vicToria voor Md mïimol mn den dog De avonturen van een verkeersagentje b 8 ALLE ABONNÉ'S u Parelvisscherij kout biscuit en chocola ZATERDAG 2 JULI 1938 Toenemende popu lariteit L .onder God geen gezag. Transvaalsch marmer AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL DOOR CHARLES GARVICE De koning en de koningin van Engeland zijn dezer dagen teruggekeerd van een toer door het dichtbevolkte nijverheids- gebied van Lancashire. In vier dagen tijds hebben zij 38 steden bezocht, waaronder ook Manchester en Liverpool met hun vele hon derdduizenden inwoners. Zij zijn gereden door de volkswijken der ontelbare fabriekssteden, die daar zoo dicht opéén liggen dat zti vaak on metelijke agglomeraties vormen. Manchester zelf heeft niet meer inwoners dan Amsterdam, maar wordt zoo nauw ingesloten door andere hij verheidscentra dat het als het ware de kern vormt van een onafzienbare, met huizen be bouwde provincie. Lancashire is het dichtstbe volkte district ter wereld, wanneer men steden ®ls Londen, New York en Parijs buiten be schouwing laat. Het bedekt een kleinere opper vlakte dan de provincie Gelderland, maar telt meer dan 5 millioen inwoners. Een toer van slechts vier dagen door zulk een gebied wordt uit den aard der zaak niet ge kenmerkt door veel schitterend, maar tijdroo- vend ceremonieel. Vele katoen- en steenkolen- centra van Lancashire gaan trouwens nog ge bukt onder de gevolgen der depressie, en wat de bevolking noodig heeft, is sympathie, geen vertoon en praal. De souvereinen hebben deze streek bezocht veeleer als landheer en land vrouw dan als vorsten van Groot-Brittannië en het Rijk. De Koning is erfelijk hertog van Lan caster. Dit hertogdom werd 500 jaren geleden door Hendrik IV bij de Kroon gevoegd, en wordt ook heden nog als een afzonderlijk ko- hinklijk domein beschouwd, dat staat onder het bestuur van een specialen minister der kroon, die bijgestaan wordt door zijn eigen Raad. Deze minister is de kanselier van het hertogdom Lancaster (op het oogenblik Lord Winterton, die de vorige week zoo weinig doeltreffend het beleid van het departement van Luchtvaart in het Lagerhuis verdedigde), en in werkelijkheid is hij niet veel meer dan een rentmeester, die bovendien als zoodanig zelden iets te doen heeft. Op den laatsten dag van den tocht door dit domein bezochten de souvereinen ook Bolton, een nijverheidsstad van 170.000 inwoners ten boorden van Manchester. De notabelen werden hun voorgesteld, en de bevolking; dicht opeen gehoopt achter de uit houten leuningen be staande afzettingen, keèk toe en bewonderde. Toen de groote mannen van de stad allen voor gesteld waren, wilden de vorsten en hun gevolg zich weer naar hun auto's begeven, maar daar brak onverwacht de kreet los: „Wij moeten onzen koning en koningin hebben!" („We want °hr King and Queen!") Wat de menigte hier mede bedoelde, was niet recht duidelijk. Alleen öe koningin begreep het. Zij wisselde een paar woorden met den koning, en begaf zich toen over de ledige ruimte rondom het platform haar de houten afzetting, en lachend drukte ziJ de handen van de menschen op de eerste rU, en van die op de tweede rij, en zelfs van die op de derde rij, voor zoover dezen armen hadden, lang genoeg om haar te bereiken. En zoo ging zij heel de afzetting rond, van man tot man (de meesten waren ditmaal, bij uit zondering, mannen), temidden van opgetogen gejuich en gejubel, en koning George, die glim lachend toekeek, zal zeker gedacht hebben: „Wat zou ik toch moeten beginnen zonder vrouw!" Hij heeft veel te danken aan zijn koningin. Zij treedt op met groote gratie, want met groote gemakkelijkheid en natuurlijkheid. Alom effent zij het pad des konings. Overal schijnt zti te leiden, en steeds schijnt zij het juiste ding te doen op het juiste oogenblik. Zelfs in Engeland zou het volk, de vriendelijkheid en de democratische manieren zijner souvereinen verkeerd opvattend, zich kunnen laten verlei den tot ongewenschte familiariteit jegens zijn