De missie onder rampspoed De rivier des heils De avonturen vaneen verkeersagent je w <Kdvm&aal dag ALLE ABONNÉ'S F 750.- I een ®inso hoogstaande vrouw - °Sn>ochfnei DONDERDAG 21 APRIL 1938 ff ff Het zeewater Bron van schatten Sudeten-Duitschers en de Katholieke Kerk Hij had er net De hulstZOeker 'ffpeciaa/ .OVERVETTE" RINSO, SPECIAAL VOOR DE WASMACHINE AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL «Neen, zelfs niet. voor hem," antwoordde Wie nog al eens in missietijdschriften leest, voelt wel eens de gedachte in zich op komen, dat bovenstaande begrippen, missie en tegenspoed, bij elkaar behooren. Ik zelf zou ook zeggen, dat het feitelijk zeker zoo is. Eenigszins vreemd voor ons menschelijk den ken, maar toch wel te verklaren. Want het mis siewerk, zijnde bij uitstek een werk van God, zal ook het kenmerk daarvan moeten dragen, d. w z. tegen de verdrukking in moeten groeien. Geldt dit ia het algemeen voor alle missies, zoo mogen we het toch bijzonder toepassen op het uitgestrekte missiegebied van China. Im mers, is er wel een tweede missieland, welks be- keeringsgeschiedenis zoo geteekend werd met het kruis? Al blijft men nog maar staan bij de nieuwste geschiedenis, de allerjongste feiten: communisten-invasies, mohammedanen-opstan den, burgeroorlogen, roovers, hongersnood, be smettelijke ziekten, overstroomingen, tegenwer king van machthebbers, het zijn daar alledaag- sche dingen. Een ontploffing in Lanchow, een aardbeving in Zuid-Sjantoeng: de kerken en andere gebouwen der missiestaties liggen groo- tendeels in puin. En nu teistert een Chineesch- Japansch „incident" de rijkste missievelden van China, waar de missionarissen zooveel krachten geconcentreerd en zooveel heerlijk werk tot stand hadden gebracht. En toch, hoe wij over deze onheilen treuren, brengt de rampspoed aan de missie soms ook bovennatuurlijken zegen. Op de eerste plaats al versterkt het ongeluk een loutere opvatting van het missiewerk door de betrokken missionarissen; een opvatting, waarin zij het bekeeringswerk altijd en steeds meer beschouwen als het werk van God, van Zijn kracht en genade. Men leze hieruit niet, dat een catastrophe, waardoor een missiedistrict getroffen wordt, bepaaldelijk zou wijzen op het ontbreken van een zuivere opvatting van hun arbeid bij de missionarissen van dat ge bied. Zoo is dit allerminst bedoeld; maar óók en juist voor degenen, die de grootste toewijding hebben, zal van de ramp een loutering en ver heffing uitgaan. Want wanneer de missionaris zoo plotseling gesteld wordt voor een bijna to taal herbeginnen, herhaaldelijk herbeginnen misschien van zijn werk, dan zal hij daartoe niet de kracht kunnen vinden in een natuur lijke visie, maar noodzakelijk zal hij zich moe ten verheffen tot een bovennatuurlijk stand punt, of beter; tot een nog bovennatuurlijker standpunt. Ook voor het bekeeringswerk zelf echter komt somtijds uit het ongeluk een onverwachte zegen voort. Bij alle rampen immers blijken de mis sionarissen weer dè groote helpers der lijdende menschheid, de ware vrienden van het volk te zijn. Ond$r de omstandigheden, die bijv. ont staan ten gevolge van een natuurramp, krijgt de missionaris, lotgenoot als hij is, ook inniger contact en voeling met menschen die hem an ders vreemd blijven. Er groeit waardeering, volgt misschien gedachtenwisseling en uiteindelijk be keering. Een opsomming van ontelbare gevallen van bekeering juist naar aanleiding van droeve gebeurlijkheden zou te lang zijn. Maar laat ons hier eens één ramp nader beschouwen, nJ. de overstroomingen der Gele Rivier. Deze rivier met haar watersnooden speelt in dit