nn
Tusschen Apostels
en Beulen
De ezel van Balaam
Weer een zwarte
ZONDAG 27 MAART 1938
VAN WEEK TOT WEEK
De werkloosheid in
Februari
Ongeveer 19.000 minder gere
gistreerd dan het vorige jaar
MONUMENTALE BANK
ONTHULD
Gedenkteeken in de legerplaats
Harskamp
km,
f!
K,-
z
Bilderdijk herdacht
Onthulling van een gedenksteen
in het huis te Leiden, waar
hij gewoond heeft
UITBREIDING TEELTRECHT
VOOR NARCISSEN
Met 5 pet. voor het plantjaar
1938/39
NIEUWE AANWINST VOOR
DE SHELL
Motortankschip „Olea" te water
gelaten
Het drama te Garoet
Zwakzinnige dader handelde
uit wraak
SLEEPBOOT GEZONKEN
Bemanning wist zich tijdig
te bergen
GRAAF DE MARCHANT BLIJFT
KIEZER
VARKENSPRIJZEN
VERLAAGD
Ketelontploffing in
kaarsenfabriek
240 ruiten van aangrenzend
gebouw gesprongen
TIJDELIJKE HULPKOM-
MIEZEN
Geen uitbreiding bij den
belastingdienst
DE NIEUWE GARNIZOENEN
Petrus, Jacobus en Johannes slapen. Judas
sluipt nader met de soldaten van den
hoogepriester en verraadt zijn Meester
door middel van een kus. Petrus trekt het
Zwaard uit de scheede en slaat Malchus een oor
af. Jesus bewijst zijn goddelijke macht, doch
daarna levert hij zich over aan de nachtelijke
bende, uitgetrokken als tegen een roover met
Zwaarden en stokken om Hem gevangen te ne-
tnen. „Toen verlieten allen hem, en namen
de vlucht. Slechts een jonge man, alleen gehuld
bi een nachtgewaad, ging Hem achterna, doch
Ze grepen dezen vast, maar hij liet hun het nacht
kleed en vluchtte naakt weg." Petrus bleef van
Verre volgen. Hij nam plaats bij het vuur op
het binnenhof bij den hoogepriester. „Een der
dienstmeisjes zag hem in het licht zitten, ze
keek hem aan en zeide: „ook deze hier was bij
Hem," maar hij loochende het en sprak.-
•.Vrouw, ik ken Hem niet". Kort daarop zag
hem iemand anders en zeide: „ook gij waart
®en van hem", maar Petrus sprak: „Neen, man,
dat ben ik niet". Ongeveer een uur later verze
kerde een ander: „Ja, tóch, ook deze was met
Hem, want ook hij is een Gallileeër". Petrus
sprak: „Man, ik begrijp niet, wat gij zegt". (Op
hetzelfde oogenblik, terwijl hij nog sprak, kraai
de de haan, en de Heer keerde zich om en sprak
Petrus aan.)"
„Bij het aanbreken van den ochtend namen
ai de opperpriesters en de oudsten van het volk
een beslissing betreffende Jesus, om Hem te
doen sterven. Ze lieten Hem boeien, voerden
Hem weg en leverden Hem aan den landvoogd
Pilatus."
Zoo verhalen de Evangelisten het dramati
sche verloop van de feiten in den nacht, dien
een hunner kenschetst als „het uur der duis
ternis".
Bezien wij deze feiten aandachtig, dan ont
moeten vsfij een menigte van personen die allen
een houding aannemen tegenover den Zoon
Gods. Al die houdingen zijn verschillend. Judas
verraadt Hem, Petrus verloochent Hem, Jacobus
en Johannes laten Hem eenzaam in Zijn doods
nood. De jongeling in het nachtkleed, de moe
digste van degenen, die Hem volgden, en de
eenige uit dit drama, wiens naam onbekend
bleef de grootste ruchtbaarheid is niet altijd
de verzekering van den grootsten moed! laat
Hem in den steek, op het oogenblik, dat het
gevaar lijfelijk wordt. De priesters veroordeelen
Hem, maar schuiven de verantwoordelijkheid
af op den wereldschen rechter. Zij „leveren Hem
over" en blijven netjes. Zij raken Hem persoon
lijk niet aan. Zij houden hun waardigheid op.
