Jietvetfiaal van den dag De avonturen van een verkeersagent je "■ff vicTonavoo, Om het centrale vliegveld Vreemdelingen biscuii en chocola ZATERDAG 18 JUNI 1938 Het ministerieele antwoord Dapper Aardenburg Sttt op^zekerërï j Niet kwaad RETRAITEHUIS BERGEN N. H. Rooster der retraiten Het antwoord van minister van Buuren op de vragen van het Tweede Kamer lid, dr. J. van den Tempel, betreffen de het centrale vliegveld te Leiderdorp, toont overtuigend aan, dat de minister zich ln een avontuur begeven heeft, waaraan hij 6oed zal doen zich zoo spoedig mogelijk te onttrekken. Het tragi-comische in deze 2aak is, dat met iedere verdediging van het Plan van Waterstaat eerst door de pers conferentie van den directeur van den Luchtvaartdienst en thans door het ant woord van den minister de argumenten van de voorstanders van behoud van Schip- Lol en Waalhaven (subs. Overschie) ver kerkt worden. De minister maakt en dit is te waar deren in zijn antwoord de quaestie een- v°udiger door te erkennen dat het defen- ke-belang secundair is. Uit zijn nadere toelichting blijkt, dat dit eigenlijk nog °verdreven is, het defensie-belang is er Leelemaal niet bij betrokken, alleen het Ltiancieel belang van de defensie zou er bij Petrokken kunnen worden alsSchiphol eens leeg kwam te staan. Inderdaad, dan tou Defensie dit terrein kunnen gebruiken. Loch dit is een financieel en geen defen- ke-belang! In dit verband wijzen wij op een weinig fraai slot van het ministerieele antwoord: «De aan Schiphol ten koste gelegde bedra- gen zijn, voor zoover het de waarde betreft, Welke dat luchtvaartterrein voor het Depar- toment van Defensie vertegenwoordigt, bij ton oplossing, als hiervoor omschreven, niet ais verloren te beschouwen." Men kan zich ftU afvragen: Wat is niet als verloren te beschouwen? De aan Schiphol ten koste gelegde bedragen, dus de ruim 7 miilioen? ^elneen, de tusschenzin is duidelijk: voor Zoover het de waarde betreft, welke het luchtvaartterrein voor Defensie vertegen woordigt. Dat kan óók één miilioen zijn! ^f nóg minder! Intusschen, het gaat niet over de kosten van Schiphol, het gaat over de vraag of het toist is, Schiphol te doen verdwijnen, het Lotterdamsch vliegveld niet tot stand te laten komen en bij Den Haag een nieuw Vliegveld aan te leggen. De minister zegt tol: Concentratie op één vliegveld zal lei- ton tot aanmerkelijke besparingen voor de ^•L.M. Uitgangspunt is dus: er moeten be sparingen voor de K.L.M. gevonden worden en dit uitgangspunt lijkt ons juist, daar de K-L.M. door de regeering zwaar gesubsi dieerd wordt. Echter, dan is de eerste vraag 0f de K.L.M. zelve daartoe meewerkt, m.a.w. of haar financieel beheer getuigt van een Wijs beleid. Wij hebben redenen om dit te betwijfelen en de minister zal, als hij wil tontoonen, dat alleen concentratie op één v'iegveld tot besparing zal leiden en de b°odige millioenen daartoe aan het Parle- toent aanvraagt, toch eerst moeten be wij- ton, dat de K.L.M. een toonbeeld is van zui nig beheerDoch gesteld al, dat dit het toval is, dan nog is 't de vraag, of de con- tohtratie tot aanmerkelijke besparing zal leiden. De minister gaat blijkbaar uit van to stelling, dat de Rotterdamsche lucht haven een tweede Schiphol zal worden. Deze stelling is echter onhoudbaar. Voor- torst heeft het Rotterdamsche gemeente bestuur zelf reeds verklaard, dat het niet lb de bedoeling ligt om van Overschie een toirnaire luchthaven te maken, doch boven den heeft de ervaring geleerd, dat handel to verkeer te Rotterdam ten aanzien van to luchtvaart anders zijn ingesteld dan han- tol en