1
rf
Wat is cultuur?
MILLIOENEN GINGEN IN
ROOK OP
ZONDAG 15 MEI 1938
Invoer van Deensch
vleesch
Kerkelijk leven
Mgr. W. v. d. Hengel
Een oude geschiedenis
VAN WEEK TOT WEEK
h,
Geen benadeeling van den Neder-
landschen landbouw
Jhr. mr. M. A. de Savornin
Lohman overleden
Verbruik van sigaren en sigaret-
ten nam in 1937 toe, tabaks
verbruik werd minder
GROOT STUK HEIDE
IN BRAND
Het vuur breidde zich snel uit
ALGEMEENE REKENKAMER
Voordracht voor een plaats
vervangend lid
PATER W. CRAMER S.J. t
Reductie op den benzineprijs
in Frankrijk
Broeder Chr. v. d. Biggelaarf
Velen van degenen, die tegenwoordig zoo
luidruchtig en lichtvaardig hun afkeer
van „de cultuur" kenbaar maken, hebben
hechts 'n vaag idee omtrent datgene wat ze be
snijden. Het is voor hen zooveel als de samen
vatting van de studievakken op de school,
V'aar ze gewoonlijk door bolleboozen werden
Voorbijgestreefd, niet geheel zonder het te voelen
Sis een krenking van hun oorspronkelijk
heid en hun gemoedsrijkdom, waardoor ze
Vo°r het leven toch meer meenden te beteeke-
nen dan deze schoolsche verstandsmenschjes,
hie kennis zitten te verzamelen met den ijver
van mieren en braafjes hun best doen om bij
he prijsuitdeeling een goed figuur te slaan,
•baar die, wanneer het er op aan komt, onbe-
huidende suffers blijken.
Cultuur daarmee bedoelen deze oppervlak
kige bestrijders altijd het onpractische weten.
2e begrijpen niet, waartoe het nuttig zou zijn.
ze dulden vooral niet, dat het erkend
Wordt.
Wat is cultuur? vraagt prof. de Bruyne in
sijn gelijknamig boekje. En dan antwoordt hij:
"Cultuur is het omvormen van de natuur, dank
z'j den arbeid van den geestelijk-bepaalden so
cialen mensch, met het oog op het scheppen
van goederen, die in zichzelve waardevol zijn
€h als dusdanig erkend kunnen worden."
Deze begripsbepaling is strikt wetenschappe
lijk en licht ons in over onderwerp en voor-
Werp, stof en vorm van de cultuur. Ze geeft
le kennen, waardoor de cultuur zich van andere
strevingen onderscheidt, door te zeggen, van-
W'aar ze uitgaat en waarop ze zich richt,
Waardoor ze bewogen wordt en welk materiaal
Se gebruikt.
Wij meenen echter, dat men aan de waar-
he van deze strikt wetenschappelijke definitie
biets afdoet, door naast haar een meer samen-
Vattende formuleering voor te stellen, welke
han zou luiden: „cultuur is redelijk natuurbe-
hwang". Hierin is, dunkt ons, alles onderge
bracht, wat de aangehaalde begripsbepaling
•beer uitvoerig omschrijft. Immers die drie
Woorden hebben ieder hun afzonderlijke be
tekenis.
Cultuur is r e d e 1 ij k natuurbedwang. Hier
mede is te kennen gegeven, dat alle cultuur den
arbeid van een geestelijk-bepaald wezen ver
onderstelt. Het dier is niet cultuurvormend uit
mchzelf. Het kan den mensch van dienst zijn
bij den cultuurarbeid b.v. het paard, dat den
Ploeg trekt, werkt op zijn wijze mede aan de
menschelijke bodemcultuur maar dan is het
°bderworpen aan de redelijke bedoeling van
hen mensch, die de volle verantwoordelijkheid
hraagt voor het werk. Ook het dier oefent een
2eker natuurbedwang uit. De leeuw bedwingt
he andere dieren door hen te verschrikken, de
b'j heeft invloed op de vruchtbaarheid der
bloemen door het overbrengen van stuifmeel,
he rupsen kunnen een gewas ernstig, ja doo-
helijk schaden, sommige planten putten den
bodem uit. Ten slotte verslinden de organismen
alkander in de groote stofwisseling, die het
beelal is. De verscheurende dieren verslinden
hieren, andere voeden zich met gewassen. In
he heele natuur is een instinctief natuurbe-
hwang merkbaar, waardoor de organismen be-
staan en vergaan. Maar dit is geen cultureele
arbeid. Hiertoe is noodig, dat het natuurbe-
hwang beantwoordt aan de doelstelling en de
Werking van de rede. Ook in zooverre hij
loUter door zijn dierlijke instincten wordt ge
geven, verricht de mensch geen cultuurarbeid.
