VIM 1 JCdveïfiaal vonden dag De avonturen van een verkeersagent je m alle abonné's DE ZEVEN I I 1 Het aambeeld Moderne Icarus DONDERDAG 14 APRIL 1938 Gerard Dou Suriname ontdekt reinigt alles! Een „spierkracht-vliegtuig" De begaafde fijnschilder een^vannikkef" I Het erfstuk j Nader initiatief mogelijk AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Een maand later bevonden Evelyn en Kenton EMAILLE De beangstigende werkloozen- cijfers In de afleveringen van „de R.K.Staats partij" wordt, gelukkig, geregeld de aandacht gevestigd op het probleem der werkloosheid. Ook in de jongste afle vering is dit het geval. De partij-voorzitter, mr. T. Verschuur, schrijft over de noodzakelijkheid van be Wapening maar laat toch niet na in dit verband er op te wijzen „dat de zenuwen Van ons volk een groote rol spelen voor de eelfstandigheid en dat zij gezond blijven dis ons volk, met name de jonge generatie, arbeidt." In een ander artikel, dat gewijd is aan de werkloosheidsstatistiek, is een overzicht van den stand der werkloosheid verwerkt Van 1935 tot de eerste maanden van 1938 H*e schrijver, mr. Teulings, merkt terecht op, dat het werkloosheidsprobleem sterk in het centrum der staatkundige belangstel ling is geplaatst en na de cijfers vergeleken 1® hebben komt hij tot de slotsom, welke Vdj bij alle bezorgdheid voor de militaire verdediging niet mogen vergeten: Het beangstigende in deze cijfers ligt niet daarin zooals nog al te vaak wordt voor gesteld om tot een sterk illustratief cijfer te komen dat bijv. het werkloozencijfer in Juni 1937 bedroeg 310.000 en in Januari 1938 steeg tot 439.000, maar hierin, dat in de maanden Juni en volgende de afstand met de maandcijfers van het vorig jaar (1937 Vergeleken met 1938) ruim 60.000 beliep en thans deze afstand (Februari 1938 vergele ken met Februari 1937) tot 20.000 inkromp. Inderdaad is dit beangstigend. Sinds Oc tober 1937 is de geleidelijke inkrimping van het werkloozencijfer niet doorgezet. Wij staan thans zegt mr. Teulings onge veer gelijk met de maandcijfers van 1935. tn 1935 daalden de cijfers óók wel in de volgende maanden (de gewone seizoencla- hng), maar vergeleken met 1934 stegen zij Slaand voor maand. En nu is de groote ffees, dat wij in 1938 niet onder de her stel aangevende maandcijfers voor 1937 Sullen blijven, maar daar geleidelijk weer hoven uit zullen komen. Dat is de groote Zorg. Inderdaad, maar helaas is 't niet de cenige zorg. Er komt nog een andere zorg hl, n.l. dat hoe langer de werkloosheid op suik een hoog niveau blijft einde Fe bruari 1938: 370.000 des te zekerder is, dat het aantal werkloozen, dat nooit meer ••aan den slag" zal komen zal toenemen. Deze zijde van het werkloosheidsprobleem 'Uag hoe dreigend ze ook is niet uit het oog worden verloren, het is plicht om er aanhoudend op te wijzen. Van deskun- vbge zijde vernamen wij, dat alleen al in Amsterdam dit aantal blij vend-werkloozen eeschat wordt op niet minder dan 25 a 30.000! Het is vooral met het oog op de toe komst, dat wij aandringen op werkloos heidsbestrijding in grooten stijl! De heer Rulings spreekt van „een zorg, die onge- ^ijfeld ook de verantwoordelijke regee rhig ten diepste zal gevoelen en die ons ®hen doet vragen naar een krachtig ge- ei<le politiek van stimuleering tot werk- Verruiming en arbeid voor ons volk", doch ^ij vreezen, dat de budgetaire eischen van "huister De Wilde, welke vermoedelijk niet hieen door hem doch ook door eenige an- j*ere ambtgenooten worden gesteld, daar- eSen een beletsel vormen. Voor de