1 rf Wat is cultuur? MILLIOENEN GINGEN IN ROOK OP ZONDAG 15 MEI 1938 Invoer van Deensch vleesch Kerkelijk leven Mgr. W. v. d. Hengel Een oude geschiedenis VAN WEEK TOT WEEK h, Geen benadeeling van den Neder- landschen landbouw Jhr. mr. M. A. de Savornin Lohman overleden Verbruik van sigaren en sigaret- ten nam in 1937 toe, tabaks verbruik werd minder GROOT STUK HEIDE IN BRAND Het vuur breidde zich snel uit ALGEMEENE REKENKAMER Voordracht voor een plaats vervangend lid PATER W. CRAMER S.J. t Reductie op den benzineprijs in Frankrijk Broeder Chr. v. d. Biggelaarf Velen van degenen, die tegenwoordig zoo luidruchtig en lichtvaardig hun afkeer van „de cultuur" kenbaar maken, hebben hechts 'n vaag idee omtrent datgene wat ze be snijden. Het is voor hen zooveel als de samen vatting van de studievakken op de school, V'aar ze gewoonlijk door bolleboozen werden Voorbijgestreefd, niet geheel zonder het te voelen Sis een krenking van hun oorspronkelijk heid en hun gemoedsrijkdom, waardoor ze Vo°r het leven toch meer meenden te beteeke- nen dan deze schoolsche verstandsmenschjes, hie kennis zitten te verzamelen met den ijver van mieren en braafjes hun best doen om bij he prijsuitdeeling een goed figuur te slaan, •baar die, wanneer het er op aan komt, onbe- huidende suffers blijken. Cultuur daarmee bedoelen deze oppervlak kige bestrijders altijd het onpractische weten. 2e begrijpen niet, waartoe het nuttig zou zijn. ze dulden vooral niet, dat het erkend Wordt. Wat is cultuur? vraagt prof. de Bruyne in sijn gelijknamig boekje. En dan antwoordt hij: "Cultuur is het omvormen van de natuur, dank z'j den arbeid van den geestelijk-bepaalden so cialen mensch, met het oog op het scheppen van goederen, die in zichzelve waardevol zijn €h als dusdanig erkend kunnen worden." Deze begripsbepaling is strikt wetenschappe lijk en licht ons in over onderwerp en voor- Werp, stof en vorm van de cultuur. Ze geeft le kennen, waardoor de cultuur zich van andere strevingen onderscheidt, door te zeggen, van- W'aar ze uitgaat en waarop ze zich richt, Waardoor ze bewogen wordt en welk materiaal Se gebruikt. Wij meenen echter, dat men aan de waar- he van deze strikt wetenschappelijke definitie biets afdoet, door naast haar een meer samen- Vattende formuleering voor te stellen, welke han zou luiden: „cultuur is redelijk natuurbe- hwang". Hierin is, dunkt ons, alles onderge bracht, wat de aangehaalde begripsbepaling •beer uitvoerig omschrijft. Immers die drie Woorden hebben ieder hun afzonderlijke be tekenis. Cultuur is r e d e 1 ij k natuurbedwang. Hier mede is te kennen gegeven, dat alle cultuur den arbeid van een geestelijk-bepaald wezen ver onderstelt. Het dier is niet cultuurvormend uit mchzelf. Het kan den mensch van dienst zijn bij den cultuurarbeid b.v. het paard, dat den Ploeg trekt, werkt op zijn wijze mede aan de menschelijke bodemcultuur maar dan is het °bderworpen aan de redelijke bedoeling van hen mensch, die de volle verantwoordelijkheid hraagt voor het werk. Ook het dier oefent een 2eker natuurbedwang uit. De leeuw bedwingt he andere dieren door hen te verschrikken, de b'j heeft invloed op de vruchtbaarheid der bloemen door het overbrengen van stuifmeel, he rupsen kunnen een gewas ernstig, ja doo- helijk schaden, sommige planten putten den bodem uit. Ten slotte verslinden de organismen alkander in de groote stofwisseling, die