Cultuur is vervolgens n a t u u r-bedwang.
Hiermede is te kennen gegeven, wat aan de
r®de onderworpen wordt bij den cultuurvor
menden arbeid. Het gebied is wel zeer uitge
lekt. Het is de geheele natuur. Wie een stuk
'abd omploegt, verricht cultuurarbeid. Wie een
telescoop richt en aldus de ver verwijderde
herren onderwerpt aan de waarneembaarheid
ht>or het menschelijk oog, verricht om dezelfde
mhen cultuurarbeid. De natuur is in haar ge-
eel en in al haar geledingen het materiaal van
cultuur.
^ij spreken van bodemcultuur en van de
futures op Java. Hierin is nog dat oorspronke-
'Jke begrip van de cultuur bewaard. Immers
Meestal denkt men bij het hooren van het
Woordje cultuur niet rechtstreeks aan den iand-
arbeid of aan de ambachten. Cultuur, zoo
bieent men, is niet iets van de boerderij, maar
V&tl de Landbouwhoogeschool, niet een aan-
j^tegenheid van de planters, maar een liefheb-
mij van de geleerden, verbonden aan den
bytopathologischen Dienst Dit enge cultuur
trip heeft enorme schade gedaan aan onze
Schouwing van het verband tusschen de ver
scheidene levensfuncties. Hierdoor is weten-
^cbap en kunst „van het leven gescheiden"
°°als men dat noemt. Zelfs jde godsdienst is
ardoor losgemaakt van de alledaagsche levens-
er- Men is aparte terreinen gaan scheppen,
«Ie,
^rvan het eene wèl en het andere niet cul-
ted heette. De doodgewone meubelmaker
v°°rt niet bij de cultuur, maar de ontwerper
1 nieuwerwetsche stalen meubels hoort er
bjj. Dit is een onjuiste zienswijze. De man,
öen boom kweekt, verricht cultuurarbeid en
«ian, die den boom omhakt, niet uit
^miijke baldadigheid, maar uit doelbewusten
om de gegevens van de natuur in dienst
stellen van den mensch, verricht eveneens
'burarbeid. Zoo ook de man, die den boom
'8'. en de man, die meubels maakt. Overal,
ar de natuur wordt bedwongen tot dienst
meid aan het menschelijk inzicht, daar
eeft.
*»et
cultuurarbeid plaats. De monniken, die
Woeste land bewerkten, de afwatering re-
^'ben, de bebouwing van den akker verzorg-
brachten hierdoor alleen reeds cultuur,
de natuur is niet een eenvormig begrip,
natuur behooren niet alleen de delfstof-
b a
Planten en de dieren. Ook de mensch
en de inborst van den mensch behoort er
0ns driftenleven is natuurlijk Het vraagt
ji^eliik bedwang. Wij spreken dan ook van
4^Scbltuur, van persoonlijkheidscultuur. Even-
<j. bodemcultuur is dit „redelijk natuurbe-
atig
^'bdelijk zijn er de meer geestelijke, de min
der grijpbare natuurgegevens. Hiertoe behooren
b.v. de eigenschappen van de materie, de kleur,
de klank. Ook deze zijn materiaal van den
cultuurarbeid. Ons eigen begripsvermogen is
een gegeven der natuur. Zoo is dus ook het
ordenen van kleuren en klanken, het ordenen
van onze eigen gedachten wel degelijk cultuur
arbeid. Schilderen, dichten, muziek maken is
redelijk natuurbedwang. Het beoefenen van de
logica eveneens.