defensie-kosten moet het geld er en het komt er ook! Maar in et Maandblad onzer partij wordt de vraag ^esteld zou het ook mogelijk kunnen dat de volkswelvaart, de volkskracht op andere wijze zóódanig worden aan- *eWst, dat daaruit bedreiging van deze na- OP ELKE BUS EEN BON VOOR GESCHENKEN tionale integriteit rechtstreeks voort vloeit? En de voorzitter onzer partij zegt: ge hamerd worde zoo noodig op dit aambeeld, denkt aan de zenuwen van ons volk, welke alleen bij arbeid gezond kunnen blijven! Het is alles zoo volkomen juist gezegd Alleen vreezen wij, dat op de departemen ten „de economie van de huismoeder" be gin en einde is van de staatkunde en dal men de zorg van wat onafwendbaar komen gaat afleidt met eenige geleerde beschou wingen over het dogma van het sluitende budget. Een oeroude droom der menschheid: op eigen kracht zich verheffen in de lucht, opstijgen naar den blauwen hemel, in het stralende licht, de zon tegemoet. Rusteloos is zij nagestreefd in den loop der eeuwen door de koenste onder de menschen- geesten. Is het omdat de mensch er in voelde een symbool, los te zijn van alle aardebanden en zoo te stijgen naar het licht? Talloozen moesten hun proefnemingen met den dood bekoopen. De eerste vlieger was de legendarische Ica rus, die zijn zoon zag vallen als slachtoffer van zijn stoutmoedige poging. Na hem volgden er velen. Lang niet - altijd werden hun daden gewaar deerd door hun tijdgenooten. Laat mij er een markant voorbeeld van verhalen: Onder tsaar Iwan den Verschrikkelijken (1533- 1584) vond een Russische boer, Nikitka ge naamd, een vliegmachine met houten vleugels uit. Hij bouwde het toestel en vloog er mede rond om het gansche dorp Alexandrowsky, in de nabijheid van Moskou nu een stad, tot groote verbazing van de talrijke toeschouwers. Ondanks zijn succes liep de zaak leelijk voor hem af. Zijn tijdgenooten waren over den uit vinder al zeer slecht te spreken. „De mensch is geen vogel", zoo verklaarden zij, „en heefc geen vleugels. Wanneer hij zich desalniettemin zulk een soort houten vleugels verschaft, dan handelt hij tegen de natuur. Zijn werk is geen werk Gods, maar werk des duivels." Gij voelt al, waarde lezer, waar dat heen moet. Hij werd gevonnist. „Om zijn vriend schap met den duivel zal de uitvinder ont hoofd worden, en zijn afschuwelijk, stinkend lichaatn den zwijnen tot voedsel worden voor geworpen. De uitvinder zelf zal als duivels werk na een plechtige Mis verbrand worden." Aldus luidde in lang niet malsche termen 't vonnis. Een suggestieve Russische film heeft Icarus' val, naar een gravure in Vondels Ovidius-vertaling (1671) dit verhaal in beeld gebracht onder den titel: „Slaven hebben geen vleugels." Na deze „aanmoedigende" gebeurtenis ver dwenen dat hoeft ons niet te verwonderen in Rusland alle gedachten aan vliegen. Eerst tegen het eind van de 17e eeuw probeerde weer een Moezjik met behulp van vleugels te vlie gen. Zijn plannen vonden een gunstiger ont haal, met name bij het Ministerie van Oorlog, dat blijkbaar al een fijnen neus had voor de militaire mogelijkheden van de uitvinding en hem 18 roebel verstrekte voor mica vleugels. Deze bleken echter te zwaar te zijn. Men ver vaardigde nieuwe lichtere, maar nóg vloog de boer niet. Toen daalde de gerechte toorn van zijn geld schieters over zijn arme hoofd neer. Men be schouwde hem als een ordinairen bedrieger en bestrafte hem op echt Russische manier; hij werd afgerammeld, nadat men hem het hemd had uitgetrokken. Daarop nam men het hem gegeven geld terug, door zijn have