het beelal is. De verscheurende dieren verslinden hieren, andere voeden zich met gewassen. In he heele natuur is een instinctief natuurbe- hwang merkbaar, waardoor de organismen be- staan en vergaan. Maar dit is geen cultureele arbeid. Hiertoe is noodig, dat het natuurbe- hwang beantwoordt aan de doelstelling en de Werking van de rede. Ook in zooverre hij loUter door zijn dierlijke instincten wordt ge geven, verricht de mensch geen cultuurarbeid. Cultuur is vervolgens n a t u u r-bedwang. Hiermede is te kennen gegeven, wat aan de r®de onderworpen wordt bij den cultuurvor menden arbeid. Het gebied is wel zeer uitge lekt. Het is de geheele natuur. Wie een stuk 'abd omploegt, verricht cultuurarbeid. Wie een telescoop richt en aldus de ver verwijderde herren onderwerpt aan de waarneembaarheid ht>or het menschelijk oog, verricht om dezelfde mhen cultuurarbeid. De natuur is in haar ge- eel en in al haar geledingen het materiaal van cultuur. ^ij spreken van bodemcultuur en van de futures op Java. Hierin is nog dat oorspronke- 'Jke begrip van de cultuur bewaard. Immers Meestal denkt men bij het hooren van het Woordje cultuur niet rechtstreeks aan den iand- arbeid of aan de ambachten. Cultuur, zoo bieent men, is niet iets van de boerderij, maar V&tl de Landbouwhoogeschool, niet een aan- j^tegenheid van de planters, maar een liefheb- mij van de geleerden, verbonden aan den bytopathologischen Dienst Dit enge cultuur trip heeft enorme schade gedaan aan onze Schouwing van het verband tusschen de ver scheidene levensfuncties. Hierdoor is weten- ^cbap en kunst „van het leven gescheiden" °°als men dat noemt. Zelfs jde godsdienst is ardoor losgemaakt van de alledaagsche levens- er- Men is aparte terreinen gaan scheppen, «Ie, ^rvan het eene wèl en het andere niet cul- ted heette. De doodgewone meubelmaker v°°rt niet bij de cultuur, maar de ontwerper 1 nieuwerwetsche stalen meubels hoort er bjj. Dit is een onjuiste zienswijze. De man, öen boom kweekt, verricht cultuurarbeid en «ian, die den boom omhakt, niet uit ^miijke baldadigheid, maar uit doelbewusten om de gegevens van de natuur in dienst stellen van den mensch, verricht eveneens 'burarbeid. Zoo ook de man, die den boom '8'. en de man, die meubels maakt. Overal, ar de natuur wordt bedwongen tot dienst meid aan het menschelijk inzicht, daar eeft. *»et cultuurarbeid plaats. De monniken, die Woeste land bewerkten, de afwatering re- ^'ben, de bebouwing van den akker verzorg- brachten hierdoor alleen reeds cultuur, de natuur is niet een eenvormig begrip, natuur behooren niet alleen de delfstof- b a Planten en de dieren. Ook de mensch en de inborst van den mensch behoort er 0ns driftenleven is natuurlijk Het vraagt ji^eliik bedwang. Wij spreken dan ook van 4^Scbltuur, van persoonlijkheidscultuur. Even- <j. bodemcultuur is dit „redelijk natuurbe- atig ^'bdelijk zijn er de meer geestelijke, de min der grijpbare natuurgegevens. Hiertoe behooren b.v. de eigenschappen van de materie, de kleur, de klank. Ook deze zijn materiaal van den cultuurarbeid. Ons eigen begripsvermogen is een gegeven der natuur. Zoo is dus ook het ordenen van kleuren en klanken, het ordenen van onze eigen gedachten wel degelijk cultuur arbeid. Schilderen, dichten, muziek maken is redelijk natuurbedwang. Het beoefenen van de logica eveneens. Naarmate het materiaal minder tastbaar is, kan men een