Ziedaar Uw Moeder
PECH MET PASCHEN
Kruisiging en
kruisdood
DE WEG NAAR GOLGOTHA
ZONDAG 17 APRIL 1938
Op den heuvel van droefenis
De Moeder der Moeders
4
4 14
Een daad van dank
baarheid
Paaschv er telling
mÊm
Bij het H. Graf (Naar W. A. Bouguereau)
HET KORTE VERHAAL
Kostbaar object voor
de wetenschap
Lichtgevende reddings
gordel
31 millioen Zondags
bladen in Amerika
Straten van katoen
De Judaspenning
De Judasboom
Romeinsche rechtspraak
De geeseling
De kruisweg
De procedure der kruisiging
m
fTt
Zij volgde het spoor van Zijn bloedige tranen
en Zijn doodszweet. Zij schreed op den weg
van Zijn laatsten aardschen pelgrimstocht,
dien Hij op Zich genomen had, ontvlamd in
liefde tot de menschen. Hoe dikwijls was Hij
als onvermoeide Leeraar, als Geneesheer voor
alle menschelijke leed, als Trooster der zielen,
als de Goede Herder Zijner geliefde kudde door
dit land getrokken!
En nu liepen al Zijn levenspaden op dien
éénen, breeden, steenigen weg naar Golgotha
uitZie, Hij schrijdt langzaam voort op dien
weg, gebogen onder den vreeselijken last van
het kruis voor de laatste maal in het witte
kleed, dat moederhanden voor Hem hadden ge
weven.
„Zijt gij het, mijn eenige Zoon, wiens komst
op deze wereld door engelenkoren werd be
groet?Gij, die gehuldigd werd door de ko
ningen uit het Oosten?Gij, voor wien de
eenvoudigste menschen in warme liefde hun
gaven aan de kribbe neerlegden?Zijt gij
het?"
Uit haar oogen vloeide een stroom van tranen.
Ja, Hij was het, Haar eenige Zoon. Haar blik
bedroog Haar niet. Het was geen waan in de
overmaat van smart. Hij was het, Haar Zoon,
die onder Haar zorgen tot knaap, jongeling en
man was opgegroeid, Hij, voor wien de massa's
zich in deemoed hadden gebukt, Dezelfde, voor
wiens voeten het volk onder Hosannagejuich de
palmtakken had neergestrooid.
Welke vreeselijke, onherkenbare menigte om
geeft Hem nu! Hoeveel vloeken schreeuwt men
Hem toe, hoeveel steenen treffen Hem!
Is er wel een moeder, die haar zoon niet met
eigen armen zou beschermen, die hem niet zou
omarmen en bereid zou zijn hem van den dood
te redden?
En zij?
Zij loopt met di% wreede gepeupel mede en
smeekt met geen enkel woord om medelijden.
Zij volgt het spoor Zijner voeten, in plaats van
met de drommen mee te trekken naar den heu
vel, waar vervuld zal worden wat.... waar
Hijwaar Jezus.... O God, o God!
De Moeder valt in onmacht, doch de armen
der leerlingen vangen Haar op. Slechts even
was Haar het bewustzijn ontvloden, om uit de
bron van den nacht te putten. Slechts één oogen-
blik was het lichaam gebroken onder den on-
menschelijken last. Ja, Zij moet samen met Hem
dezen kruisweg gaan, opdat vervuld zou worden,
wat sinds eeuwen was voorzegd. En Zij zal niet
alleen den weg volgen, doch ook den heuvel be
klimmen, Zij zal ook onder het kruis van Haar
Zoon staan, als de Moeder van Smarten.
„O, wereld, zult gij nooit begrijpen, dat er geen
smart is gelijk aan de Mijne?"
De weg is beëindigd. Hier op den heuvel van
droefenis zal het Offer worden voltrokken. Hier
zal temidden van menschen, die hun leven
lang niets deden dan kwaad Haar Zoon
hangen, Hij, die in Zijn leven niets dan liefde
schonk, omdat Hij zelf de liefde was. Hier op
dezen heuvel van de misdaad aller misdaden
zal Haar hart boordevol worden met leed, want
alleen Haar smart is in staat deze overmaat
van smarten te aanvaarden. Hier op dezen heuvel
zal het wonder van de verlossing aller wereld
schuld geschieden, en hier zal Zij, die den Ver
losser het leven schonk, ook aan Zijn dood deel
nemen met Haar door zeven zwaarden door
boorde hart.
