ONGEHOORDE OLYMPISCHE RECORDS?
De voorzitter van de jury
MARLBOROUGH HOUSE
TE LONDEN
De wet van de zwaartekracht zou er de
oorzaak van zijn
De kookkunst als maatstaf
van het beschavingspeil
Een beschaafd volk is 'n volk
van fijnproevers!
Speerwerpen, beoefend door
het zwakkegeslacht
De geldschat van Calais
HET KORTE VERHAAL
Luchtfoto van de sportterreinen in Tokio, waar in 1940 de Olympische Spelen zullen
worden gehouden
De nieuwe woning van
Koningin Mary
Ik houd niet van dat moderne gedoe
Menu en nationaliteit
Koningin-weduwe Mary van Engeland
op een wandeling
t
De bewering, dat wij, menschen van
heden, een sportief geslacht vormen,
is geenszins een leege redeneering. Van
jaar tot jaar worden de sportprestaties hoo-
ger opgevoerd en steeds is men uit op ver
betering van de sportrecords. De tijd voor
den 100 meterloop wordt gestadig korter,
terwijl de afstanden bij het discus-, kogel
en speerwerpen steeds grooter worden.
Enkele vooruitstrevenden zoeken al naar
het „absolute record", dat een niet meer te
overschrijden grens moet bereiken!
Daarom is het ook niet te verwonderen, dat
de praestatievorderingen in de laatste jaren min
der snel zijn, want in sommige takken van sport
zou men reeds bijna kunnen spreken van het
.absolute record". Nog vóór eenige jaren werden
de 100 meterloopen op een kwart seconde ge
taxeerd. Thans gaat het om de taxatie van
tiende seconden; ja men gebruikt zelfs electri-
sche apparaten, welke den tijd van het loopen
kunnen bepalen op een honderdste seconde
precies.
En bij de athletiek is het niet anders: drie
millimeter afstandsonderscheid is voldoende om
het lot van een discus- of kogelwerper te beslis
sen en een wereldrecord ten val te brengen!
Thans echter wordt en hier begint de
dramatische verwikkeling van het probleem
aan de nauwkeurigheid der bestaande
sportrecords getwijfeld. Niet door de ver
slagen concurrenten (ofschoon zulks lang
niet onbegrijpelijk zou zijn)maar door voor
aanstaande mannen van de wetenschap. Als
zij gelijk hebben, zouden de meeste bestaan
de records niet deugen. Niet omdat de
scheidsrechter niet eerlijk of nauwkeurig te
werk ging, maar de natuur zelf zou hieraan
schuld hebben!
Men leze wat een bekend Fransch natuur
kundige hieromtrent vertelt:
Als echte geleerde neemt de goede man zijn
taak pijnlijk nauwkeurig op en is, alvorens hij
met zijn stoute beweringen aankwam, hard aan
het zoeken gegaan naar de schuilplaatsen van
de natuurkundige fouten, welke hij dacht te
hebben ontdekt. En deze schuilplaatsen heeft de
geleerde gevonden. Hij zegt o. a.:
Wanneer b.v. 15 meter van de loopers af een
startschot weerklinkt, dan hooren die menschen
dit schot eerst 4/100 seconden na het lossen,
terwijl de registratie van den tijd reeds plaats
vindt onmiddellijk nadat het schot gelost is.
Een ander geval: het is een bekend feit, dat
een kanon, waarmee vanaf een berg naar de
vlakte wordt geschoten, een veel grootere draag
wijdte bezit dan wanneer hetzelfde kanon wordt
gebruikt in een dal. Een dergelijk verschijnsel
zij het dan ook in veel kleineren vorm, is te
vinden bij het speer- en discuswerpen, het kogel-
stooten en -slingeren. Een kleine oneffenheid
van den bodem kan hierbij beslissend zijn.
Meestal komen de gewichten met een hoek
van 45 graden op den bodem terecht. Onder
deze omstandigheden wint de athleet, wiens
standplaats pl.m. 1 c.M. hooger ligt dan het
treftpunt, 'n geheelen centimeter in den afstand!
Staat de man echter 1 c.M. lager dan het tref
punt, dan wordt de arme sportman voor een
centimeter benadeeld. Bij den discus en vooral
bij de speer, welke min of meer in den bodem
slaan, zijn dergelijke niveauverschillen bijzonder
belangrijk, waar de recordcijfers toch op enkele
millimeters nauwkeurig moeten worden bepaald.
