Het wijde Friesche water lokt DE KLEINE DIKKE Gebruik de parkeerplaatsen IhacJii/JÓ TIM zou ZEILEN VOLKSSPORT 't Wed strijd seizoen op de Friesche meren, met als hoogtepunt de Sneek-week Grouw als watersport centrum Statuten verbieden contributie Zonderlinge wenschen Wilt u honderd jaar oud worden? Volgens een Amerikaansche professor is ouderdom overerfelijk Houdt uw gemak HET KORTE VERHAAL De bliksem als aarts vijand Zelfs na zijn dood werd het slacht' offer nog vervolgd Geestenhuis Het getal 13 domineert in de naar geestige vertrekken Een snorkampioenschap Een zonderling vonnis Hoeveel woorden spreken wij? Men schrijft ons uit Friesland: Onzalig blaast weer een koude Noord wester over het vlakke Friesche land en maakt het moeilijk iets te vertellen over een sport, die haar grootste triomphen viert onder een strak-blauwe lucht met zonnewarmte: de zeilsport, de Friesche weldadige volkssport bij uitnemendheid. Gelukkig kan het weer nu eiken dag veranderen en zullen de ontelbare Friesche meren en plassen weer blinken van het smettelooze wit der talrijke zeilen en zeil tjes, die zoo veel mogelijk wind moeten zien op te vangen om de bemanning van boeier, tjotter, schouw, regenboger, lark of hoe de schepen meer mogen heeten, als eerste door de finish te brengen. De Sneeker Zeilclub heeft als eerste het sei zoen geopend en inmiddels hebben ook de an dere Friesche vereenigingen niet stil gezeten. Tallooze malen zal van den top van den eeu wenouden Sint Pieter te Grouw de vaderland- sche driekleur breed uitwapperen, ten teeken dat in dit zeilersparadijs weer feest is, het feest der snelle schepen met strak gespannen tuig op de uitgestrekte wateren van Pikmeer en Wijde Ee, des avonds gevolgd door het kostelijk festijn van draaiende mallemolens, schetterende bands en geurige oliebollen. Het zijn de te Grouw gevestigde veree nigingen „Oostergoo" van Leeuwarder ori gine en reeds 90 jaar oud, „Frisia" de bloeiende tachtigjarige, het veel jongere „Lyts Frisia", de vereeniging voor het jeugd- zeilen, en de piepjonge Grouwster Water sport, die gedurende de maanden Juni, Juli en Augustus het 's winters zoo verla ten en eenzame plaatsje doorloopend ma ken tot een druk, kakelbont en luidruch tig oord van welhaast internationale al lure. Kan men Sneek en Grouw beschouwen als de middelpunten van het „groote" wedstrijd wezen, in het waterrijke Friesche land zijn nog tallooze plaatsen waar een opgewekt zeilers leven heerscht en waar gerenommeerde wed strijden worden gehouden. We noemen b.v. de plassen en meren ron dom Warga en Wartena, waar op het kruis punt ,.De Kruiswaters" zich de banen bevin den van de wedstrijden van de IJs- en Zeil- vereeniging en de zeilvereeniging „De Kruis waters", beide te Wartena, alsmede van de vereeniging „De Meeuwen" te Leeuwarden. Vooral eerstgenoemde heeft meermalen blijken van belangstelling mogen ondervinden van het Koninklijk Huis. De vereeniging heeft langen tijd, omstreeks 1890, tot beschermheer gehad den bekenden circusdirecteur Oscar Carré, die gaar ne in Wartena vertoefde. Op zekeren dag ver loor de heer Carré 'n zeer kostbaren ring die door eenige visschers werd teruggevonden. Dit feit heeft de schooljeugd van Wartena veel vreugde bereid, daar zü steeds kosteloos het circus Carré, indien dit in Leeuwarden optrad, mocht bezoeken. Om op de zeilerij terug te komen, moeten wij melding maken van de watersportvereeniging „Bergumermeer" te Bergum, waar de kapper Bulthuis heel de zeilersbent aan zich verplicht heeft door de „uitvinding" van de B.M.