zekere hiërarchie in de natuur gegevens waarnemen en b.v. de bodemcultuur achterstellen bij de beoefening van de logica om de hoogste plaats toe te kennen aan de eigenlijke zielscultuur, doch dan maakt men slechts een graadverschil, geen wezensverschil De vereenzelviging van cultuurarbeid met ar- tistieken of wetenschappelijken arbeid is dus on juist. Of beter: alle bodemcultuur, alle per soonlijkheidscultuur, veronderstelt een zekere mate van aanleg en kennis, en is onafscheide lijk van de menschelijke kunstvaardigheid en intellectualiteit. Bedwang van de natuur is de cultuur Wij hebben dit woord al verklaard, toen wij onder scheid maakten tusschen het instinctief en bal dadig handelen van b.v. den bengel, die de boomen langs den weg schendt en het redelijk en doelmatig handelen van den houthakker. Ook zelfbedwang is natuurbedwang. Bij de doelmatigheid behoeft men echter niet te denken aan de onmiddellijk narekenbare nutmatigheid. Ploegen is meestal op een an dere wijze doelmatig dan gedichten schrijven. Toch is dichten niet minder cultureel dan ploe gen. Integendeel. Wat maakt hier het onderscheid? Door zijn cultuurarbeid brengt de mensch tot uitdrukking, dat hij de koning van de schepping is. Hij legt de wet van zijn verstand op aan al het onbewuste in de natuur. Hij heeft iets in zich van den Schepper, naar Wiens Beeld en Gelijkenis hij werd gevormd. Welnu: dit „scheppend vermogen" stelt hem in staat, de natuur te bedwingen, haar doel matig om te vormen. HOe oorspronkelijker nu dit vermogen werkt, hoe duidelijker de mensch zijn koningschap oplegt aan de dingen. Het kenteeken van de cultuur is de stijl Vandaar, dat zij, die den stijl beheerschen de kun stenaars, de uitvinders, de ontdekkers zij, die het meest oorspronkelijk arbeiden, cul tuurarbeid in den hoogsten en edelsten vorm vertoonen. De heiligen, die op oorspronkelijke wijze de zielscultuur beoefenen, behoooren dus ook in louter cultureel opzicht tot de meest scheppende persoonlijkheden. Trouwens een nieuwe stijl in de ascese is zeker niet van ge ringer invloed dan een nieuwe stijl in de kunst en gaat hier gewoonlijk aan vooraf. A. v. D. In de Memorie van Antwoord aan de Twee de Kamer inzake het wetsontwerp tot goed keuring van het op 29 Juni 1937 te Kopenhagen tusschen Nederland en Denemarken geslote» tariefsverdrag, zegt de regeering het volgende: In. het verlagen van het invoerrecht op versch of gekoeld rundvleesch kan moeilijk een benadeeling van den Nederlandschen landbouw worden gezien. De verlaging van het invoerrecht immers kon. in verband met de contingenteering van versch of gekoeld rundvleesch op zich zelf geen stij ging van den invoer ten gevolge hebben. Het bij inmiddels tegen 1 Juli 1938 opgezegde vertrouwelijke contingenteeringsovereenkomst voor den invoer van versch of gekoeld rund vleesch uit Denemarken vastgestelde contin gent bedraagt 1.01 pet. van de totale jaarlijk- sche vleeschconsumptie in Nederland, terwijl 't 2,6 pet. uitmaakt van de jaarlijksche rundvleesch- consumptie. Voorts is dit contingent omstreeks 25 pet. van den invoer uit Denemarken in de jaren 1930 en 1931, toen de contingenteering van rundvleesch nog niet was ingesteld. Van een overmatigen invoer, die eendruk op de Nederlandsche vleeschmarkt zou kunnen uit oefenen, kan derhalve niet worden gesproken. Ook het prijsverloop van rundvleesch op de Nederlandsche