„O Heer, moest de weg, die Hem naar Gol
gotha voerde, door Mij gaan?...."
„O Zoon, waarom mag ik slechts stomme ge
tuige zijn van Uw smart, in plaats van bij den
Vader in den hemel te smeeken om de hulp der
aartsengelen
„O hart, wees sterk tot het bittere einde, want
gelijk Zijn Allerheiligst Hart, zoo moet ook gij
eenmaal schatkamer worden van onuitputte
lijke genaden
„Uw wil, o God, geschiede."
Het was volbracht. Het Offer was voltrokken.
Hi; hing aan het kruis Haar Zoon Haar God
Haar Heer.
En Zij staat onder het kruis van Zijn lijden
de Moeder vol onmetelijke smart.
Het was volbracht, alles was in vervulling ge
gaan, wat vervuld moest worden. En van dit
oogenblik af zal de geheele wereld in droefenis
en leed naar den voet van dit kruis gaan.
En Zij, de onafscheidelijke gezellin van Zijn
geboorte en Zijn dood Zij zal ook aan het
heilig werk der verlossing deelhebben.
Want niet alleen Hij, die met de doode oogen
vanaf Zijn Kruishout op Haar neerblikt, is haar
Zoon, maar alle onwaardige zonen der aarde
zijn Haar zonen, alle, die Hij onder Haar be
scherming stelde.
Voor hen was al die smart van den God-
mensch, voor hen was deze zee van leed, welke
Haar hart overstroomde. Zou Zij dan niet voor
allen de barmhartige Moeder zijn, zou Zij niet
allen in Haar armen sluiten, opdat ook voor de
i,« t
De klokken, die uit Rome terugkeeren
tn Paascheitjes uitstrooien. Naar een
teekening van Felix Timmermans
ellendigste ziel de dood van Haar Zoon niet te-
vergeefsch is.
„Ziet, Ik ben de Moeder der moeders. Komt
allen tot Mij, want hoe zou Hij mij iets kunnen
weigeren, aan wiens werk ik deel had en die
mij vari alle eeuwigheid heeft uitverkoren. Komt
allen tot Mij, Hijzelf zeide aan het kruis van
Zijn smarten op Golgotha: „Ziedaar Uw zoon
ziedaar Uw Moeder
Ik bracht den ouden Frits mijn Paaschbloe-
men éVi nog een klein geschenk. Hij woonde
vlak aan de Elbe, in een der kleine huisjes,
die daar nu niet meer gebouwd mogen worden.
Maar zij zijn gezellig en Fritsje kon zich niet
indenken, dat men ergens ter wereld zoo te
vreden zou kunnen zijn als vlak aan de Elbe.
Toen ik binnenkwam stond een vrouw op, die
tegenover den ouden man zat; ze zei nog en
kele woorden en ging vlug heen. Ik kon nog
juist zien, dat zij een vriendelijk gezicht had en
een gesloten korf droeg.
Op tafel stonden Paaschbloemen en een dik
ke worst lag er naast.
„Was dat uw vroegere verloofde?" vroeg ik,
want ik herinnerde mij, dat Fritsje wel eens
toespelingen op vroegere verloofden maakte.
Hij was immers matroos geweest en had vele
reizen gemaakt. Tot het groote ongeluk kwam,
dat hij uit den mast viel en lang moest blijven
liggen.
Fritsje glimlachte behaaglijk. Hij werd gaar
ne herinnerd aan den tijd, dat hij nog een
flinke varensgezel was, maar hij schudde het
hoofd: „Nee, nee, dat was geen meisje van
mij, die ging immers met Hein Thornsen en* ik
ben er bij geweest toen zij zich verloofden en
zij een ring kreeg. Een van echt goud, wani
Hein liet zich niet aan een beetje kennen. Hij
was altijd royaal, alleen had hij een slecht ge
heugen.
Ik had in dien tijd juist geen reis en ver
huurde daarom een boot, waarin ik met de
menschen Zondags ging roeien en ook op
mooie avonden, wanneer de maan scheen en
er hier of daar harmonica gespeeld werd. OP
het water was het nog een beetje koud, maar
de liefde maakt warm en men kon immers een
warme jas aantrekken. Destijds heb ik Hein
gevaren met Anna-Margriet. Zij zaten hand in
hand en kusten elkander en ik keek niet, om
dat dat niet paste.
