w I De avonturen van een verkeersagent je 'Tm <Kdvc%êaal Bier '""IT,., ALLE ABONNÉ'S F 250.- ORRIE CHARLES Onderwijs-cijfers VRIJDAG 24 JUNI 1938 Van 9-12 en van 2-4 Onwaarschijnlijkheden oQ> s F SET nog I De gruwel- Ouwehand's Dierenpark RHENEN AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL I DOOR GARVICE Versterkt de openbare school haar voorsprong? E enigen tijd geleden publiceerde het Centraal Bureau voor de Statistiek de voorloopige cijfers voor het jaar 1937 betreffende de aantallen scholen, leerlingen en leerkrachten bij het lager enderwijs. Reeds eerder werd uit deze cij fers aangetoond, dat het aantal kinderen, wier ouders prijs stelden op het onderwijs in een openbare school, nog voortdurend vermindert, terwijl het bijzonder onder wijs én in absoluut leerlingental én in be- teekenis constant toeneemt. Niettemin bleef de openbare school, allen maatregelen van opheffing en concentra tie ten spijt, financieel een sterken en zelfs nog versterkenden voorsprong op het bijzonder onderwijs behouden. Het aantal leerlingen van de katholieke scholen bedraagt thans 464.068, dat der openbare 364.776 Ondanks het feit nu, dat de katholieke school bijna 100.000 leerlingen méér telt dan het openbaar onderwijs heeft toch dit laatste de beschikking over 2577 scholen terwijl het katholiek onderwijs slechts 2393 scholen heeft. In procenten uitgedrukt:, het openbaar onderwijs heeft 36.7 pCt. van het totaal aantal scholen in Neder land, met slechts 31.9 pCt. van het totaal aantal leerlingen. De katholieke school heeft 40.6 pCt. van het totaal aantal leer lingen en beschikt over 34.1 pCt. van het aantal scholen. Hieruit volgt dat het ka tholiek onderwijs vele groote scholen moet hebben. De cijfers wijzen dat ook uit. De open bare scholen hebben een gemiddeld leer- Lngental van 142, de katholieke een ge middelde van 194. De concentratie heeft in het jaar 1937 alléén aan den kant van de katholieke scholen gewerkt. De gemiddelde grootte van de openbare school bleef in 1937 het zelfde als zij was in 1936, terwijl de ka tholieke school steeg van 192 tot 194 leer lingen gemiddeld. De voorsprong van de openbare school is vergroot. Ook wat het aantal onderwij zers betreft. Hoewel het totaal-aantal leerlingen van het heele onderwijs evenals in 1936 steeg, daalde toch het aantal onderwijzers met 160, zulks nadat in 1936 reeds het corps met 1.019 krachten was verminderd. Hier door steeg het gemiddeld aantal leerlingen per onderwijzer van 37.9 tot 38.2. Terwijl de openbare school gemiddeld voor iedere 36.6 leerlingen over één onderwijzer kon beschikken, stond de katholieke onderwij zer voor gemiddeld 40.1 leerlingen. Ten deele draagt het katholiek onderwijs in dit hoog leeriingengemiddelde per on derwijzer de gevolgen van een politiek, die erop uit was tot iederen prijs de kleine scholen te sauveeren. De katholieke school wordt grooter, terwijl de openbare school, na een korte en eigenlijk maar zóó-zóó doorgevoerde, het gemiddeld leerlingen- cijfer nauwelijks opvoerende concentra tiemanoeuvre, op gijn kleine-schooltjes- peil blijft staan. Een schaal, die de groote scholen ten behoeve van de kleine in een ongunstige positie stelt, versterkt alweer den voorsprong van de openbare school ten aanzien van de overheidskas. Intusschen blijkt, dat het onderwijs, het openbare zoo goed als het bijzondere, het klas-gemiddelde aanzienlijk weet te druk ken door een steeds ruimer gebruik van het betreurenswaardige instituut der ..kweekelingen met acte". Het aantal dezer crisis-slachtoffers in het onderwijs bedroeg in 1936: reeds 3.736 In 1937 nam het met 434 toe en bereikte het een totaal van 4.170. Daardoor werd het mogelijk het gemiddeld aantal leer lingen per klasse van 36.6 tot 33.7 voor de openbare school en van 40.1 tot 35.6 voor het katholieke onderwijs terug te brengen. Dat beteekent dus, dat de kweekelingen met acte rond 138.000 Nederlandschen kin deren onderwijs geven. 