnt het absoluut noodzakelijk te zijn, dat we met een de grootste gelijkenis met dien beruchten zoutzak vertoonen. Waarom die leelijke ronde rug? Die leelijk ingetrokken borst en vooruit stekende schouders? En waarom houden we onze lendenen zoo hol, wanneer we staan? Een kwestie van een nare, onelegante gewoonte, die we best af kunnen leeren. We moesten eens voor een langen spiegel onze houding bekijken, wanneer we zitten en wanneer we staan. Misschien is het niet eens noodig, wan neer we de noodzaak voelen van een klein beetje gratie in de bewegingen van de vrouw, want dan is de blik, waarmee we andere vrou wen bekijken, wel dermate critisch, dat we er op den duur volkomen van doordrongen zijn, welke bewegingen mooi zijn en welke niet. Maar daar is in de eerste plaats voor noodig de overtuiging, dat alle kleine uiterlijkheden van de vrouw een afspiegeling zijn van haar innerlijke kleinigheden, maar niet klein genoeg om over het hoofd te worden gezien. MARIJE. lllllllllillllllllJlllllimilllHIIIIIIIMIIIIIIIIIIMIIIH Wie zou niet graag een aardig babypak breien? Modellen zijn er in overvloed, maar dit is heel eenvoudig, gebreid van pastelkleurige wol en op de kleine revers bloemp jes in een afstekende tint. Wij hebben noodig ongeveer 350 gram wol en naalden die ei bij passen: 2% of 3. Op den goeden kant breien wij averecht en op den verkeerden kant recht; aan de voorpanden, waar de knoopen en knoopsgaten komen, 5 st. recht op den goeden en averecht op den verkeerden kant. Verder worden de boord van broek, jasje en mouwen 2 r. 2 av. ge breid. Aan te raden is volgens de teekening een patroon op ware grootte te maken en daarnaar het aantal steken op te zetten. Wij beginnen bij de broek; 2 r. 2 av. en ver geten niet de gaatjes te breien, waardoor een koord geregen moet worden; gaan verder volgens patroon tot aan den enkel, waar eerst een toer gaatjes komt, vóór wij de voeten beginnen te breien, op dezelfde manier als bij sokken of kousen. Den rug van het jasje beginnen wij bij den boord 2 r. 2 av. en breien zonder te meerderen tot het armsgat, waar wij ineens 5 st. afkanten en bovendien 4 maal om de pen 2 st. samen- breien. Bij den schouder gekomen deelen wij het werk in drieën; schouder afschuinen, half afkanten en de rug is af. Met de voorpanden wordt eveneens bij den boord begonnen. Vergeten wij vooral niet in het rechtervoorpand knoopsgaten te maken, door 3 st. af te kanten ;n in den volgen den toer weer bij te maken. Voor de revers wordt geleidelijk ge meerderd. Ook moeten wij er re kening mee hou den, dat de revers worden omgelegd, dus de 5 steken dan zóó breien, dat zij recht zijn op den goeden kant. De mouwen be ginnen wij ook met den boord 2 r. 2 av., breien volgens patroon en kanten aan den kop 4 st. in eens af, verder geleidelijk; de laatste 10 of 12 stf De vorige maal hebben wij reeds aangekon digd, dat de oplossing van ons wekelijksch prijsraadsel in het vervolg eerst veertien dagen na de publicatie zal worden gepubliceerd. Wij kunnen deze week dus volstaan met onzen lezers een nieuwe opgave voor te zetten en wel een visitekaarten-raadsel volgens bijgaand schema. Door omzetting der letters kan men uit de namen dezer negen personen hun beroepen neerschrijven. Plaatst men deze dan op de plaatsen der punten en kruisjes in het schema naast onze visitekaarten, dan leest men op de plaats der kruisjes van boven naar beneden iemand, die met artistieken arbeid zijn brood verdient. Alle negen beroepen eindigen op ER met den tienden man, dien op de kruisjes, is dit niet het geval: die heeft alleen R op het eind. Onder de inzenders van een goede