„Wie gaat mee, naar de zee?" „Geheime Paden" Bloedtransfusie BESTRIJDING VAN DE WERKLOOSHEID ZOMER 1938 wereld in vaeantietijd OP DE DEINING VAN DE GOLVEN ZONDAG 3 JULI 1938 VAN WEEK TOT WEEK R.K. Werkliedenverbond doet een beroep op het Neder- landsche volk Een roep om arbeid Kant-en-klaar, zeggen de N.S. voor allen, die ons land willen zien Speciale tarieven voor trips Kant en klaar MUIS MET GEVAARLIJKEN STAART Weesp één uur van stroom verstoken Macht over het stuur verloren Vier ernstig gewonden bij auto ongeluk op den weg Amster dam's-Gravenhage KINDJE VERDRONKEN Hulde aan dr. Walther Boer Theodorik Paunet, ontvanger der domeinen te Barbangon in Henegouwen, moet in 1582, dus onder Don Juan van Oostenrijk, gesneuveld zijn in den strijd tegen de Staat- sche troepen, of zooals de Spaanschgezinde ka tholiek van Walenland zich dit voorstelde, in den strijd tegen de opstandige geuzen, vijanden van het ware geloof. In welken veldslag hij viel, is onbekend. Wij w'eten eigenlijk alleen, dat hij op deze wijze zijn dood vond door de documen ten, die nog bestaan betreffende mgr. Paunet, den biechtvader van de Aartshertogin Isabella. Toen deze benoemd werd tot bisschop van Sint Omer is namelijk het gebruikelijke onderzoek ingesteld en een rapport opgemaakt, waaruit we te weten komen, dat Theodorik Paunet betrek kelijk kort na zijn huwelijk met Jeanne Fran- gois is gesneuveld. Hij liet zijn jonge vrouw achter in zeer •moeilijke omstandigheden. Twee zonen had zij hem geschonken, een derde kind zou weldra geboren worden. Toen het geboren werd, in 1582, kreeg het, ter herinnering aan den overleden vader, diens voornaam Theodorik. In het gezin van de weduwe met de drie jon gens bleef de nagedachtenis van den recht schapen en dapperen vader in eere als de na gedachtenis van een geloofsheld. Verarmd door het gemis aan inkomsten na vaders dood voed de Jeanne Paunet-Frangois haar kinderen op in de beginselen, waarvoor haar man het leven had gelaten. Ze was een voorbeeldige katholieke vrouw en zag haar zorgen beloond. Alle drie de jongens werden priester en kloosterling. De oud ste, Jean Paunet, trad in bij de Paters Capu- cijnen onder den naam «frater Felix van Beau mont. De tweede zoon werd te Nijvel lid van dt- orde der Minderbroeders-Recollecten. Hij stond hoog in de gunst van de Aartshertogen en j» gestorven als bisschop van Sint Omer. Het jong ste kind, na den dood van Theodorik Paunet geboren, en erfgenaam van diens naam, ging in het najaar van 1600 naar de Capucijnen te Brus sel en legde daar zijn geloften af. Zijn levensgeschiedenis is weinig bewogen. Om dat er in Rijnland behoefte was aan apostolische arbeidskrachten, werd onze zuid-Nederlandsche Capucijn kort na zijn priesterwijding door zijn geestelijke overheid daarheen gezonden. Hij kwam er aan in 1610 of 1611, nog geen dertig jaar oud. Tot 1615 leidde hij de werkzaamheden bij de stichting van het Capucijnenklooster te Paderborn. Vermoedelijk trok hij rond als Predikant, misschien ook was hij belast met de zorg voor de novicen. Dit ligt in het duister. De officieele stukken spreken niet over hem. Wij moeten aannemen, dat pater Constantijn van Barbangon geen bijzonder opmerkelijke figuur zal geweest zijn: een gewone bruine pater, die zeer deugdzaam was en zijn best deed, zoodat er Weinig over hem te vertellen viel. Maar zijn overheden kenden zijn verdiensten en na 1616 bekleedt Theodorik Paunet de hoogste functies in de Rijnlandsche provincie van de Capucijner- orde. Hij is bevriend met den aartsbisschop van Keulen, Ferdinand van Beieren, eindelijk een Waardig prelaat op den Keulschen bisschops zetel, Waar de kwalen des tijds de oorzaak wa ren geworden van veel ergernis en ellende. Immers de aartsbisschop van Keulen was vaak méér een wereldlijk vorst dan een kerkelijk man. Tegen het einde der zestiende eeuw had dit zich gewroken. De toenmalige bisschop Geb- hardt Truchsesz