verkeer te Amsterdam, hetgeen door to cijfers betreffende goederen- en perso nenvervoer overduidelijk wordt aangetoond. minister ziet dit over het hoofd en zijn toheele betoog berust op de onderstelling Vto twee primaire luchthavens in eikaars tobijheid. Concentratie zou dan besparing °Pleveren. Het betoog luidt aldus: „Vaststaat, dat to exploitatie van luchtvaartterreinen voor et internationale verkeer steeds hoogere tochen zal stellen aan veiligheidsinrichtin- gen en verdere voorzieningen. Wegens de pootte der kapitalen, welke in dergelijke Teinen nog zullen moeten worden ge kken, bestaat geen uitzicht op de moge- 'ikheid van loonende exploitatie, maar zal tofekend moeten worden op steeds toene- DOOR CHARLES GARVICE V) daj'to papa; maar ik wil niet, dat Lord Ken- later bij anderen spot over het tentoon- hw van alles, wat die pas rijkgeworden ^schen bezaten." Staj? beer Meiford knikte een paar maal en ayn groote roode handen in zijn zakken. bj'ariuist. Ik geloof, dat je gelijk hebt. Ja toyrrf' Li weet het, geloof ik, het beste." En toW°Ur had haar met glinsterende oogen aan dik n en gefluisterd: „Je hebt volkomen ge- volkomen." lij"!*at aardig, dat u gekomen bent," wendde •Uet'to tot Greta. „Wat jammer, dat uw zuster meegekomen is." gaat het met u dominé," zei Meiford, U (tol hij zijn rechterhand greep. „Ik ben blij «en. Ik hoop, dat het u ook goed gaat, "eer John." er iets was, waaraan Jack boven alles ^geweldigen hekel had, dan was het om John genoemd te worden; maar hij tohrirt zooals van hem werd verwacht en La to zich tot Seymour. am kropen de minuten voorbij, maar Kendale kwam niet opdagen. Meiford mende exploitatie-verliezen voor de betrok ken gemeenten, alsmede op toenemende tekorten van het Rijk ten behosve van vei ligheids-inrichtingen. Deze uit een finan cieel oogpunt onduldbare toestand zal ver meden worden door concentratie op één luchtvaartterrein, waarmede belangrijke verlaging van Overheidsuitgaven zal wor den bereikt." Verander in deze beide zin nen het woord „luchtvaartterrein" in „zee haven" en de minister heeft betoogd, dat de havens van Amsterdam en Rotterdam beter afgesloten kunnen worden en ver vangen door een zeehaven bij Den Haag! De minister heeft uit het oog verloren, dat verkeersmiddelen daar moeten zijn waar handel en verkeer ze noodig hebben, dat zijn, in casu, Amsterdam en Rotterdam en dan liefst zoo dichtbij mogelijk. Wat ons trouwens in deze geheele geschiedenis op valt is, dat noch de directeur van den luchtvaartdienst, noch de minister ook maar een poging doet om met, zij het dan maar globale, cijfers aan te toonen, dat er in derdaad besparing en nog wel aanmerke lijke besparing voor de K.L.M. valt te be reiken. Alsof 't een zaak was van weinig be- teekenis zegt de minister: ontkend wordt niet, dat de concentratie van het lucht verkeer aan beide steden eenige bedrij vigheid zal onttrekken. Maar, Excellentie, dat is nu juist een van de hoofdbezwaren. Rotterdam en Amsterdam leven van de be drijvigheid, dat is hun welvaartsbron en onttrekking daarvan is precies het omge keerde van wat ze noodig hebben! En onttrekking daarvan is juisthet tegendeel van besparing. Door dat ééne zin netje, deze terloopsche erkenning heeft minister van Buuren o.i. er niet weinig toe bijgedragen den tegenstand tot zijn plan te versterken! Omtrent de andere bezwaren zwijgt de minister. Dat het binnenlandsche luchtver keer zal verdwijnen, Z. Exc. blijkt er onge voelig voor te zijn en wijst op de voordeelen van trein- en autoverbindingenDat de air-mindness der bevolking zal achteruit