oplossing worden weer zes fraaie prijzen verloot. Oplossingen worden tot Vrijdagmiddag 12 uur ingewacht by den heer G. M. A. Jansen, Ruys- daelstraat 60, Utrecht. De winnaars van de kruiswoordpuzzle, waar van wij de oplossing reeds publiceerden, warenF. J. F. Arnoldus, Haarlemmermeerstraat 1331, Amsterdam-W.; mej. H. C. van Assen, C. F. Storkstraat 53, Hengeloo (O.); A. Dek ker, Zakendijk 25, Bergen (N.H.)W. OOmens, St. Jozefstraat D. 182, Oosterhout (N. Br.); P. J. Verbeek, Grebberstraat 11, Haarlem en H. Vocking, Hendrik de Keijserstraat 50, Utrecht. X X X X X X Tien tegen een, dat de doorsnee-bridger op een vraag: „Wanneer moet er met twee in een kleur geopend worden?" antwoordt: Een bied- bare kleur en zoo of zooveel topslagen! Ook uit dit antwoord spreekt weer voor de zooveelste maal de mechaniseering van het bieden. Deze mechaniseering moet echter op den duur afstompen en we moeten daarom steeds de beteekenis van onze biedingen be seffen. Twee in een kleur mogen en moeten we slechts dan bieden als er een goede kans bestaat op een manche-bod en het risico groot is, dat de partner op een één-in-een-kleur-bod past. We zullen dit even aan de hand van verschillende voorbeelden bespreken. (2) Sch.: A. V. B. x x H.: A. H. X X R.: A. H. V. KI.: x (1) Sch.A. H.: H. V. B. x x x R.: A. x KI.: H. B. x x X (3) Sch.: x x H.: A. V. B. x x x R.: A. H. V. x x KI.: U ziet, dat de partner slechts zeer weinig behoeft te hebben om een manche te kunnen vervullen! In geval (3) behoeft hij slechts een paar (2 of 3) kleine Hartens en 3 of 4 kleine Ruiten te hebben. Het is uit deze voorbeelden tevens duidelijk, dat 't heel moeilijk is een vasten maatstaf aan te leggen voor het al of niet openen in 2 in een kleur! De 3 handen welke ik onder (1), (2) en (3) als voorbeeld heb gebruikt, zijn alle drie van een verschillend type en tevens va rieert het aantal topslagen. Ik kan over dit genre niet al te veel meer zeggen, omdat ik dan in een systeem zou vervallen en, zooals u weet wilde ik dit nog even uitstellen. Eén algemeenen regel kan ik u echter wel geven, n.l.: Wanneer een kaart méér topslagen bevat dan verliesslagen, moet men met twee (of meer) openen. De aandachtige beschouwer zal ten aanzien van de drie voorbeelden opmerken, dat 't hier steeds 5 of 6 kaarten betreft en de vraag zal natuurlek bij hem opkomen of dit misschien ook toeval is. Deze vraag zou echter verraden, dat dien beschouwer ondanks zijn aandacht het ver band tusschen de verschillende biedingen was ontgaan. Immers wanneer er in een hand geen 5-of- meer-kaart is, moet het aantal topslagen al hooger zijn, om aan den bovenstaanden regel te kunnen voldoen. Bovendien zal men in het algemeen op der gelijke kaarten met I S. A. openen. Met handen als de onderstaande: (1) (2) (3) Sch.: A. B. x Sch.: A. H. V. :Sch.: A. H. x H.: A. H. x x H.: V. x H.: A. H. x R.: A. V. X X R.: A. V. B. x R.: A. X X KI.: H. X KI.: A. X X KI.: A. x x x is het juiste openingbod 1 S. A. en geen ander! Zoowel met een 1 S. A.-opening als met een twee in een kleur opening wil men het risico ontloopen, dat de partner op een een in een kleur-opening zou passen! N In het eene geval (1 S. A.) is dit zuiver op kracht in topslagen gebaseerd, in het andere geval op de kracht der verdeeling. In het eer ste geval moet onderzocht worden of de part ner dan wellicht een verdeeling heeft, waaruit speelslagen kunnen ontstaan (topslagen be hoeft hij niet mee te brengen). In het tweede geval moet slechts onderzocht worden of de kaarten van opener en partner sluiten en ook topslagen zijn zeer gewild, mits in de goede kleur. Deze regels beheerschen