De Kerk in Zuid-Afrika
z
De avonturen vaneen verkeersagent je
vM&aal vonden dag
Pioniers in de Kaap
kolonie
ALLE ABONNF.'S p ver*
OE ZEVEN
DINSDAG 12 APRIL 1938
™-' I Het telefoon-
nen hè? 't Is net geSpfek
Gewijde muziek op
gramofoonplaten
Het wasschen van
wollen dekens
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UURNA
Om het feit te herdenken, dat er deze maand
honderd jaar zijn verloopen sedert de Ka
tholieke Kerk vasten voet heeft gekregen in
Zuid-Afrika, door de benoeming en aankomst te
Kaapstad van Mgr. P. R. Griffith OP. als eerste
Apostolische Vikaris van dat land, werd er in
Januari een nationaal Eucharistisch Congres te
Kaapstad gehouden. Bij die gelegenheid hebben
verschillende sprekers de vroegste geschiedenis
van de katholieke missies in Kaapstad, Natal en
Transvaal voor de vergaderde congressisten uit
eengezet.
Een kort uittreksel van deze toespraken, in
zoover zij ook van belang zijn voor Nederiand-
sche Katholieken, moge hier volgen. Wij zullen
ons daarom tot de vroegste geschiedenis van het
Katholieke Geloof in Kaapland bepalen.
Voor zoover bekend heeft de Portugeesche zee
vaarder Diego Cam twee jaar vóór de aankomst
van Bartholomeu Diaz, aan Afrika's Westkust,
ongeveer 100 K.M. noordelijk van Walvis Bay,
een steenen zuil opgericht, door 'n kruis be
kroond, toen hij daar in 1484 voet aan wal zette.
Deze plaats die nog den naam draagt van „Cape
Cross", is vermoedelijk de plek waar voor den
eersten keer in Zuid-Afrika het H. Misoffer werd
opgedragen, daar Cam zeer waarschijnlijk een of
meer priesters bij zich had.
Bartholomeu Diaz, die in 1486 naar Zuid-
Afrika kwam, richtte eveneens een marmeren
kruis op te Ingra Pequena, de plaats waar nu
Luderitz-Bucht ligt en later te Algoa-Bay het
tegenwoordige Port Elizabeth. Ook op deze
plaatsen zal in dat jaar vermoedelijk de H. Mis
gelezen zijn.
Ruim 160 jaar later, in 1647, was Algoa-Bay
het tooneel van een zware scheepsramp, zooals
er in die tijden zoo vele aan de Afrikaansche
Zuidkust voorkwamen. Onder de overlevenden
van deze schipbreuk moesten zich ook eenige
zusters bevonden hebben, die met andere vrou
wen wegens ziekte haar reis niet konden voort
zetten. Na veel wederwaardigheden trachtten
eenigen over land de Portugeesche bezittingen
aan de Oostkust te bereiken, doch velen zijn
onderweg bezweken. Dit is het eerste bericht
over zusters in Zuid-Afrika. Meer dan 200 jaar
later, in 1849, kwamen de eerste zusters zich in
Afrika vestigen en ^el in de onmiddellijke na
bijheid van de Great Pish River, n.l. te
Grahamstown in de Oostelijke Kaapprovincie,
waar zich het drama van 1647 had afgespeeld.
Dit is alles wat er aan feiten op het Katholiek
geloof betrekking hebbend, uit de vroegste ge
schiedenis van Zuid-Afrika bekend is.
In het jaar 1652 werd Jan van Riebeek door
de Nederl. Oost-Indische Compagnie uitgezon
den om de kolonie aan de Kaap te stichten. En
nu worden de berichten over Katholieke geeste
lijken die de Kaap aandeden, veelvuldiger. Af en
toe deden ook Fransche schepen deze haven aan
en in 1660 bracht het schip „Le Maréchal" zijn
derde bezoek aan Tafel Baai. Terwijl het voor
anker lag, werd het tijdens een zwaren storm
naar de kust gedreven en totaal vernietigd. Van
belang is 't voor ons, dat onder de passagiers zich
bevonden Mgr. Estienne, bisschop van Madagas
car, vier priesters en een broeder-dokter. Waar
schijnlijk werd de H. Mis niet in 't openbaar
en misschien wel heelemaal niet opgedragen.
Want in een brief van J. v. Riebeek aan zijn
overheid in Nederland wordt gezegd, dat het
„om goede redenen dienstig geacht werd hen (de
geredde Franschen) aan te zeggen om toch
vooral nergens openbare bijeenkomsten te hou
den voor Roomschen eeredienst door middel van
hun priesters en nog minder om iemand van ons
volk daarheen te lokken.... en den burgers te
bevelen op straffe van zware boete, zulks niet
toe te laten in hun huizen en schuren of op hun
erf."
Dat er ondanks de waakzaamheid der Hollan
ders toch al langzamerhand verschillende Ka
tholieken aan de Kaap woonden, blijkt uit een
passage voorkomend in het Journaal, op 22 Sept.
