VOOR 'S ZOMERS OP STRAAT Dré en Trui in het Boschhuis Ter bevordering der gastvrijheid Nu is alles goed, Dre 5! h. ZONDAG 19 JUNI 1938 Keukenmuziek ONS PRIJSRAADSEL Het nieuwe raadsel Kamille-thee en zure melk Zeshoeken-probleem ,Na gedanen arbeid is het goed rusten" Oplossing vorig raadsel Prijswinnaars Servetzakjes Het Een-over-Een- systeem z. Auxilio Social Vrouwenwerk in Spanje BRABANTSCHE BRIEVEN tav. pr£* De markante tegenstelling: licht dragen op donker en donker op licht heeft, mits goed gekozen, iets bijzonder gedis tingeerd. Met welgevallen zien we bij een lichtgrijze tailleur voor wie het dragen kan donkerblauwe 'blouse, hoofdbedekking en schoenen en bij lichtbeige, dito bijkomstigheden in tabaksbruin. Is de temperatuur zóó zomersch, dat we ons enkel in een dun zijden japonnetje buitenshuis wagen en willen we toch dit donker-iicht-con- trast in onze kleeding handhaven en tevens voor ons zelf het gevoel hebben iets meer „ge kleed" te zijn dan enkel met een japon, dan kunnen we ons zijden wandeljurkje comple- teeren met een driekant shawltje als hiernevens geschetst en dat we met wat handigheid zelf kunnen knippen en bewerken. Voor op een donkere robe kiezen we voor de shawl een licht fond met afstekend bewerkte patroontjes in de tint van de japon. Het aardige van dit model is, dat door een Ingenieuze vondst hetzelfde driehoekig gegeven, dat we al zoo lang kennen, by het dragen een geheel anderen indruk geeft en veei minder sportief aandoet dan de nonchalant omgeknoop te driepunter, die hoe flatteus ook voor sommigen toch nooit een ook maar eenigs- Zins gekleed effect bereikt. Voor de vervaardiging van dit shawltje neeft men noodig tachtig centimeter zijde van de smalste breedte, die meestal negentig centi meter is. Men krijgt dan een bijna vierkanten lap, die schuin wordt doorgeknipt en waaruit dus twee shawls komen. Om voor de shawl een gelijkzijdigen driehoek te krijgen, knipt men het teveel aan een der zijden weg; om wille der conformiteit zou men dit teveel aan de zelfkant-zijde moeten laten wegvallen opdat de geheele buitenkant het picootje van het „uitslaan" toont. Wil men echter den zelfkant behouden, dan knipt men de smalle strook, die teveel is, aan den rafelkant weg en laat den buitenkant machinaal afwerken. Vanzelfspre kend dat men alle afwerking ook zelf kan doen met een fijn rolzoompje. Vervolgens knipt men den driehoek, zooals die onder de modelteekening staat aangegeven, langs de lengte, drie centimeter van den bo venkant aan weerszijden in, respectievelijk tot aan de punten A, even vóór het midden. Af werking van de ingeknipte einden gebeurt in overeenstemming met de afwerking van het overige, dus óf met een rolzoompje óf ook met het picootje; in dat laatste geval echter be ginnen we niet met in den lap te knippen, maar rijgen slechts een duidelijken draad tot de punten A, opdat dit in den winkel hierlangs machinaal uitgeslagen kan worden, waarna we dit uitgeslagene doorknippen. Het resultaat is dan een driehoekig shawltje, voorzien van twee, in het midden vastzittende lintjes, waarmee we het geval om den hais vaststrikken, de lusjes naar voren brengend en de losse slippen over den schouder hangend of van achteren bij elkaar genomen, een wijze van dragen, waarin de spiegel moet beslissen, welke voor ons de meest flatteuze is. Als materiaal kiezen we een zuiver zijden crêpe de chine, waarop we met een strijkpatroon de bloemfiguurtjes strijken, die dan in de door ons gekozen tinten geborduurd worden. Een klaar bedrukte zijde, waar de patroon tjes niet te dicht op elkaar staan is moeilijk te vinden en juist de geringe herhaling