Jietvetfiaal
van den dag
De avonturen van een verkeersagent je
"■ff
vicTonavoo,
Om het centrale
vliegveld
Vreemdelingen
biscuii en chocola
ZATERDAG 18 JUNI 1938
Het ministerieele antwoord
Dapper Aardenburg
Sttt op^zekerërï j Niet kwaad
RETRAITEHUIS BERGEN N. H.
Rooster der retraiten
Het antwoord van minister van Buuren
op de vragen van het Tweede Kamer
lid, dr. J. van den Tempel, betreffen
de het centrale vliegveld te Leiderdorp,
toont overtuigend aan, dat de minister zich
ln een avontuur begeven heeft, waaraan hij
6oed zal doen zich zoo spoedig mogelijk te
onttrekken. Het tragi-comische in deze
2aak is, dat met iedere verdediging van het
Plan van Waterstaat eerst door de pers
conferentie van den directeur van den
Luchtvaartdienst en thans door het ant
woord van den minister de argumenten
van de voorstanders van behoud van Schip-
Lol en Waalhaven (subs. Overschie) ver
kerkt worden.
De minister maakt en dit is te waar
deren in zijn antwoord de quaestie een-
v°udiger door te erkennen dat het defen-
ke-belang secundair is. Uit zijn nadere
toelichting blijkt, dat dit eigenlijk nog
°verdreven is, het defensie-belang is er
Leelemaal niet bij betrokken, alleen het
Ltiancieel belang van de defensie zou er bij
Petrokken kunnen worden alsSchiphol
eens leeg kwam te staan. Inderdaad, dan
tou Defensie dit terrein kunnen gebruiken.
Loch dit is een financieel en geen defen-
ke-belang!
In dit verband wijzen wij op een weinig
fraai slot van het ministerieele antwoord:
«De aan Schiphol ten koste gelegde bedra-
gen zijn, voor zoover het de waarde betreft,
Welke dat luchtvaartterrein voor het Depar-
toment van Defensie vertegenwoordigt, bij
ton oplossing, als hiervoor omschreven, niet
ais verloren te beschouwen." Men kan zich
ftU afvragen: Wat is niet als verloren te
beschouwen? De aan Schiphol ten koste
gelegde bedragen, dus de ruim 7 miilioen?
^elneen, de tusschenzin is duidelijk: voor
Zoover het de waarde betreft, welke het
luchtvaartterrein voor Defensie vertegen
woordigt. Dat kan óók één miilioen zijn!
^f nóg minder!
Intusschen, het gaat niet over de kosten
van Schiphol, het gaat over de vraag of het
toist is, Schiphol te doen verdwijnen, het
Lotterdamsch vliegveld niet tot stand te
laten komen en bij Den Haag een nieuw
Vliegveld aan te leggen. De minister zegt
tol: Concentratie op één vliegveld zal lei-
ton tot aanmerkelijke besparingen voor de
^•L.M. Uitgangspunt is dus: er moeten be
sparingen voor de K.L.M. gevonden worden
en dit uitgangspunt lijkt ons juist, daar de
K-L.M. door de regeering zwaar gesubsi
dieerd wordt. Echter, dan is de eerste vraag
0f de K.L.M. zelve daartoe meewerkt, m.a.w.
of haar financieel beheer getuigt van een
Wijs beleid. Wij hebben redenen om dit te
betwijfelen en de minister zal, als hij wil
tontoonen, dat alleen concentratie op één
v'iegveld tot besparing zal leiden en de
b°odige millioenen daartoe aan het Parle-
toent aanvraagt, toch eerst moeten be wij-
ton, dat de K.L.M. een toonbeeld is van zui
nig beheerDoch gesteld al, dat dit het
toval is, dan nog is 't de vraag, of de con-
tohtratie tot aanmerkelijke besparing zal
leiden. De minister gaat blijkbaar uit van
to stelling, dat de Rotterdamsche lucht
haven een tweede Schiphol zal worden.