1685, waar we lezen:„hedenavond hebben de
raadsleden, na de gebruikelijke gebeden besloten,
dat geen dienstpersoneel tot den Roomschen
godsdienst behoorend, aan de burgers zal worden,
toegestaan, daar zulks in strijd is met de voor
schriften van den Edelachtb. van Rheede"
En in 't begin van 't volgende jaar vernemen
we uit brieven van den Nederl. Hervormden pre
dikant te Kaapstad, dat hij in zijn bediening
gehinderd wordt door Lutheranen en Roomsch-
Katholleken.
Hoe bang onze Kaapsche landgenooten voor
de Jezuïeten waren, moge blijken uit het volgen
de geval. In 1707 waren vijf Fransche Jezuïeten
te Batavia gearresteerd wegens een clandestien
bezoek aan Java. Ze werden naar Holland ge
deporteerd via de Kaap en de autoriteiten al
daar ontvingen de opdracht „te zorgen dat deze
scherp geslepen messen geen kans krijgen
om schade te doen aan de gemeenschap van de
Kaapkolonie, maar veilig aan boord worden ge
houden en te gelegener tijd met de schepen
zullen worden doorgezonden."
Behalve eenige gedwongen bezoeken van Ka
tholieke priesters tengevolge van schipbreuk
vinden we nog vermeld dat in 1739 een Fransche
Jezuïet Père Loppin, missionaris in China, eenige
dagen aan de Kaap doorbracht en als leek ver
momd met twee andere priesters zijn intrek had
genomen bij een Fransch uitgewekene. „Deze
wist niet," zoo verhaalt Père Loppin in zijn
brief, „dat wij zoo vroeg in den morgen in zijn
huis de H. Mis lazen en het was een groote
troost voor ons om gedurende de Goede Week
het H. Misoffer te kunnen opdragen."
De Fransche Revolutie van 1789 bracht groote
veranderingen in Holland. Toen in 1795 een re-
publikeinsch leger Holland was binnengerukt,
vluchtte de Stadhouder naar Engeland en de
Bataafsche Republiek werd gevestigd onder
Fransch regiem. De Prins van Oranje verzocht
de Engelsche Regeering de buitenlandsche bezit
tingen van Holland in bewaring te nemen tot
betere dagen zouden aanbreken. De Engelschen
bezetten de Kaap en dwongen de bewoners zich
over te geven op de eervolle voorwaarden, dat
de burgerlijke en godsdienstige redhten van de
kolonisten zouden geëerbiedigd worden.
De Kaap bleef zoo onder Engelsch bestuur tot
1803, toen ze in overeenstemming met het Ver
drag van Amiens werd teruggegeven aan de
Bataafsche Republiek, daar de oude Oost-
Indische Compagnie in 1793 ontbonden was.
Gouverneur Janssens en Commissaris de Mist
werden toen naar de Kaap uitgezonden om er
een nieuwen geest van verdraagzaamheid in te
voeren.
In 't begin van 1804 schreef de Gouverneur
naar Amsterdam, „dat een priester en een ka
pelaan onmiddellijk zouden worden uitgezonden
voor het leger en dat zij van alles zouden worden
voorzien om een kerk en een altaar op te richten
voor de behoorlijke uitoefening van den eere
dienst." Het gevolg van dit schrijven was, dat in
1805 drie priesters te Kaapstad aankwamen,
waar zij vriendelijk ontvangen werden. Twee van
hen waren uitgezonden op kosten van de regee
ring, maar de derde werd onderhouden door de
Congregatie der Propaganda. Hier past een
dankbaar woord aan de nagedachtenis van den
Hoogeerw. heer Nicolaas Pas, Aartspriester van
Salland en Drente, voor de vele verdiensten die
hij zich ten opzichte der jonge missie in Zuid-
Afrika verworven heeft. Hij was het die met de
regeering der Bataafsche Republiek onderhan
delde en hij toonde in vele opzichten zijn groo-
ten ijver voor het geestelijk en tijdelijk welzijn
van zijn geloofsgenooten in het verre Zuiden.
Jammer genoeg duurde deze buitengewoon
gunstige wending echter maar heel kort, want
in 1806, dus reeds het jaar daarop, werd de
Kaap ten tweeden male door de Engelschen ge
nomen. Artikel 8 van de voorwaarden der over
gave luidde: „Openbare eeredienst, zooals deze
op 't oogenblik beoefend wordt, zal eveneens
zonder verandering worden gehandhaafd." Maar
al heel spoedig liet de overwinnaar, de onver
draagzame Generaal Majoor Baird, door zijn
secretaris het volgende briefje aan de drie Ka
tholieke priesters schrijven: „Mijne Heeren, Z.
Excellentie, de Generaal Majoor Opperbevelheb
ber heeft me opgedragen u in kennis te stellen,
dat u zich gereed moet houden om onverwijld
naar Europa terug te keeren."
