Het wijde Friesche water lokt
DE KLEINE
DIKKE
Gebruik de parkeerplaatsen
IhacJii/JÓ
TIM
zou
ZEILEN VOLKSSPORT
't Wed strijd seizoen op de Friesche
meren, met als hoogtepunt
de Sneek-week
Grouw als watersport
centrum
Statuten verbieden contributie
Zonderlinge wenschen
Wilt u honderd jaar
oud worden?
Volgens een Amerikaansche
professor is ouderdom
overerfelijk
Houdt uw gemak
HET KORTE VERHAAL
De bliksem als aarts
vijand
Zelfs na zijn dood werd het slacht'
offer nog vervolgd
Geestenhuis
Het getal 13 domineert in de naar
geestige vertrekken
Een snorkampioenschap
Een zonderling vonnis
Hoeveel woorden
spreken wij?
Men schrijft ons uit Friesland:
Onzalig blaast weer een koude Noord
wester over het vlakke Friesche land en
maakt het moeilijk iets te vertellen over
een sport, die haar grootste triomphen
viert onder een strak-blauwe lucht met
zonnewarmte: de zeilsport, de Friesche
weldadige volkssport bij uitnemendheid.
Gelukkig kan het weer nu eiken dag
veranderen en zullen de ontelbare Friesche
meren en plassen weer blinken van het
smettelooze wit der talrijke zeilen en zeil
tjes, die zoo veel mogelijk wind moeten
zien op te vangen om de bemanning van
boeier, tjotter, schouw, regenboger, lark of
hoe de schepen meer mogen heeten, als
eerste door de finish te brengen.
De Sneeker Zeilclub heeft als eerste het sei
zoen geopend en inmiddels hebben ook de an
dere Friesche vereenigingen niet stil gezeten.
Tallooze malen zal van den top van den eeu
wenouden Sint Pieter te Grouw de vaderland-
sche driekleur breed uitwapperen, ten teeken
dat in dit zeilersparadijs weer feest is, het
feest der snelle schepen met strak gespannen
tuig op de uitgestrekte wateren van Pikmeer
en Wijde Ee, des avonds gevolgd door het
kostelijk festijn van draaiende mallemolens,
schetterende bands en geurige oliebollen.
Het zijn de te Grouw gevestigde veree
nigingen „Oostergoo" van Leeuwarder ori
gine en reeds 90 jaar oud, „Frisia" de
bloeiende tachtigjarige, het veel jongere
„Lyts Frisia", de vereeniging voor het jeugd-
zeilen, en de piepjonge Grouwster Water
sport, die gedurende de maanden Juni,
Juli en Augustus het 's winters zoo verla
ten en eenzame plaatsje doorloopend ma
ken tot een druk, kakelbont en luidruch
tig oord van welhaast internationale al
lure.
Kan men Sneek en Grouw beschouwen als
de middelpunten van het „groote" wedstrijd
wezen, in het waterrijke Friesche land zijn nog
tallooze plaatsen waar een opgewekt zeilers
leven heerscht en waar gerenommeerde wed
strijden worden gehouden.
We noemen b.v. de plassen en meren ron
dom Warga en Wartena, waar op het kruis
punt ,.De Kruiswaters" zich de banen bevin
den van de wedstrijden van de IJs- en Zeil-
vereeniging en de zeilvereeniging „De Kruis
waters", beide te Wartena, alsmede van de
vereeniging „De Meeuwen" te Leeuwarden.
Vooral eerstgenoemde heeft meermalen blijken
van belangstelling mogen ondervinden van het
Koninklijk Huis. De vereeniging heeft langen
tijd, omstreeks 1890, tot beschermheer gehad den
bekenden circusdirecteur Oscar Carré, die gaar
ne in Wartena vertoefde. Op zekeren dag ver
loor de heer Carré 'n zeer kostbaren ring die
door eenige visschers werd teruggevonden. Dit
feit heeft de schooljeugd van Wartena veel
vreugde bereid, daar zü steeds kosteloos het
circus Carré, indien dit in Leeuwarden optrad,
mocht bezoeken.
