De Kerk in Zuid-Afrika z De avonturen vaneen verkeersagent je vM&aal vonden dag Pioniers in de Kaap kolonie ALLE ABONNF.'S p ver* OE ZEVEN DINSDAG 12 APRIL 1938 ™-' I Het telefoon- nen hè? 't Is net geSpfek Gewijde muziek op gramofoonplaten Het wasschen van wollen dekens AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UURNA Om het feit te herdenken, dat er deze maand honderd jaar zijn verloopen sedert de Ka tholieke Kerk vasten voet heeft gekregen in Zuid-Afrika, door de benoeming en aankomst te Kaapstad van Mgr. P. R. Griffith OP. als eerste Apostolische Vikaris van dat land, werd er in Januari een nationaal Eucharistisch Congres te Kaapstad gehouden. Bij die gelegenheid hebben verschillende sprekers de vroegste geschiedenis van de katholieke missies in Kaapstad, Natal en Transvaal voor de vergaderde congressisten uit eengezet. Een kort uittreksel van deze toespraken, in zoover zij ook van belang zijn voor Nederiand- sche Katholieken, moge hier volgen. Wij zullen ons daarom tot de vroegste geschiedenis van het Katholieke Geloof in Kaapland bepalen. Voor zoover bekend heeft de Portugeesche zee vaarder Diego Cam twee jaar vóór de aankomst van Bartholomeu Diaz, aan Afrika's Westkust, ongeveer 100 K.M. noordelijk van Walvis Bay, een steenen zuil opgericht, door 'n kruis be kroond, toen hij daar in 1484 voet aan wal zette. Deze plaats die nog den naam draagt van „Cape Cross", is vermoedelijk de plek waar voor den eersten keer in Zuid-Afrika het H. Misoffer werd opgedragen, daar Cam zeer waarschijnlijk een of meer priesters bij zich had. Bartholomeu Diaz, die in 1486 naar Zuid- Afrika kwam, richtte eveneens een marmeren kruis op te Ingra Pequena, de plaats waar nu Luderitz-Bucht ligt en later te Algoa-Bay het tegenwoordige Port Elizabeth. Ook op deze plaatsen zal in dat jaar vermoedelijk de H. Mis gelezen zijn. Ruim 160 jaar later, in 1647, was Algoa-Bay het tooneel van een zware scheepsramp, zooals er in die tijden zoo vele aan de Afrikaansche Zuidkust voorkwamen. Onder de overlevenden van deze schipbreuk moesten zich ook eenige zusters bevonden hebben, die met andere vrou wen wegens ziekte haar reis niet konden voort zetten. Na veel wederwaardigheden trachtten eenigen over land de Portugeesche bezittingen aan de Oostkust te bereiken, doch velen zijn onderweg bezweken. Dit is het eerste bericht over zusters in Zuid-Afrika. Meer dan 200 jaar later, in 1849, kwamen de eerste zusters zich in Afrika vestigen en ^el in de onmiddellijke na bijheid van de Great Pish River, n.l. te Grahamstown in de Oostelijke Kaapprovincie, waar zich het drama van 1647 had afgespeeld. Dit is alles wat er aan feiten op het Katholiek geloof betrekking hebbend, uit de vroegste ge schiedenis van Zuid-Afrika bekend is. In het jaar 1652 werd Jan van Riebeek door de Nederl. Oost-Indische Compagnie uitgezon den om de kolonie aan de Kaap te stichten. En nu worden de berichten over Katholieke geeste lijken die de Kaap aandeden, veelvuldiger. Af en toe deden ook Fransche schepen deze haven aan en in 1660 bracht het schip „Le Maréchal" zijn derde bezoek aan Tafel Baai. Terwijl het voor anker lag, werd het tijdens een zwaren storm naar de kust gedreven en totaal vernietigd. Van belang is 't voor ons, dat onder de passagiers zich bevonden Mgr. Estienne, bisschop van Madagas car, vier priesters en een broeder-dokter. Waar schijnlijk werd de H. Mis niet in 't openbaar en misschien wel heelemaal niet opgedragen. Want in een brief van J. v. Riebeek aan zijn overheid in Nederland wordt gezegd, dat het „om goede redenen dienstig geacht werd hen (de geredde Franschen) aan te zeggen om toch vooral nergens openbare bijeenkomsten te hou den voor Roomschen eeredienst door middel van hun priesters en nog minder om iemand van ons volk daarheen te lokken.... en den burgers te bevelen op straffe van zware boete, zulks niet toe te laten in hun huizen en schuren of op hun erf." Dat er ondanks de waakzaamheid der Hollan ders toch al langzamerhand verschillende Ka tholieken aan de Kaap woonden, blijkt uit een passage