JEUGD ZONDER WERK ftioso Vtdimfml mndm dag De avonturen vaneen verkeersagent je h Coördinatie van alle hulpmiddelen F 750.- F 250- I een Koogstaande vrouw DONDERDAG 5 MEI 1938 „OVERVETTE" RINSO, SPECIAAL VOOR DE WASMACHINE Moskou wordt afgewezen AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL De nieuwe voorzitter der R.K. Staats partij, oud-minister Verschuur, wees er in een op 17 Maart te Rotterdam gehouden redevoering op, dat wij, al zor gen we goed voor de werkloozen, een leger ontzenuwde menschen binnen onze gren zen houden, vatbaar voor elke geestelijke besmetting. 't Zijn niet alleen de getallen der werkloo zen, die opnieuw beangstigend stijgen (van Juli tot December resp. 312, 317, 324, 340, 386, 437 in duizendtallen, terwijl Januari, Februari nog aangeeft circa 439.000 en 420.000) doch het zijn mede gevolgen der werkloosheid, die op den duur iederen wei denkenden Nederlander tot nadenken moe ten stemmen over eenige zich opdringende vragen: zal in de naaste toekomst dit probleem der werkloosheid, het meest be nauwende van het oogenblik, een oplossing krijgen? En zoo er al eenige verbetering mocht intreden door verbetering der con junctuur, blijven er dan toch niet zulke groote aantallen werkloos, dat over struc tuurwijzigingen in onze maatschappij, over uiteindelijke middelen ernstig moet ge dacht worden? Wat moet geschieden met onze jeugdige werkloozen, die ten getale van ruim 130.000 hun arbeidsgeschiktheid en perspectief op de toekomst verliezen? Hfet proces der ontzenuwing vreet voort: honderdduizenden zonder werk, aan ledig gang ten prooi, blootgesteld aan bijzondere gevaren, welke aanleiding zijn tot onver schilligheid in het geloof, tot verwarring op geestelijk gebied, tot ontevredenheid, tot wanhoop en extremisme. Terecht schreef de „Tijd" in haar avond blad van 11 April: „Het probleem van de werkloosheid is daarom het meest benau wende van het oogenblik. Wie dit probleem oplost heeft de toekomst; wie daar niet in slaagt zal voor het forum van het volk en van de historie uiteindelijk het pleit ver liezen. De democratie moge zich op nog zoovele voortreffelijkheden beroepen om haar bestaan te rechtvaardigen, de strijd orn haar superioriteit zal hiér uitgevochten worden, op het terrein van de werkloos heid." Allerlei maatregelen tot leniging van de zen nood werden voorgesteld, allerlei plan nen gemaakt, doch aan doortastendheid en snelheid van uitvoering ontbreekt het. En al moge met dankbaarheid geconsta teerd worden, dat er in ons land veel is geschied op gebied van werkloosheids-be- strijding en werkverruiming, toch is een be klemmend gevoel bij het bezien dezer maat regelen eenerzijds en van het huidig aan tal werkloozen anderzijds niet te onder drukken. En als conclusie is het gewettigd de woor den aan te halen van oud-minister Ver schuur, op de bijeenkomst van 17 Maart te Rotterdam gesproken: „Er moet dus op het front der werkloosheid nog heel wat anders gaan gebeuren." Wat het zijn zal, dat moet gaan gebeuren? Het baat niet hier al enkele werkobjecten of partieele oplossingen te bieden: noodig is het opmaken van een systematisch opgezet werkplan van werkloosheidsbestrijdingen als daarmede niet de geheele werkloosheid bestreden kan worden, (afgezien van het aantal dat reeds vóór 1929 werkloos was en nu geregistreerd is), dan moge overwogen, bestudeerd en geprobeerd worden, wat op gebied van emigratie mogelijk is. Er zijfj, meer tijden in de Nederlandsche