Om op de zeilerij terug te komen, moeten wij
melding maken van de watersportvereeniging
„Bergumermeer" te Bergum, waar de kapper
Bulthuis heel de zeilersbent aan zich verplicht
heeft door de „uitvinding" van de B.M.- en
de vergroote B.M.-schepen, die de voornaamste
oorzaak zijn geweest van de geweldige vlucht
die de zeilsport genomen heeft. De niet-kost
bare en toch zeer snelle schepen hebben voor
de populariseering van de zeilerij onschatbaar
nut gehad.
De vereeniging Drachten-Veenhoop heeft
een pracht wedstrijdbaan bij de Veenhoop, ter
wijl ook Eernewoude, zij 't op bescheiden wij
ze, telkenjare haar wedstrijd houdt. Akkrum
telt twee watersportverenigingen, wier wed
strijden een zeer goeden naam hebben.
Het prachtige waterdorp Terhorne her
bergt de vereeniging „Onder Ons", die in
haar statuten de merkwaardige bepaling
bevat, dat geen contributie mag worden
geheven. De kosten van de sinds jaar en
dag gehouden „praam-wedstrjjden" worden
bestreden uit vrijwillige bijdragen der
dorpsgenooten.
Vanaf het Sneekermeer zuidwaarts varende,
komen wij in de dorpjes Uitwellingerga en Op
penhuizen, waar de schouwenzeilers een uitne-
menden naam hebben. Vanwege de uitsluitend
confessioneel-protestantsche richting der bevol
king worden de wedstrijden hier uitsluitend op
werkdagen gehouden.
Even verder ligt het wedstrijd-terrein van de
vereeniging Old Hof te Hommerts, die in Juli
drukbezochte wedstrijden uitschrijft. En ten
slotte komen we op het prachtige, tien kilome
ter lange Fluessen-meer, het ideale domein van
de vereenigingen uit Woudsend, IJlst, Heeg en
Workum. Hier wordt o.m. gekampt om een zil
veren lark door een groot aantal werkloozen in
zelfgebouwde larken.
Het groote Slotermeer vormt de kampplaats
voor de watersporters uit Sloten en Balk, ter
wijl de Groote Brekken gastvrijheid biedt aan
de zeilvereeniging „Zevenwalden" te Lemmer,
die vroeger haar wedstrijden hield op de Zui
derzee.
Via het zeer groote Tjeukemeer, dat door
zijn onbetrouwbaarheid niet voor wedstrijden
in aanmerking komt, belanden wij tenslotte op
de Langweerder Wielen. De tachtigjarige wa
tersportvereeniging heeft menig zeiler aan zich
verplicht niet alleen door haar uitstekend ge
organiseerde wedstrijden, maar ook door de in
Friesland en ver daarbuiten spreekwoordelijk
geworden gastvrijheid van de bewoners van dit
werkelijk ideale oord.
Wij hebben gemeend goed te doen een glo
baal overzicht te geven van het vele goede dat
den zeilers en watersporters in het prachtige
Friesche land te genieten staat. Wij zijn ons
echter maar al te goed bewust, dat veel ver
meldenswaardigs op watersportgebied moest
worden overgeslagen. Veel was nog te vertel
len over de schepen zelf en de klasse-indee
ling, over het jeugdzeilen, over het scheep
vaartkundig museum, het motorbootwezen enz.
Twee onderwerpen echter zijn er nog die
boven alles op dit gebied uitsteken en wel de
dag der dagen", hardzeildag van de Kon.
Zeilvereeniging Sneek tijdens de in heel water-
sportlievend Nederland beroemde Sneekweek in
de tweede helft van Augustus, de dag waarop
elk Friesch schip op het Sneekermeer is en de
volledige Sneeker bevolking op „de Meer" acte
de présence geeft en het folkloristisch inte
ressante, uiterst zeldzame „Skütsjesilen" de
wedstrijd der beurt- en vrachtschepen te
Grouw.
Aan deze gebeurtenissen hopen wij echter te
zijner tijd een afzonderlijke reportage te wij
den.
minderd, daar er dan minder katten zouden
worden overreden. Deze en soortgelijke wen-
schen kunnen natuurlijk niet worden uitge
voerd.
Van de 341 omgeroepen S.C.S.-berichten in
het eerste kwartaal van dit jaar, hebben 168,
dus bijna de helft, succes gehad.