De ervaren speerwerpers ontkennen dan ook
niet, dat zij in sommige gevallen een record op
hun naam konden zetten, omdat de plaats, waar
de wedstrijden werden gehouden, zoo bijzonder
gunstig voor hen was. En omgekeerd hebben
speer- en discuswerpers hun records moeten af
staan aan anderen, omdat de plaats van den
strijd voor hen zoo ongunstig was. Waarom dan
dergelijke honderdste-seconden-apparten te ge
bruiken, wanneer zelfs de natuur (ook de wind
kan een rol meespelen) niet eens zoo nauw
keurig te werk gaat?
Doch van veel grootere, ja van de grootste
beteekenis zijn de vergissingsmogelijkheden, wel
ke zich kunnen voordoen op geografisch terrein.
Het zwaargewicht wordt zooals wij waar
schijnlijk nog van de school zullen weten
door de aantrekkingskracht der aarde bepaald.
Deze aantrekkingskracht is echter niet op alle
plaatsen van onzen aardbol gelijk!
Een steen van 1 K.G-. zal in Bordeaux, de
stad, die even ver van de noordpool als van
den equator verwijderd ligt, ook 1000 gram
wegen. Aan de Noordpool echter weegt de
zelfde steen 1002 gram en aan den equator
slechts 997 gram!
Hoe komt dat? Eerstens daardoor, dat de
aarde aan de polen eenigszins afgeplat is, zoo
dat de voorwerpen dichter liggen bij 't aantrek-
kingspunt van den wereldbol. Aan de andere
zijde echter zijn alle lichamen op het aardopper
vlak aan de door de aarddraaiing ontstane slin
gerkracht onderworpen. Zij is gelijk aan nul aan
de polen en natuurlijk het sterkste op den
equator.
En wanneer de aarde plotseling zeventien
ONDER VRIENDEN.
A.„Mijn mooie bontkraag gaat heele-
maal naar de maan met dit weer".
B.„Weineen, kerel, de haas heeft er
vroeger toch ook zonder parapluie mee rond-
feloopen
maal sneller zou gaan draaien, dan zouden op
de equatorlinie alle voorwerpen ook de men
schen door het luchtruim worden geslingerd.
Zelfs bij ons zou dan een schop met den voet
voldoende zijn om iemand een behoorlijk eind
weg te krijgen!
Zoo veel sterker zou onder dergelijke omstan
digheden de slingerkracht der aarde zijn ten
opzichte van de aantrekkingskracht. En dat
alles kunnen de mannen der wetenschap aan de
hand van mathematische formules „haarfijn"
bewijzen. Maar laat ons den lezer hiermede niet
lastig vallen. In elk geval is uit bovenstaande
begrijpelijk geworden, waarom Jack Torrance,
die in Oslo zijn kogel ongeveer 19 meter ver
wierp, het met dezelfde krachtsinspanning in
New York of in Rome 27 m.M. verder bracht,
hetgeen bij een strijd om een recordverovering
zeker niet een onbeduidend verschil uitmaakt!
In Madras bedroeg de winst zelfs 5 (-2 c.M. En
bij speerwerpen was dit onderscheid nog grooter,
zoodat de Duitsche speerwerper op de Olympi
sche Spelen 1936 met recht mocht zeggen:
„Ik verzeker u mijn speer 30 c.M. verder te
zullen werpen, wanneer ik in Madras sta, in-
plaats van in Oslo!"
Maar er is nog een natuurkundig feit, waar
mede men rekening dient te houden, n.l. met
de draaiing der aarde van West naar Oost. Een
uit een kanonloop loodrecht omhoog afgescho
ten granaat zal nooit, zooals men bij een opper
vlakkige beoordeeling zou willen aannemen, in
dienzelfden kanonloop kunnen terugvallen
ook dan niet, wanneer de kogel bij absolute
windstilte wordt afgeschoten. Ook dit heeft te
maken met de draaiing der aarde, maar natuur
lijk speelt ook de plaats, waar de kanonnier zijn
proeve uitvoert, een rol. Zoo kan men ook gerust
aannemen, dat een schot, dat in Lapland een
rendier in het oog treft, in Afrika geen leeuw
met dezelfde zekerheid zal verwonden. Waar
wij ook zijn: altijd zullen wij rekening moeten
houden met de natuur, die zich nu eenmaal niet
aan honderdste-seconden-apparaten wenscht te
storen en haar eigen onveranderlijken weg gaat.
