nn Tusschen Apostels en Beulen De ezel van Balaam Weer een zwarte ZONDAG 27 MAART 1938 VAN WEEK TOT WEEK De werkloosheid in Februari Ongeveer 19.000 minder gere gistreerd dan het vorige jaar MONUMENTALE BANK ONTHULD Gedenkteeken in de legerplaats Harskamp km, f! K,- z Bilderdijk herdacht Onthulling van een gedenksteen in het huis te Leiden, waar hij gewoond heeft UITBREIDING TEELTRECHT VOOR NARCISSEN Met 5 pet. voor het plantjaar 1938/39 NIEUWE AANWINST VOOR DE SHELL Motortankschip „Olea" te water gelaten Het drama te Garoet Zwakzinnige dader handelde uit wraak SLEEPBOOT GEZONKEN Bemanning wist zich tijdig te bergen GRAAF DE MARCHANT BLIJFT KIEZER VARKENSPRIJZEN VERLAAGD Ketelontploffing in kaarsenfabriek 240 ruiten van aangrenzend gebouw gesprongen TIJDELIJKE HULPKOM- MIEZEN Geen uitbreiding bij den belastingdienst DE NIEUWE GARNIZOENEN Petrus, Jacobus en Johannes slapen. Judas sluipt nader met de soldaten van den hoogepriester en verraadt zijn Meester door middel van een kus. Petrus trekt het Zwaard uit de scheede en slaat Malchus een oor af. Jesus bewijst zijn goddelijke macht, doch daarna levert hij zich over aan de nachtelijke bende, uitgetrokken als tegen een roover met Zwaarden en stokken om Hem gevangen te ne- tnen. „Toen verlieten allen hem, en namen de vlucht. Slechts een jonge man, alleen gehuld bi een nachtgewaad, ging Hem achterna, doch Ze grepen dezen vast, maar hij liet hun het nacht kleed en vluchtte naakt weg." Petrus bleef van Verre volgen. Hij nam plaats bij het vuur op het binnenhof bij den hoogepriester. „Een der dienstmeisjes zag hem in het licht zitten, ze keek hem aan en zeide: „ook deze hier was bij Hem," maar hij loochende het en sprak.- •.Vrouw, ik ken Hem niet". Kort daarop zag hem iemand anders en zeide: „ook gij waart ®en van hem", maar Petrus sprak: „Neen, man, dat ben ik niet". Ongeveer een uur later verze kerde een ander: „Ja, tóch, ook deze was met Hem, want ook hij is een Gallileeër". Petrus sprak: „Man, ik begrijp niet, wat gij zegt". (Op hetzelfde oogenblik, terwijl hij nog sprak, kraai de de haan, en de Heer keerde zich om en sprak Petrus aan.)" „Bij het aanbreken van den ochtend namen ai de opperpriesters en de oudsten van het volk een beslissing betreffende Jesus, om Hem te doen sterven. Ze lieten Hem boeien, voerden Hem weg en leverden Hem aan den landvoogd Pilatus." Zoo verhalen de Evangelisten het dramati sche verloop van de feiten in den nacht, dien een hunner kenschetst als „het uur der duis ternis". Bezien wij deze feiten aandachtig, dan ont moeten vsfij een menigte van personen die allen een houding aannemen tegenover den Zoon Gods. Al die houdingen zijn verschillend. Judas verraadt Hem, Petrus verloochent Hem, Jacobus en Johannes laten Hem eenzaam in Zijn doods nood. De jongeling in het nachtkleed, de moe digste van degenen, die Hem volgden, en de eenige uit dit drama, wiens naam onbekend bleef de grootste ruchtbaarheid is niet altijd de verzekering van den grootsten moed! laat Hem in den steek, op het oogenblik, dat het gevaar lijfelijk wordt. De priesters veroordeelen Hem, maar schuiven de verantwoordelijkheid af op den wereldschen rechter. Zij „leveren Hem over" en blijven netjes. Zij raken Hem persoon lijk niet aan. Zij houden hun waardigheid op. Zij bewaren hun fatsoen tegenover Hem. Men kent het vervolg. De landvoogd vindt geen schuld in Hem, maar levert Hem over aan de beulen. Welk een reeks van gebeurtenissen gaat er Vooraf aan het eindelijke optreden van de beu len! Hoeveel verantwoordelijkheid is afgescho ven, hoeveel trouw is verloochend, hoeveel moed is bezweken, voordat het oogenblik aanbreekt, Waarop de officieele kwellers, de beulen, aan het Werk kunnen gaan! Allen hebben hun verontschuldiging, allen heb ben hun eigen