Vorsten, maar 't heeft een instinctieven eerbied Voor ware aristocratie. De koningin is aristo crate, door en door, en in den besten zin des Woords. Zij kan als koningin de hand drukken ®an Jan, Piet en Klaas, en Klaas, Piet en Jan Zouden in overmaat van vorstenliefde tot familiariteit kunnen overslaan jegens de ko ningin. maar zij kunnen onmogelijk familiaar zijn, en bleven dus steeds eerbiedig, tegenover de aristocrate. Zij voelen de meerderheid van de vrouw, die steeds weet wat zij doen moet, die nooit aarzelt, en altijd en overai schijnt te leiden. Zulk een koningin is een onnoemelijke steun geweest voor een koning, van wien men in het buitenland onvoldoende beseft, hoe moeilijk het eerste jaar zijner Regeering geweest is. Een ieder kent de omstandigheden, waaronder hij den troon besteeg een troon die, voor het eerst in honderd jaren tijds, gewankeld had. Hij moest plotseling een taak op zich nemen, Waarop hij niet voorbereid was. Maar boven dien was het volk niet voorbereid op hem. Het Was diep teleurgesteld en innerlijk gekrenkt door zijn broeder, dien het zoo lang als prins van Wales aanbeden' had, en op wiens roep- dem duizenden mannen hun vrouw, hun ver doofde verlaten zouden hebben om te vechten „voor koning en vaderland", maar die zelf een Vrouw stelde boven dat vaderland. Het was diep teleurgesteld, en kon in zichzelf geen geestdrift opwekken voor dien Hertog van York, die nu koning geworden was. Hij was nooit de „afgod" van het volk geweest. Men had de Hertogin van York vereerd als de moeder van bet kind, dat eenmaal wellicht koningin van Engeland zou worden, maar de Hertog van Tork was nooit iets anders geweest dan eerst de tweede zoon, en daarna een broeder des konings. Men wist dat hij een eenvoudig en rechtschapen man was, maar er zijn veel een voudige en rechtschapen mannen. Men wist ook dat hij veel had van zijn vader, en prees zich zelfs gelukkig omdat thans een jonger evenbeeld van George V den troon bestegen had, maar men was te eerlijk om uiting te geven aan een enthousiasme, dat men niet voelde, en wanneer in bioscopen zijn portret vertoond werd, dan werd er beangstigend wei nig gejuicht, en als hij uitreed, dan nam men zelden tooneelen van geestdrift waar, en er werd nog veel gesproken en veel geschreven over Edward VIII, die hertog van Windsor was geworden. Heel langzaam en heel moeizaam scheen George VI door zijn rustig en ongedwongen optreden eenig terrein te winnen, maar nog kort voor zijn kroning vroegen velen zich be zorgd af of de bezieling der natie wel evenredig zou zijn aan den rijkdom van straatversiering en verlichting.De kroningstocht naar en van de Abbey evenwel werd een ware triomf; het was alsof het volk voelde dat het zijn koning, die zoo moedig een zware en wellicht ondank bare taak aanvaard had, te kort had gedaan. Hierop volgde bijna onvermijdelijk een reactie, en deze was des te scherper doordat wekenlang het aanstaande huwelijk van den hertog van Windsor een der voornaamste onderwerpen van gesprek was. En op dat huwelijk volgde een nog moeilijker periode. Steeds opnieuw deden de hertog en hertogin van Windsor van zich spreken; een kleine, doch blijkbaar in vloedrijke coterie zorgde ervoor dat de kolom men der volkspers geen dag zonder nieuws omtrent den afgetreden koning bleven. Deze ondernam met zijn echtgenoote een reis door Duitschland hetgeen aanleiding gaf tot veel geruchten en veel ergernis; hierop volgde de crisis in verband met het beraamde bezoek aan Amerika. Al die incidenten hadden een noodlottigen invloed in Engeland. Ten slotte werd er voor goed en radicaal een eind aan gemaakt. Den Hertog van Windsor werd erop gewezen dat hij nog maar één plicht had: zich te doen vergeten. Sindsdien hoort men zelden iets van hem, en Engeland hèèft hem vergeten. En wat belangrijker is: het heeft den Hertog van York vergeten, en ziet nog slechts den koning. Sinds den aanvang van dit jaar is diens po pulariteit voortdurend toegenomen. De