Fritsje zuchtte even en pakte naar de gele
Paaschbloemen. „Dat jaar was het ook 'n
vroege Paschen en ik weet niet, dat ik
Paaschbloemen gevonden heb. Mijn zwager, die
in Blankenese woonde, had een vischhandel
en daar zijn vrouw ziek was, moest ik bij het
visschen helpen. Het was toen anders dan te
genwoordig, men mocht toen nog vrij visschen
heelemaal tot Krautsand. U weet toch zeker
wel waar Krautsand ligt? Het is een mooi
eiland in de Elbe.
Terwijl wij daar aanlegden, omdat wij een
bestelling hadden, legde een andere boot bij
dezelfde brug aan.
,Hé!," zei mijn zwager, ,,Hein Thomson, heb
je weer eens een ander meisje?"
Waarachtig, Hein stapte met een stevig
meisje uit de boot. Maar Anna-Margriet was
het niet!
„Hein!" zei ik, „waar is Anne-Margriet?"
Toen lachte hij: „Verandering maakt het
leven zoet!"
Mijn zwager lachte ook, maar ik ergerde mij,
want Anne-Margriet was een net meisje en zij
hield van Hein. Het paar ging hand aan hand
het eiland op en wij hadden werk met onze
visschen. Mijn zwager kende het meisje. Zij
moest geld hebben en Anne-Margriet was arm.
Nu, ieder moet zelf weten wat hij doet. Maar
ik moest aan Anne-Margriet denken en ik
hoopte, dat zij spoedig een anderen jongen zou
krijgen.
Dit alles gebeurde in de Goede Week. Des
avonds voor Paschen ging ik weer naar mijn
boot, die voor ons huis in het water lag. Maar
hoe ik ook keek, mijn boot was weg, en moeder
zei, dat Anne-Margriet ze genomen had.
Dat verwonderde mij en moeder was ver
wonderd, omdat ik verwonderd was.
„Ze heeft gezegd, dat ze jou met de boot af
zou halen." Mijn boot was niet heelemaal in
orde, zij maakte tamelijk veel water en Anne-
Margriet kon ternauwernood roeien. Fritsje
schoof op zijn harde sofa heen en weer en streek
door zijn dik grijs haar: „Wat schrok ik
toennee, zóó ben ik nog nooit geschrok
ken! Anne-Margriet was een van de stillen
Ze zei niet veel, maar dat is immers altijd zoo
bij die stille naturen, zij houden alles voor
zich zelf. De boot van Peter Prausen lag juist
bij de brug. Ik nam ze ongevraagd en ging ei
mee tusschenuit. Tevoren had de zon gesche
nen. Nu werd het donker en ik moest werken
wat ik kon, want de groote stoomschepen, die
met Paaschzondag in de haven wilden zijn,
maakten spektakel en veroorzaakten een golf-
mi
Staat op, 't is 't koninginnelied
dat uit den orgel springt
en over de rillende ruiten schiet
en bin' de steenen dringt;
staat op, zijt gij geen kind van haar,
is zij geen koningin
van U? Gij voert een borst, niet waar?
en 't woont een stem daarin?
Staat op dan, zingt, en, zingt gij niet,
staat op, en ondersteunt
met hoofd en brandenden blik het lied
dat in den orgel dreunt!
Staat op! Welk land of koninkrijk
met zulk een nationaal
gezang, met zulk een glorierijk
en grootsch triomfgeschal
als wij, het katholieke volk,
het Koninkrijk van Hem,
die spreekt en alle rijk en volk
doet beven op Zijn stem:
als wij, op wien Uw scepter blinkt
O Moeder, Maagd! Welaan,
staat op, 't Regina Coeli klinkt,
staat op en laat ons staan!
ÖUIDO GEZELLE
slag, dat men op moest passen, om geen nat
pak te halen. Ik roeide wat ik kon, maar de
vloed kwam opzetten, en dan is het geweldig
zwaar er tegen in te roeien. Daar passeerde mij
een zeilboot en er werd mij iets toegeroepen,
over een boot, die vast zat. Ik roeide wat ik kon
en kreeg eindelijk mijn boot in 't gezicht. Zij
zat vast op een zandbank, die toen midden in
de rivier lag en veel schade veroorzaakte.