Naarmate het materiaal minder tastbaar is,
kan men een zekere hiërarchie in de natuur
gegevens waarnemen en b.v. de bodemcultuur
achterstellen bij de beoefening van de logica
om de hoogste plaats toe te kennen aan de
eigenlijke zielscultuur, doch dan maakt men
slechts een graadverschil, geen wezensverschil
De vereenzelviging van cultuurarbeid met ar-
tistieken of wetenschappelijken arbeid is dus on
juist. Of beter: alle bodemcultuur, alle per
soonlijkheidscultuur, veronderstelt een zekere
mate van aanleg en kennis, en is onafscheide
lijk van de menschelijke kunstvaardigheid en
intellectualiteit.
Bedwang van de natuur is de cultuur Wij
hebben dit woord al verklaard, toen wij onder
scheid maakten tusschen het instinctief en bal
dadig handelen van b.v. den bengel, die de
boomen langs den weg schendt en het redelijk
en doelmatig handelen van den houthakker.
Ook zelfbedwang is natuurbedwang.
Bij de doelmatigheid behoeft men echter niet
te denken aan de onmiddellijk narekenbare
nutmatigheid. Ploegen is meestal op een an
dere wijze doelmatig dan gedichten schrijven.
Toch is dichten niet minder cultureel dan ploe
gen. Integendeel.
Wat maakt hier het onderscheid?
Door zijn cultuurarbeid brengt de mensch
tot uitdrukking, dat hij de koning van de
schepping is. Hij legt de wet van zijn verstand
op aan al het onbewuste in de natuur. Hij
heeft iets in zich van den Schepper, naar
Wiens Beeld en Gelijkenis hij werd gevormd.
Welnu: dit „scheppend vermogen" stelt hem
in staat, de natuur te bedwingen, haar doel
matig om te vormen. HOe oorspronkelijker nu
dit vermogen werkt, hoe duidelijker de mensch
zijn koningschap oplegt aan de dingen. Het
kenteeken van de cultuur is de stijl Vandaar,
dat zij, die den stijl beheerschen de kun
stenaars, de uitvinders, de ontdekkers zij,
die het meest oorspronkelijk arbeiden, cul
tuurarbeid in den hoogsten en edelsten vorm
vertoonen. De heiligen, die op oorspronkelijke
wijze de zielscultuur beoefenen, behoooren dus
ook in louter cultureel opzicht tot de meest
scheppende persoonlijkheden. Trouwens een
nieuwe stijl in de ascese is zeker niet van ge
ringer invloed dan een nieuwe stijl in de kunst
en gaat hier gewoonlijk aan vooraf.
A. v. D.
In de Memorie van Antwoord aan de Twee
de Kamer inzake het wetsontwerp tot goed
keuring van het op 29 Juni 1937 te Kopenhagen
tusschen Nederland en Denemarken geslote»
tariefsverdrag, zegt de regeering het volgende:
In. het verlagen van het invoerrecht op
versch of gekoeld rundvleesch kan moeilijk
een benadeeling van den Nederlandschen
landbouw worden gezien.
De verlaging van het invoerrecht immers kon.
in verband met de contingenteering van versch
of gekoeld rundvleesch op zich zelf geen stij
ging van den invoer ten gevolge hebben.
Het bij inmiddels tegen 1 Juli 1938 opgezegde
vertrouwelijke contingenteeringsovereenkomst
voor den invoer van versch of gekoeld rund
vleesch uit Denemarken vastgestelde contin
gent bedraagt 1.01 pet. van de totale jaarlijk-
sche vleeschconsumptie in Nederland, terwijl 't 2,6
pet. uitmaakt van de jaarlijksche rundvleesch-
consumptie. Voorts is dit contingent omstreeks
25 pet. van den invoer uit Denemarken in de
jaren 1930 en 1931, toen de contingenteering
van rundvleesch nog niet was ingesteld. Van
een overmatigen invoer, die eendruk op de
Nederlandsche vleeschmarkt zou kunnen uit
oefenen, kan derhalve niet worden gesproken.
