JietmfJmd van den dag De avonturen vaneen verkeersagent je ALLE ABONNÊ'S F 250- h I een oogstaande vrouw De groei van Deli Antoon Coolen en Dr.P. H. Ritter Jr. schreven N.-BRABANT ZEELAND HILLE'S nieuwe ALBUM DONDERDAG 19 MEI 1938 Drie-kwart eeaw cultures Staatshoofden in het Vaticaan S 60 ct. by Uw leverancier 75 ct. fr. p. p. Giro 55836 HILLE'S BESCHUIT Het was op 5 Mei jj. vijf en zeventig jaar geleden dat de planter Nienhuys in Deli landde, en van dat oogenblik af is feitelijk de opkomst van dit gebied als cul tuurland begonnen. Ter herinnering aan deze gebeurtenis wijdt „Onze Mail", het veertien- daagsch orgaan van het K.I.B. een uitgebreid artikel aan deze bloeiende landstreek in onzen Oost-Indischen archipel. Wie nu in Deli arriveert, aldus het ook uit geschiedkundig oogpunt belangwekkend arti kel, ziet daar een mooie haven met kaden en groote loodsen, ziet daar verschillende schepen liggen, als bewijs, dat hier een levendige han del bestaat. In werkelijkheid is de Oostkust van Sumatra, kortweg Deli genaamd, naar het voornaamste, want eerst-ontgonnen, landschap, wel het welvarendste deel van Indië. Hoewel veel kleiner dan Java, is 't toch wat opbrengst en uitvoer betreft, daarmee bijna ge lijk. Wat de groei van Deli in die drie-kwart eeuw beteekent, voelt men als men bedenkt, dat Java reeds eeuwen ontgonnen is. Inderdaad is hier gewerkt met een snelheid, die „Amerikaansch" mag heeten. Het liet zich in den beginne echter niet zoo rooskleurig aan zien en bij de herdenking van het vijf-en-ze ventig-jarig bestaan van dit cultuurland, mag zeer zeker een herinnering aan de mannen van stavast, die Deli in den beginne in cultuur heb ben gebracht, niet ontbreken. Jacobus Nienhuys, Amsterdammer van ge boorte, zoon van een tabaksmakelaar, zelf ta baksplanter op Java en in dienst van de Rot- terdamsche firma Van den Arend, heeft min- of-meer bij toeval Deli „ontdekt". Zijn lastgevers, de heer Van den Arend en zij die met hem waren geassocieerd, hadden den flinken, nog jongen man naar Java ge zonden om daar tabak te planten. Men wilde als tabakshandelaren eenigermate onafhankelijk zijn en dus zelf het product telen. Het gelukte echter niet gronden in bezit te krijgen waarop een onderneming op Java zou kunnen worden geopend. Totdat de heer Nien huys in kennis werd gebracht met een Ara bier, die hem wijsmaakte, dat hij een familie lid van den Sultan van Deli was. Hij beschreef de streek aan de Oostkust van Sumatra als een rijk land, waar zeer zeker veel producten zouden kunnen worden opgekocht. Nienhuys ging naar Deli, na overleg met zijn lasthebbers, en vond slechts moeras en oer woud, met een bevolking waarmede als werkkracht weinig viel aan te vangen. Feitelijk is de opkomst van Deli dus in eer ste instantie aan dien Arabier te danken, waar om wij het wel wat erg kras vinden, dat hij in alle gedenkboeken en geschriften als oplichter gebrandmerkt staat. Hij mocht dan Nienhuys wat op de mouw hebben gespeld, rijkdom was er in Deli te vin den, dat merkte de eerste planter ook al heel gauw. Namelijk vruchtbare grond, een goed klimaat en een gelijkmatige regenval. Nu hij er toch eenmaal was, besloot Nien huys, wederom in overleg met Van den Arend, het hier maar met de tabakscultuur te probee- ren. Wij kunnen ons slechts voorstellen, welke moeilijkheden de vastberaden mian te over winnen had. Werkvolk moest hij halen van Malakka, van Penang, want de bevolking van Deli was hiervoor niet geschikt. Gronden moest hij inhuren, loodsen bouwen, kortom alles moest nog gebeuren, want er was niets. Nienhuys heeft volgehouden en Van den Arend bleef hem steunen. De Rotterdamsche koopman stelde groot vertrouwen in zijn ver tegenwoordiger, maar ook in den toenmaligen Sultan van Deli, in wien hij een welwillend mensch zag, te oordeelen naar de rapporten van Nienhuys. Zoo kon na eenige jaren de eerste tabak naar Nederland worden verzonden en dit product maakte zulk een goeden indruk, dat men be sloot door te gaan. De onderneming werd ge vestigd en uitgebreid. Men kreeg tegenslagen; niet elk jaar verliep gunstig en na zeven jaren was het nog vrijwel een avontuur, waar de fir ma Van den Arend geld had bijgelegd. Men had echter het bewijs gezien dat hier prima tabak te telen was, dus hield men vol. Nienhuys wilde de zaak grootscher aanpak ken, doch de firma Van den Arend