hinder palen zijn, na het Amerikaansche incident van den Hertog van Windsor, uit den weg geruimd. Maar zelfs dien weg-zonder-hindernissen zou George VI niet zoo gemakkelijk afleggen zon der de gemalin die, als moeder van een toe komstige koningin Elisabeth, het koningschap bekleed heeft lang vóór zijzelf tot den troon geroepen werd, en die in haar kinderjaren, als dochter van een Schotsch edelman, om haar houding en optreden reeds genoemd werd: ko ningin Elisabeth. „Dat is gemeen! Je hebt je weer niet geschoren I" De zee levert velerlei producten, maar daar onder zijn parels toch wel de kostbaarste. De litteratuur van vele volkeren der Oud heid spreekt reeds over het gebruik van parels als sieraden, en deze worden ook vermeld in een der schoonste parabels van het Evangelie. De naam Margaretha of Margarita, welke „pa rel" beteekent, kwam in die dagen veel voor en is thans zoowel te herkennen in de weten schappelijke benaming van de zeeparelmossel (Meleagrina margaritifera) als in dien van de rivierparelmos'sel (Margaritina margaritifera). Men spreekt ook vaak van pareloesters, hoe wel de bekende eetbare oester een afwijkenden bouw vertoont. Toch bevat deze laatste soms ook kleine parels. Deze worden bij al de ge noemde weekdieren gevormd door den zooge- naamden mantel, een huidplooi die het dier omhult, Deze mantel is het ook die de schelpen afscheidt en daarop de glanzende parelmoer- laag afzet. Deze bestaat uit lagen van fijne kalk, welke het licht aldus breken dat een regenboog van kleuren ontstaat. Onder omstandigheden nu kan de buitenste laag der mantelcellen zulk een parelmoerlaag gaan afscheiden om een vreemd voorwerp, dat in het dier terechtkomt. Als ker nen voor de parelvorming treden in de natuur vooral op zandkorrels en larven van parasieten. Reeds in 1554 kwam men tot de veronderstel ling, dat een parel vaak niets anders is dan „de doodkist van een worm". De zoogenaamde kweekparels ontstaan, wan neer de mensch kunstmatig kernen aanbrengt en zoo de mossel prikkelt, om een kalklaag, daaromheen te vormen. Chineezen en Japan ners brengen wel kogeltjes of kleine Boeddha beeldjes binnen de schelpen, die dan parels van overeenkomstigen vorm doen ontstaan. Ook heeft men in de laatste jaren vaak weefsel brokjes uit het dier zelf gebruikt, om als kern voor kweekparels te dienen. De laatste hebben dezelfde kwaliteit als de natuurlijke, maar wor den toch minder hoog geschat. Alleen door middel van Röntgenstralen kan men beide soorten van elkaar onderscheiden. Parelvisscherij wordt vooral uitgeoefend op de Zuid- en Oostkust van Azië en in tropisch Amerika. De beroemdste vindplaatsen van de zeeparelmossel vindt men bij Geylon. De regee ring controleert de groeiplaatsen der dieren ge regeld, en staat het visschen alleen toe wan neer een voorafgaande inspectie heeft geleerd, dat er genoeg mossels aanwezig zijn. Sinds 1891 mochten de duikers slechts zesmaal hun riskant beroep uitoefenen en na 1907 moesten zij zelfs zeventien jaar wachten. Men heeft intusschen tevergeefs getracht om, zooals bij de eetbare oester, de dieren op bedden te kweeken. De groote diepte waarop zij leven, maakte dit onmogelijk. Wanneer het visschen wordt toegestaan, maakte men dit door middel van advertenties in verschillende talen in Oostelijke landen be kend. Op den aangekondigden datum verza melt zich een bonte menigte van duikers, koop lui, speculanten, geldschieters, winkeliers en andere belanghebbenden in de stad Marich- chikkaddi. Deze drukte is tijdelijk, zoolang als het visschen naar den kostbaren buit duurt. Gedurende ten hoogste drie maanden wordt dit bedrijf, onder toezicht der regeering, uitgeoe fend. De booten met de duikers varen eiken morgen uit, en worden omstreeks den middag door een schot gewaarschuwd, dat zij moeten terugkeeren. De oesters worden daarna ver deeld in drie hoopen, waarvan twee regeerings- eigendom worden en later worden geveild, ter wijl de derde eigendom der duikers blijft. Het