Ook het prijsverloop van rundvleesch op de
Nederlandsche markt duidt niet op een zoo-
danigen druk.
De beteekenis van de tariefconsolidatie op
bloembollen is gelegen in de mogelijkheid, dat
het valuta-controlesysteem, dat in Denemarken
thans gevolgd wordt, vervangen zou kunnen
worden door een hooger tarief van invoerrech
ten, waaromtrent plannen in overweging schij
nen te zijn. Overigens moet dit voordeel voor
de Nederlandsche bloembollenbedrijven, even
als dit hierboven ten aanzien van den invoer
van vleesch in Nederland werd uiteengezet, be
oordeeld worden in verband met de mate, waar
in de Deensche autoriteiten zich verplicht heb
ben voor den invoer van Nederlandsche bloem
bollen deviezen af te geven.
Omtrent de resultaten van het tariefsverdrag
kan dan ook slechts worden opgemerkt, dat de
verlaging van het invoerrecht op versch of ge
koeld rundvleesch, mede in verband met de ver
trouwelijke contingenteeringsovereenkomst, een
regelmatigen invoer van rundvleesch uit Dene
marken ten gevolge heeft gehad, waartegenover
'n regelmatigen uitvoer van bloembollen en ande
re tuinbouwartikelen, alsmede van een groote
verscheidenheid industrieele artikelen, naar
Denemarken staat, welks uitvoer een uitdruk
kelijk additioneel karakter draagt. Daarvoor is
voor een groot aantal Nederlandsche producten,
die ten gevolge van de Deensche deviezenrestric-
ties geen afzet in Denemarken meer konden
vinden, de Deensche markt opnieuw geopend.
Aan invoer van vleesch op compensatiebasis
moest een einde worden gemaakt, aangezien de
wijze van invoeren een aanzienlijken en niet
te verhinderen druk op het binnenlandsche
prijspeil kon uitoefenen.
Op 72-jarigen leeftijd is Zaterdag te Zw«-
ierkerspel overleden jhr. mr. M. A. de Savornin
Lohman, oud-president van de arrondissements
rechtbank te Zwolle.
In de vierde aflevering van het maandschrift
van het Centraal Bureau voor de Statistiek
komen eenige cijfers voor betreffende de hoe
veelheden sigaren, sigaretten en tabak, die in
1937, volgens de door het departement van Fi
nanciën verstrekte opgaven, zijn gebande-
rolleerd en waarbij rekening is gehouden met
de van de aanvragers terugontvangen zegels.
Het verbruik van sigaren is, behoudens
enkele teruggangen, toegenomen van 1267
millioen over 1928 tot 1499 millioen over
1937, terwijl het verbruik van sigaretten
gestegen is van 2791 millioen over 1928 tot
4349 millioen over 1937. Het tabaksver
bruik vertoont evenwel een daling. Het
hoogste cijfer wordt aangetroffen over 1932
(13 millioen K.G.). en het laagste cijfer over
1934 (10,5 millioen K.G.). Over 1937 beliep
het tabaksverbruik 11 millioen K.G.
In de gegevens der sigaren zijn van 1 Maart
1934 af zoowel de hoeveelheden begrepen,
waarvoor 12Ms pet. als die, waarvoor 1714 pet.
accijns verschuldigd is. Het aantal verbruikte
sigaren met den hoogsten accijns is terugge-
loopen van 414 millioen over 1934 tot 314 mil
lioen over 1937.
Het verbruik per hoofd der gemiddelde be
volking is toegenomen van 165 sigaren over
1928 tot 174 sigaren over 1930, waarop na een
kleine daling tot 167 sigaren over 1932 weder
om een stijging is gevolgd tot 174 sigaren over
1937. Vervolgens een stijging, behoudens enkele
gevallen van teruggang, van 363 sigaretten
over 1928, tot 506 sigaretten over 1937. Het ta
baksverbruik per hoofd der bevolking is iets
afgenomen. Over de jaren 1928 tot en met
1933 bedroeg dit gemiddeld 1,5 K.G. en over
de jaren 1934 tot en met 1937 gemiddeld 1,3
K.G.