voelde hier voor weinig. Men had vertrouwenzeer zeker! doch de resultaten waren niet zoodanig ge weest, dat een groot kapitaal mocht worden gewaagd. Nienhuys, teleurgesteld In zijn verwachtin gen, begaf zich naar Holland en wist daar ka pitaal te vinden voor de cultuur in grooter omvang. Met behulp van de Nederlandsche Handel-Maatschappij werd toen de Deli-Maat- schappif opgericht, welk concern tot nu toe de grootste maatschappij is geweest op het ge bied van de tabakscultuur. Het voorbeeld van Nienhuys vond al heel gauw navolging. Zijn eerste navolgers waren echter vreemdelingen, twee Zwitsers en een Duitscher. Deze bepaalden zich niet uitsluitend tot de tabakscultuur, doch hielden zich ook bezig met de teelt van muskaatnoot en klapper. Zelfs de, toen nog jonge, Deli-maatschappij bepaalde zich niet tot tabak alleen, doch pro beerde het onder andere ook met den aanplant van koffie. Aan Nienhuys komt niet alleen de eer toe het rijke cultuurland te hebben „ontdekt", doch hij heeft en dat wordt nog weinig beseft ook dadelijk de grondslagen gelegd voor de tabaks cultuur, de methoden ingevoerd, welke feitelijk tot heden ten dage worden gehandhaafd. Na melijk: een kundige behandeling van den aan plant, waarbij meer gelet wordt op kwaliteit dan op hoeveelheid en streng persoonlijk toe zicht van den Europeeschen planter, zoodat deze alle werkzaamheden van den arbeider con troleert en nagaat. Nog altijd is dit het „Deli-matjem". Een as sistent op een tabaksonderneming krijgt nog altijd een afdeeling van zooveel velden (een arbeider beplant een veld) toegewezen als hij persoonlijk kan nagaan. Dus een jong assistent een kleine afdeeling; een ervaren en bekwaam planter een grootere. Men denke niet, dat deze werkwijze onmid dellijk kon worden toegepast. Integendeel: er waren in de eerste jaren zeer weinig Europee- sche assistenten, zoodat de ondernemers, de ad ministrateurs, handen vol werk hadden om al les te controleeren. Er is in alle opzichten in die begin-jaren enorm gearbeid. Deli is altijd een land van flink en hard werken geweest, doch wat die eerste mannen hebben moeten verzetten, voor de ta bak kon worden verscheept, moet wel aan het wonderbaarlijke grenzen. Als ooit menschen den naam van pionier ver diend hebben een eere-naam dan zijn het wel Nienhuys en zijn navolgers in de eerste ja ren. Moeilijkheden met werkvolk, dat gehuurd werd en gedeeltelijk weer wegliep (na natuur lijk voorschot te hebben ontvangen) waren er steeds; soms ook nog moeilijkheden met de lastgevers, met de bevolking, speciaal de Batak kers, die in 1872 tot oproer kwamen, waartegen onze regeering krachtig moest opkomen. De ondernemingen stelden toen zelfs haar koelies beschikbaar voor de militaire macht voor het uitoefenen van verschillende diensten als het dragen van materiaal, enz. De Deli Maatschappij, welke reeds dadelijk beschikking had gekregen over uitgebreide gronden, voor een groot gedeelte destijds door den Sultan aan Nienhuys afgestaan, pakte de zaak vrij groot aan. Zij opende van 1870 af ver schillende ondernemingen, de een na den an der. Al spoedig had dit concern een zeer groote oppervlakte in cultuur. Omstreeks 1870 was ook een ondernemend planter, jhr. Leyssius, die eveneens als Nien huys van Java kwam, voor eigen rekening met het planten van tabak begonnen. Hij werd door eenige vrienden op Java financieel geholpen en uit deze combinatie ontstond de Deli-Batavia Maatschappij. Zoo verdween steeds meer het oerbosch voor het cultuur-land en Deli werd een productie gebied van beteekenis voor tabak. De kwaliteit van dit product was buitengewoon. Door zorg vuldige behandeling werd het blad van een fijnheid, een elasticiteit en een weerstand, wel ke bijna ongezien was. Het verkreeg een naam, welken het behouden heeft tot op dezen dag; het Deli-blad is onovertroffen. Dit succes leidde tot steeds meer uitbreiding. Deli was al spoedig te klein geworden en men keek uit naar de aangrenzende landschappen Langkat en Serdang. Ook hier begon men de tabakscultuur te bedrijven. Het valt te begrijpen, dat men niet kon voort bouwen op de toestanden zooals die bestonden in het jaar, dat Nienhuys aan wal stapte. Er diende orde en regel te zijn; er moesten rechten en plichten zijn, zoowel wat de huur van den grond als wat de verhouding tot het werkvolk betrof. De man, die van