verwijderen der parels uit de schelpen vraagt veel tijd en is een onaangenaam kar weitje, want eerst laat men de dieren sterven en een tijdlang rotten. Millioenen vliegenmaden verleenen daarbij hun vrijwillige medewerking. Na een week worden de grootste parels met de hand uit de schelpen gehaald, en vervolgens het overblijvende van de doode dieren uitgewasschen, waardoor men ook de kleine parels kan afzon deren. Men heeft berekend dat gedurende één seizoen 30 tot 40 millioen mossels worden op- gevischt. De Röntgentechniek staat tegenwoor dig toe, het onderzoek naar de aanwezigheid van kostbare parels te vergemakkelijken. De parels worden vooral te Parijs verder ver handeld; ook Amsterdam en Londen spelen op dit gebied een rol. De prijs hangt af van kwa liteit en gewicht. De grootste parel, welke men kent, vertoont een peervorm en is 37 m.m. lang. Waardevolle parels vindt men soms ook in de rivierparelmossels, die vooral in Saksen en Beie ren nog voorkomen. Om uitsterven te voor komen worden deze dieren zooveel mogelijk be schermd, terwijl men de pareldragers er uit zoekt zonder ze te dooden. Mede omdat parels na 50 tot 150 jaar hun fraaien glans verliezen, blijft de parelvisscherij een bedrijf, dat aan vele handen werk en winst verschaft. De vrouwe lijke ijdelheid blijkt hier eens te meer van eco nomische beteekenis te zijn! M Bi. Op een lente-avond zaten we met ons drieën in 'tr keurig modern gemeubelde en ge stoffeerde boudoir van m'n vrouw. „Nu de boomen en planten zich weer in hun lentedos gaan hullen," zei m'n dichterlijke vriend, „en de dames zich suf zitten te denken over iets leuks, iets chics en goedkoop „Goedkoop niet," viel ik hem met een sarcas tisch lachje in de rede. „Over iets leuks en chics dan voor de mooie, komende dagen," hernam Eugenius inschikkelijk. „Ik heb gisteren in de „Bonte Ekster" een pracht van een costuum gezien, iets om alle dames, groen van nijd, geel van jaloezie en blauw var. de kou te maken." „Wat voor kleed?" vroeg m'n vrouw begeerig. „Ja," zei m'n vriend, „laat ik eens even m'n geheugen opfrisschen. Mooi zoo, ik ben er. Schuine of liever Schotsche ruiten, geloof ik. Maar de voornaamste tint was zachtrood, net donkere tomatensoep, dus een tomaten-soep- kleur. 't Geheel werd hier en daar opgeluisterd maar vooral dédr met melige randjes gar neersel, zooiets als vermicelli." „Nu weet ik 't," verklaarde de vrouw, die in m'n vreugden en in m'n zorgen deelt. „De rest," zei m'n vriend weer, „was een droom van donker wit georgette met stroomlijn- effecten, opgewerkt met limousine-carrosserie belegsels." Ik keek tersluiks naar m'n vrouw. Haar oogen schitterden en haar wangen begonnen een ver dachte tomaten-soepkleur aan te nemen. Ik be greep, dat het gesprek een gevaarlijke wending voor m'n beurs nam. Ik keek m'n vriend strak aan. „Weet je wat jij moest doen?" vroeg ik en liet er direct op volgen: „Praat maar liever een beetje over de heerenmode." „All what you like," lachte hij. „Dat kan je ook hebben. Weet je wat 't nieuwste voor de heeren is? Het elastische vest, ongeveer zóó ge construeerd als de bottines van onze groot vaders in den goeden ouden tijd, toen je met het paardentrammetje naar Overscliie reed. Dat vest rekt op bij de minste drukking van binnen uit; onmisbaar bij een copieus diner." „Prachtig!" riep ik, „dan komen we tenmin ste van dat bombardement van springende knoopen af, als we moeten toasten, en van die lugubere scheurgeluiden." „Heel voornaam is een camouflage van licht gele saus aan den voorkant," vervolgde m'n vriend z'n beschrijving. „Dan merkt niemand het, als er wat gevallen is. Je kunt ook een de coratie van Londonderry-soep krijgen of van tomatenpurée, doelmatig voor als je een beetje schutterig of slordig bent uitgevallen en toch niet graag verdacht wilt worden van soep op je kleeren te hebben." „Als je dan naar een groot diner gaat," bracht m'n vrouw in 't midden, „mag je wel een stuk of wat van die vesten meenemen; dan kijk je op 't menu wat er voor soep is en...." „Dan duik je onder de tafel, om t bijbe- hoorende vest aan te trekken," onderbrak ik haar. „Nu wees eens even stil," verzocht m'n vrouw, „daar heb je dien negerzanger door de radio. Zet een beetje harder, Pancratius:" „Ik weet anders zóó ook wel, dat di# vent naar huis wil," repliceeerde ik. „Is t zoo hard genoeg? De nieuwste Amerikaansche industrie: uitvoer van menschen die hier komen om ons te vertellen, dat ze zoo graag terug willen." „My old Ohio-Home!" zong de negerzanger met een neusstem. „Hoor je 't?"