Deze stelling is echter onhoudbaar. Voor-
torst heeft het Rotterdamsche gemeente
bestuur zelf reeds verklaard, dat het niet
lb de bedoeling ligt om van Overschie een
toirnaire luchthaven te maken, doch boven
den heeft de ervaring geleerd, dat handel
to verkeer te Rotterdam ten aanzien van
to luchtvaart anders zijn ingesteld dan han-
tol en verkeer te Amsterdam, hetgeen door
to cijfers betreffende goederen- en perso
nenvervoer overduidelijk wordt aangetoond.
minister ziet dit over het hoofd en zijn
toheele betoog berust op de onderstelling
Vto twee primaire luchthavens in eikaars
tobijheid. Concentratie zou dan besparing
°Pleveren.
Het betoog luidt aldus: „Vaststaat, dat
to exploitatie van luchtvaartterreinen voor
et internationale verkeer steeds hoogere
tochen zal stellen aan veiligheidsinrichtin-
gen en verdere voorzieningen. Wegens de
pootte der kapitalen, welke in dergelijke
Teinen nog zullen moeten worden ge
kken, bestaat geen uitzicht op de moge-
'ikheid van loonende exploitatie, maar zal
tofekend moeten worden op steeds toene-
DOOR
CHARLES
GARVICE
V)
daj'to papa; maar ik wil niet, dat Lord Ken-
later bij anderen spot over het tentoon-
hw van alles, wat die pas rijkgeworden
^schen bezaten."
Staj? beer Meiford knikte een paar maal en
ayn groote roode handen in zijn zakken.
bj'ariuist. Ik geloof, dat je gelijk hebt. Ja
toyrrf' Li weet het, geloof ik, het beste." En
toW°Ur had haar met glinsterende oogen aan
dik n en gefluisterd: „Je hebt volkomen ge-
volkomen."
lij"!*at aardig, dat u gekomen bent," wendde
•Uet'to tot Greta. „Wat jammer, dat uw zuster
meegekomen is."
gaat het met u dominé," zei Meiford,
U (tol hij zijn rechterhand greep. „Ik ben blij
«en. Ik hoop, dat het u ook goed gaat,
"eer John."
er iets was, waaraan Jack boven alles
^geweldigen hekel had, dan was het om
John genoemd te worden; maar hij
tohrirt zooals van hem werd verwacht en
La to zich tot Seymour.
am kropen de minuten voorbij, maar
Kendale kwam niet opdagen. Meiford
mende exploitatie-verliezen voor de betrok
ken gemeenten, alsmede op toenemende
tekorten van het Rijk ten behosve van vei
ligheids-inrichtingen. Deze uit een finan
cieel oogpunt onduldbare toestand zal ver
meden worden door concentratie op één
luchtvaartterrein, waarmede belangrijke
verlaging van Overheidsuitgaven zal wor
den bereikt." Verander in deze beide zin
nen het woord „luchtvaartterrein" in „zee
haven" en de minister heeft betoogd, dat
de havens van Amsterdam en Rotterdam
beter afgesloten kunnen worden en ver
vangen door een zeehaven bij Den Haag!
De minister heeft uit het oog verloren,
dat verkeersmiddelen daar moeten zijn
waar handel en verkeer ze noodig hebben,
dat zijn, in casu, Amsterdam en Rotterdam
en dan liefst zoo dichtbij mogelijk. Wat ons
trouwens in deze geheele geschiedenis op
valt is, dat noch de directeur van den
luchtvaartdienst, noch de minister ook maar
een poging doet om met, zij het dan maar
globale, cijfers aan te toonen, dat er in
derdaad besparing en nog wel aanmerke
lijke besparing voor de K.L.M. valt te be
reiken. Alsof 't een zaak was van weinig be-
teekenis zegt de minister: ontkend wordt
niet, dat de concentratie van het lucht
verkeer aan beide steden eenige bedrij
vigheid zal onttrekken. Maar, Excellentie,
dat is nu juist een van de hoofdbezwaren.
Rotterdam en Amsterdam leven van de be
drijvigheid, dat is hun welvaartsbron en
onttrekking daarvan is precies het omge
keerde van wat ze noodig hebben!
En onttrekking daarvan is juisthet
tegendeel van besparing. Door dat ééne zin
netje, deze terloopsche erkenning heeft
minister van Buuren o.i. er niet weinig toe
bijgedragen den tegenstand tot zijn plan
te versterken!