voorkomend in het Journaal, op 22 Sept. 1685, waar we lezen:„hedenavond hebben de raadsleden, na de gebruikelijke gebeden besloten, dat geen dienstpersoneel tot den Roomschen godsdienst behoorend, aan de burgers zal worden, toegestaan, daar zulks in strijd is met de voor schriften van den Edelachtb. van Rheede" En in 't begin van 't volgende jaar vernemen we uit brieven van den Nederl. Hervormden pre dikant te Kaapstad, dat hij in zijn bediening gehinderd wordt door Lutheranen en Roomsch- Katholleken. Hoe bang onze Kaapsche landgenooten voor de Jezuïeten waren, moge blijken uit het volgen de geval. In 1707 waren vijf Fransche Jezuïeten te Batavia gearresteerd wegens een clandestien bezoek aan Java. Ze werden naar Holland ge deporteerd via de Kaap en de autoriteiten al daar ontvingen de opdracht „te zorgen dat deze scherp geslepen messen geen kans krijgen om schade te doen aan de gemeenschap van de Kaapkolonie, maar veilig aan boord worden ge houden en te gelegener tijd met de schepen zullen worden doorgezonden." Behalve eenige gedwongen bezoeken van Ka tholieke priesters tengevolge van schipbreuk vinden we nog vermeld dat in 1739 een Fransche Jezuïet Père Loppin, missionaris in China, eenige dagen aan de Kaap doorbracht en als leek ver momd met twee andere priesters zijn intrek had genomen bij een Fransch uitgewekene. „Deze wist niet," zoo verhaalt Père Loppin in zijn brief, „dat wij zoo vroeg in den morgen in zijn huis de H. Mis lazen en het was een groote troost voor ons om gedurende de Goede Week het H. Misoffer te kunnen opdragen." De Fransche Revolutie van 1789 bracht groote veranderingen in Holland. Toen in 1795 een re- publikeinsch leger Holland was binnengerukt, vluchtte de Stadhouder naar Engeland en de Bataafsche Republiek werd gevestigd onder Fransch regiem. De Prins van Oranje verzocht de Engelsche Regeering de buitenlandsche bezit tingen van Holland in bewaring te nemen tot betere dagen zouden aanbreken. De Engelschen bezetten de Kaap en dwongen de bewoners zich over te geven op de eervolle voorwaarden, dat de burgerlijke en godsdienstige redhten van de kolonisten zouden geëerbiedigd worden. De Kaap bleef zoo onder Engelsch bestuur tot 1803, toen ze in overeenstemming met het Ver drag van Amiens werd teruggegeven aan de Bataafsche Republiek, daar de oude Oost- Indische Compagnie in 1793 ontbonden was. Gouverneur Janssens en Commissaris de Mist werden toen naar de Kaap uitgezonden om er een nieuwen geest van verdraagzaamheid in te voeren. In 't begin van 1804 schreef de Gouverneur naar Amsterdam, „dat een priester en een ka pelaan onmiddellijk zouden worden uitgezonden voor het leger en dat zij van alles zouden worden voorzien om een kerk en een altaar op te richten voor de behoorlijke uitoefening van den eere dienst." Het gevolg van dit schrijven was, dat in 1805 drie priesters te Kaapstad aankwamen, waar zij vriendelijk ontvangen werden. Twee van hen waren uitgezonden op kosten van de regee ring, maar de derde werd onderhouden door de Congregatie der Propaganda. Hier past een dankbaar woord aan de nagedachtenis van den Hoogeerw. heer Nicolaas Pas, Aartspriester van Salland en Drente, voor de vele verdiensten die hij zich ten opzichte der jonge missie in Zuid- Afrika verworven heeft. Hij was het die met de regeering der Bataafsche Republiek onderhan delde en hij toonde in vele opzichten zijn groo- ten ijver voor het geestelijk en tijdelijk welzijn van zijn geloofsgenooten in het verre Zuiden. Jammer genoeg duurde deze buitengewoon gunstige wending echter maar heel kort, want in 1806, dus reeds het jaar daarop, werd de Kaap ten tweeden male door de Engelschen ge nomen. Artikel 8 van de voorwaarden der over gave luidde: „Openbare eeredienst, zooals deze op 't oogenblik beoefend wordt, zal eveneens zonder verandering worden gehandhaafd." Maar al heel spoedig liet de overwinnaar, de onver draagzame Generaal Majoor Baird, door zijn secretaris het volgende briefje aan de drie Ka tholieke priesters schrijven: „Mijne Heeren, Z. Excellentie, de Generaal Majoor