van het gewerkte motiefje geeft dit shawltje de dis tinctie. Niet minder ook het relief, dat verkre gen wordt 'door het zelf opwerken van de bloe metjes. Elke rechtgeaarde huisvrouw weet, dat de waarde van een schotel óók afhangt van het uiterlijk. Zoo zou men kunnen spreken over „een pudding als een Willem Maris." Ander' soortige vergelijkingen bezigde André Simon: „De Engelsche tafel is als koraalgezang, de Amerikaansche als een jazz, en de Franscheals klassieke muziek." Wij voegen daaraan toe: „De Duitsche tafel is als marschmuziek, de Vlaamsche als een dorpsfanfare, en de Hol- landsche als een symphonie." peau, Molukkenstraat 43, Haarlem; mej. F. C. M. Reijers, Betuwestraat 7, Arnhem; mej. J. de Wit, Marconistraat 94, Hilversum. Als nieuwe opgave geven wij thans een zes hoekenprobleem. Onze figuur bestaat uit vier zeshoekige ban den, waarvan er twee zijn verdeeld: elk der banddeelen in 5 vakjes, ter plaatsing van woordjes van 5 letters en de beide andere zjjn voorzien van een punt in elk der band deelen. Onze opgave is nu deze: in het banddeel 12 komt een woord van 5 letters: de middelste letter wordt uitgelicht en vervangen door een andere letter, waarna men door omzettingder letters een ander woord vormt, dat in het banddeel ab wordt ge plaatst dit woord moet de vervangende let ter ook weer in het midden hebben. Nu plaatst men nog de middelste letter, <tie uitgelicht werd, op de plaats der punt tusschen de band deelen 12 en a—b, terwijl de nieuw aange brachte letter op de plaats der punt 1comt tus schen banddeel ab en den binnensten (don keren) zeshoek. Precies op dezelfde wijze gaat men te werk met de 5 overige verdeelde banddeelen en pun ten. De 5 woorden in de buitenste banddeelen be- teekenen: 1—2: middel om schepen vast te leggen; 2—3 dagblad, 34 huisdier, 45 hoog bouwwerk, 56 huismeubel, 6—1 hoofddeksel. Of de woorden, welke voor deze 6 op den an deren verdeelden band in de plaats komen, de juiste zijn, zal hieruit blijken, dat de letters op de plaats der punten in de beide witte banden resp. moeten opleveren: den naam van een hijschmiddel en dien van een geneesheer. Onder de inzenders van een goede oplossing worden weer zes fraaie prijzen verloot. Oplossingen worden tot Vrijdagmiddag 12 uur ingewacht bij den heer G. M. A. Jansen, Ruys- daelstraat 60, Utrecht. Uit Turksche kranten vernamen wij enkele bijzonderheden over de 6240 menschen, die vol gens de laatste Turksche volkstelling den hoo- gen leeftijd van meer dan honderd jaar be reikten. Volgens deze laatst verkregen statis tieken zijn ook in Turkije de vrouwen over het algemeen ouder dan de mannen; van de 6240 oudjes zijn 3985 (dus bijna tweederden) vrouwen Het oudersdoms-record heeft echter een man op zijn naam met 157 jaren; deze 157-jarige man moet den Turksch-Griekschen oorlog van 110 jaar geleden en ook den Krim-oorlog nog hebben meegemaakt. Het overgroote deel van deze grijsaards heeft zijn hoogen ouderdom wanneer men de Turksche pers tenminste mag gelooven te danken aan het gebruik van zure melk en kamille-thee. Alcohol hebben ze zelfs nog nooit willen zien, doch wel gingen zij zich te buiten aan rooken. In de eerste plaats schijnt echter ook het klimaat een groote rol te hebben ge speeld, want het is wel zeer opvallend, dat de meeste bejaarde menschen in het Oostelijk deel van Klein-Azië leven. Een paar nummers van ons vorig raadsel lie ten eenige wijziging toe: voor bedehuis kon ook Godshuis en voor praterig ook snaterig worden goedgekeurd, omdat mèt de overeenstemming in beteekenis ook de juiste plaatsing der letters, waar het om te doen was, samenging. Voor t overige