- en de vergroote B.M.-schepen, die de voornaamste oorzaak zijn geweest van de geweldige vlucht die de zeilsport genomen heeft. De niet-kost bare en toch zeer snelle schepen hebben voor de populariseering van de zeilerij onschatbaar nut gehad. De vereeniging Drachten-Veenhoop heeft een pracht wedstrijdbaan bij de Veenhoop, ter wijl ook Eernewoude, zij 't op bescheiden wij ze, telkenjare haar wedstrijd houdt. Akkrum telt twee watersportverenigingen, wier wed strijden een zeer goeden naam hebben. Het prachtige waterdorp Terhorne her bergt de vereeniging „Onder Ons", die in haar statuten de merkwaardige bepaling bevat, dat geen contributie mag worden geheven. De kosten van de sinds jaar en dag gehouden „praam-wedstrjjden" worden bestreden uit vrijwillige bijdragen der dorpsgenooten. Vanaf het Sneekermeer zuidwaarts varende, komen wij in de dorpjes Uitwellingerga en Op penhuizen, waar de schouwenzeilers een uitne- menden naam hebben. Vanwege de uitsluitend confessioneel-protestantsche richting der bevol king worden de wedstrijden hier uitsluitend op werkdagen gehouden. Even verder ligt het wedstrijd-terrein van de vereeniging Old Hof te Hommerts, die in Juli drukbezochte wedstrijden uitschrijft. En ten slotte komen we op het prachtige, tien kilome ter lange Fluessen-meer, het ideale domein van de vereenigingen uit Woudsend, IJlst, Heeg en Workum. Hier wordt o.m. gekampt om een zil veren lark door een groot aantal werkloozen in zelfgebouwde larken. Het groote Slotermeer vormt de kampplaats voor de watersporters uit Sloten en Balk, ter wijl de Groote Brekken gastvrijheid biedt aan de zeilvereeniging „Zevenwalden" te Lemmer, die vroeger haar wedstrijden hield op de Zui derzee. Via het zeer groote Tjeukemeer, dat door zijn onbetrouwbaarheid niet voor wedstrijden in aanmerking komt, belanden wij tenslotte op de Langweerder Wielen. De tachtigjarige wa tersportvereeniging heeft menig zeiler aan zich verplicht niet alleen door haar uitstekend ge organiseerde wedstrijden, maar ook door de in Friesland en ver daarbuiten spreekwoordelijk geworden gastvrijheid van de bewoners van dit werkelijk ideale oord. Wij hebben gemeend goed te doen een glo baal overzicht te geven van het vele goede dat den zeilers en watersporters in het prachtige Friesche land te genieten staat. Wij zijn ons echter maar al te goed bewust, dat veel ver meldenswaardigs op watersportgebied moest worden overgeslagen. Veel was nog te vertel len over de schepen zelf en de klasse-indee ling, over het jeugdzeilen, over het scheep vaartkundig museum, het motorbootwezen enz. Twee onderwerpen echter zijn er nog die boven alles op dit gebied uitsteken en wel de dag der dagen", hardzeildag van de Kon. Zeilvereeniging Sneek tijdens de in heel water- sportlievend Nederland beroemde Sneekweek in de tweede helft van Augustus, de dag waarop elk Friesch schip op het Sneekermeer is en de volledige Sneeker bevolking op „de Meer" acte de présence geeft en het folkloristisch inte ressante, uiterst zeldzame „Skütsjesilen" de wedstrijd der beurt- en vrachtschepen te Grouw. Aan deze gebeurtenissen hopen wij echter te zijner tijd een afzonderlijke reportage te wij den. minderd, daar er dan minder katten zouden worden overreden. Deze en soortgelijke wen- schen kunnen natuurlijk niet worden uitge voerd. Van de 341 omgeroepen S.C.S.