850 scholen kon den door deze volledig bevoegde maar niet betaalde leerkrachten geheel worden be diend. Daagt voor hen nog geen verbetering? ie zijn plicht doet slechts uit dwang, leeft vergeefs zijn leven lang. Gast„Ober, er zit alweer een lange baar in de soep! Merkt jullie kookster daar dan niets van Kellner„Ik denk het niet meneer, want ze heeft zulk dik haar 1" Hetgeen aan gene zijde onzer Oostgrens „flüssiges Brot" heet, de volksdrank bij uitnemendheid, die zelfs meer en meer terrein begint te winnen in de landen, waar tot nu toe de zooveel edeler wijn den scepter zwaaide als Italië en Frankrijk, werd reeds met smaak gedronken door de oerbewoners van... Doch neen, daar wilden we het niet over heb ben. Als u belang stelt in de geschiedenis van het bier, ach toe, slaat u er dan zelf even een encyclopaedie op na. Het zou ons te vér voeren. Een kind weet, dat de Duitschers „kolossal" veel bier drinken. Alle caricaturisten vooral in vroegere tijden, toen er nog niet in elke Europeesche hoofdstad een „Botschafter" klaar stond om op elk uur van den dag naar net ministerie van buitenlandsche zaken te tuffen, ten einde te betoogen, dat Duitschland een be vriende mogendheid is en dat het zeer zeker niet bevorderend kan wezen voor de cultureele en oeconomische betrekkingen tusschen de sta ten, wanneer onverantwoordelijke elementen de vrijheid genieten om het bevriende en in vele opzichten nauw verwante volk op verachtelijke wijze af te schilderen, alle caricaturisten zei den we, maakten en maken zich bij tijd en wijle schuldig aan het conterfeitsel van een Duit- scher, die in werkelijkheid niet anders is dan een „Mollenfriedhof" een biertjeskerkhof, zoo als de Berlijnsche volksmond dat uitdrukt, op twee beenen. Een Hollander-op-vacantie, die bij zijn ochtendboterham een pot bier bestelt, maakt steevast de opmerking: „Die kellner ziet me vast voor een Mof aan!" Dat is onzin, want een Duitscher drinkt bij zijn ochtendboterham geen bier maar koffie, net als u en ik, ondanks dat een Engelschman er een eed op zou kunnen doen, dat wij ons ontbijt met een paar glazen oude klare naar binnen spoelen. Het is trou wens „überhaupt" onzin, dat Duitschers zoo „kolossal" veel bier drinken. Dit laatste heeft de statistiek uitgemaakt. Per jaar en per hoofd der bevolking drinkt Duitsch land ongeveer honderdtwintig „Mollen", dat zijn doodgewone glaasjes bier, waarvan er vier in een liter gaan. Niet meer en niet minder, want alle glazen in Duitschland zijn geijkt en bóven het streepje, waar 0.5 L. bij staat, is ruimte te over voor een behoorlijke manchet. Daarentegen drinkt men in België per jaar en per hoofd der bevolkingrond driehon- derdvjjftig pintekes bier. Nou u! Schrijver dezes kan u overigens verzekeren, dat de Berlijners ook erg vreemd opkeken, toen ze die statistiek onder de oogen kregen. Wij hoorden zelfs een goeden kennis verzuchten: „Sympathiek land, dat België. Jammer, dat we den oorlog verloren hebben Eenige sceptici sloegen aan het rekenen. Zij kwamen tot de slotsom, dat tiet misschien tóch wel zou kunnen kloppen, daar er in Oost-Prui sen en de Pommerellen practisch geen bier ge dronken wordt, doch „Schnaps", een goed deel van het Rijnland, Baden, Palts en Saargebied hun dorst bij voorkeur stillen met wijn, de Oost- Friezen en de Oldenburgers weliswaar bier drin ken, maar tevens een groot zwak aan den dag leggen voor meer solide dingen gelijk de be roemde Hamburgsche „stijve" grog, terwijl in Silezië het geld te duur en in Saksen de liefde voor de vermaarde „Blümchenkaffee" te sterk is om een belangrijk bierverbruik mogelijk te maken, zoodat globaal genomen de volksgenoot in Pruisen en vooral Beieren toch nog wel aan zijn portie kon toekomen, ondanks die poovere honderdtwintig biertjes, welke de statistiek hem toekende. Het bier speelt in de Duitsche statistiek een groote rol. Ja, het bier wordt in Duitschland van niet veel minder statistisch belang geacht dan ten onzent in geheelonthouderskringen. Maar natuurlijk niet uit dezelfde overwegingen. De bovengenoemde statistiek behoort tot de uit zonderingen. Het is namelijk in het Derde Rijk heelemaal niet de gewoonte om er den nadruk op te leggen, hoe weinig, doch integendeel om uit te