was het juist die laatste conditie, welke dwong tot het geven van het eenig mogelijke woord! We vullen naar de gegeven beteekenissen onze vijftien woorden als volgt in: Napoleon A 1 k e m a d e Gedrocht Bevreesd Bedehuis Praterig Antipode Enschede Ongewoon Amechtig Transito Onbekend Speechen C r i t i s c h Admissie En lezen dus op onze rondreis: Na gedanen arbeid is het goed rusten. De uitgeloofde prijzen vielen bij loting ten deel aan: J. G. Bouwmeester, Laplacestraat 1 bov. Amsterdam-Oost; C. F. Bomer, Predik heerenkerkhof lObis, Utrecht; W. Kramer, Kal- verstraat 26, IJmuiden-Oost; mej. J. Philip- „Ik zal je servet bewaren", zegt de moderne gastvrouw en dat houdt een doorloopende invi tatie in voor den stamgast om aan den gast vrijen disch, zoo dikwijls hij maar wil, mee aan te zitten. In een gastvrij huishouden beschikt men ook meestal over „gasten-servetringen", maar eigen lijk is het practischer en ook hygiënischer om er servetzakjes op na te houden, die we al of niet fraai kunnen bewerken. Er zijn ook wel eens gasten, die hun eigen servetzakje maken en dat voor hun gastvrouw meebrengen! Makkelijk is het dan, als we dat met de eigen initialen borduren zooals een tweetal der linnen zakjes op de illustratie too- nen. Een écru-linnen zakje met breed omgecor- donneerden blauwen rand geven we een rood monogram en een lichtblauw linnen zakje, dat we, om en om, over gelijken afstand ombiezen met cordonneersteek in licht en donkerblauw, geven we donkerblauwe letters. Van een lapje lichtgroen of zalmkleurig zijden linnen ver vaardigen we een aardig servetmapje in open steek. Om het ons makkelijk te maken met de binnen-afwerking, trekken we aan de zijkanten de draden uit en stikken het zakje aan weers zijden aan den goeden kant dicht, precies te gen de rafel aan. Den rafelrand van den overslag zetten we, met het oog op de wasch, met een omgeslingerden steek vast. Het spreekt vanzelf, dat na een opening de meest voorkomende antwoordbiedingen zijn: 1 S. A., 2 in dezelfde kleur, antwoordbod in een andere kleur, een sprongbod in S. A. of een sprongbod in dezelfde kleur! Na een dezer biedingen is de opener weer aan bod en we zullen uit de vele mogelijk heden, welke hem ten dienste staan de voor naamste, d.w.z. de meest voorkomende behan delen. Na een negatief antwoord (1 S. A. of 2 in dezelfde kleur), heeft de opener de keus uit drie soorten antwoorden, n.l.: I. Zonder verdere aspiratie: Pas. II. Met redelijke hoop toch nog een manche te bereiken, waartoe drie middelen beschikbaar zijn, n.l.: Ie. 2 S. A. (op a 1 topslag surplus, terwijl de topslagen over tenminste drie kleuren ver deeld zijn). 2e. Herhalen van de kleur (eveneens met a 1 topslag surplus, maar nu met een herbied- bare kleur). 3e. Het bieden van een nieuwe kleur (surplus van a 1 topslag 2de biedbare kleur). III. Met de stellige verwachting, dat er een manche in zit. In dit geval is een sprongbod zeer gewenscht, omdat dan de partner niet meer mag passen. Het is duidelijk, dat de opener in dit geval of veel topslagen of een zeer gunstige distri butie moet hebben. Eenige voorbeelden zullen verduidelijkend werken Indien Noord met 1 Harten heeft geopend en Zuid heeft 1 S. A. geboden, dan zal Noord op de volgende handen: I. Sch.: xxx H.: A. V. 10 R.H. x x KI.: A. x x II. (1 Sch.: A. 10 H.: A. B. x x R.: H. 10 x x KI.: A. x II. (2 II. (3 Sch.: x x Sch.: x x H.: H. V. B. x x H.: H. V. x x R.: A. x x X R.: A. V. x x KL: A. V. KL: H. V. x III. Sch.: V. B. x x H.: H. B. 10 x R.: A. B. x KI.: H. V. B. III. Sch.: x H.: A. H. V. B. x R.: A. 10 x x KI.: H. V. x respectievelijk als volgt moeten bieden: I.: Pas, II (1: 2 S. A. II. (2: 2 Harten, II (3: 2 Ruiten. III: 3 S. A„ III: 3 Harten. Het is vanzelf sprekend, dat men nog al eèns in moeilijkheden zit bij de keuze tusschen de eene of de andere mogelijkheid, maar ook hierbij is een oplossing wel te vinden, mits men eiken factor naar waarde mee laat spre ken. Tenslotte dan nog de sprongbiedingen In S. A. of in dezelfde kleur. Deze biedingen hebben een geheel andere beteekenis dan in het Culbertson-systeem, het geen samenhangt met de absolute negativiteit, welke het 1 S. A. en 2 in dezelfde kleur bod vertegenwoordigen. 2 S. A. of 3 in de door den partner gebo den kleur beteekenen eenvoudig niets anders dan een positief antwoord, maar wegens gebrek aan een biedbare kleur wordt deze manier ge kozen. Na een 1 Hartën-opening door Oost, biedt West op de volgende kaart: Sch.: H. V. x H.: B. x x R.: B. x x x KI.: H. B. x 2 S. A. en op Sch.: x x H.: H. 10 x x R.: A. V. x KI.: V. x x x 3 Harten. De opener mag daarom na een dergelijk sprongbod passen, indien hij n.l. geopend heeft op minimum kracht. Het spel van deze week is buitengewoon in teressant door de zeer bijzondere speltechniek welke er in gedemonstreerd wordt: Sch.: A. B. x H.: A. x x x x R.: x x KL: B. x x Sch.: H. H.: xxx R.: V. B. xxx xxx KI.: V. N. W. O Sch.: V. 10 x x X KL: H. 10 x x X Sch.: xxx H.: H. V. B. 10 x R.: A. 10 KI.: A. x x West opent met 3 Ruiten en het eindbod is 4 Harten, door Zuid te spelen. West komt uit met Ruiten vrouw, Oost speelt den Heer bij en Zuid neemt dezen slag met het Aas. Zuid ziet, dat ondanks het voldoende aantal top slagen en de mooie troefkleur, de kans op het vervullen van het contract uiterst klein is, maar peilt eerst eens de troefverdeeling. Reeds in de eerste troef ronde renonceert Oost!!! Zuid ziet thans zijn kans, aangezien hij be grijpt, dat Oost Ruiten Heer sec had en dus 12 schoppen en klavers moet hebben. West kan dus in schoppen en klaveren slechts twee kaarten hebben en Zuid speelt dan ook als volgt: Eerst nog tweemaal troef, daarna schoppen Aas en Klaver Aas, waarop West beide be kent. Thans wordt ruiten 10 nagespeeld en West komt aan slag. Hij kan niet anders dan ruiten natrekken, maar dit is juist wat Zuid hebben moet. Hij troeft niet, doch speelt uit Noord klaver bij en écarteert zelf een kleine schoppen. West moet weer ruiten trekken en wederom wordt uit Noord klaveren geécarteerd, maar thans troeft Zuid! West heeft een slag cadeau gekregen, maar NZ hebben hierdoor drie slagen winst gemaakt, zoodat het uitein delijk winstsaldo van deze manoevre twee sla gen is!!! NZ behoeven nu immers nog slechts 1 slag in schoppen te verliezen en niet meer, zoodat juist aan het contract wordt voldaan, terwijl zonder deze methode twee down onvermijdelijk was. P. H. A. TUIN. In den herfst van 1936 werd door meisjes en vrouwen in het Rechtsche Spanje een organi satie gesticht, om hulp te verleenen aan de ve le weezen en verwaarloosde kinderen. Deze Auxilio Social bleek zooveel goed te doen, dat zij door den Staat ten zeerste wordt gesteund en ook na den oorlog wel zal blijven voortbe staan. De taak daarvan bestaat op het platte land in het geven van practisch onderricht ib kinderverzorging, het schoonhouden der huizen en het herstellen van de goede dorpszeden. Er is daar veel werk te doen, vooral in de provin cies, die lang onder rood bewind stonden. On dervoeding der kinderen was daar heel gewoon, en dit bracht weer t.b.c. en andere ziekten met zich mee. In het door Franco bestuurde gebied kan nu iedere t. b. c.