Omtrent de andere bezwaren zwijgt de
minister. Dat het binnenlandsche luchtver
keer zal verdwijnen, Z. Exc. blijkt er onge
voelig voor te zijn en wijst op de voordeelen
van trein- en autoverbindingenDat de
air-mindness der bevolking zal achteruit
gaan, het is niet in geld uit te drukken en
derhalve van minder beteekenis. Leiderdorp
is Leiderdorp en ontkend wordt niet, dat
de concentratie van het luchtverkeer aan
beide steden eenige bedrijvigheid zal ont
trekken
Wie ter wereld kan den minister dit
dwaze plan hebben ingegeven? En was er
ten Departemente niemand, die den minis
ter er op attent maakte, dat concentratie
mogelijk was zonder de millioenen-uitgaven
voor Leiderdorp, zonder onttrekking van
bedrijvigheid, mét behoud en ontwikkeling
van de binnenlandsche luchtvaart, mét
inachtneming van de belangen van Rotter
dam, en mét zij het dan slechts éénig
respect voor hetgeen de Amsterdamsche
burgerij tot stand heeft gebracht, n.l. con
centratie daar waar zij al bestaat,op
Schiphol?
Na alles wat over deze quaestie is ge
schreven, kunnen wij de gedachte niet van
ons afzetten: dit plan had nooit in ernstige
overweging genomen moeten worden, hoe
eerder er van wordt afgezien des te beter.
haalde zijn reusachtig horloge uit den zak en
keek er met gefronste wenkbrauwen op.
„Ik begrijp niet, waar lord Kendale zit," zei
hij met zijn zware en zwaarwichtige stem. „Hij
is twintig minuten te laat."
„Niet punctueel zijn is gewoonlijk te laken,"
glimlachte de dominé, „maar wanneer het
etenstijd is, dan wordt het waarlijk een mis
daad."
„Guy is nooit op tijd," constateerde Jack.
„Lord Kendale is een dikke vriend van je,
nietwaar?" vroeg Seymour.
„Ja," zei Jack, „we zijn goede vrienden. Ik
spreek hem vaak. Ik ga in het leger als ik
er in kan komen en ik ben dikwijls in de
barakken."
„Ah juist, natuurlijk. Een prettig mensch,
nietwaar?"
„De beste kerel van de wereld," antwoordde
Jack.
„Dat heb ik gehoord. Ik heb hem Maandag
een bezoek gebracht, maar hij was niet thuis.
Mijn vader kent zijn vader, den graaf van
Latcham."
Op dat oogenblik verscheen juist „de beste
kerel van de wereld," niet zenuwachtig of ver
legen of met een schuldig gezicht, zooals de
meeste menschen, die te laat komen, maar
bedaard, rustig en vol zelfvertrouwen.
„Ik vrees, dat ik erg laat ben," zei hij tegen
Meiford, die juist het dichtst bij de deur was.
Het spijt me, ik werd opgehouden in de barak
ken." Toen Diana voorwaarts gleed op haar ge
wone sluipende manier, liet hij plotseling papa
Melford's hand los en zag verbaasd op.
Wij staan te ver achter
Eindelijk is het zomer.
Er zijn weer zon en uitbundig leven
in de natuur en een verkwikkende en
weldadige prikkeling gaat door ons volk,
dat zich bezig houdt met plannen voor een
goed bestede vacantie.
De Nederlander zakt, ondanks de goed
bedoelde en zeer zeker gerechtvaardigde
„Vacantie-in-eigen-land-propaganda" zeer
begrijpelijk naar het buitenland. Men kan
het hem onmogelijk kwalijk nemen dat hij
de lust in zich voelt opkomen om de enge
grenzen van ons duur en dierbaar vader
land te overschrijden en de wonderlijke
bekoring te ondergaan die vreemde landen
en menschen altoos weten te brengen.
Wij weten wel, ook ons land biedt prach
tige vacantiegelegenheden. Daar zijn bosch
en hei, daar zijn duinen en strand en ook
onze groote steden bieden den verstrooiing
zoekenden reiziger diverse genotbrengende
zaken, maar als men open oog heeft voor
ae realiteit dan zal men moeten erkennen
dat het voor den treklustigen Nederlander,
hard en moeilijk is om onder de voor hem
zoo gemakkelijke en gunstige momenteele
omstandigheden niet toe te geven aan de
verlokkingen die hem van uit het buiten
land toelachen.
Het is alleszins begrijpelijk dat men
er uit trekt en het in eigen land verdien
de geld voor een deel in den vreemde ver
teert.
