De avonturen van een verkeersagent je %a Md&mfmd van dm dag z/lü hAïxyfalnJjrv w fetes/twi „M IJ M HARDTJESM DE ZEVEN DONDERDAG 31 MAART 1938 Friesche oorijzers Het H. Mirakel Een email van Nico Witteman SCHILLER-T HE A T ER IN ONS LAND m t J? Lord Winterton JAPANSCHE PRENTKUNST TE ARNHEM Niagara-waterval AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Hoewel niet meer zoo algemeen als eenige tientallen jaren geleden wordt in vele dee- len van het voormalige zeer uitgebreide Priezenrijk, maar speciaal in het tegenwoordige Friesland, nog tamelijk veel door de vrouwen de gouden of zilveren kap, het „earizer" gedragen Het zijn vooral de oudere dames, meest van boerenafkomst, die nog in vrij grooten getale zich met dit kostbare hoofdtooisel opsieren. Voor het ontstaan van dezen eenigszins eigen- aardigen tooi moeten wij teruggaan tot het rijk van sage en legende en ons verplaatsen in de tijden, dat de eerste voorgangers van een hei ligen Willibrord en een heiligen Bonifacius de eerste schuchtere pogingen deden om het Christendom bij de woeste, vrijheidslievende Friesche stammen in te voeren. In die lang vervlogen tijden stonden de Ger- maansche goden overal nog in hoog aanzien. Bij de Friezen was vooral geliefd de god der gerechtigheid, genaamd Fosete. Hem was een bepaalde boom gewijd, waarvan de bladeren ge nezende kracht hadden. De in dien tijd regeerende koning soms wordt wel beweerd de bekende Redbad I had een beeldscnoone dochter, die om haar lieftal ligheid en haar minzaamheid door allen hoog- ïyi werd vereerd. Men had haar den naam gegeven van Foste- dina of lieveling van Fosete, maagd der ge rechtigheid. Nu geschiedde het op een zekeren dag dat een harpspeler uit verre zuidelijke landen aan het hof van den koning verscheen, waar ieder die hem hoorde diep onder den indruk van zijn liederen kwam. Vooral Fostedina, 's konings beminde doch ter, geraakte ten zeerste onder de bekoring van zijn kunst. In tegenstelling met andere barden, die aan het hof kwamen en die zongen van oorlog en strijd, van de jacht en van de groote daden der roemruchte helden van den stam, verheerlijkte de zuidelijke minstreel den vrede en vooral de goedertierenheid van den lief lijken Vader in den hemel. Hij beschreef de zending van Jezus Christus naar de aarde, Z(jn werken en lijden en tenslotte zijn dood. Hij eindigde zijn verhaal met de beschrijving van de vergiffenis, die Gods Zoon Zijn beulen schonk. Maar nu werd zijn gehoor onrustig. Wat zou die vreemde zanger hun komen vertellen van mannen, die den vijand spaarden, den Denen vergiffenis schonken? Wat was dat voor een verschrikkelijke nieuwe leer? De edellieden en priesters, die in het paleis verzameld waren, geraakten in heftigen toorn en hun wapenen trekkend, wilden zij den bard te lijf. Maar nu kwam Fostedina tusschen beide. Zij snelde op den zanger toe en bedekte hem met haar lange haren. De woedende menigte, die haar prooi zag ont snappen, keerde zich nu tegen haar en slechts met groote moeite kon de koning een bloedbad voorkomen door er op te wijzen dat de min streel zijn gast was. De uiting van woede had echter een dieperen grond. Eenige dagen geleden waren namelijk op de Friesche kusten eenige ongewapende Denen ge land, die als Christenen van plan waren de leer van Christus ook daar in te voeren. Daar zij nergens onderdak kregen moesten zij in de bosschen verblijven en de koude nachten noodzaakten hen een vuur aan te leggen, waar- bjj zij in hun onwetendheid takken en bladeren gebruikten van den aan den god Fosete gewy- den boom. De Friezen hadden zulks bemerkt en de Denen gevangen genomen teneinde hen voor de wol ven en berën te werpen. Al deze gebeurtenissen hadden Fostedina, die van den zanger gehoord had van trouw aan den eenen God en Diens liefde voor de schepselen, diep geschokt en zij bedacht