Zij bewaren hun fatsoen tegenover Hem. Men
kent het vervolg. De landvoogd vindt geen
schuld in Hem, maar levert Hem over aan de
beulen.
Welk een reeks van gebeurtenissen gaat er
Vooraf aan het eindelijke optreden van de beu
len! Hoeveel verantwoordelijkheid is afgescho
ven, hoeveel trouw is verloochend, hoeveel moed
is bezweken, voordat het oogenblik aanbreekt,
Waarop de officieele kwellers, de beulen, aan het
Werk kunnen gaan!
Allen hebben hun verontschuldiging, allen heb
ben hun eigen persoonlijkheid, hun eigen over
wegingen. Judas begon aan Hem te twijfelen,
toen Hij zich door een zondige vrouw de voeten
liet zalven met kostbaren nardos, liever dan
het aldus gespilde geld te verdeelen onder de
armen. Judas denkt in geldsommen. De daemon
der economie is rie logica van Judas. Hij kent
geen rechtvaardigheid dan de materieele. Zoo
is hij opgevoed. Er bestaat voor hem niet an
ders. Kan hij het helpen? Zijn „goed hart" ver
draagt niet, dat er met geld gesmeten wordt. Hij
begrijpt alleen de economie van de beurs. Zijn
geest is niet ontvankelijk voor de economie van
de barmhartigheid. De prijs van den balsem
acht hij hoog, Want balsem is duur. Over den
prijs van de ziel eener zondige vrouw heeft hij
geen flauw idee. Hij veracht zondige vrouwen.
En daarmee uit! Het zijn goedkoope schepsels,
minderwaardige schepsels, eigenlijk waardelooze
schepsels. Maar een dure flesch reukwater, dat
Is een waarde! Zoo oordeelt Judas, de apostel,
de geroepene tot het gezantschap van Hem, die
Uit de vaas van zijn vermorzeld lichaam den
kostbaren balsem van zijn verlossend bloed
spilziek, uit loutere goedheid, gaat storten. Ju
das begrijpt Hem niet. Judas begrijpt de be-
langelooze liefde niet. Zoo wordt de apostel van
Jesus de wegbereider van de beulen. Achteraf
komt hij hierover tot wanhoop. Zijn daad blijkt
grooter dan hij en dan schrikt hij -terug. Maar
die daad volgde uit zijn wezen, uit zijn aardsch-
gezinde geslotenheid voor de mysteries der alles
offerende Liefde.
Jacobus en Johannes zijn ijverige apostelen
en dierbare vrienden. Was hun Meester op
straat overrompeld, ze zouden in de bres ge
sprongen zijn om Hem te helpen. Maar nu de
overrompeling een langdurig proces wordt, krij
gen ze slaap. Ze zijn beste menschen, maar ze
Zijn menschelijke menschen. Het langzame, het
geleidelijke tempo van de voortschrijdende Hj-
densaramatiek sluit hun oogen voor de betee-
kenis van de gebeurtenissen. Hadden ze ineens
Voor de werkelijkheid van de feiten gestaan, ze
zouden spontaan zijn opgesprongen, deze twee
Vurige mannen. Maar de feiten kwamen niet
ineens. De spanning verminderde. Ze pasten
Zich aan. Het was tenslotte nacht en slapens-
tijd. Hun oogleden wierden bezwaard. Hoe moei
lijk is het, een uur te waken met iemand, wan
neer men zelf door slaap overmand wordt! Ons
I diepste wezen stelt zoo weinig belang in hetgeen
er omgaat in anderen! De Zoon des Menschen
Verkeert in doodsnood, maar het duurt te lang
Jacobus en Johannes meenen het goed, doch ze
houden het op den duur niet uit. Ze slapen, en
Petrus slaapt ook.
