Ziedaar Uw Moeder PECH MET PASCHEN Kruisiging en kruisdood DE WEG NAAR GOLGOTHA ZONDAG 17 APRIL 1938 Op den heuvel van droefenis De Moeder der Moeders 4 4 14 Een daad van dank baarheid Paaschv er telling mÊm Bij het H. Graf (Naar W. A. Bouguereau) HET KORTE VERHAAL Kostbaar object voor de wetenschap Lichtgevende reddings gordel 31 millioen Zondags bladen in Amerika Straten van katoen De Judaspenning De Judasboom Romeinsche rechtspraak De geeseling De kruisweg De procedure der kruisiging m fTt Zij volgde het spoor van Zijn bloedige tranen en Zijn doodszweet. Zij schreed op den weg van Zijn laatsten aardschen pelgrimstocht, dien Hij op Zich genomen had, ontvlamd in liefde tot de menschen. Hoe dikwijls was Hij als onvermoeide Leeraar, als Geneesheer voor alle menschelijke leed, als Trooster der zielen, als de Goede Herder Zijner geliefde kudde door dit land getrokken! En nu liepen al Zijn levenspaden op dien éénen, breeden, steenigen weg naar Golgotha uitZie, Hij schrijdt langzaam voort op dien weg, gebogen onder den vreeselijken last van het kruis voor de laatste maal in het witte kleed, dat moederhanden voor Hem hadden ge weven. „Zijt gij het, mijn eenige Zoon, wiens komst op deze wereld door engelenkoren werd be groet?Gij, die gehuldigd werd door de ko ningen uit het Oosten?Gij, voor wien de eenvoudigste menschen in warme liefde hun gaven aan de kribbe neerlegden?Zijt gij het?" Uit haar oogen vloeide een stroom van tranen. Ja, Hij was het, Haar eenige Zoon. Haar blik bedroog Haar niet. Het was geen waan in de overmaat van smart. Hij was het, Haar Zoon, die onder Haar zorgen tot knaap, jongeling en man was opgegroeid, Hij, voor wien de massa's zich in deemoed hadden gebukt, Dezelfde, voor wiens voeten het volk onder Hosannagejuich de palmtakken had neergestrooid. Welke vreeselijke, onherkenbare menigte om geeft Hem nu! Hoeveel vloeken schreeuwt men Hem toe, hoeveel steenen treffen Hem! Is er wel een moeder, die haar zoon niet met eigen armen zou beschermen, die hem niet zou omarmen en bereid zou zijn hem van den dood te redden? En zij? Zij loopt met di% wreede gepeupel mede en smeekt met geen enkel woord om medelijden. Zij volgt het spoor Zijner voeten, in plaats van met de drommen mee te trekken naar den heu vel, waar vervuld zal worden wat.... waar Hijwaar Jezus.... O God, o God! De Moeder valt in onmacht, doch de armen der leerlingen vangen Haar op. Slechts even was Haar het bewustzijn ontvloden, om uit de bron van den nacht te putten. Slechts één oogen- blik was het lichaam gebroken onder den on- menschelijken last. Ja, Zij moet samen met Hem dezen kruisweg gaan, opdat vervuld zou worden, wat sinds eeuwen was voorzegd. En Zij zal niet alleen den weg volgen, doch ook den heuvel be klimmen, Zij zal ook onder het kruis van Haar Zoon staan, als de Moeder van Smarten. „O, wereld, zult gij nooit begrijpen, dat er geen smart is gelijk aan de Mijne?" De weg is beëindigd. Hier op den heuvel van droefenis zal het Offer worden voltrokken. Hier zal temidden van menschen, die hun leven lang niets deden dan kwaad Haar Zoon hangen, Hij, die in Zijn leven niets dan liefde schonk, omdat Hij zelf de liefde was. Hier op dezen heuvel van de misdaad aller misdaden zal Haar hart boordevol worden met leed, want alleen Haar smart is in staat deze overmaat van smarten te aanvaarden. Hier op dezen heuvel zal het wonder van de verlossing aller wereld schuld geschieden, en hier zal Zij, die den Ver losser het leven schonk, ook aan Zijn dood deel nemen met Haar door zeven zwaarden door boorde hart. „O Heer, moest