JietmfJmd van den dag
De avonturen vaneen verkeersagent je
ALLE ABONNÊ'S
F 250-
h
I
een
oogstaande vrouw
De groei van Deli
Antoon Coolen en
Dr.P. H. Ritter Jr. schreven
N.-BRABANT ZEELAND
HILLE'S nieuwe ALBUM
DONDERDAG 19 MEI 1938
Drie-kwart eeaw cultures
Staatshoofden in het
Vaticaan
S
60 ct. by Uw leverancier
75 ct. fr. p. p. Giro 55836
HILLE'S BESCHUIT
Het was op 5 Mei jj. vijf en zeventig jaar
geleden dat de planter Nienhuys in
Deli landde, en van dat oogenblik af
is feitelijk de opkomst van dit gebied als cul
tuurland begonnen. Ter herinnering aan deze
gebeurtenis wijdt „Onze Mail", het veertien-
daagsch orgaan van het K.I.B. een uitgebreid
artikel aan deze bloeiende landstreek in onzen
Oost-Indischen archipel.
Wie nu in Deli arriveert, aldus het ook uit
geschiedkundig oogpunt belangwekkend arti
kel, ziet daar een mooie haven met kaden en
groote loodsen, ziet daar verschillende schepen
liggen, als bewijs, dat hier een levendige han
del bestaat. In werkelijkheid is de Oostkust van
Sumatra, kortweg Deli genaamd, naar het
voornaamste, want eerst-ontgonnen, landschap,
wel het welvarendste deel van Indië.
Hoewel veel kleiner dan Java, is 't toch wat
opbrengst en uitvoer betreft, daarmee bijna ge
lijk. Wat de groei van Deli in die drie-kwart
eeuw beteekent, voelt men als men bedenkt,
dat Java reeds eeuwen ontgonnen is.
Inderdaad is hier gewerkt met een snelheid,
die „Amerikaansch" mag heeten. Het liet zich
in den beginne echter niet zoo rooskleurig aan
zien en bij de herdenking van het vijf-en-ze
ventig-jarig bestaan van dit cultuurland, mag
zeer zeker een herinnering aan de mannen van
stavast, die Deli in den beginne in cultuur heb
ben gebracht, niet ontbreken.
Jacobus Nienhuys, Amsterdammer van ge
boorte, zoon van een tabaksmakelaar, zelf ta
baksplanter op Java en in dienst van de Rot-
terdamsche firma Van den Arend, heeft min-
of-meer bij toeval Deli „ontdekt".
Zijn lastgevers, de heer Van den Arend en
zij die met hem waren geassocieerd, hadden
den flinken, nog jongen man naar Java ge
zonden om daar tabak te planten. Men wilde
als tabakshandelaren eenigermate onafhankelijk
zijn en dus zelf het product telen.
Het gelukte echter niet gronden in bezit te
krijgen waarop een onderneming op Java zou
kunnen worden geopend. Totdat de heer Nien
huys in kennis werd gebracht met een Ara
bier, die hem wijsmaakte, dat hij een familie
lid van den Sultan van Deli was. Hij beschreef
de streek aan de Oostkust van Sumatra als
een rijk land, waar zeer zeker veel producten
zouden kunnen worden opgekocht.
Nienhuys ging naar Deli, na overleg met zijn
lasthebbers, en vond slechts moeras en oer
woud, met een bevolking waarmede als
werkkracht weinig viel aan te vangen.
Feitelijk is de opkomst van Deli dus in eer
ste instantie aan dien Arabier te danken, waar
om wij het wel wat erg kras vinden, dat hij in
alle gedenkboeken en geschriften als oplichter
gebrandmerkt staat.
Hij mocht dan Nienhuys wat op de mouw
hebben gespeld, rijkdom was er in Deli te vin
den, dat merkte de eerste planter ook al heel
gauw. Namelijk vruchtbare grond, een goed
klimaat en een gelijkmatige regenval.
Nu hij er toch eenmaal was, besloot Nien
huys, wederom in overleg met Van den Arend,
het hier maar met de tabakscultuur te probee-
ren. Wij kunnen ons slechts voorstellen, welke
moeilijkheden de vastberaden mian te over
winnen had. Werkvolk moest hij halen van
Malakka, van Penang, want de bevolking van
Deli was hiervoor niet geschikt. Gronden moest
hij inhuren, loodsen bouwen, kortom alles moest
nog gebeuren, want er was niets.
Nienhuys heeft volgehouden en Van den
Arend bleef hem steunen. De Rotterdamsche
koopman stelde groot vertrouwen in zijn ver
tegenwoordiger, maar ook in den toenmaligen
Sultan van Deli, in wien hij een welwillend
mensch zag, te oordeelen naar de rapporten
van Nienhuys.
Zoo kon na eenige jaren de eerste tabak naar
Nederland worden verzonden en dit product
maakte zulk een goeden indruk, dat men be
sloot door te gaan. De onderneming werd ge
vestigd en uitgebreid. Men kreeg tegenslagen;
niet elk jaar verliep gunstig en na zeven jaren
was het nog vrijwel een avontuur, waar de fir
ma Van den Arend geld had bijgelegd. Men
had echter het bewijs gezien dat hier prima
tabak te telen was, dus hield men vol.
