vicToria voor
Md mïimol mn den dog
De avonturen van een verkeersagentje
b
8
ALLE ABONNÉ'S
u
Parelvisscherij
kout
biscuit en chocola
ZATERDAG 2 JULI 1938
Toenemende popu
lariteit
L
.onder God geen gezag.
Transvaalsch marmer
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
DOOR
CHARLES
GARVICE
De koning en de koningin van Engeland
zijn dezer dagen teruggekeerd van een
toer door het dichtbevolkte nijverheids-
gebied van Lancashire. In vier dagen tijds
hebben zij 38 steden bezocht, waaronder ook
Manchester en Liverpool met hun vele hon
derdduizenden inwoners. Zij zijn gereden door
de volkswijken der ontelbare fabriekssteden, die
daar zoo dicht opéén liggen dat zti vaak on
metelijke agglomeraties vormen. Manchester
zelf heeft niet meer inwoners dan Amsterdam,
maar wordt zoo nauw ingesloten door andere
hij verheidscentra dat het als het ware de kern
vormt van een onafzienbare, met huizen be
bouwde provincie. Lancashire is het dichtstbe
volkte district ter wereld, wanneer men steden
®ls Londen, New York en Parijs buiten be
schouwing laat. Het bedekt een kleinere opper
vlakte dan de provincie Gelderland, maar telt
meer dan 5 millioen inwoners.
Een toer van slechts vier dagen door zulk een
gebied wordt uit den aard der zaak niet ge
kenmerkt door veel schitterend, maar tijdroo-
vend ceremonieel. Vele katoen- en steenkolen-
centra van Lancashire gaan trouwens nog ge
bukt onder de gevolgen der depressie, en wat
de bevolking noodig heeft, is sympathie, geen
vertoon en praal. De souvereinen hebben deze
streek bezocht veeleer als landheer en land
vrouw dan als vorsten van Groot-Brittannië en
het Rijk. De Koning is erfelijk hertog van Lan
caster. Dit hertogdom werd 500 jaren geleden
door Hendrik IV bij de Kroon gevoegd, en
wordt ook heden nog als een afzonderlijk ko-
hinklijk domein beschouwd, dat staat onder het
bestuur van een specialen minister der kroon,
die bijgestaan wordt door zijn eigen Raad. Deze
minister is de kanselier van het hertogdom
Lancaster (op het oogenblik Lord Winterton,
die de vorige week zoo weinig doeltreffend het
beleid van het departement van Luchtvaart in
het Lagerhuis verdedigde), en in werkelijkheid
is hij niet veel meer dan een rentmeester, die
bovendien als zoodanig zelden iets te doen
heeft.
Op den laatsten dag van den tocht door dit
domein bezochten de souvereinen ook Bolton,
een nijverheidsstad van 170.000 inwoners ten
boorden van Manchester. De notabelen werden
hun voorgesteld, en de bevolking; dicht opeen
gehoopt achter de uit houten leuningen be
staande afzettingen, keèk toe en bewonderde.
Toen de groote mannen van de stad allen voor
gesteld waren, wilden de vorsten en hun gevolg
zich weer naar hun auto's begeven, maar daar
brak onverwacht de kreet los: „Wij moeten
onzen koning en koningin hebben!" („We want
°hr King and Queen!") Wat de menigte hier
mede bedoelde, was niet recht duidelijk. Alleen
öe koningin begreep het. Zij wisselde een paar
woorden met den koning, en begaf zich toen
over de ledige ruimte rondom het platform
haar de houten afzetting, en lachend drukte
ziJ de handen van de menschen op de eerste
rU, en van die op de tweede rij, en zelfs van
die op de derde rij, voor zoover dezen armen
hadden, lang genoeg om haar te bereiken. En
zoo ging zij heel de afzetting rond, van man
tot man (de meesten waren ditmaal, bij uit
zondering, mannen), temidden van opgetogen
gejuich en gejubel, en koning George, die glim
lachend toekeek, zal zeker gedacht hebben:
„Wat zou ik toch moeten beginnen zonder
vrouw!"
Hij heeft veel te danken aan zijn koningin.
Zij treedt op met groote gratie, want met
groote gemakkelijkheid en natuurlijkheid. Alom
effent zij het pad des konings. Overal schijnt
zti te leiden, en steeds schijnt zij het juiste
ding te doen op het juiste oogenblik. Zelfs in
Engeland zou het volk, de vriendelijkheid en
de democratische manieren zijner souvereinen
verkeerd opvattend, zich kunnen laten verlei
den tot ongewenschte familiariteit jegens zijn
Vorsten, maar 't heeft een instinctieven eerbied
Voor ware aristocratie. De koningin is aristo
crate, door en door, en in den besten zin des
Woords. Zij kan als koningin de hand drukken
®an Jan, Piet en Klaas, en Klaas, Piet en Jan
Zouden in overmaat van vorstenliefde tot
familiariteit kunnen overslaan jegens de ko
ningin. maar zij kunnen onmogelijk familiaar
zijn, en bleven dus steeds eerbiedig, tegenover
de aristocrate. Zij voelen de meerderheid van
de vrouw, die steeds weet wat zij doen moet,
die nooit aarzelt, en altijd en overai schijnt te
leiden.