dan ook het bied- verloop na de bovenbedoelde twee biedingen! Een veel voorkomend bridge-heibeltje levert veelal het passen van den partner na een twee-opening op. Het argument van de een is dan: „Je mag nooit passen na een twee opening De ander riposteert dan echter met het la conieke antwoord: „Als ik niets heb, mag ik ook niets bieden!" Wie heeft er gelijk?! Dat hangt natuurlijk af van de basis, waar op de twee partners een koppel hebben ge vormd. Wanneer zij afgesproken hebben te bieden volgens een vast (van te voren bepaald) systeem, dan hebben zij zich vastgelegd en moeten ze zich ten allen tijde volkomen aan het systeem houden. Wanneer er echter geen speciaal systeem is gekozen, volgt uit het bovenstaande, dat in geval de partner een zeer zwakke kaart heeft, zonder den minsten steun, passen som tijds vereischt is. De grondslagen van het bieden zijn hiermee nu voldoende behandeld. Ik kan dus nu overgaan tot het behandelen van eenige systemen. Het meest verbreide systeem is ongetwijfeld het Culbertson-systeem, zoodat ik dan ook eer- biedshalve dit den voorrang zal geven. Vanzelf sprekend zal ik echter slechts zeer beknopt kunnen zijn, aangezien de algemeene princi pes nu al voldoende zijn uiteengezet. Tenslotte wil ik besluiten met een aardig spel, dat, ondanks de simpele oplossing, in de practijk voor de groote meerderheid der brid gers te moeilijk bleek te zijn. Sch.: H. 9 5 H.: H. 7 3 R.: A. B. 4 KI.: V. 9 5 2 Sch.: B. 4 3 H.: V.B. 10 8 4 R.: 10 7 6 2 KI.: 6 Sch.: V. 8 6 2 H.: 9 6 2 R.: V. 9 5 KI.: B. 8 S Sch.: A. H.: A. 5 R.: H. 8 3 KI.: A. H. 10 7 4 Het bieden verloopt aldus: Zuid 1 Klaver (géén conv.) 4 S. A. 6 Klaver West Pas Pas Pas Noord 3 Klaver 5 S. A. Pas Pas Pas Pas Oost West komt uit met harten vrouw. Hoe moet het speelplan van Zuid luiden? P. H. A. TUIN Er zijn tal van merkwaardige clubs op de wereld, waarvoor de meeste menschen slechts medelijdend hun schouders ophalen. Toch schijnen er nog heel wat menschen te zijn, die zoo weinig zorgen aan him hoofd hebben, dat zij al hun vrijen tijd aan hun vereeniging kunnen besteden. Het nieuwste op het gebied van clubs vindt men in Pretoria in Zuid-Afri- ka; daar is een nieuwe vereeniging gesticht onder den titel van „Club van vrijwillige tan tes." Tot nu toe telt deze club veertig leden, meestal vrouwen van middelbaren leeftijd, die geheel alleen staan en met haar vrijen tijd niets weten te beginnen. De leden van deze „tanteclub" hebben zich verplicht, hun vrijen tijd met kinderen door te brengen, wier ouders door werkzaamheden elders gedwongen zijn, de kinderen geheel onverzorgd en alleen thuis achter te laten. Men hoeft slechts even het vereenigingshuis op te bellen en korten tijd later staat de „vrijwillige tante" voor de deur, om de zorg voor de kinderen op zich te nemen, om met hen te gaan wandelen en er op te letten, dat zij goed eten en drinken. Het merkwaardigste van het geval is, dat dit alles volkomen kosteloos gebeurt! De eeni ge voorwaarde, die de „vrijwillige tantes" stel len, is, dat zij 's avonds om 7 uur vrij willen zijn. Een wensch, die gemakkelijk vervuld kan worden, daar de ouders dan ook wel thuis zijn. De hoofdzaak is, dat de kinderen den geheelen dag onder de goede zorg van een dame staan en dat dit dan bovendien nog niets kost. De „vrijwillige tantes" zijn een ware zegen voor de minderbemiddelde klasse in Pretoria en het is daarom ook niet te verwonderen, dat de club in den korten tijd van zijn bestaan al heel wat aanhangers gekregen heeft. kunt U gemakkelijk verbeteren door het gebruik van Radox. telkens wanneer ge Uw gezicht wascht, Bij apothekers