markt duidt niet op een zoo- danigen druk. De beteekenis van de tariefconsolidatie op bloembollen is gelegen in de mogelijkheid, dat het valuta-controlesysteem, dat in Denemarken thans gevolgd wordt, vervangen zou kunnen worden door een hooger tarief van invoerrech ten, waaromtrent plannen in overweging schij nen te zijn. Overigens moet dit voordeel voor de Nederlandsche bloembollenbedrijven, even als dit hierboven ten aanzien van den invoer van vleesch in Nederland werd uiteengezet, be oordeeld worden in verband met de mate, waar in de Deensche autoriteiten zich verplicht heb ben voor den invoer van Nederlandsche bloem bollen deviezen af te geven. Omtrent de resultaten van het tariefsverdrag kan dan ook slechts worden opgemerkt, dat de verlaging van het invoerrecht op versch of ge koeld rundvleesch, mede in verband met de ver trouwelijke contingenteeringsovereenkomst, een regelmatigen invoer van rundvleesch uit Dene marken ten gevolge heeft gehad, waartegenover 'n regelmatigen uitvoer van bloembollen en ande re tuinbouwartikelen, alsmede van een groote verscheidenheid industrieele artikelen, naar Denemarken staat, welks uitvoer een uitdruk kelijk additioneel karakter draagt. Daarvoor is voor een groot aantal Nederlandsche producten, die ten gevolge van de Deensche deviezenrestric- ties geen afzet in Denemarken meer konden vinden, de Deensche markt opnieuw geopend. Aan invoer van vleesch op compensatiebasis moest een einde worden gemaakt, aangezien de wijze van invoeren een aanzienlijken en niet te verhinderen druk op het binnenlandsche prijspeil kon uitoefenen. Op 72-jarigen leeftijd is Zaterdag te Zw«- ierkerspel overleden jhr. mr. M. A. de Savornin Lohman, oud-president van de arrondissements rechtbank te Zwolle. In de vierde aflevering van het maandschrift van het Centraal Bureau voor de Statistiek komen eenige cijfers voor betreffende de hoe veelheden sigaren, sigaretten en tabak, die in 1937, volgens de door het departement van Fi nanciën verstrekte opgaven, zijn gebande- rolleerd en waarbij rekening is gehouden met de van de aanvragers terugontvangen zegels. Het verbruik van sigaren is, behoudens enkele teruggangen, toegenomen van 1267 millioen over 1928 tot 1499 millioen over 1937, terwijl het verbruik van sigaretten gestegen is van 2791 millioen over 1928 tot 4349 millioen over 1937. Het tabaksver bruik vertoont evenwel een daling. Het hoogste cijfer wordt aangetroffen over 1932 (13 millioen K.G.). en het laagste cijfer over 1934 (10,5 millioen K.G.). Over 1937 beliep het tabaksverbruik 11 millioen K.G. In de gegevens der sigaren zijn van 1 Maart 1934 af zoowel de hoeveelheden begrepen, waarvoor 12Ms pet. als die, waarvoor 1714 pet. accijns verschuldigd is. Het aantal verbruikte sigaren met den hoogsten accijns is terugge- loopen van 414 millioen over 1934 tot 314 mil lioen over 1937. Het verbruik per hoofd der gemiddelde be volking is toegenomen van 165 sigaren over 1928 tot 174 sigaren over 1930, waarop na een kleine daling tot 167 sigaren over 1932 weder om een stijging is gevolgd tot 174 sigaren over 1937. Vervolgens een stijging, behoudens enkele gevallen van teruggang, van 363 sigaretten over 1928, tot 506 sigaretten over 1937. Het ta baksverbruik per hoofd der bevolking is iets afgenomen. Over de jaren 1928 tot en met 1933 bedroeg dit gemiddeld 1,5 K.G. en over de jaren 1934 