EX7ÏÏA AKKERTJES De avonturen van een verkeersagentje 3(d oetftaal vonden datj üRHIHè Groote werken in Groningen m F 250.- VRIJDAG 8 JULI 1938 Strijd om den Smeroe George Lansbury de koningin i Piombino verwacht j „Nationale minderheid" AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN ONGEVAL DOOR CHARLES GARVICE Nu allerwegen wordt gezocht naar objecten, wier uitvoering in aanzienlijke mate den g-eesel der werkloosheid zal kunnen ver zachten en inderdaad ook op vele plaatsen in dit opzicht energiek de hand aan den ploeg wordt geslagen, waarbij dikwijls echter het nut van het verschafte werk slechts zeer proble matisch is, stemt het tot groote voldoening, dat thans in de provincie Groningen een aantal Werken ten uitvoer zullen worden gebracht, die van den eenen kant aan honderden gezinnen geruimen tijd arbeid zullen verschaffen en bo vendien van den anderen kant een groot alge meen belang zullen dienen. Wij bedoelen op de eerste plaats de plannen voor uitgebreide land aanwinning in den Dollard, waarvoor dezer da gen de definitieve goedkeuring van den minis ter van Sociale Zaken is afgekomen. Deze plan hen, die reeds dateeren van 1929 zijn in 1935 opnieuw aan de orde gekomen, waarna ten slotte na langdurige onderhandelingen met de diverse eigenaren ongeveer volledige overeen stemming is bereikt. Het betreft 'n aan te win nen gebied van 500 hectare, voor de verkrijging waarvan alleen aan arbeidsloon f 200.000 be- hoodigd is. De dagelijksche leiding van de uit voering zal worden opgedragen aan de Neder- landsche Heide-maatschappij, terwijl de hoofd leiding zal berusten bij den noofdir.genieur van den provincialen waterstaat van Groningen. Voorloopig zullen ongeveer honderd man wor den te werk gesteld, welk aantal binnen af- zienbaren tijd aanzienlijk zal worden uitgebreid De ministerieele goedkeuring houdt in 't ver- leenen van subsidie uit de Rijksmiddelen. Een werk van grooteren omvang, waartoe ook reeds geruimen tijd pogingen in het werk Werden gesteld, betreft de verbetering en ver breeding van het Hoendiep en van het Aduar- derdiep. Ook dit werkobject, dat twee jaar lang aan zeshonderd arbeiders arbeid zal ver schaffen en waaraan 6 a 7 ton zal worden ver- loond, is door bovengenoemden minister goed gekeurd, met dien verstande, dat het geheele werk door den Rijksinspecteur voor de werk verschaffing namens den minister wordt uit gevoerd, waarbij de provincie een bepaald ge deelte der kosten betaalt. De werkzaamheden zullen omvatten de verbetering en verbreeding van het Hoendiep vanaf de basculebrug over het Eendrachtskanaal tot aan Vierverlaten, benevens de verruiming en bochtafsnijding in het Aduarderdiep vanaf Vierverlaten tot aan het nieuwe kanaal DorkwerdAduard. Voor laatstgenoemd werk moet 300.000 kubieke meter grond worden verwerkt en voor het Hoendiep ongeveer het dubbele. Een en ander zal hoofd zakelijk in handwerk worden uitgevoerd. De te werk gestelde werkloozen, die, zooals gezegd, twee jaar arbeid krijgen, zullen gerecruteerd worden uit de stad Groningen en verder uit diverse gemeenten in het Westerkwartier als Leek, Grijpskerk, Zuidhorn en andere. Van het Aduarderdiep worden liefst vier bochten afge sneden, terwijl het oude gedeelte wordt ver breed. Bij een diepte van twee en een halven meter zal de bodembreedte 32.50 meter bedra gen, terwijl het Hoendiep op 34 meter wordt gebracht. Tenslotte zal de beruchte bocht te genover het gemaal De Verbetering, die reeds zoovele doodelijke ongelukken veroorzaakte, worden afgesneden en vervangen worden,door een nieuwen weg, die een aarden baan krijgt van 18 meter breedte en achter om de fabriek loopen zal. Van deze belangrijke werken aan den Dollard en de kanalen is derhalve de uit voering definitief en als men dan nog weet dat gedeputeerden aan de Provinciale Staten een plan hebben overgelegd tot aanleg van nieuwe en verbetering van bestaande provin ciale wegen, waarvan de kosten op niet minder dan vijftien' millioen zijn begroot, dan