en erkende drogisten a f0.90 per pak en f 0.15 per klein pakje. Atv (J V ULVENHOUT, n Maart lg38 Amlco, Bier thuis kreeg 't Stille Tij al 'nen fermen uw in den rug. Nog vóór den Mi-Carème! v, Allee Trui is den schoonmaak begonnen. als „Eigen heerd goud weerd" is, nou dan „teeg 't goud 'n nog veul straffer opsalamander -atl waar ik verlejen week in m'nen brief op nspuideMijnen „eigen heerd" staat op den j?Senblik onder den notenleer en mijn vaste j ek in den huis de kat en den heer des hui- as hebben toch gewoonlijk hun eigen hoekske, ïeWaar? mijn vaste plek in den huis is teu- ^''iwoordig den bovensten tree van den trap, j^&rop ik al aardig gewend begin te geraken m'nen kalkemmer! -Bij manier van spreken dan, want sodepetat, meugen dan wel 'ns zeggen: „Alles went" ■aar me dunkt, daar zijn toch twee uitzonde- ■|8en op; >n kwaai wijf en den schoonmaak! jpNou heb ik 't mee 't eerste nie slecht getrof- qó. horre, eerlijk is eerlijk, maar mee 't an- den schoonmaakOnder ons k kón nie erger. Als Trui ter schoonmaak a®kt, dan nouja, dan is 't of den een of ■klerenvredestichter 'n luchtbombarde ment losgevuurd heeft op oew huiske! Dan is ®l den huis in tijd van 'n oogenblik 'n rinne- Öat En vraaS ik m'n eigen betutterd af, hoe alles nog ooit op z'n pootjes mot komen! "Trui, waar is toch mijnen tabak?" d "Hewen tabakJaOja, die leet in 'aai van de tafel. - .Jawel, ma.,., ma.... maar waar is de ta- 1 sodejuu?" „Op den erf en val me nou nie telkens lastig om oewen eigen rommel, asteblief." Ik zoek me stapelgek naar de tafel op den erf, maar ziede gij 'n tafel, ziede ik 'n tafel! Moedeloos. „Truike, waar staat die tafel?" „Onder 't beddegoed, blindhaas!" „HahPrachtig! Nou zal 'k m'n builtje wel vinden, toeteloeris!" „Schiet anders maar op. Alles wacht op jouw Witterij!" Weer naar den erf. Jja.... dat daar lijkt wel 'n bietje op m'n bed. Ma.... ma.... maar bo ven op m'n bed, torenhoog opgestapeld op de onzichtbare tafel, ligt m'nen hoogen hoed, pot ten en pannen, 'n mand glaswerk, 'n crucifix, winterjassen, de klok en nog duuzend andere dingen. En op 't hoogste punt ligt de kat te slapen in m'nverschooning" van aan staanden Zaterdagavond....! Te verbijsterd om te vloeken, mee knikkende knieën staal ik dan deus monsterachtig stil leven te bekijken als 'nen idioot en dan klinkt achter me, mee de stem van 'nen drukken ser geant-majoor: „Hedde nou gatsammeliefhebben oewen tabak nóg. nie?" Amico, dan begrijpt 'nen mensch pas goed, hoe er evennaasten kunnen bestaan van wie ge nooit gedocht had, dat ze in staat waren tot 'nen moord Ik heb toen 't geval maar anders opgelost, deur aan m'n petje te trekken, m'n eigen woeiend in beweging te zetten, naar vrouwke Oomen te stappen veur 'n nuuw pakske tabak en van daaruit te gaan naar de „Gouwen Koe" om al m'n ellende te verzuipen! „Pintje bruin, Dré?" „Nikss! 'Nen borrel jandoome!" „Pest in?" ,,'Nen borrel zekkoe!" „Hier1 dan." „Wocht. Nog eenen!" Bij nommer drie begost m'n moordenèèrs- stemming al knapkes te zakken. Want Kee had me wijers alleen gelaten en nouja, na dieën pierenverschrikker begost ik teugen m'nen zin leut te krijgen in die kat, die daar wijsgeerig van 't geval gemaakt had wat er van te maken was en op 'nen hoogen troon van beddegoed 'n goei plekske in de zon gekozen had, lekker ge rold in mijnen borstrok! Toen stond Trui in 't deurgat. Kalm en weerdig. Mee de handen op 'r heupen. „Hoe denkte gij er over, gade van den middag nog witten of eh maakt ge 'r nachtwerk van. En vóór ik iets zeggen kon, was ze al weer geblazen. Goed van eenen kant, want ik had werendig nie geweten, wa 'k zeggen móest. Drie