De omroepmaatschappijen worden vaak las
tig gevallen met de meest zonderlinge wen
schen om berichten om te roepen, doch zij ko
men de aanvragers zooveel mogelijk tegemoet.
De B. B. C., de groote Engelsche omroepmaat-
schappij, heeft thans een statistiek gereed van
de S.O.S.-berichten, welke de drie eerste maan
den van dit jaar zijn binnengekomen. Doch
aan vele wenschen kon niet worden voldaan.
Zoo was er bijv. een dame, die verzocht om
uitzending van een oproep aan een man, dien
zij den dag tevoren in een bepaalde straat had
gesproken, doch wiens naam zij zich niet meer
kon herinneren. Een andere dame wilde per
radio laten omroepen, dat de maximum-snel
heid der auto's aanzienlijk moest worden ver-
Professor Raymond Pearl van de John-Hop-
lins-universiteit in Baltimore, heeft zich be
ziggehouden met de vraag, op welke wijze men-
schen honderd jaar oud kuniïen worden.
Nu is het lang niet gemakkelijk om honderd
jaar te kunnen worden! Een Amerikaansche
verzekeringsmaatschappij zulke onderne
mingen interesseeren zich natuurlijk buitenge
woon voor dit onderwerp heeft uitgerekend,
dat van de honderd menschen ongeveer een
derde gedeelte de leeftijd van 72 jaar bereikt.
Zoo vlug sterft Amerika dus niet uit! Twaalf
van de honderd grijsaards worden 82 jaar, on
geveer twee 92 jaar. Van het recordgetal 100
leest men niets. Dit bestaat in de boeken der
Amerikaansche verzekeringsmaatschappijen
eenvoudig niet.
Er zijn doktoren, die zich met niets anders
bezig houden dan met menschen, die ouder dan
95 jaar worden. Een van hen is professor Ray
mond Pearl, die het grootste gedeelte van zijn
tijd doorbrengt met het zoeken naar een op
lossing voor dit probleem; hij verklaarde, dat
ouderdom overerfelijk was. Lang niet ieder
mensch kan dus honderd jaar worden! Ook
niet, wanneer hij een vegetarisch leven leidt,
slechts eenmaal trouwt, niet rookt en de wijn-
flesch alleen van plaatjes kent.
Om een honderdjarige te worden heeft
men dus enkele biologische karakteristieke
eigenschappen noodig. Wanneer bijvoor
beeld uw vader en grootvader reeds op vijf
tigjarigen leeftijd een natuurlijken dood
stierven, bestaat er voor u geen kans het
ooit tot honderd jaar te brengen (volgens
professor Pearl dan altijd). Pearl beweert:
Wanneer de voorvaderen van een mensch
jong stierven, wordt ook hij niet oud; stier
ven zij op hoogen leeftijd, dan vergaat het
hun nakomelingen op dezelfde wijze.
Nog een andere vraag moeten wij ons zelf
stellen: hoe is ons temperament? Zijn wij gauw
opgewonden? Zijn wij cholerisch? Volgens pro
fessor Pearl moet het namelijk zeer moeilijk
zijn voor strijdlustige menschen, die altijd ge
lijk willen hebben, om honderd jaar te worden.
De toegeeflijke en vredelievende menschen heb
ben het gemakkelijker (ook in het dagelijksche
leven). Wanneer wij dus honderd jaar willen
worden, mogen wij ons nooit opwinden.
Er zijn oudere heeren, die hun uiterste best
doen om niet voor de jeugd te hoeven onder
doen, Zij zwemmen, roeien en fietsen met de
jongeren om het hardst, zij zien niet op tegen
zware ski- of bergtocnten, tegen schaatsenrij
den of moeilijke gymnastiekoefeningen. „Dat
moet men doen. anders wordt men oud...."
zeggen zij. Professor Pearl is ook over hen niet
al te best te spreken. Hij beweert, dat deze
menschen hun laatste krachten, welke zij voor
belangrijker dingen noodig hebben, eigenlijk
verspillen door de te gröote krachtinspannin
gen. Die laatste krachten hebben ze bijv. noo
dig voor het: oud worden. Dus men moet zijn
spieren juist sparen, wanneer men een dagje
ouder wordt. Natuurlijk wil dit ook weer niet
zeggen, dat men niets anders moet doen dan
stil in een luien stoel zitten, want dat is weer
het andere uiterste.
