DE NIEUWE WAPENROK. OOME KO, DE KINDERVRIEND - ZoekV?rsoneT?wbaarFOTOREPORTAGE Plaats dan een „Omroeper voor 80.000 gezinnen FEEST DONDERDAG 7 APRIL 1938 Een wandeling langs sloot en plas imurinnnmniiiimmimmHrTTiinmiiiiiiiiiiriiniiinmniiiiiiiiiimiiiHiiiiriiiiiiirniiiiiiiiimfTTTmTTTTT! DE V.P. D. Een geheimzinnig kunstje De wonderlijke reep papier De tiende voorjaarsbijenmarkt, welke Woensdag op het terrein van het Sportpark te Tilburg werd gehouden, was druk bezocht. Er waren heel wat bijenvolken vertegenwoordigd Tegelen heeft een modernen water toren gekregen, die thans gereed is en in een dringende behoefte voorziet De nieuwe burgemeester van Wageningen, ir. M. J. IJzerman, is Woensdag in zijn functie geïnstalleerd. Op hartelijke wijze werden burgemeester IJzerman en diens echtgenoote in de gemeente ingehaald en begroet De sterken voor de zwakken. Voor de 28ste maal werd Woensdag te Amsterdam de Emmabloemcollecte gehouden Jehudi Menuhin tijdens de repetitie met het Concertgebouw-orkest te Amsterdam onder leiding van prof. dr. Willem Mengelberg voor de eerste uitvoering in Nederland van Schumann's vioolconcert O ome Ko is onze lievelingsoom, onze kameraad, onze vertrouweling. Hij heeft niets van de stijve deftigheid en de zoetsappige lievigheidjes van andere ooms en tantes, 't Is in één woord een reuze vent, in figuurlijken zin dan, want groot is hij niet; wel dik, zoo gezellig rona en dik als een biertonnetje. Toch loopt hij altijd vlug, zelfs 'n beetje huppelend en hij lacht zoo aanstekelijk, dat je wel mee doet, of je wil of niet. Na elke lachbui zegt hij tróuw: „Ik ben nu eenmaal zoo, zonder vroolijkheid geen gezondheid; je moet.;.." Ja, vroeger zei hij er nog bij: „je moet kind zijn met de kinderen," maar dat voegt hij er nu niet meer bij. Waarom niet? Dat zal ik jullie vertellen. Oome Ko dan kwam op een goeden dag bij ons, wat je zoo noemt, binnenvallen. Hij was jarenlang in Amerika geweest en zon der vooruit te schrijven of te telegrafeeren, in het vaderland teruggekeerd. Vader en moeder zetten groote oogen op, toen zij hem zagen, maar Oome Ko zei: „Ik ben nu eenmaal zoo.'' Hij tilde ons allemaal op. gaf ons op iedere wang een klinkenden zoen en daarmee was de vriendschap geslo ten. Van dien dag was het: Oome Ko hier en Oome Ko daar. Al gauw verloren wij den afstand uit het oog en riepen: „Kootje". „Kootje ga je mee wandelen? Kootje krijg ik een ijswafel van je? Kootje ga je mee verstoppertje spelen?" Verstoppertje was namelijk ons lieve lingsspel, maar het was voor dien dikken Oome Ko altijd een heele toer om een schuilhoek te vinden, want hij puilde over al uit- „Sloof je toch niet zoo uit 7oor de kin deren," zei Pa, „je bederft ze totaal en je krijgt niets dan last van ze." ,Ik ben nu eenmaal zoo,'' zei Oome Ko. „je moet kind zijn met de kinderen." De goede man had geen rust meer. Wilde hij na het eten even een dutje doen, dan zoemden wij alle zes als bijen om hem heen, de eene trok hem aan zijn ooren, de andere aan zijn neus. Geen vijf minuten kon hij de krant lezen, of wij haalden hem de bla den uit de handen en verstopten ze. Van verstoppen gesproken, zoo gebeurde Lichting 1938 krijgt de wapenrok aan. Een diepe kniebuiging moet „den proef op de som" demonstreeren of de broeken passen. Als zij dien proef doorstaan, zijn ze goed Een scène tusschen Romeo en Julia in Shakespeare's gelijknamige stuk, waar van bij de Amsterdamsche Studenten Tooneelvereeniging ter gelegenheid van haar 10de lustrum een opvoering gaat wat we daar zagen het dan op een keer, dat wij weer aan 't verstoppertje spelen waren. Natuurlijk wa ren wij gewend, om altijd het eerst Oome Ko te vinden, maar dezen keer, geen sprake van. Wij zochten en zochten, tot we opeens een verschrikkelijk gerinkel en gekraak hoorden. Vader kwam op dat geraas ook aanhollen en zoo stormden wij met z'n allen de kamer in, waaruit het geluid ge komen was. Wat we daar zagen, zal ik nooit vergetenOome Ko zat dubbel gevouwen en bedolven onder een hoop jurken in onze kleerkast. De