persoonlijkheid, hun eigen over wegingen. Judas begon aan Hem te twijfelen, toen Hij zich door een zondige vrouw de voeten liet zalven met kostbaren nardos, liever dan het aldus gespilde geld te verdeelen onder de armen. Judas denkt in geldsommen. De daemon der economie is rie logica van Judas. Hij kent geen rechtvaardigheid dan de materieele. Zoo is hij opgevoed. Er bestaat voor hem niet an ders. Kan hij het helpen? Zijn „goed hart" ver draagt niet, dat er met geld gesmeten wordt. Hij begrijpt alleen de economie van de beurs. Zijn geest is niet ontvankelijk voor de economie van de barmhartigheid. De prijs van den balsem acht hij hoog, Want balsem is duur. Over den prijs van de ziel eener zondige vrouw heeft hij geen flauw idee. Hij veracht zondige vrouwen. En daarmee uit! Het zijn goedkoope schepsels, minderwaardige schepsels, eigenlijk waardelooze schepsels. Maar een dure flesch reukwater, dat Is een waarde! Zoo oordeelt Judas, de apostel, de geroepene tot het gezantschap van Hem, die Uit de vaas van zijn vermorzeld lichaam den kostbaren balsem van zijn verlossend bloed spilziek, uit loutere goedheid, gaat storten. Ju das begrijpt Hem niet. Judas begrijpt de be- langelooze liefde niet. Zoo wordt de apostel van Jesus de wegbereider van de beulen. Achteraf komt hij hierover tot wanhoop. Zijn daad blijkt grooter dan hij en dan schrikt hij -terug. Maar die daad volgde uit zijn wezen, uit zijn aardsch- gezinde geslotenheid voor de mysteries der alles offerende Liefde. Jacobus en Johannes zijn ijverige apostelen en dierbare vrienden. Was hun Meester op straat overrompeld, ze zouden in de bres ge sprongen zijn om Hem te helpen. Maar nu de overrompeling een langdurig proces wordt, krij gen ze slaap. Ze zijn beste menschen, maar ze Zijn menschelijke menschen. Het langzame, het geleidelijke tempo van de voortschrijdende Hj- densaramatiek sluit hun oogen voor de betee- kenis van de gebeurtenissen. Hadden ze ineens Voor de werkelijkheid van de feiten gestaan, ze zouden spontaan zijn opgesprongen, deze twee Vurige mannen. Maar de feiten kwamen niet ineens. De spanning verminderde. Ze pasten Zich aan. Het was tenslotte nacht en slapens- tijd. Hun oogleden wierden bezwaard. Hoe moei lijk is het, een uur te waken met iemand, wan neer men zelf door slaap overmand wordt! Ons I diepste wezen stelt zoo weinig belang in hetgeen er omgaat in anderen! De Zoon des Menschen Verkeert in doodsnood, maar het duurt te lang Jacobus en Johannes meenen het goed, doch ze houden het op den duur niet uit. Ze slapen, en Petrus slaapt ook. Maar Petrus ontwaakt, als er onraad komt. Hij trekt zijn zwaard. Hij slaat in het wilde I Weg, pas wakker. Hij slaat een onbelangrijken knecht een oor af, alsof daarmede de situatie gered was. Petrus is de daadmensch. Hij wil'iets i doen. „Als er maar iets gedaan wordt" denkt Petrus. Zoo doet hij iets overbodigs en doms ttiaar hij doet iets. De Zaligmaker, dien Hij toch oprecht verdedigen wilde, moet Zelf de aangerichte, totaal nuttelooze schade herstel len. Malchus krijgt zijn oor terug. Waarnaar luis tert Malchus nu? Hij heeft weer een oor! Zal hij er de stem mee hooren, die de waarheid spreekt? Nergens Wordt het vermeld. Malchus heeft niet naar stemmen te hooren! Malchus is in dienst van den hoogepriester en hij heeft maar te doen wat deze hem beveelt! Het her stelde oor is hetzelfde als het oude oor. Het luistert naar de winstgevende opdracht, het luistert niet naar de les van de zelfverlooche ning. Het is al mooi dat Malchus onderweg niet onvriendelijk is jegens den gevangene. Mis schien is het voor Malchus ook genoeg. Wij hebben er niet over te oordeelen. De verloochening van Petrus is onbegrijpe lijk. Ze strookt heelemaal niet met zijn karak ter. Is hij plotseling zoo bang