En nog eens willen wij er op wijzen, dat men
er ook niet komt met het volgen van bepaalde
„voorschriften". Er is namelijk geen recept
voor het bereiken van den honderdjarigen leef
tijd. Daarom: geen angst voor alcohol (behal
ve voor een teveel) en geen hoofdbreken over
enkele sigaren. Zij zullen ons leven niet ver
korten. Professor Pearl en hij kan het we
ten heeft aan de hand van een omvang
rijke hoeveelheid bewijsmateriaal bewezen, dat
de huisdokter met zijn strenge voorschriften
van een diëet en zijn hoofdschudden bij de
woorden „wijn" en „sigaren" het geheel bij het
verkeerde eind heeft.
Zullen wij dus ons best doen om honderd
jaar te worden? We gelooven niet, dat dit eenig
nut kan hebben. Men wordt het of men wordt
het niet. Rockefeller stelde alles, wat maar
eenigszins mogelijk was, in het werk om hon
derd jaar te kunnen worden en hij bracht het
met veel moeite „slechts" tot 97. Enkele dagen
geleden vierde in Sadie Cornett, een klein Ame-
rikaansch dorpje, een inwoonster haar lllsten
verjaardag. De reporters vroegen haar wat zij
daar wel allemaal voor had gedaan. Haar ant
woord luidde: „Ik heb er nooit mijn best voor
gedaan om zoo oud te worden; ik heb gewerkt
en gegeten als ieder ander mensch en heb mijn
heele leven lang een pijp gerookt!" En dan
spreekt er nog iemand van den zegen van een
diëet
Als de driekleur wappert van den eeuwenouden St'. Pieter te Grouw is het feest op
het "blinkende water rondom
De „kleine dikke" was 14 jaar. Ze werd
nooit anders genoemd, en ze was altijd
uitgehongerd.
Wat kan 't me schelen, of ik dik ben? zei
ze. Ik wil eten!
Maar je ziet er uit als een varken! zei haar
knappe zuster Augusta.
De kleine dikke werd geplaagd door haar zus
ters. Maar haar vader nam haar in bescher
ming (moeder leefde niet meer).
Jij hebt tenminste verstand in je bol, kleine
dikke, zeide hij. Het kan me niet schelen of
je dik bent. Je bevalt me zoo best!
De knappe Augusta stond op trouwen. Ze was
verloofd met Bruno, een ouden schoolkameraad,
een even keurigen als verstandigen jongeman.
Op zekeren dag nam Augusta haar zusje ter
zijde.
Dikkie, zei ze, je krijgt twee pond cho-
colaadjes van me, als je zoo en zoo doet. Wan
neer Bruno opbelt, zeg hem dan, dat ik er niet
ben; dan, dat ik met den trein ben gegaan;
dan....
En dan zal ik zeggen, dat je dood bent!
viel de kleine dikke haar in de rede, met oogen,
die van boosheid fonkelden.
Augusta begon te lachen, dat haar geverfde
lippen heelemaal vaneen gingen.
Zulke dingen zegt men nu eenmaal altijd,
uilskuiken. De kwestie is, dat ik over een paar
weken met een rijken man ga trouwen, al is hij
een beetje ouder dan Bruno. Ik krijg twee wa
gens en wanneer jij nu en dan eens een bood
schap voor me doet
Ik doe niets voor je! antwoordde het eer
lijke „uilskuiken" verontwaardigd. Nu niet,
en later ook niet!
Je vergaat van afgunst, omdat jü leelijk
bent en niemand naar je omziet.
Dat kan me niet schelen....
Het arme ding barstte in tranen uit en de
schoone Augusta ging de deur uit, met een koe
len glimlach om de lippen.
Nauwelijks was ze weg, of de telefoon ging.
Bruno, ben jij het? prevelde de kleine dik
ke, door haar tranen heen. Zeg,. Bruno,
Augusta is er niet.
En weet je ook, waar ze naar toe is?
Naar een anderen man!