en goed te verkoopen. Het einde van een uitvinders-droom! Het denkbeeld van vliegen door eigen kracht en op de wijze van een vogel, dus door be weegbare vleugels, heeft de menschelijke geest eigenlijk nooit losgelaten. Een van de pioniers is de vliegtuigconstructeur Gustav Weckler te Frankfort a/d Main. In 1909 was deze reeds op de toenmaals gehouden internationale lucht vaarttentoonstelling, de ILA, met een vlieg tuigmodel aanwezig. Nu heeft hij een modern vleugelviiegtuig ontworpen, dat door spierkracht kan worden voortbewogen. Het toestel is een derde lichter dan het bekende spierkrachtvliegtuig van de constructeurs Hassler en Billinger uit Dessau, hetwelk door middel van een, door fietspedalen in beweging gebrachte, luchtschroef aangedre ven wordt. Uitgaande van de instrumenten borden voor zeilvliegtuigen, is hij er in ge slaagd, door nieuwe vormgeving en verkleining der instrumenten, het gewicht daarvan bedui dend te verlagen. Eerlang zullen Pa en Ma hun tandem du3 kunnen inruilen voor een spierkrachtvlieg tuig! Het zij zoo. We hopen, dat het de slanke lijn zal ten goede komen. ING. D. „Lezende oude vrouw" (ca. 1660) van Gerard Dou, thans in de Ermitage te Leningrad Dezer dagen was het 325 jaar geleden, dat Gerard Dou te Leiden werd geboren. Reeds vroeg openbaarde zich de gave van Dou en toen hij pas 15 jaar was kwam hij in de leer bij Rembrandt, die toen 22 jaar was en in de eerste periode van zijn scheppen ver keerde. Hij bleef drie jaar bij den grootmeester van het clair-obscur; toen vertrok deze naar Amsterdam. Die drie jaren waren echter vol doende, om Gerard Dou voor zijn gansche leven te beïnvloeden. Hij nam de helle kleur en uit voerige werkwijze van Rembrandt's vroege jaren over. Later werd zijn palet wel soberder, maar hij werd daarbij steeds preciezer en uit voeriger in zijn stofuitdrukking. Het gold in het midden van de vorige eeuw voor een teeken van zijn meesterschap, dat men de draden in een weefsel kon „tellen". Gerard Dou werd aldus de leider van de Leidsche school der z.g. fijnschilders: Frans van Mieris, Brekelenkam, Van Slingerlandt, en anderen volgden hem na en muntten allen uit in het maken van kleine, uiterst verzorgde genrestukken en portretten. die zeer populair waren en het langen tijd bleven, zoo lang n.l. als de smaak van het publiek gesteld bleef op een zeer natuurge trouwe, naturalistische uitbeelding. Het is dus te begrijpen, dat de stukken van Dou nog in het midden der vorige eeuw tot de duurstbetaal- de van de schilderijen der zeventiende-eeuw- sche Hollandsche schilders behoorden. Later heeft men ingezien, dat het talent van Gerard Dou, hoe groot zijn technische kunde ook was, niet tot de hooge toppen der kunst reikte. Rembrandt en Seghers, die de precieze werke lijkheidsuitbeelding loslieten, stegen veel hoo- ger, Vermeer doorzielde de beelding der werke lijkheid op een veel fijner en feestelijker ma nier. Wat niet wegneemt, dat Dou een zeer respectabel meester blijft, wiens kunde en werk kracht menigeen ten voorbeeld mogen wezen. Een van zijn fraaiste werken is de beroemde Avondschool in het Rijksmuseum. 