Dit laatste zou, economisch gezien, geen
zorgwekkend verschijnsel zijn, wanneer
men in den vreemde het zelfde principe
huldigde als ten onzent en men ook daar
den blik gericht hield op wijde horizonten.
Helaas, moeten wij constateeren dat men
den Nederlandsche horizon nog te weinig
heeft weten te ontdekken. De Nederlander
heeft meer belangstelling voor de Zwitser-
sche bergen dan de Zwitser voor de Hol-
landsche windmolens.
Dit wordt ons duidelijk gemaakt in een
cijferstaat van de „Balances des Paie-
ments", uitgegeven door den Volkenbond,
dat wij aantroffen in de R.K. Werkgevei
en waarin wordt aangetoond dat Neder
land ten aanzien van het vreemdelingen
verkeer in 1936 plm. 32.500.000.meer
uitgeeft dan het ontvangt, een situatie, die
onze internationale betalingsbalans niet
weinig ongunstig beïnvloedt. In dat zelfde
jaar had België van het vreemdelingenver
keer plm. 42.500.000.— meer ontvangen
dan uitgegeven.
Het is uiteraard zeer moeilijk hier ver
gelijkingen te trekken, omdat de toestand
van beide landen te zeer verschillend is.
België heeft een lageren levensstandaard en
het land is wellicht voor den toerist
gevarieerder en attractiever dan Neder
land. Maar toch komt het ons voor dat er
voor een zoo groot financieel verschil geen
reden bestaat. Willen wij de vreemdelin-
Elke beproeving biedt kans op
I hooger deugd.
gen-industrie in Nederland stimuleeren.
dan zal dat niet zoo zeer moeten geschie
den door een propaganda voor vacantie in
eigen land, maar dan zal men meer con
tact moeten zoeken met het buitenland.
Het wil ons voorkomen dat men in het
buitenland voldoende interesse kan kwee
ken voor de eigen geaarde schoonheden
van ons land. Deze interesse kan echter
niet alleen gewekt worden door min of
meer, hoewel hoogstnoodzakelijke, propa
ganda. Men moet ook weten te concur-
reeren.
Italië en Duitschland bieden voordeelig
geld, iets wat wij voor ons land niet graag
kunnen aanbevelen; België heeft een goed-
koopen levensstandaard; Frankrijk biedt
ons tentoonstellingen en speelzalen, Zwit
serland heeft 'n prachtig georganiseerd
hotelplan en wij, wij hebben slechts de
goede reputatie van 't degelijk Hollandsch
ontbijt.
Er kan in ons land ter stimuleering van
de vreemdelingen-industrie nog veel ge
beuren. Onze hotels en restaurants zijn
gedwongen overmatig hooge prijzen te vra
gen, onze vele regels en ordebepalingen
maken het den vreemdeling heusch niet
gemakkelijker. Een goede organisatie in
den geest van het Zwitsersche hotelplan
zou zeer zeker een stoot in de goede rich
ting geven, terwijl er ongetwijfeld nog tal-
looze mogelijkheden zijn om den vreem
deling te trekken. Het is zaak deze moge
lijkheden op te zoeken en uit te buiten.
In het rampjaar 1672, toen ons land zoo erg
van de vijanden te lijden had, speciaal van
de Franschen, kwam het toch ook voor, dat
dien vijand geduchte tegenstand geboden werd.
Rabenhaupts verdediging van Groningen tegen
de Munsterschen, de herovering van Coevorden,
volgens het plan en onder de leiding van den
vestingbouwkundigen en onversaagden onderwij
zer Van der Thijnen, herinneren hieraan. Den
Franschen werd hevige tegenstand geboden bij
Aardenburg. Dit geschiedde in de maand Juni
1672.
Aardenburg, een klein plaatsje in Staats-
Vlaanderen, was zwak versterkt, en door slechts
veertig man, onder den vaandrig Elias Beek
man, bezet. De snelle tocht van de Franschen
tot in het hart des lands, verspreidde ook daar
schrik, welke nog toenam op het bericht, dat
ettelijke duizenden tegen de stad oprukten
(25 Juni 1672). Evenwel besloot het heldhaftige
stadsbestuur, door den genoemden vaandrig
aangemoedigdi tot weerstand. Behalve de sol
daten waren èr 186 gewapende burgers, van wie
velen reeds bejaard waren, onder de wapenen.