En de geleerden kunnen met recht tegen de
recordhouders zeggen: „Wij zijn het niet, die
jullie deze moeilijkheden brachten, doch jullie
had jezelf niet moeten wagen op het gladde ijs
van een duizendsten millimeter!"
Jack Torrance en zijn sportmakkers kunnen
zich in het vervolg beklagen, dat men hen op
zeespiegelhoogte laat „werken", waar alles
„zwaarder weegt" dan op hoog gebergte of hoog
vlakten, welke immers verder van het centrale
aantrekkingspunt der aarde verwijderd zijn.
Vanuit dit gezichtspunt beschouwd zullen
de athleten, die in 1940 in Tokio inplaats
van zooals toch aanvankelijk het plan was
in Helsingfors aan de Xlle Olympische
Spelen zullen deelnemen, het aanmerkelijk
gemakkelijker hebben. Voor de kogelslingers
zal het „natuurlijk" voordeel pl.m. 12 c.M.
uitmaken
En intusschen zien de Duitsche kogelstooters,
discus- en speerwerpers, die op de te Berlijn
gehouden Xle Olympische Spelen van 1936 zulke
mooie prestaties leverden en zoovele records op
hun naam zetten, met angstig hart de Spelen
in Tokio tegemoet, omdat men er thans reeds
bijna zeker van is, dat er in Japan „ongehoorde"
records zullen worden geplaatst....
In Amerika is onlangs verschenen de
eerste Engelsche vertaling van 't oud
ste kookboek ter wereld, door een blan
ke geschreven. Het is het aan kenners be
kende kookboek van den beroemden Api-
cius, hetwelk, naar wordt verondersteld,
100 jaar voor onze Christelijke jaartelling
werd geschreven.
De moderne vertaling van dit beroemde
boekwerk is opgeluisterd door een inleiding,
waarin o.m. de vraag wordt besproken in hoe
verre de kookkunst heeft bijgedragen tot de
beschavingsontwikkeling van de oude Romei
nen en in hoeverre zij thans nog bijdraagt tot
onze eigen cultuurontwikkeling.
Dit vraagstuk, al schijnt het op het eerste
gezicht wel wat „academisch", is toch de moei
te van een nadere overweging waard. Ook in
ons land hebben wij, wat wij met zekeren
trots mogen noemen, een „volkstafel". Ieder
land heeft nu eenmaal zijn eigen wijze op het
gebied van de kookkunst. Ook wij bezitten on
ze eigen manier van koken, welke door velen
wordt aangezien als „zuiver inheemsch."
Toch wordt er vaak een vergissing begaan
als er gesproken wordt over „inheemsch" of
„niet-inheemsch." Men staat verbaasd, als
men weet wat den Romeinen reeds bekend
was. Apicius' kookboek, tweeduizend jaar ge
leden geschreven, zegt bijv., dat wild zonder
water moet worden gestoofd. En nu dachten
de Afrikaners nog wel, dat deze manier van
wild stoven „echt Afrikaansch" was! Maar
voor de Afrikaners zijn er nog meer teleurstel
lingen: „Sosaties", een kostje voor Afrikaan-
sche fijnproevers, blijkt een Oostersche schotel
te zijn; „bobotie" at Karei de Groote met
smaak; „miliepudding" was de lievelingskost
van Frederik den Grooten en „boerewors'
maakte een deel uit van den proviand van
Gengis Khan.
De beroemde dr. von Vaerst, een expert op
gastronomisch terrein, verklaart, dat de kook
kunst als factor in de beschavingsontwikkeling
van een volk eerst dan in aanmerking kan
komen, wanneer een land rustig en bedaard
is! Hij maakte een vergelijking met de schil
derkunst, die, zooals de geschiedenis aantoont,
op haar weelderigst bloeit en haar meesten
cultureelen invloed uitoefent, wanneer het
volk in staat is de kunst kalm te waardeeren
en zijn waardeering erkentelijk te makendoor
de kunst naar waarde te betalen.
De kookkunst is een kunst, een aesthetische
factor. Enkel omdat zij dagelijks wordt be
oefend, als praktisch hulpmiddel om de
menschheid in het leven te houden, wordt de
ze kunst miskend en zeer ten onrechte.