de zijde der ondernemers alles gedaan heeft om den toestand in goede banen te leiden, is wel geweest de heer J. T. Cremer, hoofd-administrateur van -de Deli Maatschappij, later Minister van Koloniën en gezant te Washington. In 1879 werd de Deli Planters Vereeniging opgericht, welke tot taak zou hebben de rech ten der ondernemers te behartigen, waarom zij een schakel was tusschen de planters en de overheid, maar welke ook de orde onder de planters zou handhaven. Wie thans langs den mooien weg van Bela- wan, de havenplaats, naar Medan rijdt en daar de fraaie gebouwen, den schitterenden centralen passar en nog zoovele andere inrichtingen be ziet, kan zich moeilijk voorstellen, dat nog maar een dikke zestig jaar geleden Medan nog niet eens de hoofdplaats van Deli was. Oor spronkelijk was Laboean-Deli de hoofdplaats. Daar had men het Deli-hotel, een atappenge- bouwtje, de plaats waar men, zonder veel com fort, kon logeeren en men in gezelligheid bijeen kon zitten. „De Roode Aap" heette het hotel onder de planters. Eerst later werd Medan het centrum, voor namelijk omdat de Deli-maatschappij haar kantoor daar vestigde. Om die kantoren heen kwam de stad, die opgroeide in hetzelfde tem po, waarin het cultuur-land zich ontwikkelde. In den beginne was het ook op Medan nog een „vrijgevochten" boel. Waar nu de „Espla nade" is, waaromheen een mooi postkantoor, bankgebouwen en keurige hotels liggen, plantte men vroeger tabak. De weinige menschen, die bij tabaksvelden woonden, konden des nachts de tijgers hooren brullen en de olifan ten hooren trompetten. Men verhaalt zelfs hoe een officier, te Medan gelegerd, de gewoonte had om van de sociëteit naar het kampement gaande, des avonds een lantaarn en een geit mee te nemen. De lantaarn om hem bij te lich ten, de geit om bij een overval van een tijger te dienen tot eerste prooi van het wilde dier, zoodat de officier zich in veiligheid zou kun nen brengen. Eerst later kwam er een hotel, het Medan- hotel, op dezelfde plek waar het nu nog maar dan natuurlijk veel vergroot en verfraaid staat. Maar de vooruitgang ging snel. Er w«srd winst gemaakt en Sumatra's Oostkust trok steeds meer menschen, die hier hun geluk wilden be proeven en het in den regel ook vonden, als zij beschikten over werkkracht en energie. Het waren bij lange na niet allen Hollanders. Het aantal Duitschers en Zwitsers, dat meege werkt heeft aan de opkomst van Sumatra's Oostkust, is, van den aanvang af, vrij groot geweest. Nog vindt men in Deli vele buitenlan ders. Het moet ook gezegd, dat het gewest aan hen veel te danken heeft. De samenwerking tusschen de planters gaf ook aanleiding tot het bestudeeren van de beste methoden voor de behandeling van tabak. Men wisselde wel gegevens uit, men bracht in dien dit in overeenstemming was met eigen be lang elkander op de hoogte, maar ideaal was die toestand natuurlijk niet, vooral niet waar de Deli-tabak zulk een buitengewoon nauwge zette verzorging noodig had om de kwaliteit te handhaven. Het was echter eerst in 1893, dat men over woog een proefstation voor tabak op te rich ten. Voordien had men tegen de kosten opge zien. Twee jaar later kwam het proefstation tot stand en men begon met het onderzoek en de analyseering van den bodem, het bestudee ren van bemesting, enz. Het Deli-proefstation heeft voor de tabaks cultuur enorm veel gedaan. Het wetenschappe lijk onderzoek heeft hier altijd op hoog peil gestaan en de resultaten zijn ook duidelijk te merken geweest. In 1890 was de Deli Spoor tot stand gekomen, waardoor het vervoer natuurlijk ten zeerste werd vergemakkelijkt en versneld. Te voren geschiedde dit vervoer voor vrachten uitslui tend per ossenkar, voor menschen met andere vervoermiddelen of te paard. Omstreeks 1890 bleek het ook, dat men met de tabakscultuur wel wat te snel vooruit was gegaan. Niet alle gronden bleken even geschikt hiervoor. Er kwamen tegenslagen en diverse ondernemingen moesten sluiten. Andere dien den zich te bepalen tot gronden, welke het meest geschikt waren. De inperking heeft ook haar nut gehad. Hierdoor werd namelijk ruimte gelaten voor andere culturen dan die van tabak. Vooral in Serdang breidde de koffie-cultuur zich uit. La ter moest door verschillende omstandigheden die cultuur weer worden gestaakt. Er zou echter een andere haar plaats inne men. Aar} den Overwal, dat wil