historie aan te wijzen, dat het kleine Ne derland in grooten getale emigreerde. Voor ons Katholieken moge het perma nente en steeds dreigender karakter der werkloosheid aanleiding worden tot het in richten van een afzonderlijken dienst voor bestrijding der gevolgen van de werkloos heid. Veel geschiedt er plaatselijk en paro chieel op dit gebied. Met lof mogen ver noemd worden het ontwikkelings- en ont spanningswerk voor werkloozen in zalen en volkstuintjes, het retraitewerk, het huis- houdonderricht voor de vrouwen van werk loozen enz., doch er ware mogelijk nog vruchtbaarder te werken als dit alles cen traal werd gestuwd. In het kader van deze werkloosheids aspecten neemt het vraagstuk der jeugdwerkloosheid een afzonderlijke en belangrijke plaats in. Vooreerst omdat het hier gaat over jongeren voor wie de werk loosheid, de lediggang meer funest is dan voor de ouderen: hun leeftijd, de leertijd voor him vak, hun geringer weerstandsver mogen, het verlies der arbeidsfitheid en ar beidsgeschiktheid, de stremming in levens opgang zijn even zoovele factoren, die de werkloosheid, vooral de langdurige werk loosheid, voor hen dubbel erg doen zijn. Vaste cijfers van het aantal jonge werk loozen ontbreken nog steeds: de getallen van degenen, die zich melden op de arbeids- bemiddelings-bureaux, vormen slechts een bepaald percentage van het reëel aantal jonge werkloozen en de cijfers der jeugd- registratie in de enkele gemeenten, die reeds daarvoor aan de beurt kwamen, geven dan ook aanzienlijk hoogere getallen. Doch één ding staat vast: nJ. het aantal der genen, die deelnemen aan hetgeen Rijk of gemeenten of particulieren ondernemen tot bestrijding der gevolgen van de werkloos heid en deze cijfers zijn in de maanden SeptemberDecember 1937 resp. 11.880, 16.694, 21.249 en 22.396. En vast staat, dat deze cijfers op het ver moedelijk aantal werklooze jongeren ont stellend zijn. Niettegenstaande de overheid (Rijk en gemeenten) dit werk subsidieeren en een vergoeding beschikbaar stellen, blij ven deze cijfers veel en veel te laag. Twee dingen zouden hier hulp kunnen bieden. Vooreerst alles wat geschiedt op gebied der jeugdwerkloosheid coör- dineeren tot een planmatig geheel. IK HEB PRECIES DEZELFDE WASMACH/NE MAAR IK KRIJG MUN GO,ED NOOIT 20 SCHOON. DAT IS JE EIGEN SCHULD. JE MOETl RINSO IN JE WASMACHINE DOEN-X DE NIEUWE RINSO BESPAART JE VEEU TIJD EN NARICHEII Rinso bespaart U tijd! Binnen anderhalf uur krijgt U een volledige gezinswas van vijf personen er prachtig helder wit mee. Door een bijzondere samenstelling verwijdert de nieuwe „overvette" Rinso al het vuil uit Uw goed in ongelofelijk korte tijd. Rinso spaart U ook geld, want een pak Rinso, waarmede U de hele was kunt doen, kost slechts 12i cent. En dan nog met een bon voor nuttige en fraaie geschenken! Heus, Rinso is zuinig. En .Rinso geeft niet alleen zulk een schitterend resultaat in elke wasmachine, maar ook in elke tobbe. Neem voortaan Rinso: dat spaart tijd, geld en moeite. Bovendien op elk pak een bon voor fraaie geschenken. i Gemeentelijke jeugdregistratie, werk kampen, vakcursussen, centrale werk plaatsen en dienstbode-opleiding, dat alles is goed, doch meer wisselwer king, meer eenheid, meer coördinatie tusschen dat alles is noodig. Is het niet mogelijk dit te verwezenlijken door in de Gemeenten, die zich met dit werk bezig houden, werkcommis- sies in het leven te roepen of de be staande aldus te reorganiseeren, dat zij