de weg, die Hem naar Gol gotha voerde, door Mij gaan?...." „O Zoon, waarom mag ik slechts stomme ge tuige zijn van Uw smart, in plaats van bij den Vader in den hemel te smeeken om de hulp der aartsengelen „O hart, wees sterk tot het bittere einde, want gelijk Zijn Allerheiligst Hart, zoo moet ook gij eenmaal schatkamer worden van onuitputte lijke genaden „Uw wil, o God, geschiede." Het was volbracht. Het Offer was voltrokken. Hi; hing aan het kruis Haar Zoon Haar God Haar Heer. En Zij staat onder het kruis van Zijn lijden de Moeder vol onmetelijke smart. Het was volbracht, alles was in vervulling ge gaan, wat vervuld moest worden. En van dit oogenblik af zal de geheele wereld in droefenis en leed naar den voet van dit kruis gaan. En Zij, de onafscheidelijke gezellin van Zijn geboorte en Zijn dood Zij zal ook aan het heilig werk der verlossing deelhebben. Want niet alleen Hij, die met de doode oogen vanaf Zijn Kruishout op Haar neerblikt, is haar Zoon, maar alle onwaardige zonen der aarde zijn Haar zonen, alle, die Hij onder Haar be scherming stelde. Voor hen was al die smart van den God- mensch, voor hen was deze zee van leed, welke Haar hart overstroomde. Zou Zij dan niet voor allen de barmhartige Moeder zijn, zou Zij niet allen in Haar armen sluiten, opdat ook voor de i,« t De klokken, die uit Rome terugkeeren tn Paascheitjes uitstrooien. Naar een teekening van Felix Timmermans ellendigste ziel de dood van Haar Zoon niet te- vergeefsch is. „Ziet, Ik ben de Moeder der moeders. Komt allen tot Mij, want hoe zou Hij mij iets kunnen weigeren, aan wiens werk ik deel had en die mij vari alle eeuwigheid heeft uitverkoren. Komt allen tot Mij, Hijzelf zeide aan het kruis van Zijn smarten op Golgotha: „Ziedaar Uw zoon ziedaar Uw Moeder Ik bracht den ouden Frits mijn Paaschbloe- men éVi nog een klein geschenk. Hij woonde vlak aan de Elbe, in een der kleine huisjes, die daar nu niet meer gebouwd mogen worden. Maar zij zijn gezellig en Fritsje kon zich niet indenken, dat men ergens ter wereld zoo te vreden zou kunnen zijn als vlak aan de Elbe. Toen ik binnenkwam stond een vrouw op, die tegenover den ouden man zat; ze zei nog en kele woorden en ging vlug heen. Ik kon nog juist zien, dat zij een vriendelijk gezicht had en een gesloten korf droeg. Op tafel stonden Paaschbloemen en een dik ke worst lag er naast. „Was dat uw vroegere verloofde?" vroeg ik, want ik herinnerde mij, dat Fritsje wel eens toespelingen op vroegere verloofden maakte. Hij was immers matroos geweest en had vele reizen gemaakt. Tot het groote ongeluk kwam, dat hij uit den mast viel en lang moest blijven liggen. Fritsje glimlachte behaaglijk. Hij werd gaar ne herinnerd aan den tijd, dat hij nog een flinke varensgezel was, maar hij schudde het hoofd: „Nee, nee, dat was geen meisje van mij, die ging immers met Hein Thornsen en* ik ben er bij geweest toen zij zich verloofden en zij een ring kreeg. Een van echt goud, wani Hein liet zich niet aan een beetje kennen. Hij was altijd royaal, alleen had hij een slecht ge heugen. Ik had in dien tijd juist geen reis en ver huurde daarom een boot, waarin ik met de menschen Zondags ging roeien en ook op mooie avonden, wanneer de maan scheen en er hier of daar harmonica gespeeld werd. OP het water was het nog een beetje koud, maar de liefde maakt warm en men kon immers een warme jas aantrekken. Destijds heb ik Hein gevaren met Anna-Margriet. Zij zaten hand in hand en kusten elkander en ik keek niet, om dat dat niet paste. Fritsje zuchtte even en pakte naar de gele Paaschbloemen. „Dat