zeggen in Ma lakka, was men namelijk reeds begonnen niet de rubber-cultuur. Men kende de vruchtbaarheid van Sumatra en besloot ook die cultuur daar te beginnen. Aanvankelijk, omstreeks 1900, op kleine schaal ingezet, breidde de rubber-cultuur zich na 1903 op geweldige manier uit. Voornamelijk door de rubber is het geheele gewest omgezet in een groot cultuurland. Maar ook daar zou het niet bij blijven. Men begon de thee-cultuur op de berghellingen in Siantar. Ook hier stelde Deli niet teleur; de oogsten waren overvloedig en spoedig werd het land opengegooid en namen thee-ondernemin gen de plaats in van het oer-bosch. De cultuur van olie- en vezel-palmen volgde. Deze laatste cultures vooral door het feit, dat de Handelsvereeniging „Amsterdam" het oog naar Sumatra's Oostkust wendde, toen men de kracht der maatschappij wenschte te vergrooten door het risico over meerdere cultu res te verdeelen. Zoo is het steeds hcoger gegaan. Steeds voor uit en nu, na vijf-en-zeventig jaar, ligt daar aan Sumatra's Oostkust een gewest, dat wel het meest-welvarende van Nederlandsch-Indië mag worden genoemd. Wij hebben het gehad over den rijkdom van het land, over de ondernemingen, die hier uit den grond werden gestampt en over de win sten die gemaakt zijn. Het zou een tekortkoming zijn om niet te spreken over den arbeider, den koelie, die hier aan die opkomst heeft medegewerkt. Flinke menschen werden de Javanen hier, goed ge drild, maar ook goed verzorgd. Voor den arbeider zijn moderne hospitalen en ziekenhuizen opgericht. Hij stond onder medi sche controle en thans bestaat in Deli een voorbeeldig systeem van koelie-behandeling. De arbeider moest hier werken, maar hij kreeg ook goede verzorging daarvoor. Hoe duur de rijst mocht zijn, hij kreeg het van de onderne mingen tegen luttelen prijs. Vandaar ook dat in depressie-tijden de Inlandsche arbeider ter Oostkust heel wat minder te lijden heeft dan zijn broeder elders in Indië. Daar ligt nu een groot cultuur-land aan de kust van Sumatra, vijf-en-zeventig jaar oud, jong dus als land, maar een toonbeeld van wel vaart en ordening, een gewest waar men het beste'vindt op het gebied van tropen-hygiëne, een gewest waar Nederland trotsch op kan zijn. Als de Italiaansche katholieken met leede oogen hebben aangezien, dat de Führer tijdens zijn bezoek aan Rome het blijk baar niet de moeite waard vond, om den H. Vader zijn opwachting te maken, dan is zulks te verklaren, omdat de Führer van het Duit- sche Rijk een uitzondering maakte op de hou ding van vele staatshoofden, zelfs protestant- sche en mohammedaansche, die, ter gelegen heid van een bezoek aan den Koning van Italië, het Vaticaan niet voorbijgingen. Het record op dit gebied staat op naam van Koning Gustaaf XI van Zweden, die in 1927, in 1929 en 1930 door den H. Vader in particu liere audiëntie ontvangen werd. Ook Koningin Elisabeth van België werd meermalen door den H. Vader ontvangen, voor de eerste maal in 1922, toen zij met haar ge maal Koning Albert te Rome vertoefde. Zij waren de eerste katholieke souvereinen, aan wie het vergund was na de tragische gebeurte nissen van 1870 een bezoek af te leggen aan den H. Vader. De Belgische souvereinen werden een tweede maal ontvangen door Pius XI in Januari 1930, toen zij in Rome waren ter ge legenheid van het huwelijk van Prinses Marie- José met den prins van Piemonte. De meest plechtige koninklijke audiëntie van de laatste vijftien jaar in het Vaticaan was die van Koning Alphons en Koningin Victoria van Spanje in November 1923. Het ge heele H College was bijeen in de Consistorie zaal, waar een rede gehouden werd door den Koning en door den Paus. Deze gebeurtenis baarde des te meer opzien, omdat de konink lijke audiënties zich gewoonlijk afspelen in de particuliere vertrekken van den H. Vader, De bankier maakte den expres-brief open. Hij las: „Waarde Balton, Ik zft ontzettend in de knel. Ik heb beslist een vertrouwd persoon noodig, en jij bent de éénige, in New-York, dien ik goed ken, en die me kan helpen. Luister. Zooals je weet, ben ik sinds enkele maanden verloofd, en héél gelukkig. Beter ge zegd: ik was gelukkig want op het oogenblik lesf ik onder een afschuwelijke bedreiging. Ik ben altijd een beetje vertrouwelijk geweest met mijn secretaresse. Het was verkeerd van me, ik weet het, maar het meisje leek me een