Toen Augusta thuiskwam, zat Bruno al in den
salon op haar te wachten, bleek en ontdaan
Zeg me alles, Augusta, verzocht hij
Dikkie zei
Dikkie is een idioot, dat weet je!
Toen kwam Dikkie binnen, vastbesloten.
Ik ben geen idioot, zei ze, maar ik wil
geen leugens verkoopen. Bruno, Augusta wil
met een ander trouwen!
Nu, ja, 't is waar, zei Augusta thans.
Je weet, Bruno, dat ik niet den moed heb, om
armoe te lijden.
Toen vluchtte ze de kamer uit, doodsbleek, en
sloot zich in haar eigen kamertje op.
De kleine dikke bleef als vernietigd achter.
Bruno, zei ze, en barstte opnieuw in tra
nen uit, als ik wat voor je doen kan.
Ze trad op hem toe en stak haar lieve handje
uit. Bruno stond op, en streek haar eens over
de wang.
Dank je, dank je. En nu ga ik, kind.
Enkele maanden later. Bruno was naar G.
vertrokken en Augusta was met haar rijken
aanstaande getrouwd, 't Was een schitterende
bruiloft, met bruidsmeisjes, enz. Ook Dikkie was
bruidsmeisje; maar ze zag er bleek uit en at
lang niet zooveel als anders. Er was een geheim
in haar jonge leven! Dikkie kon met één vinger
een schrijfmachine bespelen. En met dien vin
ger had ze dezen brief geschreven:
„Bruno,
Ik houd van je, en ben er zeker van, dat ik
je werkelijk gelukkig kan maken, omdat papa
zegt, dat ik een goed hart heb. Maar ik weeg
zestig kilo, en daarom houdt niemand van me.
zeggen ze. Je kent me, maar je waardeert me
niet en daarom hou je waarschijnlijk ook niet
van me. Over een paar dagen kpm ik in G. Ik
geef je dan nog wel mijn adres. Wees jij mijn
redder, Bruno, anders besterf ik het, met jouw
naam op de lippen! (Dien laatsten zin had
ze overgeschreven uit een gedichtje van haar
andere zuster.)"
De brief was geteekend: „Sibylla."
De dagen verstreken. De kleine dikke at niet
meer en sliep niet meer en zag er slecht uit.
Wat heb je toch, Dikkie? vroeg haar vader.
Waarom eet je niet meer, den laatsten tijd?
Papa, zei Dikkie, ik wil geen „Dikkie"
meer wezen!
Goede genade, wat scheelde het kind! Ze wou
op reis, naar tante Lucie, in G. Haar vader
drukte haar aan zijn hart.
Ga dan maar, kind! Je bent zóó verstan
dig, dat je best alléén kunt reizen.
En Dikkie ging op reis. Ze had nu een twee
den verschrikkelijken brief geschreven:
„Bruno, je kunt me Woensdagmiddag om
drie uur vinden in het Zuiderpark, bij den in
gang.
Zij, die je één keer hebt geliefkoosd
Sibylla"
Bruno kon zich wél herinneren, dat hij een
meisje wel eens had geliefkoosd. Maar een „Si
bylla" kon hij zich met geen mogelijkheid her
inneren. Was het een valstrik misschien? Het
kon evenwel geen kwaad, als hij eens ging
kijken.
De kleine dikke beefde als een blad en trok
haar muts diep over haar voorhoofd. Daar was
Bruno. Hij bleef staan, keek met zijn groote
oogen om zich heen en deed een paar passen
verder. Goede genade, wat was hij groot en wat
had hij lange beenen! En zij was zoo klein.
Thans was ze bang om wat ze gedaan had, en
zette het ijlings op een loopen.
Toen draaide Bruno zich om en met twee
passen, die wel kilometers leken, haalde hij het
meisje in, dat in haar vlucht haar muts verloor.
Juffrouw, juffrouw! Uw muts!
Ik wil 'm niet meer hebben, dank u!
Maar nu was hij naast haar.
Alstublieft, juffrouw.... Goede hemel,
Dikkie!
Wat baatte het haar, of ze al trachtte, haar
gezichtje voor hem te bedekken? En nu kwa
men de waterlanders! Wat had ze zich toch
vreeselijk aangesteld, met haar 15 jaar
O, Bruno, zeg er toch niets van aan papa!
smeekte ze.