een weerspiegeling vormen van de Rijkscommissie van advies, die samen gesteld is voor een gedeelte uit de vier zuilen, steunend op de vier levensbeschouwingen van het Neder landsche volk? Contact der overheid eenerzijds met de particuliere instan ties anderzijds werd daardoor ge waarborgd. Vervolgens zou deelname aan dit alles voor de jonge werkloozen, die een bepaalden tijd werkloos zijn, wet telijk verplicht moeten worden. En individueel èn sociaal heeft de ar beidsdienstplicht groote voordeelen, mits principieel en confessioneel op gezet. De vrijwillige deelname aan arbeid, zooals deze hier bestaat in werkkampen, jeugd werkverschaffing, centrale werkplaatsen, vakcursussen enz., hoe aanlokkelijk de deel name ook werd gemaakt, heeft gefaald wat het aantal deelnemers betreft. Uitbreiding en verplichtend stellen van dezen vrij willigen arbeid langs wettelijken weg voor die jeugdige werkloozen, die zich afzijdig houden van bovengenoemde maat regelen, ware m.i. èn in het algemeen be lang èn in het belang dezer jeugdigen zelf, stellig toe te juichen. Werkloosheid in het algemeen en jeugd werkloosheid in het bijzonder zijn de groote kwalen van ons Nederlandsche volksleven: vooruitzichten tot een natuurlijke en aan zienlijke verbetering zijn er helaas nog niet. Mogen 'n grootsch en systematisch werk plan voor werkloosheidsbestrijding eener zijds en een plan voor arbeidsdienstplicht anderzijds het perspectief bieden dat aan deze kwalen voor onze volkskracht een einde komt en mogen alle democratisch gezinde Nederlanders aan de uitvoering daarvan van harte medewerken, vooreerst om arbeid te geven aan ons volk en vervol gens mede tot behoud der democratie. G. P. J. BANNENBERG, pr. De fout van het verleden Vijftien jaren lang wenden de Rus sische vakvereenigingen reeds po gingen aan om als internationaal erkende volwaardige economische strijd organisatie der arbeiders opgenomen te worden in de gelederen van het I.V.V. En vijftien jaren lang heeft het I.V.V., trouw aan de beginselen van democratie en be wegingsvrijheid voor de vakvereenigingen, aan deze pogingen weerstand geboden. Ook nu is het dit blijven doen. Verreweg de meeste aangesloten landelijke vakcen trales hebben zich, hetzij voorwaardelijk, hetzij onvoorwaardelijk, tegen de toelating van Moskou uitgesproken. De Belgen en de Nederlanders hebben principieel verzet aangeteekend. De Ameri kanen dreigen met uittreden, indien de Russen binnenkomen. De Engelschen ga ven duidelijk te kennen, dat zij een bond genoot als Moskou verre van aangenaam vonden. Tal van andere landen wierpen het over den boeg van een weigeren der door Moskou gestelde voorwaarden. De eenige organisatie binnen het I.V.V., die én de Russen én hun voorwaarden wil ac cepteeren, is het Spaansche vakverbond, dat de Russen zelfs op de Algemeen e Raadsvergadering van Oslo, waar over hun toelating wordt beslist, als gasten tegen woordig wenscht te zien. De Spaansche vakvereenigingen hebben feitelijk zélf reeds de fusie tot stand ge bracht, die Moskou thans op internationale schaal wil verwezenlijken. De resultaten van deze fusie trekken echter, naar het schijnt, géén der andere vakcentrales bij zonder aan, al roept de socialistische pers nóg zoo hard, dat de communisten in de Spaansche vakvereenigingen slechts „ge ringen" invloed bezitten. De meeste landelijke centrales van vak vereenigingen motiveeren hun afwijzend standpunt ten aanzien van de Russen met de opmerking, dat