Hiermede was voorloopig weer alle hoop op
een definitieve vestiging der Katholieke Kerk in
Kaapland en geheel Zuid-Afrika vervlogen en
keerden die oude toestanden terug.
Dicht bij de tegenwoordige Katholieke kerk
aan Rouwkoop Road in de Kaapsche voorstad
Rondebosch, staat nog het oude huis, waar,
vóórdat er een Katholiek bedehuis in Kaapstad
en omgeving bestond, voortaan de H. Mis gelezen
werd telkens wanneer de aanwezigheid van een
priester dit mogelijk maakte. Zooals vroeger
kwamen ook nu weer bij gelegenheden Katho
lieke priesters te Kaapstad aan, gewoonlijk mis
sionarissen op reis naar Indië (Goa)China, Ma
dagascar of Mauritius en wanneer dat gebeurde
was „Liesbeek Cottage", de woning van Luit.-
Kolonel Bird, de plaats waar die priesters altijd
welkome gasten waren. Dan zond men bericht
aan de Katholieken van het district, dat er een
priester was aangekomen en dat op een bepaal
den dag de H. Mis zou worden opgedragen en
de H. Sacramenten toegediend. Toch moest dit
alles nog geheel in 't verborgen geschieden, want
de dagen der emanicipatie der Katholieken
lagen nog in 't verschiet.
Doch langzamerhand begonnen toch ook de
Engelsche bestuurslieden gevoel te krijgen voor
Twee kostbare stukken uit de Staatsmusea te Berlijn: een slangvormige armband,
bourgondisch werk uit de 4e eeuw, en een sierschild van 'n hooggeplaatste, bewerkt
met filigrain en halve edelsteenen, een werkstuk van de beschaving der Alemannen
uit de zevende eeuw
de geestelijke behoeften van hun onderhoorigen.
In Juni 1817 gaf Lord Charles Somerset, Gou
verneur van de Kaap, in antwoord op een des
betreffende vraag van Downing Street, als zijn
opinie te kennen „dat vestiging van een R.K.
geestelijke aan de Kaap de Goede Hoop zeer
aangenaam zou zijn aan dat deel der gemeen
schap dat den R.K. Godsdienst belijdt en daar
op het oogenblik geen geestelijke van hun be
lijdenis zich in de Kolonie bevindt, zal Lord
Bathurst gaarne bereid zijn om aan ieder R.K.
geestelijke, die als geschikt voor deze taak wordt
aanbevolen, te veroorloven zich aan de Kaap te
Goede Hoop te vestigen."
Langdurige onderhandelingen werden op touw
gezet en Rome benoemde een Engelschen Bene
dictijn als eersten Apostolischen Vikaris van de
Kaap. Voordat evenwel Mgr. Bede Slater O.S.B.
Europa verlaten had, gaf de Engelsche regeering
te kennen, dat zij niet kon toestaan, dat een
Bisschop zich te Kaapstad zou vestigen en bij
gevolg moesten de brieven der benoeming ge
wijzigd worden en werd de nieuwe bisschop tot
Apostolisch Vikaris benoemd van Mauritius,
Kaap de Goede Hoop en de „omliggende eilan
den," n.l. Madagascar, Australië en Nieuw Zee
land!
De eerste medehelpers van Mgr. Slater waren
de pioniers van Australië, de Eerw. heeren
Conolly en Therry, alsmede Patrick Hurst Scully.
Zij landden te Kaapstad op 1 Jan. 1820. Laatst
genoemde echter keerde spoedig tengevolge van
zware moeilijkheden naar Europa terug. De ka
tholieke Hollanders echter te Kaapstad waren
blijkbaar nog niet voldoende geholpen en zoo
kreeg een zekere Dr. van Horstok, die voor zaken
naar Europa ging, van zijn Katholieke landge
nooten de opdracht mede om zijn best te doen
een Nederlandsch sprekend priester voor de
Kaap te krijgen. Door tusschenkomst van den
Aartsbisschop van Mechelen, wiens hulp was in
geroepen, vertrok de Eerw. heer Th. Wagenaar
in Maart 1826 naar Kaapstad. Doch ook deze
moest wegens moeilijkheden en een zware ziekte
reeds in 1832 naar zijn vaderland terugkeeren.
In 't begin van 1837 deed een Iersch priester,
Rev. Brady, Kaapstad aan. Hij kwam van het
eiland Réunion en was op weg naar Europa. Na
een kort verblijf te Kaapstad belastte hij zich
met de overbrenging van een verzoekschrift van
de Kaapsche Katholieken aan den H. Vader om
een eigen bisschop te mogen hebben. Naar aan
leiding hiervan stelde Z. Heiligheid zich in ver
binding met den Aartsbisschop van Dublin, die
op zijn beurt zich de hulp verzekerde van den
bekenden Daniel O'Connell, om van de Engelsche
regeering officieele erkenning en traktement
voor den nieuwen bisschop te verkrijgen. Of
schoon deze pogingen niet in alle opzichten
slaagden, werd toch ten slotte het Apostolische
Vikariaat van Kaap de Goede Hoop opgericht en
kreeg Zuid-Afrika zijn eersten resideerenden bis
schop in den persoon van Mgr. Patrick Raymund
Griffith O.P.