von Waldburg was overgegaan tot het protestantisme, maar hij had geweigerd, afstand te doen van zijn bisdom! Hij deed zelfs alles wat in zijn macht lag om het katholi cisme uit te roeien in zijn gebied. Zulk een toestand kon natuurlijk niet gehandhaafd blij ven, maar hoe moest men er een einde aan maken? Ernest van Beieren, die zich bij de benoeming van Truchsesz von Waldburg ge passeerd had gevoeld, riep Spaansche en Beier- sche hulptroepen naar Keulen en verklaarde den afvalligen bisschop den oorlog. Hij wist zijn Protestant geworden mededinger te verdrijven en zelf den zetel van Keulen te bezetten, maar hoewel hij volgens de leer een overtuigd katho liek was en hoewel hij krachtdadig het protes tantisme bestreed, kan men hem toch moeilijk afschilderen als een voorbeeldig kerkvorst, want op zijn zedelijk gedrag viel heel wat aan ts merken. De bevolking, die onder der. vorigen bis schop grootendeels tot practisch ongeloof was Vervallen, kreeg van den nieuwen bisschop niet het goede voorbeeld. Er heerschten in alle lagen Van het kerkelijk leven barre wantoestanden. Bij zijn dood was Ernest van Beieren opge volgd door zijn neef Ferdinand, een zoon van Zijn broer. Ook deze nieuwe aartsbisschop, tevens keurvorst van het Duitsche Rijk, bisschop van Luik, van Paderborn en van Munster, adminis trator der abdijen van Hildesheim en Berch- tesgaden, prins van Stavelot, paltsgraaf van den Bijn, hertog van Opper- en Neder-Beieren, van Westfalen, van Angers én Bouillon, markies van Pranchimont, graaf van Los, Loigne en van Hom, had vele wereldsche beslommeringen en, hoewel hij bekend stond als een vroom man, Was toch de vrees gerechtvaardigd, dat hij, onvoldoende aandacht zou besteden aan het Zoozeer verwaarloosde geloof der Rijnlandsche bevolking. Zou hij, met al zijn kerkelijke en staatkundige verantwoordelijkheid belast, neg Wel tijd voor de godsdienstige verzorging van Zijn onderhoorigen hebben? Ferdinand van Heieren was echter een verstandig man. Hij begreep, dat hij voor het herstel van den gods dienst den steun zou behoeven van vurige Priesters en daarom ontbood hij kloosterlingen Pit andere gewesten, bevorderde de uitbreiding van de geestelijke orden in zijn landsgebied en verstond zich over de godsdienstige verzorging biet de overheden van de regulieren. De Orde van de Capucijnen was toen nog be 'rekkelijk jong, maar ze had vooral in de Zui delijke Nederlanden grooten opgang gemaakt en beschikte daar over talrijke kloosters. Elke ^teamsche, Brabantsche of Henegouwsche stao van eenige beteekenis had zijn eigen Capucij- henklooster: Antwerpen, Brussel, Brugge, Gent, Leuven, Douai, Doornik, Rijssei, Atrecht, Sint ^mer, Valencijn, Béthune, Dendermonde, Ber den, Aire, Luik, MechelenDe aartsbisschop va.n Keulen begreep, dat er groote expansie- hWgeiijkheden in deze orde leefden en haalde de CaPucijnen naar zijn diocees, teneinde daar de volksprediking te behartigen en het veldwin nend ongeloof te bestrijden. Paderborn, Mun ster, Keulen, Mainz, Aken, Essen en Trier krijgen hun Capucijnenkloosters. Aan de leiding staat pater Constantijn van Barbangon, in de wereld Theodorik Paunet. Deze pater Constantijn Was niet alleen werk zaam en bekwaam, hij was daarenboven een buitengewoon deugdzaam man, die uit eigen er varing de hoogste trappen van het mystieke le ven kende. Hij had de vaste overtuiging, dat het mystieke leven de natuurlijke uitbloei is van den staat der heiligmakende genade en dat „het groote, zoo niet het eenige noemens waardige verschil tusschen de ziel van den ge wonen en van den mystieken christenmensen hierin bestaat, dat deze ervaart wat gene slechts gelooft". Juist in zijn tijd begon de strijd tegen het mystieke katholicisme als gemeengoed der ge- loovigen. Velen meenden, dat men aan het volk alléén de moraal moest prediken, maar dat de prediking van de mystiek een groot gevaar in hield. Die meening deelde