Zulk een koningin is een onnoemelijke steun
geweest voor een koning, van wien men in het
buitenland onvoldoende beseft, hoe moeilijk
het eerste jaar zijner Regeering geweest is. Een
ieder kent de omstandigheden, waaronder hij
den troon besteeg een troon die, voor het
eerst in honderd jaren tijds, gewankeld had.
Hij moest plotseling een taak op zich nemen,
Waarop hij niet voorbereid was. Maar boven
dien was het volk niet voorbereid op hem. Het
Was diep teleurgesteld en innerlijk gekrenkt
door zijn broeder, dien het zoo lang als prins
van Wales aanbeden' had, en op wiens roep-
dem duizenden mannen hun vrouw, hun ver
doofde verlaten zouden hebben om te vechten
„voor koning en vaderland", maar die zelf een
Vrouw stelde boven dat vaderland. Het was
diep teleurgesteld, en kon in zichzelf geen
geestdrift opwekken voor dien Hertog van York,
die nu koning geworden was. Hij was nooit de
„afgod" van het volk geweest. Men had de
Hertogin van York vereerd als de moeder van
bet kind, dat eenmaal wellicht koningin van
Engeland zou worden, maar de Hertog van
Tork was nooit iets anders geweest dan eerst
de tweede zoon, en daarna een broeder des
konings. Men wist dat hij een eenvoudig en
rechtschapen man was, maar er zijn veel een
voudige en rechtschapen mannen. Men wist
ook dat hij veel had van zijn vader, en prees
zich zelfs gelukkig omdat thans een jonger
evenbeeld van George V den troon bestegen
had, maar men was te eerlijk om uiting te
geven aan een enthousiasme, dat men niet
voelde, en wanneer in bioscopen zijn portret
vertoond werd, dan werd er beangstigend wei
nig gejuicht, en als hij uitreed, dan nam men
zelden tooneelen van geestdrift waar, en er
werd nog veel gesproken en veel geschreven
over Edward VIII, die hertog van Windsor was
geworden.
Heel langzaam en heel moeizaam scheen
George VI door zijn rustig en ongedwongen
optreden eenig terrein te winnen, maar nog
kort voor zijn kroning vroegen velen zich be
zorgd af of de bezieling der natie wel evenredig
zou zijn aan den rijkdom van straatversiering
en verlichting.De kroningstocht naar en van
de Abbey evenwel werd een ware triomf; het
was alsof het volk voelde dat het zijn koning,
die zoo moedig een zware en wellicht ondank
bare taak aanvaard had, te kort had gedaan.
Hierop volgde bijna onvermijdelijk een reactie,
en deze was des te scherper doordat wekenlang
het aanstaande huwelijk van den hertog van
Windsor een der voornaamste onderwerpen
van gesprek was. En op dat huwelijk volgde
een nog moeilijker periode. Steeds opnieuw
deden de hertog en hertogin van Windsor van
zich spreken; een kleine, doch blijkbaar in
vloedrijke coterie zorgde ervoor dat de kolom
men der volkspers geen dag zonder nieuws
omtrent den afgetreden koning bleven. Deze
ondernam met zijn echtgenoote een reis door
Duitschland hetgeen aanleiding gaf tot veel
geruchten en veel ergernis; hierop volgde de
crisis in verband met het beraamde bezoek
aan Amerika. Al die incidenten hadden een
noodlottigen invloed in Engeland. Ten slotte
werd er voor goed en radicaal een eind aan
gemaakt. Den Hertog van Windsor werd erop
gewezen dat hij nog maar één plicht had: zich
te doen vergeten. Sindsdien hoort men zelden
iets van hem, en Engeland hèèft hem vergeten.
En wat belangrijker is: het heeft den Hertog
van York vergeten, en ziet nog slechts den
koning.
Sinds den aanvang van dit jaar is diens po
pulariteit voortdurend toegenomen. De hinder
palen zijn, na het Amerikaansche incident van
den Hertog van Windsor, uit den weg geruimd.
Maar zelfs dien weg-zonder-hindernissen zou
George VI niet zoo gemakkelijk afleggen zon
der de gemalin die, als moeder van een toe
komstige koningin Elisabeth, het koningschap
bekleed heeft lang vóór zijzelf tot den troon
geroepen werd, en die in haar kinderjaren, als
dochter van een Schotsch edelman, om haar
houding en optreden reeds genoemd werd: ko
ningin Elisabeth.
