FLORENCE, STAD VAN BLOEMEN EN STAD DER RENAISSANCE DE BREUK 1 BEATO ANGELICO'S HEMELSCHE VREUGDEN GEHUWD MET DE ROODE VAAS ZONDAG 15 MEI 1938 Een bontmantel van muizenvelletjes Een nieuwe ziekte Begrafenisgebruiken in de Baltische landen Wat Frankrijk per jaar in rook ziet opgaan Een paradijs voor belastingbetalers Lachpillen Wist U.... In de portieken des hemels Mrs. Blowers, de muizenkoningin, wijdt de grootste zorg aan haar 30.000 pupillen T elefoonzucht! KORT VERHAAL 9000 DOLLAR STRAFPORT VOOR PRESIDENT ROOSEVELT De snuiftabak sterft uit Britsche millionnairs trekken er heen om aan de inkomsten belasting te ontkomen EEN VEREENIGING TEGEN DEN HANDKUS! Liefdestragedie in het huidig China Alle hoop vernietigd Een vrouwenhart in bange zorgen Gelegen bijna in het hart van Italië aan de kruising van belangrijke spoorlijnen, die het met alle groote steden van Italië verbinden, oefent Florence een krachtige aan trekkingskracht uit op iederen toerist, die Italië bezoekt. Anders in schoonheid dan het eeuwige Rome, anders dan de vrome schemering van Assisië, anders dan het stralende Napels, vinden wij in Florence het bloesemende „Carpe Diem" van het Italië der Renaissance. Stad van bloemen en stad der Renaissance, in deze twee begrippen ligt heel het karakter van Florence uitgedrukt. Van welke der vier windstreken men de stad ook nadert, reeds van verre is de sfeer van Flo rence „voelbaar". De natuur heeft dit juweel der Italiaansche steden gevat in een weelde van tuinen, boomgaarden en velden, die in vol maakte harmonie van kleuren verspreid liggen op de zacht glooiende hellingen. Een heerlijk uitzicht op de stad biedt het hoog gelegen Piazzale Michelangelo. Beneden ligt de vallei van de Arno, de door zoo tal rijke, treurige zoowel als nobele gebeurtenissen vermaarde rivier, die Florence in twee deelen snijdt. Dichtbij schijnt de Dom en de prachtige koepel van Brunelleschi, de hooge rechte toren van het Palazzo Vecchio, 't oude, zware paleis van de Medici, waar de al te vurige monnik Savonarola bad voor hij den brandstapel op ging. Op den achtergrond straalt het heuvellandschap van Fiesole in de gouden zuiderzon, wit en gelukkig. Heuvelen golven achter heuvelen en ver weg verdwijnt, blauw en zwart, het gebergte van Vallombrosa. Nauw en smal zijn de straten in Florence. Maar in die nauwe straatjes en tusschen al die muren werd er fel geleefd: dit is de geboorte stad van Dante, de stad der Medici. Hier werk ten Michel Angelo en Brunelleschi en Masaccio en Donatello en hun onsterfelijke werken vieren hier alom triomfen: feesten van marmer en zon. Hier staan recht en edel van lijn de Mid- deleeuwsche paleizen met hun sobere en indruk wekkende hardsteenen fagaden. Een der mooiste straten is wel de Via Maggio, waar zich de vele patriciërshuizen bevinden, rijk van uiterlijk, maar toch steeds in den beheersch- ten en emstigen Florentijnschen stijl. Van een der schoonste Florentijnsche bruggen, de Ponte San Trinita, met haar elliptische bogen en haar bewonderenswaardige cartouche-achtige sluitsteenen, hebben wij een goed uitzicht op £en karakteristieken Ponte Vecchio. Daar moet vroeger de Romeinsche brug gelegen hebben. Het was het smalste punt van de rivier en dus de aangewezen plaats voor de Romeinsche inge nieurs, om een sterke overspanning te bouwen boven het snelvlietende water van de Arno. Later werd de Ponte Vecchio de brug der goudsmeden. Nu nog hebben de goudsmeden op deze brug hun kleine winkels. Van den kant der rivier uit schijnen zij als vogelkooien tegen de brug aan te hangen. Schilderachtig sluiten de huizen langs de Arno zich hierbij aan, oud en verweerd, hun voet bespoeld door het water van de rivier. Een teleurstelling vormt de Dom. Prachtig is het Baptisterium tegenover den Dom, prachtig de bronzen deuren van Lorenzo Ghiberti, In drukwekkend is de grootsche koepel van Bru nelleschi. Maar bij het binnentreden in den Dom valt deze ons tegen: kaal en leeg. En de groot sche koepelbouw komt bij het interieur van den Dom geheel niet meer