pater Constantijn geenszins. Hij schreef aan den aartsbisschop van Keulen „Niet Slechts in de kloosters van religieuzen, in de kluizenarijen en in de eenzame, van de wereld afgescheiden oorden heeft God zijn bij zondere vrienden, die naar Zijn liefde smach ten, doch ook in de wereld temidden van de aardsche beslommeringen en de tijdelijke zaken telt Hij zijn getrouwen en uitverkorenen, die hun hart en hun genegenheid niet ten voli6 aan stoffelijke en vergankelijke dingen geven, maar het beste en oprechtste van hun ziel af zonderen en toewijden aan Hem, dien zij hul digen als hun hoogste goed, begeerenswaardig boven al wat bestaat en al wat men zou kunnen liefhebben op aarde." Van deze overtuiging ging hij uit bij het schrijven van zijn boek: „De Geheime Paden der goddelijke liefde", dat in 1623 te Keulen in het Fransch verscheen, weldra ook in het Latijn en het Duitsch vertaald werd, en dat hoewel door de Werken van vroegere mystici kennelijk beïnvloed een zeer oorspronkelijk beeld geeft van de werking der liefde Gods in onzen geest en vooral in onze streefvermogens, want pater Constantijn is geen intellectualist, doch een voluntarist uit de Franciscaansche school van den heiligen Bonaventura. Dit boek is thans in het Nederlandsch ver taald, door pater Franciscus, minderbroeder-ca- pucijn. Als men bedenkt, dat het niet alleen werd geschreven voor specialisten, maar ook voor het gewone geloovige volk, dan verzucht men bij de lectuur onwillekeurig: wat zijn wij achter uit gegaan! Zal dit krachtige werk vandaag nog de katholieken boeien? Het spreekt toch over hun hoogste rechten en over him eenige belangen! Misschien, dat juist onze tijd, opnieuw fel bewogen door geestelijke tegenstellingen, de aandacht voor zulk werk in ruimer kring doet ontwaken. In ieder geval weze dit geschrift warm aanbevolen. Het is een uitgave van de Kruisvaarders van Sint Jan te Rijswijk (Z.H.) Wat den oorspronkelijken schrijver betreft: hij deed nog een boekwerk over het mystieke leven verschijnen, van zuiver theologischen aard, dat hii betitelde: „Anatomie der ziel" en dat in 1635 na zijn dood, vterd uitgegeven. Hierin toont hij aan, dat tusschen de dogmatische godgeleerd heid en de mystiek geen enkele tegenspraak be staat, al zijn er in den loop van de geschiedenis vee! misverstand en woordenstrijd geweest. Dit boek is meer in het bijzonder tot de zielen- leiders gericht, terwijl de „Geheime Paden" be doeld werd als. een handleiding voor alle ka tholieken, die het mystieke leven willen leeren kennen. Op den inhoud van het boek komen wij nog terug. In 1631 stierf pater Constantijn te Bonn. „Hij was naar de Vespers geweest en wilde daar na wat gaan rusten. In de cel naast de zijne hoorde men hem reutelen. Hij was dood, eer men wist dat hij ziek was". Zoo verhaalt de uitgever van de „Anatomie der ziel". - A. v. D. Het bestuur van het R. K. Werklieden verbond richt zich thans in een manifest, dat op groote schaal zal worden verspreid, tot het Nederlandsche volk, om mede te werken aan de bestrijding van de werk loosheid. Na vermeld te hebben wat het Verbond aan de Regeering, wier hulp on vermijdelijk is, heeft gevraagd, gaat de cir culaire als volgt verder: „Wij doen nu ook een beroep op u, op ieder van u. Schept in ons volk een geest van offer vaardigheid, een sfeer van vertrouwen in de Regeering, een machtigen drang om elkaar uit dezen nood van werkloosheid te heffen. Wij vragen het u in naam van de duizenden, die gebukt gaan, die lijden in ziel en lichaam die geen licht meer zien, geen vertrouwen meer hebben in hun toekomst. Het verzwakt weer standsvermogen van velen wordt misbruikt door extremisten. Zij zijn slachtoffers, meer te beklagen dan te berispen. Zij hebben recht op ons aller hulp. Alléén het diep christelijk ge voel, dat in onze arbeiders leeft, de tucht, die de organisaties jarenlang leerden, de hulp van velen, die gevaren hielpen