„Dat is gemeen! Je hebt je weer niet geschoren I"
De zee levert velerlei producten, maar daar
onder zijn parels toch wel de kostbaarste.
De litteratuur van vele volkeren der Oud
heid spreekt reeds over het gebruik van parels
als sieraden, en deze worden ook vermeld in
een der schoonste parabels van het Evangelie.
De naam Margaretha of Margarita, welke „pa
rel" beteekent, kwam in die dagen veel voor
en is thans zoowel te herkennen in de weten
schappelijke benaming van de zeeparelmossel
(Meleagrina margaritifera) als in dien van de
rivierparelmos'sel (Margaritina margaritifera).
Men spreekt ook vaak van pareloesters, hoe
wel de bekende eetbare oester een afwijkenden
bouw vertoont. Toch bevat deze laatste soms
ook kleine parels. Deze worden bij al de ge
noemde weekdieren gevormd door den zooge-
naamden mantel, een huidplooi die het dier
omhult, Deze mantel is het ook die de schelpen
afscheidt en daarop de glanzende parelmoer-
laag afzet. Deze bestaat uit lagen van fijne kalk,
welke het licht aldus breken dat een regenboog
van kleuren ontstaat. Onder omstandigheden nu
kan de buitenste laag der mantelcellen zulk een
parelmoerlaag gaan afscheiden om een vreemd
voorwerp, dat in het dier terechtkomt. Als ker
nen voor de parelvorming treden in de natuur
vooral op zandkorrels en larven van parasieten.
Reeds in 1554 kwam men tot de veronderstel
ling, dat een parel vaak niets anders is dan
„de doodkist van een worm".
De zoogenaamde kweekparels ontstaan, wan
neer de mensch kunstmatig kernen aanbrengt
en zoo de mossel prikkelt, om een kalklaag,
daaromheen te vormen. Chineezen en Japan
ners brengen wel kogeltjes of kleine Boeddha
beeldjes binnen de schelpen, die dan parels van
overeenkomstigen vorm doen ontstaan. Ook
heeft men in de laatste jaren vaak weefsel
brokjes uit het dier zelf gebruikt, om als kern
voor kweekparels te dienen. De laatste hebben
dezelfde kwaliteit als de natuurlijke, maar wor
den toch minder hoog geschat. Alleen door
middel van Röntgenstralen kan men beide
soorten van elkaar onderscheiden.
Parelvisscherij wordt vooral uitgeoefend op
de Zuid- en Oostkust van Azië en in tropisch
Amerika. De beroemdste vindplaatsen van de
zeeparelmossel vindt men bij Geylon. De regee
ring controleert de groeiplaatsen der dieren ge
regeld, en staat het visschen alleen toe wan
neer een voorafgaande inspectie heeft geleerd,
dat er genoeg mossels aanwezig zijn. Sinds 1891
mochten de duikers slechts zesmaal hun riskant
beroep uitoefenen en na 1907 moesten zij zelfs
zeventien jaar wachten. Men heeft intusschen
tevergeefs getracht om, zooals bij de eetbare
oester, de dieren op bedden te kweeken. De
groote diepte waarop zij leven, maakte dit
onmogelijk.
Wanneer het visschen wordt toegestaan,
maakte men dit door middel van advertenties
in verschillende talen in Oostelijke landen be
kend. Op den aangekondigden datum verza
melt zich een bonte menigte van duikers, koop
lui, speculanten, geldschieters, winkeliers en
andere belanghebbenden in de stad Marich-
chikkaddi. Deze drukte is tijdelijk, zoolang
als het visschen naar den kostbaren buit duurt.
Gedurende ten hoogste drie maanden wordt dit
bedrijf, onder toezicht der regeering, uitgeoe
fend. De booten met de duikers varen eiken
morgen uit, en worden omstreeks den middag
door een schot gewaarschuwd, dat zij moeten
terugkeeren. De oesters worden daarna ver
deeld in drie hoopen, waarvan twee regeerings-
eigendom worden en later worden geveild, ter
wijl de derde eigendom der duikers blijft.
Het verwijderen der parels uit de schelpen
vraagt veel tijd en is een onaangenaam kar
weitje, want eerst laat men de dieren sterven en
een tijdlang rotten. Millioenen vliegenmaden
verleenen daarbij hun vrijwillige medewerking.