De totale verkoopwaarde van alle tabaks
fabrikaten vermeerderde van ruim f 162 mil
lioen in 1928 tot ruim f 183 millioen in 1930,
waarop na een daling tot f 123,5 millioen in
1936 wederom een stijging is gevolgd tot f 128
millioen in 1937. Deze sterke daling is in hoofd
zaak veroorzaakt door het grootere verbruik
van goedkoopere sigaren, sigaretten en tabak,
waartegenover een sterke teruggang van de
duurdere soorten staat. In laatstgenoemde be
dragen zijn begrepen de waarden van de as
sortimentsverpakkingen, waarvan het hoogste
cijfer in 1931 bereikt werd (f 321.750) en van
de tceslagzegels (hoogste cijfer in 1928 n.l.
f 26.854).
In bovengenoemd maandschrift zijn be
halve de onderverdeeling (in absolute cijfers)
van de hoeveelheid gebanderolleerde sigaren,
sigaretten en tabak naar de verschillende
kleinhandelsprijzen over de jaren 1928 tot en
met 1937 ook enkele verhoudingscijfers opge
nomen.
Uit deze cijfers blijkt, dat in 1937 van de to
tale gebanderolleerde hoeveelheid sigaren, 68
pet. een waarde had van minder dan f 0.05, 31
pet. een waarde van f 0.05 tot en met f 0.10
en slechts 1 pet. een hoogere waarde. Van de
totale hoeveelheid sigaretten had 44 pet. een
waarde van minder dan f p.01 en 56 pet. een
hoogere waarde, terwijl van de totale hoeveel
heid tabak 45 pet. een waarde had van min
der dan f 1.60, 52 pet. een waarde van f 1.60
tot en met f 3.en slechts 3 pet. een hoogere
waarde per K.G.
Op de kleine Oisterwijksche heide tusschen
de gemeenten Oisterwijk en Oirschot is Zater
dagmiddag een heidebrand ontstaan. Het vuur
breidde zich met groote snelheid uit, waardoor
zeer spoedig een oppervlakte van 175 H.A. heide
en ongeveer 2 H.A. dennenaanplanting inbrand
stonden. De brandweer van Oirschot werd ge
holpen door vele burgers, en deed alles om uit
breiding van den brand te voorkomen.
De Algemeene Rekenkamer heeft ter vervul
ling van een vacature de volgende voordracht
voor een plaatsvervangend lid voor haar col
lege aan de Tweede Kamer doen toekomen:
1. mr. j. van der Poel, te Rotterdam, hoofd
inspecteur der invoerrechten en accijnzen.
2. mr. J. J. van Walsem, te Wassenaar, ad
vocaat en procureur, rijksadvocaat te Rotter
dam.
3. M. de Bloeme, te 's-Gravenhage, directeur
van den accountantsdienst van het departe
ment van Economische Zaken.
4. W. de Vries Gzn,, te Amsterdam, lid van
het Nederlandsch instituut van accountants, ge-
pensionneerd hoofd van den gouvernements
accountantsdienst in Nederl.-Indië.
5. dr. H. H. Schippers, te 's-Gravenhage,
inspecteur der registratie en domeinen.
6. G. L. Maaldrink, te Wassenaar, lid van den
raad van toezicht, tevens secretaris, van de
Westlandsche Hypotheekbank.
In breede kringen van geestelijken en leeken
zoowel binnen als buiten het Aartsbisdom
zal het geenszins bevreemding wekken, doch
veeleer tot ware voldoening stemmen, dat het
Z. H. den Paus behaagd heeft den zeereerw.
heer W. van den Hengel tot zijn Geheim-
Kamerheer te benoemen.