een plan óm de Denen, wien zulk een verschrikke lijk lot wachtte, te bevrijden. Vergezeld van een dienstmaagd daalde zij 's nachts heimelijk naar den gevangenkelder af en ontsloot de deuren, aldus den Christenen de gelegenheid gevende een veilig heenkomen te zoeken. Toen het volk, belust op het afgrijselijk schouwspel, dat in het vooruitzicht was gesteld, *s morgens bij de gevangenis samenstroomde, werd het verraad ontdekt en toen men er ach ter kwam dat de koningsdochter de schuldige was, moest de raad der priesters samenkomen om over een strenge straf te beslissen. Bij het verhoor gaf Fostedina alles toe en be kende zij dat haar geloof in den eenen waren God haar tot haar handelwijze had gedrongen Tevergeefs dreigde de hoogepriester van Wodan de vervloeking der goden over haar hoofd te zullen afroepen, zij antwoordde te willen lijden zooals haar Heer, liever dan Hem te verraden of te verloochenen. Woedend riep de priester uit: „Zoo zij het. evenals uw zoogenaamde meester zult gij de doornenkroon dragen en morgen van zonsopgang tot zonsondergang op de markt ter bespotting door het geheele volk te kijk staan." Met vasten tred en opgeheven hoofd ging Fos tedina naar de aangewezen plaats, gekleed in een lang wit gewaad. De priester drukte haar de scherpe doornenkroon op het hoofd. Spoedig druppelde bloed over haar gouden haar en haar gelaat. Joelend trok het volk langs haar heen, maar geduldig zond zij haar gebeden tot den eeni- gen waren God. Jaren gingen voorbij en in Friesland deden zich groote veranderingen voor. De litteekenen op het voorhoofd van Fostedina hadden de menschen milder jegens haar gestemd. Duizen den hadden zich tot het Christendom bekeerd en overal werden de heidensche offerplaatsen verwoest en kerken gebouwd. Een Christenprins uit Zweden had de Frie sche vorstin liefgekregen en was gekomen om met haar in het huwelijk te treden. Op den morgen van den trouwdag begaf zich een stoet van in het wit gekleede meisjes naar het paleis. Een van hen droeg een gouden kap in den vorm van een helm, die moest die nen om de litteekens op het voorhoofd van Fostedina te bedekken en aldus trouwde de maagd der gerechtigheid met de gouden kap op. De vrouwen der vrije Friezen voelden zich door het voorbeeld van hun vorstin aange trokken en zoo zou de gewoonte ontstaan zijn. dat aanvankelijk b._ bijzondere gelegenheden, later meer algemeen, de Friesche dames in het openbaar verschenen met „it earizer op" Wiersma, aan wiens sagenboek wij een en ander ontleenden, geeft nog een andere lezing van den oorsprong van het oorijzer, maar het hierboven geschetste legendarische verhaal is het meest gangbare. K. Voor den heer Mr. W. Vroom te Amster dam, die een geschenk aan zijn zoontje wilde geven bij diens Eerste H. Com munie, heeft de edelsmid en emailleur Nico Witteman een fraai email vervaardigd, met; een voorstelling van het Heilig Sacrament van Mirakel. De reproductie geeft er een indruk tn. Men ziet de bekende geschiedenis op de tra- ditioneele wijze afgebeeld. Op den achtergrond van het middeleeuwsche vertrek, met zijn glas-in-lood-venster, kinderbalkjes, tichelvloer en open schouw, ligt de zieke te bed. Op den voorgrond ontdekt de vrouw, dat de heilige hostie boven de vlammen zweeft. Witteman heeft de woordelijke gebeurtenis uitgebeeld in een émall-peint. Dat staat in de email-technieken de grootste uitvoerigheid toe en men ziet dan ook, dat de geschiedenis met vrij sterke naturalistische volkomenheid is be handeld. Zelfs de schaduwwerkingen zijn ge trouw weergegeven, in de schort en het muts je van de vrouw is geen plooitje vergeten. Van een eenvoudige vlakwerking is geen sprake meer. De hoofdkleuren zijn groen, rood en blauw. De vlammen van het vuur en de hostie zijn met goud translucide behandeld. Het geheel vertoont een fraaie harmonie en bewijst, dat