Maar Petrus ontwaakt, als er onraad komt.
Hij trekt zijn zwaard. Hij slaat in het wilde
I Weg, pas wakker. Hij slaat een onbelangrijken
knecht een oor af, alsof daarmede de situatie
gered was. Petrus is de daadmensch. Hij wil'iets
i doen. „Als er maar iets gedaan wordt" denkt
Petrus. Zoo doet hij iets overbodigs en doms
ttiaar hij doet iets. De Zaligmaker, dien Hij
toch oprecht verdedigen wilde, moet Zelf de
aangerichte, totaal nuttelooze schade herstel
len.
Malchus krijgt zijn oor terug. Waarnaar luis
tert Malchus nu? Hij heeft weer een oor! Zal
hij er de stem mee hooren, die de waarheid
spreekt? Nergens Wordt het vermeld. Malchus
heeft niet naar stemmen te hooren! Malchus
is in dienst van den hoogepriester en hij heeft
maar te doen wat deze hem beveelt! Het her
stelde oor is hetzelfde als het oude oor. Het
luistert naar de winstgevende opdracht, het
luistert niet naar de les van de zelfverlooche
ning. Het is al mooi dat Malchus onderweg
niet onvriendelijk is jegens den gevangene. Mis
schien is het voor Malchus ook genoeg. Wij
hebben er niet over te oordeelen.
De verloochening van Petrus is onbegrijpe
lijk. Ze strookt heelemaal niet met zijn karak
ter. Is hij plotseling zoo bang geworden? Of is
hij alleen maar „voorzichtig". Maakt hij zich
wijs, dat het verstandiger is, onbekend te blij
ven, maar in de nabijheid van den Meester.
Denkt hij, dat er door „handigheid", door poli
tieke veinzerij misschien nog iets bereikt kan
worden? Als ze weten wie hij is, jagen ze hem
weg, en dan is alles verloren. Het is dus maar
beter, zich voor te doen, alsof hij met het heele
geval niets te maken heeft. Zoo moet Petrus
wel geredeneerd hebben.
Wat den onbekenden jongeling met 't nacht
kleed betreft,hij is moedig, maar hulpeloos.
Wat wil een ongekleede tegen een troep gewa-
penden? Alle verzet zou nutteloos zijn. Dus
bepaalt hij zich tot de vlucht. Het is toch altijd
beter, het lijf te bergen dan het overbodig prijs
te geven! Wat kon hij anders doen? Bovendien,
de anderen, die Jesus het naast stonden, heb
ben ook de vlucht genomen!
Ze zijn gevlucht uit schrik, uit plotselinge
ontzetting, uit onbeheerschbare zenuwachtig
heid. Hun aanwezigheid had immers toch geen
zin meer! Het pleit was te duidelijk beslist! Wat
zou het nog baten, zich te laten hooren? Het
kon alleen de vijandigheid van de tegenstan
ders verergeren!
Tenslotte de opperpriestersNeen, zij be
vuilen hun vingers niet. Hun waardigheid zou
dit niet verdragen. Maar zij leveren Hem over.
Van hen mag geen kwaad gedacht Worden! Zij
hebben het niet gedaan, als het er op aan
komt. De Romeinsche landvoogd is de schuldige.
Hun functie was alleen, ernstig te onderzoeken
of dit niet juist een zaak voor den landvoogd
was. Ja, het was juist een zaak voor den land
voogd! Hiermede beschouwen zij zich als ge-
déchargeerd.
Nu staan de beulen klaar. Het uur van de
duisternis is voorbij en er treedt weer een hel
dere toestand in, een duidelijke tegenstelling.
Aan den eenen kant de beulen. Aan den ande
ren kant Jesus. Als we hier partij moeten kie
zen, is het niet moeilijk. Dan zijn wij allen
eensgezind.
Maar in hetgeen daartusschen ligt, in dat
uur der duisternis, in die wirwar van klein-
menschelijke overwegingen en bedenkingen
God behoede ons voor „het uur der duisternis"
en geve ons de grootmoedigheid van de be-
langelooze trouw!