Na een week worden de grootste parels met de
hand uit de schelpen gehaald, en vervolgens het
overblijvende van de doode dieren uitgewasschen,
waardoor men ook de kleine parels kan afzon
deren. Men heeft berekend dat gedurende één
seizoen 30 tot 40 millioen mossels worden op-
gevischt. De Röntgentechniek staat tegenwoor
dig toe, het onderzoek naar de aanwezigheid
van kostbare parels te vergemakkelijken.
De parels worden vooral te Parijs verder ver
handeld; ook Amsterdam en Londen spelen op
dit gebied een rol. De prijs hangt af van kwa
liteit en gewicht. De grootste parel, welke men
kent, vertoont een peervorm en is 37 m.m. lang.
Waardevolle parels vindt men soms ook in de
rivierparelmossels, die vooral in Saksen en Beie
ren nog voorkomen. Om uitsterven te voor
komen worden deze dieren zooveel mogelijk be
schermd, terwijl men de pareldragers er uit
zoekt zonder ze te dooden. Mede omdat parels
na 50 tot 150 jaar hun fraaien glans verliezen,
blijft de parelvisscherij een bedrijf, dat aan vele
handen werk en winst verschaft. De vrouwe
lijke ijdelheid blijkt hier eens te meer van eco
nomische beteekenis te zijn!
M Bi.
Op een lente-avond zaten we met ons drieën
in 'tr keurig modern gemeubelde en ge
stoffeerde boudoir van m'n vrouw.
„Nu de boomen en planten zich weer in hun
lentedos gaan hullen," zei m'n dichterlijke
vriend, „en de dames zich suf zitten te denken
over iets leuks, iets chics en goedkoop
„Goedkoop niet," viel ik hem met een sarcas
tisch lachje in de rede.
„Over iets leuks en chics dan voor de mooie,
komende dagen," hernam Eugenius inschikkelijk.
„Ik heb gisteren in de „Bonte Ekster" een pracht
van een costuum gezien, iets om alle dames,
groen van nijd, geel van jaloezie en blauw var.
de kou te maken."
„Wat voor kleed?" vroeg m'n vrouw begeerig.
„Ja," zei m'n vriend, „laat ik eens even m'n
geheugen opfrisschen. Mooi zoo, ik ben er.
Schuine of liever Schotsche ruiten, geloof ik.
Maar de voornaamste tint was zachtrood, net
donkere tomatensoep, dus een tomaten-soep-
kleur. 't Geheel werd hier en daar opgeluisterd
maar vooral dédr met melige randjes gar
neersel, zooiets als vermicelli."
„Nu weet ik 't," verklaarde de vrouw, die in
m'n vreugden en in m'n zorgen deelt.
„De rest," zei m'n vriend weer, „was een
droom van donker wit georgette met stroomlijn-
effecten, opgewerkt met limousine-carrosserie
belegsels."
Ik keek tersluiks naar m'n vrouw. Haar oogen
schitterden en haar wangen begonnen een ver
dachte tomaten-soepkleur aan te nemen. Ik be
greep, dat het gesprek een gevaarlijke wending
voor m'n beurs nam.
Ik keek m'n vriend strak aan.
„Weet je wat jij moest doen?" vroeg ik en
liet er direct op volgen: „Praat maar liever een
beetje over de heerenmode."
„All what you like," lachte hij. „Dat kan je
ook hebben. Weet je wat 't nieuwste voor de
heeren is? Het elastische vest, ongeveer zóó ge
construeerd als de bottines van onze groot
vaders in den goeden ouden tijd, toen je met
het paardentrammetje naar Overscliie reed. Dat
vest rekt op bij de minste drukking van binnen
uit; onmisbaar bij een copieus diner."
„Prachtig!" riep ik, „dan komen we tenmin
ste van dat bombardement van springende
knoopen af, als we moeten toasten, en van die
lugubere scheurgeluiden."
„Heel voornaam is een camouflage van licht
gele saus aan den voorkant," vervolgde m'n
vriend z'n beschrijving. „Dan merkt niemand
het, als er wat gevallen is. Je kunt ook een de
coratie van Londonderry-soep krijgen of van
tomatenpurée, doelmatig voor als je een beetje
schutterig of slordig bent uitgevallen en toch
niet graag verdacht wilt worden van soep op
je kleeren te hebben."
„Als je dan naar een groot diner gaat," bracht
m'n vrouw in 't midden, „mag je wel een stuk
of wat van die vesten meenemen; dan kijk je
op 't menu wat er voor soep is en...."
„Dan duik je onder de tafel, om t bijbe-
hoorende vest aan te trekken," onderbrak ik
haar.
„Nu wees eens even stil," verzocht m'n vrouw,
„daar heb je dien negerzanger door de radio.
Zet een beetje harder, Pancratius:"
„Ik weet anders zóó ook wel, dat di# vent
naar huis wil," repliceeerde ik. „Is t zoo hard
genoeg? De nieuwste Amerikaansche industrie:
uitvoer van menschen die hier komen om ons
te vertellen, dat ze zoo graag terug willen."