-berichten in het eerste kwartaal van dit jaar, hebben 168, dus bijna de helft, succes gehad. De omroepmaatschappijen worden vaak las tig gevallen met de meest zonderlinge wen schen om berichten om te roepen, doch zij ko men de aanvragers zooveel mogelijk tegemoet. De B. B. C., de groote Engelsche omroepmaat- schappij, heeft thans een statistiek gereed van de S.O.S.-berichten, welke de drie eerste maan den van dit jaar zijn binnengekomen. Doch aan vele wenschen kon niet worden voldaan. Zoo was er bijv. een dame, die verzocht om uitzending van een oproep aan een man, dien zij den dag tevoren in een bepaalde straat had gesproken, doch wiens naam zij zich niet meer kon herinneren. Een andere dame wilde per radio laten omroepen, dat de maximum-snel heid der auto's aanzienlijk moest worden ver- Professor Raymond Pearl van de John-Hop- lins-universiteit in Baltimore, heeft zich be ziggehouden met de vraag, op welke wijze men- schen honderd jaar oud kuniïen worden. Nu is het lang niet gemakkelijk om honderd jaar te kunnen worden! Een Amerikaansche verzekeringsmaatschappij zulke onderne mingen interesseeren zich natuurlijk buitenge woon voor dit onderwerp heeft uitgerekend, dat van de honderd menschen ongeveer een derde gedeelte de leeftijd van 72 jaar bereikt. Zoo vlug sterft Amerika dus niet uit! Twaalf van de honderd grijsaards worden 82 jaar, on geveer twee 92 jaar. Van het recordgetal 100 leest men niets. Dit bestaat in de boeken der Amerikaansche verzekeringsmaatschappijen eenvoudig niet. Er zijn doktoren, die zich met niets anders bezig houden dan met menschen, die ouder dan 95 jaar worden. Een van hen is professor Ray mond Pearl, die het grootste gedeelte van zijn tijd doorbrengt met het zoeken naar een op lossing voor dit probleem; hij verklaarde, dat ouderdom overerfelijk was. Lang niet ieder mensch kan dus honderd jaar worden! Ook niet, wanneer hij een vegetarisch leven leidt, slechts eenmaal trouwt, niet rookt en de wijn- flesch alleen van plaatjes kent. Om een honderdjarige te worden heeft men dus enkele biologische karakteristieke eigenschappen noodig. Wanneer bijvoor beeld uw vader en grootvader reeds op vijf tigjarigen leeftijd een natuurlijken dood stierven, bestaat er voor u geen kans het ooit tot honderd jaar te brengen (volgens professor Pearl dan altijd). Pearl beweert: Wanneer de voorvaderen van een mensch jong stierven, wordt ook hij niet oud; stier ven zij op hoogen leeftijd, dan vergaat het hun nakomelingen op dezelfde wijze. Nog een andere vraag moeten wij ons zelf stellen: hoe is ons temperament? Zijn wij gauw opgewonden? Zijn wij cholerisch? Volgens pro fessor Pearl moet het namelijk zeer moeilijk zijn voor strijdlustige menschen, die altijd ge lijk willen hebben, om honderd jaar te worden. De toegeeflijke en vredelievende menschen heb ben het gemakkelijker (ook in het dagelijksche leven). Wanneer wij dus honderd jaar willen worden, mogen wij ons nooit opwinden. Er zijn oudere heeren, die hun uiterste best doen om niet voor de jeugd te hoeven onder doen, Zij zwemmen, roeien en fietsen met de jongeren om het hardst, zij zien niet op tegen zware ski- of bergtocnten, tegen schaatsenrij den of moeilijke gymnastiekoefeningen. „Dat moet men doen. anders wordt men oud...." zeggen zij. Professor Pearl is ook over hen niet al te best te spreken. Hij beweert, dat deze menschen hun laatste krachten, welke zij voor belangrijker dingen noodig hebben, eigenlijk verspillen door de te gröote krachtinspannin gen. Die laatste krachten hebben ze bijv. noo dig voor het: oud worden. Dus men moet zijn spieren juist sparen, wanneer men een dagje