A. v. D.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek deelt
de volgende cijfers mede betreffende het aan
tal geheel werkloozen, bij alle organen der open
bare arbeidsbemiddeling als werkzoekenden in
geschreven.
Het aantal geheel werkloozen bedroeg in
gemeenten met 100.000 en meer inwoners op het
einde van Februari 1938 156.544, Februari 1937
161.853 en Januari 1938 159.127, in gemeenten
met 50.000100.000 inwoners op het einde van
Februari 1938 50.084, Februari 1937 51.310 en
Januari 1938 51.670, in gemeenten met 20.000 tot
50.000 inwoners op het einde van Februari 1938
54.833, Februari 1937 55.069 en Januari 1938
56.450, in gemeenten met minder dan 20 000 in
woners op het einde van Februari 1938 159.329,
Februari 1937 171.321 en Januari 1938 172.031.
Totaal dus op het einde van Februari 1938
420.790 Februari 1937 439.553 en Januari 1938
439.278!
Evenals einde Januari 1938 het geval was,
kan ook voor het einde van Februari 1938
waargenomen worden, dat het aantal ge
registreerde werkloozen in alle groepen van
gemeenten lager was dan op het einde van
de overeenkomstige maand van 1937. Uit
bovenstaand overzicht blijkt dat er rond
18.800 minder werkloozen waren ingeschre
ven dan op het einde van Februari 1937.
Voorts ziet men, dat er op ultimo Februari
1938 rond 18.500 minder werkloozen waren in
geschreven dan op ultimo Januari 1938. In ver
band daarmede zij opgemerkt, dat ook in vorige
jaren de maand Februari een daling te zien
gaf. In 1937 waren er 26.700, in 1936 10.400 en
in 1935 14.800 minder werkloozen ingeschreven
dan ultimo Januari.
In het infanterie-schietkamp in de leger
plaats Harskamp heeft generaal-majoor W. F.
A. Hackstroh, inspecteur der infanterie, Zater
dagmorgen een monumentale bank met een
gedenkplaat onthuld, geschonken door officie
ren en onder-officieren van de Kon. Weer
macht ter nagedachtenis van wijlen majoor
L. C. van Duuren, die van 30 Juni 1924 tot 26
Maart 1937 commandant van dit schietkamp is
geweest en nu juist een jaar geleden door een
ongeval om het leven is gekomen.
Luit.-kol. J. van Voorthuysen, te Den Haag,
heeft als voorziter der werkcommissie voor de
stichting van dit gedenkteeken bij de opening
bedankt voor de spontane medewerking aan het
initiatief van kapitein J. A. A. Sitsen, com
mandant van het schietkamp.
Generaal-majoor W. F. A. Hackstroh heeft,
als voorzitter der commissie, zijn blijdschap
uitgesproken over den uitnemend geslaagden
arbeid van de werkcommissie. Spr. herdacht
vervolgens wijlen majoor van Duuren.
Kapitein J. A. A. Sitsen, commandant van het
schietkamp, heeft het gedenkteeken namens
het schietkamp onder dankzegging aanvaard.
Zaterdagmiddag is te Leiden het feit her
dacht, dat Willem Bilderdijk in ballingschap
is gegaan 26 Maart 1795 en daaruit is terug
gekeerd op 26 Maart 1806.
Des middags is voor het huis, waar Bilder
dijk o.m. heeft gewoond, namelijk voor het
pand Oude Singel 86, een bijeenkomst gehou
den, waarna in den gevel van dit pand een
bronzen gedenksteen is onthuld.
De voorzitter van het genootschap „Willem
Bilderdijk", de heer August Heyting, letterkun
dige te Den Haag, heeft daarbij een rede uit
gesproken.
Het is zoo zeide spr. o.m. aan den voor-
treffelijken Bilderdijkvorscher Hovy gelukt het
pand te ontdekken, waar de dichter in die vier
jaren te Leiden heeft gewoond.