-ergerde ik mij. „Zoo'n kerel als een boom staat daar door z'n neus naar Ohio te hunkeren. Je kunt, jammer genoeg, door de radio niks terug zeggen, anders zou ik hem toeroepen: „Nou, wie houdt je tegen? Als je er zoo op gesteld bent in Ohio te zitten, schiet dan op, vent! Hier heb je twee kwartjes voor de reis, derde klas enkel." „De spoorwegen zijn nog maar altijd duur," beweerde m'n vrouw. „Ja, maar d&ar zit 't niet in," verzekerde m'n vriend. „Een Amerikaanse!) professor heeft nog net vóór z'n dood ontdekt, dat het echte, origineele, onvervalschte Paradijs, in Amerika heeft gelegen, aan de oevers van de Ohio." „Dan kan ik het heimwee van die kerels be grijpen," gaf ik toe. „Geen mensch zal ooit be weren, dat het Paradijs in ons land gelegen heeft." „Neen," zei m'n mi geleerde vriend, i" „maar wèl heeft Vri PW f]PW- een taalgeleerde V IVrlUVn in de 17e eeuw, een zekere Beca- nus, een dik boek geschreven, waar- in hij trachtte aan te toonen, dat Adam en Eva in 't Paradijs Hollandsch hebben ge sproken. 1) „Maar a propos, heb jij wel eens gehoord van een Hollander, die naar Amerika ging om daar aan de inboorlingen te vertellen, dat hij weer zoo graag naar Loppersum, Tuitjehom of St. Nicolaasga wou? Maar allemachtig"hier keek m'n vriend op de klok„al kwart over twee! Als ik soms lang plak, dan zeg je t maar...." „Neen, hoor!" z$i ik, „zoolang ik nog een bed heb om te eten en een korst brood om op te slapen, ben je hier welkom." M'n vrouw, die 't me heimelijk kwalijk ge nomen had, dat ik m'n vriend van het onder werp: damesmode had afgebracht, keek me half verstoord, half bezorgd aan en stond op: „Ja, 'k hoor het wel; je spreekt al een beetje wartaal, 't Is meer dan bedtijd, Pancratius. Ik denk, dat ik van nacht van dat costuum met stroomlijn-effecten zal droomen. Wel te rusten, Eugenius!" 1) Historisch. Eensklaps sprong hij op, opende de deur van zijn salon en riep zijn gemalin en zijn zoon, den Prins. Deze kwam in allerij. aanloopen, terwijl ook de gemalin zich haastte om bij den ko ning te komen. „Goed nieuws", schreeuwde de vorst, terwijl hij met zijn hand wenkte. De koningin, die dacht dat zij haar dochtertje voor altijd had verloren, schreide tranen met tuiten van blijdschap en ze was zoo verward, dat zij den professor omhelsde, wat de goede man heel verlegen maakte. „U vergist u, ik ben de koning niet," zeide de brave geleerde. De koning glimlachte. e groote marmerlaag bij de plaats die be- Dkend staat als Marmerzaal in Transvaal, is gelegen in het district van Pretoria ten N.-O. van de Hoofdstad der Unie van Zuid- Afrika, dicht bij het punt waar de Hands- en de Olifantsrivier samenvloeien. De manier waar op deze laag ontdekt werd, vormt een interes sant verhaal, want de ontdekking was niet het gevolg van een nauwgezet prospecteeren of ge ologisch onderzoek, doch was het directe gevolg van den dood van een Boeren-kind. Een Boer, genaamd Stoffel Visage, was kort na den Boeren-Oorlog met zijn vee aan het trek ken op zoek naar weideveld. Hij spande zijn wa gen uit en kampeerde op een stuk Kroonland, dat toentertijd geen naam had. Een poosje voor dat dit gebeurde, hadden de Boer en zijn vrouw, terwijl zü op een nabij gelegen boerderij ver toefden, hun oudste zoontje verloren en het kind was daar begraven. Terwijl de wagen stond op de plaats, die thans bekend staat als Marmer- Zaal, had de bedroefde moeder enkele rotsen en gesteenten van