Opperbevelheb ber heeft me opgedragen u in kennis te stellen, dat u zich gereed moet houden om onverwijld naar Europa terug te keeren." Hiermede was voorloopig weer alle hoop op een definitieve vestiging der Katholieke Kerk in Kaapland en geheel Zuid-Afrika vervlogen en keerden die oude toestanden terug. Dicht bij de tegenwoordige Katholieke kerk aan Rouwkoop Road in de Kaapsche voorstad Rondebosch, staat nog het oude huis, waar, vóórdat er een Katholiek bedehuis in Kaapstad en omgeving bestond, voortaan de H. Mis gelezen werd telkens wanneer de aanwezigheid van een priester dit mogelijk maakte. Zooals vroeger kwamen ook nu weer bij gelegenheden Katho lieke priesters te Kaapstad aan, gewoonlijk mis sionarissen op reis naar Indië (Goa)China, Ma dagascar of Mauritius en wanneer dat gebeurde was „Liesbeek Cottage", de woning van Luit.- Kolonel Bird, de plaats waar die priesters altijd welkome gasten waren. Dan zond men bericht aan de Katholieken van het district, dat er een priester was aangekomen en dat op een bepaal den dag de H. Mis zou worden opgedragen en de H. Sacramenten toegediend. Toch moest dit alles nog geheel in 't verborgen geschieden, want de dagen der emanicipatie der Katholieken lagen nog in 't verschiet. Doch langzamerhand begonnen toch ook de Engelsche bestuurslieden gevoel te krijgen voor Twee kostbare stukken uit de Staatsmusea te Berlijn: een slangvormige armband, bourgondisch werk uit de 4e eeuw, en een sierschild van 'n hooggeplaatste, bewerkt met filigrain en halve edelsteenen, een werkstuk van de beschaving der Alemannen uit de zevende eeuw de geestelijke behoeften van hun onderhoorigen. In Juni 1817 gaf Lord Charles Somerset, Gou verneur van de Kaap, in antwoord op een des betreffende vraag van Downing Street, als zijn opinie te kennen „dat vestiging van een R.K. geestelijke aan de Kaap de Goede Hoop zeer aangenaam zou zijn aan dat deel der gemeen schap dat den R.K. Godsdienst belijdt en daar op het oogenblik geen geestelijke van hun be lijdenis zich in de Kolonie bevindt, zal Lord Bathurst gaarne bereid zijn om aan ieder R.K. geestelijke, die als geschikt voor deze taak wordt aanbevolen, te veroorloven zich aan de Kaap te Goede Hoop te vestigen." Langdurige onderhandelingen werden op touw gezet en Rome benoemde een Engelschen Bene dictijn als eersten Apostolischen Vikaris van de Kaap. Voordat evenwel Mgr. Bede Slater O.S.B. Europa verlaten had, gaf de Engelsche regeering te kennen, dat zij niet kon toestaan, dat een Bisschop zich te Kaapstad zou vestigen en bij gevolg moesten de brieven der benoeming ge wijzigd worden en werd de nieuwe bisschop tot Apostolisch Vikaris benoemd van Mauritius, Kaap de Goede Hoop en de „omliggende eilan den," n.l. Madagascar, Australië en Nieuw Zee land! De eerste medehelpers van Mgr. Slater waren de pioniers van Australië, de Eerw. heeren Conolly en Therry, alsmede Patrick Hurst Scully. Zij landden te Kaapstad op 1 Jan. 1820. Laatst genoemde echter keerde spoedig tengevolge van zware moeilijkheden naar Europa terug. De ka tholieke Hollanders echter te Kaapstad waren blijkbaar nog niet voldoende geholpen en zoo kreeg een zekere Dr. van Horstok, die voor zaken naar Europa ging, van zijn Katholieke landge nooten de opdracht mede om zijn best te doen een Nederlandsch sprekend priester voor de Kaap te krijgen. Door tusschenkomst van den Aartsbisschop van Mechelen, wiens hulp was in geroepen, vertrok de Eerw. heer Th. Wagenaar in Maart 1826 naar Kaapstad. Doch ook deze moest wegens moeilijkheden en een zware ziekte reeds in 1832 naar zijn vaderland terugkeeren. In 't begin van 1837 deed een Iersch priester, Rev. Brady, Kaapstad aan. Hij kwam van het eiland Réunion en was op weg naar Europa. Na een kort verblijf te Kaapstad belastte hij zich met de overbrenging van een verzoekschrift van de Kaapsche Katholieken aan den H. Vader om een eigen bisschop te mogen hebben. Naar aan leiding hiervan stelde Z. Heiligheid zich in ver binding met den Aartsbisschop van Dublin, die op zijn beurt zich de hulp verzekerde van den