ouder wordt. Natuurlijk wil dit ook weer niet zeggen, dat men niets anders moet doen dan stil in een luien stoel zitten, want dat is weer het andere uiterste. En nog eens willen wij er op wijzen, dat men er ook niet komt met het volgen van bepaalde „voorschriften". Er is namelijk geen recept voor het bereiken van den honderdjarigen leef tijd. Daarom: geen angst voor alcohol (behal ve voor een teveel) en geen hoofdbreken over enkele sigaren. Zij zullen ons leven niet ver korten. Professor Pearl en hij kan het we ten heeft aan de hand van een omvang rijke hoeveelheid bewijsmateriaal bewezen, dat de huisdokter met zijn strenge voorschriften van een diëet en zijn hoofdschudden bij de woorden „wijn" en „sigaren" het geheel bij het verkeerde eind heeft. Zullen wij dus ons best doen om honderd jaar te worden? We gelooven niet, dat dit eenig nut kan hebben. Men wordt het of men wordt het niet. Rockefeller stelde alles, wat maar eenigszins mogelijk was, in het werk om hon derd jaar te kunnen worden en hij bracht het met veel moeite „slechts" tot 97. Enkele dagen geleden vierde in Sadie Cornett, een klein Ame- rikaansch dorpje, een inwoonster haar lllsten verjaardag. De reporters vroegen haar wat zij daar wel allemaal voor had gedaan. Haar ant woord luidde: „Ik heb er nooit mijn best voor gedaan om zoo oud te worden; ik heb gewerkt en gegeten als ieder ander mensch en heb mijn heele leven lang een pijp gerookt!" En dan spreekt er nog iemand van den zegen van een diëet Als de driekleur wappert van den eeuwenouden St'. Pieter te Grouw is het feest op het "blinkende water rondom De „kleine dikke" was 14 jaar. Ze werd nooit anders genoemd, en ze was altijd uitgehongerd. Wat kan 't me schelen, of ik dik ben? zei ze. Ik wil eten! Maar je ziet er uit als een varken! zei haar knappe zuster Augusta. De kleine dikke werd geplaagd door haar zus ters. Maar haar vader nam haar in bescher ming (moeder leefde niet meer). Jij hebt tenminste verstand in je bol, kleine dikke, zeide hij. Het kan me niet schelen of je dik bent. Je bevalt me zoo best! De knappe Augusta stond op trouwen. Ze was verloofd met Bruno, een ouden schoolkameraad, een even keurigen als verstandigen jongeman. Op zekeren dag nam Augusta haar zusje ter zijde. Dikkie, zei ze, je krijgt twee pond cho- colaadjes van me, als je zoo en zoo doet. Wan neer Bruno opbelt, zeg hem dan, dat ik er niet ben; dan, dat ik met den trein ben gegaan; dan.... En dan zal ik zeggen, dat je dood bent! viel de kleine dikke haar in de rede, met oogen, die van boosheid fonkelden. Augusta begon te lachen, dat haar geverfde lippen heelemaal vaneen gingen. Zulke dingen zegt men nu eenmaal altijd, uilskuiken. De kwestie is, dat ik over een paar weken met een rijken man ga trouwen, al is hij een beetje ouder dan Bruno. Ik krijg twee wa gens en wanneer jij nu en dan eens een bood schap voor me doet Ik doe niets voor je! antwoordde het eer lijke „uilskuiken" verontwaardigd. Nu niet, en later ook niet! Je vergaat van afgunst, omdat jü leelijk bent en niemand naar je omziet. Dat kan me niet schelen.... Het arme ding barstte in tranen uit en de schoone Augusta ging de deur uit, met een koe len glimlach om de lippen. Nauwelijks was ze weg, of de telefoon ging. Bruno, ben jij het? prevelde de kleine dik ke, door haar tranen heen. Zeg,. Bruno, Augusta is er niet. En weet je ook, waar ze naar toe is? Naar een anderen man! Toen Augusta thuiskwam, zat Bruno al in den salon op haar te wachten, bleek en ontdaan Zeg me