bezweren, hebben ons volk God zij daarvoor danki tot dus ver tegen excessen behoed, excessen die elders voerden tot toestanden, die ieder van ons ver vullen met zorg voor de toekomst der mensch- heid. In den naam van allen, die hun godsdienst, hun volk, hun land, hun kinderen, hun huisje, hun arbeid lief hebben helpt ons, helpt al len, die maar één ding vragen: ARBEID, ARBEID, ARBEID! „Er is weer 'n goedkoope trein in de pen" U herinnert zich nog, dat 'n affiche met zoo'n slagzin een jaar of zes geleden opgang maakte. Er sprak een tikje zelfgenoegzaamheid van de Spoorwegen uit, die wakker geschud waren door het motor-geronk van touristen-auto's en hun debiet zagen verkleinen. Zoo was het zes jaar geleden. Maar nu? Het is met affiches haast niet bij te houden, zoo talrijk zijn de reizen, die de N. S. in samen werking met autobusondernemingen, reederijen, enz. voor het seizoen hebben klaargemaakt tegen speciale tarieven. Er is geleidelijk aan een volledig geoutil leerde organisatie van reis-projecten ontstaan, die onder den titel van „Uitstapjes door Ne derland 1938" in een handig boekje zijn samen gevat. Ieder, die van plan is op eigen gelegen heid een deel van ons land te gaan verkennen, vindt hier een prachtigen gids. Hij kan zoo'n boekje voor een klein bedrag bij de stations loketten krijgen. Maar men dient tegelijk te vernemen, dat de individueele tochtjes, die hier in worden vermeld, niet per se aan een goed- koopen trein zijn gebonden. Integendeel, men kan öf van een goedkoopen trein op de vast gestelde data en uren, öf van de gewone dienst regeling gebruik maken. 't Gemak dient den mensch. Zeer juist, antwoorden de Spoorwegen en de daad bij het woord voegend, bieden zij gezel schappen, die een excursie op touw gaan zet ten, een uitgebreid schema van reizen aan on der den titel „Kant en klaar". Zoo'n reizenschema machtig te worden vraagt slechts de moeite dit boekje „Tochtjes door Mooi Nederland" aan het stationsloket af te halen. Het wordt daar gratis verstrekt, bevat 38 verschillende excursies met vele zelf te kiezen variaties, en geeft uitvoerige inlichtin gen Over de detailregelingen. Wat de Kant-en-klaar-reizen zijn voor een gezelschap volwassenen, zijn de Standaard- reizen voor gezelschappen kinderen. Aan de 34 Standaard-reizen is het tweede hoofdstuk van het boekje ..Tochtjes door Mooi Nederland" ge wijd. In beide gevallen zorgen de Spoorwegen vbor de algeheele regeling van de reis, voor auto- en boottocht, voor museum-, dierenpark en vliegveldbezoek, voor koffietafel, lunch, ja zelfs voor het alom gekende en gewaardeerde glaasje ranje. Dit alles bij elkaar zouden we dus kunnen samenvatten in: Spreekt met N S. en het komt in orde. Het zeegat uit Dit alle! hebben wy vernomen na een nieu wen, zeer uitzonderlijken tocht, dien de Spoor wegen hadden ontworpen in samenwerking met de reederij J. G. Kbppe. Op de vraag „Wie gaat mee, Naar de zee?" zijn vele dames en heeren met de „R. van Hasselt" het Noordzee-kanaal afgezakt, het zeegat uitgevaren en hebben het ruime sop gekozende Noordzee op. De sensatie van de echte zee onder je te hebben, te deinen op golven, zoo dat je je vast moet grijpen aan al wat in je nabijheid staat om op de been te blijven! Voor je uit turend zie je niets dan water rustig golvend, met 'n witte kam hier of daar, aan den horizont de oceaanstoomers, op reizen naar verre streken, maar ook dicht bij je die enorme gevaarten. Daar ligt de „Jagersfontein"; die komt regel recht van den zonnigen equator en de wuivende palmen; zij zal de sluizen binnen loopen als zij daartoe het teeken krijgt. De loodsboot stoomt langzaam op naar het schip, de loods wordt in een roeibootje langszij gebracht. Een zwarte kerel gooit een touwladder omlaag, die met 'n slag in de roeiboot valt en even later zie je tegen de steile donkerte van het schip een sil houet naar boven klauteren, op 't dek stappen, verder