Thans is zij weggebaggerd. Maar als zij er toen
niet geweest was, had ik Anne-Margriet niet
meer levend gezien. De boot was vol water ge
raakt, niet alleen tengevolge van den golfslag,
dien de stoombooten veroorzaakten, maar ook
omdat zij een lek had. Anne-Margriet zei geen
woord, had alleen de starre uitdrukking van
iemand, die sterven gaat. Ik gaf haar een
flinken teug cognac en bracht haar dan naar
mijn moeder, die haar in bed stopte en zoo
verstandig was, geen woord te zeggen. Het
heele Faaschfeest heeft Anne-Margriet stijf op
bed gelegen en geen woord gezegd. Toen heeft
zij vreeselijk geschreid, viel mijn mo-eder om
den hals en ging naar huis, naar haar ouders,
die op het platteland woonden. Moeder had eerst
nog eens ernstig met haar gesproken en haar
op het hart gedrukt geen domme dingen te
doen, en dat vele mannen niet deugden. Fritsje
glimlachte weer bij deze woorden. „Daarna heb
ik langen tijd niets meer van Anne-Margriet
gehoord. Hein Thomson vroeg nog eens naar
haar, toen dat andere meisje hem ontrouw was
geworden, maar ik kon met goed geweten ver
zekeren, dat ik niet het minste van Anne-
Margriet wist. Moeder zei eens, dat de meeste
meisjes niet deugden, maar toen zij op een
Paaschzaterdag 's avonds een vetten haan ge
stuurd kreeg, met een hartelijken groet van
.Luister eens," zei ik eenige weken voor Pa
schen tegen mijn vrouw, „dit jaar geven we
elkaar eens niets. Tenslotte zijn we toch geen
kinderen meer en Kerstmis heeft ons al geld
genoeg gekost."
„Zeker," meende mijn vrouw, „ook ik wilde
je eigenlijk dit voorstel doen. Al vind ik het
nog zoo leuk je met een of ander kleinigheidje
te verrassen, toch vind ik het vervelend, wan
neer je je steeds zooveel onkosten op den hals
haalt."
„We weten immers toch wel, dat we van
elkaar houden, nietwaar, Liesbeth?"
„Maar natuurlijk, Frits.... en dan, we zijn
toch ook niet meer in de wittebroodsweken!"
Hiermee waren wij het dus weer eens, vol
komen eens. Toen evenwel de feesten steeds
meer naderbij kwamen, maakte berouw zich van
mij meester. Was ik met mijn voorstel eigenlijk
niet een beetje al te gierig geweest? Ik zal er
wel overheen komen, wanneer ik mijn huisjasje
niet krijg, dat ik toch naderhand „sowieso"
noodig heb en dan toch koop. Maar Liesbeth?
Wanneer krijgt zoo'n lief vrouwtje nu een
Paaschei, als ze dit met Paschen niet krijgt?
Het einde van mijn overwegingen was na
tuurlijk, dat ik drie dagen voor Paschen vast
besloten een juweliers winkel binnenstapte, om
een kleinigheidje uit te kiezen. Want je kunt
toch moeilijk een leeg Paaschei cadeau doen!
Eenigszins uit mijn humeur, kwam ik een kwar
tiertje later uit den winkel. Zóó iets duurs had
ik nog nooit gekocht.
Nu moest ik echter nog iets bedenken: een
schuilplaats. Liesbeth was een engel, maar
nieuwsgierig dat ze wasDaartegen was een
ekster niets. Na lang nagedacht te hebben, stop
te ik den ring want ik had een prachtigen
diamanten ring gekocht in het bovenste zakje
van mijn oude huisjasje.
's Avonds verscheen ik in mijn nieuw huis
jasje, hoewel we overeen gekomen waren, dat
ik eerst het oude zou afdragen. Natuurlijk viel
deze verandering mijn vrouw dadelijk op.
Schijnheilig zei ik tegen mijn vrouw, dat ik me
voor onze dienstbode Lina schaamde om in het
oude jasje te verschijnen. Deze opmerking ont
lokte nog eenige kwade woorden, waardoor de
dialoog een steeds scherper karakter aannam,
totdat tenslotte mijn vrouw diep verontwaar
digd de kamer verliet. Ook ik was woedend.