opzicht een merkwaardige rol, zoodat zij in een Ameri- kaansch tijdschrift zelfs betiteld werd als „The river of Salvation," de rivier des heils. Iedereen weet, dat een overstrooming verwoes tingen aanricht. Wij begrijpen vanzelf, dat ook de missie er materieele schade van ondervindt, dat de geregelde missionneeringsarbeid in het overstromingsgebied ontwricht wordt. Ook gaan er bekeerlingen weer door verloren; zij moeten in den vreemde gaan bedelen of werken voor hun brood, ver van hun familie, en het is geen zeldzaamheid, dat zij dan ook weer vervreemden van hun geloof. En toch groeit in dit gebied de missie voortdurend. Een overstrooming van den Hoangho is een tamelijk regelmatig terugkeerend verschijnsel. De klei-verzadigde wateren dezer machtige rivier komen van de bergen en hoog vlakten van Tibet; bij het geringere verval van haar midden- en benedenloop, vooral in Honan, bezinkt de klei in de rivierbedding. Deze komt daardoor steeds hooger te liggen en rijst tot boven het aangrenzende bouwland, zoodat al leen massale dijken de rivier binnen haar bed ding kunnen houden. Maar wijl de rivier door gaat met haar bedding op te hoogen, moeten ook de dijken geregeld mede opgehoogd worden. Nalatigheid komt nogal eens voor in China is noodlottig. Wanneer dan de tropische zo merregens neerpiassen over het lage land, zijn de dijken niet meer bestand tegen de water massa's en worden op verscheidene plaatsen letterlijk weggespoeld Binnen enkele uren lig gen honderden dorpen onder water en zijn duizenden mehschen dakloos. Zij maken een pakje van het weinige, dat zü redden konden, en trekken met heele karavanen naar de ste den. Doch waar vinden ze daar onderdak? De meesten zoeken voorloopig maar een onder komen in de heidensche tempels. Daar liggen zij: jonge mannen en vrpuwen, zieken en ster venden, moeders in verwachting, jongens en meisjes, alles in een onbeschrijflijke wanorde door elkander. Een ondraaglijke toestand ook voor heidenen. De katholieken vluchten naar de missiestatie. Velen brengen him heidensche ver wanten mee en zoo bieden de gebouwen der mis sie soms aan honderden een veilig onderdak. Als de toeloop te groot is, huurt de missie, zoo mo gelijk, nog een paar armelijke, maar ruime kwartieren in de stad. Zoo gebeurt het dan, dat de ellende van een overstrooming lauwe katholieken naar den mis sionaris brengt, die in het verleden met geen kracht van argumenten te bewegen waren, een maandje naar de missiestatie te komen om beter of weer opnieuw onderlegd te worden in de waarheden des geloofs. Nu luisteren zij gaar ne een paar uurtjes per dag naar den missio naris! Ook sommige heidenen doen mee, uit Van het comité Onze Marine" te Den Helder ontvingen wij een exemplaar van de bouwplaat Flottieljeleider Hr. Ms. „Tromp", door genoemd comité beschikbaar gesteld met uitvoerige handleiding. Deze bouwplaat is samengesteld door den teekenaar J. H. P. Vertroeven en den luit. ter zee le klasse J. B. de Meester, len officier van Hr. Ms. „Tromp". Met schaar, lijmpot en deze bouwplaat is het voor iedereen mogelijk een fraai model van de „Tromp" te maken op schaal 1 200. Bestellingen bü den Boekhandel of aan het Comité „Onze Marine", giro no. 42883 Den Helder verveling eerst of nieuwsgierigheid, en met de genade Gods worden ze catechumeen. De ge legenheid voor onderricht is overvloedig; want er is tijd genoeg om instructie en practische toe passing hand in hand te doen gaan. En beden kend dat dit, zooals ik reeds zeide, geen singu lier geval is, maar iets dat zich bij herhaling voordoet, reeds gedurende vele jaren, kunnen wij eenigermate verklaren, waarom