Ik zal niets zeggen en ik zal een heelen zak
bonbons voor je koopen! zei Bruno. (Ze
moesten haar toch altijd hebben om haar eet
lust!) Maar nu moet je me eerst een kus
geven, kind. En dan....
Hij hief haar betraande gezichtje naar
zich op.
Neen, neen, zei Dikkie, ik ben leelijk
o, ik wil liever sterven
O ja, als je een héél oude vrouw bent ge
worden, lieverd! Want we gaan éérst nog
trouwen.
Langs vele rijkswegen zijn thans reeds op
korte onderlinge afstanden parkeerplaatsen
aangebracht, terwijl men daarmede langs an
dere wegen nog doende is, schrijft ons de K
N. A. C. Bij de geheel nieuw aangelegde we
gen, zooals bijv. die van 's-Gravenhage naar
Utrecht, wordt zelfs een geheel doorloopende
parkeerstrook van 2.50 M. breedte naast de rij
baan gemaakt.
Voor den reeds eenige jaren bestaanden weg
van 's-Gravenhage naar Rotterdam heeft men
ook deze uitvoering gekozen, waarvoor gedeel
telijk het rijwielpad moest worden verlegd
naar den parallelweg.
Men is tot deze zeer nuttige maatregelen ge
komen, omdat in de praktijk bleek tot welke
ernstige gevaren, vooral bij avond en ongun
stige weersomstandigheden, stilstaande voer
tuigen op de rijbanen voor het snelverkeer
aanleiding konden geven. Ook al voert het stil
staande voertuig bij avond een rood achter
lichtje, dan nog blijkt het voor het achterop-
rijdende verkeer een gevaarlijk obstakel, om
dat het bij avond moeilijk is waar te nemen,
of een dergelijk lichtje in de
zelfde richting mee beweegt
dan wel stil staat.
Het spreekt vanzelf, dat de
aanleg van parkeerplaatsen
derhalve in belangrijke mate
tot de verkeersveiligheid kan
bijdragen, zoowel bij dag als
bij avond. Helaas blijkt bijna
dagelijks, dat van deze par
keerplaatsen niet voldoende
gebruik wordt gemaakt en
treft men langs wegen, waar
deze zijn aangebracht, nog al
lerhande stilstaande voertui
gen aan op de rijbaan in de
onmiddellijke nabijheid van
dergelijke parkeerplaatsen. Kan
voor auto's met lekke banden,
breuk of ernstige motorstoring
nog de verontschuldiging gel
den, dat het doorrijden naai
de eerstvolgende parkeerplaats
belangrijke schade kan ople
veren, voor „gezonde" auto's,
wagens, bakfietsen enz. geldt
dit niet en van hen kan ge
zegd worden, dat zij het ver
keer in gevaar brengen.
Voor een gedeelte kan het
nalaten van dezen veiligheids
maatregel geweten worden aan
een zekere onbekendheid der
parkeerplaatsen doch voor
een ander gedeelte is het
ongetwijfeld onnadenkendheid
en gemakzucht, waartegen
dient te worden opgetreden ten behoeve van
de algemeene verkeersveiligheid.
De K. N. A. C. heeft zich derhalve tot de
Ministers van Justitie (Rijksveldwacht)De
fensie (marechaussee en militaire politie) en
Binnenlandsche Zaken (gemeente-politie) ge
wend met het verzoek instructies te willen uit
vaardigen, waardoor aan de onder hen ressor-
teerende politie-instanties worde opgedragen
stilstaande voertuigen, waar mogelijk, naar de
parkeerplaatsen te verwijzen.
Ook op andere wijze kan de Overheid aan
deze opvoedende taak belangrijke medewerking
verleenen. Zoo bijv. door in den bloembollentijd
of dergelijke bijzondere gelegenheden niet toe
te staan, dat verkoop van bloemen of anders
zins aan automobilisten geschiedt anders dan
bij de parkeerplaatsen.
Qp de eerste plaats echter doet de K. N. A.
C. een beroep op de medewerking en het ge
zond verstand van alle categorieën weggebrui
kers.
„Gebruik de parkeerplaatsen en bevorder
daardoor een vlot en veilig verkeer."