Men had vier bruikbare stukken geschut; kruit,
kogels en al wat tot verdediging strekken kon,
werd, ook met hulp van vrouwen en kinderen,
vervaardigd en naar de wallen gesleept. De
Franschen rukten in den nacht aan, maar af
geslagen, besloten zij, tot 8000 of 9000 aange
groeid, tot een heviger aanval in den volgenden
nacht. De vrome burgerij had intusschen in
de kerk den goddelijken bijstand afgesmeekt,
en was met 160 krijgslieden versterkt. De be-
Verleden jaar Februari om precies te zijn:
den 13den, om 5.30 uur nam ik een taxi
op het Generaalsplein. Als een buitenge
wone omstandigheid mijn gewoonten niet in de
war had gestuurd, zou ik dien avond, op dat
uur, hoogstwaarschijnlijk mijn gewone bittertje
hebben genomen. Maar het noodlot, dat zich
altijd met onze particuliere zaken bemoeit, wil
de, dat ik ditmaal een taxi nam. Een telegram,
dat me te laat bereikt had, verwittigde mij, dat
oom Filip, die sinds eenige jaren in het buiten
land woonde, met den sneltrein van 5.42 zou
arriveeren. Ik had dus geen tijd te verliezen.
Naar het station! zei ik den chauffeur, en
stapte in de grootgte haast in.
Om de waarheid geen afbreuk te doen, ben ik
verplicht te bekennen, dat oom Filip een on
handelbaar en ondraaglijk iemand is. In dat
opzicht ben ik nog altijd van meening, dat
als er een wedstrijd voor ondraaglijke ooms werd
uitgeschreven de broer van mijn vader den
eersten prijs zou behalen, met een enormen
voorsprong op zijn mededingers.
Om die reden liet ik me naar het station rij
den met dezelfde geestdrift, als waarmee men
op weg gaat, om zich een kies te laten uit
trekken. Niettemin zou ik mij, ingevolge een
traditioneel plichtsgevoel, dat in mijn familie
heel sterk is, van mijn taak gekweten hebben,
als een bijzondere omstandigheid me niet van
mijn goede voornemens had afgebracht.
Ik had een honderd meter gereden, toen ik,
toevallig omkijkend, bemerkte, dat er in een
hoek van den wagen een groote gele envelop
lag, die een of ander moest vergeten hebben.
Ik raapte 'm op, en daar hij open was, haalde
ik eruit wat er in zat. Het was een foto van
groot formaat, die een beeldschoone jongedame
voorstelde.
Allemachtig! riep ik uit. Dat is me nog
eens een juffertje!
Ik zeg het niet uit grootspraak, maar op het
gebied van vrouwelijk schoon ben ik een ken
ner. Zóó'n knap gezichtje had ik nog nooit
gezien.
In een hoek van het portret stond kennelijk
met een vrouwenhand geschreven: „Marianne
Duval. Rue de la Prairie 6, Fleury." Dat kon
niet anders dan het adres wezen van die foto
grafische schoonheid. Een voortreffelijke gele
genheid werd mij geboden, om haar te leeren
kennen en tevens had ik een voldoende voor
wendsel om de verwelkoming van oom Filip uit
te stellen, zonder mijn geweten al te veel ge
weld aan te doen.
Jongeman, zei ik tot den chauffeur, is
Fleury nogal ver hier vandaan?
Achttien kilometer, mijnheer.
Dan naar Fleury.
Toen we in Fleury aankwamen, was het al
donker geworden. Doch met behulp van de lan
taarns konden we de woning van de schoone
Marianne ontdekken.
Wacht hier op me, zei ik tot den chauffeur.
En even later klopte ik aan- op no. 6. Een
onooglijke oude vrouw deed open.
Woont hier een mejuffrouw Marianne
Duval?
De oude knikte en zei:
Ik zal haar roepen.
Even later verscheen Marianne in persoon.
Ter wille van de oprechtheid moet ik verklaren,
storming was hevig. De gekwetste Beekman
bleef op zijn post de verdediging besturen. De
vijand wist een der buitenbruggen neer te halen,
en drong in een voorwerk door, doch hier op
eengepakt, werd hij bij gansche rijen geveld.