zal men moeten toegeven dat de provincie Groningen niet achteraan komt in de bestrijding der rampzalige werkloosheid. De sportieve strijd, nog lang niet uitgevoch ten tusschen de Nederlandsche marine en de familie Maduro om het bezit van den Looden Verrader, heeft wel eenige overeenkomst met een anderen, niet minder sportleven strijd tus schen het Kon. Ned. Indische leger en de Ned. Indische marine om het bezit van den Smeroe. Een kennis, die er enkele jaren van zijn leven heeft doorgebracht, vertelde ons ervan, aldus een inzender in de „Nieuwe Rot- terdamsche Courant." Een jaar of tien geleden, toen het garni zoen van Malang op oefening was in het Tenggergebergte, nam de infanterie, na heel wat omzwervingen door de Zandzee, den Smeroe in bezit en legde ter eere van de overwinning tegen den dooden krater als monument uit vulkanische steenen het nummer van het zegevierende bataljon. Eenige maanden later kwamen marine mannen van het sanatorium te Malang op vreedzame expeditie langs de moeilijke paden van het uitgestrekte bergplateau der „Hooglandmenschen" en zetten zich eveneens tegen de helling van den „Hemei- berg" te rusten. Daar ontdekten zij het monument der Malangsche infanterie. Zij namen de steenen op en verplaatsten ze, en toen ze heengingen lagen de blokken netjes gerangschikt tot een anker. Eenige jaren vergingen en weer besteeg het Malangsche garnizoen den Smeroe. Tot hun groote verbazing en niet geringer er gernis zagen de infanteristen het gedenk- teeken van hun roem omgestapeld tot het symbool der marine. Ook zij gingen aan den arbeid, zwoegden het anker uiteen en herstelden het eereteeken van hun wapen. Weer brandde eenige jaren de zon over het gesteente, woeien de wolken en het onweer er overheen, misschien ook enkele rookslierten van den Bromo of den Djong- gring Seloko. Een enkele eenzame kwam er en verdween. Dan kwamen de marinemannen uit het Malangsche rusthuis weer terug en de steenen werden weer een anker. Totdat de infanterie Wij weten niet, wie er het laatst is ge weest. Als een van degenen, die dit leest, uit Tosari of Soekapoera, uit Sendoera of Goeboek-Klakah, of als gast in de gast vrije hoeve van den heer Gisius, zwervend door den Tengger de steenen ziet, zal hij er uit kunnen lezen, wie er het laatste was, de infanterie of de mannen der marine uit Malang. George Lansbury is een van die in de poli tiek zoo gevaarlijke menschen, wier- mooie karaktereigenschappen ons doen vergeten, dat zij fanatici en extremisten zijn. Hij is een godsdienstig man, hij is een humaan man, hij is een bescheiden man, maar wanneer hij, toen hij nog in de kracht van zijn leven was, de macht in handen gekregen had, dan zou er, ondanks hemzelf, van godsdienst en humaniteit in Engeland niets anders overgeble ven zijn dan de asch van de smeulende puinen der maatschappij. Zijn bonhomie, zijn vriendelijkheid, zijn menschenliefde zijn niettemin echt. Hij poseert niet. Maar menigmaal hebben zijn partijge- nooten geposeerd met zijn aantrekkelijke ge moedseigenschappen. En dan vergaten anderen, die niet zijn partijgenooten waren, hoe vaak zijn woorden de woorden van klassenhaat en revolutie geweest waren. Het is waar, dat zelfs die haat bij hem een „haine sacrée" was, zooals de Franschen het paradoxaal uitdrukken; dat zij veeleer een uiting was van liefde voor de misdeelden; dat hij zelf geen mensch en geen dier leed zou kunnen doen. Hij was een van die mannen, die speelden met vuur, en diep rampzalig geweest zouden zijn als er brand gekomen was. Maar gevaarlijk is zoo een man des te gevaarlijker omdat hij persoonlijk zoo aantrek kelijk en bovendien in de hoogste mate eerlijk is. Thans is George Lansbury hoogbejaard en bedaard. De volksmassa van Oost-Londen aanbidt hem en het West-End heeft langen tijd graag met hem gespeeld, zooals hij zelf ge speeld heeft met vuur, maar de patriarchale Lansbury van heden blikt op de rumoerige we reld neer met een „lodderoog" en voelt zich wellicht heel gelukkig, omdat