bekenden Daniel O'Connell, om van de Engelsche regeering officieele erkenning en traktement voor den nieuwen bisschop te verkrijgen. Of schoon deze pogingen niet in alle opzichten slaagden, werd toch ten slotte het Apostolische Vikariaat van Kaap de Goede Hoop opgericht en kreeg Zuid-Afrika zijn eersten resideerenden bis schop in den persoon van Mgr. Patrick Raymund Griffith O.P. Onder de medewerkers van den nieuwen Apos tolischen Vikaris verdient de Nederlandsche Do minicaan p. Petrus van Ewijk, die later in 1869 tot eersten Apostolischen Vikaris der Nederland sche Missie der Dominicanen op Curagao werd benoemd, onze bijzondere aandacht. In 't jaar 1851 was p. van Ewijk op weg naar Rome om daar zijn theologische studies te vol maken en zoo ontmoette hij te Parijs den nieu wen Bisschop van Kaapstad, die ook op reis was naar de Eeuwige Stad. Daar deze een Nederlandschen priester zocht voor de Ne derlandsche kolonisten in de Kaapkolonie, sloot p. van Ewijk zich vol enthousiasme bij Mgr. Griffith aan, en vertrok met toestemming van den Generaal der Orde naar Kaapstad. Daar heeft hij gedurende vier jaren als secre taris van den Bisschop en als missionaris zijn priesterlijke bediening uitgeoefend. Vooral de kazernes en de hospitalen ondervonden bij voorkeur zijn opwekkende zorgen. Spoedig wist hij aller harten aan zich te binden en de droef heid der Kaapsche Katholieken was zeer groot, toen hij in 1856, wegens gebrek aan priesters in het Moederland, werd teruggeroepen. Onder de vele blijken van waardeering, die hem ten deel vielen, vinden we vermeld een gouden horloge met inschrift ter herinnering aan zijn zegenrijk verblijf aan de Kaap. De enkele honderden katholieken, die Mgr. Griffith bij zijn komst in Zuid-Afrika vond, zijn intusschen tot vele duizenden aangegroeid. In Juli 1937 telde de Apostolische Delegatie van Zuid-Afrika, die de geheele Unie, alsmede Zuid- Rhodesia, het vroegere Zuid-West-Afrika en de drie Protectoraten van Basutoland, Swaziland en Bechuanaland omvat, 81.759 Europeesche Katholieken, 36.560 kleurlingen en 363.332 zwarten. De sluitingsplechtigheid van het Nationaal Eucharistisch Congres bestond in een processie met het Allerh. Sacrament door de straten van Kaapstad, en bij de 20.000 geloovigen knielden neer om den zegen met het Allerheiligste te ontvangen. En het waren ontroerende oogenblikken toen vele duizenden na afloop der plechtigheid langs het graf van den eersten Bisschop defileerden, die voor het hoogaltaar in S. Mary's Cathedraal begraven ligt. J. P. TER MAAT O. P. S. Dominicus-College Nijmegen De naam A1 g o a, eigenlijk „Al Goa", be- teekent: „naar Goa", en werd gegeven aan de Afrikaansche haven, die de laatste halte was op de reis naar Goa in Br. Indië, evenals D e 1 a g o a (Lourenzo Marquez)de eerste haven was waar men van Goa komend, landde. onder God geen gezag. Veilig en wel werd de overzijde bereikt en de reizigers ver borgen hun schuit in het riet. Dat ze daarbij hun kleeren nat maakten, spreekt vanzelf, maar dat hadden ze voor het goede doel wel over. „Je kunt niet voorzichtig genoeg zijn," zeide de agent, toen hij de schuit onder het riet trok. Hij droeg de uniform van milicien van het zooveelste regiment infanterie der Neder landsche landmacht, en kwam het post kantoortje binnenloopen met een hoogroode kleur. Hij zelf mat twee meter vijf naar schat ting. Misschien was hij iets korter, maar de deur was twee meter 45, en toen hij er door kwam, bukte hij zich diep. De hall was niet groot en al heel gauw stond hij bij 't loket. Ik stond er niet voor, maar vlak naast. „Ik wou graag even telefoneeren," zei hij. „Heel goed," zei de juffrouw achter 't loket. „Welk nummer?!" „Leerhuizen no. 59," gaf de soldaat op. „Dat is intercommunaal," preciseerde de juf frouw. Zij legde het hèm uit en hij legde het haar uit en hij werd zenuwachtig en trapte op m'n voet. Ik ging een paar passen op zij om m'n telegram te schrijven. „O, jawel," zei hij, toen hij de „uitleggerij" van de juffrouw begrepen had. „Dus u geeft me Leerhuizen no. 59," en hij