Als schrijver van vele ascetische en katecheti-
sche werken, als paedagoog van naam, als rec
tor der St. Ludgeruskweekschool, die hij van
den aanvang af van 1909 tot 1927 tot
grooten bloei bracht, daarna als geestelijke
leidsman van de Fraters der Congregatie van
O. L. Vrouw v. h. H. Hart te Utrecht en in de
geaffileerde huizen hier en in de missie, heeft
hij zich ontzaglijke verdiensten verworven en
zich de eervolle onderscheiding zeker waardig
getoond. Z. H. Exc. de Aartsbisschop drukte
den wensch uit in tegenwoordigheid van het
hoofdbestuur der Congregatie de bijeenkomst
van fraters en kweekelingen in de St. Jozef
kweekschool te Zeist vogr te zitten om in een
treffende toespraak de verdiensten van den
eminenten Priester te belichten en van diens
verheffing mededeeling te doen.
Moge de goede God nog lange jaren sparen
den man, den Priester, die door zijn heerlijken
invloed óp de vorming zijner religieuzen en
kweekelingen zooveel goeds verrichtte en nog
zal kunnen verrichten, door wiens woord en
voorbeeld zoovelen op een goeden weg werden
gebracht of gehouden.
In het klooster der Paters Jezuïeten te Ma-
riëndaal bij Grave is Zaterdag op 73-jarigen
leeftijd overleden pater W. Cramer S.J.
De overledene was in 1895 priester gewijd.
Zooals reeds is gemeld kunnen, evenals het
vorig jaar, buitenlandsche toeristen, die Frank
rijk bezoeken, reductie op den prjjs van de ben
zine aldaar verkrijgen. In verband hiermede be
richt men ons, dat de hiervoor benoodigde
bonnenboekjes van 15 Mei af tot 31 December
verkrijgbaar zullen worden gesteld.
De bonboekjes worden op naam uitgeschreven
op vertoon van het grensdocument hetwelk den
tijdelijken invoer van den auto dekt, alsmede
op vertoon van de z.g. „carte de voyage touris-
tique".
Men schrijft ons:
Naar wij vernemen heeft de Congomissie
van de Missionarissen van Scheut-Sparrendaai
dezer dagen een gevoelig verlies geleden door
het overlijden van den Eerw. Broeder Chris-
tiaan v. d. Biggelaar uit Boxtel, die op 22
April j.l. na een korte, doch hevige ongesteld
heid te Ebouda (Belgisch Congo) overleed. De
overledene, geboren te St. Michielsgestel op 17
Jan. 1888, was op 23-jarigen leeftijd in de
Congregatie van Scheut getreden en heeft 't
grootste gedeelte van zijn religieuze leven in
de missie van Belgisch Congo doorgebracht.
Reeds kort na zijn professie (6 Aug. 1913) ver
trok Broeder Christiaan naar den Congo (19
Febr. 1914) en tot zijn dood is hij daar op ver
schillende posten schier onafgebroken werk
zaam geweest. Tragisch is het, dat de thans
ontslapen missionaris juist dit jaar naar zijn
vaderland zou zijn gekomen om hier z'n zilve
ren professiefeest te vieren.
Broeder v. d. Biggelaar stond bij zijn supe
rieuren en confraters in hoog aanzien wegens
zijn ijver en toewijding.
Eenige jaren geleden mocht zijn werk de of-
ficieele waardeering vinden door een onder
scheiding van den Belgischen Koning. Ten
slotte zij nog medegedeeld, dat Maandag a.s.
om 9.30 uur in het klooster „Sparrendaal"
(Vught) een plechtige H. Requiemmis voor
den ontslapen broeder-missionaris zal worden
opgedragen.
In het jaar 1692 werden te Lyon vermoord
een wijnkooper en zijn vrouw. Van de da
ders geen spoor. De procureur des Konings
echter wist, dat er in de buurt een rijke boer
woonde, Jacques Aymar, die met de wichelroede
goud, bronnen en misdadigers kon ontdekken.