geworden? Of is hij alleen maar „voorzichtig". Maakt hij zich wijs, dat het verstandiger is, onbekend te blij ven, maar in de nabijheid van den Meester. Denkt hij, dat er door „handigheid", door poli tieke veinzerij misschien nog iets bereikt kan worden? Als ze weten wie hij is, jagen ze hem weg, en dan is alles verloren. Het is dus maar beter, zich voor te doen, alsof hij met het heele geval niets te maken heeft. Zoo moet Petrus wel geredeneerd hebben. Wat den onbekenden jongeling met 't nacht kleed betreft,hij is moedig, maar hulpeloos. Wat wil een ongekleede tegen een troep gewa- penden? Alle verzet zou nutteloos zijn. Dus bepaalt hij zich tot de vlucht. Het is toch altijd beter, het lijf te bergen dan het overbodig prijs te geven! Wat kon hij anders doen? Bovendien, de anderen, die Jesus het naast stonden, heb ben ook de vlucht genomen! Ze zijn gevlucht uit schrik, uit plotselinge ontzetting, uit onbeheerschbare zenuwachtig heid. Hun aanwezigheid had immers toch geen zin meer! Het pleit was te duidelijk beslist! Wat zou het nog baten, zich te laten hooren? Het kon alleen de vijandigheid van de tegenstan ders verergeren! Tenslotte de opperpriestersNeen, zij be vuilen hun vingers niet. Hun waardigheid zou dit niet verdragen. Maar zij leveren Hem over. Van hen mag geen kwaad gedacht Worden! Zij hebben het niet gedaan, als het er op aan komt. De Romeinsche landvoogd is de schuldige. Hun functie was alleen, ernstig te onderzoeken of dit niet juist een zaak voor den landvoogd was. Ja, het was juist een zaak voor den land voogd! Hiermede beschouwen zij zich als ge- déchargeerd. Nu staan de beulen klaar. Het uur van de duisternis is voorbij en er treedt weer een hel dere toestand in, een duidelijke tegenstelling. Aan den eenen kant de beulen. Aan den ande ren kant Jesus. Als we hier partij moeten kie zen, is het niet moeilijk. Dan zijn wij allen eensgezind. Maar in hetgeen daartusschen ligt, in dat uur der duisternis, in die wirwar van klein- menschelijke overwegingen en bedenkingen God behoede ons voor „het uur der duisternis" en geve ons de grootmoedigheid van de be- langelooze trouw! A. v. D. Het Centraal Bureau voor de Statistiek deelt de volgende cijfers mede betreffende het aan tal geheel werkloozen, bij alle organen der open bare arbeidsbemiddeling als werkzoekenden in geschreven. Het aantal geheel werkloozen bedroeg in gemeenten met 100.000 en meer inwoners op het einde van Februari 1938 156.544, Februari 1937 161.853 en Januari 1938 159.127, in gemeenten met 50.000100.000 inwoners op het einde van Februari 1938 50.084, Februari 1937 51.310 en Januari 1938 51.670, in gemeenten met 20.000 tot 50.000 inwoners op het einde van Februari 1938 54.833, Februari 1937 55.069 en Januari 1938 56.450, in gemeenten met minder dan 20 000 in woners op het einde van Februari 1938 159.329, Februari 1937 171.321 en Januari 1938 172.031. Totaal dus op het einde van Februari 1938 420.790 Februari 1937 439.553 en Januari 1938 439.278! Evenals einde Januari 1938 het geval was, kan ook voor het einde van Februari 1938 waargenomen worden, dat het aantal ge registreerde werkloozen in alle groepen van gemeenten lager was dan op het einde van de overeenkomstige maand van 1937. Uit bovenstaand overzicht blijkt dat er rond 18.800 minder werkloozen waren ingeschre ven dan op het einde van Februari 1937. Voorts ziet men, dat er op ultimo Februari 1938 rond 18.500 minder werkloozen waren in geschreven dan op ultimo Januari 1938. In ver band daarmede zij opgemerkt, dat ook in vorige jaren de maand Februari een daling te zien gaf. In 1937 waren er 26.700, in 1936 10.400 en in 1935 14.800 minder werkloozen ingeschreven dan ultimo Januari. In het infanterie-schietkamp in de leger plaats Harskamp heeft generaal-majoor W. F. A. Hackstroh, inspecteur der infanterie, Zater dagmorgen een monumentale bank met een gedenkplaat onthuld, geschonken door officie ren en onder-officieren van de Kon. Weer macht ter nagedachtenis van wijlen majoor L. C. van Duuren, die van 30 Juni 1924 tot 26 Maart 1937 commandant van dit schietkamp is geweest en nu juist een jaar geleden door een ongeval om het leven is gekomen. Luit.