Witteman de oude, weer vernieuwde techniek, het moeilijke materiaal, dat in den oven zoo veel risico oplevert, terdege beheerscht. Het email is gevat in een lijst van metaal plastiek. Boven aan de lijst prijkt het wapen van Amsterdam, vastgehouden door twee leeuwen. In de keizerskroon is een parel gevat. Een devotievoorwerp van bijzondere waarde, waarin het mooie kunstambacht zijn bloei be wijst. Het Schiller-Theater uit Berlijn, dat volgen de week een reeks gastvoorstellingen in ons land zal geven, zal Woensdag 6 April in den Koninklijken Schouwburg te 's-Gravenhage een vertooning geven van Der Richter von Zala- mea, van Calderon, vrij naar het Spaansch door Wilhelm von Scholz. Heinrich George speelt de titelrol. Ernst Legal heeft de regie. i. - Het Heilig Sacrament van Mirakel, een email van Nico "Witteman Een van de conclusies van het juist in Enge land verschenen Cadman-rapport, waarin scher pe kritiek uitgeoefend werd op de burgerlijke aviatiek, was dat een Parlementair Onder staatssecretaris benoemd moest worden, die zich uitsluitend moest wijden aan deze belang rijke, maar jammerlijk misdeelde afdeeling van het ministerie van Luchtvaart. De Regeering heeft niet alleen onmiddellijk dit advies opgevolgd; zij heeft meer gedaan dan de Cadman-commissie verlangde. Inplaats van een Parlementair Onderstaatssecretaris aan te stellen, heeft zij Graaf Winterton, den kanse lier van het hertogdom Lancaster, tot lid van het kabinet en lid van den Luchtraad be noemd. Zijn taak zal zijn in dezen Raad Vis count Swinton, den minister voor Luchtvaart, te vervangen, en in het Lagerhuis alle vragen betreffende den dienst van het departement te beantwoorden. Kol. Muirhead, de Ondersecreta ris voor Luchtvaart, zal voornamelijk de bur gerlijke luchtvaart behandelen. Niet alle Engelsche ministers zijn lid van het kabinet. De kanselier van het Hertogdom Lancaster is een minister, wiens ambt een sinecure is, maar wien meestal byzonderp werk zaamheden opgedragen worden. Doorgaans be hoort hfj niet tot het kabinet. Door Lord Winterton te verheffen tot ka binetsrang, heeft de Eerste Minister een einde gemaakt aan de zeer ernstige ontevredenheid over het feit, dat een zoo belangrijk departe ment als dat van Luchtvaart alleen in het hoogerhuis door een lid van het kabinet verte genwoordigd is. Lord Winterton, de zesde graai van dien naam, behoort tot den Ierschen adel, en heeft als zoodanig geen zetel in het Hoo gerhuis, maar is als „commoner" (d. i. eenieder, die niet in het Hoogerhuis zit) lid van het Lagerhuis. Sinds de minister van Luchtvaart zelf zitting heeft in het House of Lords, hebben ook aanhangers der Regeering zich er over be klaagd, dat hierdoor zijn departement buiten de controle der „Commens" staat en die klach ten werden luider toen ook de opvolger van Mr. Eden een Peer was, en bovendien veel kritiek uitgebracht werd op de manier waarop net departement van Luchtvaart geleid werd. Lord Wintertons opname in het kabinet is wellicht ook een bewijs, dat Mr. Chamberlain begon in te zien dat hij den laatsten tijd wat al te zeer geneigd is de schouders op te halen over zekere bezwaren der oppositie tegen een beleid, dat zij niet geheel in overeenstemming acht met de democratische beginselen. De Europeesche moeilijkheden hebben den Eersten Minister waarschijnlijk tot het inzicht ge bracht, dat het ongewenscht is de oppositie noodeloos te ontstemmen, nu met het oog op den internationalen toestand zoo groot mo gelijke eensgezindheid gewenscht is. In zoo verre kan de benoeming een meer dan „lokale" beteekenis hebben. Het nieuwe kabinetslid, dat de volgende maand 55 jaar wordt, en er veel jonger uitziet, behoort zeker niet tot die politici die snel pro motie maken. Ofschoon hij reeds 33 jaren in het Lagerhuis zit, en in 1922 voor het eerst deel uitmaakte van