jaar was het ook 'n vroege Paschen en ik weet niet, dat ik Paaschbloemen gevonden heb. Mijn zwager, die in Blankenese woonde, had een vischhandel en daar zijn vrouw ziek was, moest ik bij het visschen helpen. Het was toen anders dan te genwoordig, men mocht toen nog vrij visschen heelemaal tot Krautsand. U weet toch zeker wel waar Krautsand ligt? Het is een mooi eiland in de Elbe. Terwijl wij daar aanlegden, omdat wij een bestelling hadden, legde een andere boot bij dezelfde brug aan. ,Hé!," zei mijn zwager, ,,Hein Thomson, heb je weer eens een ander meisje?" Waarachtig, Hein stapte met een stevig meisje uit de boot. Maar Anna-Margriet was het niet! „Hein!" zei ik, „waar is Anne-Margriet?" Toen lachte hij: „Verandering maakt het leven zoet!" Mijn zwager lachte ook, maar ik ergerde mij, want Anne-Margriet was een net meisje en zij hield van Hein. Het paar ging hand aan hand het eiland op en wij hadden werk met onze visschen. Mijn zwager kende het meisje. Zij moest geld hebben en Anne-Margriet was arm. Nu, ieder moet zelf weten wat hij doet. Maar ik moest aan Anne-Margriet denken en ik hoopte, dat zij spoedig een anderen jongen zou krijgen. Dit alles gebeurde in de Goede Week. Des avonds voor Paschen ging ik weer naar mijn boot, die voor ons huis in het water lag. Maar hoe ik ook keek, mijn boot was weg, en moeder zei, dat Anne-Margriet ze genomen had. Dat verwonderde mij en moeder was ver wonderd, omdat ik verwonderd was. „Ze heeft gezegd, dat ze jou met de boot af zou halen." Mijn boot was niet heelemaal in orde, zij maakte tamelijk veel water en Anne- Margriet kon ternauwernood roeien. Fritsje schoof op zijn harde sofa heen en weer en streek door zijn dik grijs haar: „Wat schrok ik toennee, zóó ben ik nog nooit geschrok ken! Anne-Margriet was een van de stillen Ze zei niet veel, maar dat is immers altijd zoo bij die stille naturen, zij houden alles voor zich zelf. De boot van Peter Prausen lag juist bij de brug. Ik nam ze ongevraagd en ging ei mee tusschenuit. Tevoren had de zon gesche nen. Nu werd het donker en ik moest werken wat ik kon, want de groote stoomschepen, die met Paaschzondag in de haven wilden zijn, maakten spektakel en veroorzaakten een golf- mi Staat op, 't is 't koninginnelied dat uit den orgel springt en over de rillende ruiten schiet en bin' de steenen dringt; staat op, zijt gij geen kind van haar, is zij geen koningin van U? Gij voert een borst, niet waar? en 't woont een stem daarin? Staat op dan, zingt, en, zingt gij niet, staat op, en ondersteunt met hoofd en brandenden blik het lied dat in den orgel dreunt! Staat op! Welk land of koninkrijk met zulk een nationaal gezang, met zulk een glorierijk en grootsch triomfgeschal als wij, het katholieke volk, het Koninkrijk van Hem, die spreekt en alle rijk en volk doet beven op Zijn stem: als wij, op wien Uw scepter blinkt O Moeder, Maagd! Welaan, staat op, 't Regina Coeli klinkt, staat op en laat ons staan! ÖUIDO GEZELLE slag, dat men op moest passen, om geen nat pak te halen. Ik roeide wat ik kon, maar de vloed kwam opzetten, en dan is het geweldig zwaar er tegen in te roeien. Daar passeerde mij een zeilboot en er werd mij iets toegeroepen, over een boot, die vast zat. Ik roeide wat ik kon en kreeg eindelijk mijn boot in 't gezicht. Zij zat vast op een zandbank, die toen midden in de rivier lag en veel schade veroorzaakte. Thans is zij weggebaggerd. Maar als zij er toen niet geweest was, had ik Anne-Margriet niet meer levend gezien. De boot was vol water ge raakt, niet alleen tengevolge van den golfslag, dien de