De avonturen van een verkeersagent je
%a
Md&mfmd van dm dag
z/lü hAïxyfalnJjrv w fetes/twi „M IJ M HARDTJESM
DE ZEVEN
DONDERDAG 31 MAART 1938
Friesche oorijzers
Het H. Mirakel
Een email van Nico Witteman
SCHILLER-T HE A T ER IN ONS
LAND
m t J?
Lord Winterton
JAPANSCHE PRENTKUNST
TE ARNHEM
Niagara-waterval
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Hoewel niet meer zoo algemeen als eenige
tientallen jaren geleden wordt in vele dee-
len van het voormalige zeer uitgebreide
Priezenrijk, maar speciaal in het tegenwoordige
Friesland, nog tamelijk veel door de vrouwen de
gouden of zilveren kap, het „earizer" gedragen
Het zijn vooral de oudere dames, meest van
boerenafkomst, die nog in vrij grooten getale
zich met dit kostbare hoofdtooisel opsieren.
Voor het ontstaan van dezen eenigszins eigen-
aardigen tooi moeten wij teruggaan tot het rijk
van sage en legende en ons verplaatsen in de
tijden, dat de eerste voorgangers van een hei
ligen Willibrord en een heiligen Bonifacius de
eerste schuchtere pogingen deden om het
Christendom bij de woeste, vrijheidslievende
Friesche stammen in te voeren.
In die lang vervlogen tijden stonden de Ger-
maansche goden overal nog in hoog aanzien.
Bij de Friezen was vooral geliefd de god der
gerechtigheid, genaamd Fosete. Hem was een
bepaalde boom gewijd, waarvan de bladeren ge
nezende kracht hadden.
De in dien tijd regeerende koning soms
wordt wel beweerd de bekende Redbad I had
een beeldscnoone dochter, die om haar lieftal
ligheid en haar minzaamheid door allen hoog-
ïyi werd vereerd.
Men had haar den naam gegeven van Foste-
dina of lieveling van Fosete, maagd der ge
rechtigheid.
Nu geschiedde het op een zekeren dag dat
een harpspeler uit verre zuidelijke landen aan
het hof van den koning verscheen, waar ieder
die hem hoorde diep onder den indruk van zijn
liederen kwam.
Vooral Fostedina, 's konings beminde doch
ter, geraakte ten zeerste onder de bekoring van
zijn kunst.
In tegenstelling met andere barden, die aan
het hof kwamen en die zongen van oorlog
en strijd, van de jacht en van de groote
daden der roemruchte helden van den stam,
verheerlijkte de zuidelijke minstreel den vrede
en vooral de goedertierenheid van den lief
lijken Vader in den hemel. Hij beschreef de
zending van Jezus Christus naar de aarde,
Z(jn werken en lijden en tenslotte zijn dood.
Hij eindigde zijn verhaal met de beschrijving
van de vergiffenis, die Gods Zoon Zijn beulen
schonk.
Maar nu werd zijn gehoor onrustig. Wat zou
die vreemde zanger hun komen vertellen van
mannen, die den vijand spaarden, den Denen
vergiffenis schonken? Wat was dat voor een
verschrikkelijke nieuwe leer?
De edellieden en priesters, die in het paleis
verzameld waren, geraakten in heftigen toorn
en hun wapenen trekkend, wilden zij den bard
te lijf.
Maar nu kwam Fostedina tusschen beide. Zij
snelde op den zanger toe en bedekte hem met
haar lange haren.
De woedende menigte, die haar prooi zag ont
snappen, keerde zich nu tegen haar en slechts
met groote moeite kon de koning een bloedbad
voorkomen door er op te wijzen dat de min
streel zijn gast was.
De uiting van woede had echter een dieperen
grond.
Eenige dagen geleden waren namelijk op de
Friesche kusten eenige ongewapende Denen ge
land, die als Christenen van plan waren de
leer van Christus ook daar in te voeren.
Daar zij nergens onderdak kregen moesten zij
in de bosschen verblijven en de koude nachten
noodzaakten hen een vuur aan te leggen, waar-
bjj zij in hun onwetendheid takken en bladeren
gebruikten van den aan den god Fosete gewy-
den boom.
De Friezen hadden zulks bemerkt en de Denen
gevangen genomen teneinde hen voor de wol
ven en berën te werpen.
Al deze gebeurtenissen hadden Fostedina,
die van den zanger gehoord had van trouw
aan den eenen God en Diens liefde voor
de schepselen, diep geschokt en zij bedacht een
plan óm de Denen, wien zulk een verschrikke
lijk lot wachtte, te bevrijden.