gaan, het is niet in geld uit te drukken en derhalve van minder beteekenis. Leiderdorp is Leiderdorp en ontkend wordt niet, dat de concentratie van het luchtverkeer aan beide steden eenige bedrijvigheid zal ont trekken Wie ter wereld kan den minister dit dwaze plan hebben ingegeven? En was er ten Departemente niemand, die den minis ter er op attent maakte, dat concentratie mogelijk was zonder de millioenen-uitgaven voor Leiderdorp, zonder onttrekking van bedrijvigheid, mét behoud en ontwikkeling van de binnenlandsche luchtvaart, mét inachtneming van de belangen van Rotter dam, en mét zij het dan slechts éénig respect voor hetgeen de Amsterdamsche burgerij tot stand heeft gebracht, n.l. con centratie daar waar zij al bestaat,op Schiphol? Na alles wat over deze quaestie is ge schreven, kunnen wij de gedachte niet van ons afzetten: dit plan had nooit in ernstige overweging genomen moeten worden, hoe eerder er van wordt afgezien des te beter. haalde zijn reusachtig horloge uit den zak en keek er met gefronste wenkbrauwen op. „Ik begrijp niet, waar lord Kendale zit," zei hij met zijn zware en zwaarwichtige stem. „Hij is twintig minuten te laat." „Niet punctueel zijn is gewoonlijk te laken," glimlachte de dominé, „maar wanneer het etenstijd is, dan wordt het waarlijk een mis daad." „Guy is nooit op tijd," constateerde Jack. „Lord Kendale is een dikke vriend van je, nietwaar?" vroeg Seymour. „Ja," zei Jack, „we zijn goede vrienden. Ik spreek hem vaak. Ik ga in het leger als ik er in kan komen en ik ben dikwijls in de barakken." „Ah juist, natuurlijk. Een prettig mensch, nietwaar?" „De beste kerel van de wereld," antwoordde Jack. „Dat heb ik gehoord. Ik heb hem Maandag een bezoek gebracht, maar hij was niet thuis. Mijn vader kent zijn vader, den graaf van Latcham." Op dat oogenblik verscheen juist „de beste kerel van de wereld," niet zenuwachtig of ver legen of met een schuldig gezicht, zooals de meeste menschen, die te laat komen, maar bedaard, rustig en vol zelfvertrouwen. „Ik vrees, dat ik erg laat ben," zei hij tegen Meiford, die juist het dichtst bij de deur was. Het spijt me, ik werd opgehouden in de barak ken." Toen Diana voorwaarts gleed op haar ge wone sluipende manier, liet hij plotseling papa Melford's hand los en zag verbaasd op. Wij staan te ver achter Eindelijk is het zomer. Er zijn weer zon en uitbundig leven in de natuur en een verkwikkende en weldadige prikkeling gaat door ons volk, dat zich bezig houdt met plannen voor een goed bestede vacantie. De Nederlander zakt, ondanks de goed bedoelde en zeer zeker gerechtvaardigde „Vacantie-in-eigen-land-propaganda" zeer begrijpelijk naar het buitenland. Men kan het hem onmogelijk kwalijk nemen dat hij de lust in zich voelt opkomen om de enge grenzen van ons duur en dierbaar vader land te overschrijden en de wonderlijke bekoring te ondergaan die vreemde landen en menschen altoos weten te brengen. Wij weten wel, ook ons land biedt prach tige vacantiegelegenheden. Daar zijn bosch en hei, daar zijn duinen en strand en ook onze groote steden bieden den verstrooiing zoekenden reiziger diverse genotbrengende zaken, maar als men open oog heeft voor ae realiteit dan zal men moeten erkennen dat het voor den treklustigen Nederlander, hard en moeilijk is om onder de voor hem zoo gemakkelijke en gunstige momenteele omstandigheden niet toe te geven aan de verlokkingen die hem van uit het buiten land toelachen. Het is alleszins begrijpelijk dat men er uit trekt en het in eigen land verdien de geld voor een deel in den vreemde ver teert. Dit laatste zou, economisch