Wie Vancouver in Britsch-Columbia bezoekt,
moet ook eens het kerkhof aldaar gaan bezich
tigen. Alle graven op één na zien er keurig uit.
Dat eene echter heeft veel weg van een stuk
begroeid moeras of van een tuin, waarnaar in
'n paar jaar niet omgekeken is.
Een grafsteen is niet te bekennen; er ligt
ergens een boomstronk de overblijfselen van
een wilg en daar ongeveer is de laatste rust
plaats van C. J. Summerford, in leven majoor
bij de artillerie.
Het komt wel eens voor, dat men een vijand
heeft zonder te weten waardoor. Dergelijke vij
anden zijn vaak de meest verbitterde tegenstan
ders, die men zich denken kan. Summerford
had ook zoo'n tegenstander, n.l. den bliksem.
Een jaar lang vocht de majoor mee aan het
Westfront, zonder dat hij ook maar zooveel
als een schrammetje opliep. Maar toen hij in
1918 naar huis terugkeerde werd hij door het
hemelvuur getroffen en aan één kant verlamd.
Pas in 1922 was hij weer hersteld.
Kort daarop trok hij naar Vancouver en ves
tigde zich daar als veefokker. Acht jaar lang
liet de bliksem hem met rust. Maar het jaar
1931 besliste over het lot van den oud-artillerie
officier. Vóór dien tijd was Summerford één
keer door den bliksem getroffen en van een
eigenlijken strijd kan dan ook niet gesproken
worden. Maar nu was het anders. Terwijl een
onweder woedde boven Vancouver, zat Sum
merford voor het raam. Een ruit vloog aan
scherven en Summerfords beste pak werd van
onder tot boven in tweeën gesneden. Verder
was hem niets gebeurd.
Op 28 Augustus 1931 werd hij in het open
veld door een onweer verrast. Toen een uur la
ter een paar werklieden naar huis wandelden
vonden zij Summerfords lijk.
De officier-veefokker werd toch behoorlijk
begraven en zijn kennissen lieten een steen op
zijn graf plaatsendie precies 48 uur latei-
in twee stukken brak, doordat de bliksem vlak
erbij insloeg. Summerford had o.a. een Ierschen
vriend, die zich kenmerkte door bijzondere
stijfhoofdigheid. Deze liet voor eigen rekening
een anderen steen vervaardigen en trotsch ver
klaarde hij, dat de bliksem wel zou wachten
om twee keer in te slaan op dezelfde plek
Veertien dagen later werd de nieuwe grafzerk
versplinterd tijdens een onweertje, dat volgens
de boeren nauwelijks de moeite waard was.
Nog éénmaal probeerde de Iersche vriend om
Summerfords vijand te verslaan. Hij liet op
diens laatste rustplaats 'n vijfjarigen wilg zet
tenDie hield het een half jaar uit. Toen
maakte een onweer een eind aan zijn bestaan.
Hernieuwde pogingen om Summerfords graf
te versieren zijn niet aangewend en wie het
graf te Vancouver bezoekt, zal daar midden
tusschen de andere graven een absoluut ver
waarloosde plek aantreffen.
De eenige mensch, die met een zeker genoe
gen de avonturen van den gevloekten majoor
in geuren en kleuren vertelt, is de doodgraver,
die nog wel eens een fooi opstrijkt voor zijn
verhaal en die een graf minder heeft te ver
zorgen.
In het dal van Santa Clara is na 38 ja
ren bouwen een huis klaar gekomen, dat
nu is opengesteld voor het op sensatie beluste
publiek.
Eigenares van dit gebouw was de Ameri
kaansche multimillionnaire Winchester, de we
duwe van den rijken wapenfabrikant William
Winchester. Toen haar echtgenoot nog leefde
was ze eens getuige van een moord, waarbij
een man ctor zijn medeminnaar uit jaloersch-
heid werd TOergeschoten. Het feit, dat het wa
pen, waarmee de moord gepleegd werd, uit de
fabriek van haar man afkomstig was, maakte
op Mrs. Winchester zoo'n diepen indruk, dat
ze in zware melancholie verviel. Toen haar
man stierf, was het voor een van zijn vrien
den een klein kunstje, om de vrouw, die hee
lemaal op was van de zenuwen, voor zijn spi
ritistisch geloof te winnen. Bij de séances voel
de Mrs. Winchester zich in contact met haar
overleden man.