de trappen op gaan naar de commando brug. De loods zal de „Jagersfontein" nu tus schen de pieren door in de veilige sluizen brengen! Dat is 'n fragment, 'n stuk werkelijkheid, dat je meemaakt in een tocht op de Noordzee, no. 38 van de Kant-ên-klaar-serie. Twee uur vaar je langs de kust in de verte het Bloemendaalsche strand, Zandvoort, Noord-Zuidverder. Daar liggen Hollands steden, de dorpen, de vuurtorens, de hotels, de duinen zooals Tromp, v. Speyk, de Ruyter ze zagen. En kom je dan terug, ligt de boot bijna recht voor de vangende armen, de pierendan denk je een moment aan de velen, die uit verre landen naar het vaderland terugkeerden, die gebruind en vervreemd en verouderd zijn, maar het voorwerp van hun onveranderde liefde, hun vaderland thans voor zich zien. Het is geen fantasie, dat zij hunkeren naar het oogenblik dien bodem binnen enkele oogenblikken op nieuw te betreden. Met halve kracht vaart de van Hasselt de sluizen binnen, de grootere schepen worden ge sleept. Terug gaat de tocht langs dit vlakke land, dat aan weerszijden van de rechte water lijn voor je wordt geaccentueerd door de sym bolen van nijverheid, de hooge ketels, de lang- getrokken schoorsteenen met de pluimen van grijzen of taankleurigen rook, de tanks der petroleum, de vierkantige havens, de werven, de dokken. Dit is niet het drooge Holland der aardrijks- knude-boekjes, dit is het levende, het ploete rende, het wilskrachtige Holland van IJ tot Noordzee. Nadat 8 maanden geleden een rat er in geslaagd vas Weesp in het donker te zetten, is Zaterdag een muis, en wel een van minimale afmetingen, de schuldige geweest van een stroomverbreking, welke één uur geduurd heeft, maar waarvan de bij h*t P.E.N. aangeslotenen in die gemeente toch last hebben ondervonden. 's Morgens ruim 8 uur werd nabij het trans formatorhuisje op den Weesper Houthandel en Zagerij geconstateerd, dat een groote vlam uit sloeg, terwijl op hetzelfde oogenblik een hevige knal werd gehoord. Onmiddellijk waarschuwde de vertegenwoordiger van het P.E.N. te Weesp het kantoor te Naarden, vanwaar men dadelijk eenige technici naar Weesp zond om het defect te herstellen. Bij onderzoek bleek, dat een kleine muis kans had gezien met haar langen staart kortsluiting te maken tusschen een 10.000 volt rail en de aarde. Toen eenmaal deze aanvanke lijk kleine sluiting was „ingeleid", zooals de technische term luidt, waren de gevolgen van dien aard, dat een groote vlam uitsloeg en de reeds vermelde zware slag werd gehoord. Het her stellingswerk eischte slechts één uur en toen waren de stroom-verbruikende Weespers weer uit de verlegenheid gered. Zaterdagmiddag omstreeks twee uur is op het dezer dagen opengestelde gedeelte van den autoweg AmsterdamDen Haag een ernstig ongeluk gebeurd. Ter hoogte van den Lisserweg onder Lisse passeerde een Belgische auto, komende uit de richting Den Haag, een autobus. Onmiddellijk na het passeeren haalde de bestuurder van den Belgischen wagen naar rechts uit, doch ver loor daarbij de macht over het stuur. De wagen vloog over den rechterberm van den weg, den dijk af en kwam eindelijk te recht in de naast de autostrada loopende sloot. Hierbij raakte de auto nog een motorrij der, die zich daar ter plaatse op den weg be vond en wiens motorrijwiel zwaar beschadigd werd. De Belgische auto werd bestuurd door den heer D. S. uit Antwerpen. In dezen wagen zaten voorts zijn vrouw, een dochter en haar verloofde en een neef. Vier der inzittenden werden der mate gewond, dat zij in het Burgerziekenhuis te Amsterdam moesten worden opgenomen. Twee hunner kregen armbreuken, terwijl de bestuur der aan het hoofd ernstig werd gewond. Alleen de dochter van den heer S. is met den schrik vrijgekomen. De motorrijder, die door den Belgischen auto werd geraakt en daardoor kwam te vallen, brak een pols. Het onderzoek van de gemeente-politie te Haarlemmermeer heeft uitgewezen, dat de be stuurder