een Regeering, heeft hij tot zijn 55ste jaar moeten wachten op een plaats in het kabinet. Dit is des te verwonder lijker, daar hij in de lagere regeeringsposten hard gewerkt heeft, lang voor iemand ooit ge- UsJ (7910 10 ZIJN HARTVORMIGE CACHETS Mijn vrouw en ik zaten aan de ontbijt tafel. „Ik denk er aan een paar dagen er tus schen uit te gaan," zei ik, zoo langs m'n neus weg. Annie bleef rustig in d'r krant lezen; ik her nam daarom met stemverheffing: „Je hebt me zeker niet verstaan, maar ik ben van plan Vrij dag over acht dagen naar Parijs te gaan." Nu legde m'n vrouw de krant neer en keek me vragend aan. „Ja," ging ik voort, „een paar dagen geleden ontving ik een brief van Paine met een uit- noodiging om daar te gaan voetballen." „Jij?" riep ze verbaasd. „Ik, en waarom niet?" „Nu.... och, ik bedoel...." Daarna zweeg ze. „Woensdag is het veertien dagen geleden, dat ik een prachtigen goal gemaakt heb," zei ik zoo gewoon mogelijk. „Ja, ik was er bij, toen je het deed," zei ze zacht. „Ik merk maar al te goed aan je toon, dat je me niet hoog aanslaat als voetballer," verweet ik. „Maar bevoegder beoordeelaars dan jij oor- deelen daar heel anders over," en vol zelfbe wustzijn tikte ik op den brief, waarin de uit- noodiging te lezen stond. „Paine gaat met het Sussex-elftal naar Bel gië en Frankrijk. En hp heeft er uitstekende spelers voor uitgekozen, die meegaan, o.a. Bel- hain, Lipton, Leslie, Oldbuck...." „En," vroeg Annie ongeloovig, „heeft Paine jou gevraagd om in dat elftal mee te spelen?" „Zeker, en hij maakte z'n excuus dat hij dit al niet eerder gedaan had. Hij vertelde me gisteren, dat hij z'n mannen bijeen had, maar dat er één was uitgevallen. Hij had toen direct aan mij gedacht, om de vacante plaats in te nemen. Ik zal je voorlezen, wat. hij me van morgen schrijft." Ik las: „Je moet ons elftal vergezellen. We vinden allen, dat je uitstekend op je plaats bij ons zult zijn. 'tZal niet gemakkelijk wezen, daar we. eiken dag en nacht moeten spelen. Maar we rekenen er vast op, dat je van de partij zult zijn en al je talenten in dienst van het Sussex-elftal zult stellen. Je moet de plaats innemen van Vance, die ons verleden jaar heeft vergezeld. Hij speelde meestal in de voorhoede. Dit is, geloof ik, ook jouw plaats." „Hij zal bepaald van m'n goal. gehoord heb ben, Annie," opperde ik. „Dat zal hij zeker, want ik kan me geen an dere reden indenken. Maar," en ik meende een sarcastisch trekje om de mondhoeken van m'n vrouw te zien, „ik weet zeker dat je er van ge nieten zult; je zult musea afloopen, den döme des Invalides bezoeken, Fontainebleau enz. Je kunt het als een vacantie-uitstapje beschouwen, vind ik. Voetbal is per saldo maar een spel. Maar met dit alles kan ik er toch niet bij, hoe iemand als jij bij zoo'n elftal kan spelen." „Nu Annie," zei ik gekrenkt, „hou nu maar op met mij te beleedigen. Ze hebben me de eer aangedaan me uit te noödigen, en ze weten wel wat ze doen; ze kennen m'n'kracht." „En," vroeg ze weer, „hoe ben je dan van plan je avonden door te brengen?" „Ik zal zien naar de opera te gaan of zoo iets. Een bioscoop is ook wel aardig." „Nu, ik ken je te goed om niet te weten dat je geen onnoodig geld zult uitgeven, wat met die sportvereenigingen anders vaak 't geval is. De Paine is, naar ik gehoord heb, iemand, die aardig wat geld kan stukslaan. En Leslie, z'n boezemvriend, niet minder. Je kent het spreek woord, Tom: „Zeg me met wie je verkeert „Kom, kom, Annie," viel ik haar in de rede, „wees nu niet zoo onaangenaam en stoor je toch niet aan 't gepraat van de menschen." „En de jonge Lipton," ging m'n vrouw on verstoorbaar voort, „mocht wel eens wat solie- der en kalmer worden, nu hij met die lieve Rose Parker verloofd is. En die nare Oldbuck, enfin, daar zal ik maar over zwijgen. Ik ben wel niet bang, dat je je aan buitensporigheden, aan drank bijv. zult te buiten gaan, maar toch En ze schudde bedenkelijk haar hoofd. „Verleden jaar," zei ik, „zijn ze ook uit ge weest. op tournée door België, met de Pinkster dagen. 