tot en met 1937 gemiddeld 1,3 K.G. De totale verkoopwaarde van alle tabaks fabrikaten vermeerderde van ruim f 162 mil lioen in 1928 tot ruim f 183 millioen in 1930, waarop na een daling tot f 123,5 millioen in 1936 wederom een stijging is gevolgd tot f 128 millioen in 1937. Deze sterke daling is in hoofd zaak veroorzaakt door het grootere verbruik van goedkoopere sigaren, sigaretten en tabak, waartegenover een sterke teruggang van de duurdere soorten staat. In laatstgenoemde be dragen zijn begrepen de waarden van de as sortimentsverpakkingen, waarvan het hoogste cijfer in 1931 bereikt werd (f 321.750) en van de tceslagzegels (hoogste cijfer in 1928 n.l. f 26.854). In bovengenoemd maandschrift zijn be halve de onderverdeeling (in absolute cijfers) van de hoeveelheid gebanderolleerde sigaren, sigaretten en tabak naar de verschillende kleinhandelsprijzen over de jaren 1928 tot en met 1937 ook enkele verhoudingscijfers opge nomen. Uit deze cijfers blijkt, dat in 1937 van de to tale gebanderolleerde hoeveelheid sigaren, 68 pet. een waarde had van minder dan f 0.05, 31 pet. een waarde van f 0.05 tot en met f 0.10 en slechts 1 pet. een hoogere waarde. Van de totale hoeveelheid sigaretten had 44 pet. een waarde van minder dan f p.01 en 56 pet. een hoogere waarde, terwijl van de totale hoeveel heid tabak 45 pet. een waarde had van min der dan f 1.60, 52 pet. een waarde van f 1.60 tot en met f 3.en slechts 3 pet. een hoogere waarde per K.G. Op de kleine Oisterwijksche heide tusschen de gemeenten Oisterwijk en Oirschot is Zater dagmiddag een heidebrand ontstaan. Het vuur breidde zich met groote snelheid uit, waardoor zeer spoedig een oppervlakte van 175 H.A. heide en ongeveer 2 H.A. dennenaanplanting inbrand stonden. De brandweer van Oirschot werd ge holpen door vele burgers, en deed alles om uit breiding van den brand te voorkomen. De Algemeene Rekenkamer heeft ter vervul ling van een vacature de volgende voordracht voor een plaatsvervangend lid voor haar col lege aan de Tweede Kamer doen toekomen: 1. mr. j. van der Poel, te Rotterdam, hoofd inspecteur der invoerrechten en accijnzen. 2. mr. J. J. van Walsem, te Wassenaar, ad vocaat en procureur, rijksadvocaat te Rotter dam. 3. M. de Bloeme, te 's-Gravenhage, directeur van den accountantsdienst van het departe ment van Economische Zaken. 4. W. de Vries Gzn,, te Amsterdam, lid van het Nederlandsch instituut van accountants, ge- pensionneerd hoofd van den gouvernements accountantsdienst in Nederl.-Indië. 5. dr. H. H. Schippers, te 's-Gravenhage, inspecteur der registratie en domeinen. 6. G. L. Maaldrink, te Wassenaar, lid van den raad van toezicht, tevens secretaris, van de Westlandsche Hypotheekbank. In breede kringen van geestelijken en leeken zoowel binnen als buiten het Aartsbisdom zal het geenszins bevreemding wekken, doch veeleer tot ware voldoening stemmen, dat het Z. H. den Paus behaagd heeft den zeereerw. heer W. van den Hengel tot zijn Geheim- Kamerheer te benoemen. Als schrijver van vele ascetische en katecheti- sche werken, als paedagoog van naam, als rec tor der St. Ludgeruskweekschool, die hij van den aanvang af van 1909 tot 1927 tot grooten bloei bracht, daarna als geestelijke leidsman van de Fraters der Congregatie van O. L. Vrouw v. h. H. Hart te Utrecht en in de geaffileerde huizen hier en in de missie, heeft hij zich ontzaglijke verdiensten