Eerst als een volk beseft, dat het voedsel,
hetwelk het eet, een factor is in de manier,
waarop het handelt, waarop het zich als volk
gedraagt, wat zijn gezondheid zoowel gees
telijk als lichamelijk raakt, zal de kook
kunst de noodige waardeering genieten. Wij
hebben geleerd, dat de levensmiddelen door
behoorlijke behandeling in de keuken, door
verbeterde wijzen van bereiding en opdiening,
aantrekkelijk kunnen worden gemaakt, hetgeen
weer tot gevolg heeft, dat de voedingswaarde
wordt verhoogd. Door combinatie en mêleering
kan de voedingswaarde zelfs meer dan hon
derd percent stijgen! De kunst van den kok
ligt op dit terrein.
De primitieve kookkunst beschikt over wei
nige en vrij eenvoudige methoden; de be
schaafde kookkunst, welke bewijst, dat 'n volk
op een hoogen trap van ontwikkeling staat,
kan in evenredigheid even verfijnd en geraf
fineerd zijn als de schilderkunst van heden,
waarin de kunstenaar zich niet langer meer
bedient van grove lijnen en harde, eenvoudige
kleuren, maar gebruik maakt van alles, wat
hij reeds leerde en telkens iets nieuws schept
uit de middelen, die hij reeds bezit.
Een volk, dat op zijn cultuur gesteld is, zal
zulk 'n kookkunst weten te waardeeren en
wel op die wijze als iets, dat de moeite waard
is om verder te ontwikkelen en waarop men
met zekeren trots kan neerzien.
De kookkunst is, als het ware, de barometer
van het niveau, waarop de beschaving van 'n
volk staat. Wie hieraan twijfelt, behoeft slechts
rond te zien en te letten op de tafels in de
verschillende landen. Deze regel geldt ook voor
de huisgezinnen. Waar achteruitgang is, niet
alleen op economisch gebied, maar vooral ook
op cultureel gebied, daar zal de tafel dit het
eerste aantoonen.
Hier is geen sprake van vraatzuchtigheid of
gulzigheid, maar louter van fijnproeverij. „Hij
is zoo'n lekkerbek!" wordt vaak met 'n beetje
spot of minachting gezegd, alsof zooiets een
ondeugd is. Doch het woord zelf toont aan,
dat die eigenschap niet in het juiste licht
wordt beschouwd. Waarheid is, dat de be
schaafde mensch een fijnproever is. Zoo
iemand ergert zich aan de manier, waarop 't
beste voedsel vaak op onoordeelkundige wijze
wordt bereid en dus verknoeid. Hij beschouwt
het als een misdaad niet de juiste eigenschap
pen van goede voedingsmiddelen aan te wen
den om het, indien mogelijk, nog smakelijker
te maken. Een feit, dat vaak in verband hier
mee uit het oog wordt verloren is, dat het
meestal niets meer kost om voedsel smakelijk
te bereiden. Het eischt slechts wat meer zorg
en aandacht, doch de moeite wordt ruim
schoots beloond!
Bij ontploffing van fundamenten onder een
oud gebouw in de stad Calais stiet men op een
zeer ouden muur, uit de 14de eeuw. Tusschen
het gesteente vond men een ijzeren cassette,
waarin gouden munten, voor een waarde van
plm. anderhalf millioen Fransche francs lagen.
Deze munten werden, volgens vaststelling der
numismatici, in het jaar 1339 geslagen.
Het is intusschen gelukt na te gaan op welke
wijze deze prachtige muntenverzameling in het
oude gebouw terecht kwam. Waarschijnlijk
stamt het geld van een der zes burgers van Ca
lais, die in het jaar 1347 hun leven wilden ge
ven, om de stad Calais te redden. Dat was in
de dagen, toen Calais, na den slag van Crecy,
aan Edward III zou moeten worden overgegeve^i.
De burgers hebben hun geld waarschijnlijk bij
een gedaan en het toen verstopt, doch blijk
baar hebben de schatbewaarders het geheim
aan niemand medegedeeld. Zoo komt het, dat
de munten thans, door een toeval, werden ge
vonden.