gezien, geen zorgwekkend verschijnsel zijn, wanneer men in den vreemde het zelfde principe huldigde als ten onzent en men ook daar den blik gericht hield op wijde horizonten. Helaas, moeten wij constateeren dat men den Nederlandsche horizon nog te weinig heeft weten te ontdekken. De Nederlander heeft meer belangstelling voor de Zwitser- sche bergen dan de Zwitser voor de Hol- landsche windmolens. Dit wordt ons duidelijk gemaakt in een cijferstaat van de „Balances des Paie- ments", uitgegeven door den Volkenbond, dat wij aantroffen in de R.K. Werkgevei en waarin wordt aangetoond dat Neder land ten aanzien van het vreemdelingen verkeer in 1936 plm. 32.500.000.meer uitgeeft dan het ontvangt, een situatie, die onze internationale betalingsbalans niet weinig ongunstig beïnvloedt. In dat zelfde jaar had België van het vreemdelingenver keer plm. 42.500.000.— meer ontvangen dan uitgegeven. Het is uiteraard zeer moeilijk hier ver gelijkingen te trekken, omdat de toestand van beide landen te zeer verschillend is. België heeft een lageren levensstandaard en het land is wellicht voor den toerist gevarieerder en attractiever dan Neder land. Maar toch komt het ons voor dat er voor een zoo groot financieel verschil geen reden bestaat. Willen wij de vreemdelin- Elke beproeving biedt kans op I hooger deugd. gen-industrie in Nederland stimuleeren. dan zal dat niet zoo zeer moeten geschie den door een propaganda voor vacantie in eigen land, maar dan zal men meer con tact moeten zoeken met het buitenland. Het wil ons voorkomen dat men in het buitenland voldoende interesse kan kwee ken voor de eigen geaarde schoonheden van ons land. Deze interesse kan echter niet alleen gewekt worden door min of meer, hoewel hoogstnoodzakelijke, propa ganda. Men moet ook weten te concur- reeren. Italië en Duitschland bieden voordeelig geld, iets wat wij voor ons land niet graag kunnen aanbevelen; België heeft een goed- koopen levensstandaard; Frankrijk biedt ons tentoonstellingen en speelzalen, Zwit serland heeft 'n prachtig georganiseerd hotelplan en wij, wij hebben slechts de goede reputatie van 't degelijk Hollandsch ontbijt. Er kan in ons land ter stimuleering van de vreemdelingen-industrie nog veel ge beuren. Onze hotels en restaurants zijn gedwongen overmatig hooge prijzen te vra gen, onze vele regels en ordebepalingen maken het den vreemdeling heusch niet gemakkelijker. Een goede organisatie in den geest van het Zwitsersche hotelplan zou zeer zeker een stoot in de goede rich ting geven, terwijl er ongetwijfeld nog tal- looze mogelijkheden zijn om den vreem deling te trekken. Het is zaak deze moge lijkheden op te zoeken en uit te buiten. In het rampjaar 1672, toen ons land zoo erg van de vijanden te lijden had, speciaal van de Franschen, kwam het toch ook voor, dat dien vijand geduchte tegenstand geboden werd. Rabenhaupts verdediging van Groningen tegen de Munsterschen, de herovering van Coevorden, volgens het plan en onder de leiding van den vestingbouwkundigen en onversaagden onderwij zer Van der Thijnen, herinneren hieraan. Den Franschen werd hevige tegenstand geboden bij Aardenburg. Dit geschiedde in de maand Juni 1672. Aardenburg, een klein plaatsje in Staats- Vlaanderen, was zwak versterkt, en door slechts veertig man, onder den vaandrig Elias Beek man, bezet. De snelle tocht van de Franschen tot in het hart des lands, verspreidde ook daar schrik, welke nog toenam op het bericht, dat ettelijke duizenden tegen de stad oprukten (25 Juni 1672). Evenwel besloot het heldhaftige stadsbestuur, door den genoemden vaandrig