legde het geld neer, kreeg een geweldige kleur en floot zachtjes om zich een houding te geven. Daarna keek hij mij aan, die naast hem stond en zei: „Koud weertje, hè?" waarna hij z'n gezicht met een grooten rooden zakdoek afveegde. Toen zette hij z'n kepi recht, wreef zich de kin, trap te nog eens op m'n voet en begon een liedje te neuriën. „Warm weertje, hè?" zei hij en keek me aan. „Nou," antwoordde ik aarzelend, ,,'t is nog niet zóó frisch geweest van 't jaar." „Neen," zei de zoon van Mars weer, „gemeen koud; 't zal wel vriezen," en hij keek onrustig rond. „U bent verbonden," annonceerde de telefoon juffrouw, en de soldaat maakte een onmisken bare beweging van schrik. „Wat zegt u daar?" vroeg hij, „verbonden? Wat weet uO, ja, ik snap 't al. Ja, 't is echt zacht weertje vandaag." „Ja," zei de juffrouw, „dat gaat wel. Daar, achter dat deurtje," en ze wees. De lange soldaat keek naar 't deurtje en het deurtje keek naar den soldaat, 't Was maar een half deurtje en er stond op: Telefoon. Intercom munaal. „Moet ik daar in?" vroeg hij met een be nauwd gezicht. „Ja," zei de juffrouw, en begroef haar ge zicht in d'r zakdoek om 't niet uit te proesten. De jonge man bekeek met kennersblik het smalle deurtje, ontdeed zich van z'n koppel en z'n jas, en wrong zich met veel moeite en niet zonder de eene verwensching na de andere tegen de postdirectie te ontladen, in de tele foon-cel. Ik was nog steeds bezig met het opstellen van m'n telegram en de juffrouw die 't nu voor goed op haar lachspieren had gekregen, stak rose vloeipapier in d'r mond en maakte rare geluiden. Het telefoongesprek, dat nu volgde, was strikt privé bedoeld, maar zóó verstaanbaar voor de telefoonjuffrouw en mij, dat onze ooren er van tuitten. Er was op dit oogenblik geen verkeer buiten en de jongeman had krachtige longen. „Is juffrouw Lammers thuis?" brulde hij. „O, ben jij 't, Doortje? Wat fijn, dat ik je stem weer eens hoor! Is de ouwe d'r uit? Ja? Mooi zoo. 't Is net of ik je honderd jaar geleden voor 't laatst gezien heb. Ben je Zondag vrij? Ja? Nou, dan om 6 uur onder de klok. We gaan naar de film, hoor! Toch wel kaar praten kun- 7 of je naast me I zit. Zeg, ga nou doorNeen, 't is echt hoor. Geef je wat om me, of niet?" Ik verscheurde m'n telegram en begon aan een nieuw. De juffrouw stak weer vloeipapier in d'r mond; 't was nu wit; het rose was op. „Wat zeg je?" klonk het weer in de telefoon cel. „Maar natuurlijk, dat heb ik je toch al dui zend maal verteld! O, bedoel je die? Die half gerezen pannekoek? Als die 't lef heeft, sla ik 'm z'n hoofd door z'n ribben. Nou, nou, wees maar niet bang, ik zal 'm niet aanraken, maar anders zou ie d'r vandaag of morgen uitzien as 'n uit mekaar gesprongen locomotief; zoo'n vent, die niet grooter is dan 'n stuiver. Ik lust er wel een dozijn zoo." Hier hield onze landsverdediger even op om wat op adem te komen. „Ik zal zoo zoet zijn als suiker, Doortje; dus om 6 uur onder de klok. Ik zal zorgen dat ik er om half zes sta, voor 't geval dat je vroeg bent. Nou, dag hoor, 6 uur onder de klok. Niet zoo laat komen. Dag hoor Na veel gehaspel, door zich in allerlei bochten te wringen, geraakte hij uit de telefooncel in de hall. „Koud weertje, vandaag, hè?" zei hij tegen me. „Ik moest even m'n peetoom opbellen." (Nadruk verboden) Voor de hut gekomen, werd eerst driemaal tegen het venster getikt, waarby de uil altijd zat. En door het tikken wakker geworden hij had altijd een hazeslaapje, onze uil maakte hij voorzichtig het venster open. Hij ging eerst eens kijken of er onraad was. Verschillende malen en van verschillende zijden is er de laatste jaren op aange drongen den liturgischen zang op een hooger peil te brengen. De regelmatige toevloed van jonge menschen, die aan de Kerkmuziek- school hebben gestudeerd, de hernieuwde geest in de St. Gregoriusvereeniging, de zang-dagen van diverse dekenale korenbonden in den lande gehouden, zijn evenzoovele prikkels in de goede richting. Trouwens, we noemen hier maar en kele van de meest frappante voorbeelden, die duiden op een reveil, en