Onder de medewerkers van den nieuwen Apos
tolischen Vikaris verdient de Nederlandsche Do
minicaan p. Petrus van Ewijk, die later in 1869
tot eersten Apostolischen Vikaris der Nederland
sche Missie der Dominicanen op Curagao werd
benoemd, onze bijzondere aandacht.
In 't jaar 1851 was p. van Ewijk op weg naar
Rome om daar zijn theologische studies te vol
maken en zoo ontmoette hij te Parijs den nieu
wen Bisschop van Kaapstad, die ook op reis
was naar de Eeuwige Stad. Daar deze een
Nederlandschen priester zocht voor de Ne
derlandsche kolonisten in de Kaapkolonie,
sloot p. van Ewijk zich vol enthousiasme bij
Mgr. Griffith aan, en vertrok met toestemming
van den Generaal der Orde naar Kaapstad.
Daar heeft hij gedurende vier jaren als secre
taris van den Bisschop en als missionaris zijn
priesterlijke bediening uitgeoefend. Vooral de
kazernes en de hospitalen ondervonden bij
voorkeur zijn opwekkende zorgen. Spoedig wist
hij aller harten aan zich te binden en de droef
heid der Kaapsche Katholieken was zeer groot,
toen hij in 1856, wegens gebrek aan priesters in
het Moederland, werd teruggeroepen. Onder de
vele blijken van waardeering, die hem ten deel
vielen, vinden we vermeld een gouden horloge
met inschrift ter herinnering aan zijn zegenrijk
verblijf aan de Kaap.
De enkele honderden katholieken, die Mgr.
Griffith bij zijn komst in Zuid-Afrika vond,
zijn intusschen tot vele duizenden aangegroeid.
In Juli 1937 telde de Apostolische Delegatie van
Zuid-Afrika, die de geheele Unie, alsmede Zuid-
Rhodesia, het vroegere Zuid-West-Afrika en de
drie Protectoraten van Basutoland, Swaziland
en Bechuanaland omvat, 81.759 Europeesche
Katholieken, 36.560 kleurlingen en 363.332
zwarten.
De sluitingsplechtigheid van het Nationaal
Eucharistisch Congres bestond in een processie
met het Allerh. Sacrament door de straten van
Kaapstad, en bij de 20.000 geloovigen knielden
neer om den zegen met het Allerheiligste te
ontvangen.
En het waren ontroerende oogenblikken toen
vele duizenden na afloop der plechtigheid langs
het graf van den eersten Bisschop defileerden,
die voor het hoogaltaar in S. Mary's Cathedraal
begraven ligt.
J. P. TER MAAT O. P.
S. Dominicus-College Nijmegen
De naam A1 g o a, eigenlijk „Al Goa", be-
teekent: „naar Goa", en werd gegeven aan de
Afrikaansche haven, die de laatste halte was op
de reis naar Goa in Br. Indië, evenals
D e 1 a g o a (Lourenzo Marquez)de eerste haven
was waar men van Goa komend, landde.
onder God geen gezag.
Veilig en wel werd de overzijde bereikt en de reizigers ver
borgen hun schuit in het riet. Dat ze daarbij hun kleeren nat
maakten, spreekt vanzelf, maar dat hadden ze voor het goede
doel wel over. „Je kunt niet voorzichtig genoeg zijn," zeide de
agent, toen hij de schuit onder het riet trok.
Hij droeg de uniform van milicien van het
zooveelste regiment infanterie der Neder
landsche landmacht, en kwam het post
kantoortje binnenloopen met een hoogroode
kleur. Hij zelf mat twee meter vijf naar schat
ting. Misschien was hij iets korter, maar de
deur was twee meter 45, en toen hij er door
kwam, bukte hij zich diep. De hall was niet
groot en al heel gauw stond hij bij 't loket. Ik
stond er niet voor, maar vlak naast.
„Ik wou graag even telefoneeren," zei hij.
„Heel goed," zei de juffrouw achter 't loket.
„Welk nummer?!"
„Leerhuizen no. 59," gaf de soldaat op.
„Dat is intercommunaal," preciseerde de juf
frouw.
Zij legde het hèm uit en hij legde het haar
uit en hij werd zenuwachtig en trapte op m'n
voet. Ik ging een paar passen op zij om m'n
telegram te schrijven.