Nienhuys wilde de zaak grootscher aanpak
ken, doch de firma Van den Arend voelde hier
voor weinig. Men had vertrouwenzeer zeker!
doch de resultaten waren niet zoodanig ge
weest, dat een groot kapitaal mocht worden
gewaagd.
Nienhuys, teleurgesteld In zijn verwachtin
gen, begaf zich naar Holland en wist daar ka
pitaal te vinden voor de cultuur in grooter
omvang. Met behulp van de Nederlandsche
Handel-Maatschappij werd toen de Deli-Maat-
schappif opgericht, welk concern tot nu toe de
grootste maatschappij is geweest op het ge
bied van de tabakscultuur.
Het voorbeeld van Nienhuys vond al heel
gauw navolging. Zijn eerste navolgers waren
echter vreemdelingen, twee Zwitsers en een
Duitscher.
Deze bepaalden zich niet uitsluitend tot
de tabakscultuur, doch hielden zich ook bezig
met de teelt van muskaatnoot en klapper.
Zelfs de, toen nog jonge, Deli-maatschappij
bepaalde zich niet tot tabak alleen, doch pro
beerde het onder andere ook met den aanplant
van koffie.
Aan Nienhuys komt niet alleen de eer toe het
rijke cultuurland te hebben „ontdekt", doch hij
heeft en dat wordt nog weinig beseft ook
dadelijk de grondslagen gelegd voor de tabaks
cultuur, de methoden ingevoerd, welke feitelijk
tot heden ten dage worden gehandhaafd. Na
melijk: een kundige behandeling van den aan
plant, waarbij meer gelet wordt op kwaliteit
dan op hoeveelheid en streng persoonlijk toe
zicht van den Europeeschen planter, zoodat
deze alle werkzaamheden van den arbeider con
troleert en nagaat.
Nog altijd is dit het „Deli-matjem". Een as
sistent op een tabaksonderneming krijgt nog
altijd een afdeeling van zooveel velden (een
arbeider beplant een veld) toegewezen als hij
persoonlijk kan nagaan. Dus een jong assistent
een kleine afdeeling; een ervaren en bekwaam
planter een grootere.
Men denke niet, dat deze werkwijze onmid
dellijk kon worden toegepast. Integendeel: er
waren in de eerste jaren zeer weinig Europee-
sche assistenten, zoodat de ondernemers, de ad
ministrateurs, handen vol werk hadden om al
les te controleeren.
Er is in alle opzichten in die begin-jaren
enorm gearbeid. Deli is altijd een land van flink
en hard werken geweest, doch wat die eerste
mannen hebben moeten verzetten, voor de ta
bak kon worden verscheept, moet wel aan het
wonderbaarlijke grenzen.
Als ooit menschen den naam van pionier ver
diend hebben een eere-naam dan zijn het
wel Nienhuys en zijn navolgers in de eerste ja
ren. Moeilijkheden met werkvolk, dat gehuurd
werd en gedeeltelijk weer wegliep (na natuur
lijk voorschot te hebben ontvangen) waren er
steeds; soms ook nog moeilijkheden met de
lastgevers, met de bevolking, speciaal de Batak
kers, die in 1872 tot oproer kwamen, waartegen
onze regeering krachtig moest opkomen. De
ondernemingen stelden toen zelfs haar koelies
beschikbaar voor de militaire macht voor het
uitoefenen van verschillende diensten als het
dragen van materiaal, enz.
De Deli Maatschappij, welke reeds dadelijk
beschikking had gekregen over uitgebreide
gronden, voor een groot gedeelte destijds door
den Sultan aan Nienhuys afgestaan, pakte de
zaak vrij groot aan. Zij opende van 1870 af ver
schillende ondernemingen, de een na den an
der. Al spoedig had dit concern een zeer groote
oppervlakte in cultuur.
Omstreeks 1870 was ook een ondernemend
planter, jhr. Leyssius, die eveneens als Nien
huys van Java kwam, voor eigen rekening met
het planten van tabak begonnen. Hij werd door
eenige vrienden op Java financieel geholpen en
uit deze combinatie ontstond de Deli-Batavia
Maatschappij.
Zoo verdween steeds meer het oerbosch voor
het cultuur-land en Deli werd een productie
gebied van beteekenis voor tabak. De kwaliteit
van dit product was buitengewoon. Door zorg
vuldige behandeling werd het blad van een
fijnheid, een elasticiteit en een weerstand, wel
ke bijna ongezien was. Het verkreeg een naam,
welken het behouden heeft tot op dezen dag;
het Deli-blad is onovertroffen.
Dit succes leidde tot steeds meer uitbreiding.
Deli was al spoedig te klein geworden en men
keek uit naar de aangrenzende landschappen
Langkat en Serdang. Ook hier begon men de
tabakscultuur te bedrijven.
Het valt te begrijpen, dat men niet kon voort
bouwen op de toestanden zooals die bestonden
in het jaar, dat Nienhuys aan wal stapte. Er
diende orde en regel te zijn; er moesten rechten
en plichten zijn, zoowel wat de huur van den
grond als wat de verhouding tot het werkvolk
betrof.