-kol. J. van Voorthuysen, te Den Haag, heeft als voorziter der werkcommissie voor de stichting van dit gedenkteeken bij de opening bedankt voor de spontane medewerking aan het initiatief van kapitein J. A. A. Sitsen, com mandant van het schietkamp. Generaal-majoor W. F. A. Hackstroh heeft, als voorzitter der commissie, zijn blijdschap uitgesproken over den uitnemend geslaagden arbeid van de werkcommissie. Spr. herdacht vervolgens wijlen majoor van Duuren. Kapitein J. A. A. Sitsen, commandant van het schietkamp, heeft het gedenkteeken namens het schietkamp onder dankzegging aanvaard. Zaterdagmiddag is te Leiden het feit her dacht, dat Willem Bilderdijk in ballingschap is gegaan 26 Maart 1795 en daaruit is terug gekeerd op 26 Maart 1806. Des middags is voor het huis, waar Bilder dijk o.m. heeft gewoond, namelijk voor het pand Oude Singel 86, een bijeenkomst gehou den, waarna in den gevel van dit pand een bronzen gedenksteen is onthuld. De voorzitter van het genootschap „Willem Bilderdijk", de heer August Heyting, letterkun dige te Den Haag, heeft daarbij een rede uit gesproken. Het is zoo zeide spr. o.m. aan den voor- treffelijken Bilderdijkvorscher Hovy gelukt het pand te ontdekken, waar de dichter in die vier jaren te Leiden heeft gewoond. Eveneens alle eer aan de twee heeren Krantz, die het perceel wilden verbouwen, maar, zoo- dra zij hoorden van de geschiedkundige her inneringen, aan dit huis verbonden, besloten dit niet te doen. Met goedvinden van de heeren Krantz is deze bronzen plaat thans aan den gevel van het pand aangebracht. De plaat is naar het ontwerp van bouwkundige Jan de Quack, voor treffelijk uitgevoerd door het kunst-atelier Stoexen. Ten slotte deelde spr. mede, dat het genootschap Willem Bilderdijk besloten heeft de heeren Krantz en den heer Jan de Quack te benoemen tot leden van verdienste. Des avonds werd de herdenking voortgezet met een Bilderdijk-avond in het Snouck Hur- gronjehuis aan het Rapenburg. De heer August Heijbing droeg ter inleiding een aantal gedichten voor. Dr. K. H. E. de Jong, privaat-docent aan de Leidsche universiteit, onder-voorzitter van het genootschap, sprak vervolgens over „Bilderdijk in zijn Leidsche tijden". De heer J. Hovy, penningmeester van het genootschap, sprak ten slotte over „Bilderdijk's belevenissen in het huis aan den Ouden Sin gel". De minister van Economische Zaken heeft op verzoek van de Nederlandsche Sierteeltcentrale besloten het teeltrecht van narcissen voor het plantjaar 1938—1939 met 5 pet. uit te breiden. Niet geheel onmogelijk wordt het geacht, dat ook voor andere bollensoorten het teeltrecht binnenkort een weinig wordt verruimd. Van een der hellingen van de Rotterdam sche Droogdok Maatschappij te Rotterdam is Zaterdag met goed gevolg te water gelaten het vooi de Koninklijke Shell in aanbouw zijnde motortankschip „Clea". De afmetingen van het schip zijn: lengte tusschen de loodlijnen 460'0", breedte over bui tenkant spanten 59'0" en holte 34'0", terwijl het draagvermogen ongeveer 12100 ton be draagt. De voortstuwing zal geschieden door middel van een 8 cylinder 4 tact werkspoor Dieselmotor met oplading, waardoor een ver mogen van 3500 P.K. wordt ontwikkeld. Omtrent het drama in het ziekenhuis te Garoet wordt nog g-emeld, dat de dader van den moordaanslag zwakzinnig was, doch als genezen het hospitaal zou verlaten. De moord