de vakvereenigingen in den rooden heilstaat niet beantwoorden aan den eisch, door het I-V.V. zelf in 1936 aldus geformuleerd: „Het Vilde Congres van het Internationaal Verbond van Vakvereenigingen heeft de vak- vereenigingsvrijheid en de taak der vakbonden behandeld en verklaart, dat de vrijheid der vakvereenigingen de absolute voorwaarde is voor de ware verdediging van de belangen der arbeidersklasse. Haar onafhankelijke ontwik keling is onafscheidelijk met de democratische burgerrechten verbonden." Onverholen zeggen de meesten, dat de Russische vakvereenigingen, die eigenlijk staatsorganen zijn, niet thuis hoor en in een internationaal verbond van vrije vak bonden. De Tsjechen, die in politicis zeker niet anti-Russisch kunnen heeten, stellen een onderzoek voor naar den aard van de Russische vakvereenigingen: vastgesteld moet worden, of de Russen werkelijk vak vereenigingen hebben of niet. Daar ligt blijkbaar de kern van de kwes tie. De democratie der Russen is niet meei dan een schijn-medezeggenschap. De on derhandelingen, die de Centrale Raad van alle Russische Vakvereenigingen éénmaal per jaar met de vertegenwoordigers der staatsorganen voert over de loonen in de komende arbeidsperiode, hebben geen overeenkomst met de vrije onderhandelin gen van de vakvereenigingsleiders met pa troons in andere landen. De taak der Rus sische vakvereenigingen is het prediken van onderwerping aan de eischen van de staatsindustrie, het opvoeren van de ar beidsintensiteit, het bevorderen van ge dwongen leeningen, het met moties en telegrammen steunen van de justitieele „zuiveringen" der laatste jaren. Samengaan met deze Sovjet-organisaties zou het I.V.V. zijn eigen beginselen kosten. Dat vreest ook de sociaal-democratische „Arbeiderspers", die schrijft: ,,Het Russische vakverbond wenscht geen „aansluiting" bij het I.V.V., doch een soort „fusie" zij het dan een fusie van ongelijk soortige eenheden. Zij willen in het I.V.V. een aparte positie blijven innemen en het zal spoedig genoeg blijken, dat zij geen belang stelling voor het I.V.V. hebben, indien zij niet méér kunnen zijn, dan de vakcentrale van elk ander land, d.w.z. als zij niet hun communis tische aktie binnen de muren van het I.V.V. zelf kunnen voeren." Was het echter niet reeds een fout, dat de socialistische vakcentrales het bestuur der Internationale in 1936 machtigden tot het aanknoopen van onderhandelingen? Het was een prachtige zomerdag, dat de „Hamster", dezen naam droeg hij in de onderwereld op den weg naar 't station, eensklaps in een sarcastisch glim lachend gezicht keek, en wist dat hij er bij was. „Heb ik je aan 't schrikken gemaakt, mijn heer David Hornby?" vroeg een spottende stem. „Doe geen moeite; ik weet, dat je alles in dat valies daar hebt zitten." De „Hamster" keek naar het gedistingeerd uiterlijk van den man die hem had staande gehouden. „Dus," vroeg hij, „u bent van Scotland- Yard?" „Dat ben ik. En je hebt me het genoegen bezorgd, je een heele week van plaats tot plaats na te reizen. Maar wacht even, je vroeg of ik van Scotland-Yard was. Hier heb je m'n kaartje." David Hornby, alias de „Hamster", nam 't kaartje aan en las: Inspecteur Price Douglas, terwijl in den rechterhoek „Scotland-Yard" stond. De „Hamster" stak het kaartje in een der zakken van z'n colbert. „Enfin, dat is de risico van m'n beroep," zei hij kalm en overhandigde, ofschoon met blijk baren tegenzin, zijn valies aan den detective. „Je gaat nu mee