Vergezeld van een dienstmaagd daalde zij
's nachts heimelijk naar den gevangenkelder af
en ontsloot de deuren, aldus den Christenen de
gelegenheid gevende een veilig heenkomen te
zoeken.
Toen het volk, belust op het afgrijselijk
schouwspel, dat in het vooruitzicht was gesteld,
*s morgens bij de gevangenis samenstroomde,
werd het verraad ontdekt en toen men er ach
ter kwam dat de koningsdochter de schuldige
was, moest de raad der priesters samenkomen
om over een strenge straf te beslissen.
Bij het verhoor gaf Fostedina alles toe en be
kende zij dat haar geloof in den eenen waren
God haar tot haar handelwijze had gedrongen
Tevergeefs dreigde de hoogepriester van Wodan
de vervloeking der goden over haar hoofd te
zullen afroepen, zij antwoordde te willen lijden
zooals haar Heer, liever dan Hem te verraden of
te verloochenen.
Woedend riep de priester uit: „Zoo zij het.
evenals uw zoogenaamde meester zult gij de
doornenkroon dragen en morgen van zonsopgang
tot zonsondergang op de markt ter bespotting
door het geheele volk te kijk staan."
Met vasten tred en opgeheven hoofd ging Fos
tedina naar de aangewezen plaats, gekleed in
een lang wit gewaad. De priester drukte haar
de scherpe doornenkroon op het hoofd.
Spoedig druppelde bloed over haar gouden
haar en haar gelaat.
Joelend trok het volk langs haar heen, maar
geduldig zond zij haar gebeden tot den eeni-
gen waren God.
Jaren gingen voorbij en in Friesland deden
zich groote veranderingen voor. De litteekenen
op het voorhoofd van Fostedina hadden de
menschen milder jegens haar gestemd. Duizen
den hadden zich tot het Christendom bekeerd
en overal werden de heidensche offerplaatsen
verwoest en kerken gebouwd.
Een Christenprins uit Zweden had de Frie
sche vorstin liefgekregen en was gekomen om
met haar in het huwelijk te treden.
Op den morgen van den trouwdag begaf
zich een stoet van in het wit gekleede meisjes
naar het paleis. Een van hen droeg een gouden
kap in den vorm van een helm, die moest die
nen om de litteekens op het voorhoofd van
Fostedina te bedekken en aldus trouwde de
maagd der gerechtigheid met de gouden kap op.
De vrouwen der vrije Friezen voelden zich
door het voorbeeld van hun vorstin aange
trokken en zoo zou de gewoonte ontstaan zijn.
dat aanvankelijk b._ bijzondere gelegenheden,
later meer algemeen, de Friesche dames in
het openbaar verschenen met „it earizer op"
Wiersma, aan wiens sagenboek wij een en
ander ontleenden, geeft nog een andere lezing
van den oorsprong van het oorijzer, maar het
hierboven geschetste legendarische verhaal is
het meest gangbare.
K.
Voor den heer Mr. W. Vroom te Amster
dam, die een geschenk aan zijn zoontje
wilde geven bij diens Eerste H. Com
munie, heeft de edelsmid en emailleur Nico
Witteman een fraai email vervaardigd, met;
een voorstelling van het Heilig Sacrament van
Mirakel. De reproductie geeft er een indruk
tn.
Men ziet de bekende geschiedenis op de tra-
ditioneele wijze afgebeeld. Op den achtergrond
van het middeleeuwsche vertrek, met zijn
glas-in-lood-venster, kinderbalkjes, tichelvloer
en open schouw, ligt de zieke te bed. Op den
voorgrond ontdekt de vrouw, dat de heilige
hostie boven de vlammen zweeft.
Witteman heeft de woordelijke gebeurtenis
uitgebeeld in een émall-peint. Dat staat in de
email-technieken de grootste uitvoerigheid toe
en men ziet dan ook, dat de geschiedenis met
vrij sterke naturalistische volkomenheid is be
handeld. Zelfs de schaduwwerkingen zijn ge
trouw weergegeven, in de schort en het muts
je van de vrouw is geen plooitje vergeten. Van
een eenvoudige vlakwerking is geen sprake
meer.
De hoofdkleuren zijn groen, rood en blauw.
De vlammen van het vuur en de hostie zijn
met goud translucide behandeld. Het geheel
vertoont een fraaie harmonie en bewijst, dat
Witteman de oude, weer vernieuwde techniek,
het moeilijke materiaal, dat in den oven zoo
veel risico oplevert, terdege beheerscht.