heele kast was door midden gebroken en de vazen, die er als versiering opstonden, lagen aan diggelen op den grond. „Jij weet van gekheid niet meer, wat je doen zal," bromde Pa. „Eerst verwen je mijn kinderen en nu ga den boel nog af breken ook." „Ik ben nu eenmaal zoo," zei Oome Ko uit de kast. „Ja, je moet kind zijn met de kinderen," zei Pa, „nou, je ziet, wat er van komt." Daarop barstten wij in lachen uit. „Help me nou maar liever uit dien boel," lachte Oom, „en de kast zal ik wel laten maken, zoo'n paar bloempotten, om er op te zetten, heb ik ook nog wel." Oom werd door ons allen uit de kast ge- ten, want Kees wilde voor zijn nieuwe, groo te aquarium, dat hij met zijn verjaardag gekregen had, stekelbaarsjes hebben. Zijn bedoeling was, een paar driestekelige ste kelbaarsjes te vangen en te probeeren hen tot nestbouw te brengen. Of eigenlijk „hem", want Kees wist heel góed, dat 't mannetje en niet het wijfje een nestje maakt. Hij had zijn aquarium al van wa terplanten voorzien, tamelijk dicht be groeid en nu - was het maar de vraag of eikaars de knop (Fig. 3) werd opgevischt. Henk raadde Kees echter aan, deze plant in het oog te houden, omdat zij zoo groot wordt. Het was namelijk een knop van krabbe scheer, een plant met lange, puntige, in een rozet staande bladeren. De randen van deze bladeren zijn stekelig. Bij de jonge plant waren de stekels nog niet zoo hard, maar toch te voelen. „Maar", Henk moest toch ook iets goeds van de plant zeggen, „de bloemen zijn heel aardig, ze steken een eindje boven het water uit. De naam krabbescheer of krabbeschaar is te danken aan de schutblaadjes, die aan de bloemstelen bevestigd zijn en op de scha ren van een krab gelijken." Het plekje scheen niet heel rijk aan die ren te zijn. Na een half uur zoeken werd nog een salamander gevonden en bij den anderen gedaan. De tijd, die ondanks de vacantie nooit stilstaat, Toos wilde zeg gen: juist in de vacantie nooit stilstaat, maakte ook ditmaal aan het gezellige uit- iiitiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiii 't Was op 't feest van Trijn, 't konijn, 't moet gezegd zijn, reuze fijn! Het diner van roode kolen, was bizonder goed geslaagd. Er was sla en peen en alles, wat 'n konijnenmaag behaagt, 't Konijnenkoor zong do mi re Leve Trijn 't konijn,' hoezee. Het orkest van hazenleden kwam tenslotte aan de beurt, de trompetters bliezen prachtig, daarna werd de taart gekeurd. Elk kreeg daarbij nog een nap vol met lekker koolraapsap Toen werd er nog wat gezongen wat gedanst en wat gespeeld, en de allerlaatste restjes van de tafel rondgedeeld. Trijntje dankte aangedaan. En iedereen is weggegaan. PIET BROOS trokken, wij namen hem meteen in het kringetje en begonnen te zingen: „Lang zal Oome Kootje levenin de gloria!" De goede man lachte maar weer: „Ik ben nu eenmaal zoo, zonder vroolijk heid geen gezondheid Zooals ik al zei, het kind zijn met de kin deren heeft hij er na dien dag niet meer bijgevoegd, want dat. was hem niet best bekomen. CEDA „Zoo'n Paaschvacantie is toch maar een goede uitvinding!" Met dien uitroep kwam Mientje van Voorden de kamer binnenge stormd. Ze had een mooi Paaschrapport en kon dus met 'n gerust hart op haar lau weren gaan rusten. Ook de andere clubge- nooten waren er zonder kleerscheuren af gekomen en het gevolg was geweest, dat voor den eerstvolgenden mooien dag een wandeltocht langs de slooten op het pro gramma stond, die klonk als een klok. Nu was die mooie dag aangebroken en om half twee stond de club, bestaande uit Henk, Kees, Rob, Toos en Evelien en Mientje klaar om te vertrekken. Toos was eigen lijk geen lid meer, maar toen zij bedankte, omdat zij het te druk kreeg met haar school, Cei-an de w/aaerktver Ade.r*> achep 4. vonden de anderen dat zoo jammer, dat zij haar vroegen, ais zij weer tijd had, toch mee te gaan. Nu Toos vond dat maar wat ge zellig en daarom vinden wij haar ook nu bij de club. Als vanouds ging het troepje op weg on der de tonen van de mondharmonika van Kees. Rob droeg een paar groote 