de revolutie, die hij gepredikt heeft, niet uitgebroken is. En ook want wij moeten eerlijk zijn omdat zekere hervormingen, waarvoor hij steeds op gekomen is, zijn doorgevoerd, en tot een ver betering en veraangenaming van het leven der volksklassen geleid hebben. Dezen ouden man, die minister en partijleider geweest is, ofschoon hij nooit eenige persoon lijke eerzucht gekoesterd heeft, zien wij thans nog slechts in zijn vriendelijkheid en zijn menschlievendheid. Nooit zal hij gerangschikt worden onder de groote politici van zijn tijd. Hij heeft zich nooit laten voorstaan op de po litieke begaafdheid van een Snowden, een Mac Donald, een Henderson (allen jonger dan hij, maar geen hunner meer in leven)hij is ook nooit een man geweest van groote energie en onvermoeide werkkracht. Integendeel: George Lansbury is een doodgewoon doorsnee-mensch, en dit is zeker niet zijn geringste aantrekkelijk heid. Hij heeft er meer stemmen mee verwor ven dan Snowden met zijn geweldig brein, MacDonald met zijn inspiratie en Henderson met zijn organisatie-talenten. De arbeiders, die op Lansbury stemden, stemden op zichzelf. 13 "Akkertjes" is nu de inhoud van 'n koker van 12 stuivers. Uw voordeel ligt dus voor de hand. Neemt daarom 'n glazen buis "AKKERTJES" in voorraad, dan heeit U er één extra. Bovendien heeft U ze dan altijd in huis, bij nacht en ontij. "AKKERTJES", recept van Apotheker Dumont, bevatten een bijzondere samenstelling. Ze ver drijven daardoor snel Hoofdpijnen, Migraine, Kiespijn, Rheumatische pijn, Spierpijnen, Ze nuwpijnen, Lendenpijn, Kou, Griep en Koorts. Alom verkrijgbaar. Per doos van 2 stuks - 2 stui vers en een koker met glazen bui* van 13 In zijn „wilden tijd", die voortduurde tot lang nadat zijn haren begonnen te grijzen, heeft hij, ondanks zichzelf, veel verbittering aangekweekt tusschen de klassen, vergetend dat slechts wei nigen, tot wie hij het woord richtte, waren ge lijk hij, die iederen Zondag naar de kerk ging, en zooals dat in zijn secte geoorloofd is menige leekepreek hield, vol nederige liefde tot Christus. En wanneer hij buiten de kerk vaak opvlamde, en woorden uitschreeuwde, die zijn toehoorders de vuisten in oproerige woede deden ballen, dan mogen wij niet vergeten, dat hij een zoon was van het armste Londen, waar in zijn kinderjaren zoo veel ontbering en zoo veel onrecht heerschten. Wijzelf ofschoon een kwajongen, vergele ken bij den 79-jarigen Lansbury hebben nog iets van dat Londen gekend, eniets van Londen weten, is veel in Lansbury verontschul digen. Wij hebben Hackney, in het verre Noorden van Londen, gekend, toen het reeds een heel ander Hackney 'was dan in Lansbury's jeugd, maar toch niet het Hackney van vandaag en zelfs dat lijkt nog niet op een paradijs. In deze sombere, dood-arme wijk stapte in 1871 een 13-jarige jongen het kantoortje van een steenkolenhandelaar, Mr. George Alfred Warren, binnen en vroeg om een baantje. Mr. Warren, een man van zoowat 30 jaar, keek verwonderd op den jongen neer, ofschoon het in dien tijd niets bijzonders was dat een kind kantoren en werkplaatsen afliep, in de hoop een paar shillingen per week te kunnen verdienen. „Wie ben je?" vroeg hij. De kleine George Lansbury noemde zijn naam. „Dan ken ik je vader," zei de steenkolenhan delaar; „maar waarvoor zou ik je kunnen ge bruiken?" George vertelde hem dat hij sinds zijn elfde jaar „klerk" bij een anderen steenkolenhande laar geweest was; hij kende het vak dus. Mr. Warren nam hem aan. Zaterdag is hij op 95-jarigen leeftijd gestor ven. George Lansbury was onder den indruk toen hem het bericht van den dood van zijn ouden baas bereikte. Hij was een goede baas vertelde de oud minister en partijleider. „Ik kreeg 5 shillings per week en ik moest orders ophalen, kolen hel pen afladen en met Mr. Warren in diens pony wagentje door Londen rijden." Terwijl Mr. Warren bij de klanten zat, moest George pp den pony passen, opdat deze er niet van doorging. Op zekeren dag struikelde de pony op een helling