Eveneens alle eer aan de twee heeren Krantz,
die het perceel wilden verbouwen, maar, zoo-
dra zij hoorden van de geschiedkundige her
inneringen, aan dit huis verbonden, besloten
dit niet te doen.
Met goedvinden van de heeren Krantz is
deze bronzen plaat thans aan den gevel van
het pand aangebracht. De plaat is naar het
ontwerp van bouwkundige Jan de Quack, voor
treffelijk uitgevoerd door het kunst-atelier
Stoexen. Ten slotte deelde spr. mede, dat het
genootschap Willem Bilderdijk besloten heeft
de heeren Krantz en den heer Jan de Quack
te benoemen tot leden van verdienste.
Des avonds werd de herdenking voortgezet
met een Bilderdijk-avond in het Snouck Hur-
gronjehuis aan het Rapenburg.
De heer August Heijbing droeg ter inleiding
een aantal gedichten voor.
Dr. K. H. E. de Jong, privaat-docent aan de
Leidsche universiteit, onder-voorzitter van het
genootschap, sprak vervolgens over „Bilderdijk
in zijn Leidsche tijden".
De heer J. Hovy, penningmeester van het
genootschap, sprak ten slotte over „Bilderdijk's
belevenissen in het huis aan den Ouden Sin
gel".
De minister van Economische Zaken heeft op
verzoek van de Nederlandsche Sierteeltcentrale
besloten het teeltrecht van narcissen voor het
plantjaar 1938—1939 met 5 pet. uit te breiden.
Niet geheel onmogelijk wordt het geacht, dat
ook voor andere bollensoorten het teeltrecht
binnenkort een weinig wordt verruimd.
Van een der hellingen van de Rotterdam
sche Droogdok Maatschappij te Rotterdam is
Zaterdag met goed gevolg te water gelaten het
vooi de Koninklijke Shell in aanbouw zijnde
motortankschip „Clea".
De afmetingen van het schip zijn: lengte
tusschen de loodlijnen 460'0", breedte over bui
tenkant spanten 59'0" en holte 34'0", terwijl
het draagvermogen ongeveer 12100 ton be
draagt. De voortstuwing zal geschieden door
middel van een 8 cylinder 4 tact werkspoor
Dieselmotor met oplading, waardoor een ver
mogen van 3500 P.K. wordt ontwikkeld.
Omtrent het drama in het ziekenhuis te
Garoet wordt nog g-emeld, dat de dader van
den moordaanslag zwakzinnig was, doch als
genezen het hospitaal zou verlaten. De moord
berust op wraakgevoelens. De dader drong de
kamer binnen waar de heer W., na een lichten
beroerte-aanval, werd verpleegd. De heer W. was
een bekend voetballer. De dader, een Soenda-
nees, genaamd Anam, heeft volledig bekend.
Twee patiënten zagen hem uit de kamer ko
men. De dader werd gearresteerd, toen hij weer
rustig lag te slapen. W. was pas enkele weken
met zijn gezin te Garoet gevestigd. Natuurlijk
bracht het treurige voorval in het kleine plaatsje
groote beroering.
Dit geval vestigt wederom de aandacht op de
ongewenschtheid om abnormale patiënten niet
afgesloten van andere zieken te verplegen.
Zaterdagmiddag ongeveer vijf uur is voor de
haven van Lemmer de sleepboot Hoogezand,
welke in dienst is van het syndicaat Noord-
Oostpolder, dat ter plaatse werken uitvoert, ge
zonken. Het scheepje sleepte een grooten bag
gerbak, raakte op een gegeven moment aan den
grond en werd mede als gevolg van den sterken
wind door den baggerbak omgetrokken, waar
door het zonk. De bemanning wist zich tijdig
met een vlet in veiligheid te stellen.
Het gezonken vaartuig levert geen gevaar
of hinder op voor de scheepvaart.