Dat had je nu van die verduivelde goedigheid!
Ik besloot nooit en nooit meer van mijn leven
voor een verrassing te zorgen en eindelijk ging
ik kwaad naar bed.
Den volgenden morgen stond ik met hoofd
pijn op. Buiten regende het pijpestelen en een
wilde voorjaarsstorm loeide om het huis. De
geheele dag bestond uit een aaneenschakeling
van onaangename dingen. De eene ergernis
kwam na de andere. Het zou me hier te ver
voeren, alle gebeurtenissen afzonderlijk te be
schrijven. Laat ik er mee volstaan te vertellen,
dat ik met mijn vulpen op mijn jas spatte, dat
we 's middags witte boonen aten, die ik niet
zien kan en dat mijn geliefde Liesbeth 's avonds
veertien vriendinnen uitgenoodigd had, die
„Mensch, erger je niet" speelden.
Maar natuurlijk ergerden zij zich wel. Vooral
mevrouw Klingenbos was in die mate geprik
keld, dat zij in tranen uitbarstte. Ik, als man,
probeerde haar te troosten en streek haar kal
meerend over het haar. Mijn vrouw, die ge
wonnen had, wierp mij verontwaardigde blikken
toe. Daarna verdeelden de dames van 't kransje
„Mannentrouw" zich in twee groepen, die elkaar
verontwaardigde woorden toevoegden en vóór
of tegen mij partij namen.
Den volgenden dag was alles weer goed tus-
schen ons. De zon scheen heerlijk en warm en
de eerste spreeuw floot een lustig liedje. Tot
aan den avond ging alles goed. Ik kocht een
bosje heerlijk ruikende Parma-viooltjes, deed
ze in mijn knoopsgat en wandelde opgewekt
naar huis.
In de gang kwam Liesbeth me al te gemoet.
„Wees niet boos op me," fluisterde ze en
kuste mijn keurig geschoren kin.
„Maar lieveling," zei ik goedig, „ik zou niet
weten waarom." Juist wilde ik mijn Paaschver-
rassing gaan halen, toen Liesbeth mij al voor
was en mij een Paaschei overhandigde.
„Ik kon het toch niet over mijn hart verkrij
gen," stamelde ze, „ik wilde je toch in ieder
geval 'n kleinigheidje cadeau doen een das."
„Maar liefste," zei ik ontroerd en opende het
ei. Een prachtige blauwe das met witte stippels
lag er in. Precies dezelfde had ik onderweg ge
kocht, toen ik naar huis wandelde. Maar ik liet
niets merken, deed of ik dolblij van vreugde
was en verweet mijn vrouw zachtjes, dat zij
zich niet aan de afspraak gehouden had.
„Ja," zei Liesbeth met een slim glimlachje,
„ik heb namelijk twee vliegen in één klap ge
vangen. Omdat jy je oude huisjasje niet meer
wilde dragen en toch al een nieuw gekocht
had, heb ik het oude maar verkocht!"
„Verkocht," kreet ik uit.
„Jawel, lieve Frits, en voor het geld dat ik er
voor gekregen heb, heb ik nu deze las gekocht."
Sinds dien tyd beef ik voor hei woord „ver
rassing*. Ik heb besloten liever maar weer offi
cieel een cadeau te geven. Dat komt me ten
slotte toch goedkooper uit.
Anne-Margriet, toen was zij tevreden. Daarna
hoorden wij niets meer van haar en moeder is
gestorven. Toen kwam er een krans van Anne-
Margriet en den volgenden Paschen kwam zij
zelf om naar mij te zien.
Zij was met een kleinen boer getrouwd en
had het goed naar haar zin. Zij had toen twee
jongens, nu zijn het er vier. Zij heeft mij nooit
met woorden bedankt omdat ik haar het leven
gered heb, maar met daden, wat beter is. Zij
zegt ook nooit, wat haar plan was, toen zij met
mijn boot te water ging. Zij is een van die stil
len gebleven, maar als zij komt zegt zij altijd:
„Vanwegeen daarom zeg ik het ook."
„En Hein Thornson," vroeg ik.