„O, jawel," zei hij, toen hij de „uitleggerij"
van de juffrouw begrepen had. „Dus u geeft me
Leerhuizen no. 59," en hij legde het geld neer,
kreeg een geweldige kleur en floot zachtjes om
zich een houding te geven. Daarna keek hij mij
aan, die naast hem stond en zei:
„Koud weertje, hè?" waarna hij z'n gezicht
met een grooten rooden zakdoek afveegde. Toen
zette hij z'n kepi recht, wreef zich de kin, trap
te nog eens op m'n voet en begon een liedje
te neuriën.
„Warm weertje, hè?" zei hij en keek me aan.
„Nou," antwoordde ik aarzelend, ,,'t is nog
niet zóó frisch geweest van 't jaar."
„Neen," zei de zoon van Mars weer, „gemeen
koud; 't zal wel vriezen," en hij keek onrustig
rond.
„U bent verbonden," annonceerde de telefoon
juffrouw, en de soldaat maakte een onmisken
bare beweging van schrik.
„Wat zegt u daar?" vroeg hij, „verbonden?
Wat weet uO, ja, ik snap 't al. Ja, 't is
echt zacht weertje vandaag."
„Ja," zei de juffrouw, „dat gaat wel. Daar,
achter dat deurtje," en ze wees.
De lange soldaat keek naar 't deurtje en het
deurtje keek naar den soldaat, 't Was maar een
half deurtje en er stond op: Telefoon. Intercom
munaal.
„Moet ik daar in?" vroeg hij met een be
nauwd gezicht.
„Ja," zei de juffrouw, en begroef haar ge
zicht in d'r zakdoek om 't niet uit te proesten.
De jonge man bekeek met kennersblik het
smalle deurtje, ontdeed zich van z'n koppel en
z'n jas, en wrong zich met veel moeite en niet
zonder de eene verwensching na de andere
tegen de postdirectie te ontladen, in de tele
foon-cel.
Ik was nog steeds bezig met het opstellen van
m'n telegram en de juffrouw die 't nu voor goed
op haar lachspieren had gekregen, stak rose
vloeipapier in d'r mond en maakte rare geluiden.
Het telefoongesprek, dat nu volgde, was strikt
privé bedoeld, maar zóó verstaanbaar voor de
telefoonjuffrouw en mij, dat onze ooren er van
tuitten. Er was op dit oogenblik geen verkeer
buiten en de jongeman had krachtige longen.
„Is juffrouw Lammers thuis?" brulde hij. „O,
ben jij 't, Doortje? Wat fijn, dat ik je stem
weer eens hoor! Is de ouwe d'r uit? Ja? Mooi
zoo. 't Is net of ik je honderd jaar geleden voor
't laatst gezien heb. Ben je Zondag vrij? Ja?
Nou, dan om 6 uur onder de klok. We gaan
naar de film,
hoor! Toch wel
kaar praten kun- 7
of je naast me I
zit. Zeg, ga nou
doorNeen, 't is echt hoor. Geef je wat
om me, of niet?"
Ik verscheurde m'n telegram en begon aan
een nieuw. De juffrouw stak weer vloeipapier
in d'r mond; 't was nu wit; het rose was op.
„Wat zeg je?" klonk het weer in de telefoon
cel. „Maar natuurlijk, dat heb ik je toch al dui
zend maal verteld! O, bedoel je die? Die half
gerezen pannekoek? Als die 't lef heeft, sla ik
'm z'n hoofd door z'n ribben. Nou, nou, wees
maar niet bang, ik zal 'm niet aanraken, maar
anders zou ie d'r vandaag of morgen uitzien as
'n uit mekaar gesprongen locomotief; zoo'n
vent, die niet grooter is dan 'n stuiver. Ik lust
er wel een dozijn zoo."
Hier hield onze landsverdediger even op om
wat op adem te komen.
„Ik zal zoo zoet zijn als suiker, Doortje; dus
om 6 uur onder de klok. Ik zal zorgen dat ik
er om half zes sta, voor 't geval dat je vroeg
bent. Nou, dag hoor, 6 uur onder de klok. Niet
zoo laat komen. Dag hoor
Na veel gehaspel, door zich in allerlei bochten
te wringen, geraakte hij uit de telefooncel in
de hall.
„Koud weertje, vandaag, hè?" zei hij tegen
me. „Ik moest even m'n peetoom opbellen."
(Nadruk verboden)
Voor de hut gekomen, werd eerst driemaal tegen het venster
getikt, waarby de uil altijd zat. En door het tikken wakker
geworden hij had altijd een hazeslaapje, onze uil maakte
hij voorzichtig het venster open. Hij ging eerst eens kijken of
er onraad was.
Verschillende malen en van verschillende
zijden is er de laatste jaren op aange
drongen den liturgischen zang op een
hooger peil te brengen. De regelmatige toevloed
van jonge menschen, die aan de Kerkmuziek-
school hebben gestudeerd, de hernieuwde geest
in de St. Gregoriusvereeniging, de zang-dagen
van diverse dekenale korenbonden in den lande
gehouden, zijn evenzoovele prikkels in de goede
richting. Trouwens, we noemen hier maar en
kele van de meest frappante voorbeelden, die
duiden op een reveil, en laten tientallen an
dere kleine teekenen buiten beschouwing.