Met aandacht las ik den brief van oom
Baker: „Beste meid," schreef hij, „ik
zend je vandaag een man op zicht, z'n
naam is Berry Maldon, de bekende kunstschil
der. Hij heeft zich een beetje overwerkt en heeft
wat vacantie noodig. Daarom noodigde ik hem
gisteren uit, een dag of veertien te komen lo-
geeren. Tante heb ik van z'n komst al verwit
tigd. Moge hij in je smaak vallen
Soortgelijke min of meer eigenaardige brief
jes zijn bij oom Baker niet ongewoon, en dik
wijls moest ik er om lachen. Ditmaal echter
niet. Ik had met de vorige post een brief
gekregen van de jury der schilderijententoon
stelling, dat de twee schilderstukken, door mij
ingezonden, afgekeurd waren voor de expositie.
Ik was dus allesbehalve in m'n humeur, want
ik had er vast op gerekend, dat ze aangenomen
zouden worden. Al m'n kennissen hadden m'n
werk hemelhoog geprezen, en ik wist, dat veel
minderwaardiger werk wèl aangenomen was.
Zeker vriendjes van de jury.
Toen ik oom Baker's brief gelezen had, ver
scheurde ik hem en wierp de stukken in de
prullenmand.
„Nu Jessy," zei m'n tante Afra, „het schijnt
je niet te bevallen, dat we een gast krijgen."
„Zeker niet, ik wou, dat hij maar weer op
gehoepeld was."
M'n'stemming werd er niet beter op, toen ik
's middags de stukken terug kreeg. Ze gingen
ingepakt naar m'n atelier in den tuin. Geen
kwartier later liet Berry Maldon zich aandie
nen, „de man op zicht," volgens 't schrijven
van oom. Hij was heel aardig, een jaar of zes
ouder dan ik en lang niet onknap.
„Ik heb de uitnoodiging van uw echtgenoot
aangenomen," zei hij tegen tante. „Hij vroeg
me zóó hartelijk, dat ik niet weigeren kon."
Tante Afra toonde zich direct zeer met hem
ingenomen, en om de waarheid te zeggen, ik
ook. Dit gevoel trouwens scheen wederkeerig te
zijn. Hij maakte me tenminste den volgenden
dag reeds het hof, maar op discrete wijze.
„Uw tante vertelde mij," zoo begon hij opeen
avond, toen we in deh tuin zaten, „dat u niet
onverdienstelijk schildert."
„Nu, zóó erg is het niet," spotte ik, „maar
wilt u m'n atelier eens zien?"
„Heel graag."
We gingen naar het tuinhuisje, en daar be
keek hij wat studies en een paar schilderstuk
ken. Hij knikte voldaan. Toen haalde ik de
twee stukken te voorschijn, die van de jury
teruggekomen waren en zette ze op een ezel.
„Zeg me daar nu uw oordeel eens over, mijn
heer Maldon," verzocht ik, „maar een eerlijk
oordeel. Geen vleierij en complimentjes s.v.p."
Berry Maldon bekeek ze met aandacht.
„Zeker niet onverdienstelijk," verklaarde hij.
„Hebt u wel eens minder werk ten toon ge
steld gezien?"
„Heel dikwijls."
„Welnu, deze zijn geweigerd voor de expositie
in Norwich," hernam ik. „Ligt dit nu aan 't
oordeel der jury of maakt u me maar wat
wijs?"
„Ik herhaal," zei hij met klem, en ik voelde
dat hij 't meende, „dat ze beeldig geschilderd
zijn. Ik houd het er voor, dat het oordeel der
jury wat te haastig geweest is. Het verdienste
lijke in uw werk is daardoor aan d'r aandacht
ontsnapt."
Ik haalde verlicht adem. „Al m'n kennissen
denken er net zoo over als u," zei ik, „en er zijn
er bij, die veel verstand van schilderijen heb
ben en dus tot oordeelen bevoegd zijn. Maar het
werk van kladschilders is wèl aangenomen. De
vriendjes van de jury moeten vooruit geholpen
worden, begrijpt u?"
,,'t Is een schande!" viel Berry Maldon uit.
„Ik kan 't natuurlijk zelf niet doen," riep ik
verontwaardigd, „maar ik wilde, dat ik een
vriend had, die de jury eens geducht de waar
heid zei. Natuurlijk een deskundige vriend."
Berry Maldon greep m'n hand.
„Die vriend," sprak hij, „ben ik. Mijn oordeel
zal officieele erkenning vinden. Hier en daar
heb ik zelf al eens in een jury gezeten. Ik zal
den voorzitter direct een brief schrijven met de
puntjes op de i; dat beloof ik u."