van den Belgischen auto na het pas seeren van den autobus te snel naar rechts heeft uitgehaald. Hierdoor raakte zijn wagen het linkervoorwiel van den autobus met het gevolg, dat de be stuurder de macht over het stuur verloor. De motorrijder, die juist door den autobus gepas seerd zou worden, werd hiervan het slachtoffer, al kwam hij er betrekkelijk nog goed af. Zaterdagmiddag, omstreeks half zes, is het eenjarig dochtertje van ds. Donner, gerefor meerd predikant te Broek op Langendijk, in een onbewaakt oogenblik bij de pastorie te water geraakt en verdronken. Een half uur lang is getracht, door kunst matige ademhaling de levensgeesten op te wek ken, doch dit mocht niet baten. Eerst sedert de ontdekkingen van Landstei- ner en Decastello is de bloedtransfusie, d.w.z. het brengen van het bloed van den eenen in de bloedvaten van een ander, in zwang gekomen. Deze ontdekkingen werden gepubli ceerd in 1900 en 1902; vóór dien tijd was de bloedtransfusie vaak schadelijk en zelfs levens gevaarlijk. De gevaren bestonden in infectie, agglutina tie en haemolyse. De infectie werd in den tijd na Pasteur natuurlijk door een zorgvuldige aseptische uitvoering voorkomen, althans de infectie met de bekende ettermicroben; maar cm te zorgen, dat ook infectie met tubercu lose en syphilis niet geschiedde, was een ge wone aseptische verzorging niet voldoende. De aseptische verzorging van het glaswerk, de rubberbuizen, van de huid van den bloedgever (naar het Amerikaansch donor genoemd) en van den ontvanger, van de handen en hoofden van dokters en verpleegsters is tegen de twee andere genoemde infecties geen waarborg. De bloedgevers worden dus eerst zorgvuldig onder zocht op de mogelijkheid van eenige besmette lijkheid van hun bloed. Maar daarmee is het gevaar voor agglutina tie en haemolyse nog niet verdwenen. Agglu tinatie beteekent samenklontering en is onge veer het zelfde als met schiftende melk gebeurt. Ook daarin gaan dan de zeer fijn verdeelde vet bolletjes te samenklonteren en de caseïne vlokt uit. Zoo gaan bij het bloed somtijds de roode bloedlichaampjes samenklonteren en dit maakt ze in de eerste plaats ongeschikt om him taak te vervullen, n.l. de zuurstof op te nemen in do lengen en af te geven aan de weefsels; maar veroorzaakt bovendien nog verstoppingen van de bloedvaten, wat allergevaarlijkst is. Deze agglutinatie wordt dan vaak gevolgd door haemolyse, letterlijk vertaald oplossing van het bloed, waarbij de roode bloedlichaam pjes als 't ware uiteenvallen, en dan ook niet meer hun taak kunnen verrichten. De roode bloedkleurstof, haemoglobine genaamd, die in die lichaampjes is vervat, komt dan vrij en verschijnt dan b.v. in de urine, die dan rood is, zonder dat er een bloeding heeft plaats ge had. Het een en het ander maakte, dat de praktijk van de bloedtransfusie vroeger als te gevaarlijk werd beschouwd en dus ook zeer zelden in praktijk gebracht, hoewel men er toch, zoowel in de wetenschap als en nog meer in de legende, allerlei grootsche en wonderlijke werkingen aan toeschreef. Maar vrijwel iedereen wist, het gevaar kennende, de verleiding te weerstaan; ook nadat men duide lijk had ingezien, dat alleen het overbrengen van menschenbloed en niet van dierlijk bloed op een mensch, of, om het met een algemeen woord te zeggen, dat alleen de transfusie van soortgelijk bloed geneeskrachtige werking had en soms zonder slechte resultaten afliep. Welke zijn nu de ontdekkingen van Land- steiner, Decastello en hun andere medewer kers? Zij hebben de bloedgroepen ontdekt. Zij heo- ten gevonden, dat er in het serum (d.w.z. het vloeibare deel van het bloed) stoffen zijn, die de bloedlichaampjes van sommige andere men- schen tot samenklontering (agglutinatie) brengt, terwijl deze agglutinatie niet optreedt met het eigen bleed dat spreekt vanzelf en ook niet met het bloed van weer andere menschen. Voordat men tot bloedtransfusie overgaat, moet