Aan de actie ontbreekt echter nog wel iets;
het is meest in de onderlagen der groepen, die
de Kerkmuziek beoefenen, dat noodzakelijk
vereischten afwezig zijn. Het feit, dat op een
der groote kerkkoren in ons land slechts vier
of vijf mannen noten kunnen lezen, staat wer
kelijk niet op zichzelf, integendeel iedere di
recteur zou in dien geest voorbeelden kunnen
aanhalen. En tenslotte gaat dit nog enkel om
een technisch defect, maar hoevele andere
tekorten zijn er niet aan te wijzen? Een van
de allerergste vinden we, en met ons zeer vele
anderen, het stijlbegrip.
Nu is het waar, dat men wel eenigszins in de
kennis der kerkmuziek moet zijn doorgedrongen
om haar te begrijpen. Is men eenmaal zoover
gekomen, dan krijgt de kerkmuziek glans en
kleur en wordt men in liefde voor haar ge
vangen. Voor de niet-verstaanders is de kerk
muziek vaak dor: men hoort dat bezwaar bij
leeken dan ook veelal opperen. Maar wie de
geheimenissen van den stijl heeft leeren be
grijpen, die zal een eerlijke en rustige waar
deering voor de kerkmuziek bezitten en be
houden. Het gaat als met zooveel andere din
gen: wat men niet kent, waardeert men niet.
Er is intusschen een mogelijkheid gevonden
hen, die direct met de kerkmuziek hebben te
maken, en allen, die daarin eenig belang stel
len met haar voortbrengselen in nauwer contact
te brengen. Sinds eenige maanden bestaat in
Den Haag een maatschappij, die den naam
draagt van Algemeene Maatschappij voor Ge
wijde Muziek. Haar bedoeling is in samenwer
king met anderen bij te dragen tot de versprei
ding van goede kerkelijke muziek middels gra-
mofoon-platen.
Dr. L. Kat, die als ter zake kundig mag wor
den beschouwd, is in de leiding dezer maat
schappij opgenomen. Hij heeft ons een en ander
over de intenties en werkwijze der maatschap
pij meegedeeld.
De gramofoon-platen zullen alle in Rome
worden gemaakt teneinde bij alles een zekere
uniformiteit van opvatting te krijgen. Boven
dien moeten de Italianen met hun uitstekende
outillage als de beste reproducenten van de
kerkelijke liturgische gezangen worden geacht.
De richting waarin de maatschappij zal wer
ken, (reeds eenigen tijd gewerkt heeft), valt al
dus te onderscheiden.
In de eerste plaats zullen zuiver liturgische
platen worden gemaakt, waartoe dan behoo-
ren opnamen van Gregoriaansche, polyphone en
moderne meerstemmige gezangen. Speciaal de
Gregoriaansche platen zullen van bijzondere
opvoedkundige waarde moeten zijn, zoo ver
zekerde men ons.
In een tweede groep zullen instrumentale
composities worden ondergebracht en wel in
't bijzonder de orgelwerken uit den loop der
tijden.
Daaraan zal nog een derde groep worden
toegevoegd, die meer zal gewijd zijn aan reli
gieuze muziek in breederen zin, dus aan muziek
op liturgischen en op meer godsdienstigen
tekst, waaraan dus koren, orkesten, solisten
enz. kunnen medewerken.
Op deze wijze hoopt men een doeltreffende,
deskundige en systematische propaganda te
kunnen maken voor gewijde muziek.
Wollen dekens moeten met de meeste zorg
worden gewasschen om teleurstellingen te voor
komen. Het beste is wel, hiervoor een Lux-sop
te gebruiken. Men neemt een flinke teil en
vult deze met lauw water. Het water mag vol
strekt niet heet zijn. Heeft men bijv. 35 L.
water noodig, dan neemt men 30 L. koud wa
ter en 5 L. kokend water (ongeveer 2 fluitke
tels). Voor een 1 persoons deken zal men on
geveer 35 L., en voor een 2-persoons deken c.a.