Het email is gevat in een lijst van metaal
plastiek. Boven aan de lijst prijkt het wapen
van Amsterdam, vastgehouden door twee
leeuwen. In de keizerskroon is een parel gevat.
Een devotievoorwerp van bijzondere waarde,
waarin het mooie kunstambacht zijn bloei be
wijst.
Het Schiller-Theater uit Berlijn, dat volgen
de week een reeks gastvoorstellingen in ons
land zal geven, zal Woensdag 6 April in den
Koninklijken Schouwburg te 's-Gravenhage een
vertooning geven van Der Richter von Zala-
mea, van Calderon, vrij naar het Spaansch
door Wilhelm von Scholz. Heinrich George
speelt de titelrol. Ernst Legal heeft de regie.
i. -
Het Heilig Sacrament
van Mirakel, een email
van Nico "Witteman
Een van de conclusies van het juist in Enge
land verschenen Cadman-rapport, waarin scher
pe kritiek uitgeoefend werd op de burgerlijke
aviatiek, was dat een Parlementair Onder
staatssecretaris benoemd moest worden, die
zich uitsluitend moest wijden aan deze belang
rijke, maar jammerlijk misdeelde afdeeling van
het ministerie van Luchtvaart.
De Regeering heeft niet alleen onmiddellijk
dit advies opgevolgd; zij heeft meer gedaan dan
de Cadman-commissie verlangde. Inplaats van
een Parlementair Onderstaatssecretaris aan te
stellen, heeft zij Graaf Winterton, den kanse
lier van het hertogdom Lancaster, tot lid van
het kabinet en lid van den Luchtraad be
noemd. Zijn taak zal zijn in dezen Raad Vis
count Swinton, den minister voor Luchtvaart,
te vervangen, en in het Lagerhuis alle vragen
betreffende den dienst van het departement te
beantwoorden. Kol. Muirhead, de Ondersecreta
ris voor Luchtvaart, zal voornamelijk de bur
gerlijke luchtvaart behandelen.
Niet alle Engelsche ministers zijn lid van het
kabinet. De kanselier van het Hertogdom
Lancaster is een minister, wiens ambt een
sinecure is, maar wien meestal byzonderp werk
zaamheden opgedragen worden. Doorgaans be
hoort hfj niet tot het kabinet.
Door Lord Winterton te verheffen tot ka
binetsrang, heeft de Eerste Minister een einde
gemaakt aan de zeer ernstige ontevredenheid
over het feit, dat een zoo belangrijk departe
ment als dat van Luchtvaart alleen in het
hoogerhuis door een lid van het kabinet verte
genwoordigd is. Lord Winterton, de zesde graai
van dien naam, behoort tot den Ierschen adel,
en heeft als zoodanig geen zetel in het Hoo
gerhuis, maar is als „commoner" (d. i. eenieder,
die niet in het Hoogerhuis zit) lid van het
Lagerhuis. Sinds de minister van Luchtvaart
zelf zitting heeft in het House of Lords, hebben
ook aanhangers der Regeering zich er over be
klaagd, dat hierdoor zijn departement buiten
de controle der „Commens" staat en die klach
ten werden luider toen ook de opvolger van Mr.
Eden een Peer was, en bovendien veel kritiek
uitgebracht werd op de manier waarop net
departement van Luchtvaart geleid werd.
Lord Wintertons opname in het kabinet is
wellicht ook een bewijs, dat Mr. Chamberlain
begon in te zien dat hij den laatsten tijd wat
al te zeer geneigd is de schouders op te halen
over zekere bezwaren der oppositie tegen een
beleid, dat zij niet geheel in overeenstemming
acht met de democratische beginselen. De
Europeesche moeilijkheden hebben den Eersten
Minister waarschijnlijk tot het inzicht ge
bracht, dat het ongewenscht is de oppositie
noodeloos te ontstemmen, nu met het oog
op den internationalen toestand zoo groot mo
gelijke eensgezindheid gewenscht is. In zoo
verre kan de benoeming een meer dan „lokale"
beteekenis hebben.
Het nieuwe kabinetslid, dat de volgende
maand 55 jaar wordt, en er veel jonger uitziet,
behoort zeker niet tot die politici die snel pro
motie maken. Ofschoon hij reeds 33 jaren in
het Lagerhuis zit, en in 1922 voor het eerst
deel uitmaakte van een Regeering, heeft hij
tot zijn 55ste jaar moeten wachten op een
plaats in het kabinet. Dit is des te verwonder
lijker, daar hij in de lagere regeeringsposten
hard gewerkt heeft, lang voor iemand ooit ge-
UsJ (7910 10 ZIJN HARTVORMIGE CACHETS
Mijn vrouw en ik zaten aan de ontbijt
tafel.