De man, die van de zijde der ondernemers
alles gedaan heeft om den toestand in goede
banen te leiden, is wel geweest de heer J. T.
Cremer, hoofd-administrateur van -de Deli
Maatschappij, later Minister van Koloniën en
gezant te Washington.
In 1879 werd de Deli Planters Vereeniging
opgericht, welke tot taak zou hebben de rech
ten der ondernemers te behartigen, waarom zij
een schakel was tusschen de planters en de
overheid, maar welke ook de orde onder de
planters zou handhaven.
Wie thans langs den mooien weg van Bela-
wan, de havenplaats, naar Medan rijdt en daar
de fraaie gebouwen, den schitterenden centralen
passar en nog zoovele andere inrichtingen be
ziet, kan zich moeilijk voorstellen, dat nog
maar een dikke zestig jaar geleden Medan nog
niet eens de hoofdplaats van Deli was. Oor
spronkelijk was Laboean-Deli de hoofdplaats.
Daar had men het Deli-hotel, een atappenge-
bouwtje, de plaats waar men, zonder veel com
fort, kon logeeren en men in gezelligheid bijeen
kon zitten.
„De Roode Aap" heette het hotel onder de
planters.
Eerst later werd Medan het centrum, voor
namelijk omdat de Deli-maatschappij haar
kantoor daar vestigde. Om die kantoren heen
kwam de stad, die opgroeide in hetzelfde tem
po, waarin het cultuur-land zich ontwikkelde.
In den beginne was het ook op Medan nog
een „vrijgevochten" boel. Waar nu de „Espla
nade" is, waaromheen een mooi postkantoor,
bankgebouwen en keurige hotels liggen, plantte
men vroeger tabak. De weinige menschen,
die bij tabaksvelden woonden, konden des
nachts de tijgers hooren brullen en de olifan
ten hooren trompetten. Men verhaalt zelfs hoe
een officier, te Medan gelegerd, de gewoonte
had om van de sociëteit naar het kampement
gaande, des avonds een lantaarn en een geit
mee te nemen. De lantaarn om hem bij te lich
ten, de geit om bij een overval van een tijger
te dienen tot eerste prooi van het wilde dier,
zoodat de officier zich in veiligheid zou kun
nen brengen.
Eerst later kwam er een hotel, het Medan-
hotel, op dezelfde plek waar het nu nog
maar dan natuurlijk veel vergroot en verfraaid
staat.
Maar de vooruitgang ging snel. Er w«srd winst
gemaakt en Sumatra's Oostkust trok steeds
meer menschen, die hier hun geluk wilden be
proeven en het in den regel ook vonden, als zij
beschikten over werkkracht en energie.
Het waren bij lange na niet allen Hollanders.
Het aantal Duitschers en Zwitsers, dat meege
werkt heeft aan de opkomst van Sumatra's
Oostkust, is, van den aanvang af, vrij groot
geweest. Nog vindt men in Deli vele buitenlan
ders. Het moet ook gezegd, dat het gewest aan
hen veel te danken heeft.
De samenwerking tusschen de planters gaf
ook aanleiding tot het bestudeeren van de beste
methoden voor de behandeling van tabak. Men
wisselde wel gegevens uit, men bracht in
dien dit in overeenstemming was met eigen be
lang elkander op de hoogte, maar ideaal was
die toestand natuurlijk niet, vooral niet waar
de Deli-tabak zulk een buitengewoon nauwge
zette verzorging noodig had om de kwaliteit te
handhaven.
Het was echter eerst in 1893, dat men over
woog een proefstation voor tabak op te rich
ten. Voordien had men tegen de kosten opge
zien. Twee jaar later kwam het proefstation
tot stand en men begon met het onderzoek en
de analyseering van den bodem, het bestudee
ren van bemesting, enz.
Het Deli-proefstation heeft voor de tabaks
cultuur enorm veel gedaan. Het wetenschappe
lijk onderzoek heeft hier altijd op hoog peil
gestaan en de resultaten zijn ook duidelijk te
merken geweest.
In 1890 was de Deli Spoor tot stand gekomen,
waardoor het vervoer natuurlijk ten zeerste
werd vergemakkelijkt en versneld. Te voren
geschiedde dit vervoer voor vrachten uitslui
tend per ossenkar, voor menschen met andere
vervoermiddelen of te paard.
Omstreeks 1890 bleek het ook, dat men met
de tabakscultuur wel wat te snel vooruit was
gegaan. Niet alle gronden bleken even geschikt
hiervoor. Er kwamen tegenslagen en diverse
ondernemingen moesten sluiten. Andere dien
den zich te bepalen tot gronden, welke het
meest geschikt waren.
De inperking heeft ook haar nut gehad.
Hierdoor werd namelijk ruimte gelaten voor
andere culturen dan die van tabak. Vooral in
Serdang breidde de koffie-cultuur zich uit. La
ter moest door verschillende omstandigheden
die cultuur weer worden gestaakt.