50 L. water noodig hebben. Indien het water
in Uw streek hard is, dan verdient het aanbe
veling, dit te ontharden door op 35 L. water 1
afgestreken lepel gewone kristalsoda en voor
50 L. l'A lepel toe te voegen. Hierna strooit
men de Lux in het waschwater en maakt een
goed vet sop. Dan wordt de deken droog in het
sop gedaan en voorzichtig heen en weer ge
haald. Men late de deken vooral niet te lang
in het sop staan. Hierna wordt de deken ge
spoeld met water van dezelfde temperatuur als
het waschwater, net zoo lang, tot het spoelwater
helder blijft. Het verdient aanbeveling, de de
ken daarna nog eens op te spoelen met koud
water, waaraan wat azijn is toegevoegd. Dit
maakt de kleuren weer mooi frisch. Bij het uit
wringen van de deken moet de uiterste zorg
worden betracht om te voorkomen, dat de de
ken uit het model rekt of de draden worden
gebroken. Het beste is, de deken te laten uit
druipen over 'ndroogrek en nadat er geen wa
ter meer uitdruipt, de deken uit te spreiden op
een laken en er het water uit te persen. Hierna
dus nadat de deken zooveel mogelijk van alls
water is ontdaan kan men de deken over een
droogrek drogen. Het drogen moet niet worden
geforceerd en dus niet plaats vinden bij een
warme kachel. Het beste gebeurt dit drogen in
de buitenlucht (niet in de zon) of op een zol
der. Na het drogen wordt de deken luchtig
geklopt of geborsteld.
Z-VOWi-tlXEi O verzekerd «e, <*r f DU." verlie, ke.de er™. Mfc kee»» of beMe «m. F 750.- F 250 -
by veilles van een hand
een voet of een oog»
Door
CHRISTIAN
HAUGEN
21
Intusschen was de vader de verblijf
plaats van zijn onverstandigen Zoon te weten
gekomen en hy zond er diens oudsten broeder
heen, om hem op te halen. Kenton was dit ter
oore gekomen en hij lokte Percy's broeder in
een afgelegen hut in de buurt van Blackguard
Hamlet, waar op zijn aanraden de beide broers
elkander zouden ontmoeten. Het kwam tot een
heftige scène, want Percy was bereid zijn broe
der te volgen, doch verlangde van Kenton eerst
de compromitteerende papieren. Kenton wei
gerde zulks, maar werd er door den oudsten
broer, met de revolver in de hand, toe gedwon
gen. Met behulp van zijn beide medeplichtigen
wist Kenton de twee boers te achterhalen nog
voor hun afreis. Percy werd gewond en zijn
broer en Kenton's beide medeplichtigen werden
gedood, terwijl Kenton de papleren opnieuw
wist te bemachtigen. In den nacht daarop vol
gend werd Percy gearresteerd en tot vijf jaar
dwangarbeid veroordeeld. Kenton had hem ver
raden
En nu zult u wellicht begrijpen waarom uw
vriend achtervolgd wordt. De vader wil den
dood van zijn kind wreken!"
„Ik kan 't me nog steeds niet indenken," ant
woordde de majoor het hoofd schuddend. „Zoo
lang ik Dick ken, heb ik 't me tot een voorrecht
gerekend, zulk een vriend te hebben."
„Er zijn meer menschen, die zooals u, hem
nog steeds vertrouwen," merkte Herschel schou
derophalend op.
„Lady Evelyn bijvoorbeeld?" vroeg Perring.
„Ja, en om wille van haar zijn wij zoo om
zichtig te werk gegaan. Zij drong er op aan hem
naar het slot te brengen en daar alles te onder
zoeken. Maar ik veronderstel, dat.... Mr. X.
zich ook door zijn dochter niet zal laten weer
houden om zijn wraak te volvoeren, zoodra hij
hem nader gesproken heeft. Zij meent nog
altijd, dat er een vergissing in 't spel moet zijn.
Maar dat is onmogelijk en hij zal z'n verdiende
straf niet ontgaan."
Hij hield plotseling in en luisterde. Het werd
doodstil in de kamer. Gelijk een zwarte muur
stond de nacht achter de open balkondeur.
„Daar komt iemand," fluisterde Herschel.
„Maar 't zijn niet degenen, die ik verwacht."
XXI
LORD PERCY
Het geluid van voetstappen verstomde.
„Misschien een der gasten," fluisterde de
majoor.
„Neen," antwoordde de nog steeds luisterende
Herschel. „Ik geloof, dat hij langs denzelfden
weg komt, als waar ik langs gekomen ben. Hij
klimt langs de veranda' op 't balkon."
„Zou de moordenaar terugkomen?" vroeg
Perring, wien deze gedachte plotseling door 't
hoofd schoot.
„Dat is niet onmogelijk. Hij zal al wel ver
nomen hebben, dat zijn aanslag mislukt is en
't nu opnieuw willen probeeren."
Zij hoorden een der pijlers van 't balkon
kraken. Herschel fluisterde nauw hoorbaar:
„Laten we hem vangen. Ieder aan een deur
post. Maar we moeten voorzichtig zijn, dat hij
onze schaduw niet ziet. Bukt u zich."
De majoor kroop naar den stoei, waarop zijn
jas hing, trok deze aan en greep zijn revolver.
Deze zat er nog in. Juist hadden zij hun plaat
sen ingenomen en stonden zij dicht tegen den
muur gedrukt, toen een schaduw langzaam door
de deur gleed en bleef staan. Perring kon bij
't matte licht van de nachtlamp even zijn ge
zicht zien en 't bleek, dat zijn vermoeden juist
was geweest.