jubelen, hoe veel bier er gedronken wordt, zooals vanzelf spreekt: dank zij Adolf Hitler. Het Duitsche volk drinkt op het oogenblik een fractie van percenten minder bier dan in het beste jaar, dat het sinds 1913 beleefd heeft, 1928. Daarentegen is het bierverbruik met bijna een kwart gestegen sedert de nationaal-socia- listische revolutie. Het propagandaministerie ziet daarin»overigens niet ten onrechte een duidelijk bewijs van stijgende welvaart en bij alle mogelijke gelegenheden moeten de kran ten met smakelijke artikeltjes en sprekende gra fieken dit merkwaardige verschijnsel in het zon netje zetten. Wat zij, zooals voor de hand ligt, gaarne doen. Zulks ongetwijfeld ten ongerieve van de drankbestrijderspers, die graag reclame maakt met den Führer en den geheelonthouder Adolf Hitler heeft opgenomen in de lijst van persoonlijkheden, die „nooit iets gebruiken". Tenslotte zou Hitier toch maar beter zijn sta tistische honderdtwintig pilsjes kunnen verschal ken dan zooveel millioen hectoliter méér te laten brouwen en waarachtig niet voor de ganzen! We hebben allemaal op school geleerd, dat de oude Germanen al graag Dier lustten, en in- zooverre is het dus heelemaal in den stijl, dat de Duitschers van vandaag over een „moord- pilsie" zouden spreken, als ze Amsterdamsch kenden. En we kunnen hun dit genoegen van harte gunnen, daar ze hun biertje in eer en deugd drinken. U herinnert zich natuurlijk ook nog, hoe de onderwijzeres in de eerste klas van de lagere school met een siddering in haar stem vertelde, dat die oude Germanen zich niet alleen aan het gerstenat te buiten gingen, doch en passant ook nog hun vrouwen en dochters ver dobbelden. Deze laatste gewoonte is geheel m vergetelheid geraakt en dus Of neen, heelemaal in orde is de zaak toch ook weer niet. De Duitschers kunnen het niet helpen, het stomme bier al evenmin, het vier- jaren-plan heeft de schuld. Het vier-jaren-plan, dat alles en nog wat require ert en het Derde Rijk overstelpt met Ersatz", heeft ook het bier niet ontzien. Het heeft het percentage te ver werken gerst tot het uiterste verminderd en ten slotte practisch totaal verboden, het heeft de brouwerijen voor de taak gesteld om van rijst bier te fabriceeren en toen dat na veel geëxperi- menteer zoo ongeveer gelukt was, stelde het ook geen rijst meer beschikbaar, en nu Wordt het Duitsche bier gemaakt van.... Ja, waarvan? Dat zou iedereen willen weten, doch het is niet te achterhalen. Zooveel staat echter'; wel vast, dat er bij de bierfabricage een massa chemische praeparaten te pas komen, die de eigenschap hebben van den gemoedelijken Michel een razenden Roland te maken. Wie Vrijdagsavonds rondwandelt in een groote stad als Berlijn en niet op de hoogte is van de plaatselijke gebruiken, waar in dit verband ook het vier-jaren-plan toe gerekend dient te wor den, weet werkelijk niet wat hij ziet. Vrijdag is de dag, dat de arbeiders hun weekloon ont vangen en sinds jaar en dag is het gebruike lijk, dat dit heuglijk feit met een paar „Mol len" begoten wordt. Nu is het gebruik van al cohol op een nuchtere maag steeds een riskante aangelegenheid, doch onder het régime van het vier-jaren-plan zijn de gevolgen in één woord treurig. In den laten avond van Vrijdag komt men zooveel beschonken menschen tegen, dat men zich afvraagt, of er dan niemand meer nuchter is. De vox populi vertelt, dat er reeds over ge klaagd is tegen niemand minder dan den gevol machtigde van den Führer voor het vier-jaren- plan, generaal-veldmaarschalk Hermann Göring, doch Robert, do populaire kamerknecht van op één-na den machtigsten man in het Derde Rijk, zou den klagers te verstaan gegeven heb ben, dat het hun eigen schuld is, als ze last hebben van het nieuwe bier, en wel met deze, bereids klassiek geworden woorden: „Wij drinken altijd Pilsner Urquel!" Als Göring, van wien beweerd wordt, dat hij den volgenden dag niet werken kan, als hij 's avonds zijn vijf halvelitertjes niet "krijgt, in derdaad slechts Pilsner Urquel drinkt en Robert het voorbeeld van zijn meester navolgt, dan hebben beiden niet te klagen over