Er zou echter een andere haar plaats inne
men. Aar} den Overwal, dat wil zeggen in Ma
lakka, was men namelijk reeds begonnen niet
de rubber-cultuur.
Men kende de vruchtbaarheid van Sumatra
en besloot ook die cultuur daar te beginnen.
Aanvankelijk, omstreeks 1900, op kleine schaal
ingezet, breidde de rubber-cultuur zich na 1903
op geweldige manier uit. Voornamelijk door de
rubber is het geheele gewest omgezet in een
groot cultuurland.
Maar ook daar zou het niet bij blijven. Men
begon de thee-cultuur op de berghellingen in
Siantar. Ook hier stelde Deli niet teleur; de
oogsten waren overvloedig en spoedig werd het
land opengegooid en namen thee-ondernemin
gen de plaats in van het oer-bosch. De cultuur
van olie- en vezel-palmen volgde.
Deze laatste cultures vooral door het feit,
dat de Handelsvereeniging „Amsterdam" het
oog naar Sumatra's Oostkust wendde, toen
men de kracht der maatschappij wenschte te
vergrooten door het risico over meerdere cultu
res te verdeelen.
Zoo is het steeds hcoger gegaan. Steeds voor
uit en nu, na vijf-en-zeventig jaar, ligt daar
aan Sumatra's Oostkust een gewest, dat wel het
meest-welvarende van Nederlandsch-Indië
mag worden genoemd.
Wij hebben het gehad over den rijkdom van
het land, over de ondernemingen, die hier uit
den grond werden gestampt en over de win
sten die gemaakt zijn.
Het zou een tekortkoming zijn om niet te
spreken over den arbeider, den koelie, die hier
aan die opkomst heeft medegewerkt. Flinke
menschen werden de Javanen hier, goed ge
drild, maar ook goed verzorgd.
Voor den arbeider zijn moderne hospitalen en
ziekenhuizen opgericht. Hij stond onder medi
sche controle en thans bestaat in Deli een
voorbeeldig systeem van koelie-behandeling. De
arbeider moest hier werken, maar hij kreeg
ook goede verzorging daarvoor. Hoe duur de
rijst mocht zijn, hij kreeg het van de onderne
mingen tegen luttelen prijs. Vandaar ook dat
in depressie-tijden de Inlandsche arbeider ter
Oostkust heel wat minder te lijden heeft dan
zijn broeder elders in Indië.
Daar ligt nu een groot cultuur-land aan de
kust van Sumatra, vijf-en-zeventig jaar oud,
jong dus als land, maar een toonbeeld van wel
vaart en ordening, een gewest waar men het
beste'vindt op het gebied van tropen-hygiëne,
een gewest waar Nederland trotsch op kan zijn.
Als de Italiaansche katholieken met leede
oogen hebben aangezien, dat de Führer
tijdens zijn bezoek aan Rome het blijk
baar niet de moeite waard vond, om den H.
Vader zijn opwachting te maken, dan is zulks
te verklaren, omdat de Führer van het Duit-
sche Rijk een uitzondering maakte op de hou
ding van vele staatshoofden, zelfs protestant-
sche en mohammedaansche, die, ter gelegen
heid van een bezoek aan den Koning van Italië,
het Vaticaan niet voorbijgingen.
Het record op dit gebied staat op naam van
Koning Gustaaf XI van Zweden, die in 1927,
in 1929 en 1930 door den H. Vader in particu
liere audiëntie ontvangen werd.
Ook Koningin Elisabeth van België werd
meermalen door den H. Vader ontvangen, voor
de eerste maal in 1922, toen zij met haar ge
maal Koning Albert te Rome vertoefde. Zij
waren de eerste katholieke souvereinen, aan
wie het vergund was na de tragische gebeurte
nissen van 1870 een bezoek af te leggen aan den
H. Vader. De Belgische souvereinen werden een
tweede maal ontvangen door Pius XI in
Januari 1930, toen zij in Rome waren ter ge
legenheid van het huwelijk van Prinses Marie-
José met den prins van Piemonte.
De meest plechtige koninklijke audiëntie
van de laatste vijftien jaar in het Vaticaan
was die van Koning Alphons en Koningin
Victoria van Spanje in November 1923. Het ge
heele H College was bijeen in de Consistorie
zaal, waar een rede gehouden werd door den
Koning en door den Paus. Deze gebeurtenis
baarde des te meer opzien, omdat de konink
lijke audiënties zich gewoonlijk afspelen in de
particuliere vertrekken van den H. Vader,
De bankier maakte den expres-brief open.
Hij las:
„Waarde Balton,
Ik zft ontzettend in de knel. Ik heb beslist
een vertrouwd persoon noodig, en jij bent de
éénige, in New-York, dien ik goed ken, en die
me kan helpen.