naar 't bureau," hernam deze. „Als de trein binnen komt, zoeken we een leegen coupé. En denk er aan, „Hamster", ik ken het trucje, vlug in een coupé stappen om er aan den anderen kant weer uit te wippen. Probeer het dus niet. Rooken?" Gretig nam de „Hamster" een sigaret, welke de andere hem uit een koker aanbood. „Dank u, mijnheer." Tegelijk wierp hij een kennersblik op den koker, die van goud was. In één oogwenk had hij elk hoekje van dat prachtige voorwerp, dat hem was voorgehouden, in z'n memorie opge nomen. Z'n blik bleef er op rusten, totdat het in den zak van Price Douglas verdween. Het aanrollen van een trein werd in de verte hoorbaar, en eenige minuten later zaten beide mannen in een coupé, elk in een hoek, tegen over elkaar. De „Hamster" deed moeite, om zich een on gedwongen houding te geven, maar het lukte hem maar half. Met een zucht nam de inspecteur het valies op z'n knieën. „Natuurlijk gesloten," zei hij. „Geef me den sleutel." Hij opende het valies, bekeek den inhoud en mompelde: „Een heel aardige buit. Lady Vipont zal blü wezen, als al die dingen weer in haar bezit zijn. Zulke prachtige parels ziet men niet veel," en hij hield een kostbaar parelsnoer met amethisten sluiting in de hoogte. „Buitengewoon," ging hij voort, en dan die armbandenMaar kijk, de trein gaat stop pen." Haastig stak de inspecteur alles weer in 't valies en sloot het. Eerst toen zag hij, dat hij het parelsnoer vergeten had en naast zich op de bank had neergelegd. „Stommeling, die ik ben!" lachte hij, en stak het snoer in z'n zak, waar men het tegen den Profintern en Komintern zullen uit een weigering tot toelating nu ongetwijfeld munt slaan voor hun propaganda tegen de „slappe socialistische leiders", die de pro letarische eischen van Moskou niet hebben „aangedurfd". gouden sigarettenkoker kon hooren kletteren, juist toen de trein stilhield. „Niet veel menschen op 't perron," merkte inspecteur Douglas op. ,,'t Zal me benieuwen of 't hier overal zoo stil is." Hij stond op en keek eenige oogenblikken met aandacht naar den kruier, de menschen, naar 't af- en opladen der bagage. Daarna wendde hij zich weer naar z'n gevangene. Maar de „Hamster" was verdwenen wi z'n valies. De coupé-deur stond ope- Voor een man van Scotland-Yard, wiens gevangene hem ontsnapt was, was Price Douglas opvallend kalm. Hij sloot het portier, ging rustig in een hoek van den coupé zitten en stak een sigaret op. „Dat is me prachtig gelukt," mompelde hij, tevreden, terwijl de trein zich weer in beweging zette, ,,'t Is inderdaad een kostbaar collier." Hij haalde het parelsnoer weer uit z'n zak, bekeek het met welgevallen en borg het weer op. „Dat was een uitmuntend idee van me," dacht hij hardop, „en 't mooiste is, dat ik er zóó tusschen uit spring. Geen speld kan er tusschen, geen enkele fout heb ik begaan, en levende inbrekers itii zwijgen bijna even goed als rj gouden 'l doode. 't Kost- E tiuuaen E baarste van de E z collectie heb ik sigarettenkoker en de „Hamster" loopt nu met de rest van den buit." De trein stoomde langzaam het Belgravia- station binnen en Fred Pellham, alias inspec teur Price Douglas, was in een uitstekend humeur. Bij 't uitstappen werd een hand op z'n arm gelegd, wat hem deed opschrikken. Hij keek or verwachtte den een of anderen collega te zien. Maar de groote, gespierde man naast hem omklemde nu vast z'n arm en stelde zich voor: „Ik ben inspecteur Price Douglas van Scot land-Yard. Ik arresteer u, als