„My old Ohio-Home!" zong de negerzanger
met een neusstem.
„Hoor je 't?"-ergerde ik mij. „Zoo'n kerel als
een boom staat daar door z'n neus naar Ohio
te hunkeren. Je kunt, jammer genoeg, door de
radio niks terug zeggen, anders zou ik hem
toeroepen: „Nou, wie houdt je tegen? Als je
er zoo op gesteld bent in Ohio te zitten, schiet
dan op, vent! Hier heb je twee kwartjes voor
de reis, derde klas enkel."
„De spoorwegen zijn nog maar altijd duur,"
beweerde m'n vrouw.
„Ja, maar d&ar zit 't niet in," verzekerde
m'n vriend. „Een Amerikaanse!) professor heeft
nog net vóór z'n dood ontdekt, dat het echte,
origineele, onvervalschte Paradijs, in Amerika
heeft gelegen, aan de oevers van de Ohio."
„Dan kan ik het heimwee van die kerels be
grijpen," gaf ik toe. „Geen mensch zal ooit be
weren, dat het Paradijs in ons land gelegen
heeft."
„Neen," zei m'n mi
geleerde vriend, i"
„maar wèl heeft Vri PW f]PW-
een taalgeleerde V IVrlUVn
in de 17e eeuw,
een zekere Beca-
nus, een dik boek
geschreven, waar-
in hij trachtte aan te toonen, dat Adam en
Eva in 't Paradijs Hollandsch hebben ge
sproken. 1)
„Maar a propos, heb jij wel eens gehoord van
een Hollander, die naar Amerika ging om daar
aan de inboorlingen te vertellen, dat hij weer
zoo graag naar Loppersum, Tuitjehom of St.
Nicolaasga wou? Maar allemachtig"hier
keek m'n vriend op de klok„al kwart over
twee! Als ik soms lang plak, dan zeg je t
maar...."
„Neen, hoor!" z$i ik, „zoolang ik nog een bed
heb om te eten en een korst brood om op te
slapen, ben je hier welkom."
M'n vrouw, die 't me heimelijk kwalijk ge
nomen had, dat ik m'n vriend van het onder
werp: damesmode had afgebracht, keek me half
verstoord, half bezorgd aan en stond op:
„Ja, 'k hoor het wel; je spreekt al een beetje
wartaal, 't Is meer dan bedtijd, Pancratius. Ik
denk, dat ik van nacht van dat costuum met
stroomlijn-effecten zal droomen. Wel te rusten,
Eugenius!"
1) Historisch.
Eensklaps sprong hij op, opende de deur van zijn salon en
riep zijn gemalin en zijn zoon, den Prins. Deze kwam in allerij.
aanloopen, terwijl ook de gemalin zich haastte om bij den ko
ning te komen. „Goed nieuws", schreeuwde de vorst, terwijl hij
met zijn hand wenkte.
De koningin, die dacht dat zij haar dochtertje voor altijd had
verloren, schreide tranen met tuiten van blijdschap en ze was
zoo verward, dat zij den professor omhelsde, wat de goede man
heel verlegen maakte. „U vergist u, ik ben de koning niet,"
zeide de brave geleerde. De koning glimlachte.
e groote marmerlaag bij de plaats die be-
Dkend staat als Marmerzaal in Transvaal,
is gelegen in het district van Pretoria ten
N.-O. van de Hoofdstad der Unie van Zuid-
Afrika, dicht bij het punt waar de Hands- en
de Olifantsrivier samenvloeien. De manier waar
op deze laag ontdekt werd, vormt een interes
sant verhaal, want de ontdekking was niet het
gevolg van een nauwgezet prospecteeren of ge
ologisch onderzoek, doch was het directe gevolg
van den dood van een Boeren-kind.
Een Boer, genaamd Stoffel Visage, was kort
na den Boeren-Oorlog met zijn vee aan het trek
ken op zoek naar weideveld. Hij spande zijn wa
gen uit en kampeerde op een stuk Kroonland,
dat toentertijd geen naam had. Een poosje voor
dat dit gebeurde, hadden de Boer en zijn vrouw,
terwijl zü op een nabij gelegen boerderij ver
toefden, hun oudste zoontje verloren en het kind
was daar begraven. Terwijl de wagen stond op
de plaats, die thans bekend staat als Marmer-
Zaal, had de bedroefde moeder enkele rotsen en
gesteenten van bijzondere schoonheid opgemerkt,
en zij vroeg haar man een stuk uit te hakken,
dat zou kunnen dienen als zerk op het graf van
hun kind.