Luister. Zooals je weet, ben ik sinds enkele
maanden verloofd, en héél gelukkig. Beter ge
zegd: ik was gelukkig want op het oogenblik
lesf ik onder een afschuwelijke bedreiging. Ik
ben altijd een beetje vertrouwelijk geweest met
mijn secretaresse. Het was verkeerd van me,
ik weet het, maar het meisje leek me een vroo-
lijk en eerlijk kind, en van mijn kant had ik
ook heelemaal geen verdere bedoelingen. Maar
nu is ze mijn verloving te weten gekomen, en
springt ze me in m'n nek. Ze maakt gebruik
van een paar briefjes, die ik haar vroeger wei
eens geschreven heb, om een flinke schadeloos
stelling van me te eischen. En bij wijze van
onderpand heeft ze zich meester gemaakt van
een paar aandeelen, die een cliënt bij me ge
deponeerd heeft een waarde van vierduizend
gulcïen! Zij was de eenige op mijn kantoor, die
óók het slot van mijn brandkast kende.
Hoe kan ik ooit de verdwijning van die stuk
ken verklaren/ Dan moet ik den diefstal aan
geven maar dan komt ook alles aan 't licht
en dat wil ik tot iederen prijs vermijden.
Die secretaresse van me heet Margeret Cor-
win. Voor het oogenblik is ze uitgeweken naar
New-York, waar ze woont in pension Hawkins,
en mij verwacht, om de zaak af te wikkelen.
Ze weet, dat ik het niet zal aangeven en daar
maakt ze gebruik van, dat canaille!-
Ik kan onmogelijk weg uit Boston. En van
den anderen kant heb ik ook niet den minsten
lust, omdat schepsel te ontmoeten. Knap jij
het zaakje voor me op, wat ik je bidden mag!
Jou, als bankier, moet het niet moeilijk vallen,
die stukken en die brieven uit haar handen
te krijgen. Bied haar geld: drie- of vierhonderd
gulden ga tot vijfhonderd, als het niet an
ders kan. Maar zorg, dat je alles terug krijgt.
Met grooten dank bij voorbaat,
John Pieker."
De bankier keek op zijn horloge.
H'm, meende hij ik zou het nog wel vóór
beurstijd kunnen opknappen. Net wat voordien
stommen Pieker, om zich op die manier te la
ten beetnemen!
De inlichtingen van zijn vriend Pieker ble
ken juist te zijn. Inderdaad was juffrouw Cor-
win in pension Hawkins aanwezig en Mr. Bal-
ton had niet de minste moeite de jongedame
te bewegen, om onmiddellijk op zijn kantoor te
komen.
De juffrouw heeft dus gestolenbegon
de .bankier.
In beslag genomen, bedoelt u, viel de jonge
dame hem in de rede.
In beslag genomen zekere effecten van me
neer John Pieker, bij wijze vaneh....
Nauwelijks waren ze uit de vliegmachine gestapt of ze gingen
de maankaart raadplegen om te zien of ze op den goeden weg
waren. „Daar is het plekje, dat door den koning is aangewezen,"
zeide de professor. „Nou, dat wordt me ook een heele uitzoekerij,"
merkte de agent op, die van kaartlezen niet veel verstand had.
Vermoeid van het piekeren, gingen ze tegen een boom rusten.
En weldra vielen ze in slaap. Het was dan ook zoo rustig, dat
men een speld kon hooren vallen. En ze snorkten in koor.
zonder deelname van de kardinalen en zonder
dat officieele toespraken gehouden worden. Er
deed zich toen een incident voor, hetgeen aan
leiding was om een dergelijke inbreuk op het
protocol niet meer te dulden. In aanwezigheid
van kardinalen van het H. College en de waar
digheidsbekleders van het Pauselijk Hof bood
Koning Alfons in zijn vurige toespraak aan den
H. Vader aan, om een kruistocht te beginnen
tegen de vijanden der Kerk, maar hij vroeg
tevens, dat in het H. College nog andere ver
tegenwoordigers zouden worden toegelaten van
Latijnsch Amerika dan alleen de Aartsbis
schop van Rio de Janeiro, en dat in de Pause
lijke Nobelgarde ook leden van den Spaan
schen adel zouden mogen worden opgenomen.
Pius XI was over deze verzoeken, waarvan
hij tevoren niet op de hoogte was gesteld, niet
bijster te spreken. In zijn officieele toespraak
repte de H. Vader er met geen woord over,
maar bij het particuliere onderhoud met den
koning uitte de H. Vader den wensch, dat dit
gedeelte van de koninklijke toespraak niet ge
publiceerd zou worden, maar de vorst verklaar
de, dat hij den tekst van zijn toespraak reeds
tevoren aan de Madrileensche dagbladen had
verstrekt. De H. Vader ontveinsde zijn mis
noegen daarover niet.
Eerst in 1935 gaf hij aan latijnsch Amerika
een tweeden kardinaal, en koning Alfons was
toen reeds vier jaar onttroond, zonder zijn
wensch met betrekking tot de Nobelgarde in
vervulling te hebben zien gaan.
De andere staatshoofden, die door den H.
Vader in audiëntie werden ontvangen, waren De
Alvear, president van de Argentijnsche repu
bliek in 1922; Koning George en Koningin
Mary van Engeland in 1923; Ras Tafari, toen
regent van Abessynië, nu ex-Negus, in 1924;
Cosgrave, pres. van den Ierschen Vrijstaat in
1925; Koning Foead van Egypte en M. King, pre
sident van de republiek Liberia in 1927; Koning
Aman Ullah van Afghanistan, sindsdien ont
troond en in ballingschap levend in Rome, in
1928; Koning Victor Emmanuel en Koningin
Helena van Italië in 1929; de Groot-Hertogin
van Luxemburg, Prins Louis II van Monaco en
Koning Boris van Bulgarije in 1930; de Valera,
president van den Ierschen Vrijstaat, in 1933;
de regent Horthy van Hongarije in November
1936.