berust op wraakgevoelens. De dader drong de kamer binnen waar de heer W., na een lichten beroerte-aanval, werd verpleegd. De heer W. was een bekend voetballer. De dader, een Soenda- nees, genaamd Anam, heeft volledig bekend. Twee patiënten zagen hem uit de kamer ko men. De dader werd gearresteerd, toen hij weer rustig lag te slapen. W. was pas enkele weken met zijn gezin te Garoet gevestigd. Natuurlijk bracht het treurige voorval in het kleine plaatsje groote beroering. Dit geval vestigt wederom de aandacht op de ongewenschtheid om abnormale patiënten niet afgesloten van andere zieken te verplegen. Zaterdagmiddag ongeveer vijf uur is voor de haven van Lemmer de sleepboot Hoogezand, welke in dienst is van het syndicaat Noord- Oostpolder, dat ter plaatse werken uitvoert, ge zonken. Het scheepje sleepte een grooten bag gerbak, raakte op een gegeven moment aan den grond en werd mede als gevolg van den sterken wind door den baggerbak omgetrokken, waar door het zonk. De bemanning wist zich tijdig met een vlet in veiligheid te stellen. Het gezonken vaartuig levert geen gevaar of hinder op voor de scheepvaart. B. en w. van 'sGravenhage hebben de ver zoeken van C. P. Visser te 'sGravenhage en T. J. Eskens te Zaandam, om verbetering van de kiezerslijst 1938/1939, in dien zin, dat daar van zou worden geschrapt de naam van V. E. H. J. M. graaf de Marchant et d'Ansem- bourg, afgewezen. Wij vernemen van bevoegde zijde, dat de prijzen voor de met ingang van 23 Maart aan de veehouderij-centrale te leveren varkens wor den verlaagd met de volgende bedragen per Kg. geslacht gewicht: beneden 53 Kg.: 3 cent, 54 66 Kg.: 2 cent, 81—85 Kg. (nogmaals) 4 cent. De prijzen voor varkens van 6780 Kg. blij ven ongewijzigd. Bijzonderheden worden per publicatie bekend gemaakt. Zaterdagnacht is op het terrein van de N.V. Koninklijke Stearine Kaarsenfabriek „Gouda' een ketel ontploft, welke ontploffing geen slacht offers heeft geëischt. Omstreeks half één vloog met 'n hevigen knal een van de acht ketels, die op een open ruimte in.de vetzurenafdeeling, rechts van den hoofd ingang staan, in de lucht. De ketel, die een middellijn en een hoogte heeft van circa twee meter, was gevuld met goudron, een distillatie product. Stukken van den ketel vlogen tot ver in het rond op het fabrieksterrein, echter zonder iemand te treffen, hoewel verscheidene arbei ders in de omgeving werkzaam waren. Op het oogenblik, dat de ketel uit elkaar sprong, schoot huizenhoog 'n steekvlam op. Er ontstond een brandje. Het fabrieksperso- neel kon het vuur met schuimblusschers en zand dooven. Door den geweldigen luchtdruk zijn van het aangrenzende kantoor- en fabrieksge bouw van T. P. Viruly en Co. Stcomzeep- ziederjj „De Hamer", niet minder dan 240 ruiten gesprongen. Op het terrein van de kaarsenfabriek is de schade beperkt gebleven tot den ontplof ten ketel, met inhoud, die een waarde ver tegenwoordigde van zeshonderd gulden. De oorzaak van de ontploffing heeft men nog niet kunnen vaststellen. De politie heeft de scherven in beslag, genomen voor een nader onderzoek. De schade, zoowel bij de kaarsenfabriek als bij Viruly, wordt door verzekering gedekt. Een mededeeling nopens uitbreiding van het personeel voor de grensbewaking en het vreem delingentoezicht, welke eenige dagen geleden in verschillende dagbladen voorkwam, heeft, blij kens het groot aantal ingekomen verzoeken om plaatsing, bij velen de verwachting gewekt, dat zou worden overgegaan tot aanstelling van personeel b;j den belastingdienst. De minister van financiën brengt evenwel ter kennis, dat zulks niet het geval is en dat sollicitaties ter zijde zullen worden gelegd. In het bericht omtrent de nieuwe garnizoenen is abusievelijk medegedeeld, dat het 2e bataljon van het 18e regiment zal