de volgzaam heid, welke zij genieten. Weliswaar kost een halve liter Pilsner Urquel, waarvoor men in Tsjecho-SIowakije anderhalve kroon, dat is ruim een dubbeltje, betaalt, in Duitschland gemid deld tachtig Pfennig oftewel zestig centen, doch men blijft er tenminste gezond by. En de stam tafels hebben allang uitgemaakt, dat wat er ook met Tsjecho-SIowakije gebeure, de goede stad Pilsen buiten Groot-Duitschland moet blijven, opdat niet ook het Pilsner Urquel aan het vier-jaren-plan opgeofferd worde. Kinderen vertellen gaarne hetgeen zü be leefden. Thuis doen zij dat van de school en op school van thuis, tenminste voor zoover daartoe gelegenheid bestaat, want „babbelen" is uiteraard verboden, en de leer kracht kan niet alle verhalen der kinderen aanhooren, dan zou hij tijd te kort komen. Echter vooral in de lagere klassen wordt den kinderen tot „vertellen" wat zij gezien en meegemaakt hebben ruimschoots gelegenheid gegeven ten einde hen te leeren spreken. De ervaring leert, dat heel wat kinderen dan de neiging vertoonen om veel meer zaken als „echt" waar te verhalen dan de werkelijkheid toelaat. Zij bezitten een rijke fantasie en zijn ook in de meeste gevallen verre van „objectief" in hun beschouwingen. Reden waarom kinder getuigenissen voor den rechter van zulk een geringe waarde zijn; zij zijn „onbetrouwbaar". De betrouwbaarheid van hetgeen zij vertellen stijgt echter met de jaren, alléénniet al tijd! Ouders en opvoeders dienen er dan ook gezamenlijk voor te waken, dat de kinderlijke fantasie altijd binnen redelijke perken blijft. Dat voorkomt veel onverkwikkelijkheden. Wat dunkt U b.v. van den jongen, die louter om „interessant" te zijn zich zoogenaamd liet „ontvoeren", thuis, op school en zelfs voor de politie een indrukwekkend en „als een bus sluitend" kid-nappers-verhaal als „aan den lijve ondervonden" wist voor te stellen, dat eerst na een degelijk kruisverhoor enkel fan tasie bleek te zijn? Of van het meisje, dat om dezelfde reden voorgaf, dat jongens haar met een stéen hadden feegooid. waardoor zij dèh arm niet kon gebruiken, op school „namens moeder en den dokter" verzocht voor een wijle van het „schrijven" te worden vrijgesteld, en haar kwaal voortreffelijk simuleerde? Zulke dingen zonder meer alléén als „leu- %74 Om den koning te laten zien hoe de dieren vooruit kwamen, bestegen Keesie en de professor de paarden. Keesie zat er dade lijk parmantig op, maar bij den professor duurde het een heele tijd, voor hij zich er bovenop had geheschen. En nu gting het snel vooruit. Voor den geleerden man wat al te vlug, want hij kon zich nauwelijks houden en hij verloor daarbij zijn hoogen hoed, die altijd op zijn hoofd stond, zooals bij den koning de kroon. Een der kabouters raapte den hoed op. Toen de kleine Flora voor de eerste maal Peter Stile gezien had in de tragische film „Schuld en boete", was ze vreeselijk onder den indruk. Peter Stile werd inzonderheid geroepen, om gruwelfilms te vertolken, en hii toonde zich daarin zóó bekwaam, dat tal van meisjes er nachten lang niet van konden slapen. Waar is Peter Stile op het oogenblik? vroeg Flora aan haar eleganten metgezel, toen ze het theater verlieten en ze weer bij machte was, om te spreken. Hij moet hier vlak in de buurt wezen, zei haar galant. Ik geloof, dat hij zich prepa reert voor een nieuwe film, die nog een beetje krasser is dan deze. Hij kan trouwens niets an ders, dan dat soort werk. 't Moet een verschrikkelijke man wezen! Ik zou hem wel eens willen zien Haar galant schaterde het uit. Ik denk niet, dat je er in zult slagen me jaloersch te maken, zeide hij. Ik wil hem graag aan je voorstellen. De volgende week komt hij hier. Inderdaad troffen ze Peter Stile enkele dagen later in een thee-salon. Flora's galant herkende hem al aanstonds aan zijn forsche schouders, zoodra hij hem door de glazen deur zag binnen komen en hij bracht hem bij zijn meisje. Zooals hij daar vóór haar stond, met zijn ge weldige figuur en behaarde gezicht, leek Peter Stile haar een wegggeloopen slaaf uit een bar- baarsche wereld. Ze gedroegen zich beiden een