„Zou u den moed hebben?" vroeg ik.
„Zeker, en nog tot veel meer," zei hij met een
schalksch lachje.
„Eerst die brief," besloot ik. „Maar ben je
niet bang, dat dit schade zal doen aan je repu
tatie als kunstschilder? Zullen ze geen wraak
op je nemen en je werk trachten af te breken,
als je hier of daar exposeert?"
„Wat kan mij het oordeel van die kerels
schelen!" riep hij minachtend. „Kom maar
mee; we gaan eerst dien brief schrijven; en
een brief op pooten, dat verzeker ik je. Ik vind
het eenvoudig een schande, jonge verdienste
lijke kunstenaars zóó te ontmoedigen," en Ber
ry zag rood van verontwaardiging.
We gingen samen den tuin door en naar huis.
In m'n vreugde, dat die jury er flink van langs
zou krijgen, vergat ik m'n hand los te maken,
die Berry gegrepen had.
Toen tante Afra ons zoo zag aankomen, lach
te ze en gaf me een knipoogje. Maar dat kon
me op dit oogenblik niets schelen. Ik dacht al
leen aan de gezichten der juryleden, als ze dien
brief zouden ontvangen en lezen.
Nu, 't was een brief op pooten, dien Berry
schreef. Ik vond hem zelfs wat tè gewaagd voor
een kunstenaar, die ook aan kritiek blootstond.
Maar hij wilde absoluut niet de een of andere
uitdrukking verzachten, of z'n kritiek wat in-
toomen. Hij schreef, in één woord, een vernieti
gend oordeel. Zelfs onderstreepte hij een en
ander nog, en deed hem toen in een enveloppe.
Om zelfs den schijn te vermijden, dat hij 't op
iemand persoonlijk gemunt had, adresseerde hij
den brief aan den voorzitter der jury. Ik kende
trouwens diens naam niet eens. En zelf bracht
hij den brief naar de post.
We spraken niet veel meer over kunst gedu
rende de volgende dagen. Wel over andere din
gen. Berry vroeg me en ik zei: ja. Oom Baker
keerde terug en we hadden een klein feestje.
Daarna zou Berry naar de stad vertrekken, om
weer aan 't werk te gaan. Hij zou eiken Zondag
terug komen natuurlijk. Ik bracht hem naar
den trein. De laatste dagen had ik me tóch
bezorgd gemaakt over de gevolgen van dien
pootigen brief. We stonden op 't perron.
„Zou het je loopbaan als kunstschilder geen
schade kunnen doen, nu je dien voorzitter van
de jury voor „beunhaas" en „mispunt" hebt uit
gemaakt?" vroeg ik.
„Absoluut niet," verzekerde Berry. „En als het
je gerust kan stellen, en je niet boos zult wor
den, lieve Jessy, wil ik je wel wat bekennen."
Ik ademde weer verlicht.
„O," zei ik, „ik weet het al. Toen je naar de
bus ging, heb je je onderweg bedacht en den
brief niet gepost."
„Ik heb 'm wel gepost," zei Berry, „maar hij
ligt in m'n eigen brievenbus; je moet weten,
lieveling, dat ik zelf die voorzitter van de jury
ben."
Enfin, ik ben maar niet boos geworden, en
toen Berry Zondag terug kwam, bracht hij een
prachtigen verlovingsring voor me mee-
Aan de Mali, de breede Avenue, welke van
het Buckingham-Palace tot aan Trafalgar-
Square loopt, ligt het van buiten af een
zeer bescheiden indruk makend slot „Marlbo
rough House."
Het is een gebouw van drie verdiepingen met
twee zijvleugels. Eens zag dit gebouw er vroo-
lijk en frisch uit met zijn helder roode kleuren;
in den loop der eeuwen hebben echter stof en
kolengruis het slot smerig en vuil gemaakt. Be
ziet men het gebouw vanaf de straat, dan zal
het weinigen opvallen, dat dit „Marlborough
House" een koninklijk slot is. Men zou eerder
denken voor een ziekenhuis of een rusthuis te
staan. Een hooge muur scheidt het slot van
de Avenue, zoodat men van buiten af weinig
van het gebouw kan zien.