Hitler had gerust naar den rechterover van
den Tiber kunnen gaan, inplaats van een open
plaats te laten in de historie der vorsten, die
de Eeuwige Stad bezochten. Deze openlijke
negatie van een staatshoofd zal steeds een
donkere bladzijde blijven in de annalen van het
Derde Rijk.
Van onderpand inzake schadeloosstelling!
juist.
Meneer Pieker zou het kunnen aangeven..
Dat doet hij niet. Daar ben ik absoluut zekel
van.
En als hij het tóch deed? Wees voorzichtig'
Als ik u nu toch zeg, dat hij het niet doet!
Zeer juist. Mijn vriend is ook werkelijk niet
van plan, om het aan te geven. Maar hij heeft
een voorzichtigheidsmaatregel genomen: M
heeft aangifte gedaan, dat hij de stukken ver
loren heeft, en de betreffende serie laten annu-
leeren. Op die manier is het verlies ongedaan
gemaakt.
Wat een ploert! riep de jongedame uit.
Zooals u ziet, kunt u de stukken dus netjes
bewaren, maar ze nooit verhandelen.
(Zoo'n idee kan alleen bij een beursman op*
komen!)
Het is een echte gemeene vent! herhaalde
juffrouw Margaret.
Hij verdedigt zich zoo goed en zoo kwaad
als hij kan, vond de bankier.
Maar ik heb nóg 'n pijl op m'n boog, ze'
juffrouw Margaret. De brieven! Kostbare brie*
ven!
Bravo! Het is juist voor die brieven, dat iK
u hier heb laten komen. Voor hoeveel zou u
bereid zijn, mij die fameuze brieven af t®
staan?
Voor den prijs, dien die effecten waard zUD
geen cent minder.
Ik bied u 10 pet. Ja?
Vierhonderd gulden? Geen kwestie van!
De aandeelen zijn omlaag, juffrouw.
Kan wel wezen. Maar eigenhandig geschre
ven brieven zijn omhoog!
Nu, vijfhonderd tiiIint
dan, zei de ban-
kier.
Vijfhonderd. Doet Overtroefd
u het, vóór ik er
spijt van krijg! f
Nu?
Goed dan.
Een kwartier later waren de stukken en be
scheiden in de brandkast van Mr. Balton op
geborgen, en had de bankier een chèque voor
het gevraagde bedrag uitgeschreven.
Mr. Balton grijsde.
Waarde Pieker, schreef hij in haast, ik heb
het voor vijfhonderd met juffrouw Corwin af
gemaakt. De papieren en brieven zijn in vei
ligheid. Wees voortaan een beetje voorzichtiger
met je secretaresse! A propos, ik kan me voor
stellen, dat je er met dat juffertje was inge-
loopen
Beste groeten,
Anthony Balton.
Waarde Balton, schreef Pieker omgaand
terug, wat vertel je me nu voor praatje8'
Ik kén geen juffrouw Corwin. Wat voor papie
ren zijn in veiligheid? Moet ik voorzichtig®1
wezen? Verklaar je nader, asjeblieft. Vijfhon
derd pop heb je betaald? Ik heb sterk den in
druk, dat je de dupe bent geworden van eeI*
geweldige truc. Schrijf direct!
Groetend,
John Pieker.
Mr. Balton, bankier, verkneukelde zich van
de pret. Dan vroeg hü Boston aan.
Je begrijpt er nog altijd geen cent van, héj
zei hij telefonisch tot zijn vriend, nadat M
hem op de hoogte had gebracht van het bru
tale stukje, dat juffrouw Margaret had uitg®'
haald. Zeg, John, geloof je dat ik, als ban
kier. in staat ben, om te zien, of een effect ed?"
is, of niet? Beste jongen, ik zag het al, vóo*
ik m'n bril had opgezet! Maar afgezien daar
van, was ik tóch al van plan geweest, om haai'
'n lesje te geven, en jou je geld in je zak te la
ten houden. Of ik niet snap, dat ik nu 5°°
gulden in het water heb gegooid? Wie zegt j°u'
dat ik ze betaald heb? Ik heb haar een chègb®
op de Midland Bank gegeven, betaalbaar bi'
mijn deposito bij die bank. Maar sinds jaar
dag heb ik daar absoluut geen deposito mee!'
begrijp je? Of ik daar geen kwaad mee kah'
zeg je? Maar begrijp het dan toch, best®
man! Of die expres-brief was werkelijk v&b
jou (en dan waren de effecten gestolen),
die brief was niét van jou, en dan was de héé'9
zaak zwendel. In beide gevallen moest ze te
gen de lamp loopen, als ze mij op mijn „che
que" wou aanpakken. Ik heb haar n.l. late®
teekenen, dat ze die „effecten" bij mij heen
gedeponeerd, zie je! Maar in ieder geval b®b
ik blij, dat jij niet zoo'n ezel bent geweest, 8
ik eerst dacht.