staande onder verdenking van diefstal der juweelen van lady Vipont, op haar villa in Wiltshire. Ik moet u waarschuwen „Ja, maar dat gaat zóó maar niet," viel Pell ham hem woedend in de rede; „laat m'n arm los! Ik begrijp niet waar je 't over hebt en...." Eensklaps zweeg hij en verbleekte. Met een vlugge beweging had de detective 't parelsnoer uit z'n jaszak gehaald. „De zaak is zoo klaar als de dag," zei de in specteur. „Trouwens, we zoeken al lang naar je, Fred Pellham. Daarom heb ik ook den raad van den anoniemen boodschapper gevolgd. Maar a propos, heb je misschien ook een siga ret voor me?" Werktuigelijk haalde de betrapte boef den gouden koker te voorschijn. „Boodschapper?" vroeg hij, „wat wilt u daar mee zeggen?" „Ha!" zei de detective en keek met aandacht naar den gouden koker. „Zóó, hij heeft me toch de waarheid gezegd. Een uur geleden ongeveer, belde mij een man op, met de mededeeling, dat er hier iemand zou uitstappen, die het paarlen- collier van lady Vipont bij zich had. Hij zei verder, dat het monogram van z'n sigaretten koker niet kiopte met den naam dien hij opgaf. En dat kwam hem verdacht voor. Ga je nu gewillig mee, Pellham, of moet ik de hand boeien gebruiken?" De dief keek naar de keurig gegraveerde letters: J. V. in z'n sigarettenkoker. Met een benepen lachje stak hij dien weer in z'n zak en zei: „Ik ga wel' gewoon mee." (Nadruk verboden). u1 Hoe blij waren allen, toen ze hoorden, dat het prinsesje van de draden was bevrijd en gesteund door den professor en door een der kabouters ging het stapje voor stapje. „Voorzichtig maar aan", maande de professor, „Steun maar op ons. Doe het maar voetje voor voetje." Het was gelukkig zoo erg niet met de prinses. Ze werd op een bedje van varens gelegd en de professor, die natuurlijk van alles verstand had, gaf haar een drankje te slikken om haar spoedig beter te maken. „Het is wat bitter," zeide de professor, „doch U moet maar denken: bitter in den mond maakt het hart gezond." bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door verlies van beide armen, belde beenen of belde oogen by een ongeval met doodeltjfcen afloop a yajri jp op dit blad zijn Ingevolge de verzekenngsvoorwaarden tegen F1 r\ I j I I*. /VDv/ININ l j ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen 4 OU»" bfl veilles van een hand een voet at een oog. Bewerkt naar het Fransch door CHRISTINE KAMP 17 Zij heeft het kind bij zich genomen, heeft het verzorgd, onderwezen en er een soort van gezel schapsjuffrouw van gemaakt, ondanks 't vreemde karakter van het meisje, dat naar men zegt, niet geheel goed bij het hoofd is en van natuur geneigd om rond te zwerven. Alleen tegenover haar weldoenster, die zij hartstochtelijk be minde, was zij handelbaar. Na den dood van lady Peel is zij opgenomen bij juffrouw Neph- ton, de vroegere huishoudster, die medelijden met haar had en ik vermoed, dat zij nog steeds bij haar woont. Dikwijls komt zij dwalen in het park en de omgeving." „Arm kind!" mompelde Jullac. Al sprekende hadden zij het huis verlaten. Lily sloot de luiken buiten en de huisdeur. Dan boegen zij het smalle pad in langs het terras. De nabijheid van de rivier verspreidde hier een aangename koelte en de lucht was als verzadigd door de geuren der seringen. „Uier zat lady Peel dikwijls te lezen of te werken", zei Lily, wijzende op een uitbouw over het water. Daar stond een rustieke tafel, die nu be groeid was door wilde slingerplanten. Over de balustrade