bijzondere schoonheid opgemerkt, en zij vroeg haar man een stuk uit te hakken, dat zou kunnen dienen als zerk op het graf van hun kind. De Boer deed dit en verzamelde nog een paar stukken en brokken om aan zijn vrienden te laten zien. Onder deze vrienden waren er enkele, die de waarde van deze stukken rots inzagen en er werd toen een onderzoek ingesteld naar'den juisten aard en omvang van de marmerlaag, terwijl deskundigen er toe werden gebracht zich voor de ontdekking te interesseeren. De naam Marmer-Zaal is ook een gevolg van de omstandigheden. Voor een aanzienlijk deel bevindt de marmerlaag zich op vlak veld, met het gevolg, dat het regenwater niet zeer gemak kelijk afvloeit. Slechts hier en daar is de bodem gesteldheid zoodanig dat het water snel afloopt en op deze plek werd een groot rond gat ge vonden, waarschijnlijk veroorzaakt doordat het water snel in een nauwte afliep en door een rondgaande beweging gaandeweg dit gat gevormd heeft. Toen de lieden dit merkwaardige ver schijnsel zagen, hebben zij die plek den naam gegeven van Marmer Hole. Visage en zijn vrien den hebben echter den naam waarschijnlijk ver keerd verstaan. Het woord „Hole" klonk in hun ooren als „Hall", waarna zij de plaats „Marble Hall" (Marmer Zaal) genoemd hebben. Even in teressant als de geschiedenis van de ontdekking en de naam van Marmer-Zaal, is een beschrij ving van den aard der marmerlagen zelf. Over een streek van 3'/2 mijl breedte is er een oppervlakte, die geheel uit marmer bestaat, mar mer van iedere soort en kleur. Boorgaten, die in de lagen gemaakt zijn tot op een diepte van meer dan 200 voet, bewijzen dat zelfs op die diepte de marmerlaag nog bestaat en een een voudige berekening toont aan, dat minstens 1000 millioen ton van de rots gevormd is i/1 een geologisch ver verwijderd tijdperk. Door geologen is er op gewezen, dat de for matie op de volgende wijze tof stand gekomen is. Het omliggende land bestaat uit door water neergeslagen dolomiet (calcium magnesium car- bonaat), sterk „opgebroken" door groote gloeien de indringing van graniet. Deze geweldige onder- aardsche woelingen hebben het dolomiet onder worpen aan ontzettende hitte en druk, en de streek binnen den kring van heuvels waarin de lagen zijn, werd als het ware tot een geweldi gen kookpot gemaakt. De ontzettende hitte en druk waren oorzaak, dat het zuivere marmer (calcium carbonaat) kristalliseerde uit de zie dende dolomietmassa. Dit marmer zou waar schijnlijk geheel wit zijn geweest, maar wegens de talrijke gassen en dampen, die hun weg naar de oppervlakte vonden gedurende deze open barsting van de aardkorst, heeft de rots eeiï verscheidenheid van kleuren en nerven gekre gen, dié elkeen verbaasd doet staan, wanneer hij het "voor de eerste maal ziet. Men kan de formatie het best beschrijven, door het een kolossalen witten pudding te noemen met tallooze rozijnen en gekleurde zoetigheden, want daarop lijkt het 't meest. De groene soort wordt als ongeëvenaard beschouwd, want het begint met een lichtgroen, krijgt allengs een donkerder tint als van het groen van een flesch, om in een bijkans zwarte lijn te eindigen. Ook het zwarte marmer is van een buitengewoon fijne structuur en schoonheid. hristui heeft aan Zijn Kerk voor speld, dat zij om Zijnentwille vervol gingen zoo moeten verduren. Zalig zij, die vervolging lijden om de Gerechtig heid, want hunner is het Koninkrijk der Hemelen. op dit bladsijn ingevolge de veirckertngsvoorwaarden t*B*n P 7Kf\ MJ lewns'anse goheele ongeschiktheid tót werken dwt jp yCjQ ootóehjken^ofloop E 250." INJNLb ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen f /£)U.