aangemoedigdi tot weerstand. Behalve de sol daten waren èr 186 gewapende burgers, van wie velen reeds bejaard waren, onder de wapenen. Men had vier bruikbare stukken geschut; kruit, kogels en al wat tot verdediging strekken kon, werd, ook met hulp van vrouwen en kinderen, vervaardigd en naar de wallen gesleept. De Franschen rukten in den nacht aan, maar af geslagen, besloten zij, tot 8000 of 9000 aange groeid, tot een heviger aanval in den volgenden nacht. De vrome burgerij had intusschen in de kerk den goddelijken bijstand afgesmeekt, en was met 160 krijgslieden versterkt. De be- Verleden jaar Februari om precies te zijn: den 13den, om 5.30 uur nam ik een taxi op het Generaalsplein. Als een buitenge wone omstandigheid mijn gewoonten niet in de war had gestuurd, zou ik dien avond, op dat uur, hoogstwaarschijnlijk mijn gewone bittertje hebben genomen. Maar het noodlot, dat zich altijd met onze particuliere zaken bemoeit, wil de, dat ik ditmaal een taxi nam. Een telegram, dat me te laat bereikt had, verwittigde mij, dat oom Filip, die sinds eenige jaren in het buiten land woonde, met den sneltrein van 5.42 zou arriveeren. Ik had dus geen tijd te verliezen. Naar het station! zei ik den chauffeur, en stapte in de grootgte haast in. Om de waarheid geen afbreuk te doen, ben ik verplicht te bekennen, dat oom Filip een on handelbaar en ondraaglijk iemand is. In dat opzicht ben ik nog altijd van meening, dat als er een wedstrijd voor ondraaglijke ooms werd uitgeschreven de broer van mijn vader den eersten prijs zou behalen, met een enormen voorsprong op zijn mededingers. Om die reden liet ik me naar het station rij den met dezelfde geestdrift, als waarmee men op weg gaat, om zich een kies te laten uit trekken. Niettemin zou ik mij, ingevolge een traditioneel plichtsgevoel, dat in mijn familie heel sterk is, van mijn taak gekweten hebben, als een bijzondere omstandigheid me niet van mijn goede voornemens had afgebracht. Ik had een honderd meter gereden, toen ik, toevallig omkijkend, bemerkte, dat er in een hoek van den wagen een groote gele envelop lag, die een of ander moest vergeten hebben. Ik raapte 'm op, en daar hij open was, haalde ik eruit wat er in zat. Het was een foto van groot formaat, die een beeldschoone jongedame voorstelde. Allemachtig! riep ik uit. Dat is me nog eens een juffertje! Ik zeg het niet uit grootspraak, maar op het gebied van vrouwelijk schoon ben ik een ken ner. Zóó'n knap gezichtje had ik nog nooit gezien. In een hoek van het portret stond kennelijk met een vrouwenhand geschreven: „Marianne Duval. Rue de la Prairie 6, Fleury." Dat kon niet anders dan het adres wezen van die foto grafische schoonheid. Een voortreffelijke gele genheid werd mij geboden, om haar te leeren kennen en tevens had ik een voldoende voor wendsel om de verwelkoming van oom Filip uit te stellen, zonder mijn geweten al te veel ge weld aan te doen. Jongeman, zei ik tot den chauffeur, is Fleury nogal ver hier vandaan? Achttien kilometer, mijnheer. Dan naar Fleury. Toen we in Fleury aankwamen, was het al donker geworden. Doch met behulp van de lan taarns konden we de woning van de schoone Marianne ontdekken. Wacht hier op me, zei ik tot den chauffeur. En even later klopte ik aan- op no. 6. Een onooglijke oude vrouw deed open. Woont hier een mejuffrouw Marianne Duval? De oude knikte en zei: Ik zal haar roepen. Even later verscheen Marianne in persoon. Ter wille van de oprechtheid moet ik verklaren, storming was hevig. De gekwetste Beekman bleef op zijn post de verdediging besturen. De vijand wist een der buitenbruggen neer te halen, en drong in een voorwerk door, doch hier op eengepakt, werd hij bij gansche rijen geveld. De brug, zijn eenige uitgang, werd door sta pels lijken versperd; aan vluchten viel niet te denken; overgave was het eenige middel tot behoud, en zij, die aangerukt waren onder den kreet van „tue, tue!", smeekten nu geknield om genade, en riepen: „Monsieur d'Hollar.de, Monsieur d'Hollande! Quartier; quartier!" Men gaf het, mits zij het geweer neerlegden, de brug ophaalden en bij kleine hoopen binnenkwamen. 