tot zijn recht. De kerk schijnt bij den koepel te eindigen. Geheel anders is de Santa Maria Novella, de schoone kerk der Dominicanen met zijn opmer kelijke en interessante kruisgangen. Of de Santa Croce, de groote kerk der Franeiscanen, het pantheon, gewijd aan Florence's beroemde doo- den. Daar liggen de graven van Dante, Michel Angelo, Macchiavelli, d'Alfièri. Pantheons en musea zijn alle Florentijnsche kerken: toch is het noodig gebleken daarnaast nog andere musea te stichten, om den over vloed van heerlijke kunstwerken te huisvesten. Het aantrekkelijkste is wel het Bargello, het oude paleis van den podesta, een meesterwerk van Florentijnsche architectuur. Thans is het in een ideaal museum herschapen, waarin schil derijen van Giotto en Ghirlandaio en beeld houwwerk van Donatello. Wie de diepe levensvreugde der Renaissance gesmaakt heeft in de kunstwerken van Florence mag niet verzuimen een bezoek te brengen aan San Marco, het oude klooster der Dominicanen, waar fra Angelico da Fiesole (Beato Angelico noemen hem de Italianen) zijn leven gesleten heeft met Christus en Maria en alle hemelingen. Hij was geen man van de Renaissance, geen schilder der Middeleeuwen. Maar eer gij het klooster verlaten hebt kent gij hem door en door en hij is geworden tot een ouden en veel beminden vriend. Zijn figuren, gedost in rose en hemelsblauw („weerspiegelingen uit een ideale wereld, zooals de regenboog op de wolken", zeide George Eliot), gelijken op het werk van geen anderen schilder. San Marco, het is de poort van den hemel en Beato Angelico heeft wijd die hemelpoorten voor ons opengegooid, zoodat één enkel duize lend oogenblik de glorie van de eeuwigheid ons schijnt te omstralen. Het is maar een smal paneeltje, dat .Laatste Oordeel" van den goeden Beato Angelico. Eigen lijk is het zelfs wat onbeholpen. Hij kon niet eens goed boos zijn en zijn hel, dat zijn dan ook maar vier groote kookpotten, waar vooral advocaten ingaan. Maar zijn hemel, dat is de echte hemel zelf; dat straalt en blinkt en licht en kleurt, dat juicht en is gelukkig en vroolijk, gracieus en met een schroomvolle liefde, zóó dat wij het heelemaal niet vreemd vinden al die engelen en patertjes hand in hand naar den schoonen hemei te zien dansen; dat is om stil te worden van geluk en vreugde en heimwee. En als wij de trap opgaan staan wij voor het heerlijke fresco: de zittende Annuntiatie. „Praetereundo cave ne sileatur ave", „wanneer gij hier voorbij gaat, vergeet dan niet een Wees Gegroet te bidden", schreef fra Angelico er onder. En deze Heilige Maagd is zoo teer en schoon en bovenaardsch en de engel neigt in zoo'n eer biedige en hemelsch-onstoffelijke houding, dat niemand nog ooit een Ave Maria kan hebben gebeden als hier. Zoo is San Marco en zoo Beato Angelico: uit zijn werk spreekt de overtuiging van den onbe dorven idealist, ontheven aan wereld en zonde, de levensbeschouwing van een schuldeloos kind, waarvoor het leven een feest is, beschenen door de hemelsche lichtstralen der genade. Daarom geeft fra Angelico's werk misschien wel niet de hoogste kunst, maar wel de edelste genieting en de zuiverste vreugde van het heerlijke Flo rence. Enkele maanden geleden had in de buurt van Manchester een groteske gebeurtenis plaats. Enkele dorpsjongens wierpen een doode muis in een voorbijrijdenden personentrein. Onder de passagiers ontstond een groote verwarring. Verschillende jonge meisjes vielen flauw, ter wijl enkele oudere dames bij het gedrang, om uit den coupé te komen, lichte verwondingen opliepen. In den coupé waar de verschrikte kre ten werden uitgestooten, werd tenslotte aan de noodrem getrokken en de trein kwam tot stil stand. Het tragi-comische voorval had nog een gerechtelijk naspel, want de jeugdige boosdoe ners werden tot geldboete veroordeeld. Dit op zichzelf weinig belangrijke voorval typeert de vooral bij het vrouwelijk geslacht zooveel voorkomende afschuw voor muizen. Daarom doet de „profetie" van een Engelsche dame, een zekere Mrs. Blowers uit Hampstead, 'wel een beetje