alles, Augusta, verzocht hij Dikkie zei Dikkie is een idioot, dat weet je! Toen kwam Dikkie binnen, vastbesloten. Ik ben geen idioot, zei ze, maar ik wil geen leugens verkoopen. Bruno, Augusta wil met een ander trouwen! Nu, ja, 't is waar, zei Augusta thans. Je weet, Bruno, dat ik niet den moed heb, om armoe te lijden. Toen vluchtte ze de kamer uit, doodsbleek, en sloot zich in haar eigen kamertje op. De kleine dikke bleef als vernietigd achter. Bruno, zei ze, en barstte opnieuw in tra nen uit, als ik wat voor je doen kan. Ze trad op hem toe en stak haar lieve handje uit. Bruno stond op, en streek haar eens over de wang. Dank je, dank je. En nu ga ik, kind. Enkele maanden later. Bruno was naar G. vertrokken en Augusta was met haar rijken aanstaande getrouwd, 't Was een schitterende bruiloft, met bruidsmeisjes, enz. Ook Dikkie was bruidsmeisje; maar ze zag er bleek uit en at lang niet zooveel als anders. Er was een geheim in haar jonge leven! Dikkie kon met één vinger een schrijfmachine bespelen. En met dien vin ger had ze dezen brief geschreven: „Bruno, Ik houd van je, en ben er zeker van, dat ik je werkelijk gelukkig kan maken, omdat papa zegt, dat ik een goed hart heb. Maar ik weeg zestig kilo, en daarom houdt niemand van me. zeggen ze. Je kent me, maar je waardeert me niet en daarom hou je waarschijnlijk ook niet van me. Over een paar dagen kpm ik in G. Ik geef je dan nog wel mijn adres. Wees jij mijn redder, Bruno, anders besterf ik het, met jouw naam op de lippen! (Dien laatsten zin had ze overgeschreven uit een gedichtje van haar andere zuster.)" De brief was geteekend: „Sibylla." De dagen verstreken. De kleine dikke at niet meer en sliep niet meer en zag er slecht uit. Wat heb je toch, Dikkie? vroeg haar vader. Waarom eet je niet meer, den laatsten tijd? Papa, zei Dikkie, ik wil geen „Dikkie" meer wezen! Goede genade, wat scheelde het kind! Ze wou op reis, naar tante Lucie, in G. Haar vader drukte haar aan zijn hart. Ga dan maar, kind! Je bent zóó verstan dig, dat je best alléén kunt reizen. En Dikkie ging op reis. Ze had nu een twee den verschrikkelijken brief geschreven: „Bruno, je kunt me Woensdagmiddag om drie uur vinden in het Zuiderpark, bij den in gang. Zij, die je één keer hebt geliefkoosd Sibylla" Bruno kon zich wél herinneren, dat hij een meisje wel eens had geliefkoosd. Maar een „Si bylla" kon hij zich met geen mogelijkheid her inneren. Was het een valstrik misschien? Het kon evenwel geen kwaad, als hij eens ging kijken. De kleine dikke beefde als een blad en trok haar muts diep over haar voorhoofd. Daar was Bruno. Hij bleef staan, keek met zijn groote oogen om zich heen en deed een paar passen verder. Goede genade, wat was hij groot en wat had hij lange beenen! En zij was zoo klein. Thans was ze bang om wat ze gedaan had, en zette het ijlings op een loopen. Toen draaide Bruno zich om en met twee passen, die wel kilometers leken, haalde hij het meisje in, dat in haar vlucht haar muts verloor. Juffrouw, juffrouw! Uw muts! Ik wil 'm niet meer hebben, dank u! Maar nu was hij naast haar. Alstublieft, juffrouw.... Goede hemel, Dikkie! Wat baatte het haar, of ze al trachtte, haar gezichtje voor hem te bedekken? En nu kwa men de waterlanders! Wat had ze zich toch vreeselijk aangesteld, met haar 15 jaar O, Bruno, zeg er toch niets van aan papa! smeekte ze. Ik zal niets zeggen en ik zal een heelen zak bonbons voor je koopen! zei Bruno. (Ze moesten haar toch altijd hebben om haar eet lust!) Maar nu moet je me eerst