620 Franschen werden aldus door 386 Nederlan ders gevangen gemaakt, een groot aantal was gedood, 1500 geweren werden gevonden, en, wat niet minder belangrijk was, Vlaanderen was behouden, en het binnendringen in Zeeland belet. dat het origineel niet volkomen beantwoordde aan het portret. Niettemin leek het meisje me een niet te versmaden wezen. Juffrouw, zei ik, haar de enveloppe over reikend, ik kom u deze foto brengen, die U denkelijk toebehoort. Ik heb ze gevonden in een taxi op het Generaalsplein. Juffrouw Marianne verklaarde, dat ze inder daad de foto dien morgen in een taxi had laten liggen, toen ze in de stad inkoopen had gedaan en zij betuigde mjj haar hartelijken dank, in de aangenaamste bewoordingen. Iedereen weet, hoe het in dergelijke gevallen gaat. Ik hoef er dus alleen maar bij te zeggen, dat ik dien avond oom Filip en al mijn andere verwanten in den eersten graad totaal vergat. De afstand, die me van Marianne scheidde, belette mij om haar dikwijls te zien. Bovendien weerhield een samenloop van vervelende om standigheden, die me danig op de proef stelde, me geruimen tijd van iedere poging dag dringend j j naar Parijs werd I gedacht j geroepen voor 'n i financieele kwes- tie. Zoo nam ik dien gedenkwaardigen morgen een taxi op het Generaalsplein, om me wederom naar het station te laten brengen. Het verbaasde me heelemaal niet, te consta teeren, dat het dezelfde taxi was, die me inder tijd naar Fleury had gebracht. Maar wat me wèl verbaasde, was het feit, dat ik in dien wa gen weer een gele enveloppe vond, die wéér een portret van Marianne bevatte. Het leek me bui tengewoon. Stop! riep ik tegen den chauffeur. Wat heeft die gekheid te beteekenen? De chauffeur, die me blijkbaar niet herkende, keek me verbaasd aan. Wat is er aan de hand, mijnheer? vroeg hij onthutst. Ik duwde hem de enveloppe onder den neus. Dat is den tweeden keer, dat ik deze foto in je taxi vind. Je wilt me toch zeker niet wijs ma ken, dat het toeval is? Ik weet er niets van, mijnheer, zei de man met het onschuldigste gezicht van de wereld. Beste vriend, antwoordde ik op beslisten toon, als je me niet de werking van dit spel letje uitlegt, zullen we allebei eens met den commissaris van politie gaan praten. Toen besloot de man te bekennen. Meneer, zeide hij, ik zal u zeggen, hoe de zaken staan. Maar brengt u me dan alstu blieft niet in moeilijkhedenik heb een vrouw en vier kinderen, meneer, en de tijden zijn slecht. Ik heb er trouwens toch ook geen kwaad mee gedaan? Dat portret is van mijn zuster, meneer, en als ik nu iemand rijd, die haar wil leeren kennen, dan kan hij gaan zien, of die foto goed is. Op die manier.... Jawel, zei ik kregel. Maar zeg me eens, krijg je een bepaald percentage voor dat soort propaganda? Ik? Weineen, meneer! Ziet u eens, naar Fleury is achttien kilometer, en dat komt alle maal op den taximeter.... C^hrlutu» heelt aan Zijn Kerk voor speld, dat zij om Zijnentwille vervol gingen zou moeten verduren. Zalig zij, die vervolging lijden om de Gerechtig heid, want hunner ia het