vreemd aan. Deze ondernemende dame is namelijk eigenares van de grootste muizenfarm van Engeland, waar 30.000 „knagers" bijeen zijn. Mrs. Blowers, de „muizenkoningin", ver klaart, dat binnen afzienbaren tijd een* bontmantel van muizenvel de „droom" van elke elegante dame zal zijn. Mrs. Blowers heeft vastgesteld, dat haar muizenfarm een zaak is, die haar leider, in dit geval leidster, een aardige verdienste oplevert. Bijna iedere week heeft er in Engeland ergens een „muizenshow" plaats, waarbij haar „lieve lingen" er met de eerste prijzen vandoor gaan. Bovendien is het bedrijf heelemaal niet kost baar: voor vier pond per week (ongeveer 35 gulden) voedert ze al die 30.000 diertjes. Over tollige exemplaren worden aan laboratoria en medische onderzoekingsinstituten verkocht. Er is veel vraag, en de prijzen varieeren van 1% tot 2 gulden per dozijn. Maar zooals gezegd Mrs. Blowers heeft nog heel andere plannen. Zij heeft ontdekt, dat muizenvellen een prach- tigen warmen bontmantel leveren. Ze heeft er zelf reeds een laten maken, doch heeft hem spoedig aan een Amerikaansche verkocht. De vellen zijn natuurlijk klein en voor een mantel zijn er ongeveer 500 noodig. De diertjes van de muizenkoningin vertoonen de meest verschillende kleuren. In ieder geval zijn in haar farm alle denkbare bontmonsters vertegenwoordigd. Tegenwoordig doet de on dernemende vrouw pogingen, om de vellen tot damestaschjes, mutsen en pantoffels te ver werken. Hoofdzaak is de bewerking van de hui den, waarvoor een ervaren bontwerker noodig is. Gebrek aan materiaal is volgens Mrs. Blo wers, dank zij de snelle vermenigvuldiging der dieren, niet te vreezen. Onlangs verzamelde zich voor een telefoon cel te New-York een groot aantal menschen, die allen dringend wenschten te telefoneeren, doch vergeefs moesten wachten. De man, die zich in de telefooncel bevond, was er name lijk absoluut niet toe te bewegen, zijn telefo nisch gesprek te beëindigen, hoewel hij reeds een vol uur had doorgebracht met telefonee ren. Tenslotte verloren de wachtenden hun ge duld; zij rukten met geweld den aan de tele foon zoo spraakzamen man uit de cel. Deze gewelddadige onderbreking van het telefoonge sprek maakte den man zoo vertoornd, dat hij een aanval van woede kreeg en in een zenuw inrichting moest worden opgenomen. In de zenuwinrichting werd de man nauw keurig onderzocht en de doctoren stelden de diagnose, dat de patiënt in zekere mate aan „telefoonzucht" leed. Men ontdekte namelijk, dat de man een manie had om den geheelen dag door te telefoneeren. Geen telefoon was veilig voor hem. Bevond hij zich in zijn wo ning of op zijn kantoor, dan telefoneerde hij voortdurend; passeerde hij op straat een tele fooncel, dan moest hij dadelijk iemand op bellen. De zenuwartsen van genoemde inrich ting verklaarden, dat menschen, behalve aan alcohol en opium, ook aan telefoneeren ver slaafd konden raken. Het aantal menschen, dat aan deze ziekte lijdt, moet, volgens de zenuw artsen van New-York, aanzienlijk grooter zijn dan men in het algemeen geneigd zou zijn te gelooven. De geneeswijze van den „telefoonzuchtige" komt eenigszins overeen met die, welke men toepast op drankzuchtigen en opiumschuivers: hij wordt onderworpen aan een onthoudings- kuur. In de kamer, welke de zieke bewoont, bevindt zich geen telefoon. De muren en deu ren z;jn zoo geluiddicht, dat geen telefoon signaal noch een telefoongesprek uit het ne- venvertrek het oor van den telefoonzuchtige kan bereiken. De patiënt is al weer zoo goed vooruitgegaan, dat hij alleen nog in de middaguren wordt overvallen door een verlangen om te telefonee ren. Tijdens het verdere gedeelte van den dag kan hij de telefoon gemakkelijk ontberen. Wat echter van zeer veel belang is voor den zenuw toestand van den jongeman is het feit, dat hij 's nachts niet meer wordt geplaagd door „te lefoonnachtmerries". De patiënt is aan de be terende hand. De doctoren vragen zich ech ter angstig af, hoe hij zal zijn, wanneer hij de inrichting verlaat. Zal hij niet spoedig weer in zijn