beetje onhandig, en het was een verademing, toen Peter de twee anderen voorstelde, samen een avondwandeling te maken. Die avondwandeling bezorgde Flora een ver koudheid en haar galant het verlies van zijn meisje. Flora werd dol verliefd op Peter en hij op haar, al had hij niet veel tijd, om haar dat te zeggen, daar hij geheel door zijn werk in be slag werd genomen. Peter ontpopte zich als een man met een zacht karakter en een warme stem. Hij hield van dieren, deed aan muziek en als hij een bedelaar tegenkwam, maakte hij zijn portemonnaie voor hem leeg. Hij was zoo week als een kind. En dat voor een gruwel-artist! Ik verlang er naar je in een nieuwe fiim te zien, zei Flora op zekeren dag tegen hem. Je bent buiteng' woon in je spel. Voor elkaar, kindje, zei hij glimlachend. Morgen heb ik de hoofdrol in „De wrekende engel." Je zult wel zien. Weer een gruwel-film? Een opbouwende film, schat. Sinds ik van je houd, heb ik een hekel aan alle gruwelpar- tijen. Ik denk met smart aan het oogenblik, dat ik weer eens op het doek verschijn in m'n oude creatie. Maar ik kan natuurlijk mijn vroeger werk niet ongedaan maken. Dat is de schaduw die op onze liefde rust. Maar van nu af aan: geen onmenschelijk werk meer, alleen mensche- lijke scheppinc! Toen ze elkaar den volgenden avond troffen, begroette zij hem tamelijk onverschillig. Peter voelde zijn hart verkillen, hoewel het lente was. De uitdrukking op Flora's gezichtje joeg hem schrik aan. Ben je boos, omdat ik een beetje laat ben? vroeg hij, weinig op zijn gemak. Luister Neen, maar ik wou je spreken, antwoordde Flora. Ik heb het al eerder willen doen, maar ik had er niet den moed toe. Er is.... iets ver anderd in me. Veranderd.... hoe zoo? Zijn oogen keken zacht en bezorgd. Hfj was werkelijk een kind en kon niet gelooven, dat die heerlijke dagen ten einde waren, dat ze haar woord zou brekenFlora was er bijna geprikkeld door. Kijk eens, Peter, zei ze. Van het eerste oogenblik af, heb ik dol gehouden niét van dien zachten en jongensachtigen Peter, maar van den geweldigen artist, die in je schuilt en die misschien je tweede natuur is. En sinds we met elkaar omgaan, heb je al het mogelijke ge daan, om dien indruk van geweldigheid weg te nemen Ze zei het zacht en treurig. Doodsbleek stond Peter vóór haar voor deze onbekende, die zich nu aan hem openbaarde. Om mij heb je afstand gedaan van je ware grootheid, ging Flora voort. méér van je moe- ten houden. f aVtlSl Maar ik kan je niet zien in films, die niet bij jou passenIk kan er niet om liegenik kan niet meer van je houden. Daarom Peter kreunde als een gewond dier. Hij was zielig om te zien, zooals hij daar stond in zijn volle lengte, met oogen, die medelijden wekten, en dan begonnen te fonkelen Den heelen avond en den daarop volgenden nacht zwierf hij rond als een wanhopige. Toen hij 's morgens in zijn studio terugkwam, trof hij Flora bij de deur, schuchter en klein. Ik heb op je gewacht, Peter, zei ze zacht. Hoe nu? stamelde Peter. Ik dacht Ik had m'n eigen hart niet begrepen, Peter. Sinds gisteravond is het, of ik jaren geleefd hebHoe zal ik het je uitleggen? Ik houd weer net zoo van je, als eerst. Die oogen van je, gisteravond, eerst zoo treurig, maar toen ver schrikkelijk, die oogen hebben me geleerd, dat je nog altijd de geweldige Peter bent, die me toen veroverd heeft Hij staarde haar verbijsterd aan. Iets werd er vernietigd in hem. Zachtjes kwam het meisje op hem toe, blijkbaar wachtend op een lief- koozing. Ik houd weer van je, Peter 1 Met zijn krachtige armen weerde hfj haar af. ruw. Zoo, zeide hij kortaf. Maar i k houd nu niet meer van jou. Hij barstte in een schaterlach uit, en het was een vreeselijke lach. Ik moest dus in 't gewone leven óók voor „monster" spelen, hè? Dan heb je je in mij vergist! Alles, wat er „verschrikkelijk" aan me is, zonder dat ik het eigenlijk zelf weet, dat gooi ik op het doek, dat gooi ik van me af. Maar voor een meisje, dat ik kan liefhebben, wil ik het masker afwerpen, en wil ik heelemaal de jongen wezen, die nog ergens in gelooft. Goe den dag! Ze hebben elkaar