B. en w. van 'sGravenhage hebben de ver
zoeken van C. P. Visser te 'sGravenhage en
T. J. Eskens te Zaandam, om verbetering van
de kiezerslijst 1938/1939, in dien zin, dat daar
van zou worden geschrapt de naam van
V. E. H. J. M. graaf de Marchant et d'Ansem-
bourg, afgewezen.
Wij vernemen van bevoegde zijde, dat de
prijzen voor de met ingang van 23 Maart aan
de veehouderij-centrale te leveren varkens wor
den verlaagd met de volgende bedragen per Kg.
geslacht gewicht: beneden 53 Kg.: 3 cent, 54
66 Kg.: 2 cent, 81—85 Kg. (nogmaals) 4 cent.
De prijzen voor varkens van 6780 Kg. blij
ven ongewijzigd.
Bijzonderheden worden per publicatie bekend
gemaakt.
Zaterdagnacht is op het terrein van de N.V.
Koninklijke Stearine Kaarsenfabriek „Gouda'
een ketel ontploft, welke ontploffing geen slacht
offers heeft geëischt.
Omstreeks half één vloog met 'n hevigen knal
een van de acht ketels, die op een open ruimte
in.de vetzurenafdeeling, rechts van den hoofd
ingang staan, in de lucht. De ketel, die een
middellijn en een hoogte heeft van circa twee
meter, was gevuld met goudron, een distillatie
product. Stukken van den ketel vlogen tot ver
in het rond op het fabrieksterrein, echter zonder
iemand te treffen, hoewel verscheidene arbei
ders in de omgeving werkzaam waren.
Op het oogenblik, dat de ketel uit elkaar
sprong, schoot huizenhoog 'n steekvlam op.
Er ontstond een brandje. Het fabrieksperso-
neel kon het vuur met schuimblusschers en
zand dooven.
Door den geweldigen luchtdruk zijn van
het aangrenzende kantoor- en fabrieksge
bouw van T. P. Viruly en Co. Stcomzeep-
ziederjj „De Hamer", niet minder dan 240
ruiten gesprongen.
Op het terrein van de kaarsenfabriek is
de schade beperkt gebleven tot den ontplof
ten ketel, met inhoud, die een waarde ver
tegenwoordigde van zeshonderd gulden.
De oorzaak van de ontploffing heeft men nog
niet kunnen vaststellen. De politie heeft de
scherven in beslag, genomen voor een nader
onderzoek.
De schade, zoowel bij de kaarsenfabriek als
bij Viruly, wordt door verzekering gedekt.
Een mededeeling nopens uitbreiding van het
personeel voor de grensbewaking en het vreem
delingentoezicht, welke eenige dagen geleden in
verschillende dagbladen voorkwam, heeft, blij
kens het groot aantal ingekomen verzoeken om
plaatsing, bij velen de verwachting gewekt, dat
zou worden overgegaan tot aanstelling van
personeel b;j den belastingdienst.
De minister van financiën brengt evenwel
ter kennis, dat zulks niet het geval is en dat
sollicitaties ter zijde zullen worden gelegd.
In het bericht omtrent de nieuwe garnizoenen
is abusievelijk medegedeeld, dat het 2e bataljon
van het 18e regiment zal worden gevestigd te
Doesburg.
Dit bataljon zal echter Zutfen als garni
zoensplaats krijgen.
In het 22ste hoofdstuk van het boek der Ge
tallen staat de beroemde geschiedenis van
den profeet Balaam, die uitging om het volk
der Joden te vervloeken. Toen hij op weg was,
bleef zijn ezel tot driemaal staan, en de profeet
ranselde er onbarmhartig op los. Toen opende
de Heer den mond van den ezel en deze zeide:
Waarom slaat ge mij; nu reeds voor de derde
maal; ik draag u steeds, heb ik u ooit zoo iets
aangedaan? De profeet moest wel antwoorden:
Neen! Maar toen zag de profeet, wat de ezel
reeds van het begin af gezien had: een engel
met getrokken zwaard stond voor hem. Daar
om wilde de ezel niet verder gaan. De profeet
vervloekte het volk der Joden toen niet meer,
maar zegende hen, na door den engel vermaand
te zijn.