- v.rll„ v» belde ^n, belde beenen ot belde «^n I I JV. JM.UW»-P bij verlies van een hand, een voet of e®1 oog. 22 Er was een algemeene uittocht van de groote tr»bune, èn het leek alsof de officierstent al k vol zou worden, maar Rawlings kende zijn ta®k en toen het gezelschap het afgesloten ge pelte naderde, dat uitsluitend voor genoodigden *®s, ior(j Kendale, dat er stoelen opzij k'aren gezet voor zijn gasten. Lorrie smaakte genoegen een plaatsje te krijgen vlak bij hoofd van de tafel, terwijl sommige nota- jClen nog stonden en met veel moeite een plekje r®chtten te veroveren. Het was een vroolijk feest het is een j Mogelijkheid om saai te zijn op een race- 'Mijn tenzij men geld verloren heeft of drijf- is geregend en de kolonel was het hoofd ].ar> een vroolijke, gezellige lunchtafel, zoo vroo- j'J't als deze populaire officier zich slechts kon Mnschen. Temidden van het knallen van cham- ™8nekurken en uitroepen als: „Een portie kip deze dame!" „Wild met sla, alstublieft Mjnheer!" „Kellner, kan ik een bord krijgen?" ?0otde Lorrie voortdurend den naam van lord j*ehdale. Het was duidelijk, dat hij de held van uf1 oogenblik was- en hij zat naast haar en .Mende haar met een zorg, alsof zij de eenige 5!rs°on aan de lange tafel was, die waard was iemand er zich mee bemoeide. „U moet goed eten," zei hij ernstig, alsof zij een invalide was, wier leven slechts gered kon worden door haar onmiddellijk kip en tong te voeren. „Laat ik u een glas champagne geven." „Niet doen," zei ze nadrukkelijk. „Ik voel me nu al, of ik zal gaan lachen en Jack kan u vertellen dat dit een gevaarlijk symp toom is." „Lach maar zooveel u wilt," zei hij. „Lach me maar uit als u wilt; als u alleen maar vroo lijk en gelukkig bent." „O, dus kan het u vandaag niet schelen als ik u uitlach?" zei ze, terwijl ze hem ondeugend aanzag. „Neen," stemde hij toe, „heelemaal niet. We hebben gewonnen, ziet u, en als je gewonnen hebt, heb je altijd neiging om vroolijk te zijn. Ik hoop, dat u een hoop handschoenen hebt gewonnen?" „Meer dan ik ooit zal dragen," zei ze, „tenzij iemand me zwarte handschoenen geeft. Dan kunnen ze bij mijn eigen begrafenis gebruikt worden." Er werd overal in de tent hartelijk gelachen en het aangename, zachte lachje van Seymour Meiford werd vaak gehoord. Maar er was een vreemde schittering in zijn ooge'n als ze rust ten op Lorrie en lord Kendale, die recht tegenover hem zaten. Tot nu toe verloor hij het spel. Het meisje, dat hij liefhad met al de liefde, waartoe zijn egoïstische en koppige natuur in staat was, had ternauwernood een half dozijn woorden met hem gesproken en was zich nagenoeg niet bewust geweest van zijn tegen woordigheid. Evenmin had zij ooren of oogen voor iemand anders dan zijn medeminnaar. Ja, tot nu toe was lord Kendale aan de winnende hand. Maar in de toekomst? Als Lorrie soms niet gelukkig was, lord Ken dale was het in ieder geval wel. Iedere spier deed hem pijn, maar hij had ongeveer duizend pond gewonnen en Lorrie snauwde hem niet langer af, maar luisterde naar zijn woorden en was over het algemeen erg aardig tegen hem. Tenslotte kwam er een einde aan de lunch en ging men naar de race-baan terug. Maar niemand gaf nu meer om de races, behalve de bookmakers, die nog steeds schreeuwden en met hun armen zwaaiden. De notabelen liepen in groepjes van twee en drie rond tusschen de tentjes en kermisspelen en meenden, dat zij wat „volksleven" zagen. Lord Kendale was genoodzaakt geweest eenige bezigheden te verrichten in de tent der cere moniemeesters, maar nu stond hij weer naast Lorrie. Hij bracht haar door de menigte heen die hem toejuichte zoodra ze hem herkende. „Ik heb nog nooit in een triomphmarsch mèegeloopen," zei Lorrie ondeugend. „Het is wel aardig, maar ik; vind, dat u zoo nu en dan uw hoed wel eens mocht afnemen. Hoe zoudt u het overigens vinden om op een van die leege vaten te klauteren en het publiek toe te spre ken? Wat voor een gevoel is het om een held te zijn, lord Kendale?" „Plaag me maar!" antwoordde hij. „Ik weet niet hoe een held zich voelt, want dat ligt niet in mijn lijn, maar ik weet wel, dat dit de leukste, gelukkigste dag van mijn leven is, sinds ik een klein kind was." „U hebt ook zooveel geld gewonnen," zei ze vriendelijk. „Gelukkig wel, maar dat is het niet alleen; het isHij zweeg en keek haar