Voor hem stond Mr. Granger, de moordenaar.
Maar zijn uiterlijk was veel veranderd. Hij droeg
nog steeds den valschen baard, doch zijn huid
was donker en gebruind door de zon en met de
schmink was ook de schijnheiligheid van zijn
gezicht verdwenen. Hij zag er uit, als iemand,
die een zeer ongeregeld leven achter den rug
heeft en de oogen in hun donkere kassen waren
hard en koud.
Hij stond zóó dicht bij den majoor, dat deze
nauwelijk dorst ademen. Nu hief hij langzaam
den rechterarm omhoog en richtte een blanken
revolverloop op Kenton's hoofd.
Als door eenzelfde ingeving gedreven, wierpen
de beide mannen zich op hem en sloegen hem
't wapen uit de hand. Hij kon geen geluid voort
brengen, zoomin als zich bewegen, zoo vast
klemde Perring's hand zich om zijn keel.
Ontzet staarde de moordenaar in Perring's
oogen. Zijn gezicht was blauw geworden.
t Is misschien 't beste, dat we hem naar zijn
eigen kamer brengen en hem daar knevelen,"
meende de majoor.
Zij droegen hem langs 't balkon in de aan
grenzende kamer en enkele oogenblikken later
zat de bewustelooze misdadiger stevig vastge
bonden op een zwaren stoel. Zijn oogen waren
gesloten en zijn hoofd hing slap terzijde. Per
ring had den stoel zoo geschoven, dat de leuning
tegen het balkon stond.
„Zouden we den schurk liever niet chlorofor-
meeren, dan behoeven we hem niet te bewa
ken?" vroeg Herschel.
De majoor speelde met het merkwaardig ge
construeerde pistool, hetwelk hij Mr. Granger
afgenomen had.
„Neen, ik geloof, dat we in deze kamer onze
onderhandelingen wel kunnen voortzetten," zeide
hij langzaam en richtte den loop van het wapen
op den man met het litteeken. Tegelijk nam hij
zijn eigen revolver in de andere hand.
„Ik neem aan," ging hij verder, „dat dit
wapen, hetwelk met samengeperste lucht gevuld
is, goed schiet, en zoo 't noodig mocht zijn, zal
ik er gebruik van maken. Mocht 't echter weige
ren, dan heb ik hier nog m'n eigen revolver
bij de hand en daar kan ik voor instaan." Hij
zette zich aan tafel, het gezicht naar de deur
gewend, zoodat hij op beide gevangenen een
waakzaam oog kon houden.
„Nu, meneer Herschel," zei hij dan, „de rollen
zijn omgewisseld."
Deze zag geen uitweg meer en zette zich
tegenover den majoor aan de tafel.
„Wat wenscht u nu?" vroeg hij.
„O, 'n heele boel. Ik zou enkele vragen tot
u willen richten. En u zult die moeten beant
woorden. Op de eerste plaats zou ik graag wil
len weten, wat u met Kenton's zaak te maken
hebt."
„Ik ben slechts de dienaar van mijn meester.
Maar ik ben op het slot opgegroeid en de man,
dien Kenton voor vier jaar vermoordde, was
mijn vriend. Daarom gunde ik mij geen rust en
achtervolgde de drie moordenaars over geheel
de wereld."
„Zou u my nu ook willen openbaren, wie toch
wel die geheimzinnige Mr. X. is en hoe hij
heet?"
„Ook dat zult u nu eindelijk vernemen." ant
woordde de andere na een korte aarzeling-
„Hij is de Hertog van Monthfort en zijn zoon
Vincent was 't, die vermoord werd."
„De Hertog van Monthfort," herhaalde Per
ring.
En nu begreep hij, waarom de politie ieder
onderzoek in deze aangelegenheid van de hand
wees. De hertog was een der meest achtens
waardige mannen van Engeland.
Toen hij van 't bestaan van deze, voor zijn
alom geëerde familie, sterk compromitteerende
papieren gehoord had, had hij zich blijkbaar tot
den minister van Justitie gewend en dezen zijn
zaak voorgelegd.
Hij had weten gedaan te krijgen, dat de po
litie zich ten opzichte van den misdadiger, die
zich Kenton noemde, zoo passief mogelijk zou
houden, en wel na de uitdrukkelijke verkla
ring zijnerzijds, dat hy met behulp van zi)n
vermogen en met eigen menschen niets onbe
proefd zou laten, om den misdadiger op te
sporen. Op deze wyze zou de hertog trachten
hem de papieren afhandig te maken, nog vóór
de goede naam van 't geslacht Monthfort voor
eeuwig bezoedeld zou worden, waarna de valsche
Kenton zou overgeleverd worden aan 't ge
recht, dat hem voor zyn misdaden ter ver
antwoording zou roepen.
(Wordt vervolgd)