verworven en zich de eervolle onderscheiding zeker waardig getoond. Z. H. Exc. de Aartsbisschop drukte den wensch uit in tegenwoordigheid van het hoofdbestuur der Congregatie de bijeenkomst van fraters en kweekelingen in de St. Jozef kweekschool te Zeist vogr te zitten om in een treffende toespraak de verdiensten van den eminenten Priester te belichten en van diens verheffing mededeeling te doen. Moge de goede God nog lange jaren sparen den man, den Priester, die door zijn heerlijken invloed óp de vorming zijner religieuzen en kweekelingen zooveel goeds verrichtte en nog zal kunnen verrichten, door wiens woord en voorbeeld zoovelen op een goeden weg werden gebracht of gehouden. In het klooster der Paters Jezuïeten te Ma- riëndaal bij Grave is Zaterdag op 73-jarigen leeftijd overleden pater W. Cramer S.J. De overledene was in 1895 priester gewijd. Zooals reeds is gemeld kunnen, evenals het vorig jaar, buitenlandsche toeristen, die Frank rijk bezoeken, reductie op den prjjs van de ben zine aldaar verkrijgen. In verband hiermede be richt men ons, dat de hiervoor benoodigde bonnenboekjes van 15 Mei af tot 31 December verkrijgbaar zullen worden gesteld. De bonboekjes worden op naam uitgeschreven op vertoon van het grensdocument hetwelk den tijdelijken invoer van den auto dekt, alsmede op vertoon van de z.g. „carte de voyage touris- tique". Men schrijft ons: Naar wij vernemen heeft de Congomissie van de Missionarissen van Scheut-Sparrendaai dezer dagen een gevoelig verlies geleden door het overlijden van den Eerw. Broeder Chris- tiaan v. d. Biggelaar uit Boxtel, die op 22 April j.l. na een korte, doch hevige ongesteld heid te Ebouda (Belgisch Congo) overleed. De overledene, geboren te St. Michielsgestel op 17 Jan. 1888, was op 23-jarigen leeftijd in de Congregatie van Scheut getreden en heeft 't grootste gedeelte van zijn religieuze leven in de missie van Belgisch Congo doorgebracht. Reeds kort na zijn professie (6 Aug. 1913) ver trok Broeder Christiaan naar den Congo (19 Febr. 1914) en tot zijn dood is hij daar op ver schillende posten schier onafgebroken werk zaam geweest. Tragisch is het, dat de thans ontslapen missionaris juist dit jaar naar zijn vaderland zou zijn gekomen om hier z'n zilve ren professiefeest te vieren. Broeder v. d. Biggelaar stond bij zijn supe rieuren en confraters in hoog aanzien wegens zijn ijver en toewijding. Eenige jaren geleden mocht zijn werk de of- ficieele waardeering vinden door een onder scheiding van den Belgischen Koning. Ten slotte zij nog medegedeeld, dat Maandag a.s. om 9.30 uur in het klooster „Sparrendaal" (Vught) een plechtige H. Requiemmis voor den ontslapen broeder-missionaris zal worden opgedragen. In het jaar 1692 werden te Lyon vermoord een wijnkooper en zijn vrouw. Van de da ders geen spoor. De procureur des Konings echter wist, dat er in de buurt een rijke boer woonde, Jacques Aymar, die met de wichelroede goud, bronnen en misdadigers kon ontdekken. Aymar werd ontboden en overeenkomstig zijn wensch eerst geleid naar den kelder, waar de moord was geschied. Daar gekomen, geraakte hij in ontroering, zijn pols begon snel te klop pen en de wichelroede draaide snel tusschen zijn handen. Hij ging langs de straten, die door de moordenaars gevolgd waren, verliet de stad en volgde de rivier de Rhöne. Hij werd gevolgd door drie gerechtsbeambten. Hij kwam aan het