een kus geven, kind. En dan.... Hij hief haar betraande gezichtje naar zich op. Neen, neen, zei Dikkie, ik ben leelijk o, ik wil liever sterven O ja, als je een héél oude vrouw bent ge worden, lieverd! Want we gaan éérst nog trouwen. Langs vele rijkswegen zijn thans reeds op korte onderlinge afstanden parkeerplaatsen aangebracht, terwijl men daarmede langs an dere wegen nog doende is, schrijft ons de K N. A. C. Bij de geheel nieuw aangelegde we gen, zooals bijv. die van 's-Gravenhage naar Utrecht, wordt zelfs een geheel doorloopende parkeerstrook van 2.50 M. breedte naast de rij baan gemaakt. Voor den reeds eenige jaren bestaanden weg van 's-Gravenhage naar Rotterdam heeft men ook deze uitvoering gekozen, waarvoor gedeel telijk het rijwielpad moest worden verlegd naar den parallelweg. Men is tot deze zeer nuttige maatregelen ge komen, omdat in de praktijk bleek tot welke ernstige gevaren, vooral bij avond en ongun stige weersomstandigheden, stilstaande voer tuigen op de rijbanen voor het snelverkeer aanleiding konden geven. Ook al voert het stil staande voertuig bij avond een rood achter lichtje, dan nog blijkt het voor het achterop- rijdende verkeer een gevaarlijk obstakel, om dat het bij avond moeilijk is waar te nemen, of een dergelijk lichtje in de zelfde richting mee beweegt dan wel stil staat. Het spreekt vanzelf, dat de aanleg van parkeerplaatsen derhalve in belangrijke mate tot de verkeersveiligheid kan bijdragen, zoowel bij dag als bij avond. Helaas blijkt bijna dagelijks, dat van deze par keerplaatsen niet voldoende gebruik wordt gemaakt en treft men langs wegen, waar deze zijn aangebracht, nog al lerhande stilstaande voertui gen aan op de rijbaan in de onmiddellijke nabijheid van dergelijke parkeerplaatsen. Kan voor auto's met lekke banden, breuk of ernstige motorstoring nog de verontschuldiging gel den, dat het doorrijden naai de eerstvolgende parkeerplaats belangrijke schade kan ople veren, voor „gezonde" auto's, wagens, bakfietsen enz. geldt dit niet en van hen kan ge zegd worden, dat zij het ver keer in gevaar brengen. Voor een gedeelte kan het nalaten van dezen veiligheids maatregel geweten worden aan een zekere onbekendheid der parkeerplaatsen doch voor een ander gedeelte is het ongetwijfeld onnadenkendheid en gemakzucht, waartegen dient te worden opgetreden ten behoeve van de algemeene verkeersveiligheid. De K. N. A. C. heeft zich derhalve tot de Ministers van Justitie (Rijksveldwacht)De fensie (marechaussee en militaire politie) en Binnenlandsche Zaken (gemeente-politie) ge wend met het verzoek instructies te willen uit vaardigen, waardoor aan de onder hen ressor- teerende politie-instanties worde opgedragen stilstaande voertuigen, waar mogelijk, naar de parkeerplaatsen te verwijzen. Ook op andere wijze kan de Overheid aan deze opvoedende taak belangrijke medewerking verleenen. Zoo bijv. door in den bloembollentijd of dergelijke bijzondere gelegenheden niet toe te staan, dat verkoop van bloemen of anders zins aan automobilisten geschiedt anders dan bij de parkeerplaatsen. Qp de eerste plaats echter doet de K. N. A. C. een beroep op de medewerking en het ge zond verstand van alle categorieën weggebrui kers. „Gebruik de parkeerplaatsen en bevorder daardoor een vlot en veilig verkeer." Wie Vancouver in Britsch-Columbia bezoekt, moet ook eens het kerkhof aldaar gaan bezich tigen. Alle graven op één na zien er keurig uit. Dat eene echter heeft veel weg van een stuk begroeid moeras of van een tuin, waarnaar in 