hingen de ranken van pelargonium. Beneden stroomde het riviertje over platte rots- steenen en deed zonder ophouden de gras sprieten trillen. k „Wat een heerlijk plekje, niet waar, Julia! „Ja, dat mag je wel zeggen. Ik zou er ook van houden hier te komen werkenLady Peel had beslist neiging tot de eenzaamheid, want Flower-Cottage is als een hermitage." „Een toevluchtsoord voor de gewonden en ontgoochelden van het leven. Gelukkig be- hooren wij niet tot dat soort, beste Julia; wü kunnen en willen leven en werken." Julia keek het jonge meisje teeder aan. Zij was al een heel klein beetje dikker geworden, haar wangen begonnen een zacht rose te ver- toonen, haar blik was levendiger, haar bewe gingen niet zoo kwijnend meer. Lily was op weg om geheel beter te worden en zij zelf ver klaarde op een toon vol geluk, dat zij wilde leven en werken. HOOFDSTUK IX. Het kleine gezelschap keerde, na over het bruggetje te zijn gegaan, langs den kortsten weg naar het kasteel terug. Toen zij bij het groote bloemperk kwamen, zagen zij Marian in een prachtig foulard zijden toilet, met diamanten in het haar en aan haar vingers. Zij was waar lijk de kasteelvrouwe, als geschapen voor dit koninklijk domein. „Jelui hebt een lange wandeling gemaakt", zei zij, terwijl zij verstrooid het hoofd van kleine Joe streelde, die zich tegen haar aanleunde. „O, wij zijn niet ver geweestslechts tot Flower-Cottage. Ik wilde Julia dat mooie plekje toonen.... Daar, Marian, hier heb je de sleu tels terug." Marian scheen die beweging niet te bemerken en vroeg Julia: .Bevalt je dat huis en dien tuin?" „O, zeker, Marian, vooral den tuin. Er zijn daar allerliefste plekjes." „Nu, Lily, geef haar de sleutels, voortaan zal Flower-Cottage haar toebehooren. Ik zal dezer dagen door een rechterlijke acte haar het eigen dom verzekeren." Julia wist niet wat zij hoorde. „Wat? Wat bedoel je?" fluisterde zij. „Ik zeg, dat ik je Flower-Cottage geef, dat het je eigendom zal zijn," zei Marian een beetje bits. „Lily, geef haar de sleutels." Het jonge meisje wilde Julia den sleutelbos in de hand leggen, maar Julia duwde haar zachtjes weg. „Ik bedank je wel voor je goede bedoeling lieve Marian," antwoordde zij, terwijl zij een dankbaren blik op haar nicht wierp. „Maar dat kan ik niet aannemen. Je meent verplicht te zijn om het verzuim van lady Peel te herstel len. Dat getuigt van je edelmoedig hart en groote kieschheid, maar ik heb al zooveel van je ontvangen en...." „En je zult het aannemen, ik wil het be slist," zei Marian op koelen toon. „Ik ben het niet, die je dat landhuis schenkt, het islady Peel. Dat zal je deel van de erfenis zijn." Die laatste woorden scheen zij met moeite te uiten. Zij opende met een heftig gebaar de para sol, die zij in de handen hield en zei op kal- men toon: „John Bretland is zoo even aange komen. James laat hem de stallen zienKijk, ik geloof, dat zij daar aankomen. Laten wij hen tegemoet gaan." Lily stak haar arm onder dien van Julia en zij volgden samen Marian, die zich wendde naar een groepje, dat dicht bij het kasteel was blijven staan. John onderbrak zijn gesprek met James en Arthur en kwam Lily en Julia begroeten. „Wel, miss Lily, wat ziet u er goed uit?" zei hij opgeruimd. „Ons klimaat wekt wonderen; ik ben verrukt dit te kunnen constateeren." „Ja maar, het is ook zoo heerlijk hier," riep Lily met geestdrift uit. „Soms, mijnheer Bret land, denk ik, dat ik te gelukkig benDaal schrik ik voor terug, weet u