bij Millwall, in de dokken- wijk. en de toekomstige minister en zijn patroon werden in een boog over den weg geslingerd. Een deel van den tijd moest George in het kantoortje in Hackney zitten om op orders te wachten, en dit was een treurige bezigheid, want soms kwam er niet meer dan één bezoeker per dag. George doodde den tijd met verwoed de kranten te lezen. Hij stelde toen reeds een al- les-beheerschende belangstelling in de politiek, en de lectuur was spannend, want het voor naamste nieuws van dien tijd werd gevormd door den Fransch-Duitschen oorlog en de Pa- rijsche commune. Als Mr. Warren's zaak beter beklant geweest was, zou George Lansbury wel licht minder socialisme opgedaan hebben! Hij beklaagt zich niet over zijn toch niet zeer aanlokkelijke kinderjaren. „Gelukkig en zorgeloos" noemt hij ze. Het is teekenend voor zijn zonnig, tevreden karakter. George Lans bury heeft steeds gevonden, dat hij het zelf goed had, maar hij heeft steeds zoo verwoed gestre den omdat hij meende dat anderen het niet goed hadden. Een prachtige muziektent was gebouwd en daarop hadden de muzikanten plaats genomen. Onder leiding van den ezel speelden de muzikanten allerlei aardige deuntjes. Het varken sloeg den trommel en het had schik in het geval, want het zong er ook bij. En op de vroolijke tonen van de muziek begonnen de feest gangers te dansen. Men danste in het rond onder het zingen van allerlei liederen. Serpentines werden uitgegooid en con fetti warrelde door de lucht. De hond had zich een toeter gekocht en daar zwaaide hij mede, als hij er niet op blies. Op het postkantoor van Piombino speelt de telegraaf zijn nijdig tik-tak-liedje. Dat doet zij slechts enkele malen per dag, want Piombino is een rustig plaatsje, met weinig ver keer en vertier. De ambtenaar volgt dat geklik klak, zijn waakzame oogen zijn allengs in ver wondering overgegaan en als het sluitteeken doorkomt, is de man zichzelf niet meer meester. Als in extase houdt hij de smalle strook vast en leest, nu wel al voor de vijfde maal het be richt: „Graaf Salvatana, Piombino, kasteel Humber- to. Aankomst van de koningin vanmiddag om 14.30, personentrein. Giovanni." Als de ambtenaar het telegram voor de zesde maal heeft gelezen, kan hij zijn verwarde ge dachten nog niet de baas. De koningin komt? Ongeloofelijk! Hare Majesteit zelf brengt een bezoek aan dit onmogelijke nest, dat Piombino heet? Hoe lang zit hij nu hier al weer? „De koningin komt," dreint het opnieuw door zijn weinige hersenen, de koningin... de koningin... Graaf Salvatana had uitgebreide relaties, dat wist de ambtenaar uit de vele brieven en ver schillende telegrammen, welke door zijn handen waren gegaan. Daar waren er verschillende uit Rome bij geweest; dat wist hij deksels goed maar hij kon zich toch met den besten wil van de wereld niet herinneren, dat hij eerder een brief of iets dergelijks in handen had gehad, welke door de koningin was afgezonden. En toch was zijn geheugen fenomenaal. Heel Piombino wist dat, dus werden er zelden briefkaarten ge post of ontvangen. Hoe meer hij over dit buitengewone telegram nadacht, des te erger raakte hij van streek. Zoo erg zelfs, dat hij al zijn ambtelijke voorschrif ten vergat en zonder bedenken den burgemees ter van den inhoud van het telegram op de hoogte stelde. Een oogenblik weifelde deze vader der Piom- binosche burgerij. „Hare Majesteit in den per sonentrein? Met een doodgewonen boemel?" Maar de ambtenaar vond een verklaring, die het hoofd der gemeente Piombino voetstoots ac cepteerde: „Hare Majesteit wilde op deze wijze ongetwijfeld haar verbondenheid met het volk, dat het toch ook met zulke ellendige verbin dingen stellen moest, tot uitdrukking brengen." In nog geen uur tijd wist heel Piombino, wel ke eer het des middags te beurt zou vallen. De burgemeester liet de weinige radertjes van zijn ambtenaren-apparaat op volle toerental draaien, met het uiteindelijke resultaat, dat hij zich tegen één uur huiswaarts kon begeven, met een