En toch verbergen deze sombere muren een
schoonen, goed onderhouden tuin, waarin in
den zomer honderden soorten bloemen en plan
ten groeien.
Sinds jaren heeft dit slot „Marlborough Hou
se" leeg gestaan; en al dien tijd was het over
geleverd aan den tand des ti.ids, die er gretig
aan knaagde. Maai: thans wordt het oude slot
toch weer bewoond. Het kasteel doet thans niet
meer zoo schrikaanjagend aan en tegen de
schemering worden er in het slot lichten aan
gestoken, die de somberheid van het gebouw
doen verdwijnen.
„Marlborough House" is heden ten dage de
woning van Koningin Mary van Engeland, de
Koningin-Weduwe, die aan dit gebouw zeer
veel waarde hecht. Reeds als Prinses van Wa
les heeft Koningin Mary in „Marlborough Hou
se" gelukkige dagen gekend. Zij zag daar haar
kinderschaar opgroeien en de kleintjes in de
heerlijke tuinen spelen. Na den dood van Ko
ning Edward VII in het jaar 1910 ver
huisde het Engelsche koningspaar van „Maribo-
rough House" naar het Buckingham-Palace, dat
sinds ongeveer een eeuw de voorname residen
tie van de Engelsche heerschers is. Nu en dan
keerde Koningin Mary naar „Marlborough Hou
se" terug, om er enkele vacantieweken door te
brengen. Hier verbleef zij het liefst, omdat zij
er zulke gelukkige herinneringen had.
De latere Koning Edward VIII, thans Hertog
van Windsor, zou, als Prins van Wales in het
slot Marlborough wonen. Hij gaf evenwel de voor
keur aan het St. James Palace. Slechts eenmaal
in het jaar bezocht de Prins van Wales het
„Marlborough House"; dat was wanneer in het
slot het jaarlijksche weldadigheidsfeest voor de
jeugd plaats vond. Dit feest, dat altijd in den
zomer wordt georganiseerd, is een evenement
voor vele arme kleintjes, die dan door het En
gelsche Hof worden onthaald op allerlei heer
lijke tractaties. Vroolijke kinderstemmen vulden
dan het geheele gebouw en in de deftige tuinen
mochten de kleintjes vrij spelen en rondwande
len. De Prins van Wales placht zelf aan de kin
derspelletjes deel te nemen.
Het is nog niet lang geleden, dat Koningin
Mary besloot de rest van haar leven in „Marl
borough House" door te brengen. Aan het oude
slot zijn voor de koningin-weduwe zoovele lieve
herinneringen verbonden, dat zij het niet kon
aanzien, hoe „Marlborough House" werd ver
waarloosd. Maandenlang was men in en om het
oude gebouw druk aan het werk, want natuur
lijk moesten de noodige herstellingen worden
aangebracht. De vensterruiten moesten een gron
dige schoonmaak ondergaan; de gordijnen wer
den vernieuwd; de buitenmuren moesten ontdaan
worden van vuil en mos en groote vrachtwagens
voerden dagenlang meubels van het Bucking
ham Palace naar Marlborough-House.
Het schijnbaar zoo bescheiden Marlborough
is grooter dan men denkt. Het omvat tweehon
derd vertrekken. De koningin-weduwe van En
geland staat bekend als een zeer conservatieve
vrouw. Het eerste wat zij deed, toen zij over
restauraties ging spreken, was, de binnenhuis
architecten te waarschuwen voor elke wijziging
in het gebouw. Alles moest zoo blijven; alleen
een of andere onhoudbare inrichting mocht, en
dan nog na goedkeuring van de koningin-weduwe
zelf, worden gemoderniseerd.
En toen een der architecten het waagde te
zeggen, dat de koningin-weduwe zich ongetwij
feld zou gaan thuis voelen in een meer gemo
derniseerde zitkamer, was haar prompte ant
woord: „Nee, ik houd niet van dat moderne ge
doe en moet van den hedendaagschen smaak
niets hebben!"
En zoo gebeurde het, dat vele reeds jaar en
dag op den zolder van Buckingham-Palace rus
tende meubelen, voor-oorlogsche creaties, naar
het gerestaureerde slot Marlborough House ver
huisden en in de particuliere vertrekken van
Koningin Mary een plaats vonden, waar zij
thans liefdevol worden verzorgd!