dat wel?" „En waarom, miss Lily?" De oogen van het jonge meisje verhieven zich ten hemel, haar oogen waren even blauw als de lucht en niet minder zuiver. „Omdat men moet lijden om daar boven te komen," fluisterde zij peinzend. Marian haalde ongeduldig haar schouders op. „Komaan, Lily. geen mysticisme! Geniet van het leven en houd je geest niet met zulke soort van gedachten bezig. Geloof mij!" Julia kon een gebaar van protest niet weer houden, maar Marian zag dat niet, wel mijn heer Bretland. Terwijl zij de stoep opgingen en in de hal kwamen zei John Bretland tot Julia, naast wie hij liep: „U schijnt niet te gelooven, dat het eenige doel van het leven is het ge nieten zonder maat en zonder zorg?" „Twijfelt u er aan?" antwoordde zij met warmte. „En u zelf, gelooft u niet, dat mevr. Brice een heel vaische notie heeft van het leven, zooals het niet behoort te zijn bij een redelijk schepsel?" „Ik zal haar denkwijze zeker niet goed keuren. U kent mijn christelijke gevoelens en hoewel wij niet hetzelfde geloof belijden, is er toch tusschen ons iets gemeen: wij aanbidden Jesus en zooals St Paulus zegt: zou het schan delijk zijn om een teergevoelig lidmaat te we zen van een met doornen gekroond hoofd. Het principe van mevrouw Brice schijnt mij te leiden tot een resultaat, dat elk waarlijk chris tenhart in opstand brengt." Het was de eerste maal, dat hij een toe spelling maakte op een godsdienstige kwestie, terwijl h(j met Julia sprak. Zij had reeds dik wijls gelegenheid gehad met hem te praten, sedert zij op Alshem-Park woonde. Eerst was hij gekomen met zijn vader, dan, door den dokter met aandrang uitgenoodigd, was hy tel kens teruggekomen en altijd met blijdschap verwelkomd doöt de jongere kinderen, met har telijkheid ontvangen door Julia, die geheel scheen vergeten te hebben, wat er gebeurd was in het salon van' zijn moeder. Er bestond ab soluut geen verlegenheid tusschen hen, zij waren naar het hun zelf scheen, als heel oude vrienden, zich bezig houdend met kwesties van politiek. Julia had in dat opzicht zeer fijne ge dachten, zeer juiste opmerkingen en John hield ervan haar die te hooren ontwikkelen. Maar dat deed zij met heel veel eenvoud, graag de plaats ruimend voor Marian, als deze, tegen woordig bij het debat, het woord nam om haar theorieën te verkondigen op een toon van meer derwaardigheid. De schitterende ontwikkeling van de jonge vrouw, haar hoogstaande ideeën, het gemak van haar geest om alles te omvatten, maakten haar werkelijk geschikt om een politieke vrouw te zijn. Julia en mijnheer Bretland dachten het, terwijl zij haar hoorden spreken over een pas gehouden vergadering van het Parlement. Staande in dat weelderige salon, dat het hare was, sprak zij met vaste stem, zonder harts tocht, met verwonderlijke duidelijkheid. Men voelde, dat dit mooie schepsel een volkomen zelfbeheersching bezat, tegelijk met een abso luut vertrouwen in haar kracht en verstande lijke vermogens alsmede afwezigheid van alle heftige gevoelenswat betreft het goede, evenzeer als het kwade. „Marian", riep Arthur uit, „als de vrouwen toegelaten worden tot de regeering, zal ik voor je stemmen. Je zou een der steunpilaren van het Parlement zijn." „Tenminste moest James zich met de politiek bezig houden", zei dokter Mac-Rae, terwijl hij het hoofd ophief van de krant waar hij ver strooid in keek. „Zijn vrouw zou voor hem een machtige steun zijn." (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 10