aan, ter wijl hij bedacht of hij verder zou durven gaan. „De champagne?" veronderstelde zij naïef. „Enfin, wat het ook is, de pret is bijna ge daan!" en zonder het te weten onderdrukte zij een zucht. „We zijn weer gauw thuis en van de races te Carshal blijft niets anders over dan een her innering en zooveel paar handschoenen. „Dat hindert niet," zei hij. terwijl hij de hand drukte, die zoo licht rustte op zijn arm, „juist zooals u zegt, de herinnering blijft zoo lang ik leef „Juffrouw Latimer," klonk Seymour Meiford s zachte stem achter hen, „uw zuster vroeg mij, u en lord Kendale te zoeken. Zij zjjn al in den auto." Toen zij den auto hadden bereikt, merkten ze, dat iedereen al was gaan zitten en dat de plaats voorin voor Lorrie was opengelaten. Maar Lorrie was te gelukkig en vroolijk om egoïst te willen zijn en toen lord Kendale klaar stond om haar bij het instappen te hel pen, zei ze: „Ik ga nu eens achterin zitten; misschien wil juffrouw Meiford dezen keer vóór plaats nemen?" Toch leek de rit naar huis Lorrie niet half zoo Jeuk als toen ze 's morgens weggingen. Seymour zat naast haar en zijn zachte, honing zoete stem lispelde aan haar oor, maar Lorrie scheen er niet veel aandacht aan te besteden, want de anderen hoorden haar voortdurend zeggen: „Pardon!" „Wat zei u?" en eens zelfs bracht ze haar hand aan haar lippen om haar gapen te verbergen. Toen Guy voor de pastorie stilhield, keek hij even om en Lorrie las een ernstig verwijt in zijn oogen. „Blijf zitten Jack," zei hij, „je moet bij mij dineeren, hoor! Laat je boeltje in den auto leggen en verkleed je bij mij in de barakken. „Moet je je rommel hebben, Jack?" zei Lorrie „dan zal ik het zaakje wel voor je halen," en ze holde naar binnen voor Greta kon aan bieden het te doen. Jack staarde haar na en barstte toen in een verwonderd lachen uit. „De wereld staat op haar kop," riep hij uit. „Stel je voor, Lorrie biedt aan om zich nuttig te maken!" Een paar minuten later kwam de nette dienstbode al naar buiten met een koffertje en de plotseling zoo veranderde Lorrie liep naast „Ik vermoed, dat je wel tot de ontdekking zult komen, dat ik één schoen heb vergeten of je boord of zooiets, maar dat hindert niet, vindt u wel, lord Kendale? Het zou wel aar dig zijn als er eens eenige afwisseling werd gebracht in het avondcostuum van de heeren!" Hij keek haar nadenkend aan. Als hij maar niet naar dat lamme diner in de barakken moest, dan konden ze hem op de pastorie ten eten vragen en hij keek naar het huis, alsof hij een verloren paradijs aanschouwde. „Kom niet zoo laat thuis, Jack," zei Lorrie' vriendelijk en op bescheiden toon, „en laat hem alstublieft niet te veel rooken, lord Kendale. Tabak is slecht voor jongens, die nog in hun groei zijn. En Jack," vervolgde ze met een plechtige uitdrukking op haar gezicht, „als je me belooft om elf uur thuis te zijn, zal ik je de heele laan tegemoet loopen." „Je kan beter naar bed gaan," antwoordde Jack ondankbaar, „dan doe je tenminste geen kwaad, terwijl je anders toch maar kattekwaad uithaalt!" en met deze broederlijke opmerking reden zij weg. Waarom was Lorrie zoo stil op dezen herfst avond? Greta gaf verslag aan haar vader; Greta, die bij zulke gelegenheden gewoonlijk nooit de kans kreeg een woordje in het midden te brengen. Dien avond echter scheen Lorris te veel te moeten overdenken om te kunnen praten en toen ze met Greta in den salon zat, was ze bijna even stil als in de eetkamer. Na een poosje stond ze op en ging naar de piano, maar haar vingers raakten de toetsen ternau wernood aan. Eindelijk keek Greta op de klok en gaapte. „Lieve menschen. Opwinding is een ver moeiend werk. Ga je mee naar bed, Lorrie? .Praat me niet over mijn bed, zei de wijze man. Want iemand die slaapt is half dood. Bed? Neen, vast niet. Ik heb nog in geen uren slaap. Trouwens, ik zou op Jack wachten." „Heusch?" vroeg Greta, terwijl zè haar ver wonderd aanstaarde. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 3