keurig-getypte speech in zijn zak, vol vloeien de woorden over dit zoo uitermate vereeren- de, maar bovenal zoo enorm onverwachte be zoek. De overtreffende trap had men niet hoog genoeg kunnen bestijgen om zijn overgelukkige gevoelens behoorlijk te kunnen luchten. Maar ook Piombino zelf was als bij tooverslag ver anderd. In de anders uitgestorven straten krioelde het van menschen, allen getooid met de nationale kleuren. Dit was toch waarlijk de dag der dagen. Op het veraf gelegen kasteel Humberto ging het leven van allen dag zijn gewonen sleurgang. Om twee uur reeds was alles voor de ont vangst gereed. Menschenmassa's omzoomden het station. Kleine meisjes in het wit, met bloemen- tuiltjes in de vaderlandsche kleuren in de hand, de vereenigingen met hun vaandels en de brandweer met haar nieuwe glimmende auto spuit, allen zwolgen in een wilden vreugderoes. Traag kropen de wijzers van de verroeste stationsklok voort boven het eerbiedwaardige, zacht-glimmende hoofd van den burgemeester, die in zijn eene hand den hoogen hoed hield, terwijl de andere de getypte toespraak omknel de. De veldwachter stond stram naast zijn on- middellijken chef; schoenen, knoopen, helm en sabel wedijverden in een verblindenden glim- wedstrijd. Opeens gilde een signaal. Het signaal! Hoera geroep daverde door de lucht. "i de en tierde van geestdrift. Plot- seling verscheen er iemand op het f i perron, die alleen door den burgemeester verwacht werd, maar het publiek een meesmuilend gemompel ont lokte. Graaf SalvatanaWas hij waanzinnig geworden. Hij droeg een doodgewoon colbert jasje over een grijze rijbroek! En dan die pet! Wat moest de koningin daar nu wel niet van denken? De burgemeester voelde een beklemmend ge voel in zijn keel. Als dat telegram. Maar reeds sjoefde de „koninklijke" trein langs het smalle perrontje en kwam kreunend en piepend tot staan. Cogenblikkelijk schetter de de fanfare de nationale hymne; mannen zwaaiden met hun hoeden, vrouwen met zak doeken, kinderen krijschten, de totaal-indruk: een toomeloos gebrul. Geëergerd schreed graaf Salvatana langs den trein. Wat die dorpelingen bezielde, was hem een raadsel. Hij had in Piombino heel wat vreemde dingen zien gebeuren, maar dit spek takel kwam hem als het summum van idioterie voor! Enfin, het deerde hem weinig. Bij den laatsten wagon wachtte de conducteur, die met een verbaasd gezicht al dat gedoe opnam, maar de graaf, toen hij hem een klein doosje over handigde, toch niet durfde vragen, wat er nu eigenlijk precies aan het handje was. Met een nonchalant gebaar groette graaf Sal vatana den burgemeester en zijn satelliet, die hem op de hielen gevolgd waren en reed even later in galop weg; de rust van het kasteel Humberto tegemoet. Fel gierde het fluitje van den conducteur en langzaam, heel langzaam, zeulde het locaaltje weg, Piombino, de burgerij, den veldwachter en den burgemeester in ont zetting achterlatend. Zelden had de oude handzetter van drukkerij „Andreoli" zoo hard gewerkt en was het oude degelpersje zoo lang achtereen in bedrijf ge weest, toen dien middag bulletins werden ge drukt! Toen duurde het niet lang meer of heel Piom bino wist, dat graaf Salvatana eenige dagen ge leden de koningin van zijn bijenvolk had ver loren; met den boemeltrein was van middag de plaatsvervangster gearriveerd! Den volgenden dag was het post- en tele graafkantoor gesloten; nog een dag later was er een nieuwe ambtenaar! (Nadruk verboden) Niemand weet precies wat een „nationale minderheid" eigenlijk is. Duitschers in Tsjecho-Slowakije zijn een nationale minderheid, maar Duitschers in Italiaansch Tirol zijn het de laatste jaren niet. Onlangs bevatte een blad een lijst van de nationale minderheden in Duitschland zelf, maar ook deze schijnen geen van alle nationale minder heden te zijn. Datgene wat men, zonder nauwkeurig te weten wat er mee bedoeld wordt, nationale minderheden is gaan noemen, is dan ook sinds geruimen tijd een dankbaar onderwerp waarop humoristische bladen in