„Ik denk er aan een paar dagen er tus
schen uit te gaan," zei ik, zoo langs m'n neus
weg.
Annie bleef rustig in d'r krant lezen; ik her
nam daarom met stemverheffing: „Je hebt me
zeker niet verstaan, maar ik ben van plan Vrij
dag over acht dagen naar Parijs te gaan."
Nu legde m'n vrouw de krant neer en keek
me vragend aan.
„Ja," ging ik voort, „een paar dagen geleden
ontving ik een brief van Paine met een uit-
noodiging om daar te gaan voetballen."
„Jij?" riep ze verbaasd.
„Ik, en waarom niet?"
„Nu.... och, ik bedoel...." Daarna zweeg ze.
„Woensdag is het veertien dagen geleden, dat
ik een prachtigen goal gemaakt heb," zei ik zoo
gewoon mogelijk.
„Ja, ik was er bij, toen je het deed," zei ze
zacht.
„Ik merk maar al te goed aan je toon, dat je
me niet hoog aanslaat als voetballer," verweet
ik. „Maar bevoegder beoordeelaars dan jij oor-
deelen daar heel anders over," en vol zelfbe
wustzijn tikte ik op den brief, waarin de uit-
noodiging te lezen stond.
„Paine gaat met het Sussex-elftal naar Bel
gië en Frankrijk. En hp heeft er uitstekende
spelers voor uitgekozen, die meegaan, o.a. Bel-
hain, Lipton, Leslie, Oldbuck...."
„En," vroeg Annie ongeloovig, „heeft Paine
jou gevraagd om in dat elftal mee te spelen?"
„Zeker, en hij maakte z'n excuus dat hij dit
al niet eerder gedaan had. Hij vertelde me
gisteren, dat hij z'n mannen bijeen had, maar
dat er één was uitgevallen. Hij had toen direct
aan mij gedacht, om de vacante plaats in te
nemen. Ik zal je voorlezen, wat. hij me van
morgen schrijft."
Ik las: „Je moet ons elftal vergezellen. We
vinden allen, dat je uitstekend op je plaats bij
ons zult zijn. 'tZal niet gemakkelijk wezen,
daar we. eiken dag en nacht moeten spelen.
Maar we rekenen er vast op, dat je van de
partij zult zijn en al je talenten in dienst van
het Sussex-elftal zult stellen. Je moet de plaats
innemen van Vance, die ons verleden jaar heeft
vergezeld. Hij speelde meestal in de voorhoede.
Dit is, geloof ik, ook jouw plaats."
„Hij zal bepaald van m'n goal. gehoord heb
ben, Annie," opperde ik.
„Dat zal hij zeker, want ik kan me geen an
dere reden indenken. Maar," en ik meende een
sarcastisch trekje om de mondhoeken van m'n
vrouw te zien, „ik weet zeker dat je er van ge
nieten zult; je zult musea afloopen, den döme
des Invalides bezoeken, Fontainebleau enz. Je
kunt het als een vacantie-uitstapje beschouwen,
vind ik. Voetbal is per saldo maar een spel.
Maar met dit alles kan ik er toch niet bij, hoe
iemand als jij bij zoo'n elftal kan spelen."
„Nu Annie," zei ik gekrenkt, „hou nu maar
op met mij te beleedigen. Ze hebben me de eer
aangedaan me uit te noödigen, en ze weten wel
wat ze doen; ze kennen m'n'kracht."
„En," vroeg ze weer, „hoe ben je dan van
plan je avonden door te brengen?"
„Ik zal zien naar de opera te gaan of zoo iets.
Een bioscoop is ook wel aardig."
„Nu, ik ken je te goed om niet te weten dat
je geen onnoodig geld zult uitgeven, wat met
die sportvereenigingen anders vaak 't geval is.
De Paine is, naar ik gehoord heb, iemand, die
aardig wat geld kan stukslaan. En Leslie, z'n
boezemvriend, niet minder. Je kent het spreek
woord, Tom: „Zeg me met wie je verkeert
„Kom, kom, Annie," viel ik haar in de rede,
„wees nu niet zoo onaangenaam en stoor je
toch niet aan 't gepraat van de menschen."
„En de jonge Lipton," ging m'n vrouw on
verstoorbaar voort, „mocht wel eens wat solie-
der en kalmer worden, nu hij met die lieve
Rose Parker verloofd is. En die nare Oldbuck,
enfin, daar zal ik maar over zwijgen. Ik ben
wel niet bang, dat je je aan buitensporigheden,
aan drank bijv. zult te buiten gaan, maar
toch
En ze schudde bedenkelijk haar hoofd.