oude kwaal vervallen? De toekomst zal dit echter moeten leeren. Als vogelnestjes hangen de kleine winkeltjes der goudsmeden tegen den karak teristieken Ponte Vecchio te Florence Gevangenisbezoeker: „Neemt U me niet kwalijk, maar hebt U misschien een oogenblik tijd voor me?" Lotte en Harry, verloofden, liepen gearmd door de voornaamste winkelstraat. Zij bleven staan voor een uitstalling van meu belen. „Hoe kan iemand zulke stalen meubels mooi vinden," misprees Harry. „Ze doen mij altijd denken aan de folterkamer van een tandarts. Wij zullen onze woning knusser inrichten, nietwaar, schat?" „En ik vind ze juist zoo prachtig," zei Lotte. „Op dat ander soort meubelen ben je al zoo lang uitgekeken. Die hooren voortaan bij oudere menschen. Neen, Har, ons nestje moet hyper modern zijn. Het zou immers niet bij ons pas sen, die zware meubels en die duffe kleeden? Men zou zelf een gevoel van dufheid krijgen, een gevoel of men veel ouder is. Licht enfrisch met helle tinten en natuurlijke kleur. Bijvoor beeld: fijn geel met pauwblauw en dan lichte gordijnen, lichte tapijten, lampen met heldere kappen, tafels met glas...." „Brrr! Alles koud en geen enkele warme tint, die een genot» is voor de oogen," smaalde Harry. „Ik dweep niet met die nieuwerwetsche dingen. Ik word er nu al huiverig van." „Dus.... jU zoudt lompe meubelen verkie zen?" vroeg Lotte een beetje beleedigd. „Er is geen sprake van lompe meubelen, maar van gewone eiken of van een ander soort hout en stoelen, waarin ik mij veilig voel. Die stalen geven mij den indruk, dat ze elk oogenblik door zullen zakken." „Dusjij zoudt beslist houten nemen?" „Natuurlijk!" „Je bent hierin nog vreeselijk antiek," vond Lotte, zich opzweepend. „Maar als je dan maar weet, dat ik geen zin heb, onze woning met dergelijke ouderwetsche prullen te ontsieren. Vader heeft me een prachtige villa beloofd, na tuurlijk modern, modèrn, versta je, endaar passen alleen moderne meubels in. Ik zie daar al de lage kamers met de groote breede ramen, die veel zon en licht doorlaten, gevuld met donkere meubelen en donkere gordijnen. Wat 'n wansmaak! Gruwelijk! Hoe kun je zoo wei nig schoonheidsgevoel hebben?" „Maar 't gezellige, Lotte, het knusse. Ik houd nu eenmaal niet van al dat lichte gedoe." „En ik wel," snauwde Lotte. „Als je dat maar niet vergeet." „En als jij maar niet vergeet, dat ik mij nooit thuis zal kunnen voelen in zoo'n koud aan doende omgeving," wond Harry zich op. „Dus jij zoudt in een moderne villa oude meu bels plaatsen?" spotlachte Lotte. „Geen oude en geen moderne. Ik zou den gulden middenweg nemen. Er zijn tegenwoor dig zulke aardige ameublementen, die niet aan den ouden tijd herinneren, en toch prachtig zijn." „Zie dan maar een vrouw te krijgen, die het hierin met jou eens is," beet Lotte hem toe. „Ik wil geen andere dan stalen." In een wip was ze verdwenen. Harry liep haar na en zei dat dit geen reden was om boos te worden. Lotte hield zich oostindisch doof. Hij stapte naast haar voort, doch op hetgeen hij zei kreeg hij geen antwoord. „Moet het een breuk tusschen ons worden, Lotte?" vroeg hij. „Die is er al," beet ze hem nu toe. Toen hield Harry niet langer aan en sloeg een andere straat in. Lotte liep door en nam de tram om naar huis te gaan. Woedend was ze. Woest! Verbeeld je! Een modern huis met eikenhouten meubels! Haar kennissen zouden denken dat ze heelemaal geen smaak had. En zij met haar moderne ideeën en moderne le vensopvatting, waarover ze altijd uitpakte, zou haar eigen ruiten inslaan. Stel je voor! Ook Harry liep in zichzelf te pruttelen en te foeteren. Wat 'n idee! Stalen meubelen! Gor dijnen als voor een slaapkamer! Neen, dat nooit! Dan moest zij maar met Nico Brasten, dien kwast, dien kwibus, trouwen. Die zou er niet op tegen zijn, dat ze dergelijke misbaksels in huis zette. Hij leek in z'n fatterige kleeding zélf een misbaksel en zijn karakter was al even koud en koel als al dat staal. Ja die twee pasten uitstekend bij elkaar. Hoe had hij ooit een minuut kunnen denken, dat Lotte en hij goed