'n paar jaar niet omgekeken is. Een grafsteen is niet te bekennen; er ligt ergens een boomstronk de overblijfselen van een wilg en daar ongeveer is de laatste rust plaats van C. J. Summerford, in leven majoor bij de artillerie. Het komt wel eens voor, dat men een vijand heeft zonder te weten waardoor. Dergelijke vij anden zijn vaak de meest verbitterde tegenstan ders, die men zich denken kan. Summerford had ook zoo'n tegenstander, n.l. den bliksem. Een jaar lang vocht de majoor mee aan het Westfront, zonder dat hij ook maar zooveel als een schrammetje opliep. Maar toen hij in 1918 naar huis terugkeerde werd hij door het hemelvuur getroffen en aan één kant verlamd. Pas in 1922 was hij weer hersteld. Kort daarop trok hij naar Vancouver en ves tigde zich daar als veefokker. Acht jaar lang liet de bliksem hem met rust. Maar het jaar 1931 besliste over het lot van den oud-artillerie officier. Vóór dien tijd was Summerford één keer door den bliksem getroffen en van een eigenlijken strijd kan dan ook niet gesproken worden. Maar nu was het anders. Terwijl een onweder woedde boven Vancouver, zat Sum merford voor het raam. Een ruit vloog aan scherven en Summerfords beste pak werd van onder tot boven in tweeën gesneden. Verder was hem niets gebeurd. Op 28 Augustus 1931 werd hij in het open veld door een onweer verrast. Toen een uur la ter een paar werklieden naar huis wandelden vonden zij Summerfords lijk. De officier-veefokker werd toch behoorlijk begraven en zijn kennissen lieten een steen op zijn graf plaatsendie precies 48 uur latei- in twee stukken brak, doordat de bliksem vlak erbij insloeg. Summerford had o.a. een Ierschen vriend, die zich kenmerkte door bijzondere stijfhoofdigheid. Deze liet voor eigen rekening een anderen steen vervaardigen en trotsch ver klaarde hij, dat de bliksem wel zou wachten om twee keer in te slaan op dezelfde plek Veertien dagen later werd de nieuwe grafzerk versplinterd tijdens een onweertje, dat volgens de boeren nauwelijks de moeite waard was. Nog éénmaal probeerde de Iersche vriend om Summerfords vijand te verslaan. Hij liet op diens laatste rustplaats 'n vijfjarigen wilg zet tenDie hield het een half jaar uit. Toen maakte een onweer een eind aan zijn bestaan. Hernieuwde pogingen om Summerfords graf te versieren zijn niet aangewend en wie het graf te Vancouver bezoekt, zal daar midden tusschen de andere graven een absoluut ver waarloosde plek aantreffen. De eenige mensch, die met een zeker genoe gen de avonturen van den gevloekten majoor in geuren en kleuren vertelt, is de doodgraver, die nog wel eens een fooi opstrijkt voor zijn verhaal en die een graf minder heeft te ver zorgen. In het dal van Santa Clara is na 38 ja ren bouwen een huis klaar gekomen, dat nu is opengesteld voor het op sensatie beluste publiek. Eigenares van dit gebouw was de Ameri kaansche multimillionnaire Winchester, de we duwe van den rijken wapenfabrikant William Winchester. Toen haar echtgenoot nog leefde was ze eens getuige van een moord, waarbij een man ctor zijn medeminnaar uit jaloersch- heid werd TOergeschoten. Het feit, dat het wa pen, waarmee de moord gepleegd werd, uit de fabriek van haar man afkomstig was, maakte op Mrs. Winchester zoo'n diepen indruk, dat ze in zware melancholie verviel. Toen haar man stierf, was het voor een van zijn vrien den een klein kunstje, om de vrouw, die hee lemaal op was van de zenuwen, voor zijn spi ritistisch geloof te winnen. Bij de séances voel de Mrs. Winchester zich in contact