vroo- lijk en eerlijk kind, en van mijn kant had ik ook heelemaal geen verdere bedoelingen. Maar nu is ze mijn verloving te weten gekomen, en springt ze me in m'n nek. Ze maakt gebruik van een paar briefjes, die ik haar vroeger wei eens geschreven heb, om een flinke schadeloos stelling van me te eischen. En bij wijze van onderpand heeft ze zich meester gemaakt van een paar aandeelen, die een cliënt bij me ge deponeerd heeft een waarde van vierduizend gulcïen! Zij was de eenige op mijn kantoor, die óók het slot van mijn brandkast kende. Hoe kan ik ooit de verdwijning van die stuk ken verklaren/ Dan moet ik den diefstal aan geven maar dan komt ook alles aan 't licht en dat wil ik tot iederen prijs vermijden. Die secretaresse van me heet Margeret Cor- win. Voor het oogenblik is ze uitgeweken naar New-York, waar ze woont in pension Hawkins, en mij verwacht, om de zaak af te wikkelen. Ze weet, dat ik het niet zal aangeven en daar maakt ze gebruik van, dat canaille!- Ik kan onmogelijk weg uit Boston. En van den anderen kant heb ik ook niet den minsten lust, omdat schepsel te ontmoeten. Knap jij het zaakje voor me op, wat ik je bidden mag! Jou, als bankier, moet het niet moeilijk vallen, die stukken en die brieven uit haar handen te krijgen. Bied haar geld: drie- of vierhonderd gulden ga tot vijfhonderd, als het niet an ders kan. Maar zorg, dat je alles terug krijgt. Met grooten dank bij voorbaat, John Pieker." De bankier keek op zijn horloge. H'm, meende hij ik zou het nog wel vóór beurstijd kunnen opknappen. Net wat voordien stommen Pieker, om zich op die manier te la ten beetnemen! De inlichtingen van zijn vriend Pieker ble ken juist te zijn. Inderdaad was juffrouw Cor- win in pension Hawkins aanwezig en Mr. Bal- ton had niet de minste moeite de jongedame te bewegen, om onmiddellijk op zijn kantoor te komen. De juffrouw heeft dus gestolenbegon de .bankier. In beslag genomen, bedoelt u, viel de jonge dame hem in de rede. In beslag genomen zekere effecten van me neer John Pieker, bij wijze vaneh.... Nauwelijks waren ze uit de vliegmachine gestapt of ze gingen de maankaart raadplegen om te zien of ze op den goeden weg waren. „Daar is het plekje, dat door den koning is aangewezen," zeide de professor. „Nou, dat wordt me ook een heele uitzoekerij," merkte de agent op, die van kaartlezen niet veel verstand had. Vermoeid van het piekeren, gingen ze tegen een boom rusten. En weldra vielen ze in slaap. Het was dan ook zoo rustig, dat men een speld kon hooren vallen. En ze snorkten in koor. zonder deelname van de kardinalen en zonder dat officieele toespraken gehouden worden. Er deed zich toen een incident voor, hetgeen aan leiding was om een dergelijke inbreuk op het protocol niet meer te dulden. In aanwezigheid van kardinalen van het H. College en de waar digheidsbekleders van het Pauselijk Hof bood Koning Alfons in zijn vurige toespraak aan den H. Vader aan, om een kruistocht te beginnen tegen de vijanden der Kerk, maar hij vroeg tevens, dat in het H. College nog andere ver tegenwoordigers zouden worden toegelaten van Latijnsch Amerika dan alleen de Aartsbis schop van Rio de Janeiro, en dat in de Pause lijke Nobelgarde ook leden van den Spaan schen adel zouden mogen worden opgenomen. Pius XI was over deze verzoeken, waarvan hij tevoren niet op de hoogte was gesteld, niet bijster te spreken. In zijn officieele toespraak repte de H. Vader er met geen woord over, maar bij het particuliere onderhoud met den koning uitte de H. Vader den wensch, dat dit gedeelte van de koninklijke toespraak niet ge publiceerd zou worden, maar de vorst verklaar de, dat hij den tekst van zijn toespraak reeds tevoren aan de Madrileensche dagbladen had verstrekt. De H. Vader ontveinsde zijn mis noegen daarover niet. Eerst in 1935 gaf hij aan latijnsch Amerika een tweeden kardinaal, en koning Alfons was toen reeds vier jaar onttroond, zonder zijn wensch met betrekking tot de Nobelgarde in vervulling te hebben zien gaan. De andere staatshoofden, die door den H. Vader in audiëntie werden ontvangen, waren De Alvear, president van de Argentijnsche repu bliek in 1922; Koning George en Koningin Mary van Engeland in 1923; Ras Tafari, toen regent van Abessynië, nu ex-Negus, in 1924; Cosgrave, pres. van den Ierschen Vrijstaat in 1925; Koning Foead van Egypte en M. King, pre sident van de