worden gevestigd te Doesburg. Dit bataljon zal echter Zutfen als garni zoensplaats krijgen. In het 22ste hoofdstuk van het boek der Ge tallen staat de beroemde geschiedenis van den profeet Balaam, die uitging om het volk der Joden te vervloeken. Toen hij op weg was, bleef zijn ezel tot driemaal staan, en de profeet ranselde er onbarmhartig op los. Toen opende de Heer den mond van den ezel en deze zeide: Waarom slaat ge mij; nu reeds voor de derde maal; ik draag u steeds, heb ik u ooit zoo iets aangedaan? De profeet moest wel antwoorden: Neen! Maar toen zag de profeet, wat de ezel reeds van het begin af gezien had: een engel met getrokken zwaard stond voor hem. Daar om wilde de ezel niet verder gaan. De profeet vervloekte het volk der Joden toen niet meer, maar zegende hen, na door den engel vermaand te zijn. Dit bijbelverhaal wordt wel eens, ik meen door St. Franciscus van Sales, toegepast op de verhouding van geest tot lichaam. Inderdaad wordt het lichaam wel eens geplaagd, terwijl de fout bij den geest ligt; of liever, het lichaam wordt niet voldoende verzorgd, en de stoornis sen, die daaruit voortkomen, worden dan op zijn rekening geschreven. En dit komt op het zelfde neer: met het lichaam wordt geen reke ning gehouden. Het is nu al weer tientallen jaren geleden, dat de Engelsche dichter Francis Thompson daarover zijn prachtig essay: „Gezondheid en heiligheid" geschreven heeft, dat ook in het Fransch en Duitsch vertaald is Hij betoogt daarin, dat de toestand vroeger, in Middeleeuwen en Renaissance, anders was dan tegenwoordig; en het is zeer wel mogelijk, dat hij daarin gelijk had. De menschen waren n.l. veel krachtiger, zegt hij, en het lichaam was juist door zijn geweldige vitaliteit een ge vaar voor de ziel. Inderdaad: door de veel ge brekkiger hygiëne werden de zwakken al vroeg uit het leven weggenomen; en wat van evenveel belang is: de levenswijze en de sport waren er veel meer op gericht, het lichaam te sterken. Wat die ouderwetsche menschen konden eten, maar ook hoe zij konden vasten en wat voor ver moeienissen zij konden verduren, gaat onze voorstelling te boven. Vele voorbeelden kan men hiervan lezen in het beroemde boek van Burch- hardt: Die Kultur der Renaissance in Italië. En een betrekkelijke zwakkeling als Erasmus reed op een ezel van Rome naar Engeland. Die krachtige lichamen hadden krachtige lusten en begeerten; maar hoe is het nu? Het schijnt thans veeleer omgekeerd; en dat is ook de richting van Thompsons betoog: de heilig heid in den modernen mensch wordt vaak meer gehinderd door de zwakheid en de prik kelbaarheid van het lichaam, dan door zijn kracht en lusten. En dat dit zeer wel mogelijk is, wordt door Thompson juist gezegd, steu nende op sommige getuigenissen van vroegere asceten. De H. Franciscus van Assisië, die zijn lichaam niet spaarde, en het dan ook „Broeder ezel" noemde, moest op het eind van zijn leven bekennen: „Ik ben te hard geweest voor broe der ezel". En van den H. Ignatius von Loyola is een dergelijke uiting bekend. En geeft de H. Kerk zelve geen steun aan deze opvatting, dcoi; haar verzachting van de vastenwetten? En ten laatste ziet gij zelf niet talrijke gevallen van dezen omniskenbaren samenhang om u heen? Zouden al die zakenlieden zoo prikkelbaar en driftig zijn, wanneer zij hun lichaam voldoende rust gunden? Zouden al die jongens en meisjes zoo boos of ook soms zoo onverschillig en apathisch zijn, wanneer zij niet steeds werden afgejakkerd van 's morgens vroeg tot 's avonds laat met altijd maar huiswerk? En de huisvrouwen, die nooit een oogenblik rust hebben, nooit een uurtje kunnen rusten of nadenken is het wonder, dat zij steeds onvoldaan, zenuwachtig en mop perig zijn? Allemaal dingen, die voor de heilig heid weinig bevorderlijk