'oede manieren, die niet uit in nerlijke beschaving voortkomen, zijn aangeleerde kunstjes, gelijk gedresseerde dieren plegen te ver- toonen. Het was waarlijk geen wonder, dat m'n vader, die z'n heele huis vol klokken had hangen, een man van de klok was. Hij verlangde beslist, dat we prompt op tijd naar beneden kwamen voor 't ontbijt. Maar m'n broers en ik waren dikwijls te laat, behalve Sam. Sam, zoo prees m'n vader hem, kwam zóó vroeg naar beneden, dat hij zelfs nog tijd had, een paar minuten zich op de piano te oefenen. Maar m'n broer Sam was een slimmeling. De reden waarom hij zoo vlug beneden was, was deze: hij wilde graag de sport-pagina zien vóór vader de krant in handen kreeg. Hij speelde dan piano, om ons, onder 't aankleeden, te laten weten wie den vorigen dag met voetballen ge wonnen had. Wij hadden een stel seinen afge sproken, en terwijl we onze kousen en schoenen aantrokken, hingen we ovér de leuning van de trap, om op de piano den uitslag te hooren af kondigen. Een vroolijk wijsje beteekende, dat de „Rowdy-Dowdy boys" gewonnen hadden, maar als er een kermend of jankend geluid uit de piano opsteeg,' dan had Bully onzen Andy verslagen. Dus, Sam muntte zóó uit door stiptheid en vader was daar zóó over in z'n schik, dat hij een horloge voor hem kocht met er achterop gegraveerd: „Sam Dijt, altijd op tijd." Bij die gelegenheid vertelde vader me dat hij m ij eerst een horloge had willen geven, omdat ik de oud ste was, en hij liet het me zien. 't Was er net zoo een als dat van Sam, maar er stond niets op gegraveerd. Vader zei dat hij 't zou op bergen, tot ik 't verdiend had door op tijd aan 't ontbijt te komen. Er viel niet veel beterschap van mijn kant te bespeuren. Treuzelen was een gewoonte bij me geworden. M'n goede moeder zei, dat 't wel beter zou gaan, als vader mij 't horloge al vast gaf. Maar vader zei en ik kon hem geen ongelijk geven dat dit de verkeerde manier zou wezen om een jongen op te voeden. Maar moeder nam haar juweelenkistje en gaf me daaruit een hor loge. 't Was oud en ik was jong. We pasten niet bij elkaar, 't had een voor- en een achterdeksel van dun goud en 't deksel paste zóó krap, dat er bijna geen plaats was voor een glas over de wijzerplaat. Het glas moest heel dun zijn, waar door het door den minsten druk op 't deksel brak. Toen dit nu eenmaal geschied was, drukte ik natuurlijk niet meer op 't deksel, en alles zou goed gegaan zijn, als andere jongens even voor zichtig geweest waren als ik. Maar ik kon ze niet voorzichtig genoeg krijgen. Als ik aan 't vechten ging, vriendschappelijk of niet, ver zocht ik m'n tegenstander, niet tegen den lin kerkant van m'n maag te stompen, waar m'n horloge zat. Maar of hij er zich aan stoorde of niet, als hij en ik wat opgewonden waren, en van geen uitscheiden wisten, dan brak het glas altijd. Ik had nooit tyd, om m'n horloge eerst af te leggen; ik zou ook niet weten, waar ik het had moeten laten. Enfin, een horloge, dat in den zak van een jongen, overal wordt meegedragen, moet 't leven maar nemen, zooals het is. Het lastige van de zaak was echter, dat m ij n horloge zich niet aan z'n lot kon aanpassen. De eerste twee glazen, die ik brak en dat gebeurde al heel gauw betaalde m'n goede moeder, want vader wou met de heele onder neming niets te maken hebben en keurde die af. Maar moeder kwam altijd klein geld te kort; ik viel haar dus niet graag lastig enzij wilde ook niet graag lastig gevallen worden. „O Bram, lieve jongen, 't glas is toch niet wéér kapot?" riep ze, toen ik het deksel den tweeden keer opende om haar de glassplinters te laten zien. Ze was zóó van streek, dat ik 't haar den volgenden keer niet vertelde, en besloot de averfj zelf te betalen. Nooit kreeg ik meer zakgeld van vader dan een dollar in de maand, en ieder nieuw glas kostte 25 centen, wat ik veel vond. Wanneer ik met Chevy Slyme over den grond rolde en tolde en daarbij absoluut niet aan m'n horloge dacht, dan