samen overweg zouden kunnen? Als nü de meu bileering al een struikelblok werd, wat zou er dan voor goeds van een huwelijk tusschen haar en hem terechtkomen? Eigenlijk nog maar goed, dat deze eigenschap zich kort na onze verloving openbaarde, vond hij. Maar toch.... Harry mijmerde en hoe langer hij nadacht, hoe dieper de rimpels in zijn voorhoofd wer den en hoe pijnlijker de trek om zijn mond. Een kijkje op de binnenplaats van het Palazzo del Podesta, vroeger tevens ook de Florentijnsche gevangenisThans is liet Nationale Museum er in gevestigd In de drie Baltische randstaten Litauen, Letland en Estland, die hoofdzakelijk door boe ren worden bevolkt, vindt men een even uit gebreide als belangwekkende folklore, welke te ruggaat tot zeer oude tijden. Trouw hebben de Litauers, de Letten en de Esten niet alleen aan hun grooten schat van volksliederen en sagen vastgehouden, die in den barren winter rondom de kachel opgeld doen, maar zij hiel den in den loop der eeuwen met vasthoudend heid aan oeroude gebruiken vast. Tot die gewoonten, welke ongewijzigd ge handhaafd bleven, behooren de begrafenisge bruiken in de Baltische landen. Wanneer daar n.l. een gezinslid is overleden, worden tot de begrafenisplechtigheden de naaste verwanten en de intieme kennissen uitgenoodigd. Een be langrijk onderdeel van het ceremonieel is het begrafenismaal, dat zeer overvloedig moet zijn en waaraan allen aanzitten. Is de heer des hui zes of de huisvrouw gestorven dan moet er een koe of een rund worden geslacht, opdat groo te porties vleesch rondgedeeld kunnen worden. Op den dag van de begrafenis wordt 's mor gens het stoffelijk overschot van den overle dene in de huiskamer opgebaard. Als alle ge- noodigden binnen zijn getreden, wordt na een klein ontbijt het gebed uitgesproken. Daartoe wijst men uit den kring der aanwezigen een z.g.n. „paternieks" (een woord, dat afgeleid is van paternoster) aan, meestal iemand, die den overledene goed gekend heeft. Is de ontslapene een man of een vrouw op leeftijd, dan draagt de zoon het kruis, maar indien een kind ge storven is, brengt het ceremonieel mede, dat ook een kind het kruis in zijn handen moet dragen. Wanneer het stoffelijk overschot van een man ter aarde wordt besteld, worden hand schoenen om het kruis gebonden, bij de begra fenis van een vrouw daarentegen een paar kou sen. Nadat er gebeden is, dragen vier mannen de doodkist uit de woning en tillen haar op den platten boerenwagen. Achter deze kar loo- pen allen mede naar het kerkhof. De naaste familieleden alleen zitten op den wagen bij de kist. De stoet wordt voorafgegaan door den „paternieks", die eveneens in een wagen is ge zeten. Tijdens den gang naar het kerkhof wor den onderweg vele liederen gezongen. Ook de klaagliederen vormen een gewichtig onderdeel van deze typische begrafenisgebruiken, die èn in de steden èn op het platteland streng in eere worden gehouden. De president van de Vereenigde Staten kan er zich op beroemen, dat hij iederen dag een record-aantal brieven binnen krijgt. Dit feit wordt het best belicht door een of ficieel bericht van de postdirectie te Washing ton, die een vrij lang verslag geeft van het briefverkeer van president Roosevelt. Uit dit bericht blijkt, dat president Roosevelt in het afgeloopen jaar niet minder dan 9600 dollar strafporto heeft moeten betalen. Herhaalde ma len heeft men den president aangeraden, om onvoldoende of heelemaal niet gefrankeerde briefzendingen te weigeren, maar dit voorstel LotteHij beminde haar met geheel zijn hart en hij wist nu ook dat hij haar aan niemand gunde en aan niemand zou kunnen afstaan. Dan maar stalen meubelen, besloot hij. Dan maar alles koud en koel, als ik de warme liefde van Lotte maar mag behouden. Hij nam een taxi en thuis begon hij gejaagd een brief aan Lotte te schrijven, waarin hij meldde dat het meubilair van staal zou zijn. Intusschen zat Lotte in diepe gepeinzen ver zonken op haar kamer. Haar woede begon te bezinken. Ze zag Harry al getrouwd met een ander en zichzelf als oude vrijster, want