„Verleden jaar," zei ik, „zijn ze ook uit ge
weest. op tournée door België, met de Pinkster
dagen. 't Was toen prachtig weer. Ze hebben
toen magnifiek gespeeld in Antwerpen en zijn
vol geestdrift thuis gekomen over alles wat ze
daar hebben gezien. Je zult het toch wel met
me eens zijn, dat iiin>.
voor buitenspo- j
righeden in café's l
niet vee! tijd over j uitnoodiging
„Ja, ja, dat is E
allemaal goed en E
wel," peinsde m'n
vrouw, „maar.... enfin, ik zal 't je dan
maar vertellen. Toen ik gistermiddag met den
bus naar huis reed. hoorde ik iemand achter
me praten.
„Je kunt er van op aan," zei hij, „dat we een
reuzenpret zullen hebben. Ik ga mee met het
Sussex-elftal naar Parijs. Verleden jaar zijn we
naar Antwerpen geweest. Och, och, wat hebben
we daar een pret gehad. Na 't trainen of spe
len, de eene fuif na de andere! Nu, die Paine
is ook een reuzenkerel voor zoo iets. En pienter
dat hij is! Hij had een vent op den kop weten
te tikken, die maar weinig van voetbal wist, en
zeker lang niet genoeg voor een internationalen
wedstrijd. Maar dat hinderde niet, want voor
't spel werd hfj ook niet meegenomen. Alleen
als invaller of om bij de training mee te spelen.
Nu, dat exemplaar was een nog al jonge, maar
vreeselijk ernstige kerel. Hij deed niets dan
musea bezoeken, archieven en meer van die
vervelende dingen; een enkele maal ging hij
naar de bioscoop. We ondervroegen hem eiken
dag aan tafel bij 't eten en raakten zóó goed
ingelicht. Dat schreven we dan allemaal naar
huis. Dat bespaarde ons allerlei lastige en nete
lige vragen van onze huisgenooten en zoo was
iedereen tevreden. Paine vertelde me dat die
vervelende Vance dit jaar verhinderd was om
mee te gaan. Maar, geen nood, zei Paine, want
hij had nu een anderen, wat ouderen kerel op
den kop kunnen tikken, een nog vervelender en
nog grooteren droogstoppel dan Vance
Met gefronste wenkbrauwen en een hoogrood?
kleur stond ik van de ontbijttafel op en schoof
driftig m'n stoel achteruit.
„Maar dan heeft Paine zich dezen keer toch
geweldig vergist," siste ik nijdig, en een oogen-
blik later lag de brief, waarin ik vol blijdschap
z'n uitnoodiging had aangenomen, onherken
baar, in tal van snippers in de prullenmand.
(Nadruk verboden)
De slotenmaker wist ook al niet waar hij zich bergen zou.
Met zijn mooien sleutel in de hand liep hij de anderen ach
terna. Hij wist geen raad. „Dat heb je er nu van," riep hiji op
zijn beurt, „daar ben ik ook leelijk tegen de lamp geloopen."
De slotenmaker besloot, omdat hij toch niet weg kon, maar
bij de anderen in de cel te gaan. De uil maakte de deur netjes
open, alsof hij de cipier was en niet een mede-gevangene van
de heks. „Gaat maar gauw naar binnen, U moet maar den
ken: gedeelde smart is halve smart."
hoord had van Ml*. Eden of Mr. Hore-Belisha.
Van 1922 tot 1929 is hij, met een korte onder
breking, toen de Labourparty aan het bewind
was, onderstaatssecretaris voor Indië geweest
in de conservatieve regeeringen van Bonar
Law en Baldwin. Daar de staatssecretarissen,
eerst Lord Peel (de in 1937 gestorven voor
zitter der Palestina-Commissie) en daarna
Lord Birkenhead, Peers waren, was Lord Win
terton verantwoordelijk voor de beantwoording
van vragen in het Lagerhuis. Zijn taak was dus,
voor een onderstaatssecretaris, een belangrijke,
en hij vervulde haar voortreffelijk. Bovendien
was hij een zeer bekend en invloedrijk lid der
Conservatieve partij, toch kwam hij niet voor
uit op de ministerieele loopbaan.