-patiënt kosteloos in eer) sanatorium verpleegd worden. En het departe ment voor kinderzorg heeft, samen met da Auxilio Social, gezorgd voor den bouw van vele huizen, sanatoria en klinieken. Een prachtig werk verricht genoemde orga nisatie ook door het koken en uitdeelen va» maaltijden voor behoeftige kinderen en gezin nen. Overal werden eethuizen opgericht, en de ze vallen op door gezellige inrichting en da goede qualiteit der voeding. Zoo worden te Se- villa dagelijks 150 kinderen in zes eethuizen door de Auxilio Social van voedsel voorzien. Zoo mogelijk echter wordt bevorderd, dat da kinderen thuis eten. De meisjes der Auxilio So cial hebben inderdaad tot nu toe prachtig werk geleverd. Te Oviedo werkten zij door tij dens het beleg. En in sommige steden hadden zij hun keukens al in bedrijf, vóórdat Franco's troepen deze binnentrokken. Een echt christen dom van de daad! iiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiimiiiiiimmiiiiiiiimimmiiiimiiiimiimiiiiiiiiiMiimiiiiiiii ff UL VENHOUT, 16 Juni 1938 Amico, Blinkend blanke wolken-klodders stonden stil in 'n blaauwe locht, waarlangs de Pinksterzon heuren gouwen glorie tooverde. Ons Zondags-propere dorpke spiegelde in 't witte licht van deuzen kraakhelderen dag, die van den killen hemel glansde. De velden aan den overkant, beneden van den steenweg, lagen daar in den vollen zonne- gloei in den onbewogen rust van den Zondag op den buiten. Mee hier en daar 'nen donkeren slagschaduw van 'nen hoogen, zilveren wolk. 't Liep naar elf uren omtrent, als ik mee Trui, in onze beste, Zondagsche spullen voorbij de kerk kwam; gedempt neuriede den orgelmuziek deur de muren, d' Hoogmis was dus nog nie ten ende. In den koelen schaduw van 't kerkplein stonden trouwens de fietsen nog van de wijd- wonende parochianen, daar langs-de binnen- wegeltjes, diep in t land. De stoelen in 't versch-gerijfde zand veur 't café teugenover de kerk stonden dus nog leeg. Den „nuuwen" veldwachter salueerde en Trui zee: ,,'t is toch 'nen netten mênsch, 'k snap nie da guilie 'm nie meugt." „Daar is ginmensch," antwoordde-n-ik: „die hum 'n strooike in den weg legt. En den Jaan tapten we vroeger al z'n bloed in drupkes af. Me dunkt, dieën nuuwe hee niks te murme- reeren." Maar vrouwen begrijpen dat zoo nie, amico! Wij er op wierd 't nog wat stiller, dan om de kerk, t was den durpelingen te kil om veur de deur te gaan zitten. Ze dronken den Zondagschen koffie-mee-koek binnen. „Ik vraag m'n eigen af," zoo begon Trui weer: „wa k toch mot praten, mee die menschen?" „Allee, dat gaat vaneigens, Toeteloeris." „Jawel, veur jou! Gij zijt zo'nen ontstrante- rik, maar ik hou geren m'n fatsoen bij zulke vreemde menschen." „Ik soms nie, ikke?" „Ge wit wa 'k bedoel," snibde ze. Want er veur uitkomen dat ze bij vreemde, stadsche menschen 'n bietje verlegen is, verbergt ze geren onder 'nen „grooten mond." We sloegen links den steenweg af, 'n wegeltje- n-in, mee lage huizekes, allemaal mee 'n vrij stukske grond veur eigen gerief, 't Straatje ein digt in korenland weerszij jen en die akkers veurbij, stapt ge 't bosch binnen. ,,'t Ons staat hooger," zee Trui. „Allicht," zee ik kort: ,,'t ons lee vrij. Nie teugen den boschkant." „Ze kosten hier beter peeën zetten," vond Trui, die om 'n smoesje verlegen was. Heelegaar ongelijk had ze nie, maar ik stak m'n pijp aan. Zoo geraakten we 't bosch binnen. Schoon als altij. 