ze zou hem nooit kunnen vergeten. Als ze nu al niet een opoffering voor hem over had, wat zou het dan later worden? Hij had gelijk: er waren tegenwoordig aardige meubelen van verschillende houtsoorten. Annie, haar nicht, had haar huis er gezellig mee ingericht en toch deed het niet ouderwetsch aan. Dat mosgroen kleed en de terra-cottakleurige overgordijnen daarbij en die Perzische kleedjes, de meubels in old-finishwas toch ook wel smaakvol en als Harry die nu liever zag.... En hij was immers haar licht, haar zon.... hem kon ze niet missen, want het leven leek haar nu al zoo somber en treurig, nu ze die breuk tus schen hen veroorzaakt had. Lotte nam haastig papier en pen en begon aan een brief voor hem, waarin ze schreef dat hij het meubilair kon nemen, hetgeen hij ver koos. Ze zou hem er nooit eenig verwijt van maken. Zijn brief en de hare kruisten elkander. Nu stonden ze weer voor hetzelfde vraagstuk. Hoe dit opgelost? Harry belde Lotte aanstonds op. „Kindje, wat maak je mij gelukkig! Maar ik denk er beslist niet meer over houten meu bels te nemen." „En ik wil geen stalen," telefoneerde Lotte met nadruk. „Hoe moet dat nu?" lachte ze, verheugd omdat alles weer in orde was. „We nemen stalen, schat." „We nemen houten, lieveling." „Neen!" „Ja!" Zoo kibbelden zij nog een poosje voort en er dreigde weer een nieuwe breuk te zullen ontstaan, want noch de een noch de ander wilde toegeven. Maar het slot was: beiden von den goed er vooreerst niet meer over te reppen. Doch dien avond ontving Lotte een stalen zitkamer-ameublement van Harry en hij van haar een deftige heerenkamer in old-finish. werd door hem afgewezen, zoodat er een spe ciaal fonds moest worden ingesteld, waaruit de posterijen schadeloos gesteld werden voor de onvoldoend gefrankeerde brieven aan president Roosevelt. Meestal betreft het hier verzoek schriften, waarbij de hulpzoekenden niet eens het weinige geld voor postzegels bezitten en die dan de brieven maar ongefrankeerd zen den, in de hoop, dÉtt ze toch wel in handen van den president zullen komen. De jongste statistiek van het Fransche Mi nisterie van Financiën is een duidelijk bewijs voor de bewering, dat de Franschen als rookers niet behoeven achter te staan bij andere lan den. De tabaksindustrie is, zooals bekend, een staatsmonopolie en haar opbrengsten vloeien wat weinigen bekend zal zijn, voor het groot ste deel naar de schulddelgingskas der regee ring. In twee en twintig over het geheele land ver deelde manufacturen wordt de deels uit België en Noord-Frankrijk, deels ook uit de koloniën te betrekken tabak verwerkt. De onlangs ge publiceerde statistieken over 1937 toonen aan, dat het aantal rookers, dat zelf zijn sigaretten vervaardigt, aanmerkelijk is teruggeloopen. Het verbruik aan snuiftabak is van 1913 (4.627.661 kg.) tot op de helft in 1937 (1.885.413 kg.) terug geloopen; daarentegen is het aantal pruim tabaksverbruikers nauwelijk verminderd. Het verbruik aan sigaretten, sigaren en pijp tabak heeft zich, in vergelijking met de voor oorlogsjaren, verzesvoudigd! Terwijl echter gedurende de inflatiejaren 1925-'26 nog 1400 tonnen der in Frankrijk duur verkochte sigaret ten in rook opgingen, is het sigarettenverbruik in 1937 op 676 tonnen teruggeloopen. De cijfers van 1936 en '37 verschillen weinig met elkaar: in '36 rookten de Franschen 51 millioen 361.119 kg. sigarettentabak en in het afgeloopen jaar 51 millioen 270.797 kg. De hoogere inkomsten van 4.570.850.000 francs tegenover 1936 (4.170.058.000 frans) zijn uitslui tend te danken aan het hooger opvoeren der tabaksprijzen. De beste klanten voor den staat zijn, zooals de statistiek aangeeft, de Parijzenaars en de overige bevolking van het Seinedepartement, die 20 procent van alle tabaksverbruik in Frankrijk voer hun rekening nemen. Dan volgen de departementen Nord en Elzas-Lotharingen In Engeland valt in den laatsten tijd een eigenaardige emigratie waar te nemen. Het is geen emigratie van arme lieden, die in over- zeesche gewesten werk trachten te vinden, noch een