De brug, zijn eenige uitgang, werd door sta
pels lijken versperd; aan vluchten viel niet te
denken; overgave was het eenige middel tot
behoud, en zij, die aangerukt waren onder den
kreet van „tue, tue!", smeekten nu geknield
om genade, en riepen: „Monsieur d'Hollar.de,
Monsieur d'Hollande! Quartier; quartier!" Men
gaf het, mits zij het geweer neerlegden, de brug
ophaalden en bij kleine hoopen binnenkwamen.
620 Franschen werden aldus door 386 Nederlan
ders gevangen gemaakt, een groot aantal was
gedood, 1500 geweren werden gevonden, en, wat
niet minder belangrijk was, Vlaanderen was
behouden, en het binnendringen in Zeeland
belet.
dat het origineel niet volkomen beantwoordde
aan het portret. Niettemin leek het meisje me
een niet te versmaden wezen.
Juffrouw, zei ik, haar de enveloppe over
reikend, ik kom u deze foto brengen, die U
denkelijk toebehoort. Ik heb ze gevonden in een
taxi op het Generaalsplein.
Juffrouw Marianne verklaarde, dat ze inder
daad de foto dien morgen in een taxi had laten
liggen, toen ze in de stad inkoopen had gedaan
en zij betuigde mjj haar hartelijken dank, in
de aangenaamste bewoordingen. Iedereen weet,
hoe het in dergelijke gevallen gaat. Ik hoef er
dus alleen maar bij te zeggen, dat ik dien avond
oom Filip en al mijn andere verwanten in den
eersten graad totaal vergat.
De afstand, die me van Marianne scheidde,
belette mij om haar dikwijls te zien. Bovendien
weerhield een samenloop van vervelende om
standigheden, die me danig op de proef stelde,
me geruimen tijd
van iedere poging
dag dringend j j
naar Parijs werd I gedacht j
geroepen voor 'n i
financieele kwes-
tie.
Zoo nam ik dien gedenkwaardigen morgen een
taxi op het Generaalsplein, om me wederom
naar het station te laten brengen.
Het verbaasde me heelemaal niet, te consta
teeren, dat het dezelfde taxi was, die me inder
tijd naar Fleury had gebracht. Maar wat me
wèl verbaasde, was het feit, dat ik in dien wa
gen weer een gele enveloppe vond, die wéér een
portret van Marianne bevatte. Het leek me bui
tengewoon.
Stop! riep ik tegen den chauffeur. Wat
heeft die gekheid te beteekenen?
De chauffeur, die me blijkbaar niet herkende,
keek me verbaasd aan.
Wat is er aan de hand, mijnheer? vroeg
hij onthutst.
Ik duwde hem de enveloppe onder den neus.
Dat is den tweeden keer, dat ik deze foto in
je taxi vind. Je wilt me toch zeker niet wijs ma
ken, dat het toeval is?
Ik weet er niets van, mijnheer, zei de man
met het onschuldigste gezicht van de wereld.
Beste vriend, antwoordde ik op beslisten
toon, als je me niet de werking van dit spel
letje uitlegt, zullen we allebei eens met den
commissaris van politie gaan praten.
Toen besloot de man te bekennen.
Meneer, zeide hij, ik zal u zeggen, hoe
de zaken staan. Maar brengt u me dan alstu
blieft niet in moeilijkhedenik heb een vrouw
en vier kinderen, meneer, en de tijden zijn slecht.
Ik heb er trouwens toch ook geen kwaad mee
gedaan? Dat portret is van mijn zuster, meneer,
en als ik nu iemand rijd, die haar wil leeren
kennen, dan kan hij gaan zien, of die foto goed
is. Op die manier....
Jawel, zei ik kregel. Maar zeg me eens,
krijg je een bepaald percentage voor dat soort
propaganda?
Ik? Weineen, meneer! Ziet u eens, naar
Fleury is achttien kilometer, en dat komt alle
maal op den taximeter....
C^hrlutu» heelt aan Zijn Kerk voor
speld, dat zij om Zijnentwille vervol
gingen zou moeten verduren. Zalig zij,
die vervolging lijden om de Gerechtig
heid, want hunner ia het Koninkrijk
der Hemelen.
JUNI
Dinsdag 2124 Politiebond St. Michaël.
Dinsdag 28—1 Juli. Gehuwde dames; Den
Helder, Amsterdam (St. Rita), volt.