zijn. Nu zal men zeggen, dat dit alles weinig in overeenstemming is met het woord van St. Paulus, die zegt, dat hij zijn lichaam tot sla vernij (of dienstbaarheid) brengt; maar als men even verder nadenkt, zal men moeten in zien, dat indien het lichaam onze dienaar is, wij het ook goed moeten behandelen, om wer kelijk vele en kostbare diensten daarvan te verkrijgen. Strenge tucht en uitstekende be handeling: dat is goed voor knechten en dienst boden, en evengoed voor onze lichamen. Daardoor komt het lichaam tot inwendige rust, gepaard met een aangename spanning, die het de ziel gemakkelijk maakt, haar bevelen door het lichaam ten uitvoer te zien leggen. Een gezond en krachtig lichaam is tegen vele bekoringen veel beter gewapend dan een zwak en prikkelbaar lichaam: zeker niet tegen alle maar juist tegen de moderne bekoringen, en dat zijn slapte, willoosheid, passieve genotzucht, en het zich laten gaan naar de plaats van den minsten weerstand; en voor dat krachtig lichaam is ook de sport zeer goed, maar hoewel men meent, dat deze tijd de tijd van sport is, geloof ik integendeel, dat er bijzonder weinig aan gedaan wordt. Want hoe meer de sport wedstrijden bijgewoond worden, des te minder wordt er aan sport gedaan (en hoe meer men naar de radio luistert, des te minder wordt de muziek beoefend). De duizenden bezoekers aan het stadion doen op dien middag niet aan sport, maar zitten stijf op een bank: een pas sief genot. Dat leidt tot een verslapping van den wil, en de wil is toch juist de motor van het geestelijk leven: ja zelfs de#zil is de motor van het ver stand. Als we niet willen, kunnen we ons ver stand niet gebruiken. De wil, om dit korte leven zoo vruchtbaar, zoo krachtig, en zoo schoon te maken als het mogelijk is, doet ons zoeken naar middelen, om broeder ezel, die al het werk doen moet, in staat te stellen, al dat werk te verzet ten. Wel is het waar, dat men het lichaam op den proef moet stellen, maar dit dient met voor zichtigheid te geschieden. Indien wij slechts acht uur per dag kunnen werken, moeten wij probeeren om negen uur te werken; maar men kan hierachter niet tot in het oneindige „en- zoovoert" zetten. De proef echter dient geno men te worden, anders zou onze activiteit te zeer beperkt, of zelfs verminderd worden. Daarbij heeft ieder zijn eigen tempo. Er zijn menschen, voor wie het beslist nuttig is, twee maal daags te slapen, er zijn er die eiken avond rusten moeten; sommigen kunnen wel veer tien dagen achtereen doorwerken. Toen Kar dinaal Newman zijn apologie schreef, werkte hij, reeds in de zestig zijnde, zes weken aan één stuk; en ééns schreef hij 22 (twee-en- twintig) uur achtereen. Maar dit zijn zeldzaam heden en bijzondere omstandigheden De be roemde wijsgeer Bergson, wiens oordeel ge vraagd werd over de surmenage overspan ning door werk zeide, dat alleen zij slagen, die zich overspannen. Dat is veel te sterk ge zegd, en Bergson was een Jood, en dus een enorme werker. De kern van waarheid is: dat men de proef moet nemen, om meer te doen, dan men meent te kunnen doen. De biologische wet is echter, dat het lichaam zorg en rust vraagt en hoezeer de aanleg der menschen uit een loopt: de juiste mate aan zorg en rust, ge paard met de noodige tucht, is vereischt om het lichaam te maken, niet tot een weerspan- nigen en tegenspartelenden, maar tot een blij- moedigen en steeds bereiden dienaar. Hoe be ter de dienaar hoe beter het werk. En daarom ook: de heiligheid wordt niet gemeten naar de grootte en aantal van bekoringen, die het lichaam ons bereidt, maar naar de deugd, dus de daden, die wij doen. De gezondheid, d.i.: het gaarne gehoorzamend lichaam, is dus bevorder lijk voor de heiligheid. Dr. TH. H. SCHLICHTING

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 5