uittocht van avonturiers, die in vreemde streken hun geluk zoeken. Neen, het is een emigratie van zeer welgestelde en zelfs rijke Britten. Het doel van hun reis is het eiland Nassau, behoorend tot de Britsche Ba- hama-Eilanden in den West-Indischen Oceaan. Zooals een onlangs gepubliceerde statistiek aantoont, steeg het aantal vreemdelingen, dat in den loop van het jaar 1937 het eiland be zocht, van enkele honderden in het vooraf gaand jaar op 77.000! Ofschoon ook het groot ste gedeelte hiervan tot toeristen behoorde, die binnen bepaalden tijd weer naar Engeland te rugkeerden, waren er toch velen, die besloten zich op het eiland Nassau te vestigen. Het is echter niet alleen om den eeuwigen zo mer en 't zeer gunstige klimaat, dat 't eiland Nas sau, evenals Capri, Mallorca en Madeira, zoo veel rijke lieden trekt. Nassau's aantrekkings kracht bestaat in het feit, dat men er geen inkomstenbelasting kent! En toch profiteert de Britsche overheid van het eiland Nassau, n.l. door middel van de hoo ge uitvoerrechten en op Britsche waren, welke op het eiland worden ingevoerd, geeft de regee ring tevens nog een aanmerkelijke reductie, zoodat het leven op het eiland inderdaad goed koop moet zijn voor Engelsche onderdanen. De Bahama-Eilanden liggen dichter bij Amerika dan bij Engeland en het is daarom niet te verwonderen, dat de rijke Amerikanen het voorbeeld der Engelsche millionnairs vol gen en zich eveneens op het eiland Nassau, het paradijs voor de belastingbetalers, vestigen! In Joego-Slavië is het de gewoonte een dame die men begroet, de hand te kussen. In Bosnië heeft een aantal studenten besloten deze ge woonte uit te roeien, omdat het geven van een handkus niet alleen onaesthetisch en onhygië nisch zou zijn, doch ook, omdat heden ten dage de Oost-Europeesche vrouw evenveel rech ten geniet als de man, waaruit de studenten de conclusie trekken, dat de man niet langer meer alle middeleeuwsche beleefdheidsfrases tegen over de dame in acht behoeft te nemen! Onlangs zou deze club een vergadering hou den in de Joego-Slavische hoofdstad. De bijeen komst ging echter niet door, daar de vrouwen verenigingen van Belgrado openlijk hadden la ten bekend maken, dat zij in geen geval in con nectie wenschten te treden met heeren, die lid waren van de „Club der Anti-Handkussers". En om eventueele oneenigheid tusschen de dames en heeren te voorkomen, besloot de raad van Belgrado de bijeenkomst maar te verbieden. In de provincie Sjansi is op het landgoed van de Chineesche dame Szu een groote bomvrije kelder gebouwd, waarin de zonder linge vrouw met haar roode vaas vlucht, wanneer gevaren vanuit de lucht haar stil le woning bedreigen. De zorg van deze Chi neesche voor haar roode vaas zal men al leen kunnen begrijpen, wanneer men weet, dat zij met deze vaas getrouwd is. Vijf en vijftig jaren geleden kon de genera»' en mandarijn Szu zijn vriend en buurman Liang Ki, rector van de keizerlijkeuniversi teit te Peking, mèdedeelen, dat zijn echtgenoo" te hem een dochter had geschonken. Toen z denzelfden avond deze gebeurtenis bij een kop thee bespraken, deed Liang Ki opeens 'n v0°r' stel, om die kleine dochter nu reeds met zU® zoon, die zoo juist vier jaar oud geworden w»s te verloven. Dat was niets bijzonders in Chin»' De ouders regelden altijd de huwelijken kinderen en het gebeurde maar zelden, dat kinderen niet bereid waren de wenschen hun ner ouders te vervullen. Vijftien jaar later, toen de dochter van ëe' neraal Szu tot een schoon jong meisje w® opgegroeid, zag zij voor den eersten keer haai verloofde, den zoon van Liang Ki. De vaders en het lot hadden het blijkbaar goed met haaf voor gehad, want het werd bij den jongen rn®® en ook bij zijn bekoorlijke kleine bruid een lief® op het eerste gezicht! In de daarop volgende weken werkte men i® de zijdespinnerijen in en rondom Peking de vervaardiging van feestgewaden voor de dochter van generaal Szu en den zoon van de® rector Liang Ki. De bruiloft zou een groot* gebeurtenis worden. Drie dagen voor de hu welijksplechtigheid