Dit bijbelverhaal wordt wel eens, ik meen
door St. Franciscus van Sales, toegepast op de
verhouding van geest tot lichaam. Inderdaad
wordt het lichaam wel eens geplaagd, terwijl
de fout bij den geest ligt; of liever, het lichaam
wordt niet voldoende verzorgd, en de stoornis
sen, die daaruit voortkomen, worden dan op
zijn rekening geschreven. En dit komt op het
zelfde neer: met het lichaam wordt geen reke
ning gehouden.
Het is nu al weer tientallen jaren geleden,
dat de Engelsche dichter Francis Thompson
daarover zijn prachtig essay: „Gezondheid en
heiligheid" geschreven heeft, dat ook in het
Fransch en Duitsch vertaald is
Hij betoogt daarin, dat de toestand vroeger,
in Middeleeuwen en Renaissance, anders was
dan tegenwoordig; en het is zeer wel mogelijk,
dat hij daarin gelijk had. De menschen waren
n.l. veel krachtiger, zegt hij, en het lichaam
was juist door zijn geweldige vitaliteit een ge
vaar voor de ziel. Inderdaad: door de veel ge
brekkiger hygiëne werden de zwakken al vroeg
uit het leven weggenomen; en wat van evenveel
belang is: de levenswijze en de sport waren er
veel meer op gericht, het lichaam te sterken.
Wat die ouderwetsche menschen konden eten,
maar ook hoe zij konden vasten en wat voor ver
moeienissen zij konden verduren, gaat onze
voorstelling te boven. Vele voorbeelden kan men
hiervan lezen in het beroemde boek van Burch-
hardt: Die Kultur der Renaissance in Italië. En
een betrekkelijke zwakkeling als Erasmus reed
op een ezel van Rome naar Engeland.
Die krachtige lichamen hadden krachtige
lusten en begeerten; maar hoe is het nu? Het
schijnt thans veeleer omgekeerd; en dat is ook
de richting van Thompsons betoog: de heilig
heid in den modernen mensch wordt vaak
meer gehinderd door de zwakheid en de prik
kelbaarheid van het lichaam, dan door zijn
kracht en lusten. En dat dit zeer wel mogelijk
is, wordt door Thompson juist gezegd, steu
nende op sommige getuigenissen van vroegere
asceten. De H. Franciscus van Assisië, die zijn
lichaam niet spaarde, en het dan ook „Broeder
ezel" noemde, moest op het eind van zijn leven
bekennen: „Ik ben te hard geweest voor broe
der ezel". En van den H. Ignatius von Loyola is
een dergelijke uiting bekend. En geeft de H.
Kerk zelve geen steun aan deze opvatting, dcoi;
haar verzachting van de vastenwetten? En ten
laatste ziet gij zelf niet talrijke gevallen van
dezen omniskenbaren samenhang om u heen?
Zouden al die zakenlieden zoo prikkelbaar en
driftig zijn, wanneer zij hun lichaam voldoende
rust gunden?
Zouden al die jongens en meisjes zoo boos of
ook soms zoo onverschillig en apathisch zijn,
wanneer zij niet steeds werden afgejakkerd van
's morgens vroeg tot 's avonds laat met altijd
maar huiswerk? En de huisvrouwen, die nooit
een oogenblik rust hebben, nooit een uurtje
kunnen rusten of nadenken is het wonder,
dat zij steeds onvoldaan, zenuwachtig en mop
perig zijn? Allemaal dingen, die voor de heilig
heid weinig bevorderlijk zijn.
Nu zal men zeggen, dat dit alles weinig in
overeenstemming is met het woord van St.
Paulus, die zegt, dat hij zijn lichaam tot sla
vernij (of dienstbaarheid) brengt; maar als
men even verder nadenkt, zal men moeten in
zien, dat indien het lichaam onze dienaar is,
wij het ook goed moeten behandelen, om wer
kelijk vele en kostbare diensten daarvan te
verkrijgen. Strenge tucht en uitstekende be
handeling: dat is goed voor knechten en dienst
boden, en evengoed voor onze lichamen.