't Was toen prachtig weer. Ze hebben toen magnifiek gespeeld in Antwerpen en zijn vol geestdrift thuis gekomen over alles wat ze daar hebben gezien. Je zult het toch wel met me eens zijn, dat iiin>. voor buitenspo- j righeden in café's l niet vee! tijd over j uitnoodiging „Ja, ja, dat is E allemaal goed en E wel," peinsde m'n vrouw, „maar.... enfin, ik zal 't je dan maar vertellen. Toen ik gistermiddag met den bus naar huis reed. hoorde ik iemand achter me praten. „Je kunt er van op aan," zei hij, „dat we een reuzenpret zullen hebben. Ik ga mee met het Sussex-elftal naar Parijs. Verleden jaar zijn we naar Antwerpen geweest. Och, och, wat hebben we daar een pret gehad. Na 't trainen of spe len, de eene fuif na de andere! Nu, die Paine is ook een reuzenkerel voor zoo iets. En pienter dat hij is! Hij had een vent op den kop weten te tikken, die maar weinig van voetbal wist, en zeker lang niet genoeg voor een internationalen wedstrijd. Maar dat hinderde niet, want voor 't spel werd hfj ook niet meegenomen. Alleen als invaller of om bij de training mee te spelen. Nu, dat exemplaar was een nog al jonge, maar vreeselijk ernstige kerel. Hij deed niets dan musea bezoeken, archieven en meer van die vervelende dingen; een enkele maal ging hij naar de bioscoop. We ondervroegen hem eiken dag aan tafel bij 't eten en raakten zóó goed ingelicht. Dat schreven we dan allemaal naar huis. Dat bespaarde ons allerlei lastige en nete lige vragen van onze huisgenooten en zoo was iedereen tevreden. Paine vertelde me dat die vervelende Vance dit jaar verhinderd was om mee te gaan. Maar, geen nood, zei Paine, want hij had nu een anderen, wat ouderen kerel op den kop kunnen tikken, een nog vervelender en nog grooteren droogstoppel dan Vance Met gefronste wenkbrauwen en een hoogrood? kleur stond ik van de ontbijttafel op en schoof driftig m'n stoel achteruit. „Maar dan heeft Paine zich dezen keer toch geweldig vergist," siste ik nijdig, en een oogen- blik later lag de brief, waarin ik vol blijdschap z'n uitnoodiging had aangenomen, onherken baar, in tal van snippers in de prullenmand. (Nadruk verboden) De slotenmaker wist ook al niet waar hij zich bergen zou. Met zijn mooien sleutel in de hand liep hij de anderen ach terna. Hij wist geen raad. „Dat heb je er nu van," riep hiji op zijn beurt, „daar ben ik ook leelijk tegen de lamp geloopen." De slotenmaker besloot, omdat hij toch niet weg kon, maar bij de anderen in de cel te gaan. De uil maakte de deur netjes open, alsof hij de cipier was en niet een mede-gevangene van de heks. „Gaat maar gauw naar binnen, U moet maar den ken: gedeelde smart is halve smart." hoord had van Ml*. Eden of Mr. Hore-Belisha. Van 1922 tot 1929 is hij, met een korte onder breking, toen de Labourparty aan het bewind was, onderstaatssecretaris voor Indië geweest in de conservatieve regeeringen van Bonar Law en Baldwin. Daar de staatssecretarissen, eerst Lord Peel (de in 1937 gestorven voor zitter der Palestina-Commissie) en daarna Lord Birkenhead, Peers waren, was Lord Win terton verantwoordelijk voor de beantwoording van vragen in het Lagerhuis. Zijn taak was dus, voor een onderstaatssecretaris, een belangrijke, en hij vervulde haar voortreffelijk. Bovendien was hij een zeer bekend en invloedrijk lid der Conservatieve partij, toch kwam hij niet voor uit op de ministerieele loopbaan. In de Nationale Regeering werd hij eerst het vorig jaar opgenomen, na zes jaren lang „ach teraf" gehouden tezijn. De reden hiervan is niet duidelijk, maar zijn vrienden beweren dat hij een man zonder eerzucht is, die gaarne een belangrijke taak op zich neemt, maar er niet naar