minuten later stond 'k boven op den trap. Ge zult misschien denken: „den kleinen Dré?" Jawel, die is gladder, dan z'n grootvader was in zijnen tijd. Hij had z'n eigen 'smergens „af laten keuren" veur dieën dienst, den ratjan! „Dieën snotaap," aldus Trui: „gooide meer kalk teugen den grond, dan ie aan 't plafond smeerde!" En terwijl ik den eenen streek na den andere gaf, kroop er werendig veul respect in m'n zie- lement veur 't deurzicht van dieën kleinen tiep van me! Want als ik minder gesteld was gewist op 'n pluimke van m'n wefke, dan wel dan had ik ruim veertig jaren later gin spijt hoeven te hebben over m'n uitsloverij van toen! Afijn, 'n Uur later was 't plafond gedaan en kost ik aan de muren beginnen. En als ik daar zoowijd. mee was, da 'k alweer op den grond stond, ginnen trap meer noodig had, dan kwam daar ineens den Herman bin- nengesturmd. Den heraut van den Vic! Toen kreeg ik 'n ideeke Eenzaam achter de deur hong m'nen wandel stok, dien 'k altij meeneem ter veemarkt. 'Nen prachtig-rechten knuppel, mee 'nen polsriem aan 't end. Rap nam ik deuzen stok in m'n linkerhand, hield 'm toen tegen den muur, dien 'k aan 't witten was en gebruikte den stok als steun veur m'n rechterhand, waarin ik den witkwast vast had. Kortom: ik gebruikte den stok als schil derstok, lijk ik dat den Vic altü zie doen. Hah daar hoorde-n-ik 'm komen. Mee z'n kolos sale stem brulde-n-ie over den erf„hallo, Trui Ook brrand gehad?!" „Brand? Brand? Brand? 1" zee Trui 'n bietje lastig. ieder oogenblik de brandweer op m'nen erf ver wachtte. „Als ge 't dan geren weten wilt," antwoordde Trui supérieur: „we zijn aan den schoonmaak. En we hebben 't veul druk," kwam er nog al ongastvrij achteraan. „Drré thuis?!" „Hij is binnen. Maar houd 'm asteblief nie van z'n werk af, 'k ben veul te blij, dat ie ein delijk op gang is." Toen rinkinkelden er 'n paar emmers over den erf en struikelde den Vic bij me binnen. „HahahaDré!!" galmde-n-ie deur den leegen huis. Maar ik hoorde „niks". Mee m'nen kop 'n bietje schuin achterover, m'nen „schilderstok" dwars veur me, den kalk- kwast in den „aanslag" bekeek ik den muur straf deur m'n ooghaarkes. Dan asemde-n-ik mee veul lawijt deur m'n neus, stak m'nen kop veuruit, dee 'nen driftigen pas naar den muur en gaf mee m'nen kwast 'n paar driftige stre ken. Meteen gooide-ii-ik den kop weer achter over, „ha! Drééü" kwekte den Vic, ik asemde nog steeds scherp deur m'n neus, vloog weer op den muur af, lee den stok veurzichtig er teugen, steunde er m'n rechterhand op en weer gaf ik 'n paar „geniale" vegen op den muur! Dan liep ik vijf passen achteruit, zag of hoorde ginnen Vic, kneep m'n oogen 'n bietje dicht, hield m'nen kop veul schuin en kreunde van inspanning. Ik hoorde den Vic zachtjes lachen. Hij be greep natuurlijk da 'k 'm stond te belaaitafelen deur 'm sjuust te „ontvangen", zooals hij mü wel 'ns ontvangt, als ie ingespannen aan den arbeid is. „Hij is goed!" lachte den Vic, maar nog steeds had ik gin erg in 'm. Ik kreunde, vloekte schietgebedjes, zooals den Vic dat altij doet als ie onder spanning te werken staat, gaf nou en dan mee 'nen artistieken zwaai 'n veeg mee den witkwast en keek dan mee 'n verwrongen ge zicht deur den muur henen. „Nou is 't genoeg," schaterde den Vic en met een gaf ie me 'nen schup onder m'ngewit- wei. En zee „goeienmiddag!" Veur ik me omgedraaid had, stond ie al onder de schouw en als ik op 'm af ging stond Her man veur 'mDat „gebrilde" monster en neafijn. Den Vic lachte me vierkant uit. „Hahaha...., aan den schoonmaak, Dré?" „Man, hou op!" „Verrek," brulde den Vic: „je hebt 'n hoofd als 'n kivietsei! Je kop