Nu ontving ze op zekeren dag door het me
dium de boodschap, dat zij een huis moest
bouwen voor de geesten van de menschen die
door de geweren van de fabriek van haar man
gedood waren. Zij zou dan, zoolang ze dit huis
met het geërfde geld liet uitbreiden, van den
dood gespaard blijven. Ze kocht een groot
grondbezit in Californië en liet het huis, dat
slechts uit weinige kamers bestond, volgens
de voorschriften van haar dooden man, met
wiens geest ze voortdurend in contact meende
te staan, vergrooten zonder van te voren eenig
plan op te maken, juist zooals de geest het
haar beval. Ondanks de geestenboodschap stierf
de bouwmeesteres echter plotseling aan een be
roerte. Na haar dood werd het geestenhuis
nauwkeurig onderzocht. Toen bleek, dat er 160
vertrekken waren. Door het kostbare bouwma
teriaal kwamen de bouwkosten op vijf millioen
dollar. Het griezelige gebouw vertoont in zijn
zinloosheid slechts één vasten regel: het getal
13. Elk van de trappen, die in de lucht uit-
loopen, heeft 13 treden, elk van de kroonluch
ters, die in de onmogelijkste hoeken van een
kamer hangen, heeft 13 lampen, iedere deur
heeft 13 ruiten en iedere wand 13 paneelen.
De kleermaker Br.onislaw Pokora te War
schau heeft een snor van 65 centimeter lengte.
Hij is er zoo trotsch op, dat hij al sinds jaren
alleen nog omgaat met mannen die ook lange
snorren hebben. Zijn eenige zorg was tot nog
toe, dat iemand hem in snorrelengte zou kun
nen overvleugelen. Doch voor de anderen is
deze lengte onbereikbaar, en zoo heeft hij het
tot een snorkampioenschap gebracht. Pokora
heeft een kaal hoofd, maar zijn snorbaard is
vol, wit en zijdeachtig.
Een rechter te St. Louis sprak onlangs een
zonderling oordeel uit. Een arbeider, genaamd
George Jamerson, had twee dollars gestolen en
werd daarvoor voor den politie-rechter ge
bracht. De dief bekende zijn vergrijp, zoodat
het oordeel binnen enkele minuten kon worden
geveld. George Jamerson kreeg een gevangenis
straf van vier-en-twintig minuten.
Als motiveering voor deze uitspraak vertelde
de rechter, dat de bankier Whitney uit New
York enkele dagen geleden wegens verduiste
ring van 225.000 dollar veroordeeld was tot een
gevangenisstraf van 5 jaar, waarnaar genoem
de rechter had berekend, hoe lang eerlijkheids
halve de gevangenisstraf van een man, die 2
dollar heeft gestolen, moet zijn.
Een Engelsch statisticus heeft uitgerekend,
dat de Engelsche taal over 400.000 woorden be
schikt. Maar er is geen mensch ter wereld, die
ze allemaal kent. De Engelsche landarbeiders
kennen er het minst; de statisticus kent hun
slechts een woordenschat van 400 woorden toe;
maar dat is waarschijnlijk toch niet geheel
juist. Misschien heeft deze schatting betrek
king op de landarbeiders van honderd jaar ge
leden; die van 1938 lezen hun krant, luisteren
naar de radio, zoodat hun woordenrijkdom be
langrijk grooter is dan die van hun grootva
ders. Geschoolde arbeiders beschikken al over
heel wat meer, namelijk ongeveer over 5000
woorden. Geestelijken, advocaten en artsen ge
bruiken ongeveer 10.000 woorden. Vooral de
artsen moeten vele Latijnsche benamingen ken
nen. De man met het meest uitgebreide voca
bularium is naar de meening van den statisti
cus de journalist. Zijn werk brengt hem met
alle levensgebieden en volkslagen in aanraking,
en zoo zal hij over den grootsten woordenrijk
dom beschikken. Doch ook de meest kundige
journalist kent niet meer dan 20.000 woorden.