met haar overleden man. Nu ontving ze op zekeren dag door het me dium de boodschap, dat zij een huis moest bouwen voor de geesten van de menschen die door de geweren van de fabriek van haar man gedood waren. Zij zou dan, zoolang ze dit huis met het geërfde geld liet uitbreiden, van den dood gespaard blijven. Ze kocht een groot grondbezit in Californië en liet het huis, dat slechts uit weinige kamers bestond, volgens de voorschriften van haar dooden man, met wiens geest ze voortdurend in contact meende te staan, vergrooten zonder van te voren eenig plan op te maken, juist zooals de geest het haar beval. Ondanks de geestenboodschap stierf de bouwmeesteres echter plotseling aan een be roerte. Na haar dood werd het geestenhuis nauwkeurig onderzocht. Toen bleek, dat er 160 vertrekken waren. Door het kostbare bouwma teriaal kwamen de bouwkosten op vijf millioen dollar. Het griezelige gebouw vertoont in zijn zinloosheid slechts één vasten regel: het getal 13. Elk van de trappen, die in de lucht uit- loopen, heeft 13 treden, elk van de kroonluch ters, die in de onmogelijkste hoeken van een kamer hangen, heeft 13 lampen, iedere deur heeft 13 ruiten en iedere wand 13 paneelen. De kleermaker Br.onislaw Pokora te War schau heeft een snor van 65 centimeter lengte. Hij is er zoo trotsch op, dat hij al sinds jaren alleen nog omgaat met mannen die ook lange snorren hebben. Zijn eenige zorg was tot nog toe, dat iemand hem in snorrelengte zou kun nen overvleugelen. Doch voor de anderen is deze lengte onbereikbaar, en zoo heeft hij het tot een snorkampioenschap gebracht. Pokora heeft een kaal hoofd, maar zijn snorbaard is vol, wit en zijdeachtig. Een rechter te St. Louis sprak onlangs een zonderling oordeel uit. Een arbeider, genaamd George Jamerson, had twee dollars gestolen en werd daarvoor voor den politie-rechter ge bracht. De dief bekende zijn vergrijp, zoodat het oordeel binnen enkele minuten kon worden geveld. George Jamerson kreeg een gevangenis straf van vier-en-twintig minuten. Als motiveering voor deze uitspraak vertelde de rechter, dat de bankier Whitney uit New York enkele dagen geleden wegens verduiste ring van 225.000 dollar veroordeeld was tot een gevangenisstraf van 5 jaar, waarnaar genoem de rechter had berekend, hoe lang eerlijkheids halve de gevangenisstraf van een man, die 2 dollar heeft gestolen, moet zijn. Een Engelsch statisticus heeft uitgerekend, dat de Engelsche taal over 400.000 woorden be schikt. Maar er is geen mensch ter wereld, die ze allemaal kent. De Engelsche landarbeiders kennen er het minst; de statisticus kent hun slechts een woordenschat van 400 woorden toe; maar dat is waarschijnlijk toch niet geheel juist. Misschien heeft deze schatting betrek king op de landarbeiders van honderd jaar ge leden; die van 1938 lezen hun krant, luisteren naar de radio, zoodat hun woordenrijkdom be langrijk grooter is dan die van hun grootva ders. Geschoolde arbeiders beschikken al over heel wat meer, namelijk ongeveer over 5000 woorden. Geestelijken, advocaten en artsen ge bruiken ongeveer 10.000 woorden. Vooral de artsen moeten vele Latijnsche benamingen ken nen. De man met het meest uitgebreide voca bularium is naar de meening van den statisti cus de journalist. Zijn werk brengt hem met alle levensgebieden en volkslagen in aanraking, en zoo zal hij over den grootsten woordenrijk dom beschikken. Doch ook de meest kundige journalist kent niet meer dan 20.000 woorden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 8