dingt. Zijn kennis van de problemen van het Midden-Oosten is zeer groot, en in het Par lement is hij steeds een warm verdediger van koning Feisal, wiens zoon, de tegenwoordige koning Ghazy, de beroemde publicschool te Har row bezocht, en zijn vacanties meestal bij Graaf Winterton doorbracht. Graaf Baldwin was slechts weinig jonger dan graaf Winterton, toen hij voor het eerst lid van een kabinet werd. Een paar jaren later was hij Eerste Minister en leider der Conservatieve partij. Hij werd pas laat „iets", om daarna jaren lang „alles" te zijn. Een staatsman van 55 heeft nog een toekomstindien hij eerzuch tig is, of den smaak van het regeeren te pakkeh krijgt. In het Gemeentemuseum te Arnhem wordt een tentoonstelling gehouden van ouae Japan- sche prentkunst. Op Zaterdag den 2deh April, des namiddags te vier uur, zal deze door den burgemeester van Arnhem, den heer H. P. J. Bloemers, worden geopend. De heer B. Modder man, bestuurslid van de Vereeniging voor Ja- pansche Grafiek en Kleinkunst, zal een toe lichtende rede uitspreken. De Niagara-watervallen deelen het lot dar de geologen allen watervallen voorspellen: zij moeten in den loop der tijden yerdwijnen, men voorspelt dit natuurwonder, dat jaarlijks door duizenden bewonderd wordt een betrekke lijk „spoedigen" ondergang. In den loop van ongeveer 30.000 jaar hebben zich de water vallen ongeveer 10 K.M. naar het Westen ver plaatst en ieder jaar bewegen zij zich ongeveer een meter achterwaarts, naar het einde toe. De voornaamste oorzaak voor het gevaar der Nia gara-watervallen is de omstandigheid, dat de rotsen, waarover het water heenbruischt, uit zeer zacht gesteente bestaan. Ofschoon de St. Laurens niet zooals de meeste andere rivieren zand en kiezel met zich voeren, knagen de sterk afvallende wateren zeer sterk aan hun bedding. Amerikaansche geleerden zijn van meening, dat de vallen het geen 1000 jaar meer uit zullen houden. (Vooreerst .behoeft men zich nog niet ongerust te maken). Zoodra de rand van den waterval het Geiteneiland be reikt zal hebben, moet het einde komen. "Dan zal de val nog slechts een geringe hoogte heb ben en zich in een aantal stroomversnellin gen oplossen, die zich van zelf uitschuren. Men heeft echter geen rekening gehouden met de electriciteit. Dank zij de electrische kracht zullen n.l. de watervallen nog enkele duizenden jaren langer leven dan hun door Moeder Natuur eigenlijk toegedacht was. De electrische centrales, die in de vallen geïnstal leerd zijn, verminderen de uitschurende kracht van het water in hooge mate, zoodat de rotsen het langer uit zullen houden. Bovendien wfl men een kanalen-systeem ontwerpen, dat de watermassa's regelmatig over de vallen ver deelt en het afslijten van het gesteente tot een minimum herleidt. De geologen betwijfelen echter, dat de tech nici gelijk zullen krijgen, daar volgens hun theorie in de toekomst de groote Noord-Ame- rikaansche meren niet meer door het Erie- meer, in den Noordelijken Atlantischen, maar door het Michigan-meer in den Mississippi en daarmee in de golf van Mexico afvloeien. Is deze hypothese juist, dan is in ieder geval het einde der Niagara-watervallen onvermijdelijk, eenvoudig wegens gebrek aan water. 4 t r i n/\\TMr JQ op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen T-1 m p* by levenslange geheele ongeschiktheid! tot werken door wma by een ongeval met TJ* OCÏ/\ r\ I 11 iTi 1 w J.