laten tientallen an dere kleine teekenen buiten beschouwing. Aan de actie ontbreekt echter nog wel iets; het is meest in de onderlagen der groepen, die de Kerkmuziek beoefenen, dat noodzakelijk vereischten afwezig zijn. Het feit, dat op een der groote kerkkoren in ons land slechts vier of vijf mannen noten kunnen lezen, staat wer kelijk niet op zichzelf, integendeel iedere di recteur zou in dien geest voorbeelden kunnen aanhalen. En tenslotte gaat dit nog enkel om een technisch defect, maar hoevele andere tekorten zijn er niet aan te wijzen? Een van de allerergste vinden we, en met ons zeer vele anderen, het stijlbegrip. Nu is het waar, dat men wel eenigszins in de kennis der kerkmuziek moet zijn doorgedrongen om haar te begrijpen. Is men eenmaal zoover gekomen, dan krijgt de kerkmuziek glans en kleur en wordt men in liefde voor haar ge vangen. Voor de niet-verstaanders is de kerk muziek vaak dor: men hoort dat bezwaar bij leeken dan ook veelal opperen. Maar wie de geheimenissen van den stijl heeft leeren be grijpen, die zal een eerlijke en rustige waar deering voor de kerkmuziek bezitten en be houden. Het gaat als met zooveel andere din gen: wat men niet kent, waardeert men niet. Er is intusschen een mogelijkheid gevonden hen, die direct met de kerkmuziek hebben te maken, en allen, die daarin eenig belang stel len met haar voortbrengselen in nauwer contact te brengen. Sinds eenige maanden bestaat in Den Haag een maatschappij, die den naam draagt van Algemeene Maatschappij voor Ge wijde Muziek. Haar bedoeling is in samenwer king met anderen bij te dragen tot de versprei ding van goede kerkelijke muziek middels gra- mofoon-platen. Dr. L. Kat, die als ter zake kundig mag wor den beschouwd, is in de leiding dezer maat schappij opgenomen. Hij heeft ons een en ander over de intenties en werkwijze der maatschap pij meegedeeld. De gramofoon-platen zullen alle in Rome worden gemaakt teneinde bij alles een zekere uniformiteit van opvatting te krijgen. Boven dien moeten de Italianen met hun uitstekende outillage als de beste reproducenten van de kerkelijke liturgische gezangen worden geacht. De richting waarin de maatschappij zal wer ken, (reeds eenigen tijd gewerkt heeft), valt al dus te onderscheiden. In de eerste plaats zullen zuiver liturgische platen worden gemaakt, waartoe dan behoo- ren opnamen van Gregoriaansche, polyphone en moderne meerstemmige gezangen. Speciaal de Gregoriaansche platen zullen van bijzondere opvoedkundige waarde moeten zijn, zoo ver zekerde men ons. In een tweede groep zullen instrumentale composities worden ondergebracht en wel in 't bijzonder de orgelwerken uit den loop der tijden. Daaraan zal nog een derde groep worden toegevoegd, die meer zal gewijd zijn aan reli gieuze muziek in breederen zin, dus aan muziek op liturgischen en op meer godsdienstigen tekst, waaraan dus koren, orkesten, solisten enz. kunnen medewerken. Op deze wijze hoopt men een doeltreffende, deskundige en systematische propaganda te kunnen maken voor gewijde muziek. Wollen dekens moeten met de meeste zorg worden gewasschen om teleurstellingen te voor komen. Het beste is wel, hiervoor een Lux-sop te gebruiken. Men neemt een flinke teil en vult deze met lauw water. Het water mag vol strekt niet heet zijn. Heeft men bijv. 35 L. water noodig, dan neemt men 30 L. koud wa ter en 5 L. kokend water (ongeveer 2 fluitke tels). Voor een 1 persoons deken zal men on geveer 35 L., en voor een 2-persoons deken c.a. 50 L. water noodig hebben. Indien het water in Uw streek hard is, dan verdient het aanbe veling, dit te ontharden door op 35 L. water 1 afgestreken lepel gewone kristalsoda en voor 50 L. l'A lepel toe te voegen. Hierna strooit men de Lux in het waschwater en maakt een goed vet sop. Dan wordt de deken droog in het sop gedaan en voorzichtig heen en weer ge haald. Men late de deken vooral niet te lang in het sop staan. Hierna wordt de deken ge spoeld met water van dezelfde temperatuur als het waschwater, net zoo lang, tot het spoelwater helder blijft. Het verdient aanbeveling, de