Aymar werd ontboden en overeenkomstig zijn
wensch eerst geleid naar den kelder, waar de
moord was geschied. Daar gekomen, geraakte
hij in ontroering, zijn pols begon snel te klop
pen en de wichelroede draaide snel tusschen
zijn handen. Hij ging langs de straten, die door
de moordenaars gevolgd waren, verliet de stad
en volgde de rivier de Rhöne. Hij werd gevolgd
door drie gerechtsbeambten. Hij kwam aan het
huis van een tuinman en gaf te kennen, dat de
moordenaars aldaar gegeten en gedronken had
den; verderop zag hij aan de voetstappen, dat
de moordenaars scheep gegaan waren. Hij gaf
verschillende plaatsen aan, waar zij gepleisterd
hadden en kwam ten laatste aan een plaats, ge
naamd Camp de Sablon, waar een troep solda
ten lag. Hij durfde, hoewel hij sterk ontroerd
was, de proef met de wichelroede niet te nemen,
uit vrees de soldaten tegen zich te krijgen en
ging terug naar Lyon, waar hij een volmacht
kreeg. Vandaar ging hij opnieuw naar de leger
plaats, maar bevond, dat de moordenaars ver
trokken waren; hij ging tot Beaucaire, wel 45
uren van Lyon verwijderd en bleef daar staan
aan de poort der gevangenis: daar moest de
moordenaar zijn. Men liet hem binnen en hij
vond daar 12 a 15 man in boeien; tusschen hen
ontdekte hij iemand, Bossu genaamd, die we
gens een geringen diefstal was opgesloten. Deze
werd naar Lyon gevoerd en bekende, na zich
eerst vastgepraat te hebben. De twee andere
moordenaars waren verderop gegaan, tot Tou
lon; daar hadden ze zee gekozen; de boer Aymar
vervolgt ze ter zee, want zijn wichelroede werkt
zoowel te land als te water. Hij doet verschil
lende havenplaatsen aan, maar de moordenaars
hebben een voorsprong en hebben Frankrijk
verlaten, zoodat Aymar het moet opgeven. De
man Bossu werd terechtgesteld.
Dit verhaal is te vinden in het bekende boek
van Balthazar Bekker: „De betooverde wereld"
(4de deel, blz. 196); dit boek werd geschreven
om het bijgeloof van heksen en duivelswerk te
bestrijden. Het verhaal zelf was door den Abt
de la Garde opgesteld en door den arts Gar-
nier in diens boek opgenomen; daaruit over
genomen door den priester en theoloog Valle-
mont, die zelf geen ooggetuige was geweest van
deze geschiedenis, maar later wel vele proeven
van Aymar had gezien.
Men vindt deze geschiedenis ook in de mo
derne boeken besproken, b.v. van Gasparin,
Pierre Janet en Grasset. Ik geloof, dat het de
beroemdste wichelaarsgeschiedenis is, die ooit
vermeld is.
Merkwaardig is, dat het gebruik van de
wichelroede in de buurt van Lyon, in de Dauphi-
né, zeer verbreid was. Allerlei kwesties werden
er mee beslecht. Velen hadden daarvan een aar
dige bijverdienste. Het werd door kardinaal Le
Camus korten tijd na deze geschiedenis ver
boden.
De boer Aymar werd natuurlijk beroemd en
hij moest overal, vooral in Parijs, in de salons
van den hoogen adel zijn kunsten vertoonen.
De zoo even genoemde schrijver heeft hem met
succes allerlei proeven zien doen, maar aan de
haven van de Guise en Chantilly liep de zaak
bedroevend af. Het heeft geen zin al deze proe
ven te verhalen: men kan er uit concludeeren,
dat Aymar geheel te goeder trouw was.
Hoe is dit alles te verklaren? Men moet niet
gelooven, dat de wichelroede ook maar iets te
beteekenen heeft. Weliswaar heeft men wel
verondersteld, dat stroomend water en metaal
eenige aantrekking op de wichelroede zouden
uitoefenen, maar al deze theorieën zijn ten
eerste als theorie ongeloofwaardig en ten tweede
als praktijk nooit bevestigd. Ook moet men niet
gelooven, dat het duivelswerk is; dit deed men
ook trouwens in dien tijd niet; immers het was
bekend, dat de bisschop Jean de Maxienne zelf
heel goed met de wichelroede kon omgaan. Hoe
is het dan wel te verklaren? Door de theorie
van 't zoogenaamde psychologisch automatisme.