men dus weten of het serum van den gever stoffen bevat, die de bloed lichaampjes van den ontvanger agglutineeren. Het is nu gebleken, dat er vier groepen zijn. Er zijn ook vier verschillende stoffen in het geding. Twee agglutineerende stoffen, aggluti- ninen genaamd, en wel a en b; deze zijn in het serum; verder twee andere stoffen, agglu- tinogeen genaamd, die in de bloedlichaampjes zijn, die A en B heeten. Wanneer nu a met A samenkomt, treedt er agglutinatie op, even eens wanneer b met B samenkomt. Het is er of er twee sloten en twee sleutels zijn op één kamer; komt de eene sleutel bij het passend slot, dan is de kamer open: agglutinatie. Nu: de eerste soort menschen heeft bloed, dat tot de A groep behoort: daarin is het agglutinogeen A en het agglutinine b. De tweede is de B groep met het ;r.'glutinine B en het agglutinine a. Het is nu duidelijk dat men het bloed van deze twee groepen niet bij elkaar mag bren gen, want dan komt b (van de A groep) in aanraking met B (van de B groep) of, om het grover te zeggen, het serum van het eene bloed doet de bloedlichaampjes van het andere bloed oplossen, a is slecht voor B en B is siecht voor A. De derde groep heet A B en bevat zoowel A als B; als het in aanraking kemt de A groep, treedt agglutinatie op, want dit bevat b; en dat komt dan samen met B; evenzoo mag de groep A B niet samenkomen met de groep B, want dit bevat a, hetgeen met A samengebracht immers de groep A B be vat A en B agglutinatie veroorzaakt. De vierde groep is de o groep, en bevat noch A noch B. Toen men dat gevonden had, werd het dus noodzakelijk om vóór elke transfusie na te gaan, of de gever en ontvanger tot dezelfde groep behoorden. Dit nu is in de praktijk vry gemakkelijk: de wiskundig geschoolde zal ter stond begrijpen, dat dit met een eenvoudig systeem van combinaties mogelijk is. Men heeft dan een klein glasplaatje, waarop twee druppels van twee verschillende testsera ge legd worden, een serum dat agglutinine a en een ander, dat b bevat. Men brengt nu een druppeltje bloed van den te onderzoeken per soon in beide druppels van de testsera: men kan dan met het bloote oog of met de loupe waarnemen, of er agglutinatie optreedt. Agglu tinatie met a alleen beteekent: groep B; met b alleen: groep A; met a en b beteekent groep A B; met geen van beide: groep O. Een dergelijk vlug onderzoek is zeer nuttig, daar het vaak levensreddend is, wanneer de bloedtransfusie zeer spoedig na een groot bloedverlies wordt toegediend. In de groote ziekenhuizen heeft men dan ook het geheele apparaat daarvoor klaar staan. Een andere moeilijkheid is natuurlijk om spoedig iemanci te vinden, van wien men weet, dat hij gezond is, van wien men de bloedgroep kent, en die bereid is, om zijn bloed te geven. Men kan daar natuurlijk niet steeds weer hetzelfde ver plegend personeel voor laten opkomen; de fa milie is zeer geschikt, omdat de bloedgroepen erfelijk zijn, maar men wil dan toch liever ook nog weten, cf zij een ziekte onder de leden hebben. Tegenwoordig heeft men z.g. bloedtransfusie diensten, d.w.z. elk ziekenhuis heeft met een aantal menschen een overeenkomst aangegaan, dat zij hun bloed willen geven. Daarvoor wor den ze natuurlijk onderzocht, zoowel op hun bloedgroep als op hun gezondheid; en zelfs moet men kunnen rekenen op hun moraliteit, d.w.z. men moet er op kunnen vertrouwen, dat rij geen geheime ziekte zullen oploopen. Door deze organisatie is het dan mogelijk, iedereen, voor wien dat ncodig is, van bloed te bedienen; en daarmede is de oude droom, dat de een den ander het leven redt ooor zijn bloed te geven, in vervulling gegaan. Dr. TH. H. SCHLICHTING Ter eere van den dezer dagen gepromoveer den doctor C. L. Walther Boer, heeft de Ko ninklijke Militaire Kapel hem Zaterdagmiddag voor zijn woning in de Theresiastraat te Den Haag een muzikale hulde gebracht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 5