't Bietje gerucht van den steenweg 'n auto, 'n paar stoeiende kinders bleef achter ons, of we 'n deur hadden toegedaan. Hier was alleen 't licht geruisch van de stilte eigens, die hier thuis is, onder de boomen. Oewen stap hoort ge nog nie, zoo zacht is den bojem. De zonnekringen op de dikke stammen, op den bojem en in 't loof van 't lage hout dwerlden als witte veugels deur 't bosch. Den roep van de kievieten scheurde deur de stilte, 't Wolken- wit plekte hel deur de dichte boomkroonen, die éénen werl waren van licht en schaduw. Trui begost langzamer te gaan. Zij komt nie veul meer in de bosschen. Op haar valt de plechtige schoonheid van 't bosch wat zwaar der dus. „Moei, Toeteloeris?" „Waarvan?" ,,'k Docht maar." „Dré, blijf daar nou weer nie zitten plakken, ee? As ge tenminste oew eten geren op tijd hebt." „Wéér?? Ik kom er veur t eerst vandaag, sinds z'n vrouw thuis is." „Nouja maar as gij eenmaal zit, witte van gin opstaan, gij." „As gij zegt: 'k mot om m'n eerpels gaan den ken, dan stappen we op, Trui." „We zullen zien." Ze was allegaar bitsig van onrust. Zoo offi cieel op visite gaan, kennis gaan maken mee 'n grootstadsche dame, die veul gereisd had en zoo...-, 't beviel m'n ouwe niks. „Dré?" „Trui?" ,,'k Maak allemaal zonde van m'n bakske kof fie bij ons eigen thuis." „Trui, ge zijt kinderachtig." „Kan wel. Nieverans beter, dan thuis!" Twintig minuten later stonden we bij den Vic, neeë, bij de familie Zonneveld! op den erf. Sodemearel! D'n kearel had 'm vol blommen laten zetten! In de koezijnen: blom men! Aan den gevel:, potten mee hanggera- niums. Bezijjen stond 'n soortement van wagel- tje mee 'n tuinslang daar op gerold. 'k Vergat te kloppen. Wat was hier veul ver anderd in veertien dagen tijds. „Hij hee jouw blommenhoveke niemeer noo dig, Trui." „Zou ik ook zoo zeggen," zee Trui: ,,'t ziet er hier gezellig uit." „Veertien dagen gelejen bloeide hier nog niks! „Da's toch nie waar?!" „Verduld! Hee-t-ie allegaar aan laten leggen en 't is goed gelukt ook!" Toen klonk ineens de harde, lachende stem van den Vic: „hoe denken jullie er over? De koffie van Moeder de Vrouw staat poddome kóud te worrden!" „Vic, ge hebt getóóverd, hier!" „Leuk, hè? Ja. Moeder en Hanneke houwen van bloemen, dus!" „Ge had ze van den mergen gin water hoeven te geven," zee Trui„daar komt nog genogt van daag of vannacht." „Ah! Ja, Truike, da's iets van Hanneke, hè! Tuinmannetje spelen op eigen erf! En...." fluisterde-n-ie toen: „Moeder zit dan daarvoor 't raam en die twee Toen stond Hanneke ineens tusschen ons in. Ze kwam armen tekort om ons alle drie naar binnen te dringen. God, wat was die meid veranderd. Sjuust lijk den Vic gezeed had. Ge kende ze nie meer terug. Heur vroeger doffe oogskes, ze glansden nou als gitten. Ook was ze dikker geworden, docht me, ronder van vurm en bewegingen. De hoekige leerares, mee 't strakke zenuwenmondje in t witte nonnengezichtje was veranderd in 'n op-en-top-vrouwelijk wezentje mee de ronde, moederlijke manieren. Ook haar kleeren zaten anders, „losser", natuurlijker aan 't lijf. Den Vic zag mij naar dat alles kijken en trotsch vroeg ie: „ènZei ik teveel, Dré?" „Vic, ge zijt 'nen toovenèèr! Oewen voorhof, Hannekeas mevrouw dalijk eigens de koffie inschenkt, dan zal 't me al niemeer ver wonderen!" Den Vic lachte. Ge wit wel, mee dieën wijzen stillen lach van 'm, dien ie mee uit Amerika brocht1 En toen zee Hanneke: „Dré, Moeder bréngt zelf al, eiken morgen Vaders halfelfje in 't atelier! En? Vader?" Toen kuste ze 'm. En zee Hanneke ondeugend: „wat ze dan uitvoeren daar, weet ik niet, maar 't duurt soms wel 'n half uur voor ze terug is, in de huiskamer!" „Malle meid," zee den Vic gelukkig: „jij hebt Moeder toch heel den dag voor je! Mag ik ze dan niet 'ns 'n halfuurtje bij me hebben!" Hanneke keek efkens naar den grond. Keek dan mij en Trui aan mee 'n vochtig oogske en drong ons dan wijer de stoep op en naar binnen. Nou, daar was hier veul veranderd! In den portiek moest ik al dalijk veul voorzichtig zijn. Den vloer was gladdig en blinkend. Schoone kleekes lagen er gespreid in donkerrooien wijn- kleur. 