hoorde ik eensklaps een zwak gekraak en wist dat het al weer zoo laat was. Ik haalde het De deur waar de gevangenenen waren, werd het eerst ge opend en zoo kwamen de agent, de slotenmaker, de professor, het prinsesje en de kabouter bijeen. Ze beraadslaagden wat ze zouden doen. Allemaal spraken ze tegelijk. „Dat is niet ver standig," zeide de professor, „je kunt niet tegelijk praten, wel breien of zingen. Daarom ieder op zijn beurt." Men besloot, dat het muisje zou gaan kijken in het vertrek, waar de heks sliep. Het zou gaan zien, wat daar gebeurde en of de heks nog sliep. „Dat kan best," zeide het muisje, omdat ik wel een gaatje weet om er in te kruipen." Zoo gezegd, zoo gedaan en terwijl de anderen zich schuil hielden, ging het muisje door het gat. „En nu zoo stil als een muisje," maande de kabouter. glas dat aan gruizelementen was er dan uit en hield het horloge zoo, tot ik weer 25 centen bij elkaar had. Dan liet ik er weer een nieuw glas inzetten. Ik trachtte de glazen goedkooper te krijgen, omdat ik een vaste klant was, maar de horloge maker legde me uit, dat dit niet kon, omdat er aan die ouderwetsche, dunne glazen haast geen aankomen was. Eindelijk gaf ik 't op, ik zei tegen moeder, dat ik 't horloge niet meer dragen wou. Toen werd moeder boos. ,,'t Horloge is een erfstuk," zei ze met nadruk, „en een erfstuk moet men op prijs stellen en waarderen en je moet blü zijn, dat je zoo rijk bent een gouden horloge te bezit- ten. Je broer Sam Het was merk- waardig om te i hooren, met hoe- veel minachting m'n moeder dat woord „nik kel" uitsprak. Nu werd de vloek van den rijkdom een leven dige gedachte voor mij en werd ik voortdurend gekweld door de eischen die rijkdommen aan den eigenaar stellen. Weken lang had ik geen geld voor knikkers en stuiters. Zelfs een nieuwen tol kon ik niet betalen. Ik was gekoppeld aan een horloge dat ik nu hardgrondig haatte, om dat ik er mee moest leven en omgaan als een huisvrouw met kraakporcelein. Eindelijk vond ik een uitweg. Door mijn tot een gewoonte geworden treuzelen, was ik al dien tijd, minstens drie keer in de week te laat aan t ontbijt gekomen, maar nu flitste de gedachte in me op. „Wanneer ik m'n leven beter, dan geeft vader mij misschien dat nikkelen, betrouwbare hor loge, met dat dikke, onbreekbare glas, dat in de kast ligt." En ik beterde m'n leven. Wel niet in eens, maar telkens als ik een glas brak, gevoelde ik me gedrongen tot nieuwe inspanning. Toen ik eindelijk, naar de meening van m'n vader, tot voldoende stiptheid gekomen was, liet hij m'n naam op 't nikkelen horloge graveeren en gaf het mij. Hij keek me een beetje verwonderd aan om de uitbundige blijdschap, die ik aan den dag legde, en toen ik uitgelaten in de kamer rond sprong, vermaande hij: „Nou, nou Bramkalmpjes aan, jongen; straks gooi je nog een vaas om." Maar moeder was niet tevreden. „Ik begrijp niet, zei ze tegen vader, „waarom je hem een nikkelen horloge geeft, als hij al een gouden heeft." ,Dat ouwe ding is niets voor een flinken jon gen," lachte m'n vader. Ontstemd legde moeder het erfstuk weer ter ruste in haar juweelenkistje. M'n vader was een knap en pienter zakenman en de baas in huis. Maar nooit heeft hij *t met al z'n knap- en pienterheid zóóver kunnen brengen, dat hij 't laatste woord had. Dat had steeds m'n goede moeder. Ook nu. „Ik heb het toch goed gehad," zei ze, „ik neb altijd wel gezegd, dat Bram een horloge moest hebben om te leeren op tijd aan 't ontbijt te komen." (Nadruk verboden) Dezer dagen hield mr. dr. Van