huis van een tuinman en gaf te kennen, dat de moordenaars aldaar gegeten en gedronken had den; verderop zag hij aan de voetstappen, dat de moordenaars scheep gegaan waren. Hij gaf verschillende plaatsen aan, waar zij gepleisterd hadden en kwam ten laatste aan een plaats, ge naamd Camp de Sablon, waar een troep solda ten lag. Hij durfde, hoewel hij sterk ontroerd was, de proef met de wichelroede niet te nemen, uit vrees de soldaten tegen zich te krijgen en ging terug naar Lyon, waar hij een volmacht kreeg. Vandaar ging hij opnieuw naar de leger plaats, maar bevond, dat de moordenaars ver trokken waren; hij ging tot Beaucaire, wel 45 uren van Lyon verwijderd en bleef daar staan aan de poort der gevangenis: daar moest de moordenaar zijn. Men liet hem binnen en hij vond daar 12 a 15 man in boeien; tusschen hen ontdekte hij iemand, Bossu genaamd, die we gens een geringen diefstal was opgesloten. Deze werd naar Lyon gevoerd en bekende, na zich eerst vastgepraat te hebben. De twee andere moordenaars waren verderop gegaan, tot Tou lon; daar hadden ze zee gekozen; de boer Aymar vervolgt ze ter zee, want zijn wichelroede werkt zoowel te land als te water. Hij doet verschil lende havenplaatsen aan, maar de moordenaars hebben een voorsprong en hebben Frankrijk verlaten, zoodat Aymar het moet opgeven. De man Bossu werd terechtgesteld. Dit verhaal is te vinden in het bekende boek van Balthazar Bekker: „De betooverde wereld" (4de deel, blz. 196); dit boek werd geschreven om het bijgeloof van heksen en duivelswerk te bestrijden. Het verhaal zelf was door den Abt de la Garde opgesteld en door den arts Gar- nier in diens boek opgenomen; daaruit over genomen door den priester en theoloog Valle- mont, die zelf geen ooggetuige was geweest van deze geschiedenis, maar later wel vele proeven van Aymar had gezien. Men vindt deze geschiedenis ook in de mo derne boeken besproken, b.v. van Gasparin, Pierre Janet en Grasset. Ik geloof, dat het de beroemdste wichelaarsgeschiedenis is, die ooit vermeld is. Merkwaardig is, dat het gebruik van de wichelroede in de buurt van Lyon, in de Dauphi- né, zeer verbreid was. Allerlei kwesties werden er mee beslecht. Velen hadden daarvan een aar dige bijverdienste. Het werd door kardinaal Le Camus korten tijd na deze geschiedenis ver boden. De boer Aymar werd natuurlijk beroemd en hij moest overal, vooral in Parijs, in de salons van den hoogen adel zijn kunsten vertoonen. De zoo even genoemde schrijver heeft hem met succes allerlei proeven zien doen, maar aan de haven van de Guise en Chantilly liep de zaak bedroevend af. Het heeft geen zin al deze proe ven te verhalen: men kan er uit concludeeren, dat Aymar geheel te goeder trouw was. Hoe is dit alles te verklaren? Men moet niet gelooven, dat de wichelroede ook maar iets te beteekenen heeft. Weliswaar heeft men wel verondersteld, dat stroomend water en metaal eenige aantrekking op de wichelroede zouden uitoefenen, maar al deze theorieën zijn ten eerste als theorie ongeloofwaardig en ten tweede als praktijk nooit bevestigd. Ook moet men niet gelooven, dat het duivelswerk is; dit deed men ook trouwens in dien tijd niet; immers het was bekend, dat de bisschop Jean de Maxienne zelf heel goed met de wichelroede kon omgaan. Hoe is het dan wel te verklaren? Door de theorie van 't zoogenaamde psychologisch automatisme. Zooals iedereen weet, zijn