republiek Liberia in 1927; Koning Aman Ullah van Afghanistan, sindsdien ont troond en in ballingschap levend in Rome, in 1928; Koning Victor Emmanuel en Koningin Helena van Italië in 1929; de Groot-Hertogin van Luxemburg, Prins Louis II van Monaco en Koning Boris van Bulgarije in 1930; de Valera, president van den Ierschen Vrijstaat, in 1933; de regent Horthy van Hongarije in November 1936. Hitler had gerust naar den rechterover van den Tiber kunnen gaan, inplaats van een open plaats te laten in de historie der vorsten, die de Eeuwige Stad bezochten. Deze openlijke negatie van een staatshoofd zal steeds een donkere bladzijde blijven in de annalen van het Derde Rijk. Van onderpand inzake schadeloosstelling! juist. Meneer Pieker zou het kunnen aangeven.. Dat doet hij niet. Daar ben ik absoluut zekel van. En als hij het tóch deed? Wees voorzichtig' Als ik u nu toch zeg, dat hij het niet doet! Zeer juist. Mijn vriend is ook werkelijk niet van plan, om het aan te geven. Maar hij heeft een voorzichtigheidsmaatregel genomen: M heeft aangifte gedaan, dat hij de stukken ver loren heeft, en de betreffende serie laten annu- leeren. Op die manier is het verlies ongedaan gemaakt. Wat een ploert! riep de jongedame uit. Zooals u ziet, kunt u de stukken dus netjes bewaren, maar ze nooit verhandelen. (Zoo'n idee kan alleen bij een beursman op* komen!) Het is een echte gemeene vent! herhaalde juffrouw Margaret. Hij verdedigt zich zoo goed en zoo kwaad als hij kan, vond de bankier. Maar ik heb nóg 'n pijl op m'n boog, ze' juffrouw Margaret. De brieven! Kostbare brie* ven! Bravo! Het is juist voor die brieven, dat iK u hier heb laten komen. Voor hoeveel zou u bereid zijn, mij die fameuze brieven af t® staan? Voor den prijs, dien die effecten waard zUD geen cent minder. Ik bied u 10 pet. Ja? Vierhonderd gulden? Geen kwestie van! De aandeelen zijn omlaag, juffrouw. Kan wel wezen. Maar eigenhandig geschre ven brieven zijn omhoog! Nu, vijfhonderd tiiIint dan, zei de ban- kier. Vijfhonderd. Doet Overtroefd u het, vóór ik er spijt van krijg! f Nu? Goed dan. Een kwartier later waren de stukken en be scheiden in de brandkast van Mr. Balton op geborgen, en had de bankier een chèque voor het gevraagde bedrag uitgeschreven. Mr. Balton grijsde. Waarde Pieker, schreef hij in haast, ik heb het voor vijfhonderd met juffrouw Corwin af gemaakt. De papieren en brieven zijn in vei ligheid. Wees voortaan een beetje voorzichtiger met je secretaresse! A propos, ik kan me voor stellen, dat je er met dat juffertje was inge- loopen Beste groeten, Anthony Balton. Waarde Balton, schreef Pieker omgaand terug, wat vertel je me nu voor praatje8' Ik kén geen juffrouw Corwin. Wat voor papie ren zijn in veiligheid? Moet ik voorzichtig®1 wezen? Verklaar je nader, asjeblieft. Vijfhon derd pop heb je betaald? Ik heb sterk den in druk, dat je de dupe bent geworden van eeI* geweldige truc. Schrijf direct! Groetend, John Pieker. Mr. Balton, bankier, verkneukelde zich van de pret. Dan vroeg hü Boston aan. Je begrijpt er nog altijd geen cent van, héj zei hij telefonisch tot zijn vriend, nadat M hem op de hoogte had gebracht van het bru tale stukje, dat juffrouw Margaret had uitg®' haald. Zeg, John, geloof je dat ik, als ban kier. in staat ben, om te zien, of een effect ed?" is, of niet? Beste jongen, ik zag het al, vóo* ik m'n bril had opgezet! Maar afgezien daar van, was ik tóch al van plan geweest, om haai' 'n lesje te geven, en jou je geld in je zak te la ten houden. Of ik niet snap, dat ik nu 5°° gulden in het water heb gegooid? Wie zegt j°u' dat ik ze betaald heb? Ik heb haar een chègb® op de Midland Bank gegeven, betaalbaar bi' mijn deposito bij die bank. Maar sinds jaar dag heb ik daar absoluut geen deposito mee!' begrijp je? Of ik daar geen kwaad mee kah' zeg je? Maar begrijp het dan toch, best® man! Of die expres-brief was werkelijk v&b jou (en dan waren de effecten gestolen), die brief was niét van jou, en dan was de héé'9 zaak zwendel. In beide gevallen moest ze te gen de lamp loopen, als ze mij op mijn „che que" wou aanpakken. Ik heb haar n.l. late® teekenen, dat ze die „effecten" bij mij heen gedeponeerd, zie je! Maar in ieder geval b®b ik blij, dat jij niet zoo'n ezel bent geweest, 8 ik eerst dacht. ZAANDAM op dit blad zijn ingevolge de verzekenngsvoorwaarden tegen bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door w—i bfl een ongeval met ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen F I ÖVr verlies van beide armen, belde beenen erf belde oogen 1 ÖUt" doodelijken afloop AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL b^ vennes van een ha®- een voet et een Bewerkt naar het Fransch door CHRISTINE KAMP 29 Eerst had zij gedacht niet op het diner en de soirée te verschijnen, voorgevende pijn aan haar-aTm te hebben. Maar dan dacht zij, dat Lily zeker zou komen en dat haar blik gauw een verandering zou opgemerkt hebben, een verbijstering, die zij nog niet kon verbergen, iets ongewoons en geheimzinnigs, dat het jonge meisje zou getroffen hebben, zoo gewend dat Julia zich nooit liet gaan, om welke ongesteld heid ook. Neen, het was beter zich te kleeden, zich te mengen onder de genoodigden, die vree- selijke gedachten te verdooven en te probeeren Marian terug te zien, zonder iets te laten blij ken van haar gevoelens, mengeling van veront waardiging en smartelijk medelijden. Onder die menigte van gasten zou het haar gemak kelijk vallen. Terwijl zij daar over nadacht, deed zij de mooie japon van ivoorkleurig crêpe de Chine Ban, die zij op het bed had uitgespreid gevon- «ien. Weer een geschenk van Marian Een geschenk? Opnieuw moest Julia de ge voelens onderdrukken, die in haar opkwamen. O, nu begreep zij, waarom Marian altijd dank betuigingen weigerde aan te nemen! Een restant van eerlijkheiddit bezat zelfs haar vader niet, deed haar met afschuw de dank baarheid afwijzen van haar, die zij dag aan dag bedroog. Maar zij wilde er niet meer aan denken, zij wilde, zij moest vergeten. Zij nam haar waaier opeen geschenk, waarmee Marian haar de vorige maand had vereerd. De bracelet, die haar arm omsloot was haar in naam van Marian door Lily gebracht, de kleine, diamanten broche aan haar corsage was door James meegebracht na een reis naar Londen. „O, als ik kon weigeren!" fluisterde zij. Maar dat was onmogelijk. Zij zou verklaringen moe ten geven, redenen opgeven. Komaan, er was niets aan te doen, zij zou altijd doorgaan voor de arme nicht der familie, in de oogen van allen zou zij gevoed, gehuisvest, gekleed worden door de onbaatzuchtigheid van Marian. Lily en Cecile kwamen binnen, in het rose gekleed, vroolijk en opgewekt. Julia was er blij om, dat de schemering reeds viel en zij daardoor haar gelaat kon verbergen, dat nog aldoor ontdaan was. Zij luisterde met belangstelling naar het verhaal van de jacht, dat Cecile deed, de opmerkingen van Lily, zij zelf kon ten laatste gewoon meebabbelen en langzamerhand kwam er een gevoel van rust in haar bewogen gemoed. Toen zij naar de groote zaal ging in gezelschap van de twee jonge meisjes, had zij bijna geheel haar tegen' woordigheid van geest herwonnen. Het was een onvergetelijke soirée. De hall en de salons waren overvol met gasten; notabelen van de streek, eenige artisten, letterkundigen en geleerden, aangetrokken door de reputatie van mrs. Brice. Een bekend dichter, dien James had kunnen overhalen om de soirée met zijn tegenwoordigheid te vereeren, droeg een paar van zijn gedichten voor, waarin op kiesche wijze een hulde werd gebracht aan de gast vrouw. Een jonge letterkundige, reeds beroemd, haalde eenige gedeelten aan van een wijsgee- rig werk van Marian. Aller blikken, aller be wondering waren gericht op de jonge kasteel- vróuwe. Die soirée was waarlijk als een apotheose voor de schoone, de geleerde mrs. Brice. Julia had een stil hoekje weten te vinden, dicht bij een groep bloeiende planten. Bij het begin der soirée had zij zich daar verborgen. Zij had hoofdpijn, haar hart was beklemd bij de gedachte aan den afschuwelijken leugen, die zich daar afspeelde.... Bij de deur van het rooksalon stond dr. Mac-Rae, omringd door een groep heeren, die hem groetten en de hand drukten. Ginds bij den wit marmeren schoor steen stond Marian. Een lichtblauwe zijden toilet, gegarneerd met de kostbare kanten van lady Peel, viel in zachte plooien om haar ge stalte, de diamanten van haar tante schitter den aan haar armen, rond haar slanken hals, te midden van haar donkere lokken, waar zij ver blindende sterren leken. Een trotsche vreugde vertoonde zich in haar groote oogen, waar Julia voor het eerst een soort van bedwelming waar- mam.,... Marian voelde zich dien avond meer dan ooit als een