In de Nationale Regeering werd hij eerst het
vorig jaar opgenomen, na zes jaren lang „ach
teraf" gehouden tezijn. De reden hiervan is
niet duidelijk, maar zijn vrienden beweren dat
hij een man zonder eerzucht is, die gaarne een
belangrijke taak op zich neemt, maar er niet
naar dingt. Zijn kennis van de problemen van
het Midden-Oosten is zeer groot, en in het Par
lement is hij steeds een warm verdediger van
koning Feisal, wiens zoon, de tegenwoordige
koning Ghazy, de beroemde publicschool te Har
row bezocht, en zijn vacanties meestal bij Graaf
Winterton doorbracht.
Graaf Baldwin was slechts weinig jonger dan
graaf Winterton, toen hij voor het eerst lid
van een kabinet werd. Een paar jaren later was
hij Eerste Minister en leider der Conservatieve
partij. Hij werd pas laat „iets", om daarna
jaren lang „alles" te zijn. Een staatsman van 55
heeft nog een toekomstindien hij eerzuch
tig is, of den smaak van het regeeren te pakkeh
krijgt.
In het Gemeentemuseum te Arnhem wordt
een tentoonstelling gehouden van ouae Japan-
sche prentkunst. Op Zaterdag den 2deh April,
des namiddags te vier uur, zal deze door den
burgemeester van Arnhem, den heer H. P. J.
Bloemers, worden geopend. De heer B. Modder
man, bestuurslid van de Vereeniging voor Ja-
pansche Grafiek en Kleinkunst, zal een toe
lichtende rede uitspreken.
De Niagara-watervallen deelen het lot dar
de geologen allen watervallen voorspellen: zij
moeten in den loop der tijden yerdwijnen,
men voorspelt dit natuurwonder, dat jaarlijks
door duizenden bewonderd wordt een betrekke
lijk „spoedigen" ondergang. In den loop van
ongeveer 30.000 jaar hebben zich de water
vallen ongeveer 10 K.M. naar het Westen ver
plaatst en ieder jaar bewegen zij zich ongeveer
een meter achterwaarts, naar het einde toe. De
voornaamste oorzaak voor het gevaar der Nia
gara-watervallen is de omstandigheid, dat de
rotsen, waarover het water heenbruischt, uit
zeer zacht gesteente bestaan. Ofschoon de St.
Laurens niet zooals de meeste andere rivieren
zand en kiezel met zich voeren, knagen de
sterk afvallende wateren zeer sterk aan hun
bedding. Amerikaansche geleerden zijn van
meening, dat de vallen het geen 1000 jaar meer
uit zullen houden. (Vooreerst .behoeft men
zich nog niet ongerust te maken). Zoodra de
rand van den waterval het Geiteneiland be
reikt zal hebben, moet het einde komen. "Dan
zal de val nog slechts een geringe hoogte heb
ben en zich in een aantal stroomversnellin
gen oplossen, die zich van zelf uitschuren.
Men heeft echter geen rekening gehouden
met de electriciteit. Dank zij de electrische
kracht zullen n.l. de watervallen nog enkele
duizenden jaren langer leven dan hun door
Moeder Natuur eigenlijk toegedacht was. De
electrische centrales, die in de vallen geïnstal
leerd zijn, verminderen de uitschurende kracht
van het water in hooge mate, zoodat de rotsen
het langer uit zullen houden. Bovendien wfl
men een kanalen-systeem ontwerpen, dat de
watermassa's regelmatig over de vallen ver
deelt en het afslijten van het gesteente tot een
minimum herleidt.
De geologen betwijfelen echter, dat de tech
nici gelijk zullen krijgen, daar volgens hun
theorie in de toekomst de groote Noord-Ame-
rikaansche meren niet meer door het Erie-
meer, in den Noordelijken Atlantischen, maar
door het Michigan-meer in den Mississippi en
daarmee in de golf van Mexico afvloeien. Is
deze hypothese juist, dan is in ieder geval het
einde der Niagara-watervallen onvermijdelijk,
eenvoudig wegens gebrek aan water.
4 t r i n/\\TMr JQ op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen T-1 m p* by levenslange geheele ongeschiktheid! tot werken door wma by een ongeval met TJ* OCÏ/\
r\ I 11 iTi 1 w J.% r j ij ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeerihgen JF OUi* verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen F f OU*doodeiyken afloop JT uOU*
by verlies van een hand.
een voet af een oog.
Door
CHRISTIAN
HATJGEN
11
Hiermede nam hy afscheid van den majoor.
ZUn trein ging om 11.15 van 't Paddington-
station en het was nu al over tien. Perring deed
hem uitgeleide tot aan de deur en herhaalde zijn
vermaningen. HU was ernstig bezorgd om zijn
vriend.