de ken daarna nog eens op te spoelen met koud water, waaraan wat azijn is toegevoegd. Dit maakt de kleuren weer mooi frisch. Bij het uit wringen van de deken moet de uiterste zorg worden betracht om te voorkomen, dat de de ken uit het model rekt of de draden worden gebroken. Het beste is, de deken te laten uit druipen over 'ndroogrek en nadat er geen wa ter meer uitdruipt, de deken uit te spreiden op een laken en er het water uit te persen. Hierna dus nadat de deken zooveel mogelijk van alls water is ontdaan kan men de deken over een droogrek drogen. Het drogen moet niet worden geforceerd en dus niet plaats vinden bij een warme kachel. Het beste gebeurt dit drogen in de buitenlucht (niet in de zon) of op een zol der. Na het drogen wordt de deken luchtig geklopt of geborsteld. Z-VOWi-tlXEi O verzekerd «e, <*r f DU." verlie, ke.de er™. Mfc kee»» of beMe «m. F 750.- F 250 - by veilles van een hand een voet of een oog» Door CHRISTIAN HAUGEN 21 Intusschen was de vader de verblijf plaats van zijn onverstandigen Zoon te weten gekomen en hy zond er diens oudsten broeder heen, om hem op te halen. Kenton was dit ter oore gekomen en hij lokte Percy's broeder in een afgelegen hut in de buurt van Blackguard Hamlet, waar op zijn aanraden de beide broers elkander zouden ontmoeten. Het kwam tot een heftige scène, want Percy was bereid zijn broe der te volgen, doch verlangde van Kenton eerst de compromitteerende papieren. Kenton wei gerde zulks, maar werd er door den oudsten broer, met de revolver in de hand, toe gedwon gen. Met behulp van zijn beide medeplichtigen wist Kenton de twee boers te achterhalen nog voor hun afreis. Percy werd gewond en zijn broer en Kenton's beide medeplichtigen werden gedood, terwijl Kenton de papleren opnieuw wist te bemachtigen. In den nacht daarop vol gend werd Percy gearresteerd en tot vijf jaar dwangarbeid veroordeeld. Kenton had hem ver raden En nu zult u wellicht begrijpen waarom uw vriend achtervolgd wordt. De vader wil den dood van zijn kind wreken!" „Ik kan 't me nog steeds niet indenken," ant woordde de majoor het hoofd schuddend. „Zoo lang ik Dick ken, heb ik 't me tot een voorrecht gerekend, zulk een vriend te hebben." „Er zijn meer menschen, die zooals u, hem nog steeds vertrouwen," merkte Herschel schou derophalend op. „Lady Evelyn bijvoorbeeld?" vroeg Perring. „Ja, en om wille van haar zijn wij zoo om zichtig te werk gegaan. Zij drong er op aan hem naar het slot te brengen en daar alles te onder zoeken. Maar ik veronderstel, dat.... Mr. X. zich ook door zijn dochter niet zal laten weer houden om zijn wraak te volvoeren, zoodra hij hem nader gesproken heeft. Zij meent nog altijd, dat er een vergissing in 't spel moet zijn. Maar dat is onmogelijk en hij zal z'n verdiende straf niet ontgaan." Hij hield plotseling in en luisterde. Het werd doodstil in de kamer. Gelijk een zwarte muur stond de nacht achter de open balkondeur. „Daar komt iemand," fluisterde Herschel. „Maar 't zijn niet degenen, die ik verwacht." XXI LORD PERCY Het geluid van voetstappen verstomde. „Misschien een der gasten," fluisterde de majoor. „Neen," antwoordde de nog steeds luisterende Herschel. „Ik geloof, dat hij langs denzelfden weg komt, als waar ik langs gekomen ben. Hij klimt langs de veranda' op 't balkon." „Zou de moordenaar terugkomen?" vroeg Perring, wien deze gedachte plotseling door 't hoofd schoot. „Dat is niet onmogelijk. Hij zal al wel ver nomen hebben, dat zijn aanslag mislukt is en 't nu opnieuw willen probeeren." Zij hoorden een der pijlers van 't balkon kraken. Herschel fluisterde nauw hoorbaar: „Laten we hem vangen. Ieder aan een deur post. Maar we moeten voorzichtig zijn, dat hij onze schaduw niet ziet. Bukt u zich." De majoor kroop naar den stoei, waarop zijn jas hing, trok deze aan en greep zijn revolver. Deze zat er nog in. Juist hadden zij hun plaat sen ingenomen en stonden zij dicht tegen den muur gedrukt, toen een schaduw langzaam door de deur gleed en bleef staan. Perring kon bij 't matte licht van de nachtlamp even zijn ge zicht zien en 't