De Boer deed dit en verzamelde nog een paar
stukken en brokken om aan zijn vrienden te
laten zien. Onder deze vrienden waren er enkele,
die de waarde van deze stukken rots inzagen en
er werd toen een onderzoek ingesteld naar'den
juisten aard en omvang van de marmerlaag,
terwijl deskundigen er toe werden gebracht zich
voor de ontdekking te interesseeren.
De naam Marmer-Zaal is ook een gevolg van
de omstandigheden. Voor een aanzienlijk deel
bevindt de marmerlaag zich op vlak veld, met
het gevolg, dat het regenwater niet zeer gemak
kelijk afvloeit. Slechts hier en daar is de bodem
gesteldheid zoodanig dat het water snel afloopt
en op deze plek werd een groot rond gat ge
vonden, waarschijnlijk veroorzaakt doordat het
water snel in een nauwte afliep en door een
rondgaande beweging gaandeweg dit gat gevormd
heeft. Toen de lieden dit merkwaardige ver
schijnsel zagen, hebben zij die plek den naam
gegeven van Marmer Hole. Visage en zijn vrien
den hebben echter den naam waarschijnlijk ver
keerd verstaan. Het woord „Hole" klonk in hun
ooren als „Hall", waarna zij de plaats „Marble
Hall" (Marmer Zaal) genoemd hebben. Even in
teressant als de geschiedenis van de ontdekking
en de naam van Marmer-Zaal, is een beschrij
ving van den aard der marmerlagen zelf.
Over een streek van 3'/2 mijl breedte is er een
oppervlakte, die geheel uit marmer bestaat, mar
mer van iedere soort en kleur. Boorgaten, die in
de lagen gemaakt zijn tot op een diepte van
meer dan 200 voet, bewijzen dat zelfs op die
diepte de marmerlaag nog bestaat en een een
voudige berekening toont aan, dat minstens
1000 millioen ton van de rots gevormd is i/1 een
geologisch ver verwijderd tijdperk.
Door geologen is er op gewezen, dat de for
matie op de volgende wijze tof stand gekomen is.
Het omliggende land bestaat uit door water
neergeslagen dolomiet (calcium magnesium car-
bonaat), sterk „opgebroken" door groote gloeien
de indringing van graniet. Deze geweldige onder-
aardsche woelingen hebben het dolomiet onder
worpen aan ontzettende hitte en druk, en de
streek binnen den kring van heuvels waarin de
lagen zijn, werd als het ware tot een geweldi
gen kookpot gemaakt. De ontzettende hitte en
druk waren oorzaak, dat het zuivere marmer
(calcium carbonaat) kristalliseerde uit de zie
dende dolomietmassa. Dit marmer zou waar
schijnlijk geheel wit zijn geweest, maar wegens
de talrijke gassen en dampen, die hun weg naar
de oppervlakte vonden gedurende deze open
barsting van de aardkorst, heeft de rots eeiï
verscheidenheid van kleuren en nerven gekre
gen, dié elkeen verbaasd doet staan, wanneer
hij het "voor de eerste maal ziet.
Men kan de formatie het best beschrijven, door
het een kolossalen witten pudding te noemen met
tallooze rozijnen en gekleurde zoetigheden, want
daarop lijkt het 't meest. De groene soort wordt
als ongeëvenaard beschouwd, want het begint
met een lichtgroen, krijgt allengs een donkerder
tint als van het groen van een flesch, om in een
bijkans zwarte lijn te eindigen. Ook het zwarte
marmer is van een buitengewoon fijne structuur
en schoonheid.
hristui heeft aan Zijn Kerk voor
speld, dat zij om Zijnentwille vervol
gingen zoo moeten verduren. Zalig zij,
die vervolging lijden om de Gerechtig
heid, want hunner is het Koninkrijk der
Hemelen.
op dit bladsijn ingevolge de veirckertngsvoorwaarden t*B*n P 7Kf\ MJ lewns'anse goheele ongeschiktheid tót werken dwt jp yCjQ ootóehjken^ofloop E 250."
INJNLb ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen f /£)U.- v.rll„ v» belde ^n, belde beenen ot belde «^n I I JV. JM.UW»-P
bij verlies van een hand,
een voet of e®1 oog.
22
Er was een algemeene uittocht van de groote
tr»bune, èn het leek alsof de officierstent al
k vol zou worden, maar Rawlings kende zijn
ta®k en toen het gezelschap het afgesloten ge
pelte naderde, dat uitsluitend voor genoodigden
*®s, ior(j Kendale, dat er stoelen opzij
k'aren gezet voor zijn gasten. Lorrie smaakte
genoegen een plaatsje te krijgen vlak bij
hoofd van de tafel, terwijl sommige nota-
jClen nog stonden en met veel moeite een plekje
r®chtten te veroveren.