in de ge bieden langs den Hoangho zulk een betrekkelijk dichte katholieke bevolking wordt aangetroffen. Wanneer de rivier tot haar normale bedding is teruggekeerd en het overstroomingswater af gevloeid en verzakt is, kunnen zeer velen nog niet naar hun woonplaatsen terugkeeren. De huizen zijn ingevallen of tot de nok gevuld met kleibezinksel en daarin, heelemaal begra ven, zoodat de daken er ternauwernood boven uitkomen. Alles, tot tafels en stoelen toe, moet uit het riekende, glibberige sediment worden uitgegraven. Dat is het werk der mannen en het vergt heel wat tijd. Bovendien moeten de akkers ook weer in orde worden gemaakt. Voor vrouwen en kinderen is er dus vooreerst nog geen plaats in wat ze vroeger hun woonstee noemden. Zij blijven daarom langer op de mis siestatie, en uit hun rijen worden degenen, die daartoe bereid en geschikt zijn, gevormd tot degelijke hulpkrachten voor den bekeeringsar- beid onder de vrouwelijke bevolking. Wie bekend is met de toestanden in China, weet wat dit zeggen wil. Niets is er zoo gewenscht als deze vrouwelijke hulpkrachten. Vooral als er onder deze catechisten nog zijn, die zich geheel aan de missie-taak willen wijden en daarvoor vrije lijk de gelofte van maagdelijkheid op zich nemen. Aldus brengen de overstroomingen van den Hoangho aan de missie wèl groote schade, maar óók uiteindelijken zegen. En het voorbeeld van de „rivier des heils", dat hier uitvoerig is ge schilderd, illustreert, hoe een ramp, die de mis sie treft, niet alleen met menschelijke oogen moet worden gezien. A. DE RECHTER S.V.D. 168 Nu wilde de professor zijn vroegere gedaante terug hebben. Ook om hem werd de tooverring gelegd, maar wat de sloten maker ook deed, de uil bleef de uil en werd niet in een pro fessor omgetooverd. „Dat is me ook wat moois," zeide de slotenmaker erg treurig. „Daar begrijp ik nou niets van. Je moet niet eerder hé roepen voor je over de brug bent." Het prinsesje dat medelijden had met den goeden professor, vroeg of zij het eens mocht probeeren. „Ja, waarom niet,'' zeide de slotenmaker. De prinses nam den ring en legde deze om den uil. En zie, daar sprong de professor vroolijk en Wel in de lucht. De uil was verdwenen. „Dat is me een tractatie waard," riep de professor. „Dat kan ik me voorstellen," zeide Keesie, „voor wat, hoort wat." anneer men spreekt van de schatten der zee, denkt men behalve aan de onvolprezen nieuwe haring op de eerste plaats aan de met goudstukken tot ber stens toe gevulde wrakken van ietwat roman tische, gezonken goudschepen, die zooals de Lu tine in staat zijn de fantasie van het Nederlandsche volk in vuur en vlam zetten. Maar veel meer nog komt deze naam met recht toe aan de rijkdommen, welke het zee water zelf in zich verborgen houdt. Tot op heden konden in zeewater niet min der dan 32 grondstoffen aangetoond worden en het bleek, dat de onderlinge verhouding, waar in zij voorkomen, op alle plaatsen in de wereld zee steeds dezelfde is. Zuiver water vindt men eigenlijk alleen in een laboratorium. Wat wij met graagte bij voorbeeld als „zuiver water" drinken, bevat tal van andere - stoffen in opgelosten vorm. Dat is bekend. En bet feit is voor ons een aangenaam feit, want deze „bijmengels" verhoogen den smaak in hooge mate. Met zeewater is het niet anders gesteld, dan met ons drinkwater, doch het is nog slechts sinds kort, dat men begonnen is, dat zeewater technisch te bewerken met het doel zich de daarin voorkomende stoffen te verschaffen. De oeroude zeezout-industrie en ook de win ning van iodum uit de asch van zeewier (dus: langs indirecten weg uit het zeewater afkom stig) laten