JULI
Zaterdag 25 Meisjes boven 17 jaar; verg.
f 6.50.
Dinsdag 58 Gehuwde dames; Amsterdam
(H. Maria Magd.), Alkmaar (St. Laurentius)
e.a. pl.
Zaterdag 912 St. Jos. Gezellen; Haarlem
(III), Amsterdam (IV). verg. f 6.50
Dinsdag 1215 Dames; Amsterdam (St. Ig-
natiuscl.), volt.
Zaterdag 1619 Mannen; St. Ger. retraite
Ver. (Den Haag) e.a. verg. f 6.50.
Dinsdag 1922 Meisjes boven 17 jaar; Haar
lem (O. L. Vr. v. d. Roz.) e.a.
Zaterdag 2326 Mannen; Amsterdam (St.
Ignatiuscl. I.) e.a.
Donderdag 2831 St. Christoffel; Haarlem,
Alkmaar e.a. pl.
Zondag 313 Aug. Meisjes boven 17 jaar;
Amsterdam (H. Maria Magd.) e.a.
00 vernas van ceo hand,
MB voet cC een «os
„O, dat zal ik aan mijn vader vertellen," zei
Guy.
„Ik denk niet, dat de graaf er iets voor zou
voelen om een aardappel in zijn zak te dra
gen," zei Seymour Meiford op een toon, alsof
hij den graaf jaren had gekend. „En wat het
stelen betreft, dat zou een beetje gek zijn, om
dat hij zelf een overheidspersoon is. Hij zou
zich misschien genoodzaakt gevoelen zichzelf
aan te geven en van den diefstal te beschul
digen, om daarna zichzelf acht dagen gevan
genisstraf op te leggen."
„Misschien zou die kuur meer resultaat op
leveren dan de aardappel," zei de dominé open
hartig.
„Ik heb nog nooit jicht gehad, merkte mijn
heer Meiford op. „Ik heb er nooit tijd voor ge
had."
„Een uitstekende reden," antwoordde de do
miné goedig. „U hebt een werkzaam leven ge
had, nietwaar mijnheer Meiford?"
„Dat zou ik meenen!" bevestigde deze zwaar
wichtig", ,fk heb hard moeten werken sinds
ik een jaar of veertien was en het heeft me
geen kwaad gedaan. Ik houd van hard werken.
Geef mij maar een man, die negen of tien uur
per dag werkt en die alles kan eten wat de
pot verschaft. Geloof me, zoo een heeft geen
kwaaltjes. Seymour hier klaagt nu al over zijn
spijsvertering en op zijn leeftijd had ik een
baksteen kunnen verorberen. Probeert u dien
wijn eens, mylord; ik denk, dat u daar niet veel
op aan te merken zult vinden."
(Wordt vervolgd).
Met verbijsterende snelheid vloog men door de lucht. Het
scheen alsof een nieuwe komeet verschenen was en op de aarde
waren in den nacht geleerden in de weer, om te ontdekken, wat
daar van de maan naar de aarde kwam.
Toen men de aarde naderde, ontdekte Keesie, die weer
het vliegtuig bestuurde, een andere vliegmachine, die ook
boven de aarde rondvloog. Het is net alsof ik die machine
meer heb gezien, dacht Keesie, maar schijn bedriegt, moet ik
maar denken."
Al* w-i tj /~11VT1VTI7 op dit blad zijn ingevolge de verzeKeringsvoorwaarden tegen T"1 ry bij levenslange geneele ongeschiktheid tot werken door wiw/v bfj een ongeval met *~i nff A
'AIjI iTj O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen JT UI/#" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen 17 i Owe" doodeHJken afloop JT MUV*a
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Hij had verwacht een jongedame te zien in
vuurrood fluweel op zijn minst en behangen
met een groote lading juweelen een jonge
dame, burgerlijk en dom lachend in haar op
treden en de echte Diana scheurde het schil
derij, dat hij zich in gedachten van haar ge
maakt had, in flarden» Hij was zoo verbaasd,
dat hij haar zwijgend een hand gaf; toen
wendde hij zich tot Greta, maar zijn oogen
zochten door het vertrek.
„Hoe gaat het met u, juffrouw Latimer? Een
mooie avond, nietwaar. Is is uw zuster niet
hier? Ik zie haar niet."