stoombooten veroorzaakten, maar ook omdat zij een lek had. Anne-Margriet zei geen woord, had alleen de starre uitdrukking van iemand, die sterven gaat. Ik gaf haar een flinken teug cognac en bracht haar dan naar mijn moeder, die haar in bed stopte en zoo verstandig was, geen woord te zeggen. Het heele Faaschfeest heeft Anne-Margriet stijf op bed gelegen en geen woord gezegd. Toen heeft zij vreeselijk geschreid, viel mijn mo-eder om den hals en ging naar huis, naar haar ouders, die op het platteland woonden. Moeder had eerst nog eens ernstig met haar gesproken en haar op het hart gedrukt geen domme dingen te doen, en dat vele mannen niet deugden. Fritsje glimlachte weer bij deze woorden. „Daarna heb ik langen tijd niets meer van Anne-Margriet gehoord. Hein Thomson vroeg nog eens naar haar, toen dat andere meisje hem ontrouw was geworden, maar ik kon met goed geweten ver zekeren, dat ik niet het minste van Anne- Margriet wist. Moeder zei eens, dat de meeste meisjes niet deugden, maar toen zij op een Paaschzaterdag 's avonds een vetten haan ge stuurd kreeg, met een hartelijken groet van .Luister eens," zei ik eenige weken voor Pa schen tegen mijn vrouw, „dit jaar geven we elkaar eens niets. Tenslotte zijn we toch geen kinderen meer en Kerstmis heeft ons al geld genoeg gekost." „Zeker," meende mijn vrouw, „ook ik wilde je eigenlijk dit voorstel doen. Al vind ik het nog zoo leuk je met een of ander kleinigheidje te verrassen, toch vind ik het vervelend, wan neer je je steeds zooveel onkosten op den hals haalt." „We weten immers toch wel, dat we van elkaar houden, nietwaar, Liesbeth?" „Maar natuurlijk, Frits.... en dan, we zijn toch ook niet meer in de wittebroodsweken!" Hiermee waren wij het dus weer eens, vol komen eens. Toen evenwel de feesten steeds meer naderbij kwamen, maakte berouw zich van mij meester. Was ik met mijn voorstel eigenlijk niet een beetje al te gierig geweest? Ik zal er wel overheen komen, wanneer ik mijn huisjasje niet krijg, dat ik toch naderhand „sowieso" noodig heb en dan toch koop. Maar Liesbeth? Wanneer krijgt zoo'n lief vrouwtje nu een Paaschei, als ze dit met Paschen niet krijgt? Het einde van mijn overwegingen was na tuurlijk, dat ik drie dagen voor Paschen vast besloten een juweliers winkel binnenstapte, om een kleinigheidje uit te kiezen. Want je kunt toch moeilijk een leeg Paaschei cadeau doen! Eenigszins uit mijn humeur, kwam ik een kwar tiertje later uit den winkel. Zóó iets duurs had ik nog nooit gekocht. Nu moest ik echter nog iets bedenken: een schuilplaats. Liesbeth was een engel, maar nieuwsgierig dat ze wasDaartegen was een ekster niets. Na lang nagedacht te hebben, stop te ik den ring want ik had een prachtigen diamanten ring gekocht in het bovenste zakje van mijn oude huisjasje. 's Avonds verscheen ik in mijn nieuw huis jasje, hoewel we overeen gekomen waren, dat ik eerst het oude zou afdragen. Natuurlijk viel deze verandering mijn vrouw dadelijk op. Schijnheilig zei ik tegen mijn vrouw, dat ik me voor onze dienstbode Lina schaamde om in het oude jasje te verschijnen. Deze opmerking ont lokte nog eenige kwade woorden, waardoor de dialoog een steeds scherper karakter aannam, totdat tenslotte mijn vrouw diep verontwaar digd de kamer verliet. Ook ik was woedend. Dat had je nu van die verduivelde goedigheid! Ik besloot nooit en nooit meer van mijn leven voor een verrassing te zorgen en eindelijk ging ik kwaad naar bed. Den volgenden morgen stond ik met hoofd pijn op. Buiten regende het pijpestelen en een wilde voorjaarsstorm loeide om het huis. De geheele