'jampot hij zoo gelukkig was, de vischjes te be machtigen. Tienstekelige wist hij vast wel te krijgen, maar driestekelige waren zeld zamer. Voor alle zekerheid had hij een tweeden bak in orde gemaakt, voor het ge val, dat hij het geluk mocht hebben, de beide soorten te vinden. Natuurlijk had hij ook een goed schepnet meegenomen. Maar aangezien hij met zijn mondharmo nika het gezelschap moest opvroolijken, had Evelien zich over het schepnet ont fermd. Spoedig waren de slooten bereikt, waar, volgens ervaring, het moest wemelen van de stekelbaarzen. De eerste haal met het net viel echter tegen: wel spartelden een paar dieren in het water, toen het net in den jampot was uitgespoeld, maar het waren waterkevers (Fig. 1). „Gooi die maar weer in 't water terug" raadde Henk. „Dat zijn kwade rakkers, die zich niet ontzien alle andere aquariumdieren aan te vallen en dood te bijten." Kees wilde toch probeeren een paar kevers te houden. Een volgende schep met het net had meer succes: een stekelbaarsje spartelde in de modder, die meegeschept was. In *n jampotje, waar schoon water in was ge daan, kon het diertje beter bekeken wor den en bleek een tiendoornig stekeltje te zijn. (fig. 2). Even later werd er weer een opgehaald en vervolgens nog een. Bij drie bleef het. Wel werd nog een kleine water salamander gevangen (Fig. 3). Ondanks het feit, dat Kees zijn aquarium vol wa terplanten had, kon hij de verleiding niet weerstaan een paar planten mee te ne men. Waterpest wilde hij in elk geval hebben, dat groeide zoo gemakkelijk en beviel den visschen altijd goed. Een paar stukjes werden bij de stekeltjes ingedaan (Fig. 2). Ook een merkwaardige, drijven een eenvoudigen zwarten draad, zonder de zen echter te knoopen. Dit pakje bloemen verberg je nu bijvoorbeeld onder den rand van je vest, terwijl je de beide uiteinden van den draad in de broekzakken steekt. Heb je een zwarte broek aan, dan is er zelfs op korten afstand van den draad niets te zien. Nadat je nu de gewone strook papier, waaraan niets te zien is, door de aanwezige nieuwsgierigen secuur hebt laten onderzoe ken, neem je in iedere hand een der uit einden van de strook en houdt ze tamelijk dicht voor je lichaam op de hoogte onge veer der broekzakken. Tegelijkertijd, natuurlijk ongemerkt, pak je met iedere hand een der uiteinden van den zwarten draad beet en houdt dezen te gelijk met de papieren strook in de hand. Trek je nu de papierstrook met een klein rukje in tweeën, dan worden de bloemetjes tegelijkertijd door den draad uit hun schuilhoek weggeslingerd en komen op den vloer terecht, waar ze een heel kleurig sta peltje vormen, want nu ze niet meer door den draad tot een bundeltje bijeen gehou den worden, spreiden de blaadjes zich na tuurlijk onder het vallen. Je snapt, dat een en ander betrekkelijk vlug in zijn werk moet gaan, zoodat de bloemen onder je vest vandaan komen en het dus precies lijkt of je woorden, dat ze uit de papierstrook komen, zuiver waar zijn. Om er tevoren van verzekerd te zijn, dat de papierstrook in 't midden doorscheurt, maak je er op deze plaats te voren 'n klein scheurtje in. Je neemt een strook papier van ongeveer 80 centimeter lengte en met een breedte van 1 a 2 c.M. Van te voren laat je dezè door de toeschouwers nauwkeurig onder zoeken. Dan neem je de strook aan de beide- uiteinden vast en trekt haar middendoor, waarop een massa bloemen uit den ver scheurden papierreep te voorschijn komt. De toeschouwers willen natuurlijk alle maal tegelijk de twee stukken van den reep papier onderzoeken, en dat wordt hun zon der eenig bezwaar toegestaan. Hoe speel je dat goocheltoertje echter klaar? Je neemt een vijf-en-twintig of dertig papieren bloemetjes, die je in iederen win kel van goochelartikelen heel goedkoop kunt krijgen. Deze vouw je tot een bun deltje samen en doet dan om het midden VJ a* e. v s a. IA. aiixAe. i- Knop van yp-, k>a.b!>fcscke*r stapje een einde en vrij voldaan werd de thuisreis aanvaard. A. L.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 4