wij hier natuurlijk buiten beschou wing. In Kure Beach, in de Amerikaansche staat Noord-Carolina, is zulk een bedrijf in werking. Naast zeezout, magnesium en magne sium-sulfaat, is hier het winnen van broom het hoofddoel. Gedurende de laatste drie jaar werden hier niet minder dan 7.559.680 ton zee water verwerkt. Om technische redenen beperkt men zich tot bovengenoemde stoffen. Het is n.l. nog prac- tisch onmogelijk het water al haar schatten te ontnemen. Dat het de moeite intusschen waard zou zijn geweest, moge wel blijken uit het feit, dat men dan de hand zou gelegd hebben op een hoeveelheid grondstoffen, wel ke een gezamenlijke waarde van 250 millioen dollar had vertegenwoordigd. De verwerkte hoeveelheid zeewater bevatte namelijk niet minder dan 377 ton koper, 377 ton ijzer, 359 ton aluminium, 8,53 ton iodium, 4,6 ton zilver en ook nog ongeveer 130 kg. goud. Al deze rijkdommen stroomden nu echter ongebruikt met het afgewerkte water naar den oceaan terug. De schatkamers onzer wereld zijn dus voor loopig nog niet leeg. Het wachten is maar op het noodige ingenieurs-vernuft, dat de exploi tatie mogelijk en loonend maakt. Omtrent de godsdienstige verhoudingen bij de Sudeten-Duitschers wordt het volgende uit Praag gemeld: In het bisdom Leitmeritz zijn in totaal on geveer 1.8 millioen inwoners, waarvan twee derden Duitschers zijn en een derde Tsjechen. In totaal staan 1.400.000 inwoners als katho liek ingeschreven, waarvan 1.100.000 Duit schers, zoodat er slechts 100.000 niet-katholieke Duitschers over zijn, die voor de helft evan gelisch of oud-katholiek zijn, terwijl de andere helft geen godsdienst heeft. In een nette buitenwijk eener provinciestad stond onder een lantaarnpaal een politie agent. Hij had daar al een tijdje gestaan, geeuwde en sloeg z'n handen uit louter verve ling tegen elkaar. Op heel dien langen, slecht verlichten weg was hij 't eenige levende wezen. Achter de voortuinen stonden groote huizen en slechts hier en daar schemerde er nog een lichtje door een gordijn heen. 'tWas nacht. „Als er nu maar iets gebeurdedacht de agent, een moord, neen, dat niet, maar een po ging tot moord. Maar de man wist dat er niets van dien aard gebeuren zou, en lusteloos keek hij den langen weg af. Opeens flikkerde er belangstelling in z'n som ber oog. Ver op den weg streek iemand een lucifer aan. Even flikkerde het lichtje en dan ging het uit. 't Gebeurde nog eens, nu dicht bij, en 't vlammetje flikkerde iets langer. „Zeker 'n sleutel laten vallen," dacht de agent. Weer verscheen dichtbij een lichtje, om spoe dig weer te verdwijnen. Zoo telde hij zes lichtjes. „Naar een fuifje geweest en z'n sigaar in een plas laten vallen; niet goed meer bij z'n posi tieven," filosofeerde hij verder. Er kraakte en piepte een hekje ergens in 't donker. Het lichtje wapperde weer, nu tusschen de heesters in een voortuin, 't Was nu nog maar een huis of vier van hem af en de agent reti reerde in de schaduw van een boomstam. De klink van 'thekje klikte; er kwam iemand het voetpad op, die 't hekje netjes achter zich dicht trok. Nu greep de agent naar een wapen stok. De geheimzinnige lichtmaker was nu bij 't volgende hekje en frommelde in z'n lucifers doosje. Hij hief z'n hand voor het vlammetje en liep er langzaam mee langs de ligusterheg van den voortuin en keek in 't donker. Het lichtje schoot de hoogte in en nu zag de waker, hoofd en schouders van een man, een zeeman, met een jekker aan, daar leek hij op. Om z'n hals hing een riem en aan 't eind van dien riem bengelde een groot knipmes. Toen hij dit ge zien had, ging de lucifer uit. Nu omklemde de agent krampachtig