Kenton stapte in zyn auto en gaf Burke op
dracht om naar het restaurant Milan te ryden.
Hij begon te twijfelen, of Evelyn wel de afzend
ster was en wilde nu daar onderzoeken, of dan
toch iemand hun gesprek afgeluisterd had.
Waarom eigenlijk ook zou zij zulk een brief ge
stuurd hebben? In ieder geval moest hy zeker
heid zien te krygen.
IX
DE MAN MET DE GOUDEN TANDEN
De kellner, die hem 's avonds tevoren bediend
had, was niet in het restaurant. Hy zou eerst
om één uur komen, luidde het bescheid. Kenton
noteerde zyn naam en adres en reed direct ver
der om hem te bezoekep
„Ja, ik herinner 't me zeer goed," antwoordde
hij op Kenton's inleidende vraag. „Het was gis
teren erg slap in de gereserveerde kamers."
„Weet u ook, of omtrent den tijd, dat wij er
waren, iemand een nevenkamer besteld had?"
De kellner fronste bedenkelijk het voorhoofd,
als was zulks te veel van zijn geheugen gevergd.
Een goudstuk, dat hy op dat oogenblik in
Kenton's hand ontdekte, scheen echter zyn
memorie aanmerkelijk op te frisschen.
„Zeker," zeide hij. „Kort nadat u en de dame
plaats genomen hadden, werd de kamer naast
de uwe betrokken door een heer. HU was alleen."
„Hoe zag hy er uit?"
„HU was een groote, breed-geschouderde man
met een flinken haardos en donkere wenkbrau
wen, ongeveer als u, meneer. Hij bestelde een
halve flésch wyn en vroeg om pen en papier en
zei, dat hij eens rustig wilde Zitten om een brief
te schryven. Maar ik kan het niet gelooven,
want toen hij vertrokken was, bemerkte ik, dat
de pen heelemaal niet gebruikt was. Wel had
hij een vel papier en een envelop meegenomen."
„Hebt u geen byzonder kenteeken aan hem
kunnen ontdekken, een litteeken byvoorbeeld?"
,Neen, een litteeken niet. Hy was slecht ge
schoren en had harde, bitse trekken. Hij zag er
wel uit als iemand, die weet wat hij wil. Maar
één ding viel my wel op en dat zou u misschien
op een spoor kunnen brengen.... zyn tanden.
In 't bovengebit had hy twee gouden tanden,
ongeveer ter groote van een punaise."
„Anders nog iets?"
„Ja, zyn handen, sir. In houding en gebaren
was hij een aristocraat, doch aan zyn handen
was te zien dat hij veel en hard gewerkt moet
hebben. Misschien is hij zeeman geweest of heeft
hij veel gegraven of iets dergelijks."
Kenton keek op zijn horloge en zag, dat hij
nog twintig minuten had, vóór zijn trein ver
trok. Hij spoedde zich naar het station.
De onzekerheid, omtrent den afzender van den
eigenaardigen brief was nu nog kwellender ge
worden. Hij moest weer aan Evelyn denken en
aan haar onverklaarbare houding. Plots schoot
hem de gedachte door het hoofd, dat zij wel
een geheim met zich rond kon dragen en dat
haar familie, of anderen, die er interesse bij
hadden, trachten te verhinderen, dat zij iemand
haar vertrouwen zou schenken of om hulp zou
vragen. Dat zou dan tevens een verklaring zyn
voor de ongewone wyze waarop zij de kennis
making met hem uitgelokt had. Misschien was
zij gedwongen geworden om te vertrekken, nu
haar verhouding tot hem ontdekt was. Of de
man met de gouden tanden was een nieuwe
spion van Mr. X., die hem liever in Londen
hield. Of was het een romantische gril van een
overspannen jong meisje, dat haar vereerder
eens op de proef wilde stellen?
Doch neen Kenton schudde het hoofd
zijn Evelyn deed zooiets niet, enkel om zich
interessant te maken. Er moest iets achter zit
ten, dat hij nog niet vermocht te doorgronden.
Hy besloot haar by de eerstvolgende ontmoeting,
om een openhartige verklaring te vragen. Ken-
ton had zyn huisknecht niet meegenomen en
moest dus by zijn aankomst in Goed zelf voor
zUn bagage zorgen.
Op het perron trad een oude man op hem toe,
met een uniformpet op, waaróp stond „Impe
rial."
„Hotel Sir?" vroeg hy.
Kenton knikte bevestigend, waarop de be
diende zyn koffer overnam en hem den weg naar
hotel Imperial wees.