Haaien, bur gemeester van Schiedam, een lezing over Suri name, waardoor nieuwe belangstelling voor dit gebiedsdeel gewekt schijnt te zijn. Zoo wijdt het veertiendaagsche blad „Onze Mail" een uit voerige beschouwing aan deze lezing en ver volgt dan: Maar men dient hier niet bij te blijven stil staan. Suriname verdient belangstelling. Niet alleen om de liefde, waarmede er op verschillend ge bied gewerkt wordt, niet alleen om zijn ver knochtheid aan het Vorstenhuis, niet alleen om zijn natuurlijke schoonheid. Suriname heeft recht op belangstelling, heeft èen goed recht in de eerste plaats op een juiste en ware op vatting van het land. Het is merkwaardig, maar ongetwijfeld waar, dat juist „officieele stukken'", later gepubliceerd in courant en tijdschrift, waarin slechts de moeilijkheden breed werden uitgemeten, er toe hebben bijgedragen om een verkeerde meening omtrent Suriname te doen postvatten. Het is bijna iets onrechtvaardigs. Daarom dient er ook met alle kracht aan te worden gewerkt om dat verkeerde oordeel te doen plaats maken voor een dat juist is en voor een dat de mogelijkheid laat om een beter in zicht te krijgen en om belangstelling te kweeken, toch het eerste noodige voor een betere toe komst. Het is dienstig, dat meer van dergelijke le zingen worden gehouden, ook in breeder kring. Wij hopen, dat hiertoe het initiatief niet zal ontbreken. op dit blad Zijn ingevolge de verzekenngsyoorwaarden tegen pi MMn bfl levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen A I OU»" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen F'yCZfX bfl een ongeval met f-i nr/\ i OU»" doodelijken afloop JP faiDU*" w^HlSTTAN 23 «6^ g^ft geen in, 6-^" zeide Lord Percy en haal- >,T sehouders op. zal hy ons niet ontkomen", merkte de a ^geruststellend op. „Hij is een misdadiger, ^ehto bovendlen nog op een moordaanslag op ''tie +n, schuldig gemaakt heeft. Als wij de po- °bste], foneeren en aan alle stations wachten •,t) v6n' moet hij ergens in de val loopen." ?ehier. geet>" antwoordde Lord Percy, „of mis- et We.et u het nog niet dat deze schurk in is van sterk compromitteerende papie- to>„. we moeten dus zeer voorzichtig te werk n Afrika leefde ik onder een anderen naam en onder dien naam werd ik ook ver oordeeld. Het zou dus een ongehoord schandaal zijn als het moest uitkomen, dat de zoon van den Hertog van Monthfort een paar dagen ge leden uit een strafkolonie ontslagen werd, na dat hij wegens diamantdiefstal vier en een half jaar dwangarbeid verricht heeft. Dit dient onder alle omstandigheden vermeden te worden en daarom geef ik er de voorkeur aan, niet de hulp van de politie in te roepen. Juist daarom wilden wij ons zelf wreken." „Gelooft u dan, dat hij die papieren bij zich draagt?" „Neen, dat is niet waarschijnlijk. Hij zal ze wel ergens verborgen hebben." „Misschien bij zich thuis." „Weet u, waar hy woont?" „Neen, maar daaromtrent hoop ik spoedig na dere inlichtingen te hebben." En de majoor ver telde hem van de sigaretten-eindjes, die hy in Granger's kamer gevonden had en dat hy reeds een detective aan het werk had gezet. „Het is zoo goed als zeker, dat hy nog niet lang in Londen is", ging hij verder, „anders zou hy reeds een aanslag op Kenton gewaagd heb ben. Mogelyk is hy nog maar kort geleden uit, Indië teruggekeerd en heeft hij de sigaretten zelf meegebracht. En dan bestaat er nog een tweede mogeiykheid: de betrokken importeur heeft zijn winkel midden in Strand en zoo kan mr. Granger in het voorbijgaan even een doosje bij hem gekocht hebben." „Toch