den greep van z'n wapenstok. „De kerel zoekt een geschikte plek om 't Hjk "te verbergen," mompelde hij. „Ik zal maar eens hoesten en zeggen dat 't mooi weer is." Hij maakte al vast z'n lippen nat, om dit dui delijk te kunnen zeggen, toen er nu vlak voor z'n neus weer een lucifer spetterde. Op de pet van den zeeman las hij met roode letters: Zee nimf, en daaronder zag hij een paar heldere, staalgrijze oogen en een mond. die langzaam open ging, terwijl de lucifer uitging. Het aartsbisdom Praag telt 2.8 millioen in woners, waarvan 25 procent Duitschers zijn. Van de 1.9 millioen katholieken zijn 630.000 Duitschers, zoodat dus ook hier slechts 70.000 niet-katholieke Duitschers overblijven. Van de 130.000 godsdienstloozen uit Praag zijn slechts enkele honderden Duitschers. Tot het bisdom Budweis behooren 1.1 milli oen personen, waarvan 21 procent Duitschers. Hier zijn in totaal 1 millioen katholieken, waarvan 233.000 Duitschers op een totaal van 236.000 Duitschers. Het bisdom Königgratz telt 1.6 millioen in woners, waarvan 15 procent Duitschers. Zelfs in dit overwegend Tsjechische bisdom behoo ren 96 procent van alle Duitschers tot het ka tholieke geloof. In de beide Moravische bisdommen Ollmütz en Brünn belijden 94 procent van alle Duit schers het katholieke geloof. Van de 18.000 godsdienstloozen in de stad Brünn zijn slechts 900 Duitschers. Ook met de Duitsche kloosters in Sudeten- land is het gunstig gesteld. In Duitsch-Tsjecho-Slowakije zijn 20 Orden en Congregaties werkzaam, die ook in de ziel zorg werkzaam zijn. In deze kloosters zijn bijna 500 Duitsche priesters. Nog ieder jaar stijgt hun aantal. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii""'. „Wat blwaarom waarschuwde je me niet?" vroeg de zeeman en streek weer een lucifer aan. „Pardon," zei de agent, „ik keek naar je vuur werk. Als je soms wat kwijt bent, je mes of je sleutel, kan ik je misschien helpen." „Dank je," zei de andere, „je kunt niets voor me doen. Lekker weertje, hè? Ben je goed be kend hier in de buurt?" „Ik woon hier dichtbij." „Zeker getrouwd, hé?" vroeg de man met de lucifers weer. „Kinderen en zoo? Maar wat ik zeggen wou, weet je misschien hier ergens hulst staan? Met flinke bessen. Ik wou er nu direct van hebben, ik heb 't noodig, begrijp je?" De agent omklemde steviger z'n wapenstok. „Meekletsen," dacht hij, z'n zin geven, en dan een flinke stoot onder z'n kin. „Hulst, zeg je?" zei hij. „Even kijken. Ja, ik weet ergens wel wat staan. Dezen kant op." Om den hoek, dacht hij, was er kans, dat hij een collega trof. „Nou, dat treft," glunderde de eene, „ik wou 't net opgeven. Ik geloof dat ik wel irtde helft van de tuinen hier in de buurt ben geweest, vannacht. Ik heb op handen en voeten door de modder gekropen en m'n heele gezicht aan flarden gescheurd. Drie doosjes lucifers heb ik opgemaakt, en geen takje hulst gezien. Ze schij nen in de buurt hier niet erg hulsterig te zijn." „Hier den hoek om," noodigde de agent. „En ik heb m'n vrouw beloofd," ging de hulst zoeker voort, „dat ik een heelen boom zou mee brengen. Er woont hier op den weg zoo'n ke rel, bij den tweeden lantaarn, die „Hulst" op z'n hekje heeft staan. Die vent moest vervolgd worden. Ik dacht vast dat ik beet had, maar jawel. Bijna een doosje lucifers verknoeid en m'n jj broek gescheurd. zoo goed „De Boemerang" op -. kunnen laten schilderen. Maar is 't nog ver, maat?" „Hier in de straat," luidde het antwoord, „maar waar doe je dat voor? Is 't een wedden schap?" „Weddenschap, zeg je? Neen man, als 't een weddenschap was, dan betaalde ik en ging gauw naar bed. 