nooit meer teruggezien. (Nadruk verboden) gentaal" kwalificeeren is natuurlijk niet heele maal juist. Men kan pas van louter bedrog spreken als b.v. een jongen, die achter op een auto gezeten heeft, daar van af geslingerd werd en een hoofdwond opliep, thuis vertelt, dat de meester hem geslagen heeft! Zulke leugens ko men natuurlijk"' meestal ook sneller aan het licht, want de ouders stappen dan eerder naar de school om er het hunne van te weten. De „fantasieleugen" echter wordt doorgaans niet zoo snel achterhaald, zij krijgt meestal een flinken „ontwikkelingstijd", wijl de onwaar schijnlijkheden, waarmede zij wordt „ingezet" zóó dicht de „waarschijnlijkheid" naderen, dat zij bijna niet te onderkennen zijn. Kinderen kunnen dikwijls op verrassende wijze een „ver haal" langzaam en zeker „kant en klaar" ma ken. Zij besteden er al hun vrijen tijd en geest kracht aan, en dikwijls blijkt de jonge fan tasieleugenaar dan ook een „slechte leerling", ondanks „een goed stel hersenen", te zijn. De aandacht, die aan „opletten" etc. besteed diende te worden, wordt immers „misbruikt" tot het „uitdenken" van „nieuwe gegevens" en „nieuwe schakels", opdat een en ander niet aan het licht kome, niet aan het licht kón komen. Z)oo had een meisje weken te voren op school verteld, dat zij binnenkort een mooie witte jurk met witte kousen zou krijgen wegens een op handen-zijnd familiefeest, en thuis gezegd, dat zij over enkele weken ter gelegenheid van den verjaardag van de Hoofdzuster in het wit op school moest komen met witte bloemen. Noch thuis, noch op school had men eenig arg waan. Zóó ragfijn had zij alles georganiseerd, totdat zij op een zekeren dag zonder eenige reden inderdaad in het wit met witte bloemen (voor de onderwijzeres!) op school verscheen, en toen ging de onderwijzeres natuurlijk eens bi) haar thuis informeeren, wat er aan het handje was. Hoe kunnen zulke voorvallen nu worden voorkomen? Waar meestal blijkt dat de ouders in het beginstadium wel een weinigje „eigen aardigheid" hebben geconstateerd, doch er geen verdere aandacht aan geschonken, wijl zij hun ne wantrouwende gedachte meestal direct lie ten volgen door een: „Nou, het zal wel zoo zijn!" meenen wij hen erop te moeten wijzen, dat men de verhalen der kinderen eigenlijk a 11 ij d aan de waarheid moet toetsen door zich eens even met de school te verstaan, en niet door een valsche schaamte moet den- op den GRÉBBEBERG ken: „Als het waar is, is het toch wel erg tegenover den onderwijzer een zeker wantrou wen van mijn eigen kinderen aan den dag te leggen." Geen enkele leerkracht zal een ver standig informeeren, óók bij gebleken waarheid van het door het kind thuis vertelde, als een disqualificatie van het kind beschouwen, in tegendeel zal hij (of zij) zeggen: „Goed zoo vader en moeder, hierdoor wordt leugen en bedrog in de kiem voorkomen!" Immers wan neer het kind steeds weer merkt, dat alles wat het zegt gecontroleerd wordt, zal het er niet licht toe komen dingen te vertellen, die geen controle toestaan. Omgekeerd mogen ouders er een onderwijs kracht ook niet op aankijken als hij thuis eens iets komt „navragen". Het gebeurt n.l. heel dikwijls dat ouders „kwaad" zijn, wijl de on derwijzer b.v. wil weten of het geld, dat Jan °P school in zijn zak had, werkelijk afkomstig was van de snoepcenten die hij gekregen had. „Maar mijn kind is geen dief, meester!" is volkomen misplaatst. Men zij den meester dankbaar, dat hij het stelen tracht te voorkomen of te ver helpen. Zoo ook schrijve men aangaande een schoolverzuim of een „te vragen verlof" altijd een „briefje" en 'zij men niet wrevelig wanneer het onderwijzend personeel „mondelinge boodschappen in deze, door het kind overge bracht, niet accepteert. Het voorkomt een eventueel „spijbelen", en dus is een: „Moeder heeft geen tijd om een briefje te schrijven!"' zooals wij vaak vernemen, zeer onpaedago- gisch. JOS. DETONY. op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen jrji w bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door jP W p[ bij een ongeval met ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen JT verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen A f doodelijken afloop bij verlies van een hand» een voet of een oog- 15 „Heb je niet gezien, hoe hij de kamer rond keek, alsof hij iemand zocht, die hij ver wachtte? Ik zag het wel en ik hoorde hem aan Greta vragen, waarom haar zusje niet mee gekomen was. De toon waarop hij dat vroeg, was die van een teleurgesteld man." „Hij vroeg het aan haar broer ook," zei hij en de woorden kwamen langzaam, onwillig, met onderdrukte woede over zijn lippen. „Ik zou zoo zeggen, Seymour, dat juffrouw Dolores Latimer indruk heeft gemaakt. Lord Kendale is er de man niet naar, om tweemaal op denzelfden avond naar een meisje te vragen, tenzij hij haar miste en naar haar verlangde. Beste Seymour, je moet rekening houden met de menschen, die je voor hebt. Als jij praat van Lord Kendale tot je zwager te maken, vergeet dan niet, dat hier dicht bij een buitengewoon mooi en innemend meisje woont." „Waarom zeg Je dat?" vroeg hij met zachte stem. „Jeje weet, dat het me dol maakt!" „Het is dus, zooals ik dacht," mompelde zij, met neerbuigend medelijden. „Arme Seymour!" Deze uitdaging, want anders was het niet, scheen meer, dan hij kon verdragen; zijn oogen flikkerden, zijn lippen bewogen zich krampachtig. „Ja, het is zoo," antwoordde hij met onder drukte drift. „Beklaag me niet. Dat kan ik niet verdragen! Wil je spotten? Ga je gang, spot maar. Maar het is waar. Ik heb haar lief. Hoor je het? Ik heb haar lief!" Zij vouwde haar waaier open en wuifde dien zacht heen en weer, met een langzaam, min achtend gebaar. „Dat schijnt zoo, tenminste het is uit je intonatie op te maken, beste Seymour." „Ja ik heb haar lief!" herhaalde hij, alsof het herhalen van die woorden hem eenige voldoening gaf. „Je moet goed begrijpen, dat ik het niet voor mijn genoegen doe, maar ik kén niet anders! Iederen keer, dat ik haar zie, wordt het erger! Ik heb er tegen gevochten, maar het helpt niets. Zij is het en geen andere. Dag en nacht denk ik aan haar! Haar naam is het eerst op mijn lippen als ik 's morgens wakker word, haar gelaat vervolgt me, waar ik ook heen ga. Er is geen andere vrouw in de wereld zooals zij...." „Vrouw! Een meisje!" „Een meisje! Ja," antwoordde hij. „Het eenige meisje op de wereld voor mij. Lach maar! Jij jij hebt geen hart. Je bent niet zooals ik!" „Gelukkig niet!" „Je begrijpt me niet. Ik zeg je nog eens, dat ik haar liefheb en zelfs van jou wil ik geen woord hooren, dat haar verbindt aan dien dien hond met een titel!" Zijn drift uitte zich in het scheldwoord, dat hem lucht gaf en dat van zijn lippen kwam, alsof het met vergif was bestreken. „Ik zou haar nog liever dood aan mijn voeten zien, dan dat zij de vrouw van een ander werd!" „En wil jij de straatarme dochter van een dorpsdominé trouwen?" vroeg zij, onbewogen ondanks zijn driftige uitbarsting. „Of ik haar wil trouwen? Zeker," ant woordde hij uitdagend. „Ik kan mijn eigen weg in de wereld maken, ik ben een man, geen hul- pelooze vrouw. Ik kan mijn eigen zin volgen en dat doe ik ook. Maar zelfs het succes, dat ik wensch te hebben zou niets voor me zijn als ik haar niet krijg. Ik zal klimmen en haar met mij meevoeren en dan zal ik alles gewonnen hebben wat de moeite waard is." Hij hief zijn hand op en liet die weer langs zijn lichaam vallen met een eigenaardig ge baar van macht en zelfvertrouwen. Zij zweeg een oogenblik en zag hem aan, alsof hij een interessant studie-object was. „Je schijnt in die richting tot nu toe weinig succes te hebben. Neem mij niet kwalijk, beste Seymour, maar Dolores Latimer schijnt mij ik wil Je gevoelens niet kwetsen niet be paald er op gesteld om aan je liefde tegemoet te komen. Wij vrouwen, wij hulpelooze vrou wen, lezen snel elkanders gevoelens en ik denk, dat Dolores op zijn zachtst genomen, je hoogstens met trots en onverschilligheid be handelt." „Dat weet ik," viel hij haar ongeduldig in de rede, „zij behandelt me koel; zijzij hij kromp in elkaar; „zij vermijdt me, wou je zeggen. Maar wat geeft dat. Denk je, dat dit me ontmoedigt, me afbrengt van