Zooals iedereen weet, zijn verschillende bewe
gingen automatisch, maar in den regel weten
wij dan dat wij deze bewegingen verrichten. De
bewegingen van het psychologisch automatisme
zijn echter door den persoon in kwestie noch ge
kend, noch gewild. Iedereen heeft wel eens op
gemerkt, hoe sommige menschen, als zij een ver
haal met spanning volgen, daarbij allerlei gezich
ten trekken: zij weten dat zelf niet en willen
het ook niet. Iets dergelijks nu gebeurt bij het
gebruik van de wichelroede (en bij het gedach-
tenlezen). In werkelijkheid wordt de roedeloo-
per geleid door zijn natuurlijke intelligentie, zijn
vindingrijkheid of vernuft of hoe men het
noemen wil. Komt hij op een plaats, waar water
of metaal verborgen is, en vermoedt hij, dat dit
het geval is, dan gaan zijns ondanks en zonder
dat hij het weet, zijn handen in beweging en
daardoor ook de wichelroede.
Men kan de geheele zaak beter begrijpen door
de practijk van het gedachtenlezen. Mijnheer
A houdt den heer B bij de hand, en denkt tege
lijk sterk aan het voorwerp, dat verborgen is,
en dat door B gevonden moet worden. Zonder
dat A weet of wil, bestuurt hij door zijn hand
de bewegingen van B. Heel curieus is b.v. dat
wanneer een voorwerp eerst op eene, en daar
na op een andere plaats verborgen is, B eerst
op de eerste, en daarna op de tweede schuil
plaats blijft staan.
Ook is merkwaardig, dat moeilijke opdrach
ten meestal beter verricht worden dan eenvou
dige. Bij de ingewikkelde opdrachten is meer
denken en meer beweging noodig, dan bij de
eenvoudige, en daardoor gaat het dirigeeren
van den gedachtenlezer ook beter.
Merkwaardig is ook, dat, wanneer de geleider
verstrooid is en aan iets anders denkt, de ge
dachtenlezer in de war raakt en begint te
aarzelen.
Uit de dagelijksche practijk meer voor
beelden aan te halen van automatische bewe
gingen, die niet gekend en niet gewild zijn, zou
waarschijnlijk niet zoo heel lastig zijn. Men
denke slechts aan de moeilijkheid, om bepaalde
bewegingen niet te maken. Goed liegen is een
kunst, meestal verraden de bewegingen van
onze gelaatsspieren, dat wij niet precies de
waarheid spreken.
Maar met dat al is de wichelroede toch een
vrij sterk gevalwant dat wij niet weten en
willen, wat onze handen doen, is niet zoo ge
woon, als dat wij niet weten en willen, wat
onze gelaatsspieren doen. Wanneer echter
iemand den arm van een ander vastneemt en
vreesachtig wordt, dan knijpt hij hard, zonder
dat hij weet en zonder dat hij wil. Dit is dan
echt een geval van psychologisch automatisme.
In dit opzicht zijn de menschen zeer ver
schillend. Sommige zijn volkomen beheerscht,
bij anderen volgt de daad oogenblikkelijk de
voorstelling. Let wel, niet den wil, maar de voor
stelling. Dat de daad den wil volgt, is gewoon,
maar dat de daad de voorstelling volgt, is wel
iswaar niet abnormaal, maar toch niet alge
meen. Zoo volgt bij het gebruik van de wichel
roede de beweging der handen automatisch op
de voorstelling in den geest van hetgeen ge
vonden moet worden.
Weliswaar zijn er altijd menschen, die het
veel interessanter vinden om te gelooven aan
buitengewone psychische krachten, maar de
eeuwenoude ervaring (ook de wichelroede is
duizenden jaren oud) leert ons dat er met die
buitengewone psychische krachten nooit iets
buitengewoons, of zelfs niet iets gewoons is
gevonden.
Dr. TH. H. SCHLICHTING