'tls meer dan welletjes vannacht. Neen, zie je, ik ben met verlof. Acht dagen. Veel is 't niet. En ik was al van Mei af aan 't varen. Ën Donderdag a.s. moet ik weer weg voor een maand of vijf. Mee Kerstmis ben ik dus niet thuis. En de kinderenDus nu gaan we morgen Kerstmis vieren. We vervroegen het, zie je. En nou is er jandorie nog geen hulst. SnaP je t?" „O, jawel," zei de agent, en ontspande de greep van z'n wapenstok. „Gisteren hebben m'n vrouw en ik pudding gemaakt," hernam de hulstzoeker. „Twee soor ten. En ik heb een konijn besteld. M'n vrouW heeft overal aan gedacht." „Heel aardig bedacht," prees de agent. „Pas op voor dat hekje, 't Piept verschrikkelijk. Spring d'r maar overheen. Mooi zoo. Steek geen lucifers aan. Hier vlak links, staat een heel bosch hulst. Je kunt niets missen." Met een plof kwam de zeeman neer. Met uit gestrekte handen tastte hij in 't donker voor zich uit. Hij had z'n hulst gevonden. „Als ik thuis kom, sterf ik van bloedverlies," fluisterde hij den agent toe. „Maar nu heb ik meteen genoeg voor 't volgend jaar. Uit den weg, maat!" Een groote tak vloog over 't hek en viel voor de voeten van den agent. „Nou, dank je wel, hoor," zei de zeeman weer, „ik zal maar gauw opschieten, voor d'r iemand komt." „Ja, 'tzou wel wat gek staan," meende de agent. „Nou, plezierig Kerstfeest met je vrouw en kinderen." „Dank je," zei de zeeman, „maar wat ik zeg gen wil, „je weet zeker nergens zoo'n beetje misletoe te groeien, is 't wel?" ■K HEB GEMERKT DAT MIJN OVERHEMDEN^ VEEL LANGER NIEUW BLIJVEN. VEELLANGcK NIEUW oLUVCN^^^^^^ -~< AllïfiN GOEDGAAT 2 0f jmaal 20IANS MEE W "s, SINDS IX IN MIJN WASMACHINE BIMSO J acu r.AAki r.rnoi iikpkj 4WMM8EA8SH8I BEN GAAN GEBRUIKEN. Neem eens een proef met de nieuwe, „overvette" Rinso, het enige wasmiddel, dat speciaal gefabriceerd wordt voor het gebruik in de wasmachine. Door de bijzondere sa menstelling verwijdert Rinso al het vuil uit Uw goed in ongekend korte tijd. Bovendien kan het uiterst werkzame Rinso sop nog vele malen achtereen worden gebruikt. Met één pakje Rinso van 1 2\ cent krijgt U de hele ge- zinswas van 5 personen in 1^ uur volmaakt schoon. En niet alleen in elke wasmachine geeft Rinso dat schitterende resultaat, maar ook in elke tobbe! Bovendien heeft Rinso een bon voor geschenken. op dit blad Zijn Ingevolge de verzekenngsvoorwaarden tegen ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlngen btt levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door T"« mr j-e bij een ongeval met «CA verlies van belde armen, belde beenen of belde oogen 1 4 Owo" doodelijken afloop m" VUgCTOMVM IVAUVAMU »w* WVM —VA -OU - - bU verlies van een ba®1* een voet of een oot" Bewerkt naar het Fransch door CHRISTINE KAMP Marian fronste haar donkere wenkbrauwen en zei: „Ik rekende er op, John, dat je zou blijven dineeren. Wij zien je tegenwoordig niet zoo dikwijls hier." Een uitdrukking van vreugde kwam op het knappe gelaat van den dokter. „Ik heb nogal werk gehad, doordat er een kleine epidemie in de voorstad is uitgebroken.... maar voortaan zal ik vaker komen. Je weet wel, dat ik niets liever wensch!" Een droefgeestige schaduw viel over het kalme gezicht van Marian. Met een bruusk gebaar greep zij een papier op en bekeek het aan dachtig, terwijl James haar toefluisterde: „Om je dat te bewijzen, zou ik terug kunnen komen na die twee visites. Het zal dan nog niet zoo laat zijn. Hoe vind je dat, Marian?" „O, uitstekend," zei zij zonder hem aan te zien. „Julia, je hebt gehoord, wij hebben een gast vanmiddag aan tafel. Tot straks dus, James. Tot weerziens mijnheer Bretland." Zij reikte John de hand, knikte James even toe en