echter werd de zoon va* Liang Ki het slachtoffer van een doodelijk oU' geluk. Alle geluk werd in één oogenblik vernietig0' Doch het sterfgeval bracht Liang Ki behah' veel verdriet ook een bittere teleurstelling: had namelijk bij generaal Szu weten te ®e' reiken, dat de bruidschat van diens docht^ ongeveer 200.000 Chineesche dollars zou hedr»' gen. Zoo'n bruidschat zou dan volgens de oud traditie steeds in de schatkamer van de famj' lie verdwijnen. De familie Liang Ki zou dus dezen rijken bruidschat moeten missen, waf- neer men althans geen uitweg wist te vinden- Toen Liang Ki van het eerste verdriet ove den dood van zijn zoon bekomen was, heg°B hij te zoeken in de oude geschriften van J®. hem ter beschikking staande bibliotheken. ÖjJ herinnerde zich, eens iets over het huweli) met een doode gelezen te hebben. Eindelij** vond hij meer nauwkeurige gegevens over ee® handelwijze, die 2000 jaar geleden dikWÜ'^ werd toegepast het betrof het huwelijk de roode vaas. Wanneer men dezen weg in wandelde, dan was de bruidschat voor de f®' milie Liang Ki gered. Op handige wijze wist Liang Ki het do® smart en verdriet geheel gebroken meisje bewegen, om in dit huwelijk met de roode va® ter herinnering aan de groote liefde voo> zijn zoon toe te stemmen. Hoewel genera® Szu den truc doorzag en wel begreep, dat i1® Liang Ki alleen om den bruidschat te doe® was, kon hij er met het oog op de bestaan® verloving niets tegen doen. ti In stilte vroeg Liang Ki de toestemming v®^ den keizer, die voor zoo'n huwelijk noodig Hij verkreeg deze voor een prachtig geschen*' dat hij naar het keizerlijk paleis zond. Et verklaring voor de vertraging van het huweli)®' zeide hij tot generaal Szu, dat hij door eenjg^ van zijn secretarissen in de Chineesche Pr0V'IL cie naar een bijzonder schcone roode v® liet zoeken. Want de vaas, die zijn zoon z° vervangen, moest een wonder van kunst zift' Eindelijk had hij een meesterstuk ontde» Hij werd met de grootste zorg naar Peking 8® bracht. En een paar dagen later werd de doe® ter van generaal Szu met deze vaas in 1 huwelijk verbonden. Nog denzelfden dag Liang Ki den bruidschat halen. De arme kleine bruid echter trok zich i® de provincie Sjansi terug, waar Szu voor haar een klein landgoed liet inrichten. Bier leeft zij nu in de herinnering aan haar ge liefden man en in de vereering voor haar roode vaas. Sinds de bommen in Sjansi vallen en de r®® chinegeweren knetteren, verkeert de vrouw bange zorgen om de roode vaas, waaraan alle teederheid schenkt, die haar echtge®0^ zou toekomen, wanneer een tragisch lot he niet zoo vroeg van haar had weggerukt. BELOONING -gjj Echtgenoot: „Nu heb je al in acht da°et> geen woord gesproken, omdat ik je dien nien^ hoed geweigerd heb; als je me belooft nog dagen te zwijgen, krijg je 'm van me!" DE AAP UIT DE MOUW. „Dat is ook vervelend: ze hebben me 8e Zgt dat ik onmiddellijk naar het buitenland gaan." .«j „Nou ja, maar je behoeft toch niet het advies van een dokter op te volgen!" „Het was geen dokter, het was een advoca» HET VERSCHIL. Tante ontdekt op de kinderpartij een kle"1' jongen, dien ze nog niet kent. „Wat is dat voor een nieuw gezicht," vr® ze. „Dat is geen nieuw gezicht," zegt de jongen; „het is alleen maar gewasschen!" ,e® EEN KLEINE SCHELM. Onderwijzer: „Zou één van jullie een uit het hoofd kunnen teekenen?" Max; „Ja, ik, meneer!" Onderwijzer: „En wat voor een?" Max; „Ruitenaas!" EEN AFRIKAANSCH BLAUWTJE. Zij: „Jij nie begrijp nie, waarom ik nie trbuw nie met jou!" Hij: „Ik nie denke kan nie Zij: „Ja, jij goed geraden heb!" Men denkt er in Engeland over de z schoolborden in witte te veranderen, die beschreven worden met zwart krijt. Eenig® leerden hebben verklaard, dat zulks beter 's de oogen der scholieren. De vier scherpe snijtanden van den zijn voor hem van het grootste belang irl ge- strijd voor het bestaan. Elke tand i£ plaatst, dat hij dien in de tegenoverlig» erf> kaak ontmoet en ze elkaar aldus zoo s geslepen houden als een mes.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 8