zit vol met kalkspatten!" Ik haalde m'nen arm 'ns over m'n gezicht, smeet den kwast in den emmer, ging op den grond zitten als 'nen kleermaker en wijzende naar den vloer noodigde ik den Vic uit, om z'n eigen ook te zetten. „Zoek maar 'nen makke lijken plavuis uit," zee ik. En den Vic ging op den grond zitten, ,,'k Zou oe geren 'n sigaar presenteeren, Vic, maar 'k weet m'n kistje op gin kilometers te vinden, 't Kan evengoed in de kachel staan als in den poow!" „Geen bezwaarr, Drré!!" kwekte-n-ie: ,,'k héb!" En hij presenteerde uit z'n koker. 'k Mot zeggen, amico, 't was 'n schilderachtig vertoon, den Vic en ik daar op den grond, mee de voeten teugen malkaar, onder de schouw, hier in 't leege vertrek, met in 't midden den kalkemmer. Als we aangestoken hadden, dan lachte den Vic: „van één kant is 'n wegge- loopen wijf nog zoo kwaad niet, Drré! Heb je tenminste geen last van schoonm „Zoo?! Mot 't vuil en vet dan maar ieverans aanbakken, vetlappen?!" zoo kwam Trui binnen. Ochja, dieën Vic praat ook zoo vergimd hard. „Mot ge daar die twee lamzakken midden op den dag op den vloer zien zitten! Allee, wit dieën muur toch af. Ik kan nie veuruit, zoo!" Onder ons, amico, ik geneerde me 'n bietje veur den Vic. Als die wijven den schoonmaak in den kop hebben, dan is er nie mee te eggen of te ploegen. Maar den Vic, in 'n, Zondagsche bui, loste 't geval op. Hij sprong omhoog, klopte Trui op den schouwer en zee: „Trui, als je nog 'n kwast heb, dan help ik 'n handje en dan is de keet in tien minuten wit!" Trui keek 'm 'ns critisch aan en vroeg toen: „zonder te morsen?" „Morsen geld terug. Onze firma wit voor den Koning van Siam, den Sultan van Egypte en den Czaar van Boelgarije. Mors vrij, hagel wit, speciaal patent!" En 'n telleke later stonden den Vic en ik naast malkaar te witten, soppend uit éenen em mer. Den Vic had 'nen schort van Trui aan. En als ge 'm daar had zien staan mee zijnen grijzen krullenbol, de sigaar in z'nen mond, den schort voor en den witkwast seerjeus han- teerend, dan had ge deus prenteke lang ont houwen. „Zeg Dré!" „Vic?" „We smeren die kalk gauw eventjes op en dan gaan we naar den overkant, jóhl" „Niks teugen." Ik streek. „*k Heb 'n brief van Hanneke gekregen van daag." Hij sopte. „En? Goei nieuws, Vic?" Ik sopte. „Jawèl." Hij streek. Efkens zwijgen. Witten. „Ze komt weer met de Paaschvacantie!" Hij streek. „Da's gezellig, Vic!" Ik sopte. „Verdgezellig! Fijn, Dré!" Hij sopte. „Eh hum! EhIk streek of m'n leven er van afhong. „Eh.... had ze nog nieuws hum uit Amerika?" Sodepin, ik streek of ik in 't aangenomen stond „Mja." Hij sopte. We streken allebei. Zwegen. Streken. „Zoo. Zoozoo." Witten maar! Zwijgen. Strijken. „Ik zeg: zoo!" Ik sopte. „Ik zei: ja." Hij streek. „Hum! Ja. Als ge 't nie zeggen wilt, Vic." Ik stopte de witterij. „Ze is ziek." Hij witte deur. „Hanneke?" „Bèje bedonderd!" Hij sopte. „Beroerd, ee?" Ik streek weer. „Voor Hanneke, ja." Hij streek op 'n plek, die al gedaan was. „Dan kunde toch eigenlijk weer beter mee 'nen gewonen schoonmaak opgescheept zitten, Vic." „Jawèl." „We zijn gereed." „O-o-oow!" „Eenen gaan vatten, in de Gouwen?" „Demoem" bromde-n-ie. En zoo, amico, zoo kwam den huis weer wit. Veur 'n heel jaar. 'k Heb mee den Vic geklasjeneerd. Zwaar ge boomdden brief van Hanneke gelezen...., allee, 'k vertel oe daar nog wel meer van. 'k Wil zien, mee den Paasch, om dan.... Afijn, zoowijd is 't nog nie! Eerst den schoonmaak....! Dan pas kunt ge pront „Paasch-houwen" Ik schei er nou af. Veul groeten van Trui, Dré m en als altij gin horke minder van oewen DRÉ.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 7