Het was een vroolijk feest het is een
j Mogelijkheid om saai te zijn op een race-
'Mijn tenzij men geld verloren heeft of drijf-
is geregend en de kolonel was het hoofd
].ar> een vroolijke, gezellige lunchtafel, zoo vroo-
j'J't als deze populaire officier zich slechts kon
Mnschen. Temidden van het knallen van cham-
™8nekurken en uitroepen als: „Een portie kip
deze dame!" „Wild met sla, alstublieft
Mjnheer!" „Kellner, kan ik een bord krijgen?"
?0otde Lorrie voortdurend den naam van lord
j*ehdale. Het was duidelijk, dat hij de held van
uf1 oogenblik was- en hij zat naast haar en
.Mende haar met een zorg, alsof zij de eenige
5!rs°on aan de lange tafel was, die waard was
iemand er zich mee bemoeide.
„U moet goed eten," zei hij ernstig, alsof zij
een invalide was, wier leven slechts gered kon
worden door haar onmiddellijk kip en tong te
voeren.
„Laat ik u een glas champagne geven."
„Niet doen," zei ze nadrukkelijk. „Ik voel
me nu al, of ik zal gaan lachen en Jack
kan u vertellen dat dit een gevaarlijk symp
toom is."
„Lach maar zooveel u wilt," zei hij. „Lach
me maar uit als u wilt; als u alleen maar vroo
lijk en gelukkig bent."
„O, dus kan het u vandaag niet schelen als
ik u uitlach?" zei ze, terwijl ze hem ondeugend
aanzag.
„Neen," stemde hij toe, „heelemaal niet. We
hebben gewonnen, ziet u, en als je gewonnen
hebt, heb je altijd neiging om vroolijk te zijn.
Ik hoop, dat u een hoop handschoenen hebt
gewonnen?"
„Meer dan ik ooit zal dragen," zei ze, „tenzij
iemand me zwarte handschoenen geeft. Dan
kunnen ze bij mijn eigen begrafenis gebruikt
worden."
Er werd overal in de tent hartelijk gelachen
en het aangename, zachte lachje van Seymour
Meiford werd vaak gehoord. Maar er was een
vreemde schittering in zijn ooge'n als ze rust
ten op Lorrie en lord Kendale, die recht
tegenover hem zaten. Tot nu toe verloor hij het
spel. Het meisje, dat hij liefhad met al de
liefde, waartoe zijn egoïstische en koppige natuur
in staat was, had ternauwernood een half
dozijn woorden met hem gesproken en was zich
nagenoeg niet bewust geweest van zijn tegen
woordigheid. Evenmin had zij ooren of oogen
voor iemand anders dan zijn medeminnaar. Ja,
tot nu toe was lord Kendale aan de winnende
hand. Maar in de toekomst?
Als Lorrie soms niet gelukkig was, lord Ken
dale was het in ieder geval wel. Iedere spier
deed hem pijn, maar hij had ongeveer duizend
pond gewonnen en Lorrie snauwde hem niet
langer af, maar luisterde naar zijn woorden
en was over het algemeen erg aardig tegen hem.
Tenslotte kwam er een einde aan de lunch
en ging men naar de race-baan terug. Maar
niemand gaf nu meer om de races, behalve de
bookmakers, die nog steeds schreeuwden en
met hun armen zwaaiden. De notabelen liepen
in groepjes van twee en drie rond tusschen
de tentjes en kermisspelen en meenden, dat
zij wat „volksleven" zagen.
Lord Kendale was genoodzaakt geweest eenige
bezigheden te verrichten in de tent der cere
moniemeesters, maar nu stond hij weer naast
Lorrie. Hij bracht haar door de menigte heen
die hem toejuichte zoodra ze hem herkende.
„Ik heb nog nooit in een triomphmarsch
mèegeloopen," zei Lorrie ondeugend. „Het is
wel aardig, maar ik; vind, dat u zoo nu en dan
uw hoed wel eens mocht afnemen. Hoe zoudt u
het overigens vinden om op een van die leege
vaten te klauteren en het publiek toe te spre
ken? Wat voor een gevoel is het om een held
te zijn, lord Kendale?"
„Plaag me maar!" antwoordde hij. „Ik weet
niet hoe een held zich voelt, want dat ligt niet
in mijn lijn, maar ik weet wel, dat dit de
leukste, gelukkigste dag van mijn leven is, sinds
ik een klein kind was."
„U hebt ook zooveel geld gewonnen," zei ze
vriendelijk.
„Gelukkig wel, maar dat is het niet alleen;
het isHij zweeg en keek haar aan, ter
wijl hij bedacht of hij verder zou durven
gaan.