bleek, dat zijn vermoeden juist was geweest. Voor hem stond Mr. Granger, de moordenaar. Maar zijn uiterlijk was veel veranderd. Hij droeg nog steeds den valschen baard, doch zijn huid was donker en gebruind door de zon en met de schmink was ook de schijnheiligheid van zijn gezicht verdwenen. Hij zag er uit, als iemand, die een zeer ongeregeld leven achter den rug heeft en de oogen in hun donkere kassen waren hard en koud. Hij stond zóó dicht bij den majoor, dat deze nauwelijk dorst ademen. Nu hief hij langzaam den rechterarm omhoog en richtte een blanken revolverloop op Kenton's hoofd. Als door eenzelfde ingeving gedreven, wierpen de beide mannen zich op hem en sloegen hem 't wapen uit de hand. Hij kon geen geluid voort brengen, zoomin als zich bewegen, zoo vast klemde Perring's hand zich om zijn keel. Ontzet staarde de moordenaar in Perring's oogen. Zijn gezicht was blauw geworden. t Is misschien 't beste, dat we hem naar zijn eigen kamer brengen en hem daar knevelen," meende de majoor. Zij droegen hem langs 't balkon in de aan grenzende kamer en enkele oogenblikken later zat de bewustelooze misdadiger stevig vastge bonden op een zwaren stoel. Zijn oogen waren gesloten en zijn hoofd hing slap terzijde. Per ring had den stoel zoo geschoven, dat de leuning tegen het balkon stond. „Zouden we den schurk liever niet chlorofor- meeren, dan behoeven we hem niet te bewa ken?" vroeg Herschel. De majoor speelde met het merkwaardig ge construeerde pistool, hetwelk hij Mr. Granger afgenomen had. „Neen, ik geloof, dat we in deze kamer onze onderhandelingen wel kunnen voortzetten," zeide hij langzaam en richtte den loop van het wapen op den man met het litteeken. Tegelijk nam hij zijn eigen revolver in de andere hand. „Ik neem aan," ging hij verder, „dat dit wapen, hetwelk met samengeperste lucht gevuld is, goed schiet, en zoo 't noodig mocht zijn, zal ik er gebruik van maken. Mocht 't echter weige ren, dan heb ik hier nog m'n eigen revolver bij de hand en daar kan ik voor instaan." Hij zette zich aan tafel, het gezicht naar de deur gewend, zoodat hij op beide gevangenen een waakzaam oog kon houden. „Nu, meneer Herschel," zei hij dan, „de rollen zijn omgewisseld." Deze zag geen uitweg meer en zette zich tegenover den majoor aan de tafel. „Wat wenscht u nu?" vroeg hij. „O, 'n heele boel. Ik zou enkele vragen tot u willen richten. En u zult die moeten beant woorden. Op de eerste plaats zou ik graag wil len weten, wat u met Kenton's zaak te maken hebt." „Ik ben slechts de dienaar van mijn meester. Maar ik ben op het slot opgegroeid en de man, dien Kenton voor vier jaar vermoordde, was mijn vriend. Daarom gunde ik mij geen rust en achtervolgde de drie moordenaars over geheel de wereld." „Zou u my nu ook willen openbaren, wie toch wel die geheimzinnige Mr. X. is en hoe hij heet?" „Ook dat zult u nu eindelijk vernemen." ant woordde de andere na een korte aarzeling- „Hij is de Hertog van Monthfort en zijn zoon Vincent was 't, die vermoord werd." „De Hertog van Monthfort," herhaalde Per ring. En nu begreep hij, waarom de politie ieder onderzoek in deze aangelegenheid van de hand wees. De hertog was een der meest achtens waardige mannen van Engeland. Toen hij van 't bestaan van deze, voor zijn alom geëerde familie, sterk compromitteerende papieren gehoord had, had hij zich blijkbaar tot den minister van Justitie gewend en dezen zijn zaak voorgelegd. Hij had weten gedaan te krijgen, dat de po litie zich ten opzichte van den misdadiger, die zich Kenton noemde, zoo passief mogelijk zou houden, en wel na de uitdrukkelijke verkla ring zijnerzijds, dat hy met behulp van zi)n vermogen en met eigen menschen niets onbe proefd zou laten, om den misdadiger op te sporen. Op deze wyze zou de hertog trachten hem de papieren afhandig te maken, nog vóór de goede naam van 't geslacht Monthfort voor eeuwig bezoedeld zou worden, waarna de valsche Kenton zou overgeleverd worden aan 't ge recht, dat hem voor zyn misdaden ter ver antwoording zou roepen. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 10