ZAANDAM
op dit blad zijn ingevolge de verzekenngsvoorwaarden tegen bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door w—i bfl een ongeval met
ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen F I ÖVr verlies van beide armen, belde beenen erf belde oogen 1 ÖUt" doodelijken afloop
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
b^ vennes van een ha®-
een voet et een
Bewerkt naar het Fransch
door CHRISTINE KAMP
29
Eerst had zij gedacht niet op het diner en
de soirée te verschijnen, voorgevende pijn aan
haar-aTm te hebben. Maar dan dacht zij, dat
Lily zeker zou komen en dat haar blik gauw
een verandering zou opgemerkt hebben, een
verbijstering, die zij nog niet kon verbergen,
iets ongewoons en geheimzinnigs, dat het jonge
meisje zou getroffen hebben, zoo gewend dat
Julia zich nooit liet gaan, om welke ongesteld
heid ook. Neen, het was beter zich te kleeden,
zich te mengen onder de genoodigden, die vree-
selijke gedachten te verdooven en te probeeren
Marian terug te zien, zonder iets te laten blij
ken van haar gevoelens, mengeling van veront
waardiging en smartelijk medelijden. Onder
die menigte van gasten zou het haar gemak
kelijk vallen.
Terwijl zij daar over nadacht, deed zij de
mooie japon van ivoorkleurig crêpe de Chine
Ban, die zij op het bed had uitgespreid gevon-
«ien. Weer een geschenk van Marian
Een geschenk? Opnieuw moest Julia de ge
voelens onderdrukken, die in haar opkwamen.
O, nu begreep zij, waarom Marian altijd dank
betuigingen weigerde aan te nemen! Een
restant van eerlijkheiddit bezat zelfs haar
vader niet, deed haar met afschuw de dank
baarheid afwijzen van haar, die zij dag aan
dag bedroog.
Maar zij wilde er niet meer aan denken, zij
wilde, zij moest vergeten. Zij nam haar waaier
opeen geschenk, waarmee Marian haar de
vorige maand had vereerd. De bracelet, die haar
arm omsloot was haar in naam van Marian
door Lily gebracht, de kleine, diamanten broche
aan haar corsage was door James meegebracht
na een reis naar Londen.
„O, als ik kon weigeren!" fluisterde zij. Maar
dat was onmogelijk. Zij zou verklaringen moe
ten geven, redenen opgeven. Komaan, er was
niets aan te doen, zij zou altijd doorgaan voor
de arme nicht der familie, in de oogen van
allen zou zij gevoed, gehuisvest, gekleed worden
door de onbaatzuchtigheid van Marian.
Lily en Cecile kwamen binnen, in het rose
gekleed, vroolijk en opgewekt.
Julia was er blij om, dat de schemering reeds
viel en zij daardoor haar gelaat kon verbergen,
dat nog aldoor ontdaan was. Zij luisterde met
belangstelling naar het verhaal van de jacht,
dat Cecile deed, de opmerkingen van Lily, zij
zelf kon ten laatste gewoon meebabbelen en
langzamerhand kwam er een gevoel van rust
in haar bewogen gemoed. Toen zij naar de
groote zaal ging in gezelschap van de twee
jonge meisjes, had zij bijna geheel haar tegen'
woordigheid van geest herwonnen.
Het was een onvergetelijke soirée. De hall en
de salons waren overvol met gasten; notabelen
van de streek, eenige artisten, letterkundigen
en geleerden, aangetrokken door de reputatie
van mrs. Brice. Een bekend dichter, dien James
had kunnen overhalen om de soirée met zijn
tegenwoordigheid te vereeren, droeg een paar
van zijn gedichten voor, waarin op kiesche
wijze een hulde werd gebracht aan de gast
vrouw. Een jonge letterkundige, reeds beroemd,
haalde eenige gedeelten aan van een wijsgee-
rig werk van Marian. Aller blikken, aller be
wondering waren gericht op de jonge kasteel-
vróuwe. Die soirée was waarlijk als een
apotheose voor de schoone, de geleerde mrs.
Brice.
Julia had een stil hoekje weten te vinden,
dicht bij een groep bloeiende planten. Bij het
begin der soirée had zij zich daar verborgen.
Zij had hoofdpijn, haar hart was beklemd bij
de gedachte aan den afschuwelijken leugen, die
zich daar afspeelde.... Bij de deur van het
rooksalon stond dr. Mac-Rae, omringd door
een groep heeren, die hem groetten en de hand
drukten. Ginds bij den wit marmeren schoor
steen stond Marian. Een lichtblauwe zijden
toilet, gegarneerd met de kostbare kanten van
lady Peel, viel in zachte plooien om haar ge
stalte, de diamanten van haar tante schitter
den aan haar armen, rond haar slanken hals, te
midden van haar donkere lokken, waar zij ver
blindende sterren leken. Een trotsche vreugde
vertoonde zich in haar groote oogen, waar Julia
voor het eerst een soort van bedwelming waar-
mam.,... Marian voelde zich dien avond meer
dan ooit als een koningin van schoonheid. Zij
werd gevleid, bewonderd, zij zag een uitgelezen
gezelschap in haar salons circuleeren, voor haar
opende zich de dageraad van gedroomden roem,
dat hartstochtelijk verlangen van haar ziel
het doel van al haar handelingen. Was het re
te verwonderen, dat zij eenige oogenbikken den
prijs vergat, dien zij betaald had voor dat alles,
dat haar koude, altijd in zichzelf teruggetrok
ken ziel straalde in de vreugde van den triomf,
onder den bedwelmenden wierook van vol-
danen hoogmoed?