koningin van schoonheid. Zij werd gevleid, bewonderd, zij zag een uitgelezen gezelschap in haar salons circuleeren, voor haar opende zich de dageraad van gedroomden roem, dat hartstochtelijk verlangen van haar ziel het doel van al haar handelingen. Was het re te verwonderen, dat zij eenige oogenbikken den prijs vergat, dien zij betaald had voor dat alles, dat haar koude, altijd in zichzelf teruggetrok ken ziel straalde in de vreugde van den triomf, onder den bedwelmenden wierook van vol- danen hoogmoed? Men begroette in haar een koningin van schoonheid en verstand, meer nog, men ver eerde de hooge moreele waarde van deze majestueuze en schitterende jonge vrouw en niemand had eenig vermoeden van den af grond van leugen, verborgen onder den schijn van trotsche waardigheiden. Niemand ver moedde, dat onder die menigte er iemand was, een jong meisje, tot nu toe onopgemerkt, dat met opgeheven hoofd de plaats kon opeischen door Marian ingenomen, haar berooven van haar opschik, haar kanten, haar juweelen en zeggen: „Dat alles behoort aan mü, zij heeft zich weder rechtelijk dat alles toegeëigend...." Dan zou den allen zich met verachting afwenden van de schoone mrs. Brice en met afschuw de hand terugstooten van dokter Mac-Rae. „Ik wil er niet aan denkenO, mijn God, geef, dat ik er niet meer aan denk," fluisterde Julia met doodsangst. „Ik vergeef het hun, ik zou zoo graag alles willen vergeten." Heimelijk ontsteld zag zij John Bretland haar naderen. Hij, die zoo de gave bezat om zielen te peilen, was wel in staat in haar iets buiten gewoons te ontdekken. Zij moest beslist al haar energie te hulp roepen om haar onrust te ver bergen. „Wat zit u daar eenzaam, miss Julia," zei hij glimlachend. „Wilt u niet een beetje mee naar buiten gaan? Het is zoo drukkend warm in deze salons." Zij stond op en nam den arm aan, dien hij haar oanbood en samen gingen zij den tuin in, waarvan een gedeelte feestelijk verlicht was. Talrijke groepen genoodigden waren er reeds om te genieten van de frissche koelte, door- wasemd van bloemengeur. „Dit landgoed is inderdaad prachtig," merkte John op en liet er op volgen: „En mrs. Brice is waarlijk een volmaakte gastvrouwe. Vanavond vooral verscheen zij voor allen meer dan ooit hoogstaande." „Ja, dat is zij," antwoordde Julia:, die moeite had die woorden uit te spreken. „Wat mij betreft, zou ik aan uw nicht juist willen verwijten hetgeen voor anderen een reden tot bewondering is: die overdreven nei ging tot de studie, tot de exacte wetenschap pen, die zooveel van den geest vergen. Behalve dat, kan ik niet anders dan haar hooge moreele hoedanigheden prijzen, vooral als ik haar ge drag tegenover haar familie beschouw. Ik zou haar excuus willen vragen, omdat ik vroeger meende, dat zij zich uitsluitend met zichzelf bezig hield en alles versmaadde, wat stond buiten haar eigen voldoening en gelukIk geloof, dat ik mij hierin vergist heb, is het niet zoo, miss Julia?" Julia kneep haar hand ineen om haar waaier. Slechts een ooge»13 welde een bitter woord haar op de lippen. dan zei zij kalm: „Inderdaad, Marian t0°ep zich zeer edelmoedig jegens haar broers zusters. Arthur en Tony zijn er een nieuw wijs van." e Ondanks al haar pogingen bemerkte het W c oor van John iets vreemds in haar toon, vra j„ hij wierp een verwonderden blik op het t>ev'8 lige gelaat, dat hij slechts en profil kon eie Reeds gedurende het diner en zonder dat "u g, er zich van bewust was, had hij haar gade f slagen vanaf den overkant der tafel. De 111 van den dag had de bleekheid verdreven haar gelaat, zij praatte en lachte zooals woonlijk, maar haar oogen hadden een k°°f t achtigen gloed en haar vroolijkheid leek geforceerd. ,-e* Zij botsten bijna tegen een groepje jonëelgfl den dat hen tegemoet kwam; bij hen waLji Lily en George Bretland, de jongere broer v John, die in levendig gesprek gewikkeld waljcp George was student in Oxford en bereidde z voor om dominee te worden. jet „Ik geloof, dat miss Lily en George elkan^j graag zien," zei John peinzend. „Wie Over twee of drie jaar wordt zij misschien 1,1 schoonzuster." s. Ondanks alles was er een beetje droef?®, tigheid in zijn stem. De gedachte aan dat 1 komstig echtelijk geluk deed in hem de s' weer opkomen, die hij zoo moeilijk had kun® onderdrukken. (Wordt vervol

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 10