Koninkrijk der Hemelen. JUNI Dinsdag 2124 Politiebond St. Michaël. Dinsdag 28—1 Juli. Gehuwde dames; Den Helder, Amsterdam (St. Rita), volt. JULI Zaterdag 25 Meisjes boven 17 jaar; verg. f 6.50. Dinsdag 58 Gehuwde dames; Amsterdam (H. Maria Magd.), Alkmaar (St. Laurentius) e.a. pl. Zaterdag 912 St. Jos. Gezellen; Haarlem (III), Amsterdam (IV). verg. f 6.50 Dinsdag 1215 Dames; Amsterdam (St. Ig- natiuscl.), volt. Zaterdag 1619 Mannen; St. Ger. retraite Ver. (Den Haag) e.a. verg. f 6.50. Dinsdag 1922 Meisjes boven 17 jaar; Haar lem (O. L. Vr. v. d. Roz.) e.a. Zaterdag 2326 Mannen; Amsterdam (St. Ignatiuscl. I.) e.a. Donderdag 2831 St. Christoffel; Haarlem, Alkmaar e.a. pl. Zondag 313 Aug. Meisjes boven 17 jaar; Amsterdam (H. Maria Magd.) e.a. 00 vernas van ceo hand, MB voet cC een «os „O, dat zal ik aan mijn vader vertellen," zei Guy. „Ik denk niet, dat de graaf er iets voor zou voelen om een aardappel in zijn zak te dra gen," zei Seymour Meiford op een toon, alsof hij den graaf jaren had gekend. „En wat het stelen betreft, dat zou een beetje gek zijn, om dat hij zelf een overheidspersoon is. Hij zou zich misschien genoodzaakt gevoelen zichzelf aan te geven en van den diefstal te beschul digen, om daarna zichzelf acht dagen gevan genisstraf op te leggen." „Misschien zou die kuur meer resultaat op leveren dan de aardappel," zei de dominé open hartig. „Ik heb nog nooit jicht gehad, merkte mijn heer Meiford op. „Ik heb er nooit tijd voor ge had." „Een uitstekende reden," antwoordde de do miné goedig. „U hebt een werkzaam leven ge had, nietwaar mijnheer Meiford?" „Dat zou ik meenen!" bevestigde deze zwaar wichtig", ,fk heb hard moeten werken sinds ik een jaar of veertien was en het heeft me geen kwaad gedaan. Ik houd van hard werken. Geef mij maar een man, die negen of tien uur per dag werkt en die alles kan eten wat de pot verschaft. Geloof me, zoo een heeft geen kwaaltjes. Seymour hier klaagt nu al over zijn spijsvertering en op zijn leeftijd had ik een baksteen kunnen verorberen. Probeert u dien wijn eens, mylord; ik denk, dat u daar niet veel op aan te merken zult vinden." (Wordt vervolgd). Met verbijsterende snelheid vloog men door de lucht. Het scheen alsof een nieuwe komeet verschenen was en op de aarde waren in den nacht geleerden in de weer, om te ontdekken, wat daar van de maan naar de aarde kwam. Toen men de aarde naderde, ontdekte Keesie, die weer het vliegtuig bestuurde, een andere vliegmachine, die ook boven de aarde rondvloog. Het is net alsof ik die machine meer heb gezien, dacht Keesie, maar schijn bedriegt, moet ik maar denken." Al* w-i tj /~11VT1VTI7 op dit blad zijn ingevolge de verzeKeringsvoorwaarden tegen T"1 ry bij levenslange geneele ongeschiktheid tot werken door wiw/v bfj een ongeval met *~i nff A 'AIjI iTj O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen JT UI/#" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen 17 i Owe" doodeHJken afloop JT MUV*a AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Hij had verwacht een jongedame te zien in vuurrood fluweel op zijn minst en behangen met een groote lading juweelen een jonge dame, burgerlijk en dom lachend in haar op treden en de echte Diana scheurde het schil derij, dat hij zich in gedachten van haar ge maakt had, in flarden» Hij was zoo verbaasd, dat hij haar zwijgend een hand gaf; toen wendde hij zich tot Greta, maar zijn oogen zochten door het vertrek. „Hoe gaat het met u, juffrouw Latimer? Een mooie avond, nietwaar. Is is uw zuster niet hier? Ik zie haar niet." „Neen, mijn zuster is er niet," zei Greta, die