Men begroette in haar een koningin van
schoonheid en verstand, meer nog, men ver
eerde de hooge moreele waarde van deze
majestueuze en schitterende jonge vrouw
en niemand had eenig vermoeden van den af
grond van leugen, verborgen onder den schijn
van trotsche waardigheiden. Niemand ver
moedde, dat onder die menigte er iemand was,
een jong meisje, tot nu toe onopgemerkt, dat
met opgeheven hoofd de plaats kon opeischen
door Marian ingenomen, haar berooven van haar
opschik, haar kanten, haar juweelen en zeggen:
„Dat alles behoort aan mü, zij heeft zich weder
rechtelijk dat alles toegeëigend...." Dan zou
den allen zich met verachting afwenden van de
schoone mrs. Brice en met afschuw de hand
terugstooten van dokter Mac-Rae.
„Ik wil er niet aan denkenO, mijn God,
geef, dat ik er niet meer aan denk," fluisterde
Julia met doodsangst. „Ik vergeef het hun, ik
zou zoo graag alles willen vergeten."
Heimelijk ontsteld zag zij John Bretland haar
naderen. Hij, die zoo de gave bezat om zielen te
peilen, was wel in staat in haar iets buiten
gewoons te ontdekken. Zij moest beslist al haar
energie te hulp roepen om haar onrust te ver
bergen.
„Wat zit u daar eenzaam, miss Julia," zei hij
glimlachend. „Wilt u niet een beetje mee naar
buiten gaan? Het is zoo drukkend warm in
deze salons."
Zij stond op en nam den arm aan, dien hij
haar oanbood en samen gingen zij den tuin in,
waarvan een gedeelte feestelijk verlicht was.
Talrijke groepen genoodigden waren er reeds
om te genieten van de frissche koelte, door-
wasemd van bloemengeur.
„Dit landgoed is inderdaad prachtig," merkte
John op en liet er op volgen: „En mrs. Brice
is waarlijk een volmaakte gastvrouwe. Vanavond
vooral verscheen zij voor allen meer dan ooit
hoogstaande."
„Ja, dat is zij," antwoordde Julia:, die moeite
had die woorden uit te spreken.
„Wat mij betreft, zou ik aan uw nicht juist
willen verwijten hetgeen voor anderen een
reden tot bewondering is: die overdreven nei
ging tot de studie, tot de exacte wetenschap
pen, die zooveel van den geest vergen. Behalve
dat, kan ik niet anders dan haar hooge moreele
hoedanigheden prijzen, vooral als ik haar ge
drag tegenover haar familie beschouw. Ik zou
haar excuus willen vragen, omdat ik vroeger
meende, dat zij zich uitsluitend met zichzelf
bezig hield en alles versmaadde, wat stond
buiten haar eigen voldoening en gelukIk
geloof, dat ik mij hierin vergist heb, is het
niet zoo, miss Julia?" Julia kneep haar hand
ineen om haar waaier. Slechts een ooge»13
welde een bitter woord haar op de lippen.
dan zei zij kalm: „Inderdaad, Marian t0°ep
zich zeer edelmoedig jegens haar broers
zusters. Arthur en Tony zijn er een nieuw
wijs van." e
Ondanks al haar pogingen bemerkte het W c
oor van John iets vreemds in haar toon, vra j„
hij wierp een verwonderden blik op het t>ev'8
lige gelaat, dat hij slechts en profil kon eie
Reeds gedurende het diner en zonder dat "u g,
er zich van bewust was, had hij haar gade f
slagen vanaf den overkant der tafel. De 111
van den dag had de bleekheid verdreven
haar gelaat, zij praatte en lachte zooals
woonlijk, maar haar oogen hadden een k°°f t
achtigen gloed en haar vroolijkheid leek
geforceerd. ,-e*
Zij botsten bijna tegen een groepje jonëelgfl
den dat hen tegemoet kwam; bij hen waLji
Lily en George Bretland, de jongere broer v
John, die in levendig gesprek gewikkeld waljcp
George was student in Oxford en bereidde z
voor om dominee te worden. jet
„Ik geloof, dat miss Lily en George elkan^j
graag zien," zei John peinzend. „Wie
Over twee of drie jaar wordt zij misschien 1,1
schoonzuster." s.
Ondanks alles was er een beetje droef?®,
tigheid in zijn stem. De gedachte aan dat 1
komstig echtelijk geluk deed in hem de s'
weer opkomen, die hij zoo moeilijk had kun®
onderdrukken.
(Wordt vervol