geloof ik, dat wij deze kans moeten waarnemen, hoe gering die ook is. De schurk zoekt natuurlyk zoo spoedig mogelijk Londen te bereiken. De eerste trein gaat om acht uur. Hoe kunnen we nu vóór hem in Londen aankomen?" „Hebt u een goeden auto?" „Ja m'n vader heeft er een, die tweehonderd kilometer per uur kan halen." „Goed, laten we het probeeren." Nog eer de dag begon te schemeren, suisde de geweldige machine, versierd met het wapen der Monthforts, over den grooten straatweg. Overal was de politie reeds ingelicht over de wilde vaart van het monster en zy' had order gekre gen, den auto zonder meer te laten passeeren. Met stof en modder bedekt kwam men vyf mi nuten voor den trein in Londen. De man met de gouden tanden woonde in Chelsea, Oakleystreet 45, onder den naam Blackmore, berichtte de door Perring in het werk gestelde detective. De twee nieuwe vrienden begaven zich, om geen opzien te baren in een anderen auto naar de aangegeven plaats. Zonder zich ook maar een oogenblik te bezinnen, zette Lord Percy zyn schouder tegen de deur, die den naam Black more droeg en de majoor volgde zijn voorbeeld. Met inspanning van beider krachten was de deur spoedig geforceerd en na een half uurtje van naarstig zoeken hadden zij de bewuste pa pieren gevonden. Zij verlieten nu ylings de ka mer en lieten deze ongeveer in denzelfden toe stand achter, zooals eenige dagen geleden de man met het litteeken Kenton's kamer over hoop gehaald had. Majoor Perring had intusschen zyn gewonden vriend niet in mrs. Nolly's Pension alleen laten liggen. Vóór hy zich voor den autotocht gereed maakte, had hij hem een plaatsvervanger ge vonden, die het van harte gaarne op zich nam, hem verder te verzorgen. En hy had moeiiyk een betere keuze kunnen doen. Toen Richard Kenton, na meer dan tien uur geslapen te hebben, ontwaakte, meende hy in een geluk kiger en zonniger wereld aangeland te zijn. Want het eerste wat zijn oogen ontmoetten, was het liefste wezen, dat hy kende. „Evelyn," fluisterde hij, ,Jy hier. „Ja Dick, antwoordde zij zacht, „en nu wil ik altijd bij je blijven. De hooge muur, die tus- schen ons stond, is verdwenen. De schaduwen zijn geweken en ik voel me zoo gelukkig, Dick, zoo gelukkig." Nu eerst bemerkte Kenton, dat hy zyn linker arm niet bewegen kon. De dokter had dien vast tegen zijn lichaam gebonden. En de herinnering aan het licht in 't bosch en de twee schoten flitste heel even door zijn hoofd. Doch slechts een oogenblik. Zy, die hier bij hem zat, deed hem al het andere vergeten. Langzaam strekte hy ziin gezonden arm naar haar uit. En met tranen in de oogen die van onuitsprekeiyk geluk en liefde spraken, zonk zy tegen hem aan. „Ik houd van je, Evelyn," fluisterde hij, „ik houd van je." Hy drukte haar vast tegen zich aan, als wilde hij het geluk, dat hij nu gevon den had, nooit meer verliezen, en kuste haar. kuste haar...." by veilles van een band een voet at een oog. De groote reputatie dankt Edy emaille aan lijn, kleur en kwaliteit. Staal en emaille één geheel; IJzersterk. 'AB81ZZ TI DIEKIN zich op hun huweiyksreis in het zonnige Italië. Richard Erral Kenton werd tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld. De oude Hertog was bij het uitspreken van het vonnis aan wezig. „Het is z'n verdiende straf," mompelde hij ontroerd. „M'n eenen zoon heeft hy vermoord, m'n anderen zoon in t verderf gestort, m'n naam haast onteerd en het geluk van m'n dochter byna verwoest. Eindelyk z'n verdiende straf. EINDE,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 13