Engeland hun spot lust botvieren. Voortdurend ontdekken zij na tionale minderheden in Engeland zelf. Op de eerste plaats natuurlijk Italianen in de be faamde Londensche wijk Soho. Bij het pact van Rome aldus verzekeren de humoristen ons is hun autonomie toegekend, hetgeen misschien noodlottige gevolgen voor Mussolini zou kunnen hebben, want lang niet alle Itali anen van Soho zijn fascisten. Te Liverpool beweren zij verder met eenige overdrijving vormen de Engelschen zelf een nationale min derheid, terwijl de meerderheid bestaat uit Ieren. Dat de Engelschen een nationale min derheid vormen in hun eigen regeering, waar van steeds zooveel Schotten, Ieren en Welshmen deel uitmaken, is een oude mop en ook niet geheel vrij van overdrijving. Daarentegen zijn de Franschen een nationale minderheid aan hun eigen Rivièra, waar de Engelschen heer en meester zijn. Minder bekend is het, dat te Little Baddow, nabij de mooie Kathedraalstad Chelmsford, in het graafschap Essex, een Yoego-Slavische minderheid gevestigd is. Zij is niet groot; zij telt slechts ongeveer 20 leden, maar hoe kleiner een minderheid is, met des te meer recht kan zij op dien eerenaam aanspraak maken. Toen meer dan tweehonderd jaren geleden George I, die geen woord En- gelsch sprak, den Engelschen troon besteeg, was de Koninklijke familie zelf een nationale minderheid en zij telde nog minder dan twin tig personen! De Yoegoslaven van Little Baddow zijn allen Britsche onderdanen. De kolonie vestigde zich daar meer dan veertig jaren geleden en zij wonen in kleurige „caravans" of woonwagens en in artistieke houten bungalows. Velen zien rrm GROOTE PRIJS VAN NEDERLAND DER K-N M-Vj Kaarten bjj de bekende voorverkoopers hen voor Zigeuners (Gipsies) aan, maar van dezen verschillen zij in tal van opzichten. In tegenstelling tot de Zigeuners zijn zij zinde lijk; hun woonwagens en huisjes zien er keu rig uit. Ook gaan zij fatsoenlijk, ofschoon vaak armoedig gekleed. Sommige van de oudere vrouwen dragen meestal haar nationale kos tuums; de jongere soms ook en deze zien er dan hoogst aantrekkelijk en schilderachtig uit. De leden der kolonie loopen de omliggende districten af en drijven handel in tweede hands auto's en in oud ijzer. Zij genieten een voor treffelijke reputatie wegens hun eerlijkheid en hun fatsoenlijke manier van zaken doen en zij staan in hoog aanzien bij de andere dorps bewoners. De kolonie is thans uitgebreid met vier nieu we, fel-geschilderde woonwagens en de En- gelsche dorpelingen maken zich gereed om deze wagens met bloemen te tooien. Want bin nen enkele dagen zal Kosta Stankovitch, de hoofdman der kolonie en een venerabele pa triarch, terugkeeren uit Tuzla, in Yoegoslavia, waarheen hij vier leden der kolonie vergezeld heeft. Van drie hunner is hij de oom en van den vierden de grootvader en deze vier zijn te Tuzla in het huwelijk getreden. Met hun brui den zijn zij thans, onder leiding van den hoofd man, op den terugweg naar Engeland en bij hun aankomst zal er groot feest zijn in het dorp, want de Engelsche bewoners zullen zich met de Yoegoslavische vereenigen om de brui degoms en bruiden (die geen woord Engelsch spreken) van harte te verwelkomen. Thans sieren zij de kleurige nieuwe woonwagens, wel ke het tehuis der vier echtparen zullen zijn, kunstig met bloemen en linten, want deze „na tionale minderheid" heeft zich over gebrek aan populariteit niet te beklagen. by een ongeval met doodelijken afloop T^9C* op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen p 7^0 W levenslange geheele ongeschiktheid to: F 750.