Fritsje trok de schouders op. „Van hem is
niets meer bekend. Hij heeft ook zijn deel van
het leven gekregen. Alle menschen kunnen niet
gelukkig worden, maar wanneer Anne-Margriet
komt en zegt: „Vanwegedan meen ik dat
zij tevreden is, juist zooals ik tevreden ben
Omdat het aangenaam is te weten, dat men
een mensch het leven gered heeft, die er later
goed mee weet om te gaan.
Wilt u nu alweer gaan? Dank voor de bloe
men en de eieren. En ook een Zalig Paasch-
feest."
Het Derth-ziekenhuis in Sidney heeft op het
oogenblik een patiënt, voor wien de doktoren
zich sinds korten tijd heftig interesseeren,
daar bij onderzoek geconstateerd werd, dat de
man twee harten heeft. Eenigen tijd geleden
kwam in het Derth-ziekenhuis een landarbei
der, afkomstig uit Italië en Alvara genaamd.
De man, die 57 jaar oud is, had tal van klach
ten. Men onderzocht hem en kon nu consta-
teeren, dat hij in het bezit van twee harten
was. Zijn eigenlijk hart, dat grooter is dan een
normaal hart, ligt aan den rechterkant van zijn
borstkas, terwijl het tweede, kleinere hart,
links in zijn borstkas ligt. Beide harten slaan
gelijktijdig. Een wetenschappelijk instituut,
dat van dezen wonderbaarlijken patiënt verno
men had, heeft den man 10.000 pond sterling
aangeboden om in het bezit van zijn lichaam
te komen, wanneer hij mocht komen te over
lijden. Alvara wil hiervan evenwel niets weten
en heeft het aanbod afgeslagen. Toch is het
merkwaardig, dat de man tot nu toe nooit ziek
geweest is. De klachten, die de man thans
heeft, staan dan ook in geenerlei verband met
zijn beide harten.
Amerika is nu eenmaal het land van de uit
vindingen en zoo heeft men onlangs iets uit
gevonden, dat vooral voor zeelui van groot be
lang zijn kan. Het is een bekend feit, dat, wan
neer een schip vergaat, men er niet in slaagt,
de zeelieden te vinden, die op zee in een red-
ringsgordel drijven en angstig op hulp wachten.
Men heeft nu bedacht, aan den reddingsgordel
kleine vuurtorentjes te bevestigen, die licht be
ginnen te geven, zoodra ze met het water in
aanraking komen. Het is duidelijk, dat men er
op deze wijze veel gemakkeiyker in slagen zal,
de drenkelingen te vinden.
In Engeland heeft men voor de zeelui ook
wat bedacht. Bekend is, dat veel zeelieden oor
ringen dragen, omdat dit volgens hen een mid
del tegen rheumatiek is. Men is nu van plan,
aan deze oorringen dunne metalen plaatjes te
bevestigen, waarop de naam en het adres van
den drager 'gegraveerd staan. Het doel hiervan
is natuurlijk, dat men eventueel aangespoelde
lijken gemakkelijk kan identificeeren.
Zooals ieder jaar, hebben de Amerikaansche
krantenuitgevers ook dit jaar weer een jaar
verslag uitgegeven. Hieruit blijkt, dat er in het
afgeloopen jaar 91 tydschriften bijgekomen zijn,
terwijl 221 dagbladen opgehouden hebben te
bestaan. Ondanks het verdwijnen van deze 221
kranten, is het aantal dagbladen altijd nog zeer
groot. Er bestaan namelijk ruim 2100 dagbladen,
die dagelijks in de Engelsche taal verschij
nen. Daarby komen dan nog 11.000 weektijd-
schriften. De totale oplaag van de Amerikaan
sche kranten bedraagt per dag 41 millioen.
Merkwaardig is het echter, dat het aantal
morgenbladen met 15.6 millioen heel wat ge
ringer is, dan het aantal avond- of middag
edities, die in een oplaag van 25.8 millioen
exemplaren verschijnen. Het aantal Zondags
bladen is enorm groot. De gemiddelde oplaag
bedraagt volgens de statistiek ongeveer 31 mil
lioen exemplaren.
Vóór den Secessieoorlog van 18611865 in
Amerika waren de eigenaars van katoenplan
tages rijk en gaarne gezien. De arbeidskracht
der negers, die voor de plantages zorgden, was
goedkoop en de prijs van het katoen was hoog.