Daardoor komt het lichaam tot inwendige
rust, gepaard met een aangename spanning, die
het de ziel gemakkelijk maakt, haar bevelen
door het lichaam ten uitvoer te zien leggen.
Een gezond en krachtig lichaam is tegen vele
bekoringen veel beter gewapend dan een zwak
en prikkelbaar lichaam: zeker niet tegen alle
maar juist tegen de moderne bekoringen, en dat
zijn slapte, willoosheid, passieve genotzucht, en
het zich laten gaan naar de plaats van den
minsten weerstand; en voor dat krachtig
lichaam is ook de sport zeer goed, maar hoewel
men meent, dat deze tijd de tijd van sport is,
geloof ik integendeel, dat er bijzonder weinig
aan gedaan wordt. Want hoe meer de sport
wedstrijden bijgewoond worden, des te minder
wordt er aan sport gedaan (en hoe meer men
naar de radio luistert, des te minder wordt de
muziek beoefend). De duizenden bezoekers aan
het stadion doen op dien middag niet aan
sport, maar zitten stijf op een bank: een pas
sief genot.
Dat leidt tot een verslapping van den wil, en
de wil is toch juist de motor van het geestelijk
leven: ja zelfs de#zil is de motor van het ver
stand. Als we niet willen, kunnen we ons ver
stand niet gebruiken. De wil, om dit korte leven
zoo vruchtbaar, zoo krachtig, en zoo schoon te
maken als het mogelijk is, doet ons zoeken naar
middelen, om broeder ezel, die al het werk doen
moet, in staat te stellen, al dat werk te verzet
ten.
Wel is het waar, dat men het lichaam op den
proef moet stellen, maar dit dient met voor
zichtigheid te geschieden. Indien wij slechts
acht uur per dag kunnen werken, moeten wij
probeeren om negen uur te werken; maar men
kan hierachter niet tot in het oneindige „en-
zoovoert" zetten. De proef echter dient geno
men te worden, anders zou onze activiteit te
zeer beperkt, of zelfs verminderd worden.
Daarbij heeft ieder zijn eigen tempo. Er zijn
menschen, voor wie het beslist nuttig is, twee
maal daags te slapen, er zijn er die eiken avond
rusten moeten; sommigen kunnen wel veer
tien dagen achtereen doorwerken. Toen Kar
dinaal Newman zijn apologie schreef, werkte
hij, reeds in de zestig zijnde, zes weken aan
één stuk; en ééns schreef hij 22 (twee-en-
twintig) uur achtereen. Maar dit zijn zeldzaam
heden en bijzondere omstandigheden De be
roemde wijsgeer Bergson, wiens oordeel ge
vraagd werd over de surmenage overspan
ning door werk zeide, dat alleen zij slagen,
die zich overspannen. Dat is veel te sterk ge
zegd, en Bergson was een Jood, en dus een
enorme werker. De kern van waarheid is: dat
men de proef moet nemen, om meer te doen,
dan men meent te kunnen doen. De biologische
wet is echter, dat het lichaam zorg en rust
vraagt en hoezeer de aanleg der menschen uit
een loopt: de juiste mate aan zorg en rust, ge
paard met de noodige tucht, is vereischt om
het lichaam te maken, niet tot een weerspan-
nigen en tegenspartelenden, maar tot een blij-
moedigen en steeds bereiden dienaar. Hoe be
ter de dienaar hoe beter het werk. En daarom
ook: de heiligheid wordt niet gemeten naar
de grootte en aantal van bekoringen, die het
lichaam ons bereidt, maar naar de deugd, dus
de daden, die wij doen. De gezondheid, d.i.: het
gaarne gehoorzamend lichaam, is dus bevorder
lijk voor de heiligheid.
Dr. TH. H. SCHLICHTING