- ALLE ABONNE S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen T DU." verlies van beide armen, beide beenen of beide ooge irFV Al bfl verlies van een band, een voet of een oog* 27 Eindelijk bleef hij voor den iepenboom staan, hij sloot zijn tanden op elkaar en in dolle, machtelooze woede gaf hij den boom een slag. Niet éénmaal, maar twee, drie keer, alsof de ongevoelige stam een denkend levend Wezen was en hij het doodsloeg. Toen zijn woede bekoeld was, strompelde hij als een dron ken man, dronken van jaloersche razernij, naar Ue Dennen terug. HOOFDSTUK IX Van de vier personen, die dien avond in de laan bij de pastorie waren geweest, sliepen er slechts twee gerust Jack en Guy. Byron merkt ergens op, dat liefde slechts een onder deel van het leven van een man is, maar voor een vrouw beteekent het haar heele bestaan! Hoewel Guy werkelijk ernstig verliefd was, sliep hij toch vast genoeg. Maar hoe anders was het met Lorrie ge steld! Toen ze op haar bed neerviel in haar kleine kamertje onder de hanebalken; was haar Sansche lichaam geladen met de electriciteir Van een eerste meisjesliefde. Voor de meeste mannen is een zoen van geen beteekenis, een kwestie van een oogenblik, dat de gever zich zal herinneren of vergeten al naar het hem uit komt, maar voor een meisje van een jaar of achttien is de kus van den eersten man dien ze liefheeft een gouden wonder. Lorrie, die be schenen werd door dezelfde manestralen, die ook in de laan haar hadden overgoten, kon niet slapen bij de herinnering aan de kussen, die brandden op haar lippen, haar wangen en heur haren. Iemand liefhebben is goed, maar door iemand bemind te worden o, hoeveel beter is dat! Te weten, dat de eenige man in de wereld dien je liefhebt, je aanbidt! „Hij heeft me lief! Guy heeft me lief!" zoo dacht ze, terwijl ze zich om en om wendde in haar bed, terwijl ieder teeder woord, iedere blik van liefde weer aan haar geestesoog voorbij ging. En terwijl ze dit alles overdacht, kwam er een grenzelooze verwondering over haar dat zij zij van alle meisjes van de wereld, de liefde van dezen opperste der goden had ge wonnen! Ze ging uit haar bed en stond zichzelf in den spiegel te bekijken. „Mooi!" noemde hij me. „Mooi! en zijn kleine heks," fluisterde ze. „Maar ik ben niet mooi! Ik ben donker en en niet zooals Diana, met haar gouden haar en mooie oogen! En toch loopt hij haar voorbij en heeft hij mij lief! O, lieveling, lieveling! Als je eens wist, hoe ik je liefheb! En hij heeft gevraagd of ik zijn vrouw wil worden. Als ik „ja" zei, zcu hij morgen met me trouwen. O, mijn lieveling! Mijn koning! Drie maanden! Het is een heele tijd Zal ik het drie maanden kunnen verzwij gen? Zal ik niet schreeuwen: Hij heeft me lief! Ik word zijn vrouw??" Toen de morgen begon te gloren werd zij angstig: Hoe kon ze zijn vrouw worden als de vei ligheid van het huis Latcham afhing van hem, als hij een rijke erfgename moest trouwen? Wat zou de graaf van Latcham zeggen als hij wist, dat de zoon op wien hij al zijn hoop op redding gebouwd had, de arme dochter van een dorpsdominé ten huwelijk had gevraagd? Kon zij tusschen vader en zoon staan? Kon zij het huis van haar lieveling ten val brengen? Neen! En toch kon ze hem niet opgeven! Ze kon hem niet zien trouwen met Diana of iemand anders dan zijzelf. De tranen sprongen in haar oogen bij die vreeselijke gedachte en zij verwierp ze dan ook vastbesloten! Drie maan den! Wie wist, wat er in die drie maanden kon gebeuren? Zy had wel gezegd dat ze vrij zou den zyn, maar ze voelde, dat haar lieveling tot zoolang van haar was, van haar alléén. „Ik vraag me af," dacht ze, half glimlachend, „wat Jack en Greta en paps zouden zeggen als ze wisten dat burggraaf Kendale me heeft ge vraagd om de toekomstige gravin van Latcham te worden? Arme paps, ik vrees dat hy meer voldaan zou zijn als het iemand anders was geweest Seymour Meiford bijvoorbeeld!" Maar ze rilde bij de gedachte en trok de dekens over haar oogen, terwijl ze fluisteide. „Neen, jij zult het zijn lieveling, en niemand anders op de wijde wereld!" De tweede, die een rustigen nacht door bracht, was Seymour Meiford. Daar hij heel goed wist, dat hij toch niet kon slapen door de gemoedsstemming, waarin hij verkeerde, deed hij geen moeite om naar bed te gaan, maar vergenoegde zichzelf er mee, den heelen nacht de kamer op en neer te loopen. Groene thee is een buitengewoon goede stimulans om wakker