% r j ij ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeerihgen JF OUi* verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen F f OU*doodeiyken afloop JT uOU* by verlies van een hand. een voet af een oog. Door CHRISTIAN HATJGEN 11 Hiermede nam hy afscheid van den majoor. ZUn trein ging om 11.15 van 't Paddington- station en het was nu al over tien. Perring deed hem uitgeleide tot aan de deur en herhaalde zijn vermaningen. HU was ernstig bezorgd om zijn vriend. Kenton stapte in zyn auto en gaf Burke op dracht om naar het restaurant Milan te ryden. Hij begon te twijfelen, of Evelyn wel de afzend ster was en wilde nu daar onderzoeken, of dan toch iemand hun gesprek afgeluisterd had. Waarom eigenlijk ook zou zij zulk een brief ge stuurd hebben? In ieder geval moest hy zeker heid zien te krygen. IX DE MAN MET DE GOUDEN TANDEN De kellner, die hem 's avonds tevoren bediend had, was niet in het restaurant. Hy zou eerst om één uur komen, luidde het bescheid. Kenton noteerde zyn naam en adres en reed direct ver der om hem te bezoekep „Ja, ik herinner 't me zeer goed," antwoordde hij op Kenton's inleidende vraag. „Het was gis teren erg slap in de gereserveerde kamers." „Weet u ook, of omtrent den tijd, dat wij er waren, iemand een nevenkamer besteld had?" De kellner fronste bedenkelijk het voorhoofd, als was zulks te veel van zijn geheugen gevergd. Een goudstuk, dat hy op dat oogenblik in Kenton's hand ontdekte, scheen echter zyn memorie aanmerkelijk op te frisschen. „Zeker," zeide hij. „Kort nadat u en de dame plaats genomen hadden, werd de kamer naast de uwe betrokken door een heer. HU was alleen." „Hoe zag hy er uit?" „HU was een groote, breed-geschouderde man met een flinken haardos en donkere wenkbrau wen, ongeveer als u, meneer. Hij bestelde een halve flésch wyn en vroeg om pen en papier en zei, dat hij eens rustig wilde Zitten om een brief te schryven. Maar ik kan het niet gelooven, want toen hij vertrokken was, bemerkte ik, dat de pen heelemaal niet gebruikt was. Wel had hij een vel papier en een envelop meegenomen." „Hebt u geen byzonder kenteeken aan hem kunnen ontdekken, een litteeken byvoorbeeld?" ,Neen, een litteeken niet. Hy was slecht ge schoren en had harde, bitse trekken. Hij zag er wel uit als iemand, die weet wat hij wil. Maar één ding viel my wel op en dat zou u misschien op een spoor kunnen brengen.... zyn tanden. In 't bovengebit had hy twee gouden tanden, ongeveer ter groote van een punaise." „Anders nog iets?" „Ja, zyn handen, sir. In houding en gebaren was hij een aristocraat, doch aan zyn handen was te zien dat hij veel en hard gewerkt moet hebben. Misschien is hij zeeman geweest of heeft hij veel gegraven of iets dergelijks." Kenton keek op zijn horloge en zag, dat hij nog twintig minuten had, vóór zijn trein ver trok. Hij spoedde zich naar het station. De onzekerheid, omtrent den afzender van den eigenaardigen brief was nu nog kwellender ge worden. Hij moest weer aan Evelyn denken en aan haar onverklaarbare houding. Plots schoot hem de gedachte door het hoofd, dat zij wel een geheim met zich rond kon dragen en dat haar familie, of anderen, die er interesse bij hadden, trachten te verhinderen, dat zij iemand haar vertrouwen zou schenken of om hulp zou vragen. Dat zou dan tevens een verklaring zyn voor de ongewone wyze waarop zij de kennis making met hem uitgelokt had. Misschien was zij gedwongen geworden om te vertrekken, nu haar verhouding tot hem ontdekt was. Of de man met de gouden tanden was een nieuwe spion van Mr. X., die hem liever in Londen hield. Of was het een romantische gril van een overspannen jong meisje, dat haar vereerder eens op de proef wilde stellen? Doch neen Kenton schudde het hoofd zijn Evelyn deed zooiets niet, enkel om zich interessant te maken. Er moest iets achter zit ten, dat hij nog niet vermocht te doorgronden. Hy besloot haar by de eerstvolgende ontmoeting, om een openhartige verklaring te vragen. Ken- ton had zyn huisknecht niet meegenomen en moest dus by zijn aankomst in Goed zelf voor zUn bagage zorgen. Op het perron trad een oude man op hem toe, met een uniformpet op, waaróp stond „Impe rial." „Hotel Sir?" vroeg hy. Kenton knikte bevestigend, waarop de be diende zyn koffer overnam en hem den weg naar hotel Imperial