'n Koperen kan mee blommen stond op 'n tafeltje en sierde den intree mee kleuren en glanzings. Op den trap lag ook al tapijt, vast- gehouwen mee blinkende koperen latten. Aan de wanden hongen kleejen, 'nen gebeeldhouw- den kapstok, 'nen spiegel afijn, ik kan 't nie allegaar percies meer herinneren, maar ook hier was getooverd! Deur Hanneke, denk ik. Vroeger gooide-n-ik m'nen das of zoo maar op den trap, zoo dee den Vic t ook, maar nou moest ik alles prontekes aan Hanneke geven, die 't veur me aan den kapstok hong. Trui zweeg maar en keek. Ze vond 't allemaal zoo schoon! En vooral, dat zee ze me later, zoo proper en zoo blinkend! En terwijl wij zoo stonden te scherlen mee de spullen, daar in dieën prachtigen portiek, stond den Vic maar stillekes te glimlachen en nou en dan 'n oogske naar me te knippen. Daar was hier al dalijk zooveul te vertellen, dat ie maar zweeg. En Hanneke was éenen glorie. Ze kost heur vrienden nou ontvangen lijk ze 't zoo geeren dee. Zij, Vader en Moeder, in 'n schoon huizeke! „Hanneke, Hanneke, wat hebt ge 't toch mooi gemaakt," pluimde-n-ik. „Ik zou bekans denken aan 'n verkeerd adres te zijn binnengekomen, ik ken 't niemeer!" „Verkeerd adres? Dré en Trui, jullie zijn hier aan 'n adres, waar de deur altij voor je open zal staan!" Ocherm, wat was die Trui bedeesd. Ik keek ze 'ns aan en in m'n oogen mot gestaan heb ben: „en thuis altij zooveul praat!" Want ze gaf me ongemerkt 'nen stomp. Zoo gingen we binnen. Waarachtig! Mevrouw Zonneveld zat op! Gekleed en wel, in 'nen makkelijken stoel, bij de koffietafel. Ze was donker gekleed en heur witte kopke leek 'n teere blom in 't donkere loof van 't bosch. Heur veurhoofd wierd rosig van zenuwen als wij binnenkwamen. En in haar zenuwachtigheid sprak ze veul Engelsch. Ochja na vijftien jaren „Ah," zee ze: „det is nauw Deree en Terui" (ze sukkelt veul mee de „r", die daarveur bij den Vic zooveul te beter „rolt"! Ze zal 't dus wel weer leeren). „Deree is soo 'n koed frend of Vie, no.... nolachte ze: „exkjoes mie, dén Vic! Hè? En van Hanneke! Teruike, waai moest koed frendinnen worden, yes?" „Geren, mevrouw Zonneveld," lachte Trui ver legen. „Ge mot maar dikkels bij ons komen. En mevrouw, bevalt 't oe goed in 't bosch?" zoo begost Trui. „Ah't bosch.... yes.... ja.... 't is ver- rie schoon, bjoetifoel, prachtig, j.. ja! Aai ik benhiersooverrie.. glukkig. Baai maain koede hue., man en dochter." Heur blaauwe oogskes liepen vol: „aai ik will kwiklygauw sterruk wodden, Teruike, gluk kig levenmet Victor en Hanneke. Men- nieveel yaers, aai hoop!" Zenuwachtig friemelden haar witte handjes aan 'n zakdoekske. Twee rooie vlekskes kleurden op 't porceleinig gezichtje en ik docht: wat is ze toch mooi gewist. Toen klopte den Vic heur zachtekens op den schouwer, trotsch, gelukkig zat ie naast z'n vrouw, en zee: „Moeder, je zult eens zien hoe gauw dat je hier de ouwe bent. Je komt met 't uur bij, Lien! En weet je, wat je nou 'ns doen moest! Zélf de koffie schenken voor onze vrienden! Den Dré zit daarop te wachten en hij gelooft t niet voor ie 't ziet!" En als wij onze koffie gedronken hadden, dan troonde den Vic me mee naar z'n atelier, waar 't wel 'n bietje, maar nie veul veranderd was. Dat dee me toch plazier! Hier zou ik 'm weer veul gaan opzoeken, docht ik dalijk. Er was alleenig 'nen makkelijken stoel mee kussens bij gekomen, mee 'n tafeltje. „Hier zit ze nou 's morgens 'n half uurtje," zee-t-ie zacht. „Ons beste oogenblik van den heelen, gelukkigen dag, Dré! En.... man, ze hóudt