„De champagne?" veronderstelde zij naïef.
„Enfin, wat het ook is, de pret is bijna ge
daan!" en zonder het te weten onderdrukte zij
een zucht.
„We zijn weer gauw thuis en van de races
te Carshal blijft niets anders over dan een her
innering en zooveel paar handschoenen.
„Dat hindert niet," zei hij. terwijl hij de
hand drukte, die zoo licht rustte op zijn arm,
„juist zooals u zegt, de herinnering blijft zoo
lang ik leef
„Juffrouw Latimer," klonk Seymour Meiford s
zachte stem achter hen, „uw zuster vroeg mij,
u en lord Kendale te zoeken. Zij zjjn al in den
auto."
Toen zij den auto hadden bereikt, merkten
ze, dat iedereen al was gaan zitten en dat de
plaats voorin voor Lorrie was opengelaten.
Maar Lorrie was te gelukkig en vroolijk om
egoïst te willen zijn en toen lord Kendale
klaar stond om haar bij het instappen te hel
pen, zei ze: „Ik ga nu eens achterin zitten;
misschien wil juffrouw Meiford dezen keer vóór
plaats nemen?"
Toch leek de rit naar huis Lorrie niet half
zoo Jeuk als toen ze 's morgens weggingen.
Seymour zat naast haar en zijn zachte, honing
zoete stem lispelde aan haar oor, maar Lorrie
scheen er niet veel aandacht aan te besteden,
want de anderen hoorden haar voortdurend
zeggen: „Pardon!" „Wat zei u?" en eens zelfs
bracht ze haar hand aan haar lippen om haar
gapen te verbergen. Toen Guy voor de pastorie
stilhield, keek hij even om en Lorrie las een
ernstig verwijt in zijn oogen.
„Blijf zitten Jack," zei hij, „je moet bij mij
dineeren, hoor! Laat je boeltje in den auto
leggen en verkleed je bij mij in de barakken.
„Moet je je rommel hebben, Jack?" zei Lorrie
„dan zal ik het zaakje wel voor je halen," en
ze holde naar binnen voor Greta kon aan
bieden het te doen.
Jack staarde haar na en barstte toen in een
verwonderd lachen uit. „De wereld staat op
haar kop," riep hij uit. „Stel je voor, Lorrie
biedt aan om zich nuttig te maken!"
Een paar minuten later kwam de nette
dienstbode al naar buiten met een koffertje en
de plotseling zoo veranderde Lorrie liep naast
„Ik vermoed, dat je wel tot de ontdekking
zult komen, dat ik één schoen heb vergeten
of je boord of zooiets, maar dat hindert niet,
vindt u wel, lord Kendale? Het zou wel aar
dig zijn als er eens eenige afwisseling werd
gebracht in het avondcostuum van de heeren!"
Hij keek haar nadenkend aan. Als hij maar
niet naar dat lamme diner in de barakken
moest, dan konden ze hem op de pastorie ten
eten vragen en hij keek naar het huis, alsof
hij een verloren paradijs aanschouwde.
„Kom niet zoo laat thuis, Jack," zei Lorrie'
vriendelijk en op bescheiden toon, „en laat hem
alstublieft niet te veel rooken, lord Kendale.
Tabak is slecht voor jongens, die nog in hun
groei zijn. En Jack," vervolgde ze met een
plechtige uitdrukking op haar gezicht, „als je
me belooft om elf uur thuis te zijn, zal ik je
de heele laan tegemoet loopen."
„Je kan beter naar bed gaan," antwoordde
Jack ondankbaar, „dan doe je tenminste geen
kwaad, terwijl je anders toch maar kattekwaad
uithaalt!" en met deze broederlijke opmerking
reden zij weg.
Waarom was Lorrie zoo stil op dezen herfst
avond? Greta gaf verslag aan haar vader;
Greta, die bij zulke gelegenheden gewoonlijk
nooit de kans kreeg een woordje in het midden
te brengen. Dien avond echter scheen Lorris
te veel te moeten overdenken om te kunnen
praten en toen ze met Greta in den salon zat,
was ze bijna even stil als in de eetkamer. Na
een poosje stond ze op en ging naar de piano,
maar haar vingers raakten de toetsen ternau
wernood aan.
Eindelijk keek Greta op de klok en gaapte.
„Lieve menschen. Opwinding is een ver
moeiend werk. Ga je mee naar bed, Lorrie?
.Praat me niet over mijn bed, zei de wijze
man. Want iemand die slaapt is half dood.
Bed? Neen, vast niet. Ik heb nog in geen uren
slaap. Trouwens, ik zou op Jack wachten."
„Heusch?" vroeg Greta, terwijl zè haar ver
wonderd aanstaarde.
(Wordt vervolgd)