„Neen, mijn zuster is er niet," zei Greta,
die het niet over zich kon verkrijgen om de
leugen te uiten, die Lorrie haar in den mond
had gegeven.
Hij keek ernstig en tamelijk teleurgesteld.
Van iemand, die niet zoo'n knap gezicht had
als hij zou men zeker hebben beweerd, dat hij
er humeurig uitzag.
„Hallo, Jack," zei hij. „Ik hoop, dat ik je
diner niet vergald heb."
„Mijn broer, lord Kendale," stelde Diana
voor en de twee mannen, die gedoemd waren
in de toekomst zooveel invloed ten goede of
ten kwade in elkanders leven uit te oefenen,
stonden tegenover elkaar. Een flauw glimlachje
speelde Seymour Meiford om de lippen en in
zijn donkere oogen en lord Kendale nam hem
op met een kalmen blik en de gemakkelijke,
rustige manier van een geboren patriciër. Een
echten heer kende hij op het eerste gezicht en
hij voelde onmiddellijk dat deze zorgvuldig ge-
kleede persoon met het gelaat en den glimlach
van een modernen Griek geen heer was, on
danks alle uiterlijk vernis.
Daar hij geen gedachtenlezer was en even
min knap in het ontrafelen van karakters,
zag hij niet beneden de oppervlakte. Als hij dat
had gedaan dan had hij het glimlachende
gelaat waarschijnlijk den rug toegedraaid en
den eigenaar er van geschuwd.
„Het speet me, dat ik niet thuis was, toen
u mij een bezoek bracht. Ik hoop, dat u nog
eens zult komen. De barakken van Carshal zijn
nu wel niet de meest amusante plaats, maar
ik denk, dat wij er toch wel een paar vroolijke
uren kunnen doorbrengen."
Seymour Meiford boog en verklaarde, dat
hij heel graag zou komen en toen kondigde de
butler op plechtigen toon aan, dat het diner
gereed was.
De keukenmeid van de Melford's was uit
stekend en het door Diana uitgekozen menu
schitterend zoodat het diner, als maaltijd ge
nomen, goed geslaagd mocht heeten. Maar
lord Kendale keek niettemin om de een of
andere reden niet vroolijk, hoewel hij naast de
mooie Diana zat.
Misschien woog de gedachte hem zwaar,
dat hij als een gehoorzame zoon den plicht
had om Diana Meiford het hof te maken;
misschien drukte hem het idee, dat Meiford
de man zou zijn, die zijn toekomstige
schoonvader moest wórden. Hij keek een
paar maal de kamer rond en de aankleeding
van het vertrek verbaasde hem evenzeer als
Diana's japon het had gedaan. Waar haal
den die menschen, die om zoo, te zeggen
pas vijf minuten rijk waren, hun goeden smaak
vandaan?
Diana begon geen conventioneel dinergesprek
met hem. Daar was zij te verstandig voor. Ze
liet twee of drie gangen voorbijgaan zonder na
genoeg iets te zeggen. Eindelijk merkte zij op:
„Wist u, dat mijn broer op Latcham Court
gelogeerd heeft, lord Kendale?"
„Neen," zei Guy, opschrikkend en hij keek
naar Seymour Meiford, die aardige complimen
tjes fluisterde in Greta's oor. Waarom zou zijn
vader in vredesnaam dien vent op de Court
hebben uitgenoodigd?
„Ja. Hij vertelde mij, dat het een heel mooie
plaats is."
„Ik geloof het graag," zei Guy. „Wij vinden
het landgoed natuurlijk mooi."
„Dat spreekt vanzelf. Mijn broer vond het er
heerlijk. De graaf was werkelijk heel vrien
delijk voor hem en mijn broer zegt, dat hij
die aangename logeerpartij nooit zal vergeten."
„Daar ben ik blij om," zei Guy. „Ja, vader
kan erg vroolijk zijn, als hij wil."
„Wil hij niet altijd?" vroeg zij.
„O, hij wordt nu en dan geplaagd door jicht
en dan is het devies: „Pas op den hond," weet
u."
„Jicht is een pijnlijke ziekte," mengde Mei
ford zich met zijn luide stem in het gesprek.
„Ik heb wel eens gehoord, dat het dragen van
een rauwen aardappel in den zak de jicht op
de vlucht drijft. Maar je moet den aardappel
stelen.