te blijven, maar het is niets vergeleken bij afgunst, haat en al de onbarmhartigheid, die door jalouzie wordt ver- oorz£i&ikli Toen de morgenzon haar stralen door de spleten en de luiken zond, liep Seymour Mel- ford nog steeds de kamer op en neer. Zijn wit gelaat was vertrokken bij de gedachte aan de liefdesscène in de laan, zijn scherp verstand werkte aan een plan om lord Kendale ten val te brengen en Lorrie te veroveren. Als hij eenige eeuwen eerder had geleefd, toen de politiemacht nog in de wieg lag, zou Seymour óf een dolk hebben genomen en zijn gehaten medeminnaar, lord Kendale, overhoop hebben gestoken, óf hy zou iemand hebben gehuurd om het vuile werk voor hem op te knappen. Moord is echter in onzen verlichten tijd een gevaariyke liefhebbery en hoezeer Seymour Meiford er ook naar snaakte lord Kendale den laatsten adem te zien uitblazen, toch kon hij zich dat genoegen niet gunnen uit vrees voor de gevolgen. Maar er zijn nog andere manieren, behalve een dolk om een medeminnaar, die succes heeft, uit den weg te ruimen en toen Seymour zich tenslotte zeer zorgvuldig ging kleeden, meende hij een weg gevonden te heb ben. Hy ging naar de eetkamer vóór zyn vader of Diana opgestaan waren en nadat hy vroeg had ontbeten, nam hij een van de eerste treinen naar Londen. De heer Meiford had zijn zoon een luien jongen genoemd, maar feitelijk was Seymoui Meiford allesbehalve lui. Zijn vader gaf hem een ruime toelage en bovendien vroeg hij vaak groote geldsommen, die hoewel onder protest, hem altijd werden gegeven. Wat hij met die groote toelage en het overige geld deed, wist niemand. Mr. Meiford vroeg hem nooit iets. Misschien dacht hij, dat zijn zoon er buitenissige bloemen voor zijn knoops gat voor kocht. Maar het feit was, dat Seymoui dat geld in de City besteedde. Hij was geen koopman in Mark Lane, zijn naam was niet te vinden in de lijst van leden van de effecten beurs. Ook zou men het genoegen niet smaken zyn elegante figuur en donker, Grieksch gelaat te zien temidden van de menigte die voortdu rend in Leadenhall Street verkeert. Maar toch waren er weinig speculaties in de City, waarin Seymour Meiford niet de hand had. zyn naam stond nooit op het prospectus van de een of andere maatschappy en toch was Meiford junior promotor en niets anders. Hy richtte de maatschappy voor een spoorweg ergens in Zuid-Amerika op, een luchtvaart maatschappij, de maatschappij om de verloren Spaansche zilvervloot op te duiken en de maatschappij voor landbouw op Lundy eiland. Al die maatschappijen en nog vele andere, die Seymour Meiford oprichtte, barstten als i ■een zeepbel uit elkaar en eenvoudige lieden l werden door die mislukkingen tot den bedelstaf gebracht, maar de naam van Seymour werd nooit genoemd. Hy zelf verloor er natuurlijk nooit geld bij en kwam altyd nog „juist bijtijds" uit de voeten en of de maatschappijen, die hy hielp oprichten bleven drijven of zonken, hij zorgde wel, dat hij aan de winnende hand bleef. Seymour Meiford had zijn kantoor in Lime Street, maar zijn naam stond niet op de deur en niemand zou hebben gedacht, dat deze be daarde, uiterst bescheiden heer, die soms met mijnheer Wheeler sprak wiens naam op de deur stond de werkelijke eigenaar van de zaak was. Op den morgen nadat Guy en Lorrie zich verloofd hadden in het laantje voor de pas torie, klom Seymour de trappen op van Lime Street no. 96, deed een deur open, waarop „Wheeler" stond geschilderd en kwam bin nen in een behooriyk gemeubelde kamer, zoo als de meeste gezeten handelslui hebben. Een man van middelbaren leeftijd, die er zeer fatsoeniyk uitzag, stond op van achter een lessenaar en groette: „Goedenmorgen, mynheer." „Goedenmorgen Wheeler," zei Seymour. „Is er iets büzonders?" „Neen, ik geloof van niet mynheer, zei de heer Wheeler. „De Indische Oesterschalen-Maatschappij is failliet." „Dat dacht ik wel," antwoordde Seymour. „Onze aandeelen waren toch verkocht?" (Wordt vervolgd) 4

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 9