verschillende bewe gingen automatisch, maar in den regel weten wij dan dat wij deze bewegingen verrichten. De bewegingen van het psychologisch automatisme zijn echter door den persoon in kwestie noch ge kend, noch gewild. Iedereen heeft wel eens op gemerkt, hoe sommige menschen, als zij een ver haal met spanning volgen, daarbij allerlei gezich ten trekken: zij weten dat zelf niet en willen het ook niet. Iets dergelijks nu gebeurt bij het gebruik van de wichelroede (en bij het gedach- tenlezen). In werkelijkheid wordt de roedeloo- per geleid door zijn natuurlijke intelligentie, zijn vindingrijkheid of vernuft of hoe men het noemen wil. Komt hij op een plaats, waar water of metaal verborgen is, en vermoedt hij, dat dit het geval is, dan gaan zijns ondanks en zonder dat hij het weet, zijn handen in beweging en daardoor ook de wichelroede. Men kan de geheele zaak beter begrijpen door de practijk van het gedachtenlezen. Mijnheer A houdt den heer B bij de hand, en denkt tege lijk sterk aan het voorwerp, dat verborgen is, en dat door B gevonden moet worden. Zonder dat A weet of wil, bestuurt hij door zijn hand de bewegingen van B. Heel curieus is b.v. dat wanneer een voorwerp eerst op eene, en daar na op een andere plaats verborgen is, B eerst op de eerste, en daarna op de tweede schuil plaats blijft staan. Ook is merkwaardig, dat moeilijke opdrach ten meestal beter verricht worden dan eenvou dige. Bij de ingewikkelde opdrachten is meer denken en meer beweging noodig, dan bij de eenvoudige, en daardoor gaat het dirigeeren van den gedachtenlezer ook beter. Merkwaardig is ook, dat, wanneer de geleider verstrooid is en aan iets anders denkt, de ge dachtenlezer in de war raakt en begint te aarzelen. Uit de dagelijksche practijk meer voor beelden aan te halen van automatische bewe gingen, die niet gekend en niet gewild zijn, zou waarschijnlijk niet zoo heel lastig zijn. Men denke slechts aan de moeilijkheid, om bepaalde bewegingen niet te maken. Goed liegen is een kunst, meestal verraden de bewegingen van onze gelaatsspieren, dat wij niet precies de waarheid spreken. Maar met dat al is de wichelroede toch een vrij sterk gevalwant dat wij niet weten en willen, wat onze handen doen, is niet zoo ge woon, als dat wij niet weten en willen, wat onze gelaatsspieren doen. Wanneer echter iemand den arm van een ander vastneemt en vreesachtig wordt, dan knijpt hij hard, zonder dat hij weet en zonder dat hij wil. Dit is dan echt een geval van psychologisch automatisme. In dit opzicht zijn de menschen zeer ver schillend. Sommige zijn volkomen beheerscht, bij anderen volgt de daad oogenblikkelijk de voorstelling. Let wel, niet den wil, maar de voor stelling. Dat de daad den wil volgt, is gewoon, maar dat de daad de voorstelling volgt, is wel iswaar niet abnormaal, maar toch niet alge meen. Zoo volgt bij het gebruik van de wichel roede de beweging der handen automatisch op de voorstelling in den geest van hetgeen ge vonden moet worden. Weliswaar zijn er altijd menschen, die het veel interessanter vinden om te gelooven aan buitengewone psychische krachten, maar de eeuwenoude ervaring (ook de wichelroede is duizenden jaren oud) leert ons dat er met die buitengewone psychische krachten nooit iets buitengewoons, of zelfs niet iets gewoons is gevonden. Dr. TH. H. SCHLICHTING

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 5