Na dien vreeselijken oorlog van omstreeks 1860
is dit alles grondig veranderd. Het is 'n voort
durende zorg voor de regeering, hoe zy de
planters in het Zuiden helpen moet. De staat
New-Jersey heeft daarom thans besloten ka
toen in groote hoeveelheden te gebruiken bij
den aanleg van straten. Onder het straatdek
zal een laag katoen aangebracht worden, om
den samenhang van 't materiaal te versterken.
Dit is dus hetzelfde principe als van de be
tonwegen. Immers, die worden met 'n stalen
net versterkt. Men is van meening, dat de ka
toen de straten sterk en elastisch maakt en tot
nu toe is dit ook inderdaad juist gebleken. Men
hoopt nu op deze wyze een grooter afzetgebied
voor het katoen te vinden, waardoor de prijzen
weer meer de hoogte in kunnen gaan.
De hauwtjes dezer plant laten de zaden
doorschenen, zoodat het lijkt of er Hebreeuw-
sche letters op geschreven staan, waardoor zy
aan munten doen denken. Men bracht daar
om de plant in verband met de 30 zilverlingen,
welke Judas als loon ontving voor het door
hem gepleegde verraad.
Een Limburgsche legende verhaalt, dat Judas,
nadat hy Jezus verraden had, zich aan een wilg
ophing. Daarom wordt deze soms nog Judas
boom genoemd en daarom wordt hij, als hij
oud wordt, hol en berst open. Volgens de
Litauers hing de verrader zich aan 'n espen
boom op, met het gevolg, dat deze begin te
beven en te sidderen, tot op den huidigen dag.
De straf der kruisiging, die ons tegenwoordig
wel de meest barbaarsche van alle doodstraffen
lijkt, was bij de volkeren der oude wereld lan
gen tijd zeer verbreid. Bij de Babyloniërs, Perzen
en Phoeniciërs waren huid-aftrekken en krui
sigen aan de orde van den dag. Ook bij de
naburen der Perzen, bij de Syriërs, en meer
naar het Westen bij de Carthagers werd even
eens de kruisiging als zwaarste doodstraf in
gevoerd. Zoo liet koning Darius na de verovering
van Babyion 3000 voorname gevangenen krui
sigen en de Carthaagsche senaat kwelde op deze
wijze zijn veldheeren dood, wanneer zij onfortuin
lijk geweest waren in hun strijd tegen den vijand.
Ook van den Macedoniër Alexander weet de
geschiedenis te verhalen, dat hij de verdedigers
van versterkte steden na de verovering liet
kruisigen. Hij liet soms zelfs zoovele menschen
aan het kruis slaan, dat ze „groote stukken
van den oever omzoomden".
De luchthartige en meer op het schoone ge
richte geest der Grieken weerhield dezen in
vreedzame tijden van de vreeselijkste doodstraf
des kruises. Zelfs bij de Spartanen werd de krui
siging als doodstraf nooit wettelijk ingevoerd.
Het veelvuldigst werd de kruisiging toegepast
in de Romeinsche rechtspraak. De oude Romei
nen behandelden alles, ook hun rechtspleging,
volgens streng-logische classificaties. Daar het
onderscheid tusschen vrijen en ïyfeigenen sinds
lang in de wetgeving was vastgelegd, werd er
ook onderscheid gemaakt in de lichaams- en
levensstraffen. Bij groote misdaden kreeg de Ro
meinsche burger de bijl, soms ook werd wur
ging toegepast en in den tijd van de ontaarding
van alle zeden werden zij op den brandstapel
geworpen of door de wilde dieren verscheurd.
Slaven, gladiatoren en roovers daarentegen wer
den zonder uitzondering aan het kruis geslagen.
De dood aan het kruis had toentertijd ongeveer
dezelfde beteekenis als nu de dood aan de galg-
In de provincie handhaafden de Romeinsche
stadhouders de wet der kruisiging met groote
willekeur, en uit de heele situatie van de his
torische verhoudingen is het te verklaren, dat
ook Jezus aan den kruisdood werd overgeleverd.
Het eerste bedrijf vóór de terechtstelling aan
het kruis was: de geeseling. De Romeinsche
geesel was een „waardig" instrument van de
onverbiddelijke Romeinsche rechtspleging: koor
den vol knoopen of een aantal leeren riemen,
waar op verschillende plaatsen nog kleine, pun
tige knoopen waren ingenaaid, zoodat er na
tuurlijk aanstonds bloed vloeide en de geeseling
alleen reeds dikwijls den dood ten gevolge had.