het niet over zich kon verkrijgen om de leugen te uiten, die Lorrie haar in den mond had gegeven. Hij keek ernstig en tamelijk teleurgesteld. Van iemand, die niet zoo'n knap gezicht had als hij zou men zeker hebben beweerd, dat hij er humeurig uitzag. „Hallo, Jack," zei hij. „Ik hoop, dat ik je diner niet vergald heb." „Mijn broer, lord Kendale," stelde Diana voor en de twee mannen, die gedoemd waren in de toekomst zooveel invloed ten goede of ten kwade in elkanders leven uit te oefenen, stonden tegenover elkaar. Een flauw glimlachje speelde Seymour Meiford om de lippen en in zijn donkere oogen en lord Kendale nam hem op met een kalmen blik en de gemakkelijke, rustige manier van een geboren patriciër. Een echten heer kende hij op het eerste gezicht en hij voelde onmiddellijk dat deze zorgvuldig ge- kleede persoon met het gelaat en den glimlach van een modernen Griek geen heer was, on danks alle uiterlijk vernis. Daar hij geen gedachtenlezer was en even min knap in het ontrafelen van karakters, zag hij niet beneden de oppervlakte. Als hij dat had gedaan dan had hij het glimlachende gelaat waarschijnlijk den rug toegedraaid en den eigenaar er van geschuwd. „Het speet me, dat ik niet thuis was, toen u mij een bezoek bracht. Ik hoop, dat u nog eens zult komen. De barakken van Carshal zijn nu wel niet de meest amusante plaats, maar ik denk, dat wij er toch wel een paar vroolijke uren kunnen doorbrengen." Seymour Meiford boog en verklaarde, dat hij heel graag zou komen en toen kondigde de butler op plechtigen toon aan, dat het diner gereed was. De keukenmeid van de Melford's was uit stekend en het door Diana uitgekozen menu schitterend zoodat het diner, als maaltijd ge nomen, goed geslaagd mocht heeten. Maar lord Kendale keek niettemin om de een of andere reden niet vroolijk, hoewel hij naast de mooie Diana zat. Misschien woog de gedachte hem zwaar, dat hij als een gehoorzame zoon den plicht had om Diana Meiford het hof te maken; misschien drukte hem het idee, dat Meiford de man zou zijn, die zijn toekomstige schoonvader moest wórden. Hij keek een paar maal de kamer rond en de aankleeding van het vertrek verbaasde hem evenzeer als Diana's japon het had gedaan. Waar haal den die menschen, die om zoo, te zeggen pas vijf minuten rijk waren, hun goeden smaak vandaan? Diana begon geen conventioneel dinergesprek met hem. Daar was zij te verstandig voor. Ze liet twee of drie gangen voorbijgaan zonder na genoeg iets te zeggen. Eindelijk merkte zij op: „Wist u, dat mijn broer op Latcham Court gelogeerd heeft, lord Kendale?" „Neen," zei Guy, opschrikkend en hij keek naar Seymour Meiford, die aardige complimen tjes fluisterde in Greta's oor. Waarom zou zijn vader in vredesnaam dien vent op de Court hebben uitgenoodigd? „Ja. Hij vertelde mij, dat het een heel mooie plaats is." „Ik geloof het graag," zei Guy. „Wij vinden het landgoed natuurlijk mooi." „Dat spreekt vanzelf. Mijn broer vond het er heerlijk. De graaf was werkelijk heel vrien delijk voor hem en mijn broer zegt, dat hij die aangename logeerpartij nooit zal vergeten." „Daar ben ik blij om," zei Guy. „Ja, vader kan erg vroolijk zijn, als hij wil." „Wil hij niet altijd?" vroeg zij. „O, hij wordt nu en dan geplaagd door jicht en dan is het devies: „Pas op den hond," weet u." „Jicht is een pijnlijke ziekte," mengde Mei ford zich met zijn luide stem in het gesprek. „Ik heb wel eens gehoord, dat het dragen van een rauwen aardappel in den zak de jicht op de vlucht drijft. Maar je moet den aardappel stelen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 9