van de kunst. Heeft er kijk op! Da's ver- rèkt plezierig voor me, Dré!" „Gaat 't weyken weer 'n bietje, Vic?" „Reuzachtig man! Kijk 'ns hier...." hij sloeg 'n laken weg: „Wat vind je?!" „Dat heb ik nog nooit van oe gezien, Vic, da's éénen bonk licht! Da's muziek! Da's.... da's.. da's 'nen fanfare aan de Schepping! God, da's schoon....!" „En dit?" Hij smeet weer 'n laken opendaar stond Hanneke. In éénen flonker van licht en van kleuren, sjuust zooals ik daar strakt dieën zon- newagel in de boomkroonen had gezien. „Vic, ik weet nie, of ik, als boerenmensch 't zoo zeggen mag: Maar ge hebt den kunst vol maakt! Ik geloof, gij schildert nou mee de kleu ren uit den hemel en de blommen eigens! Han neke.... 'tis 'n blommengodin.... ik geloof, ge schildert mee.... mee goud! Ge sopt oewen kwast in de zón van oewen voorhof, smellap!" Lijk 'n kind zoo gelukkig stond ie in z'n ate lier, waarin "nen nuuwen, volmaakteren geest gevaren scheen. En in al z'n nuuwe geluk, hier op deuze, aan den arbeid gewijde plek, mee den grooten cru cifix aan den gebeitsten wand, meeden stoel van z'n vrouw, daar naast 't zomerraam, waar van de kruishoutjes schaduwden op den bruinen vloer, deuze plek, waarvan den Vic z'n zielement twee maanden gelejen moest losscheuren, maar waar ie nou al z'n geluk uit schildert, zee-t-i® toen .niks anders dan: „We zullen hier 'ns "B versche pijp aansteken, Dré!" Ja we hadden om Moeder Zonneveld nog nie gerookt, ziede. Den Vic gaf me zijnen tabaksbuil aan. Toe» kwam Hanneke binnen, zachtkens en 'n bietj® heimelijk. „Vader, mag ik even den sleutel van Je bureau?" „Die zit er op, meiske!" Na 'n minuutje was Hanneke weer bij ons en zee: „Dré, eindelijk kan ik 'm dan aan je geven. Ze stond daar mee 'n pakske, 'n bietje ver legen 'te tobben. Toen ineens: „Dré, alsjeblief' je pijp. Uit Amerika." Ik voelde hoe heur aanspraak mislukt was! Ik maakte rap "t pakket open, toen de prach tige étui en daar lag 'n pijp in m'n handen. amico, 'n pijpvan meerschuim, blank ais melk en van barnsteen, levend als zonnegoud- Licht lijk dons. 'n Prachtstuk als ik nooit be zeten heb. „Hanneke, maske, 't is veul te veul, maar..** ik ben er kolossaal blij mee, horre! Ik hoop et m'n heele verdere leven van te profiteeren!" ik kneep ze 'ns ferm in d'r knuisteke. „Neen, Dré, niks te veel. Het minste dat if doen kon. Maar tien weken heb ik ze bewaard* In 't ziekenhuis daar in Boston. Op de book En altijd was ze onder m'n bereik. Want ze W's* me altijd weer te vertellen: daar ver, ver weg' daar in 't groene Ulvenhout, daar woont zooh goeie vriend van ons en dan, Dré, dan zag iK vaders atelier, later zag ik 't met moeder daarih* Dan zag ik het bosch, jouw huis, je plattebuiS' Truike, en zoo hielp die pijp me door de moe)" ïyke oogenblikken, als ik soms dacht dat Ul venhout, ons geluk, zoo ver weg nog was.--;' Ik heb gesnakt, wekenlang, naar 't oogenbh'5 dat ik ze je kon geven, want dan zou.... alles*' goedzijn. Dré.... hetisalles.*-" goed. Dank!" Ze snikte, 't goeie prulleke. „En den Vic Die was nie te zien. Die had 'n rookgordb® geformeerd, waar ie veilig achter zat, den sm»B' ker! Verlejen jaar nazomer, als den Vic op Ulveh" hout kwam, dan wist ik meteen ik heb 't ook geschreven g'ad da'k er 'nen goeien k®' meraad had bijgekregen. Maar da 'k er Hanneke nog als kameraad bij zou krijgen, k06 ik toen nie weten. Afijn. Zoo is dat mee den Vic. *t Is nen witóc toovenèèr. Hij doet alles beter, dan wie ook- Ge kent nou z'n geschiedenis. Ik hoop nie mee verveeld te hebben. Veul groeten van Trui, Dré III en als gin horke minder van oewen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 8