greep opnieuw naar haar pen,. De twee heeren gingen heen, uitgeleid door Arthur en Tony, na dokter Mac-Rae en de jonge meisjes gegroet te hebben. Julia liep naar de keuken om naar de toe bereidselen voor het middagmaal om te zien en daarna moest zij, kleinen Joe troosten, het jongste kind van den dokter, die huilende naar haar toekwam om haar een buil op zijn voorhoofd te toonen. Het aTme kind was ge vallen en had zich bezeerd. Toen zij in de huiskamer terugkwam, vond zij daar slechts Marian en Arthur. De dokter was naar zijn studeervertrek gegaan, de kin deren speelden in de hal en door de half ge opende deur kon zij Lily zien. die in de eet kamer bezig was de tafel te dekken. Julia nam haar werk weer op. Maar opeens keek zij onwillekeurig naar haar nicht. Marian had opgehouden te schrijven en zat met den penhouder in de hand eenige minuten onbe weeglijk, als in diepe gedachten verzonken, voor zich uit te staren. Arthur keek ook naar zijn zuster. In het bleeke, fijne gelaat van den jongeman schit terden oogen zoo blauw als dié van Lily, maar mannelijker, trotscher en soms schenen zij als ontvlamd door geheime, innerlijke gevoelens. Arthur had een gesloten karakter, maar onder zijn koel, teruggetrokken uiterlijk verborg hij een groote goedhartigheid, een exquise teer heid van gemoed. Voor zijn broers en zusters was hij onuitputtelijk ln bereidwilligheid en zij betuigden hem een grenzeloos vertrouwen; zelfs Marian waardeerde den ernst en gezond wjstand van haafebjrper;^ Toen Marian uit haar gepeins ontwaakte, zag zij de blauwe en bruine oogen van Arthur en Julia vragend op haar gevestigd. Nu was het een der principes van haar om nooit aan mijme ringen toe te geven. Zij bloosde een beetje en vroeg dan humeurig: „Waarom kijken jelui mij zoo aan? Is er Iets buitengewoons aan mij te zien?" „Niets, Marian.... of eigenlijk, p., want het Is zeker iets vreemds je droefgeestig te zien Noch vroolijk, noch bedroefd, dat moest je devies zijn." „Hoe kom Je er bij, dat ik droefgeestig zou zijn?" vroeg zij een beetje bruusk. „Ik dacht na. Zij bladerde zenuwachtig in een boek, dat open voor haar lag. Maar Arthur bleef haar aankijken. Hij stond op en legde de hand op haar schouder, terwijl hij zei: „Marian, er is iets, dat mij altijd verbaasd heeft. Waarom trouw je niet met James Brice? Hij verlangt niets vuriger en jij.... o, Marian, je zou zoo gelukkig zijn!" Zij sidderde en schoof haar stoel achteruit om Arthur aan te zien. Haar schoon gelaat leek opeens als vertrokken. „Wat zeg je daar?" zei zij met een harde en ontroerde stem. „Wat weet jij daarvan, Arthur?" „Ik weet hetik heb het begrepen.... Hoe lang ken je reeds James en even lang bestaat dat plan. James wacht slechts op je jawoord maar er is iets, dat je tegenhoudt en ik begrijp niet, wat het kan zijn. Waarom zoolang te wachten, ais een woord je beiden gelukkig zou luaakenï,", Het gelaat van Marian stond weer kalm, maar er was een rimpel op haar hoog voor hoofd gekomen. „Arthur, je hebt goed opgelet en in zekeren zin heb je gelijk. Ja, James is een dierbare vriend van mijn jeugd en gaarne zou ik hem als echtgenoot aannemen. Maar ook heb je de waarheid gesproken, met te zeggen, dat iets mü tegenhoudt. Het is hetzelfde, dat ons allen hier kwelt, van af vader tot Julia, ondanks haar mooie theorie van onderwerping aan den Wil van God.... ik bedoel: het geld." „Geld?.... Ja, je zou James niets mee ten huwelijk brengen, behalve dan je kennis, maar hij geniet een zekeren welstand en een geves tigde en geachte positie." Zij trok de schouders op. „Wat beteekent dat?Ik zou evenals hier genoodzaakt zijn mü