Het was nog een van de grootste gebouwen
van het stadje, hoewel het in Londen spoedig
verkocht zou geweest zijn, om de afbraak ren
dabel te maken. Het bestond uit twee verdie
pingen. De eerste verdieping was ingericht voor
een winkel in koloniale waren en café, de
tweede voor eetzaal, een kantoortje en enkele
slaapkamers. De kamers waren zoo laag, dat
Kenton niet rechtop kon gaan staan, als hy
zijn hoed op had.
Hij legde beslag op de ruimste kamer en
ging, nadat hij zich wat opgefrischt had, naar
de eetzaal. Tot zijn groote voldoening bleek, dat
de kookkunst in dit landeiyk hotelletje in hooge
eere werd gehouden.
Terwijl hy at, onderhield hy zich met den
waard, die bereidwillig al zyn vragen beant
woordde. De spraakzame man vertelde, dat hij
over zijn zaak tevreden kon zyn. Het restaurant
bracht het meeste op; vreemde gasten kwamen
hier niet veel.
„Maar vanmorgen is er nog een heer uit
Londen gearriveerd", ging hy verder. „Jozef
Granger, heet hij. Hy kwam met een vroege-
ren trein dan u."
Op dit oogenblik werd de deur geopend en
de bewuste heer trad binnen. De waard trok zich
terug in zyn keuken.
Mr. Granger, een hooge breede gestalte, met,
een vollen haardos en grauwe oogen, zette zich
aan een ander venster neer, het gezicht naar
Kenton toegewend, van wien hij overigens geen
potitie scheen te nemen. Ook Kenton toonde
zich totaal onverschillig. Het was nu half acht
en hy bleef rustig zitten wachten tot hy opge
beld zou worden. Toevallig scheen de avondzon
in de kamer en belichtte het gezicht van den
vreemde. Kenton sloeg hem van tijd tot tijd
gade en telkens viel het hem op, dat hij iets zag
glanzen, als de man den mond opende. In het
eerst lette hij er niet op. Plotseling echter schoot
hem een gedachte door het hoofd het signa
lement, dat de kellner gegeven had van den luis
teraar gedurende zyn onderhoud met Evelyn
hij keek scherper toe en zag, dat Mr. Granger
twee gouden tanden in z'n gebit droeg.
Zoo op een afstand, geleken de gouden tan
den veel op punaises, die dicht naast elkander
zaten.
X.
DE ONTMOETING IN HET WOUD.
Kenton had echter niet veel tyd om te over
leggen of hy hier veel aandacht aan moest
schenken, want op hetzelfde oogenblik kwam de
waard binnen en deelde hem mede, dat er ie
mand voor hem aan de telefoon was. Dit deed
hem alles vergeten.
Het was Evelyn.
„Met Dick?" vroeg zy.
„Ja ik ben het", antwoordde Kenton.
Alleen de klank van haar stem was voldoen
de om hem in verrukking te brengen.
„Waar bent u? Kan ik u ergens ontmoeten?"
„Neen", antwoordde Evelyn, „zelfs al zou u
vlug loopen, dan had u minstens toch nog drie
uren noodig, om hier te komen".
„Ik zal een paard nemen, dan ben ik er in
drie kwartier".
Evelyn lachte.
„Dat zou u kunnen doen. Maar ik heb een
ander voorstel."
„Laat hooren".
„Ons huis ligt dicht by het strand en hier be
neden, een half uurtje van ons vandaan, is kort
geleden een nieuw hotel geopend. Kunt u niet
een wagen huren en vanavond nog hierheen ko
men? Misschien ben ik tegen half tien een uur
tje vrij en dan kunnen we elkaar zien".
„Bravo!" riep Kenton. „Ik kom direct. Hoe
heet het hotel?"
„Mr. Nolly's Zomerpension. Bespreek een en
ander maar met den eigenaar van hotel Impe
rial. Zyn vrouw beheert dit pension. Hy zal u
dus graag van dienst willen zijn. Als u nu direct
vertrekt, kunt u om negen uur nog hier zijn."
„Ja, ik kom. Maar waar zie ik u?"
„Luister goed, dan zal ik het uitleggen. De
straatweg slingert vlak voor het pension met een
bocht om een berg. Juist tegenover den berg
loopt een smalle zandweg het bosch in. Wandel
tegen half tien dien weg op tot u op een open
plek komt, met in het midden een dennen
boom. Onder dien boom moet u wachten. Is het
duidelijk?"
„Ik heb het begrepen. Dus tot half tien."
„Ja, tot ziens."
(Wordt vervolgt»