Burgers kregen den geesel niet te voelen, zij wer
den voor de terechtstelling alleen met stokken
geslagen.
Van de geeseling ging men naar de plaats,
waar het vonnis zou worden voltrokken. Deze
lag ofwel midden in de stad of ver buiten de
stad, in de nabijheid van het huis van den beul.
Op weg naar de plaats der terechtstelling werd
de ter dood veroordeelde dikwerf zeer hard
handig, ja gewoonweg onmenschelijk behandeld.
Men kan zich indenken, dat een gegeeselde meer
gesleept dan geleid werd. De ter dood veroor
deelde moest zyn kruis altijd zelf naar de ge
rechtsplaats dragen en wat een foltering dit
beteekende, weten wij uit de iydensgeschiedenis
des Heeren.
Het kruis voor de terechtstelling had meestal
den vorm van een Latynsche T; terwijl de ver
oordeelde het naar de gerechtsplaats droeg, werd
hij gewoonlijk met joelen, vloeken en lachen
door het gepeupel vergezeld. Op de plaats der
terechtstelling werd de veroordeelde ontkleed.
De uitkleeding tot algeheele naaktheid moest
de eerloosheid en den smaad nog vermeerderen,
die men op alle mogelijke wijze met deze dood
straf trachtte te verbinden.
De dood aan het kruis was uiterst pijnlijk en
wreed. Vooreerst leed de gekruisigde door het
hangen en het vastgebonden zijn aan den dwars
balk van het kruis ondraaglijke pijnen. De
zwaarte van het lichaam trok dit na enkele
minuten reeds meer en meer naar beneden, ter
wijl het zakken toch vrijwel onmogeiyk was,
omdat het lichaam immers boven door touwen
werd vastgehouden. Na verloop van tijd zakte
het lichaam echter toch en des te pijnlijker
sneden de touwen en riemen in de armen en
gewrichten. Niet alleen de armen werden aan
het kruishout vastgebonden, doch ook de voeten.
De touwen werden zoo vast aangetrokken als
met menschelijke kracht maar eenigszins moge-
iyk was. De spieren werden gescheurd, het bloed
begon in de aderen te stollen, zoodat ze be
gonnen te zwellen. Zoo werd de laatste lijdens
weg van een gekruisigde van oogenblik tot
oogenblik smartelijker en pijnlijker. Tenslotte
werden handen en voeten met groote spijkers
doorboord, die alweer de gewrichten scheurden.
De wonden werden wijder, begonnen in de bran
dende hitte der zon te ontsteken, zoodat een
gloeiende koorts het heele lichaam aangreep
en de veroordeelde aan het eind van zijn leven
nog moest voelen, hoezeer de wondkoorts kwelt-
Die gloed van binnen en dat branden der won
den verklaart gemakkelijk, dat alle gekruisigden
al spoedig om een dronk water riepen, een kreet-
opgeweld in ontzettende smarten. Meestal stierf
die kreet van dorst onverhoord weg. Met den
dood aan het kruis had men de meesten ooK
den dood van de versmachting prijsgeven.
Wanneer men het afschuwelijk beeld in a*
zijn verschrikkingen wil schilderen, dan moet
men ook nog aan het vliegende ongedierte den
ken, dat zich in heete streken steeds in de buurt
van' menschenlichamen verzamelt en steeds tal
rijker wordt, als het niet wordt weggejaagd.
De veroordeelden hijgden op het kruis lang
zaam hun leven uit. Langzaam stierven zy. Iedef
lichaamsdeel stierf afzonderlijk. Sommige deeleh
van het lichaam werden gevoelloos en dood, tot
het hart allengs ophield met kloppen, het leven
uitdoofde en de gekruisigde het hoofd liet zin
ken op de borst.
Niet altijd werd de gekruisigde begraven. Dl»
moest eerst aan de overheid worden verzocht-
Het lichaam van den veroordeelde, die geeh
vrienden had, bleef aan het kruis hangen, tot
de gieren hem verslonden. Pas in lateren tUa
werd door 'n wet de begrafenis van het lichaam-
ook van de gekruisigde slaven, bevolen.
Eieren-zoekenop Paaschmorgen