bezig te houden met allerlei huishoudelijke beslommeringen. Dat moet ik wel doen, dat is mijn plicht. Maar niets noodzaakt mij te trou wen en als ik het deed, zou het zijn om een goed, een schitterend bestaan te verkrijgen, een bestaan, dat mij vrij laat om mij te wijden aan het intellectueele werk, waarvan ik droom. Als ik door mijn huwelijk in bekrompen omstandig heden zou komen, het leven zou moeten leiden van een eenvoudige burgervrouwneen, dat nooit. En James, ondanks zijn goeden wil, zou mij niets beters kunnen aanbieden." „En zou je voor hem dan niet dat offer kun nen brengen?" vroeg Julia, die met een soort schrik het heel kalme gezicht van haar nicht beschouwde. Mirian beslist. „Als ik zelf rijk was en hij arm. zou ik met hem trouwen, maar nooit zal ik mijn armoede vereenigen met zijn betrekkelijken wel stand, dat heb ik hem ronduit verklaardIk ben bereid, als het moet, alleen één leven van zorgen en ontberingen te leiden tot aan mijn dood toe, maar armoede in een huisgezin, dat wil ik om niets ter wereldIk heb er hier het voorbeeld van," fluisterde zij bitter. Zij begon weer te schrijven en Arthur wis selde met Julia een droevigen blik. Toen James Brice en John Bretland het huis van dokter Nac-Rae verlaten hadden, liepen zü eenigen tijd stilzwijgend voort. Het weer was trouwens niet gunstig om een gesprek te voeren. Er woei een scherpe, koude wind, die hun door het gelaat sneed en den adem benam. Maar dan kwamen zij in een dwarsstraat, waar zij eenigszins beschut waren door de bogen, die langs de oude huizen gebouwd waren. Het leek, dat James uiting gaf aan een gedachte, toen hij mompelde: „Wat een buitengewoon meisje... hoogstaand in elk opzicht!" „Ja, dat zeg je wel," antwoordde spontaan John, die sedert bij het huis van dokter Mac-Rae verlaten had, een inwendig beeld scheen te be schouwen. Zij liepen weer eenige passen verder en toen begon James op een toon van bittere spijt. „Zij is zoo verstandig en zoo schoon.... en moet zich wijden aan een leven van zorgen en arbeid, dat niet met haar karakter overeenkomt. Dat. is onrechtvaardig, John, beken het maar." „Onrechtvaardig?.... Neen, Brice, dat denk ik niet, want het is. God, die haar op dien har den weg heeft gesteld en Hij alleen zou ha daarvan kunnen wegvoeren, als het overee komt met Zijn wijsheid. Julia is bovendien z volkomen onderworpen aan de goddelijke Vot> zienigheidBrice bleef opeens staan en zijn metgezel verwonderd aan. „Miss Jul^0 Maar ik spreek toch niet over haar, keS vriend. Ik sprak over Marian. Ik begrijp je ve gissing niet, want beken het maar, wat past absoluut niet op Julia. Zij is lief, goed'1® tig en toegewijd aan haar familie, zooals welne^ gen, zij is verstandig, ontwikkeld, dat is al ,s maal waar, maar om haar te beschouwen een hoogstaande, buitengewone vrouw, neen, komt niet in mij op. Maar Marian!" vervo.U hij met ingehouden enthousiasme, „zij vereei de vrouwelijke bekoorlijkheid met een niet beschrijven schoonheid, aan buitengewone danigheden van geest, aan een rechtschap heid en flinkheid van principes, die mijn .g wondering uitmaken. En welk 'n verstand- zij eens verlost zou zijn van dit kommer^ leven, van dat gedwongen werk zou zij bilLe0 korten tijd een onzer beste schrijfsters wo en een der steunpilaren van de vrouwenb ging, de goede, bedoel ik. Zij heeft onlangs klein essai geschreven over sociale economy dat ronduit gezegd, een meesterstuk Neen, men kan haar beslist niet verg rl.mg met miss Löwenstein," besloot hij zijn bewe met iets van minachting in zijn stem. .CWordt vervolg' di

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 10