dag bestond uit een aaneenschakeling van onaangename dingen. De eene ergernis kwam na de andere. Het zou me hier te ver voeren, alle gebeurtenissen afzonderlijk te be schrijven. Laat ik er mee volstaan te vertellen, dat ik met mijn vulpen op mijn jas spatte, dat we 's middags witte boonen aten, die ik niet zien kan en dat mijn geliefde Liesbeth 's avonds veertien vriendinnen uitgenoodigd had, die „Mensch, erger je niet" speelden. Maar natuurlijk ergerden zij zich wel. Vooral mevrouw Klingenbos was in die mate geprik keld, dat zij in tranen uitbarstte. Ik, als man, probeerde haar te troosten en streek haar kal meerend over het haar. Mijn vrouw, die ge wonnen had, wierp mij verontwaardigde blikken toe. Daarna verdeelden de dames van 't kransje „Mannentrouw" zich in twee groepen, die elkaar verontwaardigde woorden toevoegden en vóór of tegen mij partij namen. Den volgenden dag was alles weer goed tus- schen ons. De zon scheen heerlijk en warm en de eerste spreeuw floot een lustig liedje. Tot aan den avond ging alles goed. Ik kocht een bosje heerlijk ruikende Parma-viooltjes, deed ze in mijn knoopsgat en wandelde opgewekt naar huis. In de gang kwam Liesbeth me al te gemoet. „Wees niet boos op me," fluisterde ze en kuste mijn keurig geschoren kin. „Maar lieveling," zei ik goedig, „ik zou niet weten waarom." Juist wilde ik mijn Paaschver- rassing gaan halen, toen Liesbeth mij al voor was en mij een Paaschei overhandigde. „Ik kon het toch niet over mijn hart verkrij gen," stamelde ze, „ik wilde je toch in ieder geval 'n kleinigheidje cadeau doen een das." „Maar liefste," zei ik ontroerd en opende het ei. Een prachtige blauwe das met witte stippels lag er in. Precies dezelfde had ik onderweg ge kocht, toen ik naar huis wandelde. Maar ik liet niets merken, deed of ik dolblij van vreugde was en verweet mijn vrouw zachtjes, dat zij zich niet aan de afspraak gehouden had. „Ja," zei Liesbeth met een slim glimlachje, „ik heb namelijk twee vliegen in één klap ge vangen. Omdat jy je oude huisjasje niet meer wilde dragen en toch al een nieuw gekocht had, heb ik het oude maar verkocht!" „Verkocht," kreet ik uit. „Jawel, lieve Frits, en voor het geld dat ik er voor gekregen heb, heb ik nu deze las gekocht." Sinds dien tyd beef ik voor hei woord „ver rassing*. Ik heb besloten liever maar weer offi cieel een cadeau te geven. Dat komt me ten slotte toch goedkooper uit. Anne-Margriet, toen was zij tevreden. Daarna hoorden wij niets meer van haar en moeder is gestorven. Toen kwam er een krans van Anne- Margriet en den volgenden Paschen kwam zij zelf om naar mij te zien. Zij was met een kleinen boer getrouwd en had het goed naar haar zin. Zij had toen twee jongens, nu zijn het er vier. Zij heeft mij nooit met woorden bedankt omdat ik haar het leven gered heb, maar met daden, wat beter is. Zij zegt ook nooit, wat haar plan was, toen zij met mijn boot te water ging. Zij is een van die stil len gebleven, maar als zij komt zegt zij altijd: „Vanwegeen daarom zeg ik het ook." „En Hein Thornson," vroeg ik. Fritsje trok de schouders op. „Van hem is niets meer bekend. Hij heeft ook zijn deel van het leven gekregen. Alle menschen kunnen niet gelukkig worden, maar wanneer Anne-Margriet komt en zegt: „Vanwegedan meen ik dat zij tevreden is, juist zooals ik tevreden ben Omdat het aangenaam is te weten, dat men een mensch het leven gered heeft, die er later goed mee weet om te gaan. Wilt u nu alweer gaan? Dank voor de bloe men en de eieren. En ook een Zalig Paasch- feest." Het Derth-ziekenhuis in Sidney heeft op het