In de eetzaal van de Koningin-weduwe b.v.
is niets veranderd, sinds de vorstin daar als
Prinses van Wales verbleef. Aan de tafel kunnen
vijftig menschen aanzitten. De koningin-weduwe
zit iederen dag aan de reusachtige tafel, waaraan
zij vroeger met haar kinderschaar en een aantal
leden van de hofhouding zat. Thans dineert en
soupeert zij alleen met haar oude hofdame, die
„Marlborough House" ook nog heeft gekend, toen
de Engelsche koningskinderen nog kleuters
waren.
Het was voor de tapijtfabriek, waar Koningin
Mary oude kleeden uit den 90er jaren bestelde,
niet gemakkelijk datgene te leveren, wat de ko
ningin wilde hebben, omdat ook een tapijtfa
briek met de mode dient mee te gaan en men
vloer- en wandkleeden van een halve eeuw
terug meestal niet bewaart.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiniiiiniiiiiiiiiiiiiimmmiHiiiiiiiiiiiiia
De bovenste etage van „Marlborough House"
bezit een tiental kamers voor het personeel, in
de beide vleugels bevindt zich het secretariaat
van Koningin Mary. De vorstin beschikt over
een staf stenotypisten, welken zij wel noodig
heeft, omdat haar correspondentie in binnen- en
buitenland bijzonder uitgebreid is.
Ofschoon „Marlborough House" tweehonderd
kamers bevat, is Koningin Mary toch bang, dat
het slot niet al haar particuliere verzamelingen
kan herbergen. De koningin is n.l. in het bezit
van waardevolle schilderijen, porcelein, miniatu
ren, Chineesch beeldhouwwerk, enz. Haar geheele
verzameling is nog niet in Marlborough House.
De stukken, welke haar eigen bezit zijn, bevin
den zich thans nog ten deele in het Bucking-
hem Palace, in Windsor Castle en in Sandring-
ham, doch in den loop der volgende maanden
zal alles naar „Marlborough House" worden over
gebracht.
Een kellner van een groot restaurant in Pa
rijs vertelde onlangs naar aanleiding van een
interview, dat hij reeds vanuit de verte zien
kon, van welke nationaliteit de menschen wa
ren, aan de wijze, waarop zij hun maaltijden
bestellen.
Zweden: de heer reikt de spijskaart aan de
dame; wanneer zij gekozen heeft, bestelt ook hij
wat hij wenscht. Gedurende het eten spreken
zij weinig met elkaar en kijken elkaar niet aan.
Frankrijk: de heer in het gezelschap leest het
menu eerst, doet dan aan zijn tafeldame een
of ander voorstel en bestelt vervolgens heel zach
tjes, wat zij samen gekozen hebben. Ook onder
het eten wordt zachtjes geconverseerd.
Amerika: de vrouw zoekt uit, de vrouw bestelt,
meestal zeer veel, hoewel ze zelf zeer weinig eet.
Het meeste laat zij voor haar man over.
Engeland: in de eerste plaatst hecht het En
gelsche paar veel waarde aan een gemakkelijk
en gezellig hoekje. De man kiest de spijzen en
deelt uit. Zij eten en drinken zeer overvloedig
en zijn toch meestal zeer mager en slank.
Duitschland: de man kiest en bestelt, da
vrouw kiest en bestelt.
Hongarije: deze hechten zeer veel waarde aan
een plaats, vanwaar zij de zaal in zijn geheel
kunnen overzien. De kellner moet lang wachten,
terwijl de heer de geheele spijskaart voorleest
en daarbij op het gezicht van zijn overbuur let,
wat of zij lekker en wat zij niet lekker vindt.
Vervolgens bestelt hij alle spijzen, die zij heb
ben wil, terwijl hij haar ondertusschen hoffelijk
over de hand strijkt.
Oostenrijk: zij lezen samen de kaart, bestel
len samen de spijzen en eten beiden hetzelfde.
Italië: de man wenscht twee spijskaarten; ziJ
kiezen geen van tweeën erg lang, eten snel en
hebben graag goede koffie en uitstekende
dranken.
Polen: de man bestelt meestal een menu bfl
den hoofdkellner om zijn vrouw te verrassen.
Rusland: de man is een kind en laat d«
keuze van de spijzen geheel aan zijn vrouw over.
Het is jammer, dat de kellner bij zijn op
somming de Hollanders vergeten heeft
noemen.
f$a
w