mijn doel? Neen, het maakt mij alleen nog vaster besloten, nog doortastender. Ik zei toch niet, dat ze mij lief heeft? Neen, ik weet wel, dat ze dat niet doet nog niet; maar ze zal ik zal maken dat ze mij liefkrijgt!" „Ik bewonder je doortastendheid en ik wilde, dat ik er een portie van had. Maar in ernst, tegenwoordig worden vrouwen niet meer ge roofd, zooals de Romeinen het de Sabijnsche Maagden deden." „Ach!" zei hij en hij fronste de wenkbrauwen. „Brute kracht! Belachelijk! Neen, door mid del van kracht roof je geen vrouw, maar wel door je verstand te gebruiken. Mijn plannen zijn al klaar; het net is gespreid; ik haal het steeds dichter toe. Er zal geen kans zijn om te ontsnappen. En jij, die daar zoo ligt te lachen en aan mij twijfelt, zult de eerste zijn, die er van profiteert." Zijn toon was zoo vol vertrouwen op zijn komende overwinning, dat zij zich liet mee- sleepen. Zij richtte zich op haar elleboog op en keek hem nu met zeer veel belangstelling aan. „Vertel me er van, Seymour," zei ze. „Ik lachte niet. Ik bewonder je altijd en kijk naar je op. Je bent verstandig, dat heb ik altijd gezegd. Vertel het me." Hij kwam dichterbij en boog zich over haar heen. „Weet je," zei hij zacht, „die lord Kendale en zijn vader zijn nagenoeg in onze macht. Wij ik heb al maanden lang gewerkt om dat doel te bereiken. In onze macht, zei ik? Ze zullen aan onze voeten liggen! Dan zullen we eens zien wie de minste is! Wat verlang ik naar dat oogenblik! Dan kan ik dien ouden man laten boeten voor zijn onbeschaamde manier van mij aan te staren met zijn onbe wogen gezicht, dan zal die verwaande jonge gek kermend om genade smeeken!" Hij haalde diep adem en zijn oogen schitterden. „Juist, ik begin je te begrijpen," mompelde zij. „Maar het meisje Dolores?" Hij leunde voorover en week dan weer achteruit. „Neen, dat vertel ik zelfs jou niet!" zei hij plotseling. „Dat blijft in mijn hart verborgen, tot de tijd rijp is. Maar het net is gespannen en ze komt vanzelf in mijn handen." Bij de laatste woorden ging de deur open en papa Meiford keek naar binnen. Hij zag nu roodpaars, zijn dikke oogleden waren nog meer gezwollen en opgezet dan anders. Een sterke alcohollucht vergezelde hem en hij had een aarden pijp in de hand, die hfj vergeten had weg te leggen. „Gaan jullie nog niet naar bed?" vroeg hij, ze suffig aanziende. „Het wordt laat, is het niet? Heb je een prettigen avond gehad, met al die deftigheid, Di? Goeden nacht!" en ze hoer den hem de trap opstrompelen. HOOFDSTUK VI Iedereen ging naar de paardenrennen in Carshal. Het was het eenige vacantiepretje, de eenige dag, dien iedereen zich tot een eer rekende mee te vieren. Het stadje Carshal ver toonde dan ook op dien dag een feestelijk' tooi. Alle winkels waren gesloten, behalve die' waar drinkbare waar te koop was, die waren langer geopend dan anders. De arbeiders droe gen hun Zondagsche kleeren, de winkelbedien den spreidden hun mooiste kleeding ten toon en zelfs de oude vrouwen uit het armenhui» droegen nieuwe neepjesmutsen en stelden be lang in het gebeuren. Uit de groote stad, die vijf mijlen verder lag kwam een stroom va" kijkspellen, draaimolens, cocosnoot-tentjes, enz- Zelfs het nobele gilde van één-twee-drie klaveren-aas-spelers en andere bedriegers z°n een afdeeling naar Carshal. Om acht uur 's morgens begon de drukte straat al en om negen uur waren de wegen, di naar de renbaan leidden, reeds vol voertuig6 van allerlei aard, vanaf de groentekar waarop een paar stoelen en een bankje a zetels stonden tot aan de Buick van Trevanion, den heer van de manor. In de barakken heerschte opwinding en wer ernstige gewichtigheid ten toon gespreid, officieren holden heen en weer tusschen renbaan en het groote grasveld, waar eenlfe soldaten een groote tent opzetten, waarin lunch zou worden geserveerd voor hen, die zeer begeerde invitatiekaarten hadden kunne machtig worden. te Lunchen met de officieren van het 99 op den dag van de rennen te Carshal 0 teekende een carte blanche in de beste Plaa selijke kringen. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 10