wees. Het was nog een van de grootste gebouwen van het stadje, hoewel het in Londen spoedig verkocht zou geweest zijn, om de afbraak ren dabel te maken. Het bestond uit twee verdie pingen. De eerste verdieping was ingericht voor een winkel in koloniale waren en café, de tweede voor eetzaal, een kantoortje en enkele slaapkamers. De kamers waren zoo laag, dat Kenton niet rechtop kon gaan staan, als hy zijn hoed op had. Hij legde beslag op de ruimste kamer en ging, nadat hij zich wat opgefrischt had, naar de eetzaal. Tot zijn groote voldoening bleek, dat de kookkunst in dit landeiyk hotelletje in hooge eere werd gehouden. Terwijl hy at, onderhield hy zich met den waard, die bereidwillig al zyn vragen beant woordde. De spraakzame man vertelde, dat hij over zijn zaak tevreden kon zyn. Het restaurant bracht het meeste op; vreemde gasten kwamen hier niet veel. „Maar vanmorgen is er nog een heer uit Londen gearriveerd", ging hy verder. „Jozef Granger, heet hij. Hy kwam met een vroege- ren trein dan u." Op dit oogenblik werd de deur geopend en de bewuste heer trad binnen. De waard trok zich terug in zyn keuken. Mr. Granger, een hooge breede gestalte, met, een vollen haardos en grauwe oogen, zette zich aan een ander venster neer, het gezicht naar Kenton toegewend, van wien hij overigens geen potitie scheen te nemen. Ook Kenton toonde zich totaal onverschillig. Het was nu half acht en hy bleef rustig zitten wachten tot hy opge beld zou worden. Toevallig scheen de avondzon in de kamer en belichtte het gezicht van den vreemde. Kenton sloeg hem van tijd tot tijd gade en telkens viel het hem op, dat hij iets zag glanzen, als de man den mond opende. In het eerst lette hij er niet op. Plotseling echter schoot hem een gedachte door het hoofd het signa lement, dat de kellner gegeven had van den luis teraar gedurende zyn onderhoud met Evelyn hij keek scherper toe en zag, dat Mr. Granger twee gouden tanden in z'n gebit droeg. Zoo op een afstand, geleken de gouden tan den veel op punaises, die dicht naast elkander zaten. X. DE ONTMOETING IN HET WOUD. Kenton had echter niet veel tyd om te over leggen of hy hier veel aandacht aan moest schenken, want op hetzelfde oogenblik kwam de waard binnen en deelde hem mede, dat er ie mand voor hem aan de telefoon was. Dit deed hem alles vergeten. Het was Evelyn. „Met Dick?" vroeg zy. „Ja ik ben het", antwoordde Kenton. Alleen de klank van haar stem was voldoen de om hem in verrukking te brengen. „Waar bent u? Kan ik u ergens ontmoeten?" „Neen", antwoordde Evelyn, „zelfs al zou u vlug loopen, dan had u minstens toch nog drie uren noodig, om hier te komen". „Ik zal een paard nemen, dan ben ik er in drie kwartier". Evelyn lachte. „Dat zou u kunnen doen. Maar ik heb een ander voorstel." „Laat hooren". „Ons huis ligt dicht by het strand en hier be neden, een half uurtje van ons vandaan, is kort geleden een nieuw hotel geopend. Kunt u niet een wagen huren en vanavond nog hierheen ko men? Misschien ben ik tegen half tien een uur tje vrij en dan kunnen we elkaar zien". „Bravo!" riep Kenton. „Ik kom direct. Hoe heet het hotel?" „Mr. Nolly's Zomerpension. Bespreek een en ander maar met den eigenaar van hotel Impe rial. Zyn vrouw beheert dit pension. Hy zal u dus graag van dienst willen zijn. Als u nu direct vertrekt, kunt u om negen uur nog hier zijn." „Ja, ik kom. Maar waar zie ik u?" „Luister goed, dan zal ik het uitleggen. De straatweg slingert vlak voor het pension met een bocht om een berg. Juist tegenover den berg loopt een smalle zandweg het bosch in. Wandel tegen half tien dien weg op tot u op een open plek komt, met in het midden een dennen boom. Onder dien boom moet u wachten. Is het duidelijk?" „Ik heb het begrepen. Dus tot half tien." „Ja, tot ziens." (Wordt vervolgt»

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 10