oogenblik een patiënt, voor wien de doktoren zich sinds korten tijd heftig interesseeren, daar bij onderzoek geconstateerd werd, dat de man twee harten heeft. Eenigen tijd geleden kwam in het Derth-ziekenhuis een landarbei der, afkomstig uit Italië en Alvara genaamd. De man, die 57 jaar oud is, had tal van klach ten. Men onderzocht hem en kon nu consta- teeren, dat hij in het bezit van twee harten was. Zijn eigenlijk hart, dat grooter is dan een normaal hart, ligt aan den rechterkant van zijn borstkas, terwijl het tweede, kleinere hart, links in zijn borstkas ligt. Beide harten slaan gelijktijdig. Een wetenschappelijk instituut, dat van dezen wonderbaarlijken patiënt verno men had, heeft den man 10.000 pond sterling aangeboden om in het bezit van zijn lichaam te komen, wanneer hij mocht komen te over lijden. Alvara wil hiervan evenwel niets weten en heeft het aanbod afgeslagen. Toch is het merkwaardig, dat de man tot nu toe nooit ziek geweest is. De klachten, die de man thans heeft, staan dan ook in geenerlei verband met zijn beide harten. Amerika is nu eenmaal het land van de uit vindingen en zoo heeft men onlangs iets uit gevonden, dat vooral voor zeelui van groot be lang zijn kan. Het is een bekend feit, dat, wan neer een schip vergaat, men er niet in slaagt, de zeelieden te vinden, die op zee in een red- ringsgordel drijven en angstig op hulp wachten. Men heeft nu bedacht, aan den reddingsgordel kleine vuurtorentjes te bevestigen, die licht be ginnen te geven, zoodra ze met het water in aanraking komen. Het is duidelijk, dat men er op deze wijze veel gemakkeiyker in slagen zal, de drenkelingen te vinden. In Engeland heeft men voor de zeelui ook wat bedacht. Bekend is, dat veel zeelieden oor ringen dragen, omdat dit volgens hen een mid del tegen rheumatiek is. Men is nu van plan, aan deze oorringen dunne metalen plaatjes te bevestigen, waarop de naam en het adres van den drager 'gegraveerd staan. Het doel hiervan is natuurlijk, dat men eventueel aangespoelde lijken gemakkelijk kan identificeeren. Zooals ieder jaar, hebben de Amerikaansche krantenuitgevers ook dit jaar weer een jaar verslag uitgegeven. Hieruit blijkt, dat er in het afgeloopen jaar 91 tydschriften bijgekomen zijn, terwijl 221 dagbladen opgehouden hebben te bestaan. Ondanks het verdwijnen van deze 221 kranten, is het aantal dagbladen altijd nog zeer groot. Er bestaan namelijk ruim 2100 dagbladen, die dagelijks in de Engelsche taal verschij nen. Daarby komen dan nog 11.000 weektijd- schriften. De totale oplaag van de Amerikaan sche kranten bedraagt per dag 41 millioen. Merkwaardig is het echter, dat het aantal morgenbladen met 15.6 millioen heel wat ge ringer is, dan het aantal avond- of middag edities, die in een oplaag van 25.8 millioen exemplaren verschijnen. Het aantal Zondags bladen is enorm groot. De gemiddelde oplaag bedraagt volgens de statistiek ongeveer 31 mil lioen exemplaren. Vóór den Secessieoorlog van 18611865 in Amerika waren de eigenaars van katoenplan tages rijk en gaarne gezien. De arbeidskracht der negers, die voor de plantages zorgden, was goedkoop en de prijs van het katoen was hoog. Na dien vreeselijken oorlog van omstreeks 1860 is dit alles grondig veranderd. Het is 'n voort durende zorg voor de regeering, hoe zy de planters in het Zuiden helpen moet. De staat New-Jersey heeft daarom thans besloten ka toen in groote hoeveelheden te gebruiken bij den aanleg van straten. Onder het straatdek zal een laag katoen aangebracht worden, om den samenhang van 't materiaal te versterken. Dit is dus hetzelfde principe als van de be tonwegen. Immers, die worden met 'n stalen net versterkt. Men is van meening, dat de ka toen de straten sterk en elastisch maakt en tot nu toe is dit ook inderdaad juist gebleken. Men hoopt nu op deze wyze een grooter afzetgebied voor het katoen te vinden, waardoor de prijzen weer meer de hoogte in kunnen gaan. De hauwtjes dezer plant laten de zaden doorschenen, zoodat het lijkt of er Hebreeuw- sche letters op geschreven staan, waardoor zy aan munten doen denken. Men bracht daar om de plant in verband met de 30 zilverlingen, welke Judas als loon ontving voor het door hem gepleegde verraad. Een Limburgsche legende verhaalt, dat Judas, nadat hy Jezus verraden had, zich aan een wilg ophing. Daarom wordt deze soms nog Judas boom genoemd en daarom wordt hij, als hij oud wordt, hol en berst open. Volgens de Litauers hing de verrader zich aan 'n espen boom op, met het gevolg, dat deze begin te beven en te sidderen, tot op den huidigen dag. De straf der kruisiging, die ons tegenwoordig wel de meest barbaarsche van alle doodstraffen lijkt, was bij de volkeren der oude wereld lan gen tijd zeer verbreid. Bij de Babyloniërs, Perzen en Phoeniciërs waren huid-aftrekken en krui sigen aan de orde van den dag. Ook bij de naburen der Perzen, bij de Syriërs, en meer naar het Westen bij de Carthagers werd even eens de kruisiging als zwaarste doodstraf in gevoerd. Zoo liet koning Darius na de verovering van Babyion 3000 voorname gevangenen krui sigen en de Carthaagsche senaat kwelde op deze wijze zijn veldheeren dood, wanneer zij onfortuin lijk geweest waren in hun strijd tegen den vijand. Ook van den Macedoniër Alexander weet de geschiedenis te verhalen, dat hij de verdedigers van versterkte steden na de verovering liet kruisigen. Hij liet soms zelfs zoovele menschen aan het kruis slaan, dat ze „groote stukken van den oever omzoomden". De luchthartige en meer op het schoone ge richte geest der Grieken weerhield dezen in vreedzame tijden van de vreeselijkste doodstraf des kruises. Zelfs bij de Spartanen werd de krui siging als doodstraf nooit wettelijk ingevoerd. Het veelvuldigst werd de kruisiging toegepast in de Romeinsche rechtspraak. De oude Romei nen behandelden alles, ook hun rechtspleging, volgens streng-logische classificaties. Daar het onderscheid tusschen vrijen en ïyfeigenen sinds lang in de wetgeving was vastgelegd, werd er ook onderscheid gemaakt in de lichaams- en levensstraffen. Bij groote misdaden kreeg de Ro meinsche burger de bijl, soms ook werd wur ging toegepast en in den tijd van de ontaarding van alle zeden werden zij op den brandstapel geworpen of door de wilde dieren verscheurd. Slaven, gladiatoren en roovers daarentegen wer den zonder uitzondering aan het kruis geslagen. De dood aan het kruis had toentertijd ongeveer dezelfde beteekenis als nu de dood aan de galg- In de provincie handhaafden de Romeinsche stadhouders de wet der kruisiging met groote willekeur, en uit de heele situatie van de his torische verhoudingen is het te verklaren, dat ook Jezus aan den kruisdood werd overgeleverd. Het eerste bedrijf vóór de terechtstelling aan het kruis was: de geeseling. De Romeinsche geesel was een „waardig" instrument van de onverbiddelijke Romeinsche rechtspleging: koor den vol knoopen of een aantal leeren riemen, waar op verschillende plaatsen nog kleine, pun tige knoopen waren ingenaaid, zoodat er na tuurlijk aanstonds bloed vloeide en de geeseling alleen reeds dikwijls den dood ten gevolge had. Burgers kregen den geesel niet te voelen, zij wer den voor de terechtstelling alleen met stokken geslagen. Van de geeseling ging men naar de plaats, waar het vonnis zou worden voltrokken. Deze lag ofwel midden in de stad of ver buiten de stad, in de nabijheid van het huis van den beul. Op weg naar de plaats der terechtstelling werd de ter dood veroordeelde dikwerf zeer hard handig, ja gewoonweg onmenschelijk behandeld. Men kan zich indenken, dat een gegeeselde meer gesleept dan geleid werd. De ter dood veroor deelde moest zyn kruis altijd zelf naar de ge rechtsplaats dragen en wat een foltering dit beteekende, weten wij uit de iydensgeschiedenis des Heeren. Het kruis voor de terechtstelling had meestal den vorm van een Latynsche T; terwijl de ver oordeelde het naar de gerechtsplaats droeg, werd hij gewoonlijk met joelen, vloeken en lachen door het gepeupel vergezeld. Op de plaats der terechtstelling werd de veroordeelde ontkleed. De uitkleeding tot algeheele naaktheid moest de eerloosheid en den smaad nog vermeerderen, die men op alle mogelijke wijze met deze dood straf trachtte te verbinden. De dood aan het kruis was uiterst pijnlijk en wreed. Vooreerst leed de gekruisigde door het hangen en het vastgebonden zijn aan den dwars balk van het kruis ondraaglijke pijnen. De zwaarte van het lichaam trok dit na enkele minuten reeds meer en meer naar beneden, ter wijl het zakken toch vrijwel onmogeiyk was, omdat het lichaam immers boven door touwen werd vastgehouden. Na verloop van tijd zakte het lichaam echter toch en des te pijnlijker sneden de touwen en riemen in de armen en gewrichten. Niet alleen de armen werden aan het kruishout vastgebonden, doch ook de voeten. De touwen werden zoo vast aangetrokken als met menschelijke kracht maar eenigszins moge- iyk was. De spieren werden gescheurd, het bloed begon in de aderen te stollen, zoodat ze be gonnen te zwellen. Zoo werd de laatste lijdens weg van een gekruisigde van oogenblik tot oogenblik smartelijker en pijnlijker. Tenslotte werden handen en voeten met groote spijkers doorboord, die alweer de gewrichten scheurden. De wonden werden wijder, begonnen in de bran dende hitte der zon te ontsteken, zoodat een gloeiende koorts het heele lichaam aangreep en de veroordeelde aan het eind van zijn leven nog moest voelen, hoezeer de wondkoorts kwelt- Die gloed van binnen en dat branden der won den verklaart gemakkelijk, dat alle gekruisigden al spoedig om een dronk water riepen, een kreet- opgeweld in ontzettende smarten. Meestal stierf die kreet van dorst onverhoord weg. Met den dood aan het kruis had men de meesten ooK den dood van de versmachting prijsgeven. Wanneer men het afschuwelijk beeld in a* zijn verschrikkingen wil schilderen, dan moet men ook nog aan het vliegende ongedierte den ken, dat zich in heete streken steeds in de buurt van' menschenlichamen verzamelt en steeds tal rijker wordt, als het niet wordt weggejaagd. De veroordeelden hijgden op het kruis lang zaam hun leven uit. Langzaam stierven zy. Iedef lichaamsdeel stierf afzonderlijk. Sommige deeleh van het lichaam werden gevoelloos en dood, tot het hart allengs ophield met kloppen, het leven uitdoofde en de gekruisigde het hoofd liet zin ken op de borst. Niet altijd werd de gekruisigde begraven. Dl» moest eerst aan